Professional Documents
Culture Documents
de Bevolking.
de Bevolking.
I. De “stam”.
1. Stamverband.
Het geheelc Bataksche volk bestaat uit een groot aantal —
hetzij wezenlijke, hetzij denkbeeldige — genealogische eenheden,
aangeduid door het woord marga (Tobaasch enz.) of merga
(Karoosch), waaronder zoowel grootere eenheden — stammen —
als kleinere — geslachten, d.i. stamdeelen — worden verstaan. Elke
Batak, uit welke streek ook, kan, desgevraagd, terstond opgeven tot
welke marga hij behoort. De vaderlijke afstamming, en deze alleen,
bepaalt dit. Toch is ook de afstamming van moederszijde van
groote beteekenis, in hoofdzaak op het gebied der
huwelijkssluiting, maar genealogisch belang heeft die nu niet meer.
Dat dit vroeger anders was m. a. w. dat aan het zeker reeds lang
bestaande, streng doorgevoerde patriarchaat een matriarchale
inrichting der Bataksche maatschappij is voorafgegaan, schijnt,
niettegenstaande de daartegen ingebrachte bedenkingen, nauwelijks
te betwijfelen.
2. De “regeerende” marga.
In welke streek der Bataklanden men ook komt, men zal onder
de daar wonende stammen er steeds één vinden — welke dat is,
hangt af van de streek — die een merkbaar overwicht heeft op de
andere, in dien zin, dat uitsluitend zijn leden het radjaschap (als
dorpshoofd, bondshoofd enz.) kunnen bekleeden. In een deel der
Bataklanden wordt in verband hiermede door het volk gezegd :
“deze of die grond is van die en die marga”, een wijze van zeggen,
die oorzaak is geweest van de misvatting als zou de marga
eigenares (inlandsch bezitster) van den grond zijn. Is vroeger
wellicht de marga een rechtsgemeenschap (met eigen gezag en
eigen vermogensrechten) geweest, nu is het niet meer zoo; ook
heeft het woord marga niet (of niet meer) een territoriale beteekenis
(zie beneden bij de vierde afdeeling, het hoofdstuk over adatrecht).
3. De “boroe” -marga.
Onder de niet “regeerende” marga's in een bepaalde streek is er
meestal een, die meer beteekent dan de overige. Het is gewoonlijk
die, uit welke de hoofden bij voorkeur hun vrouwen nemen — zoo
vooral, schijnt het, in het zuidelijk gedeelte — of ook die, aan
welker mannelijke leden bij voorkeur de dochters der heerschende
marga worden uitgehuwd — zoo voornamelijk in de noordelijke
helft — . Voor die marga's heeft men de namen bajo-bajo (vooral
in het zuiden) en boroe. Eigenlijk zijn alle niet heerschende marga's
boroe-marga's, maar in bijzonderen zin zijn dit de boven
aangeduide; vooral bij rechtshandelingen komt de beteekenis dezer
verhouding uit, en dat niet alleen bij rechts kwesties bijv. tusschen
twee gebieden of twee dorpen, maar ook tusschen afzonderlijke
personen. Ook een persoon kan van iemand de boroe, de anak beroe enz.
zijn. Krachtens de adat is dat ieder, die met iemands zuster is getrouwd.
II. Huwelijk; familierecht
V. Kannibalisme.
Het kannibalisme is een algemeene karaktertrek van het Het
Bataksche volk geweest, waardoor het zich, zelfs eeuwen geleden,
onderscheidde van andere volken op Sumatra. Vandaar de vermelding
van deze bijzonderheid bij alle reizigers, die in vroegere eeuwen Sumatra
bezochten en van die reizen verslag deden, zoowel als bij de jongste
schrijvers over de Bataklanden. Het gebruik heeft zich inderdaad zeer
lang gehandhaafd, heeft onder sommige stammen van Simeloengoen en
van het Pakpakland nog bestaan tot in de laatste jaren (1900—1904), is
ook in het Tobaland eerst langzamerhand door ingrijpen van het Bestuur
en den invloed der zending verdwenen, heeft in het zuidelijk Batakland
althans nog tot in de eerste jaren der 19de eeuw bestaan, en is blijkbaar
het allereerst bij de Karo-Bataks in onbruik geraakt, van wie reeds
omstreeks 1800 met nadruk wordt vermeld, dat ze geen kannibalen
waren. Toch is aan dit gebruik veel te veel gewicht gehecht. De berichten
daaromtrent zijn vaak niet vrij van overdrijving, en sommige trekken —
bijv. die omtrent het opeten van ouden van dagen — zijn verzinsels.
Veelal wordt ook vergeten, dat de daad van het opeten van een mensch,
een rechtshandeling, een zware vorm van het doodvonnis was en dan
alleen voorkwam als de misdaad een hevig gevoel van wraakzucht had
gewekt. Meermalen moest men zich eerst kunstmatig opwinden, vóór
men tot de executie overging. Hoe het zij, het wordt nu meer dan tijd het
begrip van kannibaal uit het beeld van den Batak van heden te
verwijderen.