You are on page 1of 6

Les 1

1. De late middeleeuwen.
 De standenmaatschappij

Kenmerkend voor de late middeleeuwen. Deze bleef voortduren tot aan de franse revolutie. Hier
werd er daarmee komaf gemaakt.

Van 1250 tot 1789. heel het ancien regime. Hieran kwam de moderne tijd en dus ook de gelijkheid.

Kenmerken standenmaatschappij:
Indeling in groepen. Er ware drie bevoorechte groepen. Zij kregen voordelen, terwijl de grote massa
achtergesteld werd.

Hier spreekt men van rechtsongelijkheid. Niet iedereen is gelijk voor de wet.

Als we dit vergelijken met onze hedendaagse maatschappij dan spreken we van een
geindivualiseerde maatschappij.
In westerse landen waar er een rechtstaat is is iedereen in theorie gelijk voor de wet. Dit is een
fundamentaal verschil met het anciene regime.

De drie standen:

De Clerus. Verzamelnaam voor religieuzen. Zowel priesters als bischoppen als nonnen.

Vroeger waren er veel broederordes. Al deze groepen werden herkend door de paus. Hierdoor
kregen ze voorechten van de paus.
De paus was niet alleen de geeestelijke leider van de katholieken. Toen was hij ook een politieke
leider die naar macht streefde. Nu nog steeds is hij eigenlijk een plaatsverganger van god op
aarde. Hij meent daardoor het recht te hebben voorechten te kunnen geven aan de clerussen.

Bij portus gandus is de oude sintbaafs abdij. Deze paters hoevden geen belasting te betalen voor
het telen en verkopen.
Terwijl anderen dit wel moesten. Velen werden dus religieusen. Uit geloof en liefdadigsheid
maar ook voor de prestige.
Dit loopt door tot de jaren 1950. in vlaanderen was toen 80% katholiek. 90% liet zich dopen. De
meeste mensen hadden een gemiddelde van 5 tot 8 kinderen. Wanneer een van die kinderen
besliste om missionaris te worden of in het klooster te gaan werd dit zelfs gevierd in de familie.

Dit is beginnen minderen in de jaren 60-70. nu is dit anders. Nu wordt er vaak mee gelachen. Dit
was voornamelijk in vlaanderen.

De adel.

De koningen de prinsen etc. maar ook de kasteelheren ook wel de landadel genoemd.
De heren beschikten over de grond en de lijfeigenen. Zij bewerkten de grond en verbleven daar
en kregen bescherming in ruil voor werk. Ze kregen geen loon.
Binnen de omwalling waren ze veilig voor de roversbendes etc. de lijfeigenen moesten hun eigen
eten voorzien.

Zwaardadel of de ridders. Ridders vochten voor de vorstelijke legers, of de kerkellijke legers.


Bijvoorbeeld voor kruistochten.

Actualiteit: later werden de adelijken afkomstig van de ridders officier in het leger. In de 15de -
17de worden pas nationale legers gevormd. Dan pas komen er echte staten.
Tijdens de overgans periode van hr naar ht.

In de 19de eeuw en nog gedeeltelijk 20ste waren de officieren in het belgische leger franstalig omdat
zij van de adel kwamen.
De adel waren vaak franstalig omdat het nederlands te min was.
Dit veranderde. Er werd lang mee gespot, ze werden van luiheid verweten etc.

Hofadel: de medenwerkers van de koningen.


Tot de 15de eeuw waren alle adelijke titels erfelijk. Op dat moment neemt de koning het recht om
adelijke titels toe te kennen.
Deze titels worden vaak toegekend aan burgers die waren rijk geworden door handel in de steden.
Deze kinderen gaan studeren aan universiteiten. De koning probeert deze aan te trekken omda ze
intlect zijn.
Ze trekken ze aan door het geld en de adelijke titel.
Sommige van de nieuwe titels zijn erfelijk.

Op 21 juli kunnen een aantal mensen een adelijke titel krijgen. Deze zijn niet meer overerfbaar. Een
titel als barrones of baron.
De koning kan deze verlenen, maar niet zomaar, hij moet rekening houden met enkele kriteria.
Deze titels zijn gedomcratiseerd.
Men moet niet super rijk of intelligent zijn. Een vrouw kreeg een adelijke titel omdat ze humanitaire
verdiensten deed. Het kan ook voor muziek: will tura of voor sport; eddy merckx.

Er was een onevenwicht binnen vlaanderen en wallonie. Franstaligen hadden meer adelijken dan in
vlaanderen.
De koning moet ook de goedkeuring krijgen van de regering.
Dit heeft te maken met de grondwetelijke regel: de koning is politiek onverandwoordelijk. Het zijn de
ministers die verandwoordelijk zijn.
Bv. De toespraak van de koning wordt nagelezen door de eerste minister.

Enkel met de regeringsvorming heeft de koning nog wat spelingsruimte.

Conclusie van de adel en de clerus.


Men kan niet anders besluiten dan dat men die zo goed als cadeau kregen. Ze deden wel aan
liefdadigheid en de adelijken vochten voor de clerus, maar dit was niet verplicht. Men kon de
voordelen gebruiken en de plichten negeren.
Deze 2 groepen waren heer en meester op het platteland. Gedurende het anciene regime en
later. De burgerij was toen niet aanwezig op het platteland maar zij waren in de steden.
Dit was een derde leidende stand, die zich vanaf de late middeleeuwen begon te ontwikkelen.
Vooral in de steden. Deze werden rijker en onafhankelijker. In de 12de 13de 14de eeuw. Dankzij
de rijkdom en zelfstandigheid komt de burgerij naar voren.
Een groot verschil met de clerus en de adel was dat de burgerij op eigen kracht naar de top ging.
Door hard werk of door ambachten werden zij de top.
Hoe meer de tijd vordert hoe machtiger de burgerij in de steden wordt en de macht van de
anderen mindert en uitdaagt.

De organische visie op de maatschappij is een zeer belangrijke manier van denken tijdens de late
middeleeuwen. De term werd later bedacht maar het werd al toegepast in de late middeleeuwen.
Heel het anciene regime.
We vinden dit ook terug bij de katholieken in de 19de eeuw.
De verschillende stromingen. De ultramontanen: zij waren sterk beinvloed door het
fundamentalisme van het rooms denken. De ultramontanen reactionairen. (Re). Ze wouden terug
naar de standenmaatschappij.

Ook de fascisten later waren hierdoor beinvloed. De fasciten onder mussolini in italie en onder hitler
in duitsland. De nationale socialisten.

Organisch denken zegt dat je geboren wordt in een stand en daar zul je in blijven. Bv. Als je als adel
gboren wordt zal je ook op die plek sterven. De recthelozen konden zich ook niet opwerken. De enige
uitzondering was dan de burgerij. Als de maatschappij zo wordt ingericht is er orde en een duidelijke
hierarchie. De top wordt ook niet bedreigd. Niemand probeert door revolutie dit te veranderen.

Het sociale denken was identiek hieraan. De fascisten waren tegen onafhankelijke vakbonden,
individualisme.
Het volk moest het als een groep gezien worden,

In standenmaatschappij heeft het individu geen rechten, maar de groep.

Het organisch denken hangt samen met het katholiek lotsdenken. Het katholiek lotsdenken: god
heeft het geschapen naar zijn wil, dus het is onveranderlijk, dus jij kan je leven niet veranderen.
Dit hangt dus goed samen met organisch denken. Wie arm was in de middeleeuwen kon dit niet
veranderen omdat god het had gewild.
Ze konden hun leven beteren door naar god te leven maar dat was om het leven na de dood te
beteren.

De vier kenmerken van samenwerking van kerk en staat.


In het aciene regime hadden we de vorsten en de kerkelijke leiders en de paus. Er was concurentie
tussen deze 2.
Er was een ver doorgedreven samenwerking tussen kerk en staat. Dit blijft actueel. In westerse
landen is er geen sprake meer van samenwerking. In een aantal arabische landen is er wel nog een
nauwe samenwerking.

 De paus moeidee zich met de interne werking van de staat en de vorst moeide zich
met de interne werking van de kerk.
Vb. een vorst die een bischop aanstelt. Voornamelijk over benoemingen.

 Kerk en staat werken samen voor de vervolging van andersdenkenden.


Vb. vervolging van ongelovigen, andersgelovigen, kritici.
De kruistochten waren een samenwerking van de legers.

 Een aantal kerkelijke regels waren van toepassing voor de hele maatschappij.
Kerkelijk recht bestaat, dat is cannoniek recht. Een regel van het kerkelijk recht is dat na de
trouw er niet mag geschijden worden. Etc.
Deze regels werden dan toegepast op de hele samenleving.
Voldeed je niet aan de regels dan werd je zwaar gestraft.
Vb. was je bi, dan werd je gestenigd.
De kerk bepaald de regels niet meer. Ben je gelovig dan mag je die volgen, niet meer verplicht

 Geen godsdienst vrijheid. Men moest verplicht de regels te aanvaarden. Zonden


hiertegen werden zwaar gestraft.

Moderne tijden
Bart van Loo heeft een boek geschreven over de bourgondiers.
De bourgondische periode van 1363-1477
De toenmalige franse koning schenkt het hertigdom bourgondie aan zijn zoon, filips de stoute. Een
aantal jaren later, trouwt met margareta van maele. Zij was de dochter van de vlaamse graaf, hij had
het hertigdom Vlaanderen.
Filips de stoute huwt met haar. Dit is een goed voorbeeld van huwelijks politiek, men trouwt met
elkaar om rijken aan elkaar te sluiten.
Hij is zo geinteresseerd in vlaanderen omdat het aan de top stond van europa qua economie,
artiestiek, politiek etc.
Het huwelijk werd afgesloten in sint baafs. Hij en zijn nakomelingen bouwen het bourgondisch rijk
uit. Hoe doen ze dit?
Door te trouwen maar daarnaast ook door intimidatie, door ook werkelijke oorlog, corruptie etc. dit
aaneen gesloten rijk. De Lage landen werden aaneen gesloten.
Dat rijk wordt gevormd in de 14de 15de eeuw.
Brabant lag ook deels in wat nu nederland was.
Brabant was toen de kern van de wereld economie (15de 16de eeuw.)
Antwerpen komt eerst op en dan later brussel. Veel kunstenaars zullen zich ook vestigen in deze
steden. In die tijd wordt de drukkerij plantijn gemaakt. De belangrijkste van europa. Na de uitvinding
van de pers.
Die boeken werden geschreven en waren een toonbeeld van macht. Vervlucht, een boek wordt met
miniatuur tekening te versieren.
De tentoonstelling is te bezichtigen op de kunstberg in brussel. Daar verbleven ook de bourgondische
vorsten

1477
Het ontstaan van de bourgondische, hapsburgse dynastie. Dit is een oosterijkse familie, van het
keizerrijk.
Een dynastie is wanneer twee bloedlijnen samen komen.
Vb. belgie is een dynastie von saksen coburg.

Maria van bourgondie huwde met maximilaan.

We krijgen weer een nieuwe dynastie, een spaanse tak wordt toegevoegd. Filips de schone trouwt
met de dochter van de spaanse koning ferdinant.
Johanna van castilia.
Filips de schone werd in brugge geboren.
Het einde van het verhaal: keizer karel 1515. in gent geboren en op 15 jarige leeftijd wordt hij keizer.
De macht verplaatst zich naar Madrid.

De nederlandse standaard taal.


Nederland en vlaanderen zijn een taal unie. De woordenschat en grammatica is hetzelfde. Deze geld
voor beiden. De oorsprong is bij bourgondische tijd.
De lage landen waren samen. De bestuursverandwoordelijken wilden dat communicatie mogelijk
was. Onder kooplieden was er een streven naar een gemeenschappelijke taal. Een derde reden is ook
de uitvinding van de boekdruk kunst. Boeken werden verkocht en er was zo een grotere macht.
Boeken worden vaak uitgegeven in nederland om een grotere markt te berijken.
In die tijd maakte plantijn ook een eerste woordenboek. Dit heette de schat der nederduitse spraak.
Nederduits omdat het nederlands werd gezien als een afleiding van het duits en niet zo zeer van de
germaanse talen.
Aan de andere kant zag je dat er ook een verfransing optradt van de supereliten in brabant.
Sommigen gingen zich dus vestigen op de kunstenberg. Zij hadden een groep medenwerkers die
bijstonden in het bouwen van het rijk. Zij begonnen met het creeren van centrale instellingen. Ze
waren daar bevoegd en men probeerde daar een beleid in te voeren. Vb. gelijke munt.
Om zo een overkoepelend uit te voeren hadden vorsten medewerkers nodig. Al die mensen namen
frans aan.
Hier kwam dan de verfransing.

De staten-generaal.
Is de voorloper van een parlement, deze kwam samen in brugge.
Het was een bijeenkomst van veertegenwoordigers van de drie standen. Er werd daar plaats gemaakt
om te overleggen met de vorst. Dit ging vooral over de belanstings politiek.
De vorst had geld nodig en er werd dan gedacht over de manier waarop.

Een koning moet vandaag de eed afleggen in het parlement.


Wanneer er een nieuwe koning was moest die voorkomen voor de staten- generaal.

De aanwezigen werden niet gekozen door het volk.


Er werd gestemd niet als individu maar als groep. De groep in de minderheid waren altijd de burgerij,
dus de belangen van het platteland kwamen meer naar voren dan die van de stad.
Het is de stedelijke burgerij die langzaam ervoor zorgden dat er een democratisering was.

Het humanisme
Is een soort wereld beschouwing, gelijk dat het christendom een levensbeschouwing is zo ook
humanisme.
Thomas moore en erasmus.

 De humanisten legden ook de klemtoon op de menselijke persoonlijkheid, waardigheid


en kreativiteit.
Als we het denken volgden van de oude middeleeuwen had de mens eigenlijk geen persoonlijkheid
of creativiteit. Dit was allemaal afhankelijk van god.
Ze zijn niet anti christelijk maar ze leggen de persoonlijkeheid ook bij de mens zelf. Dit is een zeer
belangrijke ontwikkeling. De mens komt naar voren. Men kan zijn eigen persoonlijkheid vormen.
De humanisten legden de klemtoon op de menselijke waardigheid. Ze wisten dat mensen geen
beesten waren. Ze wouden dat mensen zich niet als beesten gedragden.
Dit kwam gedeeltelijk door de wrede straffen van de tijd.

 Niet alleen god die oordeelt maar ook de mensen ernaast.

 De humanisten legden de klemtoon op beschaving en op de herstel van de beschaving.


Ze vonden dat de late middeleeuwen barbaars waren. Onbeschaafd.
Volgens de humanisten was men onbeschaafd omdat men de waarden van de klassieke oudheid
verlaten had.
Volgens hun was er meer beschaving en meer kunst. Ze wilden terug naar de oude.

Men streefden naar de wedergeboorte van de klassieke oudheid. Sociaal maar ook kunstzinnig.
Ze wouden terug naar het classisisme. Ze wouden ook weer de klassieke opvoeding en onderwijs.
Zij waren de stichters van het humaniora zoals wij het nu kennen.
In die tijd werd er veel aandacht besteed aan geschiedenis, talen, wetenschap en aan klassieke
vaardigeheden zoals dichten, spreken,
Het vijfde jaar werd poezisch genoemd, het laatste retorica. Om toespraken te houden.
Als ze zo zouden opgeleid worden zouden ze naar het humanisme geleid worden.

De wetenschappelijke evolutie.
De humanisten waren voorstanders van wetenschap. Evolutie in de plantkunde, biologie, wiskunde,
anatomie, etc.
Natuurkunde: heeft voor een maatschappelijke impact gegeven. Het geocentrisme.
De aarde staat centraal onbeweeglijk in het midden van het universum. De hemel lichamen draaiden
rond ons. Dit past mooi binnen het lots denken van het katholisisme.
Copernicus komt via berekening te weten dat de aarde niet in het midden staat. Maar dat wij rond
de zon draaien.
Dit is helio centrisme.
Later galilei zal dit nog meer bewijzen door de zintuigen.
Er bestaan meer manieren om wetenschap te beoefenen. Zintuigelijk via telescoop etc. of via
berekening.

Deze theorie was revolutionaire. Omdat het dogma op zijn kop werd gezet.
Een dogma is een absolute waarheid. De katholieke kerk aanvaard de wetenschappeli
jke bevinding niet.
De verzoening tussen wetenschappen en religieuze dogmas betwisten.
Vb. charles darwin. Het scheppings verhaal wordt hier betwist.
In de helft van de staten wordt in amerika het darwinisme verworpen.

You might also like