You are on page 1of 37

HEIMAT, AUFS UNAUSLÖSCHLICHSTE

Een analyse van het Heimat-begrip in Paul Celans gedicht ‘Denk


dir’

VAK: BA-eindwerkstuk

NAAM: Anne van der Horst

STUDENTNUMMER: 0429112
DOCENT: E.H.L. Brugmans

ECTS: 10

‘Je mehr von der Heimat die Rede ist, desto weniger gibt es sie.’
W.G. Sebald

-2-
INHOUDSOPGAVE

Inleiding.........................................................................................................................................
......... p. 04

Hoofdstuk 1: Het begrip


‘Heimat’...................................................................................................... p. 06
§ 1.1: Werdegang van het begrip
‘Heimat’.................................................................................................. p. 06
§ 1.2: Wat betekent
Heimat?.................................................................................................................... p. 07
§ 1.3: Heimatverlust en het recht op
Heimat.............................................................................................. p. 08
§ 1.4: De Israëlische ‘Wet op de
Terugkeer’............................................................................................... p. 09

Hoofdstuk 2: Paul Celans gedicht ‘Denk


dir’................................................................................... p. 10
§ 2.1: Publicatie van het
gedicht................................................................................................................. p. 10
§ 2.2: De tekst van het
gedicht................................................................................................................... p. 10
§ 2.3: Vormkenmerken en
stijlfiguren........................................................................................................ p. 12
§ 2.4: De betekenis van de imperatief ‘Denk
dir:’....................................................................................... p. 13

Hoofdstuk 3: Een politieke lezing van het Heimat-begrip in ‘Denk dir’......................................


p. 15
§ 3.1: De Zesdaagse Oorlog en
‘Heimatgewinn’.......................................................................................... p. 15
§ 3.2: De ‘Moorsoldat von Massada’ die ‘sich Heimat
bei[bringt]’.............................................................. p. 16

-3-
§ 3.3: Heimat als politiek begrip in ‘Denk dir’: lezing
1............................................................................. p. 18
§ 3.4: Heimat als politiek begrip in ‘Denk dir’: lezing
2............................................................................. p. 19
§ 3.5: Heimat als louter politiek
begrip....................................................................................................... p. 21

Hoofdstuk 4: Een filosofische en een poëtische lezing van het Heimat-begrip in ‘Denk dir’....
p. 22
§ 4.1: De noodzaak van een filosofische en een poëtische lezing van
Heimat................................................p. 22
§ 4.2: Een filosofische lezing van Heimat: de taal als Heimat van de
dichter............................................... p. 22
§ 4.3: De taalopvatting van Celan vs. de taalopvatting van
Heidegger.......................................................... p. 24
§ 4.4: Een poëtische lezing van Heimat: het gedicht als Heimat van de
dichter............................................. p. 26

Conclusie........................................................................................................................................
........ p. 28
Literatuurlijst..................................................................................................................................
........ p. 30

-4-
INLEIDING

‘Heimat deine Sterne, / Sie strahlen mir auch am fernen Ort. / Was sie sagen, deute ich ja so
gerne / als der Liebe zärtliches Losungswort.’ Dit leert ons een oud Duits volksliedje. Het
begrip ‘Heimat’ heeft vandaag de dag, in de populaire cultuur van ons (post-)postmoderne
tijdperk, voornamelijk een kitscherige connotatie: bij Heimat denken we aan schlagers,
felgekleurde Heimatfilms uit de jaren ’50 en plastic koekoeksklokken. Ook kent het woord
nog een foute bijsmaak, een weerklank uit de jaren ’30 en ’40: een tijd waarin de nazi’s leuzen
als ‘Heim ins Reich’ bezigden.

Het is echter zonde het woord ‘Heimat’ niet meer te gebruiken, alsof het ons niets meer te
zeggen heeft, en niets meer kan of mag betekenen. Jenseits von kitsch en fascisme blijkt het
nog mogelijk het woord ‘Heimat’ betekenisvol te gebruiken. Een voorbeeld hiervan treffen we
aan bij de Roemeense dichter Paul Celan, die in zijn gedicht ‘Denk dir’ (uit de dichtbundel
Fadensonnen1) schrijft: ‘der Moorsoldat von Massada / bringt sich Heimat bei, aufs /
unauslöschlichste, / wider / allen Dorn im Draht.’

De gedichten van Paul Celan worden vaak als ontoegankelijk, ondoordringbaar en soms
welhaast onleesbaar gezien. Ze worden om die reden ook wel ‘hermetische poëzie’ genoemd.
Celans poëzie en de betekenis van deze poëzie zou ‘hermetisch’ zijn afgesloten voor de lezer.
In dit BA-eindwerkstuk zal echter tóch een poging worden ondernomen om de betekenis van
Celans gedicht ‘Denk dir’ te benaderen. Dit zal worden gedaan door een analyse te geven van
het begrip ‘Heimat’ in het gedicht; een begrip dat een ‘sleutelbegrip’ vormt in het gedicht.

In pogingen om Celans poëzie te benaderen, focust de actuele wetenschappelijke literatuur met


name op de politieke betekenis van de gedichten. Leidend bij het gros van de analyses van
Celans poëzie, zijn de Joodse afkomst van Celan, en de rol die de Holocaust en de herinnering
daaraan speelt in zijn gedichten. Voor een zo volledig mogelijke benadering van Celans poëzie
is het echter belangrijk óók te kijken naar de filosofische en poëtische aspecten van zijn werk.

Van het gedicht ‘Denk dir’ is in de actuele wetenschappelijke Celan-literatuur enkel in zeer
beperkte mate een filosofische en poëtische analyse gegeven. Dit BA-eindwerkstuk poogt dit

1
De dichtbundel Fadensonnen is in 1968 verschenen bij Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main.

-5-
hiaat op te vullen. Het onderzoek dat in dit BA-eindwerkstuk verricht zal worden, zal een
antwoord formuleren op de volgende vraagstelling: hoe verhouden zich een filosofische en een
poëtische lezing van het Heimat-begrip in Paul Celans gedicht ‘Denk dir’ tot een politieke
lezing van dit begrip?

Bovengenoemde vraagstelling zal in vier stadia worden onderzocht. Allereerst zal het begrip
‘Heimat’ bij de lezer worden geïntroduceerd (hoofdstuk 1). Vervolgens zal het gedicht ‘Denk
dir’ worden geciteerd en kort worden geanalyseerd op zijn vormkenmerken en stijlfiguren
(hoofdstuk 2). Hierna zal een politieke lezing van het Heimat-begrip in ‘Denk dir’ worden
gegeven (hoofdstuk 3). Deze lezing zal tenslotte worden gecontrasteerd met een filosofische
en poëtische lezing (hoofdstuk 4).

Het BA-eindwerkstuk vormt op deze manier een bijdrage aan het debat over Celans poëzie, en
in het bijzonder het debat omtrent zijn gedicht ‘Denk dir’. Ook vormt het een aanwijzing naar
een mogelijke hedendaagse betekenis van het begrip ‘Heimat’, alsmede een contemplatie op
de spanningen in het speelveld waarin het gedicht zich begeeft: een speelveld van politiek,
filosofie en poëzie.

-6-
-7-
HOOFDSTUK 1: HET BEGRIP ‘HEIMAT’

§ 1.1: Werdegang van het begrip ‘Heimat’

In zijn gedicht ‘Denk dir’ spreekt Celan van Heimat. Het woord ‘Heimat’ heeft een
geschiedenis, en kent bepaalde connotaties en nuances. Deze zullen in dit hoofdstuk worden
besproken, ter voorbereiding op en als vertrekpunt voor de politieke, filosofische en poëtische
lezing van het Heimat-begrip uit ‘Denk dir’ in de hoofdstukken 3 en 4.

Het woord ‘Heimat’ komt van het Oudhoogduitse ‘heimoti’/‘heimuoti’/‘heimodi’, dat is


overgegaan in het Middelhoogduitse ‘heimuot(e)’/‘heimot(e)’/‘heimode’. ‘Heimoti’ is een
samenstelling van het woord ‘heima’/‘heim’ en het achtervoegsel ‘-oti’. Vanaf de 15e en 16e
eeuw is het woord ‘Heimat’ ingeburgerd geraakt, en heeft er etymologisch gezien een ‘Wandel
von o zu a’2 plaatsgevonden.

De betekenis van ‘heimoti’ was iets als: ‘Stammsitz’ (vaste plaats)3. Het woord had ook te
maken met rust en geborgenheid: ‘Das Wort Heimat stammt aus dem althochdeutschen
“heimôti”, welches die Bedeutung Ruhe, Rast, friedvolles Glück hatte, und das auch mit
“Geborgensein” übersetzt werden kann.’4 Ook het huidige woord ‘Heimat’ heeft te maken met
geborgenheid: ‘Denn was ist eigentlich Heimat? Etwas sehr Konkretes und unverwechselbar
Persönliches, ein Erlebnisraum der natürlichen und menschlichen Nähe und Vertrautheit, im
glücklichen Falle der Geborgenheit.’5

Opvallend is dat het woord ‘Heim’ en alle etymologische voorgangers ervan doorgaans iets als
‘woonplaats’ betekenen, maar dat het woord in enkele gevallen ook met de dood (als
uiteindelijke, enige ‘thuis’) te maken kan hebben. Het Etymologisches Wörterbuch des
Deutschen noemt bijvoorbeeld het Middelhoogduitse ‘heimbürge’, wat ‘Leichenbestatter’
(d.w.z. begrafenisondernemer) betekent, en ‘heimgehen’, wat als overdrachtelijke betekenis
‘sterven’ heeft.
2
Wolfgang Pfeiffer e.a., Etymologisches Wörterbuch des Deutschen, Akademie-Verlag, Berlijn, 1989, p. 668.
3
Bron: Friedrich Kluge, Etymologisches Wörterbuch der deutschen Sprache. Unter Mithilfe van Max Bürgisser
u. Bernd Gregor völlig neu bearb. von Elmar Seebold. De Gruyter, Berlijn/New York, 1989 (22e druk), p. 301.
4
Jürgen Mildenberger, Das Recht auf die Heimat und das Grundgesetz, p. 26.
5
Christian von Krockow, ‘Vom Recht und Unrecht auf Heimat’, p. 223.

-8-
§ 1.2: Wat betekent Heimat?

De betekenis van het woord ‘Heimat’ in ons alledaagse taalgebruik is complex; het woord is
niet eenduidig. Frans du Buy schrijft in zijn proefschrift Das Recht auf die Heimat. Realität
oder Fiktion?: ‘Das Wort Heimat (...) ist recht inhaltsreich. Unter Heimat kann man den
Geburtsort, das Geburtsland, den Wohnort, das Vaterland, das Gebiet, in dem eine
menschliche Rasse, eine Tiergattung oder eine Pflanze ursprünglich beheimatet ist, verstehen.
Es hängt immer von dem Zusammenhang, in dem das Wort Heimat angewandt wird, ab,
welche Bedeutung ihm beizumessen ist. Manchmal empfiehlt es sich dann auch, das
vielschichtige Wort Heimat durch juristische Begriffe wie Staat, Geburtsort, Wohnort usw. zu
ersetzen, wodurch deutlicher zum Ausdruck kommt, im welchem Sinne es gemeint ist.’6

Heimat kan zowel een klein, middelgroot als groot gebied beslaan. Welk gebied men precies
als Heimat beschouwt, is niet alleen afhankelijk van persoonlijke omstandigheden en
voorkeuren (iemand kan bijvoorbeeld in plaats van zijn woonplaats zijn geboorteplaats, of het
geboorteland van zijn ouders als Heimat beschouwen), maar ook van de tijd waarin iemand
leeft, en de mate van technologische en sociale ontwikkeling in die tijd.

In het pre-industriële tijdperk keken de meeste mensen niet verder dan hun eigen kleine dorp
of stad, en beschouwden enkel dit dorp of deze stad als hun Heimat. De rest van de aarde
beschouwden zij noodzakelijkerwijs als ‘vreemd’ en ‘unheimlich’: omdat het onbekend terrein
was, lonkten er vele gevaren. Jürgen Mildenberger schrijft over het hieraan verwante verband
tussen het woord ‘Elend’ (ellende) en ‘Ausland’ (buitenland): ‘Dagegen kommt das Wort
Ausland von “elilenti”, dem heutigen “Elend”. Schon in alter Zeit, in welcher fremde
Menschen als rechtlos galten, wurden also “Fremde” und “Elend” gleichgesetzt.’7

‘Heimat’ betreft niet alleen de omvang van een bepaald gebied, maar ook de taal, cultuur en
religie van bepaalde groepen mensen. De taal, cultuur en religie van mensen of volkeren is
weliswaar vaak gebonden aan een bepaald gebied, maar is daar niet een-op-een mee gelijk te
stellen. In Celans gedicht ‘Denk dir’ spelen beide betekenissen van het begrip ‘Heimat’ (de
geografische betekenis, evenals de talige, culturele betekenis) een belangrijke rol, zoals later in
dit BA-eindwerkstuk duidelijk zal worden.
6
Frans Hendrik Evert Wendel du Buy, Das Recht auf die Heimat. Realität oder Fiktion?, p. 15.
7
Jürgen Mildenberger, Das Recht auf die Heimat und das Grundgesetz, p. 26.

-9-
§ 1.3: Heimatverlust en het recht op Heimat

In de politieke lezing van het Heimat-begrip in Celans gedicht ‘Denk dir’ zal het ‘recht op
Heimat’ een belangrijke rol spelen. Ter voorbereiding op de politieke lezing in hoofdstuk 3 zal
in deze paragraaf een uiteenzetting van het begrip ‘Heimat’ worden gegeven die zich toespitst
op Heimat als staat, en het recht op Heimat als het recht op staatsburgerschap.

Door vrijwillige en/of gedwongen volksverhuizingen zijn veel mensen in de loop van de
geschiedenis uit het land van hun staatsburgerschap – d.w.z. hun Heimat8 – verdreven. Du Buy
noemt de volgende oorzaken van ‘Heimatlosigkeit’: Flucht, Ausweisung, Austreibung,
Deportation, Umsiedlung en Verdrängung 9. Vaak werd op het moment dat mensen hun
Heimat kwijtraakten, voor het eerst helder wat deze Heimat eigenlijk inhield: ‘Überhaupt
kommt dem Menschen seine Heimat häufig erst dann zum Bewußtsein, wenn er sie verliert.’10

Het moedwillig verdrijven van grote groepen mensen uit het land van hun staatsburgerschap is
in strijd met het volkenrecht. Afgezien van enkele uitzonderingsgevallen11, wordt in juridische
context het woord ‘Heimat’ niet gebruikt, vanwege de – zoals Du Buy het noemt –
‘Vielschichtigkeit’ van het woord. Het recht op Heimat als recht op staatsburgerschap is wél
afleidbaar van andere rechten en wetten die vastgesteld zijn, zowel op het niveau van de staat
(de grondwetten van bepaalde landen), als op internationaal niveau (de verschillende
internationale verdragen, waaronder de ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’,
het ‘Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens’ en de Verdragen van Genève).

In de grondwet van de meeste westerse landen staat omschreven dat een burger het recht heeft
om in het land van zijn staatsburgerschap te wonen, en dat hij dus niet van de nationale bodem

8
Zie de opmerking van Du Buy, die meent dat het woord ‘Heimat’ in een gangbare juridische context het beste
door het woord ‘staat’ kan worden vervangen. Door het hebben van staatsburgerschap, heeft een inwoner van een
staat recht om daadwerkelijk in deze staat te wonen. Hij heeft op deze manier ‘recht op Heimat’.
9
Frans Hendrik Evert Wendel du Buy, Das Recht auf die Heimat. Realität oder Fiktion?, hoofdstuk IV.
10
Jürgen Mildenberger, Das Recht auf die Heimat und das Grundgesetz, p. 26.
11
Zoals artikel 2 van de ‘Verfassung des Landes Baden-Württemberg’ van 11 november 1953, waarin staat: ‘Die
im Grundgesetz für die Bundesrepublik Deutschland festgelegten Grundrechte und staatsbürgerlichen Rechte sind
Bestandteil dieser Verfassung und unmittelbar geltendes Recht. Das Volk von Baden-Württemberg bekennt sich
darüber hinaus zu dem unveräußerlichen Menschenrecht auf die Heimat.’

- 10 -
verdreven mag worden12 13. In de ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’ zijn
ook bepalingen te vinden waaruit indirect het recht op Heimat, als recht op staatsburgerschap
an sich, en niet als staatsburgerschap van een gespecificeerd land, kan worden afgeleid. Dit
zijn bepalingen die stellen dat iemand een nationaliteit mag hebben, zich vrij mag verplaatsen
binnen zijn staat, niet uit deze staat verdreven mag worden, et cetera14.

§ 1.4: De Israëlische ‘Wet op de Terugkeer’

In hoofdstuk 3 zal blijken dat Celans gedicht ‘Denk dir’ iets te maken heeft met de Zesdaagse
Oorlog tussen Israël en de drie buurlanden Egypte, Jordanië en Syrië (een oorlog die duurde
van 5 tot 10 juni 1967). In dit verband is de Israëlische ‘Wet op de Terugkeer’ (‘The Law of
Return’) noemenswaardig. Dit is een wet die is aangenomen op 5 juli 1950 om – met de
gruwelen van de Holocaust nog vers in het geheugen – een veilig onderkomen in een eigen
staat (en daarmee ‘geborgenheid’) te bieden aan Joden die zich gediscrimineerd of bedreigd
voelen15. In de ‘Wet op de Terugkeer’ staat dat iedere persoon die geheel of voor een deel
Joods is, zich in Israël mag vestigen, en het Israëlische staatsburgerschap mag verkrijgen
(behalve in de volgende uitzonderingsgevallen: als hij of zij een gevaar voor het Joodse volk
is, of een gezondheidsrisico vormt).

12
De enige mensen die hier geen recht op hebben, zijn mensen die staatloos zijn: zonder nationaliteit hebben zij
geen ‘Heimat’.
13
Hierbij is niet alleen het staatsburgerschap zelf (d.w.z. het hebben van een paspoort van een bepaald land) van
belang, maar ook de zaken die daaraan verwant zijn, zoals het hebben van kiesrechten of bepaalde sociale
zekerheden.
14
Onder meer: ‘Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige arrestatie, detentie of verbanning.’
(art. 9); ‘Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegen-heden, in
zijn gezin, zijn tehuis of zijn briefwisseling (…)’ (art. 12); ‘Een ieder heeft het recht zich vrijelijk te verplaatsen
en te vertoeven binnen de grenzen van elke Staat.’ (art. 13.1); ‘Een ieder heeft het recht welk land ook, met
inbegrip van het zijne, te verlaten en naar zijn land terug te keren.’ (art. 13.2); ‘Een ieder heeft het recht op een
nationaliteit.’ (art. 15.1); ‘Aan niemand mag willekeurig zijn nationaliteit worden ontnomen, noch het recht
worden ontzegd om van nationaliteit te veranderen.’ (art. 15.2)
15
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Wet_op_de_Terugkeer

- 11 -
HOOFDSTUK 2: PAUL CELANS GEDICHT ‘DENK DIR’

§ 2.1: Publicatie van het gedicht

In 1968 publiceert de Roemeense dichter Paul Celan (1920 – 1970) zijn dichtbundel
Fadensonnen. Dit is twee jaar voor zijn (zelfgekozen) dood in 197016. Het gedicht ‘Denk dir’
is het laatste gedicht in de dichtbundel, en wordt door Celan zelf als een ‘wichtiges Gedicht’17
gekenmerkt. Het gedicht is niet alleen gepubliceerd in de dichtbundel Fadensonnen, maar is
ook kort na zijn ontstaan in 1967 als los gedicht in enkele Duitse en Israëlische tijdschriften
gepubliceerd, zowel in het Duits als in Hebreeuwse vertaling.

§ 2.2: De tekst van het gedicht

Het gedicht luidt als volgt: (zie volgende pagina)

16
Celan pleegde in 1970 zelfmoord door – hoogstwaarschijnlijk – in Parijs vanaf een brug in de Seine te
springen.
17
Paul Celan, Die Gedichte, p. 790.

- 12 -
Denk dir

Denk dir:
der Moorsoldat von Massada
bringt sich Heimat bei, aufs
unauslöschlichste,
wider
allen Dorn im Draht.

Denk dir:
die Augenlosen ohne Gestalt
führen dich frei durchs Gewühl, du
erstarkst und
erstarkst.

Denk dir: deine


eigene Hand
hat dies wieder
ins Leben empor-
gelittene
Stück
bewohnbarer Erde
gehalten.

Denk dir:
das kam auf mich zu,
namenwach, handwach
für immer,
vom Unbestattbaren her.

- 13 -
§ 2.3: Vormkenmerken en stijlfiguren

Het gedicht ‘Denk dir’ bestaat uit vier strofes van verschillende lengte: zes regels (strofe 1),
vijf regels (strofe 2), acht regels (strofe 3) en wederom vijf regels (strofe 4). Het gedicht kent
geen rijm. De belangrijkste stijlfiguren in het gedicht zijn: herhaling en alliteratie.

De veelvuldig terugkerende herhaling geeft het gedicht een bepaalde ‘grondstructuur’. Iedere
strofe begint met dezelfde zinsnede: ‘Denk dir:’. Ook op andere plekken in het gedicht komt
herhaling voor. Zo wordt het werkwoord ‘erstarken’ herhaald: ‘du / erstarkst und / erstarkst.’
Ook het achtervoegsel ‘–wach’ wordt herhaald: ‘namenwach, handwach’.

Naast herhaling komt alliteratie als stijlfiguur voor in het gedicht, op deze plekken:
‘Denk dir:’
‘der Moorsoldat von Massada’
‘Dorn im Draht’
‘führen dich frei’

Door de herhaling van de strofe ‘Denk dir:’ en de alliteraties krijgt het gedicht tóch een zeker
terugkerend ritme, en een terugkerende structuur, ondanks het ontbreken van rijm in het
gedicht. De alliteratie ‘Moorsoldat von Massada’ in de tweede regel van het gedicht geeft het
woord ‘Heimat’ in de derde regel extra nadruk: de twee woorden die met een ‘M’ beginnen,
worden in de dichtregel erna niet gevolgd door een volgend zelfstandig naamwoord dat ook
met een ‘M’ begint (zoals de lezer wellicht zou verwachten), maar door het woord ‘Heimat’.
Het woord ‘Heimat’ vormt op deze manier een eerste doorbreking van het ritme van het
gedicht.

- 14 -
§ 2.4: De betekenis van de imperatief ‘Denk dir:’

De zinsnede ‘Denk dir:’ in het gedicht impliceert het volgende. Het Duits kent, in tegenstelling
tot het Nederlands, het werkwoord ‘denken’ als wederkerend werkwoord: ‘sich denken’. Elke
strofe uit het gedicht ‘Denk dir’ begint met een oproep aan een zekere ‘du’, die aan datgene
moet denken wat in de strofe na de dichtregel ‘Denk dir:’ volgt.

‘Denk dir’ is te lezen als een imperatief, als een oproep. In het commentaar bij de uitgave
»Todesfuge« und andere Gedichte spreekt Barbara Wiedemann van het ‘auffordernde[s]
Charakter’18 van de zinsnede ‘Denk dir:’. De ‘du’ wordt opgeroepen, wordt verzocht om aan
iets te denken. Het sommerende karakter van de woorden ‘Denk dir:’ verleent het gedicht
‘eine besondere dialogische Nuance’19. De imperatief, de oproep ‘Denk dir’ valt te lezen als
een oproep aan de lezer: de lezer dient ergens aan te denken, dient iets te herinneren, en dient
deze herinnering weer door te geven aan een volgende ‘du’-persoon.

Hoewel iedere strofe in het gedicht begint met de consequent terugkerende zinsnede ‘Denk
dir:’, verandert datgene waaraan de aangesproken ‘du’ geacht wordt te denken. In de eerste
strofe is dit de ‘Moorsoldat von Massada’. In de tweede en derde strofe is dit het ‘du’ zelf,
waarvan allerlei dingen worden gezegd. Zo wordt het ‘du’ sterker en sterker, en heeft hij (of
zij)20 een ‘Stück bewohnbarer Erde’ in zijn (of haar) hand ‘gehalten’. In de vierde strofe is
degene waarover wordt gesproken een ik-persoon (‘mich’): dit is het ‘lyrisch ik’.

Het woord ‘Heimat’ wordt in de derde regel van het gedicht genoemd (in strofe 1), en komt in
de rest van het gedicht niet meer voor. De ‘Denk dir’-structuur waar de oproep om aan Heimat
te denken deel van uitmaakt, komt wél nog drie keer terug. Het is daarom mogelijk dat
datgene waaraan de ‘du’ in de rest van het gedicht wordt opgeroepen om te denken, ook iets
met ‘Heimat’ te maken heeft. Het feit dat Celan in de rest van het gedicht herhaaldelijk over
aarde of grond spreekt, vormt hiervoor een sterke aanwijzing.

18
Paul Celan, »Todesfuge« und andere Gedichte, p. 168.
19
Idem, p. 168.
20
Voor de leesbaarheid zal in dit BA-eindwerkstuk in het vervolg enkel over het ‘du’ als een ‘hij’ worden
gesproken.

- 15 -
Zoals later in dit BA-eindwerkstuk nog uitgebreider behandeld zal worden, kent het gedicht
‘Denk dir’ als belangrijk motief: er wordt een Heimat geschapen vanuit een situatie waarin
deze Heimat er niet is. De woorden of zinsneden ‘Dorn im Draht’, ‘Augenlosen ohne Gestalt’
en ‘emporgelitten’ (onderstreping AvdH) duiden op de pijn van de afwezigheid van een
Heimat als onuitwisbare plek die geborgenheid brengt. Vanuit een situatie van gevangenschap,
van slachtofferschap, is het tóch mogelijk om Heimat ‘bei zu bringen’, om een Heimat te
scheppen. De Heimat die geschapen is brengt vrijheid en kracht: de zinsnedes ‘führen dich
frei’ en ‘du / erstarkst und / erstarkst’ duiden hierop.

De Heimat die geschapen is, wordt in het gedicht gekenmerkt als een ‘Stück / bewohnbarer
Erde’: het is de ‘du’-persoon zelf die dit stuk bewoonbare grond in zijn eigen hand heeft
gehouden (‘deine / eigene Hand’), en die dit stuk grond ook dient te beschermen en te
behoeden tegen aanvallen van buitenaf, en tegen de vergetelheid. Dit is uiteindelijk de rol van
de imperatief ‘Denk dir’: de imperatief vormt een oproep om zelf een Heimat te scheppen en
te behouden, in het licht van de gebeurtenissen in het verleden.

- 16 -
HOOFDSTUK 3: EEN POLITIEKE LEZING VAN HET
HEIMAT-BEGRIP IN ‘DENK DIR’

§ 3.1: De Zesdaagse Oorlog en ‘Heimatgewinn’

Het gedicht ‘Denk dir’ is ontstaan tussen 7 en 13 juni 1967, als reactie op de zogeheten
‘Zesdaagse Oorlog’ of ‘Juni-Oorlog’, die van 5 tot 10 juni 1967 duurde. Gedurende deze zes
dagen was de staat Israël verwikkeld in een oorlog met zijn drie Arabische buurlanden:
Egypte, Jordanië en Syrië. Aanleiding voor deze oorlog waren de oplopende spanningen
tussen Israël en de Arabische buurlanden, die culmineerden in de blokkering van de toegang
tot de Israëlische haven in Eilat door Egypte. Dit gebeurde als reactie op geruchten die
verspreid waren door de Sovjet-Unie, waarin werd beweerd dat Israël zich klaarmaakte om
Syrië aan te vallen. De havenblokkade werd door de staat Israël opgevat als een legitieme
reden voor oorlog (een casus belli). De staat Israël kwam als winnaar uit de oorlog, mede
doordat de Israëliërs al op de eerste dag van de oorlog de Egyptische luchtmacht een
genadeloze klap hadden toegediend.

Het resultaat van de Zesdaagse Oorlog was een grote gebiedsuitbreiding voor Israël: het land
kreeg er de Gazastrook bij, de Westelijke Jordaanoever, het schiereiland Sinaï en de
Golanhoogten. Het gebied dat staatkundig tot de staat Israël behoorde, was na de Zesdaagse
Oorlog ongeveer vier keer zo groot geworden (dit vooral dankzij de aanzienlijke grootte van
de Westelijke Jordaanoever en het schiereiland Sinaï).

In het eerste hoofdstuk is gesproken over de Israëlische ‘Wet op de Terugkeer’ uit 1950.
Volgens deze wet kan iedere Jood het Israëlische staatsburgerschap ontvangen, en zich in
Israël vestigen. Israël dient een ‘veilige haven’ te vormen voor de Joden die als gevolg van de
diaspora over de hele wereld verspreid leven; een veilige haven waarnaar altijd terug te keren
is. Veel Joden leefden na de Tweede Wereldoorlog in ballingschap in bijvoorbeeld Amerika,
omdat ze gevlucht waren voor de nazi’s. De Joodse diaspora zou een vorm van Heimatverlust
genoemd kunnen worden – ervan uitgaand dat Israël en Jeruzalem de ware ‘Heimat’ van het

- 17 -
Joodse volk zijn21. Door zich in Israël te vestigen en de Israëlische nationaliteit te krijgen,
zouden Joden in ballingschap hun ‘Heimat’ kunnen herwinnen.

Na de Zesdaagse Oorlog is het gebied dat staatkundig tot de staat Israël wordt gerekend veel
groter geworden, wat betekent dat ‘de Heimat Israël’ meer gebied beslaat. Wolfgang
Emmerich spreekt in dit verband van ‘Heimatgewinn’: ‘In ersten Niederschriften hatte das
Gedicht begonnen: Denk dir: / der Moorsoldat von Massada / bringt dir Heimat bei. Der
kleine Unterschied zwischen sich und dir ist bemerkenswert, zeigt er doch, wie stark sich der
Autor mit dem Krieg der Israeli als einem Kampf um ihre Existenz identifizierte und ihn sogar
als Heimatgewinn für sich selbst verbuchte.’22

§ 3.2: De ‘Moorsoldat von Massada’ die ‘sich Heimat bei[bringt]’

In de eerste strofe van het gedicht ‘Denk dir’ wordt de aangesproken ‘du’ opgeroepen om te
denken aan de moorsoldaat uit Massada, die ‘sich Heimat bei[bringt]’. Het Duitse
wederkerend werkwoord ‘sich beibringen’ kan in het Nederlands op verschillende manieren
worden vertaald:
(1) toebrengen, toedienen
(2) bijbrengen, aan het verstand brengen, leren
In de eerste betekenis van ‘sich beibringen’ is er sprake van iets dat aan zichzelf wordt
gegeven/toegebracht (‘Jemandem eine Wunde beibringen’ betekent: iemand een wond
toebrengen. ‘Sich Heimat beibringen’ wil zeggen: zichzelf Heimat ‘toebrengen’). In de tweede
betekenis van het woord is er sprake van kennis die vergaard wordt.

De moorsoldaat die ‘sich Heimat bei[bringt]’ komt uit Massada. De vesting Massada was de
laatste basis, de laatste verdedigingslinie van de Joden in de oorlog met de Romeinen: de
‘Joodse Oorlog’ van 66 tot 70 n. Chr.23 Het fort van Massada was vanwege de ligging op een

21
Het gebruik van het woord ‘Heimat’ (dat zeer Duits is, en in de Tweede Wereldoorlog ‘besmet’ is geraakt
doordat het onderdeel ging uitmaken van de ideologie van de nazi’s) in verband met Israël en het Joodse volk is
wellicht wat vreemd, maar hier noodzakelijk omdat Celan dit in zijn gedicht ook doet: hij spreekt van een
‘Moorsoldat von Massada’ die ‘sich Heimat bei[bringt]’.
22
Wolfgang Emmerich, Paul Celan, p. 152.
23
Tegenwoordig vormt Massada de opleidingsplek voor de Joodse rekruten.

- 18 -
rots moeilijk toegankelijk24, en om die reden was het nog niet veroverd door de Romeinen. Op
het moment dat de Romeinen Massada in 73 n. Chr. alsnog innamen, troffen zij daar enkel
lijken aan: de in Massada aanwezige Joden hadden zelfmoord gepleegd, opdat ze niet in
handen van de Romeinen zouden vallen.
De ‘Moorsoldat’ die Celan noemt, verwijst naar het lied ‘Wir sind die Moorsoldaten’. Dit is
een lied dat is ontstaan in het Duitse gevangenkamp Börgermoor. Dit gevangenkamp hebben
de Duitsers in 1933 laten bouwen; het kamp is tot het eind van de Tweede Wereldoorlog in
gebruik geweest. In het kamp werden politieke tegenstanders van het naziregime gevangen
gehouden, en onder zware omstandigheden tewerkgesteld in de veenontginning (het Duitse
woord voor ‘veen’ is ‘Moor’). Otto Pöggeler schrijft in zijn artikel ‘Die Mittagslinie. Paul
Celan und Martin Heidegger’: ‘Das Moor war für Celan die Stätte des Toten, das langsam
verwest.’25

Twee gevangenen uit het kamp (Hans Esser en Wolfgang Langhoff) schreven de tekst van het
Moorsoldatenlied, dat later door de componist Hanns Eisler bewerkt is. Het lied verhaalt van
de ‘moorsoldaten’, die tijdens hun dagelijkse veenarbeid verlangen naar Heimat: ‘Morgens
ziehen die Kolonnen / in das Moor zur Arbeit hin, / graben bei dem Brand der Sonne / doch
zur Heimat steht der Sinn. (...) Heimwärts, heimwärts! Jeder sehnet / sich nach Eltern, Weib
und Kind.’ Het gedicht eindigt met de hoop op het herwinnen van de verloren Heimat: ‘Doch
für uns gibt es kein Klagen, / ewig kann’s nicht Winter sein. / Einmal werden froh wir sagen:
Heimat, / Du bist wieder mein!’.

De Heimat waar de moorsoldaten naar terug verlangen, is ten eerste de streek of het land waar
ze vandaan komen, en waar ze uit weggehaald zijn doordat ze werden opgesloten in het kamp.
De Heimat waar de moorsoldaten naar terug verlangen, is echter ook – en vooral: Duitsland
als een niet-nationaalsocialistisch land. Duitsland ten tijde van het nationaalsocialisme was
namelijk geen werkelijk thuis, het bood geen geborgenheid; het was een ‘unheimliche
Heimat’.

De liedtekst van het Moorsoldatenlied dat de gevangenen in het Börgermoor zingen, werkt
Heimatscheppend. Dietlind Meinecke haalt in verband met het Heimatscheppende karakter
24
Stefan Bodo Würffel noemt Massada in zijn tekst ‘Ermunterung und Erlösung. Zu einem Motiv in den späten
Gedichten Paul Celans’ een ‘Felsenfestung’ (p. 259).
25
Otto Pöggeler, ‘Die Mittagslinie. Paul Celan und Martin Heidegger’, p. 337.

- 19 -
van het Moorsoldatenlied de optekeningen uit het Börgermoor door Wolfgang Langhoff aan:
‘Langhoff berichtet, wie gerade das Börgermoorlied ein kleines Politikum in dem Lager
wurde. Zuletzt wurde es von den Gefangenen wie von ihren Bewachern gesungen. Das Lied
hatte innerhalb der Grenzen des Lagers den Gefangenen ein eigenes »unauslöschliches«
Territorium, ein eigenes Heimatliches geschaffen.’26

26
Dietlind Meinecke, Wort und Name bei Paul Celan. Zur Widerruflichkeit des Gedichts, p. 63 – 64.

- 20 -
§ 3.3: Heimat als politiek begrip in ‘Denk dir’: lezing 1

Nu wordt duidelijker wat Celans dichtregels ‘der Moorsoldat von Massada / bringt sich
Heimat bei’ in politiek opzicht kunnen betekenen. Als ‘beibringen’ verstaan wordt in de zin
van ‘toebrengen, toedienen’, levert dit een bepaalde analyse op. In het gedicht van Celan is
sprake van een moorsoldaat uit Massada, die zichzelf Heimat ‘toebrengt’/‘toedient’, tot op het
meest onontbindbare/onoplosbare (‘aufs / unauslöschlichste’), en dit in strijd met alle stekels
in het prikkeldraad (‘wider / allen Dorn im Draht’). De stekels in het prikkeldraad verwijzen
naar de omheining van het gevangenkamp waar de moorsoldaat zich in bevindt. De
moorsoldaat en de stekels in het prikkeldraad verwijzen echter ook naar
oorlogsomstandigheden op zich: in tijden van oorlog droomt iemand van Heimat, en kan deze
Heimat ook verwerven, zelfs ‘aufs / unauslöschlichste’.

De ‘Moorsoldat von Massada’ kan op deze manier staan voor het Joodse volk in het algemeen,
dat verlangt naar een veilige Heimat, en als gevolg van de Zesdaagse Oorlog deze Heimat
weet te ‘verwerven’, dan wel ‘zeker te stellen’, doordat het Israëlische grondgebied vergroot
wordt. Dit is een lezing van Celans gedicht die in de wetenschappelijke literatuur veel
voorkomt. Na afloop van de oorlog heeft Israël het ‘Stück / bewohnbarer Erde’ vergroot.
Alvin Rosenfeld schrijft met betrekking tot de rol van de Zesdaagse Oorlog in ‘Denk dir’:
‘The message is clear, as is the parallel with the martyrs of Masada: through their
determination men can transcend their lot as prisoners and win through to safety and freedom,
even against ‘all the thorns in the barbed wire’’27. Ook Stefan Bodo Würffel onderschrijft de
lezing van het Heimat-begrip in relatie tot de Zesdaagse Oorlog: ‘Diese Thematik [d.w.z. de
overlevingswil van de staat Israël – AvdH], angesprochen im Vers „Heimat, du bist wieder
mein“ des Moorsoldatenliedes und in der Zeile „bringt sich wieder Heimat bei“ des Celan-
Gedichts, war durch das Ergebnis des Sechs-Tage-Krieges von 1967 aktualisiert und
gleichzeitig in ihrer Aussage bestätigt worden.’28

De zojuist uiteengezette lezing is echter wellicht wat kort door de bocht. Immers, de
geschiedenis heeft uitgewezen dat met de verovering van de gebieden na afloop van de
Zesdaagse Oorlog zeker geen ‘veilige Heimat’ is ontstaan: de destijds veroverde gebieden zijn
27
Alvin Rosenfeld, ‘Poetry and Violence’, p. 45 – 46.
28
Stefan Bodo Würffel, ‘Ermunterung und Erlösung. Zu einem Motiv in den späten Gedichten Paul Celans’, p.
259.

- 21 -
tot op de dag van vandaag inzet gebleven van de voortdurende strijd tussen Israël en zijn
Arabische buurlanden. Uit sommige van de in 1967 veroverde gebieden heeft Israël zich
inmiddels weer teruggetrokken. Ook na de overwinning in 1967 wees niets erop dat de strijd
nu ten einde zou zijn, dat Israël voor eens en altijd veilig zou zijn, in tegenstelling tot de
gebeurtenissen in een dichtbij en ver verleden.

§ 3.4: Heimat als politiek begrip in ‘Denk dir’: lezing 2

Er is nog een andere politieke lezing van Celans gedicht ‘Denk dir’ mogelijk, die in een deel
van de wetenschappelijke literatuur ook voorkomt. Dit is de lezing van Heimat als kennis, als
herinnering. ‘Sich Heimat beibringen’ kan immers ook betekenen: van het bestaan van Heimat
weten, kennis van Heimat vergaren.

De ‘ware’ Heimat is volgens Celan geen plek die op een landkaart aan te wijzen is, geen
natiestaat als veilig onderkomen in tijden van diaspora en verbanning. Heimat heeft in deze
visie uiteindelijk niet te maken met staatsburgerschap, maar met een herinnering aan een
thuis waaruit men verdreven is. In een in de Nachlass opgenomen notitie schrijft Celan: ‘Die
Heimatvertriebenen (Der Verband der Weltvertriebenen wäre wohl noch ins Leben zu
rufen ...) Im Gedanken, daß und was und wie sie vertrieben wurden, ist die eigentliche
Heimat.’29

In dit verband speelt Massada nog een andere rol. Otto Pöggeler schrijft: ‘Die Israelis konnten
die Skelette, die bei den archäologischen Ausgrabungen in Massada gefunden wurden, mit
militärischen Ehren begraben; die Toten, die in den Vernichtungslagern in Rauch aufgingen,
blieben unbestattbar’30. In Celans poëtische werk is het welhaast een Leitmotiv om in zijn
gedichten een graf te ‘stichten’ voor de slachtoffers van de Holocaust, omdat zij enkel een
‘Grab in den Lüften’ hebben – zoals Celan in zijn meest bekende gedicht ‘Todesfuge’
schrijft31. Een graf vormt een gedenkplaats: een plaats waar de herinnering aan de gestorvene
of gestorvenen levend wordt gehouden. Sissel Lægreid noemt Celans poëtische werk daarom
ook wel ‘Trauer- und Erinnerungsarbeit’: ‘Es handelt sich (...) um eine Trauer- und

29
Paul Celan, Der Meridian, p. 200.
30
Otto Pöggeler, Spur des Worts. Zur Lyrik Paul Celans, p. 386.
31
Zie in dit verband ook mijn BA-eindwerkstuk voor de opleiding Film- en Literatuurwetenschap, getiteld: ‘Het
fuga-motief in Paul Celan’s Todesfuge en de representatie van de Holocaust’.

- 22 -
Erinnerungsarbeit, wo das Gewesene auf dem Wege der Vergegenwärtigung in der Jetztzeit,
hic et nunc, Gestalt gewinnt.’32

In de laatste strofe van het gedicht ‘Denk dir’ staat de zinsnede ‘namenwach, handwach’. Dit
is een verwijzing naar Jesaja 56:5, waar staat: ‘Ik zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn
muren een plaats en een naam geven, beter dan der zonen en dan der dochteren; een eeuwigen
naam zal Ik een ieder van hen geven, die niet uitgeroeid zal worden.’33 Waar er in de
Nederlandse Bijbelvertaling ‘plaats’ staat, staat er in het Hebreeuws ‘Jad’. Het Hebreeuwse
woord ‘Jad’ kan zowel ‘hand’ als ‘gedenkteken’ betekenen. De Israëlische ‘Gedenkstätte’ Yad
Vashem, die in 1953 opgericht is in Jeruzalem, vormt ook een verwijzing naar Jesaja 56:5:
‘Yad Vashem’ betekent namelijk in het Hebreeuws hand en naam.

De Joodse slachtoffers van de Holocaust hebben geen graf, zoals de slachtoffers uit 73 n. Chr.
uit Massada dat wél hebben. De Holocaust-doden zijn ‘unbestattbar’: ze zijn niet te begraven.
Het gedicht ‘Denk dir’ vormt een poging van Celan om de herinnering aan deze slachtoffers
levend te houden, om een Gedenkstätte in woorden op te richten; want het gedenken zelf is
immers datgene, zo zegt Celan, wat uiteindelijk Heimat oplevert. Het gedicht valt te lezen als
een Gedenkstätte als Yad Vashem, maar dan in taal: een plaats waarin de slachtoffers een
‘eeuwigen naam’ hebben gekregen, die ‘niet uitgeroeid zal worden’. Het gedenkteken dat
Celan opricht voor de slachtoffers van de Holocaust, vormt als talige herinnering aan deze
slachtoffers een gedenkplaats die als ‘thuis’ kan dienen.

In het schrijven, in het dichten is het mogelijk een monument op te richten: ‘Im Feld der
Sprache, und besonders der Schrift, erhalten Orte als Worte die Möglichkeit, Teil von
Erinnerungen und von Erwartungen zu werden, die über ihre je momentane Präsenz
hinausreicht – oder diese durchkreuzt’34. Stefan Bodo Würffel spreekt in dit verband van ‘das
dichterische Wort, das den Gedanken trägt und das Gedenken ermöglicht’35. De titel van het
gedicht en de steeds terugkerende imperatief ‘Denk dir:’ benadrukken de rol die het gedenken

32
Sissel Lægreid, ‘Augenstimmen durch die Pforte der Chronotopoi. Zum Chronotopos des Exils bei Paul Celan’,
p. 448.
33
Gebruikte Bijbelvertaling: Statenvertaling, Jongbloed-editie (1888).
34
Sandro Zanetti, ‘Orte/Worte – Erde/Rede. Celans Geopoetik’, p. 118.
35
Stefan Bodo Würffel, ‘Ermunterung und Erlösung. Zu einem Motiv in den späten Gedichten Paul Celans’, p.
260.

- 23 -
in het gedicht speelt. Het gedicht fungeert in deze tweede politieke lezing als cenotaaf: een
symbolisch graf ter nagedachtenis aan de gestorvenen.

- 24 -
§ 3.5: Heimat als louter politiek begrip

De twee uiteengezette politieke lezingen, waarvoor voldoende aanwijzingen te vinden zijn in


Celans gedichten, duiden erop dat Celan bij uitstek een politiek dichter is. Hij kent geen
scheiding tussen Politik en Dichtung, en kent geen apolitiek kunstideaal. Otto Pöggeler schrijft
met betrekking tot Celans politieke engagement: ‘Dass Dichtung eine politische Dimension
habe, war für Celan selbstverständlich.’36 Vanwege de politieke betekenis van zijn gedichten
concentreert de wetenschappelijke Celan-analyse zich dan ook vooral op het politieke element
in zijn gedichten. Dit is ook het geval bij de analyse van het gedicht ‘Denk dir’.

Bijna alle wetenschappelijke literatuur waarin een analyse wordt gegeven van het gedicht
‘Denk dir’, betrekt de Zesdaagse Oorlog bij de analyse van dit gedicht, en geeft een politieke
uitleg van de woorden of zinsdelen ‘Moorsoldat’, ‘Massada’, ‘namenwach, handwach’ en
‘vom Unbestattbaren’. Het woord ‘Heimat’, dat in de derde regel van het gedicht voorkomt,
kent echter ook andere connotaties dan enkel politieke. In het volgende hoofdstuk zal daarom
onderzocht worden op welke manier het Heimat-begrip in ‘Denk dir’ nog meer te lezen is.

36
Otto Pöggeler, ‘Die Mittagslinie. Paul Celan und Martin Heidegger’, p. 331.

- 25 -
HOOFDSTUK 4: EEN FILOSOFISCHE EN EEN POËTISCHE LEZING
VAN HET HEIMAT-BEGRIP IN ‘DENK DIR’

§ 4.1: De noodzaak van een filosofische en een poëtische lezing van Heimat

De meeste wetenschappelijke publicaties waarin een analyse wordt gegeven van Celans
gedicht ‘Denk dir’, beperken zich wat betreft het Heimat-begrip in dat gedicht tot de in het
vorige hoofdstuk genoemde twee politieke lezingen van dit begrip. Heimat wordt ofwel als
Israëlisch grondgebied geduid, ofwel als talige Gedenkstätte. Heimat is echter een zeer
veelomvattend en complex begrip, zoals in hoofdstuk 1 is aangetoond. Een andere lezing van
het Heimat-begrip in ‘Denk dir’ is daarom ook mogelijk; dit is een lezing die in de
wetenschappelijke literatuur nauwelijks aan bod is gekomen. Deze andere lezing betreft een
filosofische en poëtische lezing van het begrip. Een filosofische en poëtische lezing van het
begrip ‘Heimat’ betreft het volgende: een lezing waarin de taal uiteindelijk als Heimat wordt
gezien, en een lezing waarin het gedicht de Heimat van de dichter vormt.

§ 4.2: Een filosofische lezing van Heimat: de taal als Heimat van de dichter

De filosoof die het meeste over Heimat heeft geschreven, is de Duitse filosoof Martin
Heidegger (1889 – 1976). Heimatlosigkeit is volgens Heidegger een kenmerk van de moderne
tijd: de moderne mens is overal thuis, en is daarom nergens thuis. Eigen aan de mens is, zo
schrijft Heidegger in zijn Festrede ‘Gelassenheit’, dat de mens ‘zum Denken bestimmt’37 is.
De alomtegenwoordigheid van de techniek in de moderne epoche heeft gezorgd voor
Gedankenlosigkeit. Deze Gedankenlosigkeit levert Heimatverlust op. Zoals Heidegger schrijft
in diezelfde Festrede: ‘Die Bodenständigkeit des heutigen Menschen ist im Innersten bedroht.
(...) Der Verlust der Bodenständigkeit kommt aus dem Geist des Zeitalters, in das wir alle
hineingeboren sind.’38 Interessant is dat Celan in het gedicht ‘Denk dir’ in de derde strofe ook
op een bepaalde manier spreekt van ‘Bodenständigkeit’: hij spoort de aangesproken ‘du’ aan
om te denken aan een hand die een ‘Stück bewohnbarer Erde’ heeft ‘gehalten’.

37
Martin Heidegger, Gelassenheit, p. 14.
38
Idem, p. 18.

- 26 -
Jean Firges schrijft met betrekking tot Heidegger en ‘Heimat’: ‘In seiner Schrift Über den
Humanismus nennt HEIDEGGER die Sprache »das Haus des Seins«. Wörtlich heißt es dort:
»Die Sprache ist das Haus des Seins. In ihrer Behausung wohnt der Mensch.« Dies bedeutet,
daß die Sprache nicht etwa eine l e t z t e Zuflucht des heimatlosen Menschen ist, wohin er
sich rettet, wenn alles andere ihm verloren geht, sondern das besagt doch, daß die Sprache
ganz im Gegenteil die uranfängliche und unvordenkliche Geborgenheit und Heimat des
Menschen ist vor aller materiellen Behausung.’39

Ook in dit citaat wordt Heimat in verband gebracht met geborgenheid: de taal vormt de
‘uranfängliche und unvordenkliche Geborgenheit und Heimat des Menschen’. Nog voordat de
mens thuis is in een bepaalde materiële behuizing, is de mens al thuis in de taal. In dit opzicht
zou niet Israël de uiteindelijke, veilige Heimat voor de Joden vormen – zoals in de eerste
politieke lezing van het Heimat-begrip in het gedicht ‘Denk dir’ het geval is –, maar de taal
die zij speken. De taal die bepaalde mensen spreken, is uiteraard wel gebonden aan bepaalde
landen of bepaalde streken.

Aangezien er niet één taal is, er is ook niet één Heimat. Heidegger schrijft: ‘Sprache ist indes
noch immer die jeweilige Sprache, in die Völkerschaften und Stämme geschickhaft
hineingeboren werden, worin sie aufwachsen und wohnen. Insgleichen: D i e Heimat gibt es
nicht auf dieser Erde. Heimat ist jeweilen diese und als solche Schicksal. Sprache ist, aus
ihrem Walten und Wesen gesprochen, jeweils Sprache einer Heimat, Sprache, die einheimisch
erwacht und im Zuhaus des Elternhauses spricht. Sprache ist Sprache als Muttersprache.’40 In
dit citaat geeft Heidegger blijk van een bepaalde taalopvatting. Deze taalopvatting zal in de
volgende paragraaf worden gecontrasteerd met de taalopvatting van Celan.

39
Jean Firges, ‘Sprache und Sein in der Dichtung Paul Celans’, p. 262.
40
Martin Heidegger, ‘Sprache und Heimat’, in: Gesamtausgabe Band 13: Aus der Erfahrung des Denkens, p.
156.

- 27 -
§ 4.3: De taalopvatting van Celan vs. de taalopvatting van Heidegger

In Heideggers taalopvatting vormt taal als ‘Haus des Seins’ een Heimat voor de mens. De
taalopvatting van Celan verschilt van de taalopvatting van Heidegger. Het is maar de vraag of
Celan de taal waarin hij thuis is, zijn moedertaal het Duits – hoewel Celan in Roemenië is
opgegroeid, is hij Duitstalig opgevoed – als zijn Heimat zou beschouwen. Celans verhouding
tot het Duits is ambivalent. Enerzijds lijkt Celan zijn moedertaal wél als een veilige haven van
geborgenheid te beschouwen, en dus als Heimat. Sissel Lægreid haalt in dit verband een
belangrijk citaat van Celan aan: ‘Dazu [nl. het vinden en bedenken van passend materiaal voor
het ontwerp van werkelijkheid te midden van het verlies – AvdH] gehörte vor allem die
intensive Vorarbeit an der deutschen Sprache, die er als „dies eine“ bezeichnete, die
„[e]rreichbar, nah und unverloren“ blieb.’41 Anderzijds is Celan zich er terdege van bewust dat
het Duits ook de taal is, en geweest is, van ‘der Tod’ als ‘Meister aus Deutschland’42. In zijn
Gedicht ‘Nähe der Gräber’ vraagt Celan zich af of zijn moeder, die is omgekomen in een
concentratiekamp, de Duitse, ‘schmerzliche’ rijm wel kan verdragen: ‘Und duldest du Mutter,
wie einst, ach, daheim, / den leisen, den deutschen, den schmerzlichen Reim?’.

Voor Heidegger is de talige Heimat de ‘uranfängliche und unvordenkliche Geborgenheit’ van


de mens: het is de moedertaal waarin volkeren en stammen ‘geschickhaft hineingeboren
werden’. Heidegger schrijft: ‘Heimat ist (...) Schicksal’. Celans taalopvatting benadrukt
daarentegen het scheppende karakter van taal. Het is om die reden ook niet vreemd dat Celan
in zijn gedicht ‘Denk dir’ spreekt van het ‘Beibringen’ van Heimat (‘der Moorsoldat von
Massada / bringt sich Heimat bei’). Heidegger zou zeggen dat je Heimat niet kan ‘beibringen’:
je bent er altijd al in geboren.

Waar Heidegger spreekt van Schicklichkeit, spreekt Celan van Sprechen – in contrast met het
Heideggeriaanse ‘Entsprechen’: ‘Instead of a “subjectless field” of a Mallarmé or a Heidegger,
for Celan poetry is “ein Sprechen,” something spoken and spoken by someone, as he states in
a sentence and in a passage that seems to be aimed directly to Heidegger. “Ein Sprechen,”

41
Sissel Lægreid, ‘Augenstimmen durch die Pforte der Chronotopoi. Zum Chronotopos des Exils bei Paul Celan’,
p. 444.
42
In zijn gedicht ‘Todesfuge’ schrijft Celan de canoniek geworden dichtregel: ‘Der Tod ist ein Meister aus
Deutschland’. Duitsland kent een traditie van meesterschap in de dichtkunst, schilderkunst en muziek. Het
‘Duitse meesterschap’ is in de Tweede Wereldoorlog verworden tot een dodelijk meesterschap.

- 28 -
then, and not only language, and especially not language as “correspondence”: Also nicht
Sprache schlechthin und vermutlich auch nicht erst vom Wort her “Entsprechung”’ 43. Celans
zin over ‘Sprechen, ‘Sprache’ en ‘Entsprechung’, die direct gericht lijkt te zijn op Heidegger,
komt uit zijn Büchner-rede. Heidegger heeft deze Büchner-rede van Celan ook gelezen, en er
aantekeningen bij gemaakt. Pöggeler schrijft met betrekking tot deze aantekeningen van
Heidegger bij Celans rede: ‘Er macht dann (...) die Anmerkung: „das meint das ‚entsprechen‘
im Vortrag 1950 ‚Die Sprache‘ u. S.u.Z. § 34“. Damit unterstellt Heidegger, dass Celan den
Weg des Bandes Unterwegs zur Sprache nicht mitgegangen ist. Das „Entsprechen“ des ersten
und frühesten Vortrags wurde später als Ent-sagen und so als Antwort auf das Seyn als Sage
gefasst.’44

Pöggelers citaat geeft aan: Celans indirecte commentaar op Heideggers taalopvatting in zijn
Büchner-rede betreft vooral de taalopvatting van de vroege, jongere Heidegger. Celan legt in
zijn rede de nadruk op ‘Sprechen’, en op iemand die spreekt. Hij benadrukt het scheppende
karakter van taal. Dit in tegenstelling tot de vroege Heidegger, die de nadruk legt op de taal als
zodanig, en op ‘Entsprechung’ ‘vom Wort her’. Ondanks de verschillen tussen de
taalopvattingen van Heidegger en Celan, kan woord ‘Heimat’ in Celans gedicht ‘Denk dir’
uiteindelijk tóch begrepen worden als een talige Heimat. De taal dient bij Celan een
herinnering levend te houden, dient een Gedenkstätte op te richten. In de taal is het mogelijk
de verloren gegane Heimat te herwinnen. De taal is, als dichterlijke, scheppende taal,
uiteindelijk zélf Heimat. De taal is ‘das einzige, was selbst dann noch übrigbleibt, wenn alles
verloren geht’45.

43
Outi Pasanen, ‘Notes on the Augenblick in and around Jacques Derrida’s reading of Paul Celan’s “The
Meridian”’, p. 232 – 233. Celans zin ‘Also nicht Sprache schlechthin und vermutlich auch nicht erst vom Wort
her “Entsprechung”’ vormt een kernzin in het begrijpen van de overeenkomsten en verschillen tussen de
taalopvattingen van Heidegger en Celan. Deze zin wordt ook geciteerd door Otto Pöggeler in zijn artikel ‘Die
Mittagslinie. Paul Celan und Martin Heidegger’ (p. 330).
44
Otto Pöggeler, ‘Die Mittagslinie. Paul Celan und Martin Heidegger’, p. 333.
45
Jean Firges, ‘Sprache und Sein in der Dichtung Paul Celans’, p. 261.

- 29 -
§ 4.4: Een poëtische lezing van Heimat: het gedicht als Heimat van de dichter

In hoofdstuk 2 is opgemerkt dat er in het gedicht ‘Denk dir’ sprake is van een ‘du’ (de
aangesprokene), en van een ‘ich’ (een lyrisch ik). In een voorbereidend ontwerp voor zijn
Meridian-rede schrijft Celan: ‘Wer Gedichte schreibt, ist [n]ur ‚‚gedichtlang‘‘ der wirkliche
Mitwisser seiner eigenen Gedichte; (...) wir [d.w.z. de schrijvers van gedichten – AvdH] sind,
auch als deren Ich, das erste Du unserer Gedichte’46 En in een in de Nachlass opgenomen
notitie schrijft hij: ‘Echte Dichtung ist antibiographisch. Die Heimat des Dichters ist sein
Gedicht, sie wechselt von einem Gedicht zum andern.’47

Bovengenoemde citaten van Celan geven aanleiding tot een poëtische lezing van het begrip
‘Heimat’ in het gedicht ‘Denk dir’: een lezing waarin het begrip ‘Heimat’ betrekking heeft op
dichtkunst zélf. Heimat is op deze manier niet alleen iets dat te maken heeft met een
geborgenheid binnen een bepaald grondgebied, met staatsburgerschap, of met het levend
houden van een bepaalde herinnering. Het gedicht zélf kan daarentegen fungeren als Heimat
voor de dichter: het kan een geborgen, veilige plek zijn. De poëtische lezing van Heimat is een
lezing die verwant is aan de filosofische lezing van Heimat, waarin Heimat als taal wordt
gezien. In de dichterlijke taal is de dichter uiteindelijk thuis. Ook Heidegger brengt Dichtung
in verband met Heimat, als hij schrijft dat alle (goede) dichtkunst uiteindelijk zijn oorsprong
vindt in heimwee: ‘Das Wesen der Heimat gelangt erst in der Fremde zum Leuchten. Alles,
was die großen Dichter singen und sagen, ist aus dem Heimweh erblickt und durch diesen
Schmerz ins Wort gerufen.’48

Wat de externe omstandigheden ook zijn, in een gedicht (en ook in een lied, zoals het
Moorsoldatenlied) kan de dichter (of zanger) een Heimat scheppen/een Heimat ‘beibringen’.
Als zodanig heeft Celans gedicht ‘Denk dir’ niet alleen betrekking op de Zesdaagse Oorlog, en
is het niet enkel een poging om de herinneringen aan de Holocaust-slachtoffers levend te
houden, maar vormt het gedicht ook een reflectie op Dichtung an sich. Celans ‘Denk dir’ wijst
erop dat het gedicht de uiteindelijke Heimat van een dichter kan vormen: daar vindt hij rust en
geborgenheid. De dichter die nergens in de wereld een thuis vindt, kan dit wellicht wel vinden
46
Paul Celan, Der Meridian, p. 53.
47
Celan, Paul, Mikrolithen sinds, Steinchen. Die Prosa aus dem Nachlass, p. 95.
48
Martin Heidegger, ‘Die Sprache Johann Peter Hebels’, in: Gesamtausgabe Band 13: Aus der Erfahrung des
Denkens, p. 123 – 124.

- 30 -
in zijn gedicht49. Meinecke schrijft: ‘Besonders die späteren Gedichte Celans konzentrieren
sich auf die Suche nach einem Ort, wo das Ich sich »freisetzen« könnte.’50 Dat ‘Ort’ is
uiteindelijk het gedicht. Niet alleen het lyrisch ik kan zich ‘freisetzen’ in het gedicht, kan een
Heimat vinden in het gedicht; ook voor de lezer is dit mogelijk – mits het gedicht weerklank
vindt bij deze lezer.

De lezing van het Heimat-begrip in het gedicht ‘Denk dir’ als bezinning op het dichterlijke
proces, een proces waar in het gedicht zélf een Heimat wordt gecreëerd, komt in de
wetenschappelijke literatuur nauwelijks voor. Enkel Stefan Bodo Würffel haalt het aan in zijn
tekst ‘Ermunterung und Erlösung. Zu einem Motiv in den späten Gedichten Paul Celans’: ‘In
jedem Fall scheint mit der Besinnung des letzten Gedichts der Fadensonnen [d.i. ‘Denk dir’ –
AvdH], die ja wohl als Selbstbesinnung verstanden werden muß, zugleich das
Selbstverständnis des Dichters und des Dichtens tangiert zu sein.’51

De dichter is als een ‘Moorsoldaat uit Massada’, die in weerwil van de omstandigheden in de
wereld, waarin alles wellicht verloren lijkt te zijn, een eigen Heimat schept in zijn gedicht. De
door de dichter geschapen Heimat kan op zijn beurt ook weer als Heimat dienen voor de lezer
van het gedicht. De poëtische Heimat is ‘Heimat (...) aufs / unauslöschlichste, / wider / allen
Dorn im Draht’. Het is Heimat die onuitwisbaar is, in weerwil van de externe omstandigheden.
De Duitse schrijver Erhart Kästner schrijft: ‘Gedicht, das ist Kampf um eine Wirklichkeit, um
die Gewinnung von Wirklichkeit: jedes Bild eine Breite gewonnener Heimat, jedes Gedicht
eine Hufe zurückgewonnenen Lands, jeder Satz, der diesen Namen verdient, eine
erschlossene, wiedererschlossene Fremde.’52 Celans gedicht ‘Denk dir’ ís ‘Kampf um eine
Wirklichkeit’; en het gedicht weet ook dat het ‘Kampf um eine Wirklichkeit’ is.

49
Zoals de Nederlandse schrijver en dichter Jan Jacob Slauerhoff (1898 – 1936) schrijft in zijn gedicht
‘Woninglooze’ (1934): ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, / Nooit vond ik ergens anders onderdak’.
50
Dietlind Meinecke, Wort und Name bei Paul Celan. Zur Widerruflichkeit des Gedichts, p. 59.
51
Stefan Bodo Würffel, ‘Ermunterung und Erlösung. Zu einem Motiv in den späten Gedichten Paul Celans’, p.
258.
52
Erhart Kästner, ‘Rede für Paul Celan. Bei Verleihung des Bremer Literaturpreises’, p. 115.

- 31 -
CONCLUSIE

‘Nog ontnuchterender dan in de ‘Innigkeit’ van Hölderlin, indachtig-wereldser dan in de


‘Weltinnenraum’ van Rilke, waar de doden nog een plek hebben, en omvattendend-
persoonlijker dan in het ‘Geviert’ van Heidegger, de elementen van het uitspansel die de mens
zijn plaats en bestemming toewijzen, wordt door de ‘meridianen’ van Celan hoorbaar wat
‘dichterisch wohnen’ sinds de twintigste eeuw betekent.’53 Dit schrijft Paul Sars in een oratie
die hij in 2004 heeft gehouden aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Paul Celans gedicht ‘Denk dir’ is bij uitstek te lezen als een gedicht dat een contemplatie
vormt op het ‘dichterlijk wonen’. Het woord ‘Heimat’ in het gedicht wijst daarop: het woord
betreft niet alleen de staatkundige Heimat, en Heimat als Gedenkstätte, maar ook de
dichterische Heimat. Door de dichter wordt, in weerwil van alle ‘buitenpoëtische’
omstandigheden, een geborgen Heimat geschapen in de poëtische taal. Het gedicht ‘Denk dir’
is op die manier niet alleen te lezen als een politiek gedicht, maar ook als een gedicht over
Dichtung zélf. In de wetenschappelijke Celan-literatuur over ‘Denk dir’ is dit laatste echter
niet of nauwelijks aan bod gekomen, op één enkele uitzondering na.

Dit BA-eindwerkstuk heeft gepoogd dit hiaat op te vullen, door uiteen te zetten wat een
dichterlijke lezing van ‘Heimat’ in ‘Denk dir’ in kan houden. In de inleiding was als
hoofdvraag van het onderzoek in dit BA-eindwerkstuk geformuleerd: hoe verhouden zich een
filosofische en poëtische lezing van het Heimat-begrip in Paul Celans gedicht ‘Denk dir’ tot
een politieke lezing van dit begrip?

In het onderzoek in dit BA-eindwerkstuk is duidelijk geworden wat een politieke lezing en een
filosofische en poëtische lezing van het Heimat-begrip met elkaar gemeen hebben. Dat is het
volgende: ze komen tot dezelfde conclusie. Zowel een politieke lezing, als een filosofische en
poëtische lezing concluderen dat het gedicht ‘Heimatstichtend’ is, of de Heimat die gesticht
wordt nu staatkundig (Israël als Heimat), monumentaal (de Gedenkstätte als Heimat) of talig-
poëtisch is (het gedicht als Heimat).

53
Paul Sars, Asymmetrische grenzen: ‘...Schmerz, der die Länder verbrüdert...’, p. 16.

- 32 -
Het antwoord op de hoofdvraag is daarom het volgende: een filosofische en poëtische lezing
van het Heimat-begrip in Paul Celans gedicht ‘Denk dir’ vormen geen ontkenning van een
politieke lezing, maar vormen daarentegen een uitbreiding, verdieping en een nuancering van
deze lezing. Het is om die reden zonde dat de wetenschappelijke literatuur tot nu toe vooral
aandacht heeft gehad voor een politieke lezing van het Heimat-begrip in ‘Denk dir’. Het is de
vraag of dit ook voor de rest van Celans oeuvre geldt. Is een politieke lezing van de gedichten
uit zijn oeuvre de norm, of zijn andere gedichten wél gelezen als een contemplatie op
Dichtung zélf? Verder onderzoek is in dit verband nodig.

- 33 -
LITERATUURLIJST

Bodo Würffel, Stefan, ‘Ermunterung und Erlösung. Zu einem Motiv in den späten Gedichten
Paul Celans’, in: Literatur und Kritik, nr. 125, Otto Müller Verlag, Salzburg, 1978, p. 257 –
263.

Celan, Paul, Der Meridian. Endfassung – Entwürfe – Materialien. Herausgegeben von


Bernhard Böschenstein und Heino Schmull. Unter Mitarbeit von Michael Schwarzkopf und
Christiane Wittkop. Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main, 1999.

Celan, Paul, Die Gedichte. Kommentierte Gesamtausgabe in einem Band. Herausgegeben und
kommentiert von Barbara Wiedemann. Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main, 2003.

Celan, Paul, Mikrolithen sinds, Steinchen. Die Prosa aus dem Nachlaß. Kritische Ausgabe.
Herausgegeben und kommentiert von Barbara Wiedemann und Bertrand Badiou, Suhrkamp
Verlag, Frankfurt am Main, 2005.

Celan, Paul, »Todesfuge« und andere Gedichte. Ausgewählt und mit einem Kommentar
versehen von Barbara Wiedemann. Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main, 2004.

Du Buy, Frans Hendrik Evert Wendel, Das Recht auf die Heimat. Realität oder Fiktion? J.P.
Bachem Verlag, Köln, 1975.

Emmerich, Wolfgang, Paul Celan. Rowohlt Taschenbuch Verlag, Reinbek, 1999.

Felstiner, John, Paul Celan. Eine Biographie. Verlag C.H. Beck, München, 1997.

Firges, Jean, ‘Sprache und Sein in der Dichtung Paul Celans’, in: Muttersprache.
Vierteljahresschrift für deutsche Sprache, jaargang 72, nr. 9, Schmidt Periodicals, Bad
Feilnbach, 1962, p. 261 – 269.

Glenn, Jerry, Paul Celan. Twayne Publishers, New York, 1973.

- 34 -
Heidegger, Martin, Gelassenheit. Verlag Günther Neske, Pfullingen, 1959.

Heidegger, Martin, Gesamtausgabe Band 13: Aus der Erfahrung des Denkens. 1910 – 1976.
Vittorio Klostermann, Frankfurt am Main, 1983.
Kästner, Erhart, ‘Rede für Paul Celan. Bei Verleihung des Bremer Literaturpreises’, in: Die
Neue Rundschau, jaargang 1958, nr. 69, S. Fischer Verlag, Berlijn/Frankfurt am Main, 1958,
p. 110 – 116.

Lægreid, Sissel, ‘Augenstimmen durch die Pforte der Chronotopoi. Zum Chronotopos des
Exils bei Paul Celan’, in: Wirkendes Wort. Deutsche Sprache und Literatur in Forschung und
Lehre, jaargang 56, nr. 3, Wissenschaftlicher Verlag Trier, 2006, p. 439 – 454.

Langhoff, Wolfgang, Die Moorsoldaten. Verlag des Ministeriums für Nationale Verteidigung,
Berlijn, 1960 (1e druk: 1935).

Meinecke, Dietlind, Wort und Name bei Paul Celan. Zur Widerruflichkeit des Gedichts,
Verlag Gehlen, Bad Homburg, 1970.

Mildenberger, Jürgen, Das Recht auf die Heimat und das Grundgesetz. Inaugural-Dissertation
zur Erlangung der Doktorwürde einer Hohen Rechtswissenschaftlichen Fakultät der
Universität Köln. Fotostelle der Universität Köln, 1964.

Pasanen, Outi, ‘Notes on the Augenblick in and around Jacques Derrida’s reading of Paul
Celan’s “The Meridian”’, in: Research in Phenomenology, jaargang 36, nr. 1, Koninklijke
Brill, Leiden, 2006,
p. 215 – 237.

Petuchowski, Elizabeth, ‘A New Approach to Paul Celan’s “Argumentum e Silentio”’, in:


Deutsche Vierteljahrsschrift für Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte, jaargang 52, nr.
1, J.B. Metzler Verlag, Stuttgart, 1978, p. 111 – 136.

Pöggeler, Otto, ‘Die Mittagslinie. Paul Celan und Martin Heidegger’, in: Edith Düsing en
Hans-Dieter Klein (red.), Geist und Literatur. Modelle in der Weltliteratur von Shakespeare
bis Celan. Verlag Königshausen & Neumann, Würzburg, 2008, p. 327 – 338.

- 35 -
Pöggeler, Otto, Spur des Worts. Zur Lyrik Paul Celans. Verlag Karl Alber, Freiburg/München,
1986.

Rosenfeld, Alvin, ‘Poetry and Violence’, in: European Judaism. A Journal for the New
Europe, jaargang 4, nr. 2, Berghahn Books, New York/Oxford, 1970, p. 44 – 50.

Sars, Paul, Asymmetrische Grenzen: ‘...Schmerz, der die Länder verbrüdert...’ Rede
uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Duitse taal en cultuur, in het
bijzonder Duitslandstudies, aan de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit
Nijmegen op 15 december 2004, Thieme MediaCenter, Nijmegen, 2005.

Von Krockow, Christian, ‘Vom Recht und Unrecht auf Heimat’, in: Gewerkschaftliche
Monatsschrift, nr. 4, Springer VS, Wiesbaden, 1988, p. 222 – 225.

Weissenberger, Klaus, Zwischen Stein und Stern. Mystische Formgebung in der Dichtung von
Else Lasker-Schüler, Nelly Sachs und Paul Celan. Francke Verlag, Bern, 1976.

Zanetti, Sandro, ‘Orte/Worte – Erde/Rede. Celans Geopoetik’, in: Sylvia Sasse en Magdalena
Marszałek (red.), Geopoetiken. Geographische Entwürfe in den mittel- und osteuropäischen
Literaturen. Kulturverlag Kadmos, Berlijn, 2010, p. 115 – 131.

Afbeelding op pagina 1: ‘Weinend Allein’. Afbeelding op pagina 5: ‘Erlösung’.


Beide afbeeldingen zijn litho’s uit de serie ‘Seele der Heimat’ (1917) van Erich W. Eiland.

- 36 -
‘Verbannt und Verloren / waren daheim’
Paul Celan, ‘Köln, am Hof’

- 37 -

You might also like