You are on page 1of 30

Tijdvak 5

5.1 De Europese expansie


West-Europeanen hadden een beperkt wereldbeeld. Ze kenden alleen Europa, Noord-Afrika en
de arabische wereld (Azië) . Maar dan vanaf de 15e eeuw begint de overzeese Europese
expansie. Portugal en Spanje beginnen hiermee.

Redenen voor de Europese expansie:


Economie: Handelsproducten waar ze rijk van konden worden zoals specerijen, zijde, goud, zilver.

Politiek: de Spaanse en Portugese vorsten steunden de ontdekkingsreizen omdat het er voor kon
zorgen dat je macht werd uitgebreid of je kon een groot rijk veroveren.

Cultuur:
- De verspreiding van het christendom
- Nieuwsgierigheid en zucht naar avontuur

Een van de beroemdste ontdekkingsreizen is die van Columbus, die per ongeluk Amerika
ontdekte.

Spaanse conquistadores koloniseren de rijken van de Azteken en Inca’s.


De gevolgen hiervan zijn:
- indianen sterven aan Europese ziektes (zoals bijv. mazelen)
- indianen worden gekerstend ( bekeerd tot het christendom)
- indianen worden gedwongen tot arbeid

Er kwam een protest tegen de slechte behandeling van de Indianen, vooral van Katholieke
priesters. Want zij hadden de Indianen net tot christen bekeerd en vonden dan ook dat mede
christenen niet zo behandeld konden worden. In 1542 komen er nieuwe Spaanse wetten waarin
wordt gezegd dat de Indianen gelijk gesteld moeten worden met de Spanjaarden. Maar dan
moeten volgens de Spanjaarden wel andere mensen op de plantages en in de mijnen komen
werken.
Dit is het begin van de transatlantische slavenhandel. Of te wel slaven handel over de atlantische
oceaan. ‘Zwarte slaven uit Afrika halen’ ,dit vormt het begin van de driehoekshandel.

Kenmerkend aspect:
- 18: Het begin van de Europese overzeese expansie.

5.2 Renaissance en Humanisme


Er komt een nieuw mens- en wereldbeeld voor bovenlaag van rijke handelaren:
Middeleeuwen: Memento mori (gedenk te sterven)
Voor christenen was het belangrijkste leven het leven na de dood. En als je dan dood ging was de
vraag of je naar de hemel of hel zou gaan. God zou dat beslissen door te kijken of jij als een goed
christen leeft en leeft zoals de regels van de bijbel en de kerk. Een van die regels was
bijvoorbeeld spaarzaam leven.

Maar die rijke handelaren in die Noord- Italiaanse stadstaten hadden zoiets van: waarom kunnen
wij nu niet ook gewoon genieten van onze rijkdom?
Memento mori (gedenk te sterven) —> carpe diem (pluk de dag)
Geloof op nummer 1 —> mens op nummer 1

Renaissance: Carpe diem (pluk de dag)


Ze gingen genieten van hun leven door grote paleizen te bouwen en die werden ingericht
volgens de mode van de grieken en Romeinen.

Er kwam dus nieuwe belangstelling voor het klassieke erfgoed. Met klassiek wordt bedoeld alles
wat over is gebleven uit de tijd van de grieken en Romeinen. De architectuur en de kunst op basis
van de klassieke vormentaal.

In de renaissance kwam ook het humanisme sterk opzetten.


Humanisten hadden een hele kritische denkhouding en waren heel erg nieuwsgierig, ze leefden
als een universele mens. Leonardo da Vinci is een voorbeeld van een humanist. Door humanisme
kwam er een nieuwe wetenschappelijke belangstelling, humanisten probeerden de wereld te
verklaren op een rationele manier (met het verstand).

Een heel belangrijke gebeurtenis voor die humanisten was de verovering van Constantinopel
door de moslims in 1453. De humanisten zaten dus eerst vooral in de noord Italiaanse stadstaten.
In Constantinopel was de Griekse romeinse cultuur gewoon blijven voortbestaan. Daar hadden ze
ook de beschikking over al die geschriften. Als de stad in 1453 veroverd wordt door de moslims
vertrekken veel christelijke geleerden naar West-Europa en vooral naar de noord-Italiaanse
stadstaten toe. Zij nemen ook zo veel mogelijk Griekse en romeinse geschriften mee.

Kenmerkend aspect:
- 19: Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe
wetenschappelijke belangstelling.

5.3 De kerkhervorming
Vanaf de 13e, 14e en 15e eeuw zien we dat er steeds meer kritiek komt op de geestelijkheid, er
komt kritiek op:
⁃ Het streven naar wereldlijke macht door de paus
⁃ Luxe leven, corruptie en rijkdom van de hoge geestelijkheid
⁃ Slechte opleiding van de parochiepriesters

Mensen die afweken van de katholieke leer werden vervolgd door de inquisitie.
Maar vanaf de 15e eeuw kon de kritiek op de geestelijkheid snel worden verspreid via de nieuw
uitgevonden drukpers. Het gevolg hiervan was het begin van de kerkhervorming/reformatie.

De katholieke kerk:
De paus zegt:
⁃ De kerk bepaalt de geloofregels
⁃ Geestelijkheid is nodig voor contact tussen God en gelovigen.
Hier kwam heel veel kritiek op van de humanisten. Een van de belangrijkste humanisten kwam uit
Nederland en dat was Erasmus. Hij ging de middeleeuwse Latijnse bijbel (de Vulgaat) bestuderen
en die legde hij naast oudere Griekse versies en zo kwam hij tot de conclusie dat het Vulgaat vol
fouten stond. Andere humanisten waren Luther (Duits) en Calvijn (Frans).
Zij vonden dat:
⁃ de kerk niet bezig was met geloof maar met bijgeloof, rijkdom en macht.
⁃ de bijbel de basis van het geloof is.
⁃ geestelijkheid is niet nodig
Zij zeiden: de kerk moet hervormd worden!

Dat leidde tot een breuk binnen de katholieke kerk. Maar Erasmus bleef de katholieke kerk toch
nog trouw want hij had er alleen maar kritiek op omdat hij er juist zoveel om gaf. Maar Luther en
Calvijn worden het niet meer eens met de Paus en stappen uit de kerk.
Dit is het begin van de strijd tussen katholiek en protestant.

Katholiek Protestant

Verschillen tussen Luther en Calvijn


- kerkdiensten
- weg naar de hemel
- rol van de vorst

Luther:
- verering van relikwieën en heiligen is bijgeloof
- alleen door oprecht te geloven komt men in de hemel
- de vorst mag het geloof voor zijn onderdanen bepalen

Calvijn:
- verering van relikwieën en heiligen, branden van kaarsen en orgelspel is bijgeloof
- God heeft al bepaald of je naar de hemel gaat
- je mag zelf je geloof bepalen, als een vorst dit niet toestaan mag je zelfs in opstand komen

Gevolgen van de reformatie:


⁃ Godsdienstoorlogen in het Duitse rijk (gevolg: Vrede van Augsburg)
⁃ Contrareformatie door de katholieke kerk. (gevolg: bestrijding van het
protestantisme en verbetering van de misstanden in de katholieke kerk)

Kenmerkend aspect:
- 21: De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg
had.
5.4 De Nederlandse opstand
Vanaf 1515 behoren de Nederlanden tot het Spaans-Habsburgse rijk. Aan het hoofd staat Karel V,
als hij sterft in 1556 wordt zijn zoon Filips ll keizer van het rijk. Dan beginnen de problemen.
Nederlanden is op politiek gebied altijd gewend geweest om
⁃ 17 gewesten met eigen regels en wetten te hebben.
⁃ een stadhouder aan het hoofd van een gewest te hebben
⁃ ook adel en steden hebben privileges

Cultuur
⁃ Toenemende invloed van Calvinisme

De politiek is heel erg decentraal dus Karel V gaat dat bestuur centraliseren.Karel V en Filips ll zijn
fanatieke katholieken. En zij gaan dat protestantse geloof bestrijden door middel van inquisitie.
Beide maatregelen zorgen voor veel onvrede.
Rond 1566 vanuit west Vlaamse dorpjes beginnen protestanten katholieken kloosters en kerken te
vernielen. Dit breid zich snel uit over heel de Nederlanden. Filips ll stuurt de Hertog van Alva en
een paar duizend soldaten om de beeldenstormers aan te pakken. Daarom richt de Hertog van
Alva de Raad van Beroerten op. Ook wel de bloedraad. En om dat allemaal te kunnen financieren
stelt hij ook nog de Tiende penning in. Willem van Oranje besluit op dat moment om uit de
Nederlanden te vluchten. Maar dat betekent niet dat hij de Nederlanden vergeet want samen met
zijn broers begint hij plannen te maken om de Hertog van Alva uit de Nederlanden te krijgen.
Willem van Oranje wordt de leider van de Nederlandse opstand.

De Nederlandse opstand (1568-1648).


1568: Slag bij Heiligerlee (begin Nederlandse opstand)
1572: Geuzen nemen Den Briel in (geuzen zijn gevluchte protestanten, dit is de eerste
overwinning)
1576: Spaanse furie (Spaanse soldaten hebben al een aantal maanden geen loon meer gekregen,
dus ze gaan naar de rijke Vlaamse handelssteden en ze plunderen deze steden)
1576: Pacificatie van Gent (de opstandige gewesten, Holland en Zeeland sluiten vrede met de 15
andere gewesten die nog niet de opstand hadden verklaard aan Spanje)
1579: Unie van Atrecht (de drie katholieke zuidelijke gewesten stappen uit de pacificatie van
Gent, zij vormen de Unie van Atrecht, en sluiten zich aan bij de Spanjaarden)
1579: Unie van Utrecht (de overige gewesten, voornamelijk de noordelijke, willen nog steeds de
Spanjaarden verslaan)
1581: Acte van Verlatinghe (Filips ll wordt verlaten, want de Nederlanden willen hem niet meer als
vorst en de Nederlanden besluit zonder vorst verder te gaan)
1588: Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (de 7 gewesten die de Unie van Utrecht trouw
zijn gebleven)
1609-1621: twaalfjarig bestand (tijdelijke vrede tussen Spanje en de Republiek)
1648: Vrede van Munster (hier erkent Spanje voor het eerst de Nederlandse onafhankelijkheid)

Kenmerkend aspect:
- 22: Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de Nederlandse staat.

Tijdvak 6
6.1 Handel overzee
In de 16e en 17e eeuw is de opkomst van de handelskapitalisme in de republiek. Nederlandse
handelaren gaan steeds meer overzee handelen. Amsterdam groeit uit tot de grootste
stapelmarkt van Europa. Voor 1585 was Antwerpen een van de belangrijkste handelssteden maar
Antwerpen valt dan in Spaanse handen. De belangrijkste handel is de handel met het
Oostzeegebied, daar wordt veel graan en hout vandaan gehaald. De republiek gaat ook
deelnemen aan de wereldeconomie. Hiervoor worden uit eindelijk twee grote bedrijven
opgericht. De VOC (1602) handelt vooral met Indië. En de WIC (1621) richt zich vooral op de
handel met West-Afrika en Amerika.

VOC WIC

Opbloei van de handel zorgt voor opbloei van de gehele economie. Want om die
handelsproducten te kunnen vervoeren zijn er schepen, touwen, tonnen enzovoort nodig, dit kan
gemaakt worden in de nijverheid. Doordat er graan uit het Oostzeegebied wordt gehaald kan de
landbouw andere commerciële handelsgewassen verbouwen. Dit zorgt er dan ook voor dat de
17e eeuw ook wel de gouden eeuw is voor de Republiek. Andere landen zijn hier dan best jaloers
op dus proberen ze de Nederlandse handel tegen te gaan door middel van mercantilisme. Door
de export van de eigen producten te bevorderen en de import van buitenlandse producten tegen
te houden.

Kenmerkend aspect:
- 25: Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie

6.2 Gouden Eeuw


Politiek: Decentraal bestuur
Economie:
Opbloei van de economie door handel (zeevaart),
nijverheid en landbouw.
Het centrum van de economie was Amsterdam in
de Gouden Eeuw, Amsterdam was uitgegroeid tot
de rijkste stad van Europa.

Sociaal:
Relatief hoge welvaart door lage werkloosheid en
steeds betere armenzorg.

Cultuur:
Culturele bloei door schilderkunst, literatuur,
wetenschap en godsdienst.

Kenmerkend aspect:
- 24: De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht
van de Nederlandse Republiek.

6.2 Absolute macht


Vanaf middeleeuwen streven Franse vorsten naar centralisatie.

Lodewijk XIV (1638-1715)


In 1643 sterft zijn vader en wordt hij al op zijn 5e koning van Frankrijk. Maar dan helpen zijn
moeder en adviseurs hem om hem voor te bereiden op het koningschap. In 1661 is hij er klaar
voor en gaat hij zelf regeren. Hij groeit uit tot de machtigste vorst van Europa. In zijn jeugd was
Frankrijk erg onrustig, er waren godsdiensttwisten en opstanden tegen de adel. (1648-1655).
Maar als hij dan in 1661 koning wordt, dan zegt hij meteen “L’état c’est moi”. Dit betekent; de
staat dat ben ik! Dit noemen we absolutisme. Iedereen luisterde naar hem omdat er werd gezegd
dat de Franse koning het ‘Droit Divin’ had. Ook wel het goddelijk recht om als absoluut vorst te
regeren.

Maar hoe kreeg hij die absolute macht?

Politiek:
Minder afhankelijkheid van de adel
⁃ Ambtenaren hielden toezicht en voerden het bestuur
⁃ Het leger werd omgevormd tot een beroepsleger
⁃ Adel werd verplicht om een gedeelte van het jaar op Versailles te verblijven

Economie:
⁃ mercantilisme, de export bevorderen en de import bemoeilijken

Cultuur:
Godsdienst
⁃ Herroeping van het Edict van Nantes maakt een einde aan de godsdienstvrijheid.
Alleen het katholieke geloof is nog toegestaan.
Kunst
⁃ Oprichting van koninklijke academies

Kenmerkend aspect:
- 23: Het streven van vorsten naar absolute macht

6.3 Wetenschappelijke revolutie


Wetenschap is het opdoen van kennis of theorie op basis van experimenteren, waarneming en
gebruik van het verstand.

Tot de 17e eeuw waren er veel belemmeringen voor de wetenschap. Ten eerste waren dat de
oude Griekse filosofen zoals Plato en Socrates. Zij werden gezien als de autoriteiten. Daar
twijfelde je niet aan, maar veel mensen dachten dat de oude grieken het sowieso altijd goed
zouden hebben. Maar als je daar van uit gaat kom je zelf niet met nieuwe ideeën dus het
vertrouwen in de autoriteiten moest worden losgelaten. Daarnaast zagen we ook dat de kerk er
een erg behoudende visie op nahield. Maar dit veranderd langzaam doordat mensen
nieuwsgieriger werden. Humanisme gaf de eerste aanzet voor de wetenschappelijke revolutie.

16e eeuw:
Kritische denkhouding + nieuwsgierigheid= humanisme

Maar in de 17e eeuw wordt hier iets aan toegevoegd. Namelijk de systematische beoefening:
⁃ observatie
⁃ empirie (ervaren / experimenteren)
⁃ logica

17e eeuw:
Kritische denkhouding + nieuwsgierigheid + systematische beoefening = wetenschappelijke
beoefening

De wetenschappelijke revolutie werd gestimuleerd door:


⁃ instrumenten (bijv. microscoop)
⁃ tijdschriften (met nieuwe ontdekkingen)
⁃ academies (samen nieuwe ontdekkingen doen)

Kenmerkend aspect:
- 26: De wetenschappelijke revolutie

Tijdvak 7
7.1 Slavernij en abolitionisme
In de 16e eeuw verovert Spanje grote koloniën in Amerika. Ze gaan daar landbouw producten
verbouwen zoals uit de landbouw katoen, tabak, koffie en uit de mijnbouw zilver en goud. In de
17e eeuw nemen ook Engeland, Frankrijk en de Republiek deel aan de wereldeconomie.
Tegelijkertijd raken de Spaanse mijnen uitgeput. Dat zorgt ervoor dat de landbouw steeds
belangrijker wordt. Dit alles zorgt voor de opkomst plantage koloniën. Dit is een overzees
Europees gebiedsdeel met grote landbouwbedrijven. Vaak werden hier slaven tewerk gesteld.

Dit zorgt voor de transatlantische slavenhandel, handel van zwarte slaven van Afrika naar Amerika.
Ook wel de driehoekshandel. De
driehoekshandel begint in Europa daar zijn
handelaren die met wapens, textiel en ijzer naar
de Afrikaanse westkust varen, daar ruilen ze hun
spullen tegen slaven en die slaven worden
vervolgens over de atlantische oceaan gebracht
(transatlantische slavenhandel), ongeveer 10%
van de slaven stierf dan al tijdens de overtocht
door de slechte omstandigheden. Maar als ze
eenmaal in Amerika waren werden ze ook niet
goed behandeld, ze moesten veel en lang
werken. De producten die de slaven daar
verbouwden (koffie, tabak, katoen) werden weer
naar Europa gebracht om daar verkocht te worden.

In de 18e eeuw kwam de opkomst van de Verlichting. Hierin zaten denkers als Voltaire en
Montesquieu die opkwamen voor de gelijkheid van mensen. Door de Verlichting komt het
abolitionisme. Hierdoor werd de slavernij afgeschaft.

Kenmerkend aspect:
- 29: Uitbouw van de Europese overheersing met name in de vorm van plantagekoloniën en de
daarmee verbonden trans-atlantische slavenhandel en de opkomst van abolitionisme.

7.2 De Verlichting
Rationalisme is het vertrouwen op de rede/het verstand. Vanaf de 6e eeuw v. Chr. gaan de
Griekse filosofen proberen rationale verklaringen te vinden voor de wereld om hen heen. In de
15e eeuw zorgden de humanisten voor een nieuw wetenschappelijke belangstelling. In de 16e en
17e eeuw kwam de wetenschappelijke revolutie opzetten, door gebruik van het gezond verstand
en een systematische manier van onderzoek ontstaat de wetenschappelijke revolutie.

Een kritische denkhouding en systematische manier van onderzoek zorgde voor vele nieuwe
ontdekkingen tijdens de wetenschappelijke revolutie. Tijdens deze revolutie kwam men er achter
dat veel zaken blijken te voldoen aan natuurwetten.

Verlichting is een stroming van geleerden die meende dat alles met behulp van het verstand kon
worden verklaard. Dat zou bijdragen aan de vooruitgang van de samenleving. 3 belangrijke
kenmerken:
⁃ groot vertrouwen in rationeel denken
⁃ de wetenschappelijke manier van het onderzoek kon gebruikt worden voor alle terreinen van
de samenleving
⁃ door de verlichting was grote maatschappelijke vooruitgang mogelijk

Voorbeelden van verlicht denken:

Verlichte ideeën werden verspreid via brieven, boeken (vooral de encyclopédie) en


salonbijeenkomsten.

Kenmerkend aspect:
- 27: Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de
samenleving: godsdienst, politiek en sociale verhoudingen.

7.3 Verlicht absolutisme


Verlicht absolutisme is een regeringsvorm waarbij de vorst probeert om met verlichte ideeën zijn
bestuur te verbeteren, maar wel alle macht blijft houden. Een goed voorbeeld van een verlicht
absoluut vorst was een goede vriend van Voltaire namelijk Frederik de Grote, hij was de vorst van
Pruisen (oosten van het Duitse rijk).

Frederik de Grote deed een uitspraak: “Alles voor het volk, niets door het volk.”
Hij bedoelde hiermee dat hij het beste wilde doen voor zijn volk maar hij beslist uiteindelijk zelf.

Maatregelen Frederik de Grote:


⁃ godsdienstige verdraagzaamheid
⁃ introductie aardappel als volksvoedsel
⁃ droogleggen moerassen voor nieuwe landbouwgrond

Twee andere voorbeelden van verlichte absolute vorsten:


⁃ Catharina de Grote (Rusland)
⁃ Jozef ll (Oostenrijk)

Verlichte absolute vorsten worden ook wel verlichte despoten genoemd, omdat ze alles in hun
eentje beslissen.

Standensamenleving bleef bestaan.


⁃ geestelijkheid
⁃ adel
⁃ boeren en burgers
Sociale mobiliteit is niet mogelijk, als je in een bepaalde stand geboren was groeide je
automatisch ook in die stand op.

De Franse standensamenleving werd ook wel het Ancien Régime (de oude orde vóór de Franse
revolutie) genoemd.

Kenmerkend aspect:
- 28: Voortbestaan van Ancien Régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse
verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme).

7.4 Jort, democratische revoluties


Democratische revolutie is een verandering in het bestuur van een land, waardoor het volk meer
macht krijgt ten koste van de macht van de koning. Deze verandering wordt vastgelegd in een
grondwet. De democratische revoluties vinden aan het einde van de 18e eeuw plaats aan beide
zijden van de Atlantische oceaan, daarom worden ze ook wel de Atlantische revoluties genoemd.
De democratische revoluties vonden plaats onder invloed van de verlichting. (Rousseau, Locke,
Montesquieu)

Amerikaanse revolutie (1775-1783)


Er liggen 13 Engelse koloniën, en er is vrijheid in bestuur. Maar George lll wil de absolute macht
en nieuwe belastingen om oorlog te kunnen betalen. Koloniën willen alleen belasting betalen als
ze dan echt inspraak krijgen. “No taxation without representation” zeiden ze. Dit vormt het begin
van veel onvrede:
1773: Boston Tea Party
1776: onafhankelijkheidsverklaring
1789: invoering grondwet op basis van Verlichting (trias politica en natuurlijke rechten)
De Amerikaanse revolutie wordt ook wel de Amerikaanse afhankelijkheidoorlog genoemd).
De Amerikaanse revolutie is een inspiratiebron voor veel verlichte denkers in Europa, ook in
Nederland.

Franse revolutie (1789-1799)


De derde stand is erg ontevreden, Frankrijk had een oplopende staatsschuld, alleen de derde
stand betaalt belasting en er is een misoogst in 1787 & 1788 waardoor er hongersnood komt.
Lodewijk XVI wil ook nog eens de belasting verhogen.
1789: Staten-Generaal komen bijeen
1789: oprichting Nationale vergadering
1791: grondwet op basis van Verlichting afschaffing Ancien Régime,bescherming van natuurlijke
rechten, censuskiesrecht en trias politica.)
1793-1794: terreur (Guillotine)
1795: nieuwe grondwet (minder democratisch)
1799: Napoleon neemt alle macht in handen (dictator)
1815: Napoleon definitief verslagen bij Waterloo

Bataafse revolutie (1795-1806)


Patriotten onder invloed van de Verlichting wilden een ander moderner bestuur omdat Willem V
zich steeds meer als vorst ging gedragen terwijl de welvaart in de republiek afneemt.
1781: ‘Aan het volk van Nederland’
1784-1787: burgeroorlog (wordt gewonnen door stadhouder en patriotten vluchten naar Frankrijk)
1795: Bataafse Republiek wordt gesticht (patriotten terug met Frans leger en stadhouder vlucht
naar Engeland)
1798: grondwet (algemeen kiesrecht voor mannen, trias politica)
1806: Napoleon neemt Bataafse republiek in

Einde van periode van grote politieke veranderingen in Europa. Oude orde wordt hersteld door
vorsten.

Kenmerkend Aspect:
- 30: De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten,
grondrechten en staatsburgerschap.

Tijdvak 8
8.1 De industriële revolutie
Er kwamen grote veranderingen in Engeland vanaf 1750.

Eerste industriële revolutie


(1775-1850)
⁃ energie: steenkool
⁃ materiaal: ijzer
Er komen nieuwe en betere vormen van energie en er wordt gebruikt gemaakt van een veel
sterker materiaal dan ijzer.
Tweede industriële revolutie (1850-1900)
⁃ energie: elektriciteit en olie
⁃ materiaal: staal

Economische gevolgen;
⁃ Huisnijverheid wordt vervangen door fabrieksarbeid
⁃ Enorme toename van de productie
⁃ Dalende prijzen van de producten

Landbouwstedelijke samenleving wordt een industriële samenleving dit leidt tot:


⁃ Voornaamste middel van bestaan is de industrie.
⁃ Snelle bevolkingsgroei en urbanisatie.
⁃ Uitgebreide vervoersmogelijkheden
⁃ Grotere inkomensverschillen

Kenmerkend aspect:
- 31: De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legt voor een industriële
samenleving.

8.2 Modern imperialisme


Imperialisme is het streven naar een groot
rijk onder macht van een keizer of één volk.
Kolonialisme (1500-1850) :overzeese
handel werd gedreven in kunstgebieden
vanuit factorijen.

Het kolonialisme veranderde in het modern


imperialisme.
Verschil met kolonialisme:
⁃ Verovering en intensiever bestuur van koloniën.
⁃ Grondigere exploitatie (gebruikmaking) van de koloniën. (voor nieuwe grondstoffen)
⁃ Alleen in Azië en Afrika
⁃ Nieuwe landen gaan koloniën veroveren (zoals bijv. de VS en Duitsland die ook mee gaan
doen aan het modern imperialisme)

Oorzaken van het moderne imperialisme:


Economie:
⁃ Grondstoffen voor de groeiende industrie
⁃ Afzetmarkten voor de groeiende industrie
Politiek:
⁃ Nationalisme: een groot rijk gaf internationaal politiek en militair aanzien
Cultuur:
⁃ Verspreiding van het christendom
⁃ Sociaal-darwinisme: blanke ras zou superieur zijn.
⁃ White man’s burden: de morele plicht van blank Europa om minder ontwikkelde volken
beschaving bij te brengen.

Gevolgen voor de koloniën:


Economie:
⁃ Wereldwijde arbeidsverdeling.
Politiek:
⁃ Koloniën werden direct of indirect bestuurd door de Europese mogendheden.
⁃ Deel van de inheemse bevolking werd ingeschakeld bij het bestuurd en het leger.
⁃ Grensproblematiek
Cultuur:
⁃ Onder invloed van het christendom en westerse rechtspraak werden lokale tradities
aangetast.

Kenmerkend aspect:
- 33: De moderne vorm van imperialisme die verband houdt met de industrialisatie.

8.3 Politiek maatschappelijke stromingen


Tijdens de Franse revolutie werd de macht van de koning beperkt door de verlichtingsideeën. Ten
voordele van de invloed van het volk.
Na 1815 wordt in Europa de macht weer weggehaald bij de
bevolking. Er kwam restauratie van de macht van de
vorsten.
Door de Franse revolutie is de standensamenleving
afgeschaft. Door de industriële revolutie ontstaat de
arbeidersklasse en komt er een groeiende kloof tussen arm
en rijk. Er komt een klassensamenleving. In tegenstelling tot
bij de standensamenleving is er bij de klassensamenleving
wel sociale mobiliteit mogelijk.

Aantekening: lange lijn cultuur


Middeleeuwen: gevoel geloof
Humanisme (16e eeuw): verstand, kritisch, nieuwsgierig
Wetenschappelijke revolutie (17e eeuw): verstand, observeren, experimenteren, logisch nadenken
Verlichting (18e eeuw): verstand, principes, wetenschappelijkerevolutie toepassen op samenleving
Romantiek (19e eeuw) gevoel, nationalisme

Kenmerkend aspect:
- 36: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme,
socialisme, confessionalisme feminisme.

8.3 Nationalisme
Romantiek (eerste helft 19e eeuw) is een kunststroming die ingaat tegen de ideeën van de
verlichting. Zij vonden ‘gevoelens zijn belangrijker dan gedachten’.

Nationalisme is voorliefde voor het eigen volk (en de eigen natie).


Je hebt twee vormen van nationalisme, het cultureel en het politiek nationalisme.
Cultureel:
⁃ Een eigen taal maakt een volk tot een eenheid.
⁃ Ieder volk heeft een eigen cultuur.
⁃ Geschiedenis is belangrijk.
Politiek:
⁃ Ieder volk heeft recht op een eigen natie staat. Een eigen land met een eigen bestuur en
duidelijke eigen grenzen.

Eenwording van Duitsland in 1871:


Tot 1871 bestaat het Duitse rijk uit losse staatjes. De grootste staat is Pruisen. Pruisen
industrialiseert en wil af van invoerrechten bij grensovergangen. Daarom komt in 1834 de
oprichting van Zollverein (een douane-unie). Producten tussen Duitse staten hoeven nu niet meer
gecontroleerd te worden en er hoeven geen invoerrechten meer betaald te worden. Otto van
Bismarck is de kanselier van Pruisen (ook wel de ‘minister president’) In 1866 komt er een Noord-
Duitse bond na overwinningen in Duitse-Deense en Pruisisch-Oostenrijkse oorlogen. In 1871 is de
Duitse eenwording na overwinning in Frans-Duitse oorlog.
En daarmee is Duitsland één land geworden.

Kenmerkend aspect:
- 36: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme,
socialisme, confessionalisme feminisme.

8.4 Liberalisme
Belangrijk verlichte denkers zijn Montesquieu, Voltaire, Rousseau, Locke en Smith. De ideeën van
de verlichte denkers vormen uiteindelijk ook de basis van de democratische revoluties zoals de
Amerikaanse revolutie en de Franse revolutie.
De ideeën van de verlichting vormen de basis voor het liberale denken.
Liberalisme, liber betekent vrij in het Latijns. Het uitgangspunt voor de liberalen is de vrijheid van
het individu, wanneer iemand vrij is kan hij zich zoveel mogelijk ontplooien.

De visie van het liberalisme op de...


Politiek:
⁃ Grondwet (beperking macht van de koning & garantie van burgerrechten)
⁃ Gelijkheid voor de wet
⁃ Volksvertegenwoordiging moet de koning controleren
Economie:
⁃ Particulier bezit
⁃ Vrijhandel (niet zo veel economische beperkingen)
⁃ Weinig bemoeienis van de overheid
Cultuur:
⁃ Vrijheid van denken
⁃ Geen censuur
⁃ Tolerantie

Het liberalisme is de eerste politiek maatschappelijke stroming die opkomt in de 19e eeuw en
gedurende de 19e 20e en 21e eeuw is het een van de bepalende stromingen in de westerse
politiek.
Kenmerkend aspect:
- 36: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme,
socialisme, confessionalisme feminisme.

8.4 Socialisme
De grondlegger van het socialisme is Karl Marx hij leefde in de tijd van de industriële revolutie. Hij
zag dat de arbeidersklasse het slecht had, tegelijkertijd zag hij dat gegoede burgerij het
behoorlijk goed hadden. Zo kwam Karl Marx met het idee van de klassenstrijd. Hij vond de
situatie van de arbeidersklasse onhoudbaar en schreef daarom met een vriend het communistisch
manifest. Dat is de basis van het socialisme.

Socialisme heeft als doel gelijkheid en gelijkwaardig voor de arbeidersklasse. Karl Marx kwam met
het idee van het communisme; omverwerping van het kapitalisme via een gewelddadige
revolutie. Een aantal mensen vonden dat deze revolutie niet nodig zou zijn en wilden gewoon
gelijkheid en gelijkwaardigheid krijgen voor de arbeiders door middel van de sociaaldemocratie;
kiesrechtuitbreiding en sociale wetgeving. Deze twee stromingen willen hetzelfde maar beide op
een hele andere manier voor elkaar krijgen. Het communisme is erg radicaal omdat ze het heel
snel willen terwijl de sociaaldemocratie veel gematigder is en het stap voor stap wil doen.

Kenmerkend aspect:
- 36: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme,
socialisme, confessionalisme feminisme.

8.4 De sociale kwestie


De industriële revolutie had grote gevolgen:
Mechanisatie (meer machines):
- Handwerkslieden raakten hun baan kwijt. Zij richtten de eerste vakbonden op.
⁃ Verhoudingen op de werkvloer werden harder.
⁃ Het werken aan de machines kon gevaarlijk en slecht voor de gezondheid zijn.
Urbanisatie:
⁃ Huizen waren klein en van slechte kwaliteit.
⁃ Slechte hygiene zorgde voor gezondsheidsproblemen

Bezorgde mensen uit de burgerij brachten de gevolgen onder de aandacht. Daaruit ontstaat de
discussie over de sociale kwestie.

Sociale kwestie bestaat uit twee punten:


⁃ Armoede en slechte werk- en leefomstandigheden van de arbeidersklasse
⁃ Integratie in maatschappij

Er komt een discussie, moet er sociale wetgeving komen? Er waren voor- en tegenstanders.
Voorstanders:
⁃ Links-liberalen ‘Arbeiders staan zwak tegenover werkgevers en hebben geen geld voor
verzekeringen.’
⁃ Sociale confessionelen ‘Arbeiders moeten beschermd worden tegen de hebzucht van de
werkgevers.’
⁃ Sociaal-democraten ‘Arbeiders staan zwak tegenover de werkgevers en hebben geen geld
voor verzekeringen.’
Tegenstanders:
⁃ Conservatief-liberalen ‘Sociale wetten zorgen voor luiheid en een gebrek aan
zelfstandigheid.’
⁃ Conservatieve confessionelen ‘Armoede is door God gegeven. Arbeiders moeten hard
werken en onderdanig zijn.’
⁃ Communisten ‘Wetgeving gaat niet ver genoeg. De arbeiders moeten door middel van een
revolutie de macht grijpen.’

Kenmerkend aspect:
- 32: Discussies over de sociale kwestie

8.5 Democratisering
In de tijd van de democratische revoluties krijgt de bevolking steeds meer inspraak. Maar na 1815
is er weer restauratie van de macht van de vorsten hierdoor wordt de inspraak van de bevolking
weer beperkt.
In 1815 is het Koninkrijk der Nederlanden een constitutionele
monarchie, het is een land met een grondwet en een koning.
Willem l is dan de koning, hij probeert als een (verlicht)
absolute vorst te regeren. Hij heeft heel veel macht. Deze
manier van regeren blijft zo in Nederland en in heel veel
andere landen tot het jaar 1848, het is een revolutiejaar, er
vinden grote veranderingen plaats en er zijn veel opstanden.
Dan begint koning Willem ll (opvolger van Willem l) zich zorgen
te maken en hij is bang dat ook in Nederland een opstand zou
komen. Hij vraagt Thorbecke om een nieuwe grondwet te
schrijven. De grondwetten veranderen en worden eerlijker.

Bij censuskiesrecht is er geen sprake van democratie. Census


betekent grens, alleen mensen die minimaal een bepaald bedrag aan belasting betaalden
mochten stemmen en hadden dus kiesrecht. Dat is zeker niet democratisch want alleen de
mannen van de gegoede burgerij waren rijk genoeg om te kunnen stemmen (sommige vrouwen
ook maar vrouwen hadden geen kiesrecht).

Langzamerhand wordt het kiesrecht uitgebreid. Dat noem je democratisering, de groei van de
invloed van de bevolking in politiek en samenleving door uitbreiding van het kiesrecht.
Vanaf ongeveer 1870 willen de links-liberalen en de socialisten dat het kiesrecht uitgebreid wordt
zodat meer mannen inspraak krijgen in het bestuur.
In 1887 wordt de grondwet gewijzigd en wordt het kiesrecht al iets uitgebreid maar in 1896 is de
kieswet echt aangepast en zijn behaalde diploma’s, bezit van een huis met een bepaalde waarde,
minimum bedrag aan spaargeld of een bepaald inkomen nieuwe voorwaardes voor het kiesrecht.

Vanaf 1900 begint het feminisme op gang te komen. Vrouwen willen gelijke rechten. Pas in 1917
hebben de feministen, links-liberalen en socialisten succes. Want in 1917 is de pacificatie,
vredesluiting op een aantal belangrijke politieke onderwerpen in Nederland. Een daarvan was het
kiesrecht. Er komt algemeen mannenkiesrecht dus iedere man in Nederland mag stemmen en er
mag ook op hem gestemd worden en er komt passief vrouwen kiesrecht, ze mogen nog niet zelf
stemmen maar ze mogen wel gekozen worden. In 1919 is er dan eindelijk ook echt sprake van
algemeen vrouwen kiesrecht. En mogen ook de vrouwen stemmen.
Kenmerkend aspect:
- 35: Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen
aan het politieke proces

8.6 Feminisme
De nationale vergadering in Frankrijk geeft in 1789, het begin van de Franse revolutie, de
verklaring voor de rechten van de mens en burger uit. Drie jaar later geeft Mary Wollstonecraft
een reactie op deze verklaring zij vind dat het geen verklaring is voor de mens en burger, maar
voor de man en burger. De vrouwen worden helemaal nergens benoemd. Zij vind dat man en
vrouw niet gelijk aan elkaar worden gesteld. Je kan haar als een van de voorlopers van het
feminisme zien.

Het doel van feminisme is een gelijkwaardige positie van de vrouw in de maatschappij.

Ze strijden op alle mogelijk terreinen:


Politiek:
⁃ Gelijkheid voor de wet.
⁃ Kiesrecht.
Economie:
⁃ Gelijke kansen op de arbeidsmarkt.
Sociaal:
⁃ Gelijke rechten op gebied van onderwijs en opleiding.
Cultuur
⁃ Tegen de dubbele seksuele moraal

Kenmerkend aspect:
- 36: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme,
socialisme, confessionalisme feminisme.

8.6 Confessionalisme
Bij confessionalisme heb je het vooral over katholieken en protestanten. Hun doel is een
samenleving op basis van religieuze normen en waarden.

Politiek
⁃ Tegen de liberale scheiding van kerk en staat.

Sociaal
⁃ Grote angst dat arbeidersklasse zich los maakt van het geloof.

Cultuur
⁃ Rol van het geloof moet belangrijk blijven in de maatschappij.

Kenmerkend aspect:
- 36: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme,
socialisme, confessionalisme feminisme.
8.6 Emancipatiebewegingen
Emancipatiebeweging is een beweging die naar gelijkberechtiging streeft. In de 19e eeuw
onderscheiden we in Nederland 3 verschillende emancipatiebewegingen.

Socialisme: had als doel gelijkheid en gelijkwaardigheid voor de arbeidersklasse.


Confessionalisme: had als doel samenleving op basis van christelijke normen en waarden.
Feminisme: had als doel gelijkwaardige positie van de vrouw in de maatschappij.

Socialisten wilden betere woon- en werkomstandigheden voor de arbeidersklasse. De sociaal-


democraten organiseerden zich in politieke partijen. Kiesrechtuitbreiding zou voor meer sociale
wetgeving zorgen.

Confessionelen richtten zich in eerste instantie vooral op het onderwijs. Er was al wel in de
grondwet van Thorbecke in 1848 wel vrijheid van onderwijs vastgelegd maar er werd nog steeds
onderscheid gemaakt tussen openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs. Openbaar onderwijs
staat helemaal los van een of andere ideologie of religie. Bijzonder onderwijs is ingericht naar een
bepaalde stroming. Die scholen waren voornamelijk katholieke en protestantste scholen. Er was
een probleem voor de confessionelen. De overheid was erg liberaal en gaf alleen subsidie aan het
openbaar onderwijs. Want daar was vrijheid van denken vond de liberale overheid. De
confessionelen; de katholieken en de protestanten waren het daar niet mee eens. Dit is het begin
van de schoolstrijd.
De schoolstrijd is een financiële gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder onderwijs. Deze
strijd leidt er toe dat katholieken en protestanten in Nederland dichter bij elkaar komen omdat ze
elkaar snapten en allebei hetzelfde doel hadden. Daarnaast leidt de schoolstrijd tot protestantse
en katholieke verzuiling en tot de oprichting van confessionele politieke partijen.

In de wet was ongelijkheid voor de wet tussen man en vrouw vastgelegd. Vrouwen uit de burgerij
zoals bijvoorbeeld Wilhelmina Drucker en Aletta Jacobs willen af van de ongelijkheid in de wet.
Dat is het begin van de eerste feministische golf: vrouwen uit de burgerij wilden kiesrecht voor de
vrouw. Nieuwe wetgeving zou dan de positie van de vrouw in de maatschappij verbeteren.

Tijdens de eerste wereldoorlog als Nederland neutraal is loopt de spanning op. Want overal om
Nederland heen is oorlog en dan zien de verschillende politieke stromingen ook in dat ze samen
moeten gaan werken. Dat leidt in 1917 tot de grondwetswijziging, ook wel de pacificatie.
Pacificatie betekent vrede sluiten. Er wordt vrede gesloten op de 3 grote politieke kwesties van
de 19e eeuw.

Sociale kwestie, vanaf 1900 kwam er steeds meer sociale wetgeving die de omstandigheden van
de arbeidsklasse verbetert.

Schoolstrijd, in 1916 komt er financiële gelijkstelling van openbare en bijzondere scholen. De


schoolstrijd was dus gewonnen door de confessionelen.

Kiesrecht, in 1917 komt er algemeen mannenkiesrecht en passief vrouwen kiesrecht. De


socialisten zijn dan erg tevreden maar de feministen nog niet helemaal. In 1919 komt er toch nog
algemeen vrouwenkiesrecht en zijn de feministen tevreden en komt er een einde aan de
feministische golf.
Kenmerkend aspect:
- 34: Opkomst van emancipatiebewegingen

Tijdvak 9
9.1 De Eerste Wereldoorlog
De oorzaken van de Eerste Wereldoorlog waren:
⁃ Groeiend nationalisme (Frans revanchisme, opkomst van Duitsland)
⁃ Modern imperialisme (Duitse Weltpolitik)
⁃ Wapenwedloop
⁃ Bondgenootschappen (centralen tegen geallieerden)
⁃ Groeiend militarisme

Eerste Wereldoorlog (1914-1918)


1914: moord op Franz Ferdinand. Dan komen er oorlogsverklaringen en mobilisaties.
1917: Verenigde Staten sluiten zich aan bij de geallieerden. En in Rusland breekt de Russische
Revolutie uit. Daarom sluit Rusland vrede met Duitsland.
11-11-1918: wapenstilstand
1919: Verdrag van Versailles, Duitsland wordt als verliezer als enige grote hoofdschuldige
aangewezen voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Als je kijkt naar de oorzaken van de
oorlog is dit eigenlijk niet terecht. Maar toch moest Duitsland grote gebieden afstaan en raakte ze
alle koloniën kwijt. Om te voorkomen dat ze nog een oorlog zouden beginnen moesten ze hun
oorlogsvloot aan Engeland overdragen en hun luchtmacht opheffen en hun landleger afslanken
tot 100.000 soldaten. Ook moesten ze veel herstelbetalingen doen.

Een wereldoorlog is een oorlog tussen veel staten die wereldwijd gevoerd wordt. Het was dus
een wereldoorlog omdat al vanaf 1914 die Europese landen hun westerse koloniën in de strijd
betrokken. Dit heeft te maken met het modern imperialisme. En omdat vanaf 1917 de Verenigde
Staten en andere Amerikaanse landen gingen deelnemen.

De Eerste Wereldoorlog had verwoesting veroorzaakt op niet eerder vertoonde schaal. Dit kwam
door de loopgraven tactiek en door de massavernietigingswapens. Deze wapens hebben te
maken met de industrialisatie/industriële revolutie want er zijn steeds krachtigere wapens.
Voorbeelden van massavernietigingswapens zijn gifgas, vliegtuigen, onderzeeërs, de mitrailleur
en de tank.

De Eerste Wereldoorlog is echt een soldaten oorlog en er zijn eigenlijk nauwelijks


burgerslachtoffers. Dit komt door de loopgraven, als je niet in het gebied van de loopgraven
woonde had je direct niet heel veel met de oorlog te maken.

Maar toch was de burgerbevolking heel erg betrokken bij de oorlog, dit kwam door:
⁃ De dorpen en de steden die in de frontlinie lagen.
⁃ De oorlogseconomie, kleding en voedsel voor de soldaten. Bedrijven moesten producten
maken die werden opgedragen door de overheid.
⁃ Propaganda en censuur

De eerste wereld oorlog is een totale oorlog, iedereen is betrokken, direct of indirect.
Kenmerkende aspecten:
- 40: Het voeren van twee wereldoorlogen.
- 43: Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de
betrokkenheid van de burgerbevolking bij de oorlogvoering

9.2 De economische wereldcrisis


Op 24 oktober 1929 is het de zwarte donderdag. Dit is de aanleiding voor de wereldwijde
economische crisis die de gehele jaren 1930 blijft duren.

De oorzaken van deze crisis:


Economie:
⁃ Overproductie in landbouw en industrie. (gevolg van de Eerste Wereldoorlog).
⁃ Beurskrach, waardoor de aandelenkoersen beginnen te dalen.
Cultuur:
⁃ Optimisme over de economie: “Live now, pay later”.
Politiek:
⁃ Weinig toezicht op banken.

Gevolgen van de ‘Great Depression’:


⁃ Hoge werkeloosheid
⁃ Armoede
⁃ Wereldwijde crisis in kapitalistische landen.

Reacties van de Amerikaanse regering:


Hoover was toen president, hij was een overtuigde liberaal. “De crisis gaat vanzelf over” zei hij.
De overheid moest niet ingrijpen in de economie en zich gewoon vasthouden aan de gouden
standaard.

Dit hielp niet. De crisis werd alleen maar erger. In 1932 werd Roosevelt verkozen als president.

Vanaf 1933 wordt Roosevelt president. Hij zei “De crisis gaat niet vanzelf over”. De overheid
moest actief ingrijpen, hij kwam met de New Deal. En hij hield zich niet meer vast aan de gouden
standaard.

New Deal:
Relief (hulp —> uitkeringen)
Recovery (herstel —> subsidies boeren)
Reform (hervorming —> toezicht op banken)

Uiteindelijk zorgt de Tweede Wereldoorlog er pas voor dat er een einde komt aan de crisis.

Kenmerkend aspect:
- 39: De crisis van het wereldkapitalisme
9.3 Totalitaire systemen
Totalitair betekent een politiek systeem dat een totale controle van de maatschappij nastreeft,
inclusief het denken en voelen van alle mensen. Er is dus geen individuele vrijheid. Een totalitaire
staat zijn vaak staten waarbij maar één partij is toegestaan met één sterke leider. Als partij en als
leider moet je er voor zorgen dat de bevolking jou ideeën aan gaat hangen en andere ideeën
afwijzen. Dat doen ze door middel van propaganda en censuur. Of door onderdrukking (opsluiten,
bedreigen, vermoorden).

Het communisme is bedacht door Karl Marx, het is een politieke stroming met als voornaamste
streven gelijkwaardigheid en gemeenschappelijk bezit. Karl Marx gaat in verschillende fasen naar
het communisme. Hij begint bij het kapitalisme, in deze fase is er een kleine overheid en er zijn
particuliere productiemiddelen. Dan kom je in de socialistische fase, er is een grote overheid en
herverdeling van productiemiddelen. Uiteindelijk kom je bij het communisme, er is geen overheid
en er is een klasseloze samenleving met gemeenschappelijk bezit van productiemiddelen
ontstaan.

Nu klinkt het communisme niet verkeerd, maar toch heeft het communisme een slechte naam. Dit
komt door hoe het communisme in de Sovjet-Unie in de praktijk werd gebracht. Vanaf 1921 wordt
de SU een eenpartijstaat zonder individuele vrijheid. Na verloop van tijd groeide de
communistische partij uit tot een echte massaorganisatie. Het werd dus steeds meer een
totalitaire staat. De eerste leider van de SU is Lenin (r. 1915-1924) en daarna volgde Stalin (r.
1928-1953) hem op. Zij legden de basis voor het totalitaire systeem. Er was nog maar een partij
toegestaan, de communistische partij en die leidde de economie. Lenin en Stalin maakten heel
veel gebruik van propaganda, censuur en onderdrukking.

Het nationaal-socialisme, ook wel het nazisme, is een politieke stroming die een combinatie vormt
van het fascisme en racisme (in het bijzonder antisemitisme).
Hitler komt in 1933 aan de macht in Duitsland en Duitsland wordt een eenpartijstaat met Hitler als
leider.

Het fascisme is een extreem nationalistische en totalitaire politieke stroming. Hitler neemt het
idee van het fascisme over en wil Lebensraum voor het Duitse volk. Ook in Duitsland was er veel
propaganda, censuur en onderdrukking.
Antisemitisme is vijandigheid tegen joden.

Kenmerkend aspect:
- 38: Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/
nationaalsocialisme

9.4 Propaganda en communicatie


Propaganda is het beïnvloeden van de mening van een grote groep mensen om aanhangers te
winnen voor bepaalde politieke ideeën.

Propaganda kan twee richtingen op gaan:


Positief: benadrukken van de eigen kracht.
Negatief: benadrukken van de zwakte van de tegenstander
In de 20e eeuw neemt het gebruik van propaganda toe dankzij de komst van nieuwe
communicatiemiddelen. Bijvoorbeeld via de radio en later ook de film.

Totalitaire systemen proberen de mening van de bevolking ook te beïnvloeden door de


oprichting van massaorganisaties.
Bijvoorbeeld bij de Sovjet-Unie Komsomol, een jeugdbeweging waar jongeren samen kwamen.
En in Duitsland had je de Hitlerjugend, een soort scouting voor de Duitse jeugd maar dan wel
volledig doordrongen van de idealen van het nazisme.

Kenmerkend aspect:
- 37: De rol van moderne propaganda en communicatiemiddelen en vormen van
massaorganisatie

9.4 Verzet tegen imperialisme


Na de Eerste Wereldoorlog komt er steeds meer verzet tegen het West-Europese imperialisme in
Zuid-Oost Azië.
Oorzaken voor de opkomst van de nationalistische bewegingen:

Het nationalisme uit zich in verschillende vormen van verzet.


Bijvoorbeeld Gandhi, de belangrijkste leider van het nationalistisch verzet in het Brits-Indië
(tegenwoordige India). Hij wil geweldloos verzet.
Een ander voorbeeld is Sukarno, een van de belangrijkste leiders van het nationalistisch verzet in
Nederlands-Indië (tegenwoordige Indonesië). Hij wil gewelddadig verzet.

Kenmerkend aspect:
- 44: Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme

9.5 De Tweede Wereldoorlog


De oorzaken van de Tweede Wereldoorlog in Europa:
⁃ Streven naar Lebensraum voor het Duitse volk.
⁃ Wraak voor Verdrag van Versailles (1919)
⁃ Appeasement politiek van Engeland en Frankrijk. (Duitsland te vriend houden)

Een wereldoorlog is een oorlog tussen veel staten die wereldwijd gevoerd wordt. De Tweede
Wereldoorlog is dus een Wereldoorlog omdat er veel wordt gevochten in Europa en Noord-Afrika
maar ook in Oost-Azië.

De Tweede Wereldoorlog begint in 1939 met de Duitse inval van Polen. In het voorjaar van 1940
verovert Duitsland grote gedeeltes, onder andere Nederland, België en Frankrijk. Daarna is een
van de doelen om ook Engeland te veroveren, dan begint de Battle of Britain, dit is vooral een
luchtoorlog. Maar uiteindelijk winnen de Engelsen deze Battle of Britain en Engeland blijft dus uit
handen van de Nazi’s. Hitler heeft net voor de oorlog een pact gesloten met Stalin dat ze elkaar
niet aan zouden vallen maar in de zomer van 1941 begint de Operatie Barbarossa en valt
Duitsland de SU binnen. In december van 1941 is de Japanse aanval op Pearl Harbor en hierdoor
raakt ook de VS betrokken bij de oorlog. Dan komt er een keerpunt in de oorlog, de Slag om
Stalingrad (22 augustus tot 2 februari) er vielen veel doden maar uiteindelijk werden de Duitsers
daar verslagen. Op 6 juni 1944 begint de bevrijding van West-Europa. Op 7 mei 1946 geeft
Duitsland zich over. In augustus 1945 zetten de Amerikanen twee atoombommen in om Japan te
verslaan en dat leidt inderdaad tot de Japanse overgave. Daarmee komt er een definitief einde
aan de Tweede Wereldoorlog.

Ook de Tweede Wereldoorlog had verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal veroorzaakt.
Dat kwam opnieuw door het gebruik van massavernietigingswapens. Een wapen in het bijzonder
is de atoombom, een vernietigender wapen was er nog nooit gebruikt in de geschiedenis. De
Tweede Wereldoorlog was een vernietigingsoorlog.

Betrokkenheid van de burgerbevolking bij de oorlogvoering:


⁃ Burgerslachtoffers
⁃ Propaganda en censuur
⁃ Oorlogseconomie
Ook de Tweede Wereldoorlog is net als de Eerste Wereldoorlog een totale oorlog. Iedereen is
betrokken.

Kenmerkende aspecten:
- 40: Het voeren van twee wereldoorlogen.
- 43: Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de
betrokkenheid van de burgerbevolking bij de oorlogvoering

9.6 Genocide
Racisme is de opvatting dat de wereldbevolking kan worden opgedeeld in rassen, waarbij het ene
ras beter is dan het andere ras.

Discriminatie is het onderscheid maken tussen mensen met de bedoeling een bepaalde groep
achter te stellen.

Genocide is systematische uitroeiing van een volk of bevolkingsgroep. (massamoord)

Antisemitisme is vijandigheid tegen joden.

In 1933 werd Hitler de Duitse regeringsleider. Met als gevolg:


⁃ Toename van geweld door de SA (partijleger van de Nazi’s).
⁃ Toename van anti-Joodse wetgeving.

In 1935 worden de Neurenberger wetten ingevoerd. Met als gevolg:


⁃ Duitsers mogen niet meer trouwen met joden.
⁃ Joden hebben geen burgerrechten meer.
In 1938 was de Kristallnacht, er was openlijke geweldpleging tegen joden in heel Duitsland onder
aanvoering van de SA.

Vanaf 1939 krijgt ook de rest van Europa met het toenemend geweld tegen joden te maken.
Europese joden worden gevangen gezet of vermoord door de Nazi’s.
Dit zijn allemaal voorbeelden van discriminatie.

In 1941 vraagt Hitler de SS de “Endlösung” (eindoplossing).


In 1942 is de Wannsee-conferentie, hier werd de eindoplossing gekozen; deportatie van de joden
naar concentratiekampen. Daar werden miljoenen joden systematisch gedood. Dit is een
voorbeeld van genocide.

Kenmerkend aspect:
- 41: Racisme en discriminatie die leiden tot genocide, in het bijzonder op de joden

9.6 De Duitse bezetting


De Duitse bezetting duurde van 1940 tot 1945. Nederland was neutraal tijdens de Tweede
Wereldoorlog maar toch begint het in 1940 als de Duitsers Nederland binnenvallen. Het Duitse
leger was veel sterker dan het Nederlandse leger dus de Nederlandse regering besluit om zich
over te geven en de Duitsers nemen de macht over. Het leek rustig totdat er in het najaar van
1940 het meldingsplicht (als je een Joodse achtergrond had moest je je melden) en de
ariërverklaring (verklaring die ambtenaren en studenten moesten ondertekenen, waarin staat dat
ze Ariërs zijn, en dus niet Joods.) werd ingevoerd voor alle Nederlanders. Veel Nederlands
probeerden het gewone leven zoveel mogelijk voort te zetten tijdens de Duitse bezetting, dit
heet accommodatie. In 1941 was de Februaristaking in Amsterdam, dit was de eerste keer dat er
openlijk verzet (opstand) werd gepleegd. Eind 1941 worden alle politieke partijen verboden
behalve de NSB. De NSB is een voorbeeld van collaboratie, samenwerken met de Duitse
bezetter.
Er waren dus drie ‘houdingen’ die je kon aannemen tijdens de Duitse bezetting:
⁃ Accommodatie (gewone leven proberen te leiden)
⁃ Verzet (in opstand komen)
⁃ Collaboratie (samenwerken met de Duitse bezetter)
In 1942 was het begin van de Endlösung. In 1944 is de bevrijding van Zuid-Nederland. Het
noorden van Nederland leidt dan nog onder de hongerwinter. Op 5 mei 1945 geven de Duitsers
zich over in Nederland.

Gevolgen van de bezetting:


Politiek:
⁃ Nederlandse regering in ballingschap in Engeland.
⁃ Einde van de rechtstaat in Nederland.
Economie:
⁃ Dwangarbeid door Arbeidseinsatz
⁃ Afstaan van grondstoffen
Cultuur:
⁃ Pogingen van nazificatie door middel van propaganda en censuur

Kenmerkend aspect:
- 42: De Duitse bezetting van Nederland
Tijdvak 10
10.1 De Koude Oorlog
De Koude Oorlog was een periode van vijandschap tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie
(1945-1989).

Er was vijandschap omdat ze heel anders tegen de inrichting van de maatschappij aan keken. De
Verenigde staten waren er trots op dat ze kapitalistisch waren, dat er politiek gezien sprake was
van een democratie en dat er een vrije markt economie was. De Sovjet-Unie was juist
communistisch, er was daar ook steeds meer sprake van een totalitaire staat oftewel een dictatuur.
En er was een planeconomie. Dit zijn tegengestelde ideologieën. De VS beriep zich heel erg op
de vrijheid terwijl de SU zich heel erg beriep op de gelijkheid.

De Sovjet-Unie dacht dat de VS bezig waren met Westers imperialisme. De Verenigde Staten
dachten over de SU dat ze bezig waren met een communistische wereldrevolutie. De Verenigde
Staten dachten dit omdat Stalin zijn leger na de Tweede Wereldoorlog liet staan.

Tijdens de Koude Oorlog vormden zich twee vijandige ideologisch


tegengestelde blokken. Dit heet blokvorming. Er ontstaat dus een soort grens in
Europa tussen die twee blokken, die
wordt ook wel het ijzeren gordijn genoemd.

De Amerikanen willen voorkomen dat ook West-Europa in de handen van het


communisme zal vallen. Daarom komen ze met de containmentpolitiek. Dit
betekent dat de uitbreiding van het communisme voorkomen moet worden door het in te
dammen. Dit gebeurt door middel van economische en militaire steun.

In 1949 wordt China communistisch, onafhankelijk van de Sovjet-Unie. Maar daardoor waren er in
een keer honderden miljoenen extra mensen communistisch geworden. De VS schrokken zich rot,
ze moesten hun containmentpolitiek gaan uitbreiden. In dezelfde tijd was in Zuid-Oost-Azië
dekolonisatie op gang gekomen. Dus ook daar gingen de VS regimes steunen met geld en
militaire middelen.

Er kwam een wapenwedloop tussen de VS en de SU. Een race om het sterkste wapenarsenaal te
krijgen. Het gaat over atoomwapens. Maar dit vergrootte de kans op een atoomoorlog. Dit moest
voorkomen worden. Maar de SU en de VS zeiden beide: “Hoe meer kernwapens wij hebben, hoe
minder de tegenstander geneigd is om zijn kernwapens te gebruiken want ze weten dat we altijd
terug kunnen slaan.” Dit zorgde voor wederzijdse afschrikking. Uiteindelijk is er nooit een directe
confrontatie geweest maar toch hadden ze nog steeds een hekel aan elkaar en wilden ze elkaar
dwars zitten, dat deden door zich te bemoeien met de conflicten ergens anders in de wereld.

Belangrijke conflicten in de Koude Oorlog:


⁃ Berlijn (1947-1989) wordt na de Tweede Wereldoorlog verdeeld over de geallieerden.
Waarbij het westen van Berlijn onder controle komt te staan van de VS, Engeland en
Frankrijk (kapitalistisch) en het oosten van Berlijn komt onder controle te staan van de SU
(communistisch). De VS en hun bondgenoten wilden dus West-Berlijn niet in handen van
de SU laten komen. Er komen allerlei conflicten en het bekendste symbool daarvan is de
bouw van de Berlijnse muur.
⁃ Korea-oorlog (1950-1953), het is een strijd tussen het communistisch noorden (gesteund
door China en de SU) en een democratisch kapitalistisch zuiden (gesteund door de VS).
De VS leveren ook soldaten om mee te vechten tegen de Noord Koreaanse
communisten. En de VS waren zo dus wel aan het vechten tegen het communisme maar
niet direct met de SU. Vandaar de Koude Oorlog.
⁃ Cubacrisis (1962), Cuba was een bondgenoot van de SU, het was dus communistisch. In
1962 kwam Amerika erachter dat de SU bezig was om raket installaties te plaatsen op
Cuba, zodat ze daarmee de VS konden aanvallen. Dan ontstaat er een hoog ‘blufspel’
tussen de VS en de SU. Het loopt met een sisser af en de wereld haalt opgelucht adem
want zo dicht bij een atoomoorlog waren ze nog nooit geweest.
⁃ Vietnamoorlog (1945-1973) de Vietnam oorlog begint als Ho Chi Minh, de leider van het
nationalistisch verzet in Vietnam, de onafhankelijkheid uitroept. Ho Chi Minh is een
communist en de Fransen waren eerst de baas over Vietnam. Zij streden al tegen hem
maar de Fransen hielden het niet meer vol en de Amerikanen gaan zich ermee bemoeien,
omdat die Ho Chi Minh communistisch was. 8 jaar lang wordt er verschrikkelijk gevochten
in Vietnam. Maar de Amerikanen verliezen. En in 1975 neemt het communistische
noorden van Vietnam het democratische zuiden in.

Het einde van de Koude Oorlog


De wapenwedloop was voor de de Sovjet-Unie niet vol te houden. In 1985 wordt Gorbatsjov de
nieuwe leider van de SU. Hij wilde twee dingen veranderen. Het eerste was glasnost (openheid),
alles moest openlijk besproken kunnen worden. Ook wilde hij perestrojka (hervorming),
verandering in economie en politiek om de SU gezonder te maken. Hervormingen van Gorbatsjov
leiden tot meer vrijheid in Oost-Europa. En bijvoorbeeld ook dat in 1989 de Berlijnse Muur
omvalt.

Kenmerkend aspect:
- 45: De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een
wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog

10.2 Dekolonisatie
Vanaf 1870 kwam het modern imperialisme. En vanaf 1919 kwam er verzet tegen de westerse
hegemonie (overheersing). Vanaf 1945 treed er dekolonisatie op. De westerse koloniën werden
onafhankelijk.

Dekolonisatie verloopt in drie golven. De eerste koloniën die onafhankelijk worden liggen
allemaal in Zuidoost-Azië / Midden-Oosten (1945-1953). De tweede golf vindt plaats in Afrika
(1951-1980). En als laatste vind er nog een kleine golf plaats in het Caribisch gebied (1965-1975).
Toch lukt het slechts een enkele koloniën om al voor de Tweede Wereldoorlog onafhankelijk te
worden. Maar waarom gebeurt het bij bijna alle andere landen dan na de Tweede Wereldoorlog?

Oorzaken voor dekolonisatie na 1945:


⁃ Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Japan laten zien dat westerse mogendheden te
verslaan waren.
⁃ Tijdens de Koude Oorlog wilden de Sovjetunie en de Verenigde Staten zoveel mogelijk
bondgenoten.
Gevolgen van de dekolonisatie voor de nieuwe naties:
Politiek:
⁃ In veel landen kwamen er dictaturen en (burger)oorlogen.
Economie:
⁃ Economische overheersing en uitbuiting door het westen gaat na de dekolonisatie nog
gewoon door.

Kenmerkend aspect:
- 46: De dekolonisatie die een eind maakt aan de westerse hegemonie in de wereld

10.3 De Europese eenwording


Na de Tweede Wereldoorlog komt er grote groei van de West-Duitse economie. Dit zorgt voor
angst voor de herleving van het Duitse militarisme in Europa en zeker in Frankrijk.

Schumann is een Franse politicus, hij wilde die angst wegnemen en zorgen dat dit niet zou
gebeuren. Hij kwam met het voorstel om het Duitse en Franse kolen- en staalindustrie onder
gemeenschappelijk bestuur te stellen. Want dit had je nodig bij de productie van wapens maar als
dat gemeenschappelijk was konden ze elkaar ook in de gaten houden.

Hieruit volgt in 1952 de Europese gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Niet alleen Frankrijk
en Duitsland sluiten zich er bij aan maar ook België, Nederland, Luxemburg en Italië. Al heel snel
gaan ze ook samenwerken op andere economische gebieden. Daaruit bestaat in 1958 de
Europese Economische Gemeenschap (EEG). Steeds meer landen sluiten zich hier ook bij aan. In
1973 Denemarken, Engeland en Ierland. In 1981 Griekenland en in 1986 ook Portugal en Spanje.
Deze samenwerking wordt steeds hechter.

In 1973 brak de oliecrisis uit. Dit zorgde voor besef bij veel West-Europese landen dat ze wel
samen moeten blijven werken als ze een rol willen spelen in de wereldeconomie. De nationale
verschillen moesten dus verdwijnen. En ook de Duitse eenwording in 1990 zorgt ervoor dat ze
nog nauwer gaan samenwerken op Europees gebied.

In 1992 ontstaat de Europese Unie. Dit zorgt voor meer macht voor de Europese instellingen. En
er komt een gezamenlijke Europese munt, in 2002 de invoering van de Euro.

In 2004 is er weer een uitbreiding met 10 lidstaten van vooral


voormalige Oost-Europese communistische landen. Maar in 2005
wordt de Europese grondwet afgewezen. Nederlandse bevolking
keert zich tegen die Europese grondwet. Dat komt door dat men
het gevoel heeft dat de macht van Europese instellingen ten
koste gaat van nationale soevereiniteit. En de toetreding van
armere landen is een bedreiging van de welvaart. Maar de
Europese Unie blijft groeien.

Kenmerkend aspect:
- 47: De eenwording van Europa
10.4 Welvaart en cultuur
Na de Tweede Wereldoorlog begint de periode van de wederopbouw. Dit is een periode van
economische schaarste. Een persoon die een hele grote rol speelde in deze periode is minister
president Willem Drees.
Dit doet de Nederlandse regering (en dus Willem Drees) voor de wederopbouw:
Economie:
⁃ Ze stellen lonen en de prijzen vast.
⁃ De regering neemt het voortouw bij het bevorderen van de industrialisatie.
Politiek:
⁃ Opbouw van sociale zekerheid. (begin van verzorgingsstaat met uitkeringen etc.)

De wederopbouw slaagt en de welvaart neemt toe. Er ontstaat een consumptiemaatschappij


(1955-1973). Dit is een periode van groeiende welvaart. Nog nooit in de geschiedenis was men zo
rijk geweest. Dat zie je terug in een aantal dingen, zoals:
⁃ Toenemend autogebruik
⁃ Introductie van de televisie
⁃ Meer (buitenlandse) vakanties

Maar in 1973 komt de oliecrisis. De prijs van de olie in het westen stijgt en dat zorgt voor
stagnatie (trage groei) van de economie (tot 1985). Ook komt er afname van de industrie. Dit
heeft twee oorzaken. Ten eerste wordt er veel werk verplaatst naar lage lonenlanden. En ten
tweede wordt veel werk geautomatiseerd.

Vanaf 1995 komt er een informatiemaatschappij ook wel een postindustriële samenleving
genoemd, een samenleving die na de industriële samenleving komt. In de informatie samenleving
zijn er veel meer mensen die in de dienstensector werken zoals bij bankverzekeringen van
websites etc.

Vooral vanaf 1960 zijn er grote sociaal culturele veranderingen door de toenemende welvaart.
Belangrijke voorbeelden hiervan zijn:
⁃ Ontkerkelijking en ontzuiling (het christelijke geloof wordt steeds minder belangrijk in
Nederland).
⁃ Opkomst van jeugdculturen, jongeren zijn ook steeds kritischer op de maatschappij. En er
zijn generatieconflicten omdat er grote verschillen tussen jong en oud zijn.
⁃ Individualisering, er komt toenemende vrije tijd dus je kan meer tijd aan jezelf besteden.
Ook is er toenemende mobiliteit, je kan steeds meer doordat je een auto of brommer kan
kopen. Ook kwam de opkomst van de televisie zorgde voor zelfontwikkeling. En in de
jaren ‘60 kwam er een tweede feministische golf.

Kenmerkend aspect:
- 48: De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw
aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen
10.4 Pluriforme en multiculturele samenlevingen
Een multiculture samenleving bevat veel verschillende culturen die naast en door elkaar leven.
(afkomst)

In een pluriforme samenleving wonen veel verschillende groepen mensen naast en met elkaar. Er
zijn verschillen in levensstijl, religie, afkomst, regio etc. (leefwijze)

Voordelen van een pluriforme multiculturele samenleving:


⁃ Culturele verrijking
⁃ Economische impulsen

Nadelen van een pluriforme multiculturele samenleving:


⁃ Maatschappelijke spanningen
⁃ Maatschappelijke isolement van nieuwkomers

In Nederland zijn er verschillende immigratiegolven. Tussen 1945 en 1960 komen er veel


Indonesiërs naar Nederland. Dat komt vooral door de dekolonisatie in Indonesië. Tussen 1960 en
1965 komen er vooral gastarbeiders uit Spanje, Italië en Griekenland. Dit komt door de
toenemende welvaart, er is veel vraag naar arbeid. Tussen 1965 en 1973 komen er ook
gastarbeiders uit Turkije en Marokko. In 1975 komen er veel Surinamers, dat komt door de
dekolonisatie in Suriname. Vanaf ongeveer 1990 komen er veel groepen vanwege oorlog in hun
land naar Nederland. Zoals mensen uit Irak, Iran, Afghanistan, Joegoslavië enzovoort.

Kenmerkend aspect:
- 49: De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen

You might also like