You are on page 1of 17

De aanslag

Harry Mulisch

klas 3 / 2018-2019
Studiewijzer tot en met 18 januari 2019
datum in de les huiswerk voor de volgende les

14 november Posterles Maak van Goed Gebekt deel 1 taak 1 t/m 3 en kijk
deze daarna zelf na. De antwoorden staan achterin.
De aanslag: Motto & proloog Maak van Goed Gebekt taak 4 en kijk deze zelf na.
15 november + vraag 1 t/m 5 gezamenlijk De aanslag: lezen t/m episode 1, hoofdstuk 2.
maken. Maak vraag 6 t/m 15 (sla vraag 7 en 8 over).
De aanslag: vragen bespreken Maak van Goed Gebekt taak 5 en kijk deze zelf na.
21 november en verder lezen. De aanslag: lezen t/m episode 1, hoofdstuk 3.
Maak vraag 16 t/m 20.
De aanslag: vragen bespreken Leer alvast taak 1 t/m 3 uit Goed Gebekt.
22 november en verder lezen. De aanslag: lezen t/m episode 2, hoofdstuk 1.
Maak vraag 21 t/m 28.
DT taak 1 t/m 3. Leer taak 1 t/m 5 voor het SO (zie uitleg SOM).
28 november De aanslag: vragen bespreken
en verder lezen.
29 november SO Goed Gebekt deel 1 De aanslag: lezen t/m eind episode 2.
taak 1 t/m 5. Maak vraag 29 t/m 38.
verder lezen als je klaar bent.
6 december De aanslag: vragen bespreken De aanslag: lezen t/m episode 3, hoofdstuk 2.
en verder lezen Maak vraag 39 t/m 42.
12 december De aanslag: vragen bespreken De aanslag: lezen t/m eind episode 3.
en verder lezen. Maak vraag 43 t/m 48.
13 december De aanslag: vragen bespreken De aanslag: lezen t/m episode 4, hoofdstuk 2.
en verder lezen. Maak vraag 49 t/m 55.
19 december De aanslag: vragen bespreken De aanslag: lezen t/m episode 4, hoofdstuk 4.
en verder lezen. Maak vraag 56 t/m 62.
De aanslag: vragen bespreken De aanslag: lezen t/m laatste episode, hoofdstuk 1.
20 december en verder lezen. Maak vraag 63 t/m 74.
Oefenopdracht maken.
9 januari De aanslag: vragen bespreken De aanslag: boek uitlezen.
en verder lezen. Maak vraag 75 t/m 83.
Oefenopdracht bespreken.
10 januari De aanslag: vragen bespreken
en verder lezen.
16 januari Proefwerkvoorbereiding Proefwerk leren.

Proefwerk over De aanslag.


18 januari Je moet het boek en de bijbehorende aantekeningen kennen. Kijk alle vragen nog
eens goed door; dit geeft precies aan wat je moet weten.
Let bij het proefwerk goed op je formulering en spelling!
Vragen bij De aanslag van
Harry Mulisch
De onderstaande vragen zijn bedoeld om je een
beter begrip te geven van het boek, je op
dingen te wijzen die belangrijk zijn of om je over
bepaalde zaken te laten nadenken. Dit is dus
proefwerkstof!

Vragen over de Proloog

Een motto is een stukje tekst dat een auteur heeft


ontleend aan het werk van een andere schrijver, het kan
zowel een stukje proza zijn als een paar dichtregels of
een stukje uit een songtekst. Een motto heeft altijd te
maken met de inhoud van het literaire werk en je kunt
het - als het er is - vinden voor het 'echte verhaal' begint.
Je moet proberen het motto en het verhaal met elkaar te
verbinden.

1 Zoek het motto van De aanslag. Dit motto is afkomstig van de Romeinse schrijver Plinius de
Jongere. Zijn beroemdheid als schrijver dankt hij aan zijn verzameling brieven. Deze brieven
geven bijzonder waardevolle inlichtingen over gebeurtenissen van die tijd en over het
gezelschapsleven in die dagen. In de twee meest vermaarde brieven beschrijft hij aan de
geschiedschrijver Tacitus de uitbarsting van de Vesuvius in 79 na Chr., die hij als
zeventienjarige heeft meegemaakt en waarbij zijn oom Plinius de Oudere het leven verloor.
Deze uitbarsting zorgde ervoor dat Pompeï onder as en lava bedolven werd. Volgens Plinius
was er zo veel as in de lucht, dat het donkerder was dan in de nacht.
Mulisch vond dit fragment passend voor zijn boek. De uitbarsting van de Vesuvius en het
donkere daarna staan dan voor iets in het boek. Voor wat zal de vulkaanuitbarsting staan en
voor wat zal de donkerte staan, denk je?

We onderscheiden de volgende perspectieven:


Ik-perspectief : Er is een ik-figuur die beschrijft wat hij meemaakt of heeft meegemaakt. De ik-figuur
is tevens de ik-verteller.
Personaal (hij/zij-) perspectief : Er is een hij- of zij-figuur door wiens ogen je de gebeurtenissen
meemaakt. Je hebt hier te maken met een hij/zijverteller (= personale verteller)
Auctoriaal perspectief : De auctoriale verteller neemt niet deel aan de handeling en geeft
commentaar op de gebeurtenissen. Hij kan zowel in de ik-vorm, als in de hij/zij-vorm
vertellen.

2 Wat is het perspectief dat in de proloog gebruikt wordt? Waaraan zie je dat?
3 Over welke dagen zal Mulisch het hebben als hij op pagina 7 ‘onbezorgder dagen’ schrijft?
4 Zoek op Wikipedia op wat het Griekse woord ‘Eleutheria’? (blz. 8) betekent.
5 a In de proloog worden voor de aanslag al verschillende keren andere woorden
gebruikt. Welke twee andere woorden worden er op pagina 5 t/m 7 gegeven?
b Zijn deze twee woorden synoniemen? Licht je antwoord toe.

Vragen over de Eerste episode 1945


Hoofdstuk 1

ab ovo (letterlijk: uit het ei): de vertelling begint bij het begin.
in medias res (letterlijk: in het midden van de zaak): de vertelling start zonder duidelijke
inleiding of sfeerschepping, terwijl de voorafgaande gebeurtenissen pas later (impliciet of
expliciet) uit de doeken worden gedaan. Een vaak gebruikte techniek is het werken met
flashbacks om de ontbrekende informatie te onthullen.
post rem (letterlijk: na de zaak): de vertelling begint bij het einde van het verhaal. Ook hier
wordt de techniek van de flashback vervolgens toegepast.

6 a Welk perspectief kiest Harry Mulisch voor dit deel?


b Hoe is het boek geschreven: ab ovo, in medias res of post rem? Geef een citaat om
je antwoord duidelijk te maken.
7 Op www.encyclo.nl staan verschillende betekenissen van het woord ‘salamander’. Welke
betekenis past het beste bij salamander van blz. 15?
8 Wat betekenen de volgende woorden ? (blz. 17)
a ammonshorens
b surrogaatthee
c griffier
9 Wat is het medische probleem van Antons moeder? En wat doet ze eraan?
10 Op pagina 23 gaat Mulisch opeens over op de tegenwoordige tijd. Wat is het doel hiervan?
Hoofdstuk 2
11 Mulisch begint het hoofdstuk in de tegenwoordige tijd. Waar gaat de verteller over op de
verleden tijd? En waarom?
12 Wat stopte Anton in zijn zak?
13 Verklaar de uitspraak ‘dat vereeuwigde’ (blz. 39)
14 Waarom raakt Anton vervuld van een ‘dubbelzinnig welbehagen’? (blz. 48)
15 Als hij naar het huis kijkt, denkt hij terug aan het moment dat zijn vader zijn hoed af moest
nemen. Dat vindt hij een ondraaglijke gedachte. Hoe gaat hij met die ondraaglijke gedachte
om? En waarom zal hij er zo mee omgaan?

Hoofdstuk 3
16 Als hij in de cel komt, is alles donker. Wanneer ziet hij weer licht en waarom zal Mulisch hem
juist op dat moment weer licht hebben laten zien?
17 a De tekenaar Milan Hulsing heeft een strip van De aanslag gemaakt. Hieronder zie je
een pagina die bij hoofdstuk 3 past. In het tekstballonnetje [17a] stond een uitspraak
van de vrouw met wie Anton in de cel zat. Het was de belangrijkste zinnen die zij
uitsprak. Welke belangrijke uitspraak moet er op de puntjes staan?
b In het laatste plaatje toont tekstballonnetje [17b] de conclusie die Anton hieruit
trekt. Wat is die conclusie? Lees hiervoor blz. 61-63.

[17a]

[17b]
Een motief in literatuur is een herhaaldelijk terugkerend element. We herkennen het omdat het binnen
het verhaal meermalen voorkomt (bijv. een voorwerp, een lied, een kleur, een bepaalde handeling, een
gevoel). Herhaling is essentieel. De meeste motieven in een roman kun je ook wel beschouwen als
kleinere thema’s die alle verwijzen naar het hoofdthema.

18 Op pagina 67 komt een motief voor dat we al verschillende keren gezien hebben. Welk?
19 Op pagina 69 komt ook weer een bekend motief terug. Welk en waar staat het voor? Lees
hiervoor pagina 70 ook nog eens.
20 a Wat is Antons reactie als hij op pagina 73 begrijpt dat Peter iets heel doms gedaan
heeft?
b Bij welk van de besproken motieven (vraag 13 en 14) past dit? Licht je antwoord toe.

Hoofdstuk 4
21 Waar is de Euterpestraat in
Amsterdam? En wat was daar
voor Duits kantoor? En wat is er
nu in dat gebouw? Zoek dit op
Wikipedia op.
22 Wie ziet Anton als hij bij de
Ortskommandatur aankomt?
23 De Ortskommandant heeft het
over Apollo (blz. 84). Waarnaar
verwijst dat terug?
24 In de slotzin vindt Anton iets in
zijn zak. Waar zou dat object
symbool voor staan? Rechts het genoemde kantoor in de Euterpestraat

Vragen over de Tweede episode 1952


Hoofdstuk 1
25 De eerste zin van deze episode luidt: ‘De rest is naspel’. Leg deze zin uit.
26 In de tweede zin wordt verwezen naar een vulkaan.
a Waar zijn we deze vulkaan eerder tegengekomen?
b Wat bedoelt Mulisch met de aswolken die jaren later nog op alle continenten
neerkomen.
27 Wat is Antons reactie op alles wat met de Tweede Wereldoorlog te maken heeft?
28 Aan het eind van het hoofdstuk wordt verwezen naar ‘de man met het litteken’. Dit is de
man bij wie Anton in de auto is gezet op het moment dat iedereen uit het huis werd gehaald
(p. 54). Over deze man wordt nu gezegd dat het ‘de onbeduidendste van alle betrokkenen’ is
geweest. Is hij ook voor Anton onbeduidend geweest?
Hoofdstuk 2
29 ‘terwijl hij zich voelde als iemand die voor het
eerst naar de hoeren gaat’ (blz. 108). Hoe kun
je dat gevoel van Anton verklaren?
30 Op pagina 111 vertelt Gerrit-Jan over Korea.
Wat is de vergelijking tussen wat er op dat
moment in Korea gebeurt en wat er in Europa
tijdens de Tweede Wereldoorlog gebeurde?
31 Gaat Anton bewust terug naar de plek waar
zijn ouderlijk huis stond?

Hoofdstuk 3
32 Wat valt je op aan de openingszinnen van dit
hoofdstuk?
Soldaten in Korea
33 Welk ander element zie je op pagina 117 terug
dat ook al eerder voorbij is gekomen?
34 De naam van Kortewegs huis is overgeschilderd. Hoe luidde die naam?
35 Mevrouw Beumer heeft een heel ander beeld van Peter dan hij in werkelijkheid is. Licht dit
toe.
36 Op pagina 135 komt de licht-donkersmotief weer terug.
a Wat wordt hier geassocieerd met licht en wat met donker?
b Verklaar waarom het ene symbool staat voor licht en het andere voor donker.
37 Waarom staat Peter niet op namenlijst op het monument?

Hoofdstuk 4
38 Op pagina 141 komt twee keer hetzelfde motief voor: stenen. Ook zijn naam kun je hieraan
koppelen: Steenwijk. Op deze pagina denkt Anton aan een steen die in een put gegooid
wordt waarna niemand er ooit nog iets van hoort. Dat vindt hij een angstig gevoel.
a Op pagina 25 heeft Antons vader al eens iets over stenen gezegd. Wat zei hij
daarover?
b Hoe kun je dat koppelen aan zijn angst nu?

Vragen over de Derde episode 1956


Hoofdstuk 1
39 Op een van de eerste pagina’s wordt verteld dat Anton wegliep uit een voorstelling omdat
hij een bepaalde scène had gezien. Op welke scène uit Antons leven lijkt deze toneelscène?
40 Anton heeft soms last van migraine en moet dan in het donker liggen. Waar staat de
migraine en het donker symbool voor, denk je?
41 a Anton wil anesthesist worden. Wat doet een anesthesist?
b Waarom gaat Anton anesthesie studeren? Zie pagina 147-148.

Hoofdstuk 2
42 Wat heeft de grote kerel in zijn hand op pagina 156? En wat zou dat kunnen betekenen?
Hoofdstuk 3
43 Fake vindt de moderne stoel in het huis van Anton vreselijk, terwijl Anton er positief over is.
Wat zegt dit over de houding van beide mannen?
44 Waarom is Fake junior tegen het communisme?
45 Wie is volgens Fake schuldig aan de aanslag?
46 a Opvallend vaak wordt verwezen naar de kachel, het vuur maken, lucifers en een
ontplofte kachel. Dit motief vuur verwijst direct naar iets belangrijks. Naar wat?
b Met welk motief dat we al eerder zijn tegengekomen kan de ontplofte kachel in
verband worden gebracht?
47 De spiegel staat symbool voor het verleden. Je kan immers als je met je gezicht naar de
spiegel kijkt, zien wat er achter je (symbool voor vroeger) gebeurt. Hoe moeten we het
interpreteren dat Fake de spiegel kapot gooit?
48 De laatste zin van de episode luidt: “Dat zou hij anders nooit geweten hebben”. Wat zou hij
anders nooit geweten hebben?

Vragen over de Vierde episode 1966


Hoofdstuk 1
49 Op de eerste pagina van dit hoofdstuk wordt gesproken
over een sextant. Op de volgende pagina wordt zijn
interesse voor navigatie-instrumenten vermeld. Wat zeggen
deze beide over Anton?
50 Als Anton bij de Westminster Abbey is, ziet hij iets wat al
eerder als motief gebruikt is.
a Wat ziet hij? een sextant
b Wat is het gevolg?
51 a Wat is de belangrijkste uitspraak van Antons toekomstige schoonvader?
b Hoe kun je deze uitspraak koppelen aan de aanslag?
c Zal zijn schoonvader het eens zijn met de vrouw uit de cel of met Fake jr.? Licht je
antwoord toe.
Hoofdstuk 2

Het fragment van het


gedicht dat Antons
schoonvader voordraagt
aan zijn verzetsvrienden
staat op het Van
Randwijkmonument op
het Weteringscircuit.

52 Een aforisme is een korte, bondige uitspraak, vaak niet meer dan een regel
lang. Aforismen zijn vaak grappig, paradoxaal en/of absurd en bevatten vaak een boodschap
van wijsheid. Saskia geeft ook een aforisme: “de dood is niks voor kinderen”. Waarom
reageert Anton zo fel op dit aforisme?
53 Op pagina 189 wordt gesproken over Demosthenes. Welk motief zien we hier (weer) terug
en wat weten we dus nu?
54 Welke oorlog vindt plaats in 1966?
55 Wat is de overeenkomst tussen alle genoemde oorlogen?

Hoofdstuk 3
56 Takes zegt : Ik verdedig me ook niet
tegen jou.’(pagina 209) Tegenover wie
zou Takes zich dan wél moeten/willen
verdedigen volgens jou?
57 Hoe luidt de belangrijkste `
boodschap van Takes?
58 Wat betekent : ‘De gustibusnon est
disputandum.’? (pagina 216)
59 Wat zijn de twee belangrijkste zaken die
Anton hoort van Takes? Cor Takes (l) en Anton Steenwijk in de film
60 Is het effect van beide zaken die hij
hoort hetzelfde? Motiveer je antwoord.
61 Denk nog eens terug aan hoofdstuk 2 van de eerste episode.
Cor Takes (CT) en Truus Coster (TC) hebben Ploeg samen doodgeschoten. Toch is er een
verschil in hun houding t.o.v. de aanslag. Wat is het verschil?

Hoofdstuk 4
62 Anton blijft nog lang nadenken over wat Takes gezegd heeft en dit leidt tot een derde
belangrijke ontdekking voor Anton. Welke?
Hoofdstuk 5
63 Volgens Truus zouden de fascisten kunnen winnen van Takes.
a Hoe zou dat dan kunnen, volgens haar?
b Denk je dat Truus gelijk heeft gekregen en dat de fascisten gewonnen hebben van
Takes, of heeft Takes toch nog gewonnen?
64 Welk motief keert aan het eind van
het hoofdstuk weer terug? Wat is de
betekenis?
65 Het hoofdstuk eindigt met een liedje:
Red roses for a blue lady. Met een blue
lady wordt een geest bedoeld.
a Naar wie verwijst dit?
b Wie geeft de rode rozen?
66 a Dit is niet de eerste keer dat
Mulisch de titel van een liedje noemt. Aan het begin van
het derde hoofdstuk in episode drie (vlak nadat Takes en Anton elkaar ontmoet
hebben) hoorde Anton It’s been a hard day’s night op de jukebox. Wat zal de
betekenis van dat liedje zijn?
b De eerste keer dat Mulisch de titel van een liedje vermeldt, staat middenin
hoofdstuk 2 van episode 2: Thanks for the memory. Dit is het moment dat Anton
tegen Gerrit-Jan zegt dat hij niet naar Korea gaat, omdat hij zijn portie al gehad
heeft. Op het moment dat hij dat zegt, wordt door iemand dit binnen in het huis dit
liedje opgezet. Wat zal de betekenis van dit liedje zijn?

Vragen over de Vijfde episode 1981


Hoofdstuk 1
67 a Aan het begin van het hoofdstuk staat dat Anton in die zin een Griek was. In
welke zin was Anton een Griek?
b Leg de uitspraken die Mulisch doet op de eerste bladzijde van de vijfde episode uit.
c Past alles wat je bij a en b hebt opgeschreven bij Antons beweringen uit
eerdere episoden dat het hij geen interesse heeft in het verleden? Motiveer je
antwoord.
68 Hoe denk je dat de scheuren in de relatie (die leidden tot de scheiding in 1968) van Anton en
Saskia zijn ontstaan?
69 Wat is de symboliek van de aansteker in de vorm van een dobbelsteen?
70 a Wat gebeurt er precies met Anton als hij alleen is in Toscane? (vanaf pagina 289)
b In de beschrijving van dit gebeuren zie je de volgende bekende elementen
terugkomen: Vesuvius en migraine. Licht toe hoe ze terugkomen en wat ze
betekenen.
71 De paniekscène sluit af met de zinnen: “Alleen zijn huis en het uitzicht van zijn terras bleven
niet verschoond. Na die middag hadden zij iets van hun volmaaktheid verloren, zoals een
mooi gezicht ontsierd wordt door een litteken.”
Waarnaar verwijst dat litteken?
72 Welk motief zien we weer terug als Anton samen met Saskia naar Haarlem gaat?
73 Saskia wil een rode roos kopen als ze samen met Anton naar het graf van Truus gaat. Dat
lukt niet; het wordt een ‘paarse bijkans blauwe’. Waarnaar verwijst dit? Tip: kijk naar vraag
17 uit de vorige episode.
74 Als hij met Saskia wat zit te drinken, vertelt hij haar over Truus Coster en wat zij hem
vertelde. Hij denkt dat hij letterlijk vertelt wat hij zij hem vertelde, maar dat is niet zo. Wat is
het verschil? (Truus zei het op pagina 61.)

Hoofdstuk 2
75 Waarom reageert Anton zo emotioneel als Liesbeth hem een Indisch middeltje tegen
kiespijn geeft?
76 Wat is Sandra’s woordelijke reactie als zij haar vader in de demonstratie ziet? En wat weten
wij dan?

Hoofdstuk 3
77 Wat zijn volgens jou voor Anton de
belangrijkste mededelingen van
Karin?
78 Hoe reageert Anton op deze
informatie?

Hoofdstuk 4
79 In deze episode wordt er veel aan-
dacht besteed aan een cryptogram
dat Anton maakt. Waar staat het
cryptogram symbool voor? de demonstratie tegen kernwapens in 1981
80 Na de ontmoeting met Karin lost hij het
cryptogram op. Waarom juist op dat moment?
81 De jaartallen van de verschillende episoden verwijzen naar grote oorlogen in de wereld. Het
laatste jaartal niet; dat verwijst naar het jaar van de grote demonstratie tegen kernwapens.
a Hoe wordt deze demonstratie in het boek ook genoemd?
b Waarom zal Mulisch ervoor gekozen hebben om het boek bij deze gebeurtenis te
laten eindigen? Koppel je antwoord ook aan de vorige vraag.
82 Wat doet Mulisch met het perspectief in de laatste alinea?
83 Leg de laatste zin van het boek uit. Denk aan het motto!

succes met het proefwerk!


Antwoorden

Proloog
1a Een motto van een boek is een citaat, een spreuk, een sententia of een klein stukje
tekst dat niet bij het verhaal hoort en dat meestal van een ander persoon dan de auteur
komt. Het gaat steeds vooraf aan een tekst en is daarvan duidelijk onderscheiden door
plaats en wijze van afdrukken. Motto's hebben doorgaans een specifieke relatie met de tekst
waar ze bij horen, bijvoorbeeld een ondersteuning of toespeling op de inhoud van de tekst
die volgt. Maar daarnaast zou men het motto kunnen zien als een aanwijzing voor de lezer
over de wijze waarop de erop volgende tekst gelezen dient te worden. Het belang van een
motto is gewichtig, want het kan helpen bij de interpretatie van het verhaal.
1b Dit citaat van Plinius heeft betrekking op de uitbarsting van de Vesuvius in het jaar
77. Deze uitbarsting zorgde ervoor dat Pompeï onder as en lava bedolven werd. Volgens
Plinius was er zo veel as in de lucht, dat het donkerder was dan in de nacht. De aanslag op
Ploeg heeft voor de familie Steenwijk en hun huis net zo’n verwoestende werking.
Bovendien komt er op verschillende plaatsen in De aanslag as voor: zo begint de tweede
episode met de vermelding dat er nog jarenlang as uit de hemel zal neerdalen. Dit is een
vooruitwijzing naar het feit dat Anton zijn hele leven met de aanslag op Ploeg bezig is. Als
Ploeg jr. zijn kei door de spiegel gooit, ploft er een wolk as uit de kachel. ‘As’ is het symbool
van de vergankelijkheid: als iets er niet meer is, is er slechts as over en aan as kun je niet
meer zien wat het ooit geweest is. De roman eindigt met de woorden: zijn schoenen sloffen
en het is of zij wolkjes as opwerpen, ofschoon nergens as te zien is.
Vesuvius = aanslag
Donkerte = het nare tijd die erna komt
2 Alwetende verteller, dat zie je aan de eerste zin  echt een afstand tussen Anton en de
verteller.
3 De dagen voor de oorlog en voor de aanslag.
4 Vrijheid.
5 a catastrofe, voorval.
b De eerste is heel heftig, de ander heel minimaal, met een toevalsfactor.

Eerste episode
6 a In de verleden tijd, personaal perspectief.
b Post rem, Als hij later iemand ontmoette die zo heette, of die Ton of Dolf werd
genoemd, dan schatte hij soms of hij in de oorlog geboren was […]
7 Kacheltje.
8 a witte fossielen
b nepthee
c iemand die het verslag schrijft van rechtszittingen.
9 Kiespijn en daarvoor gebruikt ze een kruidnagel.
10 Hij komt als verteller naar voren die ons duidelijk maakt dat wij én Anton veel niet begrijpen
van wat er gebeuren zal.
11 De alinea erna gaat weer in de verleden tijd. Het is dan donker, de aanslag is geweest, nu is
het de donkere periode erna.
12 Een dobbelsteen.
13 Het is het moment dat Peter weg is en opeens ziet hij alles alsof het in een ‘still’ is. Hij hoort
en ziet alles ‘maar op een of andere manier is hij er niet helemaal’. Hij ziet zijn vader zwart (!)
uit de sneeuw geknipt aan tafel, zijn moeder in het licht (!) van de sterren – dat vereeuwigde.
Dit moment is een keermoment in zijn leven.
14 Omdat er eindelijk iets gaat gebeuren.
15 Hij wilde dat hij er nooit meer aan hoefde te denken, want dan zou het niet gebeurd zijn.
16 Als hij gehuild heeft en getoost is door de vrouw en weer bedaard is. Dan is er weer iets van
licht in hem.
17a Ze zullen je je misschien van alles wijs proberen te maken, maar je moet nooit vergeten dat het
de moffen zijn, die jouw huis in brand hebben gestoken. Wie het gedaan heeft, heeft het
gedaan, en niemand anders. (p. 61)
17b Dat dan nooit iemand schuldig is, dan kan iedereen maar doen.
18 Vergeten  Anton praat en is even helemaal vergeten waar hij is. Het geeft hem een blij
gevoel, want hij praat over luchtige dingen.
19 Donker en licht. Het donker staat voor slecht, haat en het licht voor goed, liefde.
20a Hij valt in slaap.
20b Bij vergeten, want als je slaapt weet je even niets. Niet bij donker, want dat staat voor slecht
en daar heeft deze slaap niets mee te maken.
21 De Duitse Sicherheidsdienst zat er en veel verzetshelden zijn er gemarteld en vanaf daar
afgevoerd. Nu is het Het Gerrit van der Veen.
22 Meneer Korteweg.
23 De god van het licht en de schoonheid, volgens de Ortskommandant. Volgens wikipedia de
god van levensvreugde, muziek, een reddende god. Hij kon echter, als hij toornig werd, een
strenge en straffende god zijn, met wie men zich dan moest verzoenen. Maar ook de god die
door de Romeinen vereerd werd als zonnegod (Ortskommandant).
24 Voor het toeval, het lot. Door het lot hebben ze zijn huis afgebrand, zijn ze hem vergeten
door de Duitser en daarom leeft hij misschien nog en nu brengt het lot hem levend in
Amsterdam terwijl er onderweg door het luchtbombardement doden zijn gevallen.

Tweede episode
25 De rest is het gevolg van de oorlog.
26 a motto
b de gevolgen komen overal nog neer  jaartallen van de episoden! (1952 Korea-
oorlog)
27 Hij wilde er niet meer aan denken (2e of 3e pagina van het hoofdstuk) / het is voor hem
“hermetisch afgesloten” (vrij aan het eind van het hoofdstuk) / hij leest niets over WO II (ook
vrij aan het eind van het hoofdstuk).
28 Nee, door hem is Anton niet gefusilleerd.
29 Hij wil er dus eigenlijk niet heen, hij vindt het iets gênants. Hij wil – net als de meeste
mannen die naar de horen gaan – ook geen vragen over Haarlem en het gebeuren daar
vroeger horen. Dat weet je omdat hij blij is dat de ouders van zijn vriend na de oorlog in
Haarlem zijn komen wonen
30 Koreanen zijn barbaren, net als de Duitsers in Europa waren, maar dan – volgens Gerrit-Jan –
nog erger.
31 Niet echt. Hij vlucht weg van het feestje, want hij wil niets met die Gerrit-Jan en Korea te
maken hebben. Daarnaast is hij eigenlijk al te dicht bij het verleden in Haarlem geweest en
dat wil hij niet. Hij vindt het een fout en wil voorgoed afscheid nemen. Daarom gaat hij naar
het huis.
32 Een vergelijking met een gebit; moeder had een gebitstoestand en later in het boek komt
het ook weer terug.
33 As  ook hier is de as neergedaald, vindt hij restanten van de traumatische ervaring.
34 Nooitgedacht  later wordt duidelijk waarom; nooit gedacht dat hij vanwege hagedissen
zo’n ellende kon veroorzaken. Over de hagedissen wordt op pagina 128 gezegd: de
hagedissen keken hem aan “- uit een verleden, zo diep en roerloos als zij zelf waren”.
35 Mevrouw Beumer denkt dat Peter Takes wilde helpen en vindt Peter daarom heel nobel en
goed, terwijl Anton weet dat Peter het lijk eigenlijk voor de Beumers had willen leggen. Dat
zou hebben betekent dat hun huis nu verdwenen zou zijn.
36 a De lege plek nu waar het huis vroeger stond is licht.
Het huis vroeger is donker.
b Hij wil niets met vroeger te maken hebben, negeert alles. Dat is nu dus slecht om aan
te denken. Het nu is prettig, fijn, veilig, dus licht.
37 “Hij behoorde, met veel goede wil, tot de doden voor het gewapend verzet, waar andere
monumenten voor waren.”  Mulisch zegt hiermee dat het een te bureaucratische toestand
is, waar iedereen in hokjes werd gedeeld.
38 a Zijn vader had het over een symbolon: een steen die doormidden gehakt
werd. De ene helft bleef bij de een, de andere helft bij de ander. Zo wist iedereen dat
je bij elkaar hoorde.
b Hij hoort niets van de steen, omdat de andere helft (zijn ouders, Peter) er niet meer
zijn en nooit meer wat kunnen laten horen. Daar is hij dus opeens toch bang voor.
Later : Stenen laten ook zien dat de ontmoeting tussen mensen goed is. Vaak als Anton
mensen ontmoet is er iets met stenen. Zijn vader verklaart dat met de symbolon
(ofzo): ze sloegen een steen doormidden en dan wist de ander dat degene die kwam
hoorde bij degene die hij eerder gezien had.

De derde episode
39 Het is de scène “waarin een man met gebogen hoofd aan een tafel zat en een vrouw
buiten op een terras iets naar iemand riep”. Dat zijn zijn ouders vlak na de aanslag. Zijn
moeder roept dan Peter. Zijn vader zit aan tafel.
40 Hij heeft last van het gebeuren in het verleden, maar het speelt wel in zijn hoofd en soms
wordt dat te veel. Dan moet hij weer vergeten: donker.
41 a slaapdokter
b 1) een anesthesist kan de deur van het ziekenhuis achter zich dichttrekken en is dan
vrij (net als een chirurg, maar dat is een slager). Dat zou een maagzweer bij hem
voorkomen.
2) hij was geboeid door het delicate evenwicht tussen leven en dood.
3) hij had het mystieke vermoeden dat een narcose de patiënt niet zo zeer
gevoelloos maakte, maar ervoor zorgde dat hij zijn pijn niet kon uiten en later de
herinnering aan de doorstane pijn wegnamen, terwijl de patiënt er wel door
veranderd was.
42 Een kei en dat verwijst naar een ontmoeting die uiteindelijk goed is voor Anton. Het brengt
hem weer een stapje verder.
43 Anton staat met zijn gezicht naar de toekomst, Fake naar het verleden.
44 “Het communisme”, zei hij rustig, maar met een ondertoon van razernij, “is het ergste van
alles. Dat zie je nu in Boedpast, waar de vrijheidsdrang van een heel volk in bloed wordt
gesmoord.”
45 Het verzet, want die wisten dat er represailles zouden volgen en vermoordden Ploeg toch.
46 a Naar het in brand steken van zijn ouderlijk huis na de aanslag.
b Naar de as die neerdwarrelt. Nu dwarrelt het roet neer  de gevolgen van het
gesprek blijven nog een tijdje op hem neerkomen.
47 Hij staat weliswaar naar het verleden, maar wil niet aan een ander gezichtspunt kijken dan
hij zelf heeft. Hij vindt zijn vader onschuldig, zijn leven erger dan van onschuldige mensen als
de Steenwijks en weigert een ander gezichtspunt in te nemen. Hij gooit dat idee van het
verleden dus stuk.
48 ?

Episode 4
49 Het zijn allemaal navigatie-instrumenten (sextant bepaalt je positie) en hij zoekt zelf ook zijn
weg door het leven.
50 a Een steen: stone of scone.
b Hij ontmoet zijn toekomstige vrouw.
51 a “Zelfs het goede heeft altijd een kwade kant in deze wereld.”
b Het goede was toch Ploeg doodschieten, maar het heeft toch ook kwade kanten
gehad.
c Niet met Fake, want die geeft het verzet de schuld, terwijl zijn schoonvader dat ‘het
goede’ noemt. De vrouw uit de cel zegt dat hij niet de schuld moet leggen bij het
verzet. Dus dat past beter bij de uitspraak van zijn schoonvader.
52 Het herinnert aan vroeger, waar hij als kind wel degelijk met de dood te maken kreeg, ook al
is dat – volgens dit aforisme – niets voor kinderen.
53 Kiezelstenen  er gaat een belangrijke ontmoeting volgen.
54 De oorlog in Vietnam.
55 Ook hier zijn weer communisten die een belangrijke rol spelen en ook hier is goed en fout
weer geen gemakkelijk onderscheid.
56 Tegenover de slachtoffers.
57 De enige waarheid waar we iets aan hebben, dat is, dat iedereen is afgemaakt door
wie hij is afgemaakt, en niet door iemand anders.
58 Over smaak valt niet te twisten.
59 1) Dat het een vraag is waarom het lijk juist voor hun huis terecht is gekomen.
2) Dat Truus Coster zijn celgenote is geweest en betrokken was bij de aanslag.
60 Op het eerste reageert hij niet zo. Voor Takes is dit een vraag, voor Anton absoluut niet. Op
het tweede reageert hij heel erg. Opeens gaat de vrouw uit de cel dood. Blijkbaar heeft zij al
die tijd onbewust een enorm grote rol in zijn leven gespeeld.
61 Takes vindt de aanslag goed, zou het zo weer doen (heeft het vaker ook gedaan). Coster
vindt het een noodzakelijk kwaad, maar waarschuwt ervoor dat je niet te veel af moet wijken
van je eigen normen en waarden, want dan ga je te veel op hen lijken.
62 Hij ontdekt plotseling dat hij met zijn vrouw getrouwd is, omdat zij leek op het beeld dat hij
van Truus Coster had.
63 a Als je net zo slecht zou worden als de Duitsers, zouden ze van je kunnen
winnen, want dan was je één van hen. Daarom is zij tegen het ontvoeren van de
kinderen van Seyss-Inquart en hij voor.
b eigen antwoord
64 De as (asbak). Er daalt dus nog steeds as uit de aanslag-vulkaan neer.
65 a De ‘lady’ is Truus
b De bloemen zijn van Anton en Takes. Zij hebben beiden een heel bijzondere band
met haar, nog steeds.
66 a Voor zowel Anton als Takes was het een nacht na een zware dag (waarin de aanslag
plaastvond – eigenlijk meer avond…) met grote gevolgen.
b Anton heeft al een afschuwelijke herinnering en daarom geen behoefte aan
een tweede. Hiermee wordt de overeenkomst in oorlogen verder aangetoond.

Episode 5
67 a Net als een Griek staat Anton met zijn rug naar de toekomst en zijn gezicht
naar het verleden.
b Hij dacht dat gebeurtenissen in het nu voortkomen uit gebeurtenissen van
vroeger. Gebeurtenissen komen dus niet uit de toekomst in het nu naar het
verleden.
c Hij wil niet onder ogen zien dat zijn gedrag in het nu wel degelijk komt door
gebeurtenissen vroeger, vaak weet hij het ook niet bewust (zijn huwelijk met
Saskia), maar het is wel degelijk zo.
68 De scheiding kwam twee jaar na Antons ontdekking dat Saskia eigenlijk een tweede
Truus was.
69 Het toeval, het lot. Als je denkt gelukkig te zijn, kan dat altijd verkeren.
70 a Hij krijgt een paniekaanval
b Vesuvius : In zijn beschrijving van zijn gevoel, staat dat een berg zich verhief
en zich op hem stortte. Hij vlucht het huis in, net als de mensen in Pompeï.
Migraine : De migraine (vaag voor: er speelt iets door mijn hoofd) nam af en
maakte plaats voor concretere gevoelens dat er iets niet klopte: de vier huizen (!),
het verlaten van Sandra en alles en alles. Daaruit komt weer zijn paniekaanval voort.
71 Naar de man met het litteken die Anton ‘vergeten’ was.
72 “Het gehavende gebit was opgevuld met een gouden tand.” Het gehavende gebit is het rijtje
van de voormalige vier huizen.
73 Red roses for a blue lady.
74 Truus zei : Wie het gedaan heeft, heeft het gedaan, en niemand anders.
Anton zegt : Iedereen heeft gedaan, wat hij heeft gedaan, en niet iets anders.
Truus benadrukt dat de persoon (en niemand anders) terwijl Anton de gebeurtenis benadrukt
(en niets anders). Bij Truus gaat het dus veel meer dan bij Anton over de schuld van de daad.
Bij Anton gaat het meer om de vaststelling wat er precies gebeurd is.
75 Ze geeft hem een kruidnagel, net zoals zijn moeder de avond van de aanslag deed.
76 Steengoed, pa!  er gaat een belangrijke ontmoeting volgen. Aan het eind van het
hoofdstuk is duidelijk wie het is: Karin Korteweg, zijn oude buurmeisje.
77 - Dat het lijk versleept is, omdat Karins vader zijn hagedissen wilde redden.
- Dat het lijk naar Antons huis is versleept, omdat de Aartsen joden verstopt
hadden
- Dat Peter bij hen is binnen geweest / hen onder schot hield / dat Karins vader
dat zo wilde houden omdat zij dan slachtoffer zouden zijn.
78 Alles is anders dan hij dacht (Korteweg is dus ook goed, omdat hij joden wilde redden,
terwijl Anton hem altijd fout vond, wat hij óók is vanwege de hagedissen). Dat brengt hem in
verwarring en hij verdraagt het daarom niet langer en neemt gehaast afscheid.
79 De zoektocht van Anton. Hoewel het meestal geen bewuste, actieve zoektocht is, vindt hij
toch steeds meer informatie over de aanslag.
80 Hij heeft nu alle puzzelstukjes en de puzzel is dus opgelost, net als het cryptogram, al is het
wel een ‘ravage’: de laatste antwoorden bleken al zijn ideeën overhoop te gooien.
81 a Vredesdemonstratie.
b Anton heeft nu eindelijk alles en kan daarmee de oorlog afsluiten; er kan vrede
komen.
82 Hij neemt afstand door een alwetende verteller op te voeren, die van boven alles
aanschouwt.
83 Voor Anton dwarrelt er niets meer neer, want alle informatie is aanwezig waarmee het
gebeuren is afgesloten. Maar de vulkaan kan elders altijd uitbarsten en as wordt dan
opgeworpen, alleen nu is nog onzichtbaar waar.

You might also like