You are on page 1of 13

Hoofdstuk 1 De Nederlandse weg naar de vrijheid

(1581 – 1848)

Verwerken

Voor je begint

1 a In 1581 zetten de opstandige Nederlandse gewesten de Spaanse koning Filips II af als hun
vorst. Hun vrijheid en zelfstandigheid begint.
b In 1848 werd Nederland een constitutionele monarchie, de huidige staatsvorm. De weg
naar onze huidige staatsvorm was dus afgelopen.
c II is het juiste antwoord.

2 a In de Tijd van Pruiken en revoluties. Je ziet dat de prinses en enkele van de mannen een
pruik dragen.
b De prinses vond het ongelofelijk dat zij, als persoon van Koninklijke bloede werd
aangehouden door het ‘volk’ en dat ze daar dan naar moest luisteren. Zij voelde nog heel
duidelijk dat standsverschil.
c Haar broer was zelf ook heerser en vond het een verontrustende gedachte dat het volk een
heerser zou kunnen afzetten. Hij wilde niet dat die revolutionaire ideeën zouden
doorsijpelen naar zijn eigen volk.

1.1 De Nederlandse opstand en de Republiek

Lezen, begrijpen en leren

Privileges

1 a De lagere adel, de steden en de gewesten.


b Een politieke reden was dat een centraal bestuur Filips’ macht over de Nederlanden zou
vergroten. De financiële reden was dat een centraal bestuur efficiënter werkt én dat
belastingen voortaan sneller en beter zouden kunnen worden opgehaald.

2 a ‘De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap’ is het juiste kenmerk.
b Het feodalisme veroorzaakte het ontstaan van de privileges: de lagere edelen hadden hun
grond en andere rechten gekregen in ruil voor beloftes van trouw aan de hogere adel en
vorsten.
c Bij het tijdperk ‘Tijd van Steden en Staten’ hoort het aspect ‘Het begin van staatsvorming
en centralisatie’. Dit aspect is een voorloper van de poging van Filips.

3 a Defensie en buitenlandse politiek vereisen een samenhangende aanpak. Het zou


omslachtig zijn om per gewest een eigen legertje en eigen diplomaten erop na te houden.
b De Republiek moest zich verdedigen tegen Frankrijk en het Duitse Rijk.
c De verschillende gewesten werkten wel samen maar wilden ook elk hun eigen
zelfstandigheid behouden. Dat zorgde voor langdurige overleg en sluiten van
compromissen in de Staten Generaal.
d Dat heet poldermodel: in de Tweede Kamer debatteren kamerleden over wetsvoorstellen
en budgetten. Tussen de partijen wordt overlegd en er worden compromissen gesloten.
Godsdienst

4 a Een hagenpreek is een bijeenkomst buiten in het veld, buiten het gezichtsveld van de
katholieken. Er wordt gepreekt en geluisterd. De opkomst kon zo te zien best groot zijn.
b Filips liet de protestanten streng vervolgen. Het was dus gevaarlijk om bijeen te komen.
Buiten de stadsmuren was het beter mogelijk om in het geheim toch naar mis te komen.
c Nee, tijdens de tijd van Filips II konden katholieken in het openbaar hun geloof belijden.
In de tijd van de Republiek werden ze niet vervolgd en werden hun kerken vaak
oogluikend toegestaan.
d Na 1581 genoten ook de katholieken godsdienstvrijheid in de Republiek. Zij werden dus
niet vervolgd. De katholieke kerk was wel verboden maar hun het werd gedoogd dat ze
hun geloof belijden. Ze mochten echter geen overheidsambten bekleden.

5 a Eigen antwoord. Zorg ervoor dat de volgende groepen in je schema staan:


Calvinisten, opgesplitst in preciezen en rekkelijken.
Katholieken
Joden
Protestanten, opgesplitst in lutheranen en remonstranten.
b Het is voor een handelsnatie beter als de overheid zich zo min mogelijk bemoeit met
privézaken. Zo kun je met zoveel mogelijk verschillende groepen handelen.

Regenten

6 a De regenten hielden alle macht door elkaar de bestuursfunctie toe te spelen zodat ze de
invloed van lagere burgerij en volk uitsloten.
b 1: In de Republiek werden boeken gedrukt die elders verboden waren
2: Vrouwen waren vrij en niet onderdanig aan de mannen
3: Personeel werd in de Republiek met respect behandeld
4: De boeren waren vrij
5: De geestelijke stand was afgeschaft
c De adel met haar speciale geboorterechten speelde alleen in het oosten van het land nog
een rol.

Calvinisme en democratie

7 Volgens de calvinisten moest de overheid zich niet met de kerk bemoeien. De gewone
gelovigen bestuurden de kerk en niet de geestelijken. Bovendien hadden ze het idee dat iedereen
de Bijbel moest kunnen lezen.
De democratie profiteerde van het alfabetisme dat noodzakelijk was voor het Bijbellezen én van
het idee dat gewone mensen zichzelf wel kunnen besturen.

Deelvraag en samenvatten

8 Zet onder elkaar: Staten-Generaal, Staten, onder Staten zet je steden en adel. Onder de steden
zet je regenten.
1.2 De democratische revolutie

Lezen, begrijpen en leren

Vrijheid en gelijkheid

1 a Een overeenkomst is dat er nieuwe machthebbers zouden komen. Een verschil is dat de
macht van het volk veel groter is bij de Bataafse revolutie.
b Het is een nieuw idee dat staatsmacht niet van God afhangt maar dat de maatschappij
‘maakbaar’ is en dat dus het volk de macht geeft aan de regeerders.

2 a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:


Argumenten: Het idee dat je je eigen lot kunt bepalen maakt dat mensen meer eigen
verantwoordelijkheid nemen, het idee dat de macht niet van God afhangt maakt de weg
open voor meer invloed van een individu.
b De boeren en de burgers in de steden zouden meer te zeggen hebben gekregen.

3 a De Amerikaanse revolutie bewees dat de volkssoevereiniteit in de praktijk echt werkte.


b De stadhouders waren steeds meer een soort van koning geworden. Hun ambt was erfelijk
en de stadhouder had grote invloed gekregen in de stadsbesturen.

Patriotten

4 a De Republiek was in 1780 in oorlog geraakt met Engeland en verloor kansloos.


b Aan bron 9. Van der Capellen schreef dat Nederlanders zich moesten bewapenen en
vechten tegen de tirannie, op de prent er zijn gewapende burgers te zien. Verder vond van
der Capellen dat de volk de regering mocht wegjagen en recht had op vrijheid. Op de
prent zie je dat de vlag van de patriotten aan de toren wappert: ze nemen het roer over.

5 a De patriotten wilden de machthebbers afzetten en daar behoorden de regenten ook toe.


Het is bijzonder dat ze de kant kiezen van de mensen die hun macht willen afpakken.
b Veel regenten verzetten zich tegen de grote macht van de stadhouder, dat deden de
patriotten ook.
c Ze kozen deze naam om aan te geven dat zij het beste voor hadden met het volk en
vaderland.

Bataafse republiek

6 a 1781: pamflet van Van der Capellen


1786: stadhouder vlucht naar Nijmegen, het Pruisische leger herstelt de macht van de
stadshouder. Patriotten vluchtten naar Frankrijk.
1795: Patriotten keren terug met Franse leger, stadhouder vlucht naar Engeland. Bataafse
republiek uitgeroepen.
1796: Nationale vergadering gekozen
1798: Fransen plegen staatsgreep, eerste grondwet maakt van NL een eenheidsstaat
1801: Napoleon laat staatsgreep uitvoeren, beperkt macht parlement
1805: Napoleon benoemt een dictator
1806: Eind Bataafse Republiek, broer wordt koning van Koninkrijk Holland
1810: Nederland ingelijfd bij Frankrijk
1813: Nederland bevrijdt door Britse en Russische troepen
b 1781 – 1798: geen kiesrecht
1798 – 1801: algemeen mannenkiesrecht
1801 – 1805: censuskiesrecht
1805 – 1813: geen kiesrecht, eerst een dictator, dan een koning en dan Napoleon zelf.
c De Bataven waren ook ‘Nederlanders’ die hadden gevochten voor de vrijheid.

7 a Staat die gebonden is aan geschreven wetten en waarin elke burger zich op de wetten kan
beroepen.
b Radicale democraten pleegden met hulp van Franse troepen een staatsgreep.
Tegenstanders werden gearresteerd. Dat is niet democratisch: het volk heeft zo geen stem
gehad in de gebeurtenissen.

8 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:


Argument voor: in 1798 werden de privileges afgeschaft omdat Nederland een eenheidsstaat
werd.
Argument tegen: De privileges waren toch al verdwenen door de grote macht van de
stadhouder.

Algemeen kiesrecht

9 a Tegenstanders van de nieuwe grondwet, aanhangers van Oranje (die zouden immers
loyaal zijn aan de vijand), knechten en bedienden (die waren te afhankelijk van hun
meester om een eigen oordeel te kunnen geven).
b Ze vonden dat armen en vooral analfabeten zich niet konden informeren en dus geen goed
oordeel konden vellen.

Deelvraag en samenvatten

10 1: Pruisen
2: stadhouder
3: Verlichting
4: staatsgreep
5: volksvertegenwoordiging (18e letter)
6: Napoleon
7: Bataafse Republiek
Oplossing: patriot

11 Verlichte denkers: Locke en Rousseau: hun ideeën over afzetten van heersers inspireerden tot de
Bataafse Republiek
Verlichting: ideeën als volkssoevereiniteit en ‘maakbare samenleving’ inspireerden tot Bataafse
Republiek.
Democratische revolutie in Amerika: liet zien dat volksoevereiniteit werkte in de praktijk
Pamflet: Ideeën van Van der Capellen over wegjagen van tirannie inspireerde Nederlanders tot
het oproepen tot gewapende burgermilities.
1.3 Het koninkrijk der nederlanden

Lezen, begrijpen en leren

Koning Willem I

1 a Bron 12 is getekend door iemand die blij is dat Willem terug is. Er zijn juichende mensen
te zien die hem als held binnenhalen.
b Die jaren waren kennelijk onprettig. Mensen zijn klaar voor een verandering.
c Nederland moest een sterke staat worden om Frankrijk te ontmoedigen ooit nog eens
agressief te worden.

2 a De koning handhaafde de eenheidsstaat en nam de nationale wetboeken over.


b Dat moest het volk een gevoel geven van vertrouwen. De Staten-Generaal was een orgaan
uit een tijd dat de Nederlanders zeggenschap hadden over hun eigen zaken. Willem wilde
de suggestie wekken dat dat nu weer het geval was.

3 a ‘De aanzienlijksten in den lande’.


b Vertegenwoordigers van de adel en de stedelijke regenten, benoemd door de Provinciale
Staten.
c De koning kon ministers benoemen en ontslaan en kon buiten de Staten-Generaal
besluiten nemen. Hij mocht ook een begroting maken zonder inspraak van de Staten-
Generaal.

4 a Willem regeerde als een vader over een gezin.


b De mensen hadden de buik vol van democratie na alle moeilijkheden rond de Bataafse
revolutie. Ook hoopten de mensen dat Willem I weer welvaart zou brengen na alle oorlog
en crisis.

De liberalen

5 a Ze werden geïnspireerd door de idealen van de Franse revolutie: vrijheid en gelijkheid.


b De rijkere middenklasse hadden geen enkele invloed onder Willem I. De eerste en tweede
kamer zaten vol met regenten en adel. Zij vonden het onrechtvaardig dat ze economisch
wel belangrijk waren maar geen inspraak hadden in de regering.
c Economische vrijheid en vrijheid van meningsuiting.

Deelvraag en samenvatten

6 a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:


Vaderlijk, constitutionele monarchie, Staten-Generaal, liberalen
b Je kunt spreken van continuïteit. In de Republiek was er geen koning maar dezelfde
groepen die in de Republiek het voor het zeggen hadden, zaten ook in het parlement
onder Willem I. Het volk had geen zeggenschap. Afkomst en positie bepaalde je rechten.
c Economisch: de economische terugval na 1840 maakte dat de middenklasse verandering
wilde.
Politiek: Willem I deelde zijn macht niet, wat ertoe leidde dat de middenklasse ging
vragen om vrijheid. Dat zou ook leidden tot recht op vergadering en een eind aan de
willekeur waarbij rechten afhingen van afkomst en positie.
1.4 De grondwet van 1848

Lezen, begrijpen en leren

Capaciteiten

1 a Problemen volgens Thorbecke: vaderlijk bewind van de koning, familieconnecties


belangrijker dan talenten, zonder burgerij zal natie ten onder gaan.
Oplossing volgens Thorbecke: burgers moesten parlement kiezen, ministers moeten geen
dienaren van de koning zijn, regering moest aan Kamer verantwoording afleggen,
besluiten moesten open en duidelijk bediscussieerd worden.
Kritiek: koning, edelen en regenten waren het meest geschikt voor de macht, liberale
praatjes stookten het volk op en dat zou leiden tot burgeroorlog en chaos.
b Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Een pijl tussen talenten werden niet benut en burgers moesten Tweede Kamer kiezen,
regering moest aan Kamer verantwoording afleggen, besluiten moesten open en duidelijk
bediscussieerd worden.
Of zonder burgerij zal natie ten onder gaan en ‘regering moest aan Kamer
verantwoording afleggen’ en ‘besluiten moesten open en duidelijk bediscussieerd
worden’.

2 a Door de aardappelziekte en tegenvallende graanoogsten waren er hongersnoden. Er waren


strenge winters en epidemieën,.
b Ten eerste braken in andere langen revoluties uit waarbij het volk de machthebbers
afzetten  de machthebbers deden liever concessies aan de liberalen dan dat ze echt de
volksrevoluties afwachtten.

De koning geeft toe

3 a De koning was heel zenuwachtig geworden van de revoluties in landen om hem heen.
b
Mening over grondwet van Verklaring voor deze mening
1848
Willem II Slecht Was zijn macht kwijt geraakt
Willem III Slecht Wilde de macht van de koning
weer vergroten
Conservatieven Slecht Volk is niet geschikt om te regeren
Liberalen Goed Grondwet ging uit van liberale
principes

4 a Mensen houden op straat een feestelijk fakkeltocht. Je ziet mensen die uitbundig en nogal
chaotisch met fakkels en spandoeken rondlopen. Het lijken mensen van het ‘gewone
volk’.
b Thorbecke legde een streng censuskiesrecht op. De meeste mensen op bron 19 kregen dus
geen kiesrecht.
c Hier zie je dan de voorspelde chaos als ‘het gepeupel’ naar liberale praatjes luisteren. De
straten zijn niet meer veilig.

5 a Structurele oorzaken: Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ werd toegepast op alle


terreinen van de samenleving en De democratische revoluties in westerse landen.
Incidentele oorzaken: honger door de aardappelziekte en misoogsten, strenge winters en
epidemieën.
Veranderingen: Tweede Kamer: direct gekozen door de burgers.
Eerste Kamer: gekozen door de leden van Provinciale Staten, maar kreeg niet veel
invloed.
Positie koning: hij werd onschendbaar, ministeriële verantwoordelijkheid moest hem in
toom houden.
Gevolgen: De Tweede Kamer bepaalt de regering, de Eerste Kamer controleert de
Tweede Kamer, de koning heeft slecht symbolische macht.
b Men moest rationeel kunnen oordelen en dat hing af van bezit. Eigen antwoord of dat ook
democratisch is. Tegenwoordig vinden de meeste mensen niet dat politieke deelname nog
afhankelijk zou moeten zijn van bezit.

Deelvraag en samenvatten

6 a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:


De Tweede Kamer wordt direct door de burgers gekozen
Alle mensen krijgen grondrechten
De koning wordt onschendbaar maar verliest zijn macht door de ministeriële
verantwoordelijkheid
De Eerste Kamer krijgt weinig macht
Censuskiesrecht
b Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Een jonge hoogleraar maakt politiek Nederland
Hoofdvraag: Welke motieven had Thorbecke om de grondwetwijziging te schrijven?
Hoofdstukken: zijn jeugd, 1848, zijn invloed.

Hoofdvraag

7 a Opstand (1568 – 1648) Aan de macht: eerst en Spaanse koning, na 1581 de Staten-
Generaal
Republiek (1648 – 1795). Aan de macht: de Staten-Generaal (vooral regenten)
Revolutie (1785). Aan de macht: revolutionaire comités
Grondwet (1798). Aan de macht: algemeen mannenkiesrecht met het Uitvoerend Bewind
Koninkrijk (1806 – 1810 en 1815 – nu). Aan de macht: 1806 – 1810: de broer van
Napoleon. 1815 – 1848: de koning, Staten-Generaal stelt weinig voor. 1848 – nu: Tweede
Kamer

8 Hoe heeft het Nederlandse bestuurssysteem zich ontwikkeld tussen 1581 en 1848?

Kenmerkende aspecten Steekwoorden Antwoord hoofdvraag


Het begin van staatsvorming Voorloper van Plakkaat van
en centralisatie Verlatinge
Het ontstaan van feodale De vorsten gaven privileges In de Republiek werd
verhoudingen in het bestuur aan de adel, deze privileges vastgehouden aan de
werden door Filips II privileges van de steden en
aangepakt. Feodalisme gewesten.
bestond in Rusland veel
langer dan in de Republiek.
Het conflict in de In 1581 Plakkaat van In de Republiek werd
Nederlanden dat resulteerde Verlatinge, afzetting van voorkeur gegeven aan overleg
in de stichting van een Filips II. Conflict draaide om tussen gewesten boven een
Nederlandse staat privileges en godsdienst. machtig vorst. De Spaanse
koning werd afgezet. De
Nederlanden werden een
Republiek
Rationeel optimisme en Ideeën over De ideeën over
‘verlicht denken’ dat werd volkssoevereiniteit en volkssoevereiniteit zorgen
toegepast op alle terreinen maakbare samenleving. voor ontstaan van
van de samenleving democratische beweging in
Nederland die leidt tot
Bataafse opstand. Stadhouder
vlucht. Eerst wordt NL de
Bataafse republiek, dan volgt
een periode van Franse
overheersing. Na 1813 is NL
vrij en wordt een koninkrijk.
De democratische revoluties Sommige principes van De Bataafse revolutie in 1795
in westerse landen met als Plakkaat van Verlatinge werd geïnspireerd door de
gevolg discussies over werden gebruikt bij deze Amerikaanse revolutie.
grondwetten, grondrechten en revoluties. De idealen van de Franse
staatsburgerschap revolutie inspireerden de
liberalen, die in 1848 macht
kregen na de
grondwetswijziging.
Hoofdstuk 1 De Nederlandse weg naar de vrijheid
(1581 – 1848)

Toepassen

Historisch onderzoek doen

Zie: errata: bron 2 moet bron 1 zijn


1 a
Bron 1
Persoon: wie schreef de Willem van Oranje
bron?
Tijd: wanneer is de bron Oudejaarsdag 1564
gemaakt?
Informatie: hoe kwam Dit zijn persoonlijke ideeën van Willem over de plakkaten.
de schrijver aan zijn
informatie?
Bedoeling: waarom Willem van Oranje wil aangeven dat de strenge vervolging
maakte de schrijver deze van de protestanten niet goed is. Hij is wel katholiek maar
bron? ook voor godsdienstvrijheid.

b Willem zegt niets over de privileges. Die noemt hij niet omdat dat voor hem (als deel van
de adel) meer een persoonlijke zaak was, het volk gaf meer om de godsdienstkwestie dan
de privileges.
c De bron is erg persoonlijk. Het is een mening van Willem van Oranje, je kunt niet zien of
het volk zijn ideeën deelt. Je zult andere bronnen ernaast moeten leggen.
d De plakkaten van Filips waren één van de redenen waarom de Republiek besloot hem als
koning af te zetten.

Heden en verleden verklaren

Zie: errata: bron 2 moet bron 1 zijn


2 a Bron 2: Feit: in 1795 was de Bataafse revolutie. Er werd om vrijheidsbomen gedanst.
Meningen: 1795 was een belangrijk jaartal, de Bataafse revolutie was een laf verraad, de
Bataafse revolutie was een samenspel van de patriotten in binnen- en buitenland.
Beeld Bataafse revolutie: het was een nogal potsierlijk gedoe, veroorzaakt door patriotten
in binnen- en buitenland.
Bron 3: De stadhouder was een inhalig, vraatzuchtig en wijnzuipend zwijn dat piest op
de rechten van de Unie van Utrecht.
Beeld Willem V: een slecht bestuurder die zijn onderdanen uitzoog.
Bron 4: Feit: de bevolking van de Republiek was verdeeld in verschillende standen.
Sommige standen waren klaar voor een verandering in bestuur.
Meningen: rijken zijn egoïsten, het gemeen is belust op plundering en is weinig verlicht.
De middenstand heeft het meeste te lijden gehad.
Beeld van de Republiek: de meeste mensen in de Republiek waren klaar voor een
omwenteling maar Gogel schetst een nogal negatief beeld van een deel van de bevolking:
lui, plunderend, egoïstisch of weinig verlicht.
b Bron 2: De patriotten werden geïnspireerd door de Franse revolutie.
Bron 3: De slechte regering onder Willem V.
Bron 4: Onder de middenstand bevinden zich velen die ontevreden zijn door de
economische malaise, zij zouden de revolutie ondersteunen.
c
Bron 2
Persoon: wie schreef de bron? Historicus Rogier
Tijd: wanneer is de bron gemaakt? 1952
Informatie: hoe kwam de schrijver Heeft primaire en secundaire bronnen gebruikt
aan zijn informatie? om een historisch werk te schrijven.
Wil een beeld schetsen van de Bataafse
Bedoeling: waarom maakte de
revolutie.
schrijver deze bron?

Betrouwbaarheid: de historicus is afhankelijk van andere bronnen én hij heeft een


duidelijke mening over de Bataafse revolutie. Woorden als ‘potsierlijk’ zijn niet objectief.

Bron 3
Persoon: wie schreef de bron? Anonieme tegenstander van Willem V
Tijd: wanneer is de bron gemaakt? 1786
Informatie: hoe kwam de schrijver Dit is een persoonlijke mening van de tekenaar
aan zijn informatie?
De tegenstander wilde een ongunstig beeld van
Bedoeling: waarom maakte de
Willem V verspreiden om de patriotten te
schrijver deze bron?
steunen.

Betrouwbaarheid: deze bron is gemaakt door een tegenstander die er duidelijk op uit is de
stadhouder zwart te maken. Dat levert geen objectief beeld op van de regering van Willem
V.

Bron 4
Persoon: wie schreef de bron? Patriot Isaac Gogel
Tijd: wanneer is de bron gemaakt? Voor de Franse inval in 1785
Informatie: hoe kwam de schrijver Heeft de republiek bezocht en geeft een
aan zijn informatie? ooggetuigenverslag
Bedoeling: waarom maakte de Gogel wilde de Fransen een beeld geven van hoe
schrijver deze bron? succesvol de inval zou kunnen zijn. Hij geeft aan
dat er genoeg mensen in de republiek klaar
waren voor de revolutie.

Betrouwbaarheid: deze bron is gemaakt door een patriot die achter de inval van de
Fransen staat. Hij zal een bepaald beeld schetsen dat gunstig is voor de Franse inval.
d Het beeld van bron 3 is een heel ongunstig beeld van Willem V als een vraatzuchtig
zwijn. Dit is te verklaren vanuit de patriotten die Willem V kwijt wilden. Uit de paragraaf
1.2 wordt duidelijk dat Willem V een soort koning was geworden. Er staat niet duidelijk
dat Willem V echt het land helemaal uitzoog.
Het beeld van de republiek uit bron 4 is dat de rijksten egoïstisch waren met uitzondering
van enkelen, het gemeen makkelijk te beïnvloeden en de middenstand is het meeste
uitgebuit. Uit paragraaf 1.2 blijkt dat inderdaad sommige regenten met de patriotten
wilden samenwerken. Verder blijkt uit de paragraaf wel dat er inderdaad steun was voor
de patriotten, maar er staat niet bij welke standen daar het meest bij betrokken waren.
e De bronnen zijn gemaakt in 1786 (bron 3). Dat is het jaar dat de patriotten de macht
probeerden de grijpen en dat in sommige steden ook deed.
Bron 4 is gemaakt vlak voor de Bataafse revolutie.
Beide bronnen zijn gemaakt door patriotten.

Heden en verleden verklaren

Zie: errata: bron 2 moet bron 1 zijn


3 a Hij vindt de vergelijking tussen de inval van de Fransen in 1795 en de Duitse inval in mei
1940 niet terecht.
b In 1952 was de Tweede Wereldoorlog nog maar net afgelopen en speelde dus nog een
hele grote rol.
c De Franse revolutie.
d Door de Unie van Utrecht was de eerste stap naar de Republiek. De verschillende
gewesten beloofden elkaar te steunen en elkaars vrijheden te respecteren.
e Hij verwijst terug naar de Opstand met o.a. een portret van Willem van Oranje. Zo maakt
de maker een vergelijking tussen de opstand tegen de Spanjaarden en de strijd tegen
Napoleon.

Het verleden beoordelen

4 a In 1801 stelde Napoleon censuskiesrecht in. In 1805 benoemde Napoleon een dictator. Je
ziet dat er maar nauwelijks mensen kwamen stemmen. Geheel ondemocratisch werden
die mensen vervolgens meegeteld alsof ze voor hadden gestemd.
b In 1798 kwamen van de volwassen mannen ongeveer 40% opdagen (kwamen dus
stemmen). Hiervan stemden de grote meerderheid voor de grondwet.
c Toch in 1798, er kwam ca. 40% van de mensen stemmen. In de twee andere jaren kwam
slechts een heel laag percentage stemmen.

Het verleden beoordelen

5 a Voordat de meerderheid kan regeren moet ze een wil hebben’ en ‘al wat nuttig, groots en
duurzaam tot stand is gekomen is men aan Vorsten verschuldigd’. Willem I vond dus dat
het volk niet klaar was om te regeren én dat een vorst het sowieso beter kon dan het volk.
b Hij noemt Brussel ‘waar het gras op de straten groeide’, het ging dus niet goed met de
Nederlanden onder de Fransen. Het idee dat Nederland boft met komst van Willem I is
ook te vinden in bron 6, waar Willem I gelauwerd werd als ‘bevrijder’.
c 1 De wetgevende macht: in handen van de koning en de Staten-Generaal
2 de uitvoerende macht: in handen van de koning
3 de rechterlijke macht: rechters voor het leven benoemd maar wel door de koning.
De situatie is niet democratisch omdat de koning overal iets over te zeggen heeft. Hij kan
beslissingen zo beïnvloeden vanuit verschillende hoeken.
d ‘Om Nederland en de grondwettige monarchie te behouden, eischen onze instellingen een
andere en oneindig grootere medewerking der burgerij’.
e Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
‘voordat de meerderheid kan regeren moet zij een wil hebben (Thorbecke antwoordt met
het censuskiesrecht en met ‘de volkskracht moet in alle aderen des Staats worden
opgenomen)
‘‘De bevoegdheden van de Koning en de Staten-Generaal zijn in de grondwet
beschreven’. (Thorbecke antwoordt: ‘Er moet een oprecht stelsel komen van
vertegenwoordiging in land-, provincie- en plaatselijke gemeentezaken’ en ‘het moet
afgelopen zijn met de geheimzinnigheid waarmee de koning regeert’)
Tijdsindelingen gebruiken

6 a+b

Van Wie had de Invloed van het (vraag b) (vraag c)


wanneer leiding? volk? Bronnen
tot
wanneer?
Spaanse Tot 1571 De Spaanse Geen Bron 2 Familie van
Nederlanden officieel koning Oranje had
tot 1648 macht als
leider van de
Opstand en
later als
stadhouders
Republiek 1581 De Staten- De adel en regenten Bron 3, bron 4, Oranjes waren
(officieel Generaal vormden samen de stadhouders
1648) – Staten. Het gemeen die steeds
1795 had geen invloed meer op een
koning ging
lijken.
Bataafse 1795 – Revolutionaire Na 1798 was er Bron 1, bron 5 Geen invloed,
Republiek 1806 comités. Vanaf ‘algemeen Willem V was
1798 spelen de mannenkiesrecht’ dat gevlucht naar
Fransen een echter meer dan de Engeland
grotere rol. helft van de mannen
toch nog uitsloot.
Koninkrijk 1813 – Willem I en Tot 1848 geen, de Bron 6, bron 7, Grote invloed,
tot 1848 1848 Willem II vorst had alle macht. bron 8, bron 9 Willem I werd
De adel en regenten koning met
benoemden de veel macht.
Tweede Kamer maar
de koning kon daarom
heen besluiten

d De macht is nog zoals na 1848: vooral ceremonieel en ingeperkt door de ministeriële


verantwoordelijkheid.
e Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Ik verwacht dat er niets veranderd. Het systeem functioneert nu goed en de meeste
mensen zijn tevreden met de rol van het staatshoofd zoal die nu is.

You might also like