You are on page 1of 6

Achtergrondinfo

Definitie:
Een standensamenleving of standenmaatschappij is een samenleving waarin de bevolking in
verschillende standen wordt onderverdeeld. Elke stand vervulde een eigen taak in de maatschappij.

Een stand is een groep mensen die zich van anderen onderscheidt door eigen rechten en plichten.
Vaak - maar niet altijd - bepaalde je geboorte tot welke stand je behoorde.

Een klasse daarentegen is een groep van mensen met een gelijkaardige economische positie en
vermogen. Traditioneel spreken we van de bovenklasse, middenklasse en onderklasse. De
onderverdeling van de samenleving in klassen dateert van de 18de eeuw, omdat toen de
standensamenleving ten onder ging. Het is een groepering van mensen die beschikken over dezelfde
economische middelen, en die daardoor grote gelijkenissen vertonen in hun levenswijze, hun
belangen en hun opvattingen.

Het verschil tussen stand en klasse


Een stand is een groep met dezelfde rechten, ongeacht hun inkomen. Binnen de derde stand had je
bijvoorbeeld een groot verschil tussen armen (bv. Horigen) en rijken (bv. Patriciërs in de stad).
Hoewel de term ‘klasse’ een anachronistische term is als we spreken over de middeleeuwen, zaten er
dus in de derde stand verschillende klassen, namelijk groepen met een gelijkaardig inkomen.
Verschil tussen klasse (door prestaties/bezit/geld) en stand (door geboorte en sociale status!)

De middeleeuwse samenleving was een standenmaatschappij, die georganiseerd werd in drie


standen:

• De eerste stand: de geestelijken


• De tweede stand: de adel
• De derde stand: stedelingen, vrije en onvrije boeren (horigen en lijfeigenen)

Die standen bepaalden de rechten en de status van het individu. De eerste en tweede stand bezaten
grote delen land, monopoliseerden de belangrijke ambten en genoten van verschillende privileges,
bijvoorbeeld op het vlak van rechtspraak en belastingen. Ondanks die rangorde is het belangrijk om
op te merken dat de eerste en tweede stand eigenlijk op hetzelfde niveau stonden, maar gewoon
verschilden in de taken die ze binnen de samenleving uitvoerden. Ze stonden beiden wel boven de
derde stand, waartoe het gros van de bevolking behoorde.

De standensamenleving zou blijven bestaan tot de Franse Revolutie (1789) en wordt beschouwd als
een belangrijk kenmerk van het Ancien Régime.

De geestelijkheid

Het christelijk geloof nam een centrale plaats in in het middeleeuwse leven en het is dan ook
niet verwonderlijk dat de clerus een belangrijke rol speelde in de samenleving. Zij waren
namelijk de enigen die de ziel van de zondige gelovige konden redden. De vooraanstaande
positie en invloed van de clerus ging ook verder dan alleen maar zaken van het geloof. De
Kerk speelde een belangrijke rol in de politiek en was de grootste grondbezitter. Veel boeren
werkten op haar landerijen. Ook wetenschap en onderwijs waren lange tijd het monopolie
van de geestelijken, met kloosters als het centrum van intellectueel leven. De clerus waren vrijwel de
enigen die in de middeleeuwse samenleving konden schrijven.
Om toe te treden tot de hoge geestelijkheid (paus, bisschop, kardinaal, abt of abdis) moest je van
adellijke bloede zijn. De lagere clerus werd gerekruteerd vanuit de derde stand. Je behoorde dus niet
vanaf je geboorte tot de eerste stand, maar ze was wel bepalend voor je status binnen de
geestelijkheid.

De adel

De adel ontstond uit een groep mensen die zich door meer grondbezit van de gewone boeren
onderscheidden. Later bepaalde je geboorte of je tot de tweede stand behoorde. De edelmannen
werden in de Karolingische tijd vazallen van de vorst en voerden bestuurlijke taken uit.

Hun belangrijkste taak lag echter op het vlak van oorlogvoering. De adel was namelijk de militaire
stand bij uitstek en trokken als ridders met hun soldaten ten strijde. De ridder had een aantal
verplichtingen: de heer trouw dienen, dapper strijden, het voor vrouwen en zwakkeren opnemen,
zich inzetten voor Kerk en geloof.

Het ridderschap was oorspronkelijk beperkt tot leden van adel, maar al snel bleek hun aantal te
gering om opgewassen te zijn tegen de voortdurende en talrijke oorlogen die het gevolg waren van
persoonlijke feodale veten. Vandaar dat ook niet-edelen de ridderslag konden verdienen door
dappere daden te verrichten. De ridderslag maakte van jou een ridder, maar daarmee was je nog niet
van adel. Toch konden niet-edelen in de tweede stand binnendringen dankzij de lenen die alle
ridders kregen als beloning voor hun militaire dienst. Die lenen betekenden voor de niet-adellijke
ridders een de eerste stap naar de adelstand. Je kon dus tot de adel toetreden, maar dit was eerder
uitzonderlijk. Bovendien bleven die ridders een tweederangsadel vormen die zich tegen een goed
loon verhuurde. Vanaf de 12de eeuw ontwikkelde de ridderstand zich echter tot een gesloten stand,
die van buitenaf moeilijk toegankelijk was. Het ridderschap werd erfelijk: de zonen van ridders
werden ook ridder.

De derde stand

Tot de derde stand behoorde eigenlijk iedereen die niet tot de clerus of de adel behoorde.
Oorspronkelijk waren dit vooral vrije boeren, horigen en lijfeigenen, maar met de groei van de
steden zouden ook de stedelingen gaan behoren tot de derde stand.

De vrije boeren, die kleine grondbezitters waren, verdwenen grotendeels tijdens de middeleeuwen.
Het was voor hen immers zeer moeilijk om als zelfstandige boer het hoofd boven water te houden.
De productiviteit lag zeer laag, waardoor een boerderij minstens 10 ha groot moest zijn om een gezin
te kunnen voeden. Omdat het onmogelijk was om voedselreserves aan te leggen, was één misoogst
voldoende voor een boer om te gaan lenen bij een heer. Op die wijze raakte hij in de schulden die
uiteindelijk alleen maar afgelost konden worden door de hoeve aan de heer af te staan. Zo werden
de kleine grondbezitters stilaan in de handen van de grootgrondbezitters – geestelijken en
edelmannen – gedreven.

Er waren twee groepen van onvrije boeren binnen het domaniaal stelsel (zie 4.5.1): de horigen en de
lijfeigenen. De horigen waren persoonlijk vrij, maar gebonden aan het land dat ze bewerkten en
mochten daardoor niet zonder toestemming van de heer vertrekken. Wanneer zij de toelating
kregen om het domein te verlaten, betaalden zij de heer daarvoor een vergoeding. Onder horigheid
had je lijfeigenschap. De lijfeigenen werden beschouwd als de eigendom van de heer, maar in
tegenstelling tot slaven waren het wel rechtspersonen.
Kastensysteem India:

De ververdeling van de bevolking binnen een hindoeïstische maatschappij op basis van


afkomst. Een kaste is een afgesloten groep. Voor elk soort werk is er een aparte (sub)kaste.
Officieel is het kastenstelsel afgeschaft in India sinds 1931.Maar ookal is het verboden, het
blijft springlevend in India.
In India wordt/werd de bevolking opgedeeld in 4 kasten. (religie: hindoeïsme) Welke parallel zien
jullie met de standenmaatschappij van de middeleeuwen? (dit was op basis van afkomst en bezit
maar de religie, het christendom, legitimeerde dit) Welke gelijkenissen zien jullie met de standen?
(verschil in rechten en plichten, erfelijk, geen sociale mobiliteit)
Welk indeling leunt het dichtste aan bij de standen? (kaste)

Brahmanen: de priesterlijke en geleerde klasse;


Kshatriya’s: de strijders en de heersers;
Vaishya’s: de landbouwers en de handelaars;
Shudra’s: de burgers en arbeiders.

Veelal is men tegenwoordig niet meer akkoord dat de kastelozen onder de Shudras vallen, zij
zijn de 5e kaste of anders de buitenkasten. Zij noemen zichzelf Dalit. Zij worden als kasteloos
beschouwd. Deze groep mensen doen het vuile werk van de maatschappij. Ze werkten als
slagers en leerlooiers (wat een hindoe niet mag omdat het leer van de heilige koe komt),
werkten met afval en er waren ook huursoldaten en huurmoordenaars bij, die niet tot de
Kshatriya behoorden.

De Indiase kasten worden sterk onderscheiden door rituelen en geloven die al het
gedachtegoed en het gedrag doordringen. De extreme hogere en lagere kasten verschillen
zo sterk in gewoonten in het dagelijkse leven en verering dat slechts de tussenliggende
kasten kunnen dienen om de Indiase maatschappij samen te houden.
Kaste wordt echter wel bepaald door afkomst en het is niet mogelijk om van kaste te
veranderen. Kastendiscriminatie wordt dan ook internationaal erkend als vorm van
rassendiscriminatie.

De kasten leveren een specialisatie op, waarbij verschillende groepen verschillende taken
binnen de samenleving hebben. Hindoes geloven dat de kaste waarin iemand geboren wordt
afhankelijk is van het karma uit de vorige levens.

Inleiding kastenstelsel

Hoe heet je? Wanneer men deze vraag aan iemand in Nederland zou stellen dan zou het
antwoord niets vertellen over zijn of haar achtergrond. Bijvoorbeeld: Een meneer Jansen kan
werkzaam zijn als bakker, vuilnisman of postbode. Hij zou evengoed een burgemeester of
bankdirecteur kunnen zijn. De achternaam zegt immers niets over iemands leven.
In de Hindoeïstische cultuur in India ligt dit heel anders, daar zegt het antwoord veel meer.
Dit komt doordat de naam van een persoon erg veel over zijn achtergrond vertelt, bij de
verschillende kasten horen ook verschillende achternamen. Wanneer een persoon zijn naam
vertelt dan weet men vrijwel meteen waar die persoon vandaan komt, tot welke kaste hij
behoort en daarmee ook welk beroep hij waarschijnlijk zal uitoefenen. Het belangrijkste is
echter dat de persoon die het vraagt weet of de ander hoger of lager is dan hij.
Steden waren toen opgedeeld in verschillende wijken waarin mensen woonden die
eenzelfde ambacht uitoefenden. Wanneer kinderen werden geboren bij een smid dan werd
er vanuit gegaan dat zij later waarschijnlijk ook smid zouden worden. De levensweg van een
mens lag ook toen bij de geboorte al vast.

Het kastenstelsel wordt gekenmerkt door ongelijkheid, maar ondanks die ongelijkheid
hebben de kasten tegelijkertijd ook een nauwe samenhang. Voor elk soort werk is er een
aparte (sub)kaste. Hoe onaanzienlijk dat werk ook mag wezen, het moet wel gedaan
worden. Alle kasten zijn dus nodig. Deze nauwe samenhang zorgt ervoor dat de samenleving
blijft functioneren. De mensen van de hogere kasten laten die van de laagste kaste niet
verhongeren, deze zekerheid hebben ze. Maar daarnaast werkt dit wel weer een
afhankelijkheidpatroon in de hand.
Het kastenstelsel bestaat uit de vier hoofdkasten:
– Brahmanen (priesters)
– Kshatriyas (krijgers)
– Vaisjas (handelaren en boeren)
– Sjudras (handwerkslieden)

aast deze vier kasten was er ook nog een grote groep mensen die tot geen enkele kaste
behoorde: de kastelozen of onaanraakbaren.
In het kastenstelsel zijn drie hindoebegrippen erg belangrijk:
1- Wedergeboorte (reïncarnatie)
In het Hindoeïsme gelooft men dat men na de dood opnieuw geboren wordt. De ziel komt
dan in een andere gedaante (mens of dier) weer terug op aarde. Door heel goed te leven
wordt de ziel telkens in een hogere kaste wedergeboren om zo uiteindelijk bevrijd te worden
van het aardse leven en één te worden met god.
2- Karma
Dit begrip geeft aan dat een hindoe als resultaat van daden in een voorgaand leven in een
bepaalde kaste geboren wordt. Zo kun je geboren worden in een hogere kaste als de som
van goede en slechte daden van het vorige leven positief uitvalt. Tijdens het leven kun je
nooit van kaste veranderen.
3- Dharma
Dit begrip legt er de nadruk op dat de hindoe zijn plaats in een bepaalde kaste zonder
protest moet accepteren. Als je de gevestigde gewoontes, regels en plichten van de familie,
kaste, sekse, beroep en leeftijd nakomt, leef je volgens de Dharma. Zo bepaalt de Dharma
bijvoorbeeld dat bij de landbouw alleen mannen mogen ploegen en dat de eerste irrigatie
van het wintergewas alleen door vrouwen gedaan mag worden.

Leg kort uit wat het kastenstelsel is. –> Filmpje


Een kastenstelsel is een systeem van verschillende rangen in de maatschappij. De vier
rangen worden verdeeld op basis van geestelijke verscheidenheid (kastenstelsel (n.d.).
Hoe en waar is het kastenstelsel ontstaan?
De eerste vormen van het kastensysteem waren al 3000 jaar geleden aanwezig. Toen
woonden de mensen per ambacht samen in dezelfde wijk. Je oefende naar alle
waarschijnlijkheid later hetzelfde beroep uit als je ouders. De levensweg lag al van bij de
geboorte vast.
Welke kasten zijn er aanwezig in het kastenstelsel? Waaraan kun je herkennen tot welke
kaste iemand behoort? (1= hoogste rang)
1. De Brahmanen: de priesters en de geleerden; 2: De kshatriya: de strijders; 3: De vaishya:
de handelaars; 4: De shudura: de slaven; 5: Dalit: kastelozen of onaanraakbare.
Wanneer je tot de Dalits behoort, wordt je gedwongen tot slavernij, je hebt zo goed als geen
rechten en je wordt niet betaald voor de verrichte arbeid. Dit zijn de belangrijkste kasten
maar deze kasten kunnen nog onderverdeeld worden in verschillende subkasten.
Men kan herkennen tot welke kaste iemand behoort door te kijken naar de volledige naam
van die persoon, het accent van de taal die men spreekt, plaats van herkomst, beroep,
kleding en kenmerken van kasten op het lichaam.
Is er sociale mobiliteit mogelijk in het kastenstelsel?
Er is geen sociale mobiliteit mogelijk. Je hele leven (je beroep, hoe je behandeld wordt, je
rechten en plichten) wordt al van bij de geboorte bepaald. Het systeem is al eeuwen oud en
is moeilijk te doorbreken, zelfs niet door huwelijken. Als men huwt met iemand van een
andere kaste klimt die persoon niet op, maar net af. Jij en je familie behoren dan tot de
onaanraakbaren, d.w.z. dat je volgens het hindoe geloof niet meer bestaat. Ook in het
filmpje geeft de straatveger aan dat de kaste
waar je geboren wordt ook de kaste is waar je sterft. De reden dat er zo weinig sociale
mobiliteit is, komt doordat het systeem diep verankerd zit in de samenleving en
gelegitimeerd wordt door het geloof.
Tot op de dag van vandaag is het kastenstelsel actueel, hoewel het wettelijk niet meer
bestaat. Het is zeer moeilijk om in dit systeem sociale mobiliteit te creëren. De reportage
van Bilmar tot Bangelmore is hier een goede illustratie van.
Wat is de invloed van het behoren tot een kaste op iemands leven?
In welke kaste je geboren bent bepaald je hele leven. Niet enkel je beroep ligt vast, maar ook
hoe mensen met jou omgaan. Zo kan je zien in het filmpje dat de straatveger normaal nooit
uit een glas in een bar zal drinken, omdat er bepaalde omgangsregels zijn ten opzichte van
kasten. Ook hebben kasten bepaalde rechten en plichten, maar de laagste kaste heeft er
geen. Zo kun je zien in het filmpje dat op de bruiloften van de lage kasten geen muziek
gespeeld mag worden omdat de hogere kasten dit niet appreciëren. Of in het artikel kregen
de vrouwen slaag omdat ze dachten dat ze recht hadden om een openbaar wc te gebruiken.

You might also like