Professional Documents
Culture Documents
(1581 – 1848)
Verwerken
Voor je begint
1 a In 1581 zetten de opstandige Nederlandse gewesten de Spaanse koning Filips II af als hun
vorst. Hun vrijheid en zelfstandigheid begint.
b In 1848 werd Nederland een constitutionele monarchie, de huidige staatsvorm. De weg
naar onze huidige staatsvorm was dus afgelopen.
c II is het juiste antwoord.
2 a In de Tijd van Pruiken en revoluties. Je ziet dat de prinses en enkele van de mannen een
pruik dragen.
b De prinses vond het ongelofelijk dat zij, als persoon van Koninklijke bloede werd
aangehouden door het ‘volk’ en dat ze daar dan naar moest luisteren. Zij voelde nog heel
duidelijk dat standsverschil.
c Haar broer was zelf ook heerser en vond het een verontrustende gedachte dat het volk een
heerser zou kunnen afzetten. Hij wilde niet dat die revolutionaire ideeën zouden
doorsijpelen naar zijn eigen volk.
Privileges
2 a ‘De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap’ is het juiste kenmerk.
b Het feodalisme veroorzaakte het ontstaan van de privileges: de lagere edelen hadden hun
grond en andere rechten gekregen in ruil voor beloftes van trouw aan de hogere adel en
vorsten.
c Bij het tijdperk ‘Tijd van Steden en Staten’ hoort het aspect ‘Het begin van staatsvorming
en centralisatie’. Dit aspect is een voorloper van de poging van Filips.
4 a Een hagenpreek is een bijeenkomst buiten in het veld, buiten het gezichtsveld van de
katholieken. Er wordt gepreekt en geluisterd. De opkomst kon zo te zien best groot zijn.
b Filips liet de protestanten streng vervolgen. Het was dus gevaarlijk om bijeen te komen.
Buiten de stadsmuren was het beter mogelijk om in het geheim toch naar mis te komen.
c Nee, tijdens de tijd van Filips II konden katholieken in het openbaar hun geloof belijden.
In de tijd van de Republiek werden ze niet vervolgd en werden hun kerken vaak
oogluikend toegestaan.
d Na 1581 genoten ook de katholieken godsdienstvrijheid in de Republiek. Zij werden dus
niet vervolgd. De katholieke kerk was wel verboden maar hun het werd gedoogd dat ze
hun geloof belijden. Ze mochten echter geen overheidsambten bekleden.
Regenten
6 a De regenten hielden alle macht door elkaar de bestuursfunctie toe te spelen zodat ze de
invloed van lagere burgerij en volk uitsloten.
b 1: In de Republiek werden boeken gedrukt die elders verboden waren
2: Vrouwen waren vrij en niet onderdanig aan de mannen
3: Personeel werd in de Republiek met respect behandeld
4: De boeren waren vrij
5: De geestelijke stand was afgeschaft
c De adel met haar speciale geboorterechten speelde alleen in het oosten van het land nog
een rol.
Calvinisme en democratie
7 Volgens de calvinisten moest de overheid zich niet met de kerk bemoeien. De gewone
gelovigen bestuurden de kerk en niet de geestelijken. Bovendien hadden ze het idee dat iedereen
de Bijbel moest kunnen lezen.
De democratie profiteerde van het alfabetisme dat noodzakelijk was voor het Bijbellezen én van
het idee dat gewone mensen zichzelf wel kunnen besturen.
Deelvraag en samenvatten
8 Zet onder elkaar: Staten-Generaal, Staten, onder Staten zet je steden en adel. Onder de steden
zet je regenten.
1.2 De democratische revolutie
Vrijheid en gelijkheid
1 a Een overeenkomst is dat er nieuwe machthebbers zouden komen. Een verschil is dat de
macht van het volk veel groter is bij de Bataafse revolutie.
b Het is een nieuw idee dat staatsmacht niet van God afhangt maar dat de maatschappij
‘maakbaar’ is en dat dus het volk de macht geeft aan de regeerders.
Patriotten
Bataafse republiek
7 a Staat die gebonden is aan geschreven wetten en waarin elke burger zich op de wetten kan
beroepen.
b Radicale democraten pleegden met hulp van Franse troepen een staatsgreep.
Tegenstanders werden gearresteerd. Dat is niet democratisch: het volk heeft zo geen stem
gehad in de gebeurtenissen.
Algemeen kiesrecht
9 a Tegenstanders van de nieuwe grondwet, aanhangers van Oranje (die zouden immers
loyaal zijn aan de vijand), knechten en bedienden (die waren te afhankelijk van hun
meester om een eigen oordeel te kunnen geven).
b Ze vonden dat armen en vooral analfabeten zich niet konden informeren en dus geen goed
oordeel konden vellen.
Deelvraag en samenvatten
10 1: Pruisen
2: stadhouder
3: Verlichting
4: staatsgreep
5: volksvertegenwoordiging (18e letter)
6: Napoleon
7: Bataafse Republiek
Oplossing: patriot
11 Verlichte denkers: Locke en Rousseau: hun ideeën over afzetten van heersers inspireerden tot de
Bataafse Republiek
Verlichting: ideeën als volkssoevereiniteit en ‘maakbare samenleving’ inspireerden tot Bataafse
Republiek.
Democratische revolutie in Amerika: liet zien dat volksoevereiniteit werkte in de praktijk
Pamflet: Ideeën van Van der Capellen over wegjagen van tirannie inspireerde Nederlanders tot
het oproepen tot gewapende burgermilities.
1.3 Het koninkrijk der nederlanden
Koning Willem I
1 a Bron 12 is getekend door iemand die blij is dat Willem terug is. Er zijn juichende mensen
te zien die hem als held binnenhalen.
b Die jaren waren kennelijk onprettig. Mensen zijn klaar voor een verandering.
c Nederland moest een sterke staat worden om Frankrijk te ontmoedigen ooit nog eens
agressief te worden.
De liberalen
Deelvraag en samenvatten
Capaciteiten
3 a De koning was heel zenuwachtig geworden van de revoluties in landen om hem heen.
b
Mening over grondwet van Verklaring voor deze mening
1848
Willem II Slecht Was zijn macht kwijt geraakt
Willem III Slecht Wilde de macht van de koning
weer vergroten
Conservatieven Slecht Volk is niet geschikt om te regeren
Liberalen Goed Grondwet ging uit van liberale
principes
4 a Mensen houden op straat een feestelijk fakkeltocht. Je ziet mensen die uitbundig en nogal
chaotisch met fakkels en spandoeken rondlopen. Het lijken mensen van het ‘gewone
volk’.
b Thorbecke legde een streng censuskiesrecht op. De meeste mensen op bron 19 kregen dus
geen kiesrecht.
c Hier zie je dan de voorspelde chaos als ‘het gepeupel’ naar liberale praatjes luisteren. De
straten zijn niet meer veilig.
Deelvraag en samenvatten
Hoofdvraag
7 a Opstand (1568 – 1648) Aan de macht: eerst en Spaanse koning, na 1581 de Staten-
Generaal
Republiek (1648 – 1795). Aan de macht: de Staten-Generaal (vooral regenten)
Revolutie (1785). Aan de macht: revolutionaire comités
Grondwet (1798). Aan de macht: algemeen mannenkiesrecht met het Uitvoerend Bewind
Koninkrijk (1806 – 1810 en 1815 – nu). Aan de macht: 1806 – 1810: de broer van
Napoleon. 1815 – 1848: de koning, Staten-Generaal stelt weinig voor. 1848 – nu: Tweede
Kamer
8 Hoe heeft het Nederlandse bestuurssysteem zich ontwikkeld tussen 1581 en 1848?
Toepassen
b Willem zegt niets over de privileges. Die noemt hij niet omdat dat voor hem (als deel van
de adel) meer een persoonlijke zaak was, het volk gaf meer om de godsdienstkwestie dan
de privileges.
c De bron is erg persoonlijk. Het is een mening van Willem van Oranje, je kunt niet zien of
het volk zijn ideeën deelt. Je zult andere bronnen ernaast moeten leggen.
d De plakkaten van Filips waren één van de redenen waarom de Republiek besloot hem als
koning af te zetten.
Bron 3
Persoon: wie schreef de bron? Anonieme tegenstander van Willem V
Tijd: wanneer is de bron gemaakt? 1786
Informatie: hoe kwam de schrijver Dit is een persoonlijke mening van de tekenaar
aan zijn informatie?
De tegenstander wilde een ongunstig beeld van
Bedoeling: waarom maakte de
Willem V verspreiden om de patriotten te
schrijver deze bron?
steunen.
Betrouwbaarheid: deze bron is gemaakt door een tegenstander die er duidelijk op uit is de
stadhouder zwart te maken. Dat levert geen objectief beeld op van de regering van Willem
V.
Bron 4
Persoon: wie schreef de bron? Patriot Isaac Gogel
Tijd: wanneer is de bron gemaakt? Voor de Franse inval in 1785
Informatie: hoe kwam de schrijver Heeft de republiek bezocht en geeft een
aan zijn informatie? ooggetuigenverslag
Bedoeling: waarom maakte de Gogel wilde de Fransen een beeld geven van hoe
schrijver deze bron? succesvol de inval zou kunnen zijn. Hij geeft aan
dat er genoeg mensen in de republiek klaar
waren voor de revolutie.
Betrouwbaarheid: deze bron is gemaakt door een patriot die achter de inval van de
Fransen staat. Hij zal een bepaald beeld schetsen dat gunstig is voor de Franse inval.
d Het beeld van bron 3 is een heel ongunstig beeld van Willem V als een vraatzuchtig
zwijn. Dit is te verklaren vanuit de patriotten die Willem V kwijt wilden. Uit de paragraaf
1.2 wordt duidelijk dat Willem V een soort koning was geworden. Er staat niet duidelijk
dat Willem V echt het land helemaal uitzoog.
Het beeld van de republiek uit bron 4 is dat de rijksten egoïstisch waren met uitzondering
van enkelen, het gemeen makkelijk te beïnvloeden en de middenstand is het meeste
uitgebuit. Uit paragraaf 1.2 blijkt dat inderdaad sommige regenten met de patriotten
wilden samenwerken. Verder blijkt uit de paragraaf wel dat er inderdaad steun was voor
de patriotten, maar er staat niet bij welke standen daar het meest bij betrokken waren.
e De bronnen zijn gemaakt in 1786 (bron 3). Dat is het jaar dat de patriotten de macht
probeerden de grijpen en dat in sommige steden ook deed.
Bron 4 is gemaakt vlak voor de Bataafse revolutie.
Beide bronnen zijn gemaakt door patriotten.
4 a In 1801 stelde Napoleon censuskiesrecht in. In 1805 benoemde Napoleon een dictator. Je
ziet dat er maar nauwelijks mensen kwamen stemmen. Geheel ondemocratisch werden
die mensen vervolgens meegeteld alsof ze voor hadden gestemd.
b In 1798 kwamen van de volwassen mannen ongeveer 40% opdagen (kwamen dus
stemmen). Hiervan stemden de grote meerderheid voor de grondwet.
c Toch in 1798, er kwam ca. 40% van de mensen stemmen. In de twee andere jaren kwam
slechts een heel laag percentage stemmen.
5 a Voordat de meerderheid kan regeren moet ze een wil hebben’ en ‘al wat nuttig, groots en
duurzaam tot stand is gekomen is men aan Vorsten verschuldigd’. Willem I vond dus dat
het volk niet klaar was om te regeren én dat een vorst het sowieso beter kon dan het volk.
b Hij noemt Brussel ‘waar het gras op de straten groeide’, het ging dus niet goed met de
Nederlanden onder de Fransen. Het idee dat Nederland boft met komst van Willem I is
ook te vinden in bron 6, waar Willem I gelauwerd werd als ‘bevrijder’.
c 1 De wetgevende macht: in handen van de koning en de Staten-Generaal
2 de uitvoerende macht: in handen van de koning
3 de rechterlijke macht: rechters voor het leven benoemd maar wel door de koning.
De situatie is niet democratisch omdat de koning overal iets over te zeggen heeft. Hij kan
beslissingen zo beïnvloeden vanuit verschillende hoeken.
d ‘Om Nederland en de grondwettige monarchie te behouden, eischen onze instellingen een
andere en oneindig grootere medewerking der burgerij’.
e Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
‘voordat de meerderheid kan regeren moet zij een wil hebben (Thorbecke antwoordt met
het censuskiesrecht en met ‘de volkskracht moet in alle aderen des Staats worden
opgenomen)
‘‘De bevoegdheden van de Koning en de Staten-Generaal zijn in de grondwet
beschreven’. (Thorbecke antwoordt: ‘Er moet een oprecht stelsel komen van
vertegenwoordiging in land-, provincie- en plaatselijke gemeentezaken’ en ‘het moet
afgelopen zijn met de geheimzinnigheid waarmee de koning regeert’)
Tijdsindelingen gebruiken
6 a+b