You are on page 1of 6

NEDERLANS

VERHALENBUNDEL
Anna Stolk, V6D
1. Poep

1) Poep – Manon Uphoff


2) Wie: een arme man en een rijke vrouw.
Wat: ze houden een weddenschap voor het huis van de vrouw, als de man twee
hondendrollen eet. Als de man een drol heeft gegeten, eet de vrouw de tweede drol om haar
huis te behouden.
Waar: een bankje voor een wit huis.
Wanneer: op een ochtend in de herfst.
Waarom: om het huis van de vrouw.
Hoe: ze houden een weddenschap.
3) Hoe ver gaat iemand om rijkdom te krijgen of behouden.
4) a) ‘fris en fruitig’ en ‘schokkende schouders’
b) -
5) Het onderwerp is heel vies, terwijl de schrijfstijl juist erg mooi en ‘schoon’ is.

2. Het satanies geheugen

1) Het satanies geheugen – L.H. Wiener


2) Wie: een ik-persoon.
Wat: een ik-persoon verbeeld zich dat de riem van zijn of haar hond tussen de liftdeur vast
komt te zitten, waardoor de hond tot een noodlottig einde komt.
Waar: een lift.
Wanneer: op een zekere dag negen jaar geleden.
Waarom: omdat de ik-persoon deep down heel bang is voor het fatale (de dood).
Hoe: in de gedachten van de ik-persoon.
3) Op een zekere dag negen jaar geleden.
4) In een lift.
5) Goed, de gebeurtenis vond namelijk plaats in de ik-persoon zijn of haar verbeelding.
6) Aan het einde vraagt de ik-persoon zich af waarom dit satanische ongeluk zich afspeelt in zijn
of haar geheugen.

3. De verdwijning van Bertje S.

1) De verdwijning van Bertje S. – Remco Campert


2) Wie: een goede kennis van Sonja en Anton, de ouders van Bertje S.
Wat: de ik-persoon vindt het lichaam (de cocon) van de vermiste Bertje S.
Waar: het bos.
Wanneer: gedurende meerdere uren na omstreeks twaalf uur in de middag.
Waarom: de ik-persoon wilde een dag weg van alles zijn in een omgeving die zich niets deed
herinneren aan de vreselijke gebeurtenis, de verdwijning van Bertje S.
Hoe:
3) Een blond zesjarig jongetje, het zoontje van goede kennissen van de ik-persoon.
4) Een goede kennis van Sonja en Anton, de ouders van Bertje S.
5) De ik-persoon gebruikt het woord cocon om het levenloze lichaam van de verdwenen Bertje
S. te beschrijven.
6) Wat is er met Bertje S. gebeurd?
7) “Toen (toevallig misschien, maar ik geloof niet meer aan toeval sinds die dag) richtte ik mijn
ogen naar boven en hoog in de boom, waaronder ik had gezeten, zag ik (het was onmogelijk,
het kon niet bestaan, maar ik wist dat het de waarheid was) in een vork door twee takken
gevormd, wit-grijs glanzend in het zonlicht, dat langs de bladeren spiegelde, een reusachtige,
zacht door de wind heen en weer gewiegde cocon.

4. Het is muis

1) Het is muis – Sanneke van Hassel


2) Wie: de bazin van een kinderdagverblijf en een peuter genaamd Fee.
Wat: een peuter raakt vermist.
Waar: op een kinderdagverblijf.
Wanneer: gedurende één dag.
Waarom: Fee is irritant en moet worden gedisciplineerd.
Hoe: ze sluit Fee op in de schoonmaakkast.
3) Showing: ‘Haar armpjes … zijkant ernaast.’
4) Een wat oudere, kaukasisch/Nederlandse, gelovige, hoogopgeleide vrouw. Ik ben tot deze
keuze gekomen door haar taalgebruik, hoe zij spreekt over buitenlanders en de referentie
naar Jezus.
5) a) Dom, want ze zegt ‘haar ogen groot en dom’.
b) Verwaand en vol van zichzelf, ze is altijd te laat en komt met haar jeep en hoge hakken.
6) Het weer wordt steeds slechter (dichte lucht  storm/onweer), naarmate de spanning van
het verhaal stijgt.
7) Het elimineren van bewijs en zeggen dat ze niet weet waar Fee is, terwijl ze dat dondersgoed
weet.
8) Ik vond het een goed geschreven verhaal met een luguber einde en lugubere ik-persoon.

5. Het adres

1) Het adres – Marga Minco


2) Wie: een (joodse) ik-verteller, de dochter van mevrouw S.
Wat: de ik-verteller gaat langs bij een oude bekende van haar moeder, mevrouw Dorling. Ze
wil de spullen die haar moeder haar in waarborg heeft gegeven terughalen/zien.
Waar: Marconistraat 46.
Wanneer: na de Tweede Wereld Oorlog.
Waarom: ze wilde de spullen van haar ouderlijk huis zien, aanraken en herkennen.
Hoe: ze brengt tweemaal een bezoek aan mevrouw Dorling.
3) Een ik-verteller, ‘Ik nam … gemakkelijkst vallen’.
4) Indirect, je leer het hoofdpersoon namelijk kennen door wat ze doet, denkt en zegt.
5) De Tweede Wereld Oorlog.
6) Ze heeft waarschijnlijk tijdens de oorlog verschrikkelijke dingen meegemaakt.
6. Het lelijkste schilderij ter wereld

1) Het lelijkste schilderij ter wereld – Joubert Pignon


2) Wie: een ik-persoon.
Wat: een ik-persoon gaat naar een verjaardag en ziet daar het lelijkste schilderij ter wereld.
Waar: boven de bank in een woonkamer.
Wanneer: op een verjaardag.
Waarom: omdat de ik-persoon twee dagen niets gegeten heeft.
Hoe: de ik-persoon maakt het schilderij belachelijk.
3) - Waarom is de hoofdpersoon zo negatief over alles?
- Waarom wil iedereen met het lelijkste schilderij ter wereld op de foto?
- Waarom zingen de mensen liedjes over het lelijkste schilderij ter wereld?
- Waarom zien de eigenaren van het schilderij niet dat ze het schilderij ondersteboven
hebben terug gehangen?
4) Waarom hebben de feestgangers de meeste interesse in iets dat volgens hen het lelijkste
schilderij ter wereld is? Is het niet belangrijker om te genieten van de mooie dingen in het
leven?
5) Mensen focussen vaak meer op het negatieve dan op het positieve.

7. Een onbekende trekvogel

1) Een onbekende trekvogel – Kader Abdolah


2) Wie: een ik-persoon, een buitenlander en politiek vluchteling.
Wat: een ik-persoon vindt (ontmoet) een vogel en brengt deze naar zijn collega die vogels
opzet in het natuurmuseum.
Waar: in de buurt van de woning van de ik-persoon en in het natuurmuseum.
Wanneer: onbekend, in een tijd dat er politiek vluchtelingen zijn.
Waarom: de ik-persoon wil weten wat voor vogel het is en waar de vogel vandaan komt.
Hoe: de ik-persoon vindt een dode onbekende vogel en brengt deze naar Gerrit om meer te
weten te komen.
3) Waarom heeft de vogel heeft niets (geen naam, geen adres, geen foto, geen familie), net
zoals de vluchteling (ik-persoon).
4) Een ik-perspectief.
5) Onbekend, omdat de ik-persoon niet weet wat voor soort vogel de vogel is die hij vindt
(ontmoet) en waar deze vogel vandaan komt. Ook voor Gerrit blijft de vogel “onbekend”, hij
kan geen naam vinden, geen adres etc. Gerrit heeft de verteller nog nooit recht in de ogen
gekeken, hij weet niet wie hij is en waar hij vandaan komt en is dus ook een onbekende vogel
voor hem. Trekvogel, omdat de vogel een trekvogel is en omdat de ik-persoon een
vluchteling is, dus vertrokken uit zijn eigen land.
6) Gerrit werkt in het natuurmuseum en zet dode vogels op. Gerrit heeft de ik-persoon nooit
recht in de ogen gekeken, dus weet niet wie hij is en waar hij vandaan komt. De ik-persoon
werkt met Gerrit in het natuurmuseum, omdat hij nergens anders kan werken.
7) Mensen gedragen zich koud en kil tegen de ik-persoon. Ze weten niet wie hij is en waar hij
vandaan komt. Gerrit heeft hem nog nooit in de ogen gekeken, dat is ook kil.
8. Scheer en zwerver

1) Scheer en zwerver – Rob van Essen


2) Wie: zwerver (Ho Ho Ho), Floris, Friso en ik-persoon.
Wat: ze scheren (maken schoon) een zwerver tegen zijn wil.
Waar: de badkamer van Floris.
Wanneer: na het eten – ’s avonds.
Waarom: de zwerver gaf een gevat antwoord.
Hoe: ze nemen de zwerver mee naar het huis van Floris.
3) De kerstman.
4) Baard en dikke buik.
5) a) De groep groeit uit elkaar. Ze raken hun dromen en jeugdigheid kwijt. Zwerver = joligheid
etc. Wassen/schoonmaken om in de maatschappij te passen.
b) Ze gaan van jonge mannen naar nette heren. Volwassen worden  hoop en dromen
weggooien.

9. Een Witte Kerst

1) Een Witte Kerst – Godfried Bomans


2) Wie: een man en zijn familie.
Wat: een man viert Kerst met zijn familie als er aan de deur gebeld wordt, het is een man
(Joseph) die vraagt of hij mag schuilen. De ik-persoon gooit de deur dicht, even later heeft hij
spijt en probeert hij achter de man aan te gaan, maar die lijkt in de sneeuw te zijn opgelost.
De man en zijn zwangere vrouw (Maria) krijgen later een kind (Jezus), net zoals in het
oorspronkelijke Kerst verhaal.
Waar: in zijn huis.
Wanneer: tijdens een witte Kerst.
Waarom: de man en zijn zwangere vrouw zoeken onderdak.
Hoe: ze bellen aan bij de ik-persoon.
3) Het verhaal maakt mij boos.
4) Omdat de man en zijn familie zich verwonderen over de hardvochtigheid van de herbergiers
en vervolgens doet de man precies wat de herbergiers in het originele Kerst verhaal 2000
jaar geleden deden, hij laat Joseph (de man met baard en heldere, lichte ogen) buiten in de
kou.
Afsluitende opdracht:

Het lezen van deze bundel was mijn eerste ervaring met korte verhalen. Ik vond de verhalen erg
interessant, ondanks dat ik de verhalen soms lastig te lezen vond. Ik had af en toe moeite om de
concrete diepgang uit de verhalen te halen, waardoor het soms lastig was om de bijbehorende
vragen in alle volledigheid te beantwoorden.

Het interessantste verhaal vond ik ‘Het is muis’. Ik vond de handelingen van de ik-verteller
‘interessant’: van het opsluiten van Fee, tot het van de domme houden over de locatie van de
vermiste Fee en tot het elimineren van enige bewijstukken. Ik vroeg mij af waarom de ik-verteller
werkt bij een kinderopvang/de eigenaar van een kinderopvang is, als zij zo een hekel heeft aan
kinderen en zij ze het liefst hardhandig aanpakt. Ik vond het verhaal mooi geschreven met alle tot in
de detail beschreven gebeurtenissen, zoals het lijkje van Fee. Deze detailvolle schrijfstijl hielp mij het
verhaal goed in te laten beelden, waardoor ik makkelijker de vragen kon beantwoorden en het
verhaal beter begreep.

Het verhaal dat mij het minste deed is ‘Scheer een zwerver’. Ik begreep de handelingen van de ik-
persoon en zijn vrienden niet, zoals de reden waarom ze de zwerver kidnapten en schoonmaakten.
De achterliggende betekenis werd mij niet snel duidelijk, waardoor de handelingen vooral vaag en
onbegrijpelijk waren. Verder trok de schrijfstijl mij niet echt aan, waardoor ik lastig door de tekst
kwam en het beantwoorden van de vragen dus ook lastig vond.

Het verhaal dat ik het verschrikkelijkste vond was ‘Een Witte Kerst’. Ik ergerde mij aan de
hypocrisie/schijnheiligheid van de man, die zich met zijn familie verwonderden over de
hardvochtigheid van al die herbergiers en zeiden dat dat op de dag van vandaag niet meer
voorkwam. Vervolgens weigert de man, net zoals al die herbergiers van 2000 jaar geleden, de man
en zijn zwangere vrouw bij hem thuis te laten schuilen voor de kou. Ik vind dat als je ergens een punt
van maakt, je hier ook achter moet blijven staan. Het hypocriete gedrag van de man stond mij dan
ook niet aan, waardoor ik mij aan hem ergerde.

Ik weet niet of ik in de toekomst vaker (korte) verhalen zal gaan lezen, ik lees namelijk liever Engelse
en romantische verhalen of boeken. Wel zal ik, mocht ik deze in de toekomst tegenkomen, meer oog
hebben voor (korte) verhalen en zal ik deze eerder een kans geven. Tot slot ben ik wel benieuwd naar
andere werken van schrijvers wiens verhalen mij bevielen.

You might also like