Professional Documents
Culture Documents
zevende druk
HAVO LEERWERKBOEK
Hoofdstuk 3
Veranderingen in de Nieuwe Tijd
(Europa ±1500-±1800)
Antwoorden op het werkmateriaal
HISTORISCH DENKEN EN REDENEREN
W1
Kolonie hier, factorij daar: waarom?
Bedenk twee verklaringen voor het feit dat in de 16de en 17de eeuw Amerika op grote schaal werd
gekoloniseerd, terwijl de Europeanen zich in Afrika en Azië eerst hoofdzakelijk beperkten tot het
stichten van factorijen of het veroveren van een smalle kuststrook?
Mogelijke antwoorden:
– Amerika was een nieuw ontdekt werelddeel; Azië en Afrika waren al meer bekend.
– Amerika was dunner bevolkt dan Azië en Afrika; er was meer ruimte voor kolonisatie.
– In Azië en Afrika was er al - meer dan in Amerika - sprake van regeringen van staten, die
Europeanen minder gelegenheid boden om te koloniseren; in Amerika konden Europeanen veel
eenvoudiger grond veroveren op de bevolking.
– Het klimaat in Amerika leek veel op dat in Europa, waardoor de Europeanen zich het meest thuis
voelden in Amerika. In Azië en Afrika was sprake van een heel ander klimaat en andere ziektes,
waardoor de Europeanen meer moeite hadden om een succesvolle kolonie te stichten.
– De Europeanen zochten en vonden in Afrika en Azië volken waarmee ze handel konden drijven; in
Amerika was dat veel minder het geval.
– In Amerika werden eerder en in grotere hoeveelheden delfstoffen (zilver) aangetroffen die
Europese kolonisten aantrokken.
Vaardigheid: 5
W2
Wetenschap en expansie: wat hadden ze met elkaar te maken?
In de 16de eeuw begint de Europese expansie overzee en een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
Beide ontwikkelingen hebben elkaar beïnvloed. Leg uit met telkens een voorbeeld:
1 waardoor de nieuwe wetenschappelijke belangstelling de Europese expansie mogelijk maakte en
Voorbeeld van een juist antwoord is:
Uit de nieuwe wetenschappelijke belangstelling kwamen uitvindingen voort zoals het
kompas/verbeterde scheepsbouw waardoor reizen overzee mogelijk werden.
2 dat de expansie de wetenschappelijke belangstelling bevorderde.
De ontdekking van nieuwe volken/samenlevingen/gebieden met andere planten/dieren/grondstoffen
vergrootte de belangstelling voor wetenschappelijk onderzoek/bevorderde de belangstelling voor
natuurwetenschappen/cartografie.
Vaardigheid: 7 (Uit: pilot-examen 2006)
W3
Wat maakte Luther duidelijk?
Uit de gebeurtenissen rondom Luther blijkt, dat er in de tijd van Karel V:
− nog geen sprake is van een sterk centraal gezag in het Duitse keizerrijk en
− een belangrijk verschil bestaat tussen katholicisme en protestantisme.
Ondersteun elke uitspraak met een argument.
Voorbeeld van een juist antwoord:
− Karel V wilde in het Duitse keizerrijk dat iedereen katholiek bleef, maar Duitse vorsten besloten
Luther te steunen. Zij stichtten eigen Kerken in hun staten en maakten zichzelf hoofd daarvan (blz.
50).
− Volgens de katholieke Kerk ligt de hoogste macht bij de paus, volgens het protestantisme ligt dat
anders: bij de lutheranen is het de vorst, bij de calvinisten de gemeente met een raad van
ouderlingen (blz. 50, 52).
Vaardigheid: 16 (Deels uit: pilot-examen 2010)
W5
Edict van Nantes: waardoor bijzonder?
In 1598 werd in Frankrijk door koning Hendrik IV het Edict van Nantes uitgevaardigd. Dit maakte een
einde aan de burgeroorlog tussen katholieken en protestanten. In 1685 trok koning Lodewijk XIV (1638-
1715) het Edict weer in, omdat hij één godsdienst in zijn land wilde. Veel Franse protestanten vluchtten
toen naar de Republiek.
1 Leg uit dat het beleid van Lodewijk XIV paste bij het streven van veel vorsten naar absolutisme.
− De absolute vorsten van de 17de eeuw streefden naar een sterk, centraal geregeerd koninkrijk (adel,
steden, regionale belangen en maatschappelijke organisaties waren ondergeschikt aan de centrale
macht).
− In dat beleid paste het om maar één godsdienst toe te laten (dat versterkte de eenheid).
2 Het Edict van Nantes was heel bijzonder voor de tijd waarin het tot stand kwam. Leg uit waardoor
het tot stand kon komen.
De Franse koning Hendrik IV behoorde (evenals Willem van Oranje in de Republiek) tot de weinige
vorsten die voor godsdienstige verdraagzaamheid waren. Met het Edict van Nantes heeft hij de
protestanten in Frankrijk op beperkte schaal godsdienstvrijheid.
Vaardigheid: 10 (Deels uit: pilot-examen 2009)
W6
Op zoek naar anachronismen
In welke van de volgende beweringen is sprake van een anachronisme (blz. 25). In welke twee andere
alleen van een toetsbare mening? Licht toe.
1 De westerse slavernij was genocide.
W7
Wat vertelt deze propagandaprent?
In beeldbron 1, een Franse prent die op grote schaal werd verspreid, is sprake van propaganda voor
nieuwe denkbeelden uit de Verlichting.
1 a Geef aan voor welk denkbeeld er propaganda gemaakt wordt. Licht je antwoord toe.
Voorbeeld van een juist antwoord is:
In deze bron wordt propaganda gemaakt voor het gelijkheidsdenkbeeld van de Verlichting. Dat blijkt
uit de bekritisering van de standenmaatschappij. De boer draagt de andere standen en heeft zelf geen
rechten.
b Voor welke bevolkingsgroep neemt de kunstenaar het op en met welke beeldelementen maakt
hij het duidelijk?
Een boer draagt een geestelijke en een edelman op zijn rug.
De zakken van de laatste twee zitten vol met de opbrengsten van de belastingen en andere lasten die
door de boer betaald zijn.
De magere oogst van de boer wordt ondertussen opgegeten door vogels en konijnen.
2 Wanneer ongeveer is deze prent vermoedelijk gemaakt en verspreid?
Aan het begin van de Franse revolutie, in 1789, toen de Staten-Generaal bijeen werd geroepen en de
bevolking werd ondervraagd door middel van Cahiers des doléances.
Vaardigheid: 12 (Deels uit: pilot-examen 2006)
W8
Een markies en zijn tijd
Gebruik voor deze vraag tekstbron 1. De opvattingen van markies De Condorcet zijn een voorbeeld van
de nieuwe manier van denken in de 18de eeuw. Noem een kenmerk van deze manier van denken en leg
uit hoe dit in de opvattingen van de markies naar voren komt.
Voorbeeld van een juist antwoord is:
− Een kenmerk van de nieuwe manier van denken/van het Verlichtingsdenken is, dat men uitgaat van
de rede / van een wetenschappelijke benadering.
− Dit kenmerk komt in de opvattingen van de markies naar voren in zijn geloof in vooruitgang op
verschillende terreinen van het maatschappelijk leven.
Vaardigheid: 14 (Uit: pilot-examen 2006)
W9
Een Schotse militair in dienst van de Republiek
John Stedman ging als kapitein met een expeditieleger naar Suriname om er marrons (weggelopen
slaven) te bestrijden. Hij bleef daar van 1772 tot 1777 en leefde in die jaren samen met Joanna, een
slavin (een huwelijk tussen een blanke en een slavin was verboden). Hij hield een dagboek met veel
tekeningen bij. In 1796 publiceerde hij het. Voor de abolitionisten werd zijn boek een belangrijke bron,
W10
‘Het zenit van de Franse roem’
Bekijk beeldbron 2, een prent van de Engelsman James Gillray. Hij gaf de prent als titel ‘Het zenit van
de Franse Roem – het hoogtepunt van de vrijheid’.
1 Over welke periode uit de Franse geschiedenis gaat deze prent?
Over een executie (van koning Lodewijk XVI?) tijdens de Franse Revolutie, in de periode van de Terreur
(de prent is van 12 februari 1793).
2 Welk beeld wordt van deze periode gegeven? Licht je antwoord toe met beeldelementen uit de
prent.
De volgende beeldelementen zijn te ontdekken:
− linksboven: een brandende kerk
− linksonder: een executie met de guillotine
− bovenop de guillotine: de Franse driekleur / vlag met de tekst ‘Vive l’Égalité’ (leve de gelijkheid)
− rond de guillotine: een menigte, deels zwaaiend met rode vrijheidsmutsen (ook wel Phrygische
mutsen genoemd)
− midden onder: een rechter opgehangen, samen met de balans en het zwaard (symbolen voor een
rechtvaardige rechtspraak)
− rechtsonder: drie geestelijken hangend aan de galg
− in het midden: een (haveloos) geklede man (een vrijheidsmuts op zijn hoofd met de Franse
driekleur erop); de man spelend op een viool
− rechtsboven een kruisbeeld / crucifix
− voor het kruisbeeld een vrijheidsmuts op een stok, met de tekst ‘libertas’ (vrijheid)
3 Wat wil de tekenaar met zijn prent vertellen? En welke beeldelementen gebruikt hij daarvoor?
Dat de ‘vrijheid’ en ‘gelijkheid’ (de idealen van de Franse Revolutie) zijn uitgelopen op een chaos in
Frankrijk:
− bestrijding van de Kerk (linksboven: een brandende kerk, rechtsonder: drie geestelijken hangend
aan de galg)
− moord onder guillotine (linksonder: een executie met de guillotine)
− het verdwijnen van een eerlijke rechtspraak (midden onder: een rechter opgehangen, samen met
de balans en het zwaard (symbolen voor een rechtvaardige rechtspraak)
Vaardigheden: 12, 13 en 14
W12
Paus en keizer, Kerk en staat, veranderend denken
Gebruik de beeldbron op blz. 41 over de kroning van Karel de Grote met bijbehorende toelichting en
beeldbron 3 hiernaast.
1 Vergelijk de rol van de paus en de rol van de keizer op beide beeldbronnen.
Voorbeeld van een juist antwoord is:
Het verschil in rol is dat op de afbeelding van paus en keizer uit de Middeleeuwen de paus Karel de
Grote kroont en dat op beeldbron 5 Napoleon zichzelf kroont (en vervolgens zijn vrouw). De paus is
slechts getuige.
2 Geef aan welke politieke verandering Napoleon hiermee wilde laten zien.
Napoleon wil hiermee laten zien dat de macht verschoven is van de geestelijke leider / de paus naar de
wereldlijke leider / de keizer.
3 Vergelijk de twee tijdvakken waaruit de afbeeldingen afkomstig zijn: als gevolg van welk belangrijk
verschil tussen deze twee tijdvakken is het verschil in de rol van paus en keizer te verklaren?
In de Vroege Middeleeuwen / Tijdvak 3: Tijd van monniken en ridders (500-1000), lag het gezag bij de
W13
‘Quatorze Juillet’ nationale Franse feestdag, waarom die dag en geen ander?
Bekijk de afbeelding op blz. 62. De datum van die gebeurtenis op deze afbeelding is tot in onze tijd een
Franse nationale feestdag.
1 Welke argumenten kun je aanvoeren om juist die gebeurtenis als nationale feestdag te kiezen?
Mogelijke argumenten om 14 juli / de bestorming van de Bastille als nationale feestdag te kiezen:
− de Bastille was destijds het symbool van onderdrukking; de val van de Bastille dus een symbolisch
einde van die onderdrukking;
− de bestorming van de Bastille was de eerste openlijke daad van verzet tegen het absolutisme;
− de bestorming van de Bastille was een verzetsdaad vanuit het volk/de natie, gesteund door
soldaten;
− de bestorming van de Bastille was een gebeurtenis die zich op één dag afspeelde; dus geschikt voor
een feestdag.
W14
Het abolitionisme: kenmerkend voor welke eeuw of eeuwen?
In Tijdvak 7 van de Tien Tijdvakken wordt als Kenmerkend Aspect genoemd hoe het abolitionisme
opkwam. Het abolitionisme kwam in de 18de eeuw in Engeland op; in andere landen zoals de VS en
Nederland pas in Tijdvak 8. Overal behaalde het abolitionisme pas in Tijdvak 8 successen als de
afschaffing van de slavenhandel en van de slavernij.
Wat valt ervoor te zeggen om bij de inhoud van het geschiedenisonderwijs:
1 de opkomst van verschijnselen centraal te stellen?
Ervoor te zeggen om de opkomst van verschijnselen centraal te stellen:
Een verschijnsel kan alleen worden verklaard door het ontstaan ervan te begrijpen.
2 de verbreiding en resultaten van verschijnselen centraal te stellen?
Ervoor te zeggen om de verbreiding en resultaten centraal te stellen:
Het belang van verschijnselen wordt bepaald door de mate van verbreiding en de resultaten ervan.
Vaardigheid: 3
W15
Columbus en de Kenmerkende Aspecten
Gebruik tekstbron 3.
Uit dit fragment blijkt dat de opdracht die Columbus krijgt van Isabel en Ferdinand past bij een
middeleeuws Kenmerkend Aspect, maar ook past bij Kenmerkende Aspecten van de 16de eeuw.
Licht dit toe door, telkens met een verwijzing naar de bron, uit te leggen:
1 bij welk Kenmerkend Aspect van de Middeleeuwen de opdracht aan Columbus past en
2 bij welk Kenmerkend Aspect van de 16de eeuw de opdracht aan Columbus past.
Kern van een juist antwoord is:
De opdracht aan Columbus past bij:
− 'de expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de
kruistochten' (of een omschrijving daarvan)
− want Isabel en Ferdinand geven hem de opdracht na te gaan hoe het christendom in India kan
worden verspreid / hoe de vorsten van India kunnen worden bekeerd
W16
Sporen van het verleden
Elke tijd draagt materiële en immateriële sporen van het verleden in zich.
1 Bekijk de afbeeldingen in dit hoofdstuk over de periode 1500-1800. Op sommige afbeeldingen zijn
duidelijk sporen uit voorafgaande eeuwen te zien. Geef daarvan drie voorbeelden.
− Blz. 50: Omslag van een boek van Erasmus uit 1509 dat in onze tijd opnieuw werd uitgegeven.
− Blz. 51: Foto uit een film uit 1953 van een gebeurtenis uit 1521 (Luther voor de Rijksdagin Worms).
− Blz. 49: Schilderij uit ±1755 waarop de Grieks-Romeinse Oudheid wordt verheerlijkt.
− blz. 58: schilderij van Warthmüller uit 1886 over Frederik de Grote (18de eeuw)
2 Ook onze eigen tijd draagt sporen van het verleden in zich. Noem minstens twee sporen van de
Franse Revolutie in onze tijd.
− wetgeving en rechtspraak gebaseerd op de Code Napoleon (burgerlijk recht, strafrecht)
− aandacht voor mensenrechten / universele verklaring van de rechten van de mens
− Franse nationale feestdag (bestorming van de Bastille)
− kunstuitingen over de Franse Revolutie (monumenten, standbeelden, historische romans,
postzegels, films)
3 Alleen de westerse wereld heeft de periode van de Verlichting. Mede op grond daarvan zijn grote
verschillen tussen de westerse cultuur en andere culturen ontstaan. Noem daarvan een spoor.
− religieuze tolerantie
− scheiding tussen Kerk en staat
− volkssoevereiniteit
− scheiding van de machten in een staat
− gelijkheid tussen man en vrouw
Vaardigheid: 9
W17
Korte opdrachten
1 De Vrede van Augsburg is tegelijk een voorbeeld van verandering en van continuïteit. Leg dat uit.
− Verandering: voor het eerst was het in bepaalde gebieden toegestaan protestant te zijn.
− Continuïteit: zowel vóór als na de Vrede van Augsburg bepaalde de vorst welke godsdienst was
toegestaan.
2 In de 16de en 17de eeuw probeerden vorsten hun macht sterk uit te breiden:
a Welke bevolkingsgroepen boden tegenstand?
De adel en de stedelijke burgerij
b Noem minstens twee manieren waarop vorsten deze oppositie de kop probeerden in te drukken.
Mogelijke antwoorden:
− De vorsten wisten de edelen aan zich te binden door een overeenkomst met de steden te sluiten.
Daardoor konden vorsten zelf een leger uitrusten, waarmee zij de edelen aan zich konden
onderwerpen.
− De vorsten konden ook de steden aan zich onderwerpen door gebruik te maken van verdeeldheid
onder de steden.
− De vorsten gingen een eigen ambtenarenapparaat opbouwen, waarin edelen en burgers een plaats
kregen.
− De vorsten gingen zelf belasting heffen om het inkomen van de staat te bepalen.
− De vorsten maakten zichzelf tot hoofd van leger en politie.
− Vorsten stonden slechts één godsdienst in hun staat toe.