You are on page 1of 4

Geschiedenis T1-2

Jagers en boeren ( prehistorie )

KA1: De levenswijze van de jagers en verzamelaars.

Politiek -> kleine nomadische groepen 20/100 mensen, geen georganiseerd bestuur.

Economie -> jagen en verzamelen

Sociaal -> weinig sociale verschillen, duidelijke rolverdeling tussen mannen en vrouwen.

Cultuur -> Magische jacht/vruchtbaarheidsrituelen en grafgiften.

KA2: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenleving.

Mesopotamië (vruchtbare halve maan) is een gebied in het Midden-Oosten waar het begin van de
Neolithische revolutie zich plaatsvond, ook wel de Agrarische-revolutie genoemd.

Kenmerken van de Agrarische-revolutie:

- Boeren kozen voor een vaste woonplaats in plaats van een nomadisch bestaan.
- Door de hoger opbrengst van de landbouw groeide de bevolking.
- De landbouw stimuleert de uitvindingen van nieuwe technieken.
- In plaats van steen en hout word er ook metaal gebruikt voor gereedschap en wapens.
- Omdat de oogst vaak goed was hoefde niet iedereen boer te zijn, in grotere dorpen konden
mensen andere beroepen uit oefenen (ambachtslieden)
- Doordat in de landbouw de boeren niet allemaal dezelfde opbrengst leverde, werden de
sociale verschillen tussen boeren groter.

Kenmerken van landbouw samenleving:

- Landbouwsamenleving is het belangrijkste middel van bestaan.


- Grootste gedeelte van mensen woont en werkt op het platte land.
- Boeren zijn in hoge maten zelfvoorzienend.
- Beperkte mate aan arbeidsverdeling en specialisatie.

Een stadsstaat is een zelfstandige stad die zichzelf en het omringende landbouwgebied bestuurd.
Stadstaten vochten onderling ook oorlogen. Uit de onderlinge oorlogen ontstonden grote rijken zoals
Babylonië. Een ander woord voor stadstaat is Polis.

KA3: Ontstaan van het eerste stedelijke gemeenschappen.

Rivierdalcultuur bracht de eerste beschavingen voort.

Kenmerken van de stadstaten:

- Eerste steden ontstonden rondom een religieuze plek.


- Het bestuur werd de taak van een koning.
- Het leveren van voedsel voor de stedelijke bevolking ging behalve handel ook door het innen
van belasting, dit gebeurde bij de tempel.
- Het schrift ontstond oorspronkelijk om boekhouding, belasting en handelsafspraken vast te
leggen.
- Kenmerkend voor de sociale verhouding is dat rijke mensen, niet met hun handen hoefde te
werken (koning, priester etc.)
- De samenleving kende een sterke hiërarchische opbouw

De hiërarchische opbouw

1. Koning
2. Hoge ambtenaren en priesters
3. Ambachtslieden
4. Boeren
5. Slaven

Grieken en romeinen ( oudheid )

KA4: De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de
Griekse stadsstaat.

Het uitvinden van het schrift was het keerpunt van landbouwsamenleving naar landbouw stedelijke
samenleving.

Iedere stadstaat had een eigen staatsvorm

Verschillende soorten staatsvormen zijn:

- Monarchie -> staatsvorm waarbij de macht legitiem bij een persoon ligt.
- Tyrannie -> staatsvorm waarbij de macht niet legitiem bij een persoon ligt.
- Aristocratie -> regering van de adel.
- Oligarchie -> regering van een kleine groep mensen die niet perse van adel zijn.
- Democratie -> regering door de bevolking met burgerrecht.

Filosofen proberen de wereld te verklaren op een rationele manier, wetenschap is het opdoen
van kennis/theorie op basis van experimenten, waarneming en gebruik van het verstand.

KA5: De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreiden

Het Romeinse rijk is van stadstaat naar Imperium gegroeid. Een imperium is een groot rijk onder de
macht van een keizer of een volk, de naam van dit Imperium was Romanum.

Bestuur van het romeinse rijk kun je in drie periode opdelen:

- Koningstijd (753 v.Chr t/m 509 v. Chr) dit was een monarchie, verder niet veel over bekend
- Republiek (509 v. Chr t/m 27 v. Chr), de macht werd verdeelt over meerdere functies,
functionarissen voor een jaar gekozen, belangrijkste functie was de consul, senaat had
meeste macht en het was een mix van democratie en aristocratie.
- Keizertijd (27 v. Chr t/m 476), senaat en consuls bleven bestaan maar hadden weinig macht.

Redenen voor de groei van het romeinse rijk:

- Sterk en gedisciplineerd leger


- Goed verdedigbare grenzen
- Goede infrastructuur
- Goed bestuur

Als veroverde vorsten meewerkte behielden zij hun macht en kregen zij het Romeinse burgerschap.
Hierdoor ontstond Romanisering, Romanisering is het overnemen/delen van de romeinse cultuur
door volken van provincies buiten Rome. Voorbeelden hiervan zijn de taal, de goden, de boeken die
werden gegeven, het onderwijs, de kleding stijl en de manier waarop je je vrije tijd door bracht.

Pax Romana is letterlijk vertaald Romeinse vrede, dit is de naam voor een tijd waarin er in het
romeinse rijk niet tegen elkaar werd gevochten. Wel tegen naburige volken.

In de 4e eeuw leidden de volksverhuizingen tot een splitsing van het rijk in het Oost-Romeinse deel
en een West-Romeinse deel. In de 5e eeuw gaat het West-Romeinse rijk ten onder.

De Griekse-Romeinse cultuur ontstond toen het romeinse rijk, het Griekse rijk veroverden.

KA6: De klassiek vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.

Met vormentaal worden de Griekse-Romeinse architectuur en beeldhouwkunst bedoeld. Deze zijn


klassiek omdat zij in de latere westerse cultuur als voorbeeld gelden.

Het verschil in de tempelbouw tussen de Grieken en Romeinen is dat bij de Griekse tempel vanuit
alle vier de zijden te betreden zijn en de Romeinse tempels alleen aan de voorzijde.

Kenmerkend aan de tempels zijn:

- Zuilen/pilaren
- Koepel
- Reliëfs
- Timpaan ( driehoek )

Kenmerken van de Griekse beeldhouwkunst:

- 3D
- Anatomisch correct
- Naakt
- Geperfectioneerd

Kenmerkend voor de klassieke Griekse beeldhouwkunst is de idealisering van het menselijk lichaam.
De contrapost is een voorbeeld van de stijl die de Grieken toepasten om het menselijk lichaam op
een natuurlijke manier uit te beelden ( de houding van het lichaam met een gestrekt en een gebogen
been ). De romeinen kopiëren de Griekse stijl, maar ontwikkelen uiteindelijk hun eigen stijl die
realistischer is en mensen minder ‘perfect’ afbeeldt.

Verschillende Griekse architectuur stijlen:

Dorisch stijl -> strakke lijnen, simpele versiering

Lonisch stijl -> smaller, meer versiering

Kortinische stijl -> veel versiering, vooral bladeren


KA7: De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-
Europa.

Met de ‘Confrontatie’ kan in deze tijd 2 verschillende dingen bedoelt worden, enerzijds was er sprake
van gewapende strijd tussen de romeinen en de Germaanse stammen. Anderzijds namen Germanen
die in aanraking kwamen met de Romeinen onderdelen van de Romeinse cultuur en andersom ook.

KA8: de ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten.

Jodendom is ongeveer 1750 v. Chr. ontstaan, de God van de joden is Jahweh en belangrijkste profeet
is Mozes. Het heilige boek van de joden heet de Tenach en alle leefregels staan in de Torah en de tien
geboden.

Het christendom is ongeveer 30 n. Chr. ontstaan, de belangrijkste profeet van de christenen is Jezus.
Het heilige boek heet de Bijbel en de leefregels van de christenen zijn de tien geboden.

In het jaar 30 was de arrestatie van Jezus. Tot het jaar 100 verspreiden de volgelingen de boodschap
van Jezus, maar ze werden streng vervolgd. Hoe dan ook blijft het Christendom groeien, vooral in de
steden en in het Oosten. De meest vatbare mensen voor de boodschap van het christendom zijn de
slaven, vrouwen en de arme. In de 3e eeuw word het christendom ook populair bij rijke burgers,
alleen dan breekt er een periode van chaos uit waar de christenen dan de schuld van krijgen.
Romeinen zagen deze chaos als een straf omdat steeds minder mensen in hun goden geloofden.
Vanaf toen werden de Christenvervolgingen nog erger dan eerst, des ondanks blijft het Christendom
verder groeien.

You might also like