You are on page 1of 13

Geschiedenis

Toetsweek nr. 1

Jagers en boeren

1.1: De agrarische revolutie

Het leven van jagers-verzamelaars

Tussen 9000-6000 v.C. ontstonden in het Midden-Oosten landbouwsamenlevingen. Het was zelf
uitgevonden en rond 7000 v.C. verspreid naar Europa.

De eerste mensen

Homo habilis, als eerste mens beschouwd en Homo sapiens, de moderne mens, waren jagers-
verzamelaars.

Een nomadisch bestaan

Jagers-verzamelaars waren een nomaden bestaan: wanneer hun leefomgeving niet meer genoeg
voedsel bood, trokken ze verder. Ze woonden in grotten, hutten of tenten, gemaakt van
dierenhuiden. De jagers-verzamelaars leefden in groepen van 20 tot 30 mensen. Sociale verschillen
waren niet erg groot. Er was tussen mensen waarschijnlijk wel een taakverdeling. Mogelijk was er
tussen mannen en vrouwen een verdeling van taken, waarbij mannen zich richtten op de jacht en
vrouwen zich voornamelijk bezighielden met voedsel verzamelen. De groepen dreven ruilhandel. Ze
gebruikte eenvoudig gereedschap, ze hadden geen schrift maar wel grottekeningen.

agrarische revolutie

de eerste boeren

Overgang van landbouw heeft plaatsgevonden in het Midden-Oosten, rond 12000 v.C. De overgang
naar een boerenbestaan i een van de belangrijkste gebeurtenissen uit de prehistorie geweest.

Oorzaken voor deze revolutie:

o Klimaatverandering: Door kou en droogte groeiden er minder eetbare wilde planten en


ontstond er een voedseltekort. Ze zochten een oplossing en gingen zelf hun eten
produceren.
o Bevolkingsgroei: Op sommige plekken groeide de bevolking zo snel, dat de natuur het niet
meer bij kon benen. Doordat mensen niet meer wegtrokken en steeds in hetzelfde gebied
naar voedsel zochten, zou de natuurlijke omgeving zijn uitgeput. Daardoor worden mensen
gedwongen om zelf gewassen te produceren.

Een nieuwe levenswijze

De manier van leven veranderde zo ingrijpend, dat we spreken van een agrarische revolutie 
kenmerkend hiervan is dat de mens de natuur steeds meer naar zijn hand ging zetten. Bossen maakte
plaats voor akkers en grasvlaktes werden graanvelden.
Gevolgen agrarische revolutie:

o Bevolkingsgroei: Vrouwen konden sneller achter elkaar kinderen krijgen.


o Veeteelt in plaats van jacht: Het sedentaire bestaan bevorderde de ontwikkeling van de
veeteelt.
o Vaste woonplaats: men kreeg een vaste woonplek in plaats van het nomaden bestaan.
o Nieuwe technieken: De nieuwe levenswijze stimuleerde de uitvinding van allerlei nieuwe
technieken, zoals weven, pottenbakken ect.
o Ondervoeding, ziektes en misvormde ruggengraten: Uit onderzoek is gebleken dat mensen
die op landbouw overstapten vaak minder gezond waren dan jagers-verzamelaars. Zij leden
vaker aan ondervoeding, infectieziekten en misvorming van de ruggengraat, waarschijnlijk
veroorzaakt door zware lichamelijke arbeid.
o Levensverwachting: De levensverwachting daalde een aantal jaar
o Sociale ongelijkheid: De agrarische revolutie zorgde ook voor sociale ongelijkheid. Omdat
sommige boeren succesvoller waren dan de anderen, kwamen er verschillen in rijkdom,
macht en aanzien. Voor het eerst ontstond er ook een hiërarchie.

K.A: De levenswijze van jagers-verzamelaars

K.A: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen


1.2: Het ontstaan van steden

De eerste steden

De eerste steden zijn rond 3300 v.C. ontstaat in Soemerië.

Vruchtbare grond

Het ontstaan van de eerste steden heeft te maken met de zeer vruchtbare grond. Die vruchtbaarheid
dankte het gebied aan de overstromingen. Om hiervan te kunnen profiteren moesten boeren hun
akkers wel irrigeren (irrigatiesysteem). Ze bouwde ook dijken om de velden tegen overstromingen te
beschermen. Door de overvloeden oogsten kon de bevolking groeien.

Oorzaken ontstaan van eerste steden:

o Vruchtbare grond
o Mensen leggen dammen en dijken aan (irrigatiesysteem)

Gevolgen:

o Voldoende opbrengsten
o Bevolkingsgroei mogelijk
o Kleine nederzettingen groeien uit tot steden

Arbeidsverdeling en hiërarchie

In de eerste steden ontstond een nieuw soort samenleving: de stedelijke gemeenschap. Door de rijke
oogsten was het niet langer nodig dat iedereen zich met de voedselvoorziening bezighield. Daardoor
konden de mensen zich in andere activiteiten specialiseren. Zo ontstonden nieuwe beroepen zoals
leerlooier, pottenbakker, kleermaker en smid. Maar boeren blijven wel het grootste gedeelte van de
bevolking.

Gevolg van de stedelijke gemeenschap:

o Er is een arbeidsverdeling en dus een ontstaat er een hiërarchie waarbij er verschil is in


rijkdom en macht

Bestuurders taken:

o Stadsbestuurders: Orde handhaving, stad beschermen, irrigatiesysteem laten onderhouden


o Koning en ambtenaren: administratie, wetten opstellen, belasting controleren. Koning maakt
de positie erfelijk.

De ontwikkeling van het schrift

Rond 3300 v.C. werd het eerste schrift uitgevonden. Het schrift was nodig voor het besturen van de
stad. Dankzij het bestuur wisten koningen voortaan precies wie belasting had afgedragen, welke
arbeiders loon hadden ontvangen en hoeveel soldaten ze in dienst hadden. Priesters gebruikten het
schrift om de administratie bij te houden.

Symbolen als geheugensteuntje

De ontwikkeling van het schrift verliep in stappen. Agrarische gemeenschappen gebruikten vanaf
8000 v.C. al kleine voorwerpen klei om goederen te registreren. In het begin bestond het schrift
slechts uit nummers en tekeningetjes of pictogrammen die producten en meeteenheden
voorstelden. Later werd het beeldschrift aangevuld met tekens die lettergrepen en klanken
uitdrukten. Geleidelijk werden de tekeningetjes vervangen door abstracte tekens.

Nieuwe vormen van schriftgebruik

Rond 2600 v.C. was het spijkerhandschrift zo goed ontwikkeld, dat het niet meer alleen werd
gebruikt voor de administratie van paleizen en tempels, maar ook voor allerlei andere zaken, zoals
handelscontracten, brieven, wetteksten, instructies van koningen aan ambtenaren en verslagen van
ambtenaren aan de koning. Er ontstond ook de eerste literatuur. In het Midden- en Zuid-Nederland
werd het schrift pas voor het eerst gebruikt met de komst van de Romeinen, dus in 50 v.C.

K.A: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen


1.3: machtige rijken in het Midden-Oosten

De vroegste staten

Het Egyptische rijk was de eerste staat ter wereld.

Een gebied met een centraal bestuur

Een staat is een afgebakend gebied met een centraal bestuur. De dorpen en steden in Egypte moeten
het beleid van de farao volgen en konden dus niet zelfstandig beslissingen nemen. In Egypte was de
farao de hoogste rechterlijke macht. De steden en regio’s hadden hun eigen rechtbanken, die
werden geleid door lokale ambtenaren en burgers met aanzien. In een staat mag alleen de overheid
geweld gebruiken. We zeggen dan dat de overheid het geweldsmonopolie heeft, alleen zij mag
mensen arresteren, opsluiten en eventueel fysiek straffen.

De rol van ambtenaren

De farao beschikte over een heel groot aantal ambtenaren. Hij had ze nodig voor het innen van
belasting en het opstellen van wetten en regels. Maar hij had ze ook nodig voor de organisatie van de
landbouw, het land opmeten en na overstromingen akkers van boeren weer verdelen.

Omdat de ambtenaren voor de farao onmisbaar waren, beloonde hij hen goed. Daarin school wel het
gevaar dat abtenaren zich als vorsten ging gedragen.

Macht en religie

Polytheïsme

De Egyptische godsdienst was polytheïstisch, wat betekend dat men meerdere goden tegelijkertijd
vereerde. Een belangrijk kenmerk van het Egyptische godsdienst was het geloof in een leven na de
dood. Ze gebruikte ook goden om onverklaarbare dingen te verklaren, zoals de overstroming van de
Nijl. De farao werd als een god gezien.

Een goddelijke orde

Omdat de farao niet overal tegelijk kon zijn, liet hij de religieuze rituelen uitvoeren door priesters,
maar zij deden dat altijd en alleen uit de naam van de farao. Priesters hielpen bij het vereren van de
goden en het verzorgen van de tempels. Omdat al het land eigendom was van de farao, moesten de
boeren het overgrote deel van hun oogst aan hem afstaan.

Verschillen tussen Egypte en Mesopotamië

De Mesopotamische cultuur had een veel somberdere voorspelling van het leven na de dood dan de
Egyptische. Van het hiernamaals verwachtte de Mesopotamiërs niet veel. De Mesopotamiërs
bouwde ook minder tempels door het ontbreken van harde stenen.
De klassieke oudheid

2.1: De Griekse democratie

de Atheense democratie

In de democratie wordt de regering gekozen door het volk. In Athene was er een directe democratie,
wat betekend dat er geen parlement was en alle Atheense mannen die geen slaaf waren,
rechtstreeks mee mochten beslissen. Een directe democratie is alleen mogelijk met een klein aantal
inwoners.

Een polis, ander woord voor een stadsstaat, bestond uit een stedelijke kern en het omringende
platteland. Een polis had maar een paar duizend inwoners. Alleen volwassen, vrije mannen bezaten
burgerrecht. Vrouwen, kinderen, slaven en vreemdelingen hadden dit recht niet.

Gelijkheid

Een aristocratie is een regeringsvorm waarbij de rijke en belangrijke (adel) mannen zichzelf zagen als
‘de besten’. Door de afkomst en rijkdom bewezen zij dat ze bekwaam waren.

Ook was het wel eens voorgekomen dat één man tijdelijk de macht green, dit noem je dan een tiran.
Het wegstemmen van politici heet ostracisme.

Denken over de natuur en de wereld

Deken over politiek

Filosoof Socrates:

o Atheense filosoof
o Kritisch op democratie en op goden
o Stichter van de westerse democratie
o Hij stelde vragen om zijn kennis uit te breiden
o Met elkaar denken en concreet denken

Filosoof Plato:

Hij was een leerling van Socrates.

o Sterke leiden
o Onpartijdig
o Burgers laten zich
o Burgers laten zich snel misleiden
o Volk heeft nauwelijks een rol

Filosoof Aristoteles:

Hij was een leerling van Plato.

o Kritisch op democratie
o Hij vond kennis van groot belang om tot de juiste beslissing te komen
o Richtte zich vooral op verzamelen en het systematisch opschrijven van kennis

K.A: De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in
de Griekse stadstaat
2.3: De Romeinse Republiek

Het ontstaan en de uitbreiding van het Romeinse Rijk

De verovering van een wereldrijk

De Romeinen hebben nooit het doel gehad om een groot rijk te stichten. Het was een indirect gevolg
van:

o Behoefde aan veiligheid


o De drang naar macht en roem van Romeinse generaals
o Drang naar rijkdom

Het Romeinse rijk is in de volgende fasen ontstaan:

o 5de eeuw v.C.: Rome is een kleine handelsstad


o 3de eeuw v.C.: Rome heeft Italië veroverd
o 2de eeuw n. C.: Rome veroverd onder meer Spanje, Griekeland, Zuid-Afrika en delen van
Noord-Afrika. Rome was op zijn grootst.
o 1ste eeuw n. C.: Rome veroverd onder meer Egypte

Diplomatie en oorlogvoering

Diplomatie en oorlogvoering was de basis waarop het Romeinse Rijk zich uitbreidde.

Diplomatie:

o Bondgenootschappen vormen met lokale heersers


o Bescherming geven in ruil voor gehoorzaamheid en levering van soldaten
o Levering van soldaten
o Trouwe bondgenoten werden beloond

Oorlogsvoering:

o Vooral na het mislukken van diplomatie


o Bij bedreiging van het rijk
o Overwonnen volkeren werden opgenomen in het rijk

Het romeinse leger:

In de loop der eeuwen ontwikkelden de romeinen een steeds krachtiger leger

o Van boeren naar beroepsleger


o Diensttijd van ongeveer 20 jaar
o Veteranen kregen: landbouwgrond en burgerrechten
o Soldaten waren afkomstig uit heel het rijk, overwonnen volkeren kregen vaak een rol in het
leger
o Officieren kwamen uit de hogere klassen

Het bestuur van de republiek

Magistraten aan de macht

Romeinse rijk is niet geleid door één vorst, maar door magistraten, mensen die tijdelijk een hoog
ambt vervulden. Deze magistraten werden aangewezen door burgers. We noemen Rome in deze tijd
daarom een republiek, een staat die door de burgers gemeenschappelijk wordt bestuurd.
Macht en tegenmacht

Centraal in de republiek stond de senaat, een permanente verandering van ongeveer 300 leden, die
afkomstig waren uit de rijkste en machtigste families. De senaat nam de belangrijkste besluiten.
Bovendien benoemde hij elk jaar uit zijn midden twee leden tot consul. De consuls zaten de senaat
voor en waren de dragers van de hoogste burgerlijke en militaire macht.

De belangrijkste mechanismen in het bestuurssysteem was dat door de senaat uitgevaardigde


wetten moesten worden goedgekeurd door een van de twee volksvergaderingen, waarin in principe
iedereen met Romeins burgerrecht stemrecht had. Een ander belangrijk tegenwicht vormden de tien
volkstribunen, die namens het lagere volk onderzochten of besluiten voldeden aan de wet.

K.A: De groei van het Romeins imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in europa
verspreidde
2.4: Het Romeinse keizerrijk

Het ontstaan en bestuur van het keizerrijk

Burgeroorlogen en sterke mannen

De laatste 2 eeuwen v.C. werd Rome verscheurd door grootschalige conflicten en burgeroorlogen.
Machtige mannen, vaak generaals, streden om de macht en zetten daarbij hun legioenen in. Vaak
waren de beroepssoldaten in deze legioenen loyaler aan hun commandant dan aan het bestuur in
Rome.

Julius Caesar veroverd Gallië. Door middel van slimme bondgenootschappen versterkte hij deze
machtpositie nog. Uiteindelijk slaagde hij erin om dictator te worden. Hij liet zich uitroepen tot
dictator voor het leven en dreigde zodoende de senaat definitief buitenspel te zetten. verdedigers
van de republiek vermoordden hem in 44 v.C. Octavianus werd al opvolger aangewezen, ze
achterneef van Caesar. Octavianus versloeg zijn vijanden, liet zichzelf Augustus noemen (‘de
verhevene’) en werd de eerste keizer van het Romeinse keizerrijk.

Keizer Augustus:

o Opperbevelhebber van het leger


o Benoemen van bestuurders in het rijk
o Pax Romana: Romeinse vrede
o Elite legde zich neer bij de heerschappij van een man, oorzaak, de senaat bleef bestaan
(verzet ingedamd)

De verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur

Het Romeinse rijk was niet alleen een politieke, maar tot op grote hoogte ook een culturele eenheid.
Overal in het rijk bouwden de Romeinen wegen, bruggen, forten en aquaducten volgens hetzelfde
ontwerp. Overal was het Romeinse recht van toepassing. En overal waren uitingen te vinden van
Romeinse macht, in vorm van indrukwekkende bestuursgebouwen, tempels, triomfbogen,
standbeelden van de keizer en inscripties met zijn besluiten. Cultuur was van de bovenste laag.

Griekse invloeden

De Romeinse leefwijze was sterkt beïnvloed door de Grieken, daarom spreken we ook wel van de
Grieks-Romeinse cultuur. De Romeinen bewonderden de Griekse architectuur, beeldende kunst,
literatuur en filosofie en namen daar veel van over. Dar was onder meer mogelijk doordat
ontwikkelde Romeinen naast het Latijn meestal ook het Grieks beheersten. We duiden de Grieks-
Romeinse cultuur ook wel aan als de klassieke cultuur of de cultuur van de klassieke oudheid.

Het Grieks georiënteerde oosten

In het oosten (kant van Griekenland) was de komst van de Romeinse cultuur van minder grote
betekenis dan in het westen. Toen de Romeinen het oosten veroverden, werd dat al eeuwen
overheerst door de Griekstalige elites en was de Griekse cultuur daar al diep doorgedrongen.

Culturele uitwisseling in het westen

Het westen daarentegen (kant van Nederland) werd bewoond door eenvoudige boerenvolken, zoals
Kelten en Germanen. Die waren bijvoorbeeld helemaal niet bekend met het gebruik van het schrift,
terwijl dat in het oosten niets nieuws was. Nieuw voor de westkant van het rijk waren ook het
bouwen in steen, het gebruik van glas en muntgeld. De centrale verwarmde woningen en grote
badhuizen die de Romeinen hier neerzetten was ook nieuw.

Het gevolg was dat de bewoners van deze streken in hoog tempo allerlei zaken van de Romeinen
overnamen. Zo gingen zij goden in mensen gedaante vereren, in plaats van bomen en rotsen. Ze
gingen dat nu ook in tempels doen in plaats van openlucht. Sommige leerden Latijn, gingen toga’s
dragen en namen de Romeinse eetgewoontes over. Deze culturele beïnvloeding werd bevorder
doordat een aanzienlijk deel van de Germaanse mannen dienst nam in het Romeinse leger. Sommige
Germanen gaven ook hun eigen cultuur mee aan die Grieks-Romeinse cultuur.

K.A: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur

K.A: De groei van het Romeins imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreide

K.A: De confrontatie tussen dei Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-
Europa
2.5: Joden en Christenen

Jodendom en Christendom

Kenmerken van het Jodendom

De joden beleden een strikt het monotheïsme: zij geloofden dat er slechts één god bestond, in plaats
van meerdere goden. de relatie tussen de gelovige en hun almachtige god was zeer nauw: de joden
beschouwden zichzelf als ‘het uitverkoren volk’, het enige volk op aarde dat door god werd
beschermd en begunstigd. Deze god vereerden zij in een tempel in Jeruzalem, het religieuze centrum
van het joodse volk.

Een tweede bijzonderheid van het jodendom was het belang van heilige boeken, iets wat de Grieken
en Romeinen totaal niet kenden. Een derde onderscheidend kenmerk was dat joden zich aan allerlei
religieuze voorschriften hielden, waardoor voor iedereen duidelijk was dat zij joden waren.

Messias

Joden geloofde in de Messias, de verlosser. Het geloof zorgde voor een eenheid, maar ook
verdeeldheid over wie de Messias was.

Jezus

Jezus bracht nieuwe inhoud aan het joodse geloof toe. Het niet strikt naleven van de joodse
religieuze wetten maakte van iemand een goed mens. Hij had felle kritiek op de manier waarop de
priesters de tempels beheerden. Jezus werd door de Romeinen gezien als een lastpak, waarna ze
hem ter dood hebben veroordeeld.

Van sekte tot staatsgodsdienst

Organisatie van de Christelijke kerk

Een belangrijke verklaring voor het grote succes van het Christendom was dat er een goede
organisatie was van de christelijke kerk door priesters, die later uitgroeide tot de paus. Om de
onderlinge eenheid te verzekeren, belegden de leiders van de kerk regelmatig vergaderingen,
zogenoemde concilies.

Martelaren

Een andere factor die de eenheid binnen het Christendom bevorderde, was de manier waarop de
Romeinen met deze religie omgingen. Romeinen eisten dat de Christenen in de romeinse goden
gingen geloven. Wanneer de Christenen dit niet deden werden ze op gruwelijke wijze gedood.
Christenen zagen hun vermoorde geloofsgenoten als ‘martelaren’: helden die voor hun geloof waren
gestorven. Ze werden als heiligen vereerd en ten voorbeeld gesteld aan andere gelovige.

Succes

Keizer Constantijn de Grote:

o Hij stopte de vervolging van christenen in 313, het christendom werd gelijk gesteld aan alle
andere godsdiensten. Constantijn laat zich op zijn sterfbed tot christen dopen.
o In 392 onder keizer Theodosius werd het christendom staatsgodsdienst en alle andere
godsdiensten werden verboden in het Romeinse rijk.
K.A: De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten

2.6: Het einde van het Romeinse rijk

Het einde van het West-Romeinse Rijk

De opdeling van het West-Romeinse Rijk

In de 2e eeuw n.C. was het rijk op zijn hoogste punt, maximale omvang had het bereikt. Eigenlijk was
het rijk al vanaf 285 n.C. min of meer opgesplitst in een oostelijk en een westelijk deel, ook al lukte
het latere keizers soms om er toch nog een eenheid van te maken. Toen keizer Theodosius in 395
overleed, liet hij zijn ene zoon het westelijke deel na en zijn andere zoon het oostelijke deel. Het rijk
zou nooit meer herenigd worden. Het oostelijke, Griekstalige deel werd het Oost-Romeinse rijk met
als hoofdstad Constantinopel. Het westelijke, Latijns sprekende deel werd het West-Romeinse rijk.

De ‘val’ van het West-Romeinse Rijk

Oorzaken:

Volksverhuizing speelde een cruciale rol:

o Binnenvallende volkeren zoals: Vandalen, Visigoten, Ostrogoten, Franken en Bourgondiërs


o Politieke instabiliteit door zwakker keizers en machtswisselingen
o Sommige provincies door Germanen bestuurt na verovering

De val van het Rijk was een geleidelijk proces.

Het Oost-Romeinse Rijk

Ontstaan van het Oost-Romeinse rijk

Het oosten bleek economisch zo belangrijk te zijn, dat keizer Constantijn in 330 n.C. besloot zijn
hoofdstad te verplaatsen. Van Rome naar de oude Griekse stad Byzantium, die al snel Constantinopel
ging heten. De stad was bedoeld als handels- en bestuurscentrum. Deze stad had een goede
verdedigingswand wat de stad tot vrijwel onneembaar maakte.

Oosters christendom

Constantinopel moest ook de nieuwe hoofdstad van het christendom worden. De hoofdkerk van
Constantinopel, de Hagia Sophia, zou eeuwenland de grootste kerk ter wereld zijn. De patriarch, de
christelijke leider, was zeker zo machtig als de paus in Rome. Er was wel meestrijd binnen het
christendom, was jezus nou menselijk of goddelijk. Het gevolg van deze discussie is het ontstaan van
de orthodoxe kerk. Hierbij haat het om het ‘ware geloof’. De scheiding van de kerk (christelijk,
orthodox) in 1054 noem je het oosters schisma.

Bloei en ondergang

Een andere benaming voor het Oost-Romeinse rijk is het Byzantijnse rijk. De Romeinen, bewoners
van het byzantijnse rijk, dankten hun kracht vooral aan hun relatief grote welvaart. Constantinopel
lag namelijk aan een belangrijke handelsroute. Hier werden graan en zuiden verhandeld aan andere
landen. Dit leverde veel belastinginkomen op. Daarnaast beschikte de byzantijnse keizers over een
goed functionerend leger en een uitgebreide bureaucratie, waarmee ze de belasting konden innen.
Ook hadden ze een stevige greep op de organisatie van de kerk, wat het eenvoudiger maakte de
eenheid van het rijk te bewaren.
Einde Oost-Romeinse rijk:

In 1453 slaagde de Turkse sultan Mehmet erin om Constantinopel in te nemen en dat betekende het
einde van het byzantijnse, het Oost-Romeinse rijk.

K.A: De confrontatie tussen die Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-
Europa

You might also like