Professional Documents
Culture Documents
Inleiding
Absoluut vorst
In paragraaf 6.1 en 6.2 hebben we gezien dat de Franse koning
Lodewijk XIV alle macht naar zich toe trok . Door zijn grote Soms gaan uitspraken een eigen leven
(land)leger en de bescherming van de eigen ambachtelijke leiden. Zo ook de woorden van madame
nijverheid was Frankrijk op het Europese vasteland een sterke de Pompadour en die van de echtgenote
politieke en economische mogendheid geworden. Toch had de van Lodewijk de XVI. Of ze het ook
Zonnekoning bij zijn dood in 1715 zijn land en zijn opvolger, daadwerkelijk hebben gezegd, daarover
koning Lodewijk XV, met een lastige erfenis opgezadeld. De bestaat al veel discussie, maar over de
staatsschuld was enorm opgelopen door het in stand houden betekenis van die uitspraken nog meer.
van dat leger, enkele verloren oorlogen, de kosten van de De vermeende uitspraken geven wel een
vorstelijke hofhouding rondom Versailles en door wanbeleid. goede kijk op de relatie tussen de
De koning probeerde in zijn eerste regeringsjaren nog wel daar vorstelijke hofhouding in Versailles op het
wat aan te doen, wat hem de bijnaam 'le Bien-Aimé' (de Geliefde) volk tijdens het ancien régime weer.
opleverde. Maar hij zette niet door en verruilde zijn inzet voor het “Na ons de zondvloed”
bestuur van het land met het doorbrengen van de tijd met zijn Na een verloren veldslag in 1757 zou
maîtresses. Zijn sterk dalende populariteit kwam in 1757 het madame de Pompadour, tijdens een
sterkst aan het licht door een mislukte moordaanslag (Lodewijk poseersessie voor de hofschilder Maurice-
overleefde enkele messteken). Quentin de La Tour, tegen de
Lodewijk XV en zijn opvolger (vanaf 1774) Lodewijk XVI wisten dat aangeslagen koning hebben gezegd: “We
de problemen van Frankrijk alleen opgelost konden worden met moeten niet treuren. Je zou er ziek van
een rigoureuze verandering van de staatsinkomsten: de worden. Na ons de zondvloed” ("Après
belastingen moesten anders geïnd worden. Daarbij doemde een nous, le déluge").
groot probleem op: twee bevolkingsgroepen hoefden van “Dan eten ze toch cake!”
oudsher geen belasting te betalen: de geestelijkheid en de adel. In 1789 heerste er honger in de Franse
hoofdstad. Duizenden ontevreden
Standenmaatschappij Parijzenaars trokken op naar het paleis
van Lodewijk de Zestiende en riepen om
Naast het vorstelijk absolutisme kent het ancien régime van het brood en eten. Volgens de overlevering
achttiende-eeuwse Frankrijk een tweede kenmerk: de zou koningin Marie-Antoinette toen, licht
standenmaatschappij. De bevolking was grofweg ingedeeld in spottend, tegen haar hofhouding hebben
drie groepen, waarvan de rechten en de plichten via de geboorte gezegd: “Als ze geen brood hebben, dan
waren bepaald. Je werd geboren binnen een stand en daarmee eten ze toch cake” (eigenlijk “brioches”,
was een belangrijk deel van je levensweg vastgelegd. Leden van een zoetige broodsoort).
de eerste stand, de (katholieke) geestelijkheid, mochten echter
volgens het celibaat van de kerk geen kinderen krijgen, maar ook
zij vormden een gesloten groep.
Bron 2 - Na ons …. eten ze toch cake!
Eerste stand: geestelijkheid Naar: Oliver Calon, Kleine zinnen die voor
Hoge geestelijken als bisschoppen en kardinalen werden een groot geschiedenisverhaal zorgden,
gerekruteerd uit de adel. Tweede en volgende zonen van een 2017.
markies, graaf of hertog, die geen erfelijke aanspraak konden
maken op de titel en het bezit van hun vader, weken uit naar de
kerk om via een bisschopstitel in het bezit te komen van
grootgrondbezit en politieke invloed. Zo waren de kardinalen
Richelieu en Mazarin alles bepalende politieke adviseurs van de
Franse koningen. De bisschoppen en kardinalen van
aristocratische komaf speelden elkaar of familieleden de
topfuncties toe en vormden zo ook een hechte stand. Hun
rechten (politieke invloed, geen belasting betalen) en plichten
(trouw aan de kerk en de koning) waren, net als die van de adel,
vastgelegd in privileges.
Bisschoppen met grootgrondbezit hoefden bijvoorbeeld geen
grond- of inkomstenbelasting te betalen en verwierven zelf
rijkdom door de opbrengst van het land en door hun boeren te
verplichten tot het afdragen van gelden en producten. Ook in
slechte tijden moesten de boeren deze 'tienden' (10 procent van
de grondopbrengst) betalen.
Aan het eind van de middeleeuwen was een nieuwe groep edelen
ontstaan: de ambtenarenadel. In het Frans werd hij de 'noblesse
de robe' (toga-adel) genoemd, naar de mantel (toga) die juristen
ontvingen bij hun afstuderen aan de universiteit. De oude adel
noemde zich de 'noblesse d'épée' (zwaardadel), waarmee hij
aangaf van oudsher de vorst militair terzijde te staan. De macht
van de ambtenarenadel lag niet in Versailles, maar in de
rechtbanken, die (verwarrend genoeg) parlementen werden
genoemd. Behalve de rechtspraak hadden deze parlementen ook
als taak wetten van de koning te beoordelen op hun uitvoering.
Lodewijk XIV had de opperste gerechtshoven dat recht
ontnomen, maar gedurende de achttiende eeuw probeerden de
parlementaire rechtbanken hun machtspositie te heroveren. Zij
werden daardoor gezien als voorvechters van de belangen van
het volk en de burgers.
De edelen vormden zo'n 2 procent van de totale bevolking van
circa vijfentwintig miljoen Fransen in de achttiende eeuw. Die 2
procent van de bevolking had 30 procent van de grond in bezit.
De middeleeuwse horigheid, waarbij boeren verplicht waren op
het land van hun adellijke of geestelijke heer te blijven, was dan
wel officieel afgeschaft, maar veel gebruiken uit de feodale
verhoudingen bleven voortbestaan: herendiensten, belasting in
munt en natura, tienden, enzovoort. Ook de rechten die de heer
bezat op het jagen, het malen van meel, het brouwen van bier en
het persen van druiven zetten veel kwaad bloed bij de boeren.
Kerk en staat
Luxe en weelde waren Frederik vreemd. Het liefst ging hij gekleed
in een eenvoudig soldatenuniform en droeg hij een korte pruik:
eenvoud, werklust en macht pasten het beste bij deze Bron 6 - Frederik de Grote op rondreis
representant van het verlicht despotisme. Frederik de Grote reisde, tussen zijn vele
oorlogen door, het hele land rond om
Pruisen in Nederland bijvoorbeeld de verbouw van
aardappelen te propageren.
De basis van de Pruisische macht lag in het oosten van het Duitse Bron: Robert Warthmüller, De koning is
overal,1886. Duits Historisch Museum,
Rijk, maar steeds meer gebieden in het westen van het Heilige
Berlijn.
Roomse Rijk kwamen onder Pruisisch gezag. Dat werd in vele
plaatsen tot uitdrukking gebracht door culturele en andere
verenigingen de Latijnse naam van Pruisen te geven, Borussia:
Borussia Dortmund, Borussia Mönchengladbach. Ook in
Nederland, in Gelderland, rondom Zevenaar, Didam en Huissen,
lagen enkele Duits-Kleefse gebieden die vanaf 1701 onder
Pruisisch bestuur kwamen.
Republiek en statenbond
Het elkaar toespelen van functies en
Nederland, of beter gezegd de Republiek der Zeven Verenigde baantjes wordt ‘coöptatie’ (bestaande
Nederlanden, had in de achttiende eeuw een bijzondere positie bestuurders kiezen de nieuwe
in Europa als het ging om de bestuursvorm. Vrijwel alle landen bestuurders) genoemd. In de 18e eeuw
waren monarchieën (keizer- of koninkrijken). Ons land was, zoals regelden de regenten dit o.a. via de
de naam aangeeft, een republiek: er was geen staatshoofd die de ‘contracten van correspondentie’.
functie kreeg door erfelijke troonopvolging. Enerzijds moesten die afspraken ervoor
Een gekozen president zoals de Verenigde Staten die na de zorgen dat de functies binnen de eigen
Amerikaanse Revolutie (zie paragraaf 7.5) zouden krijgen, was er groep bleven en anderzijds moesten ze
ook niet. Het bestuur werd gevormd door een groep rijke burgers, ook rust en orde garanderen. De
de regenten. Zij bestuurden de steden, de gewesten en de historicus Pieter Geyl schreef daarover in
algemene, overkoepelende bestuursvergadering de Staten- een beroemd geschiedenisoverzicht:
Generaal. Deze werd wel anders samengesteld (afvaardiging uit
gewesten) en had andere bevoegdheden (beslissen over “Op deze wijze werd met alle stedelijke
buitenlandse politiek) dan de Franse Staten-Generaal. De ‘ambten en officiën’ gehandeld, tot het
Republiek was dus geen eenheidsstaat zoals Frankrijk, waar in kleinste baantje aan toe. Het toekennen
het hele land dezelfde wetten en regels golden. De Republiek was van functies was het voorrecht van de
een statenbond waarin de gewesten in feite zelfstandig waren burgemeesters (elke stad had er veelal
met hun eigen bestuur, rechtspraak, belastingen, enzovoort. twee). Daar werd op ergerlijke wijze mee
geknoeid. Niet alleen bevoordeelden
Toch spreken we ook ten aanzien van Nederland in de achttiende burgemeesters hun dienstboden of
eeuw van een ancien régime. Er was dan wel geen koning, maar afgedankte liefjes, maar zij eisten soms
er was wel een bestuurder die zich steeds meer zo ging gedragen: van de benoemden een koopsom of
de stadhouder. Oorspronkelijk (rond 1600) was hij de aandeel in het salaris; ja vaak benoemden
legeraanvoerder in dienst van de gewestelijke besturen, de zij zichzelf of hun kinderen en lieten het
Gewestelijke Staten, en de Staten-Generaal. Langzamerhand ambt waarvoor zij het geld opstreken,
trokken de stadhouders uit de familie Oranje-Nassau (via via door een slecht betaalde vervanger
familie van Willem van Oranje, de leider van de Opstand tegen de waarnemen. Een burgemeester van
Spanjaarden) steeds meer rijkdom en macht naar zich toe. Ze Rotterdam was zo bode op Amsterdam,
benoemden eigen bestuurders in de steden en gewesten en het dochtertje van een burgemeester van
verkregen daardoor een sterke machtspositie. Ze lieten paleizen Gouda stadsvroedvrouw ... “
bouwen en sommige gewesten besloten om de functie van
stadhouders erfelijk te maken, waardoor de stadhouderlijke
macht nog verder groeide en de prinsen van Oranje bijna
koninklijk aanzien hadden. Bron 7 - Coöptatie en contracten van
correspondentie
Geen standen, wel regentenstand Naar: P. Geyl, Geschiedenis van de
Nederlandse stam, 1949-1959.
Op nog een punt week de Republiek af van het typische ancien
régime. De rigide standensamenleving van Frankrijk was er niet.
De bevolking kende wel verschillende sociale lagen (bedelaars,
boeren, dagarbeiders, ambachtslieden, koopmannen), maar
echte gesloten standen waren er niet.
De geestelijkheid had nauwelijks serieuze invloed op het bestuur,
want het calvinisme was de leidende godsdienst en die werd
verre gehouden van het bestuur. De katholieke kerk mocht
oogluikend in het verborgene bestaan (schuil- en huiskerken),
maar had geen enkele betekenis in het openbare, politieke en
maatschappelijke leven. Ook de adel had niet die machtige
positie of dat grootgrondbezit zoals in Frankrijk of Pruisen. De
boeren in de zeegewesten (Zeeland, Holland, Friesland) waren
zelfstandige boeren en alleen in Overijssel en Gelderland was er
nog iets overgebleven van de ondergeschikte positie van de Bron 8 - Krachtige stadhouder of luie
boeren ten opzichte van hun adellijke landheer. liefdesgod?
De Engelse tekenaar James Gillray had
De regentenbestuurders in de achttiende eeuw dachten niet zijn eigen visie op het bestuur van de
zozeer aan het welzijn van de bevolking, maar vooral aan hun stadhouders Van Oranje. Hij beeldt
eigen positie. Een bestuursbaantje was vooral een leuke stadhouder Willem V af in een tropische
bijverdienste en allerlei functies werden gecreëerd zodat plantentuin (Oranjerie) als de Romeinse
familieleden ook een graantje konden meepikken. De regenten liefdesgod Cupido.
werden steeds meer een gesloten corrupte groep die vooral Bron: James Gillray. De Oranjerie, 1796.
dacht aan eigenbelang en niet zozeer aan het algemene belang. Rijksmuseum Amsterdam.
Vriendjespolitiek (nepotisme en coöptatie), corruptie, Klik op de afbeelding voor een vergroting
bestuurlijke desinteresse en wanbeleid waren het gevolg. met extra uitleg.
Toen stadhouder Willem III, die ook de titel koning van Engeland
droeg, in 1702 kinderloos stierf werd een zijtak van de familie
Oranje-Nassau gevraagd om de (stadhouderlijke) macht over te
nemen. In sommige gewesten had men echter meer dan genoeg
van de stadhouders en riep men een (tweede) Stadhouderloze
Tijdperk (1702-1747) uit. Dit leidde in enkele steden en gewesten
tot gevechten tussen de aanhangers van de stadhouder (de
'Oude Plooi') en een groep burgers die deze macht wilde
doorbreken (de 'Nieuwe Plooi'). Vooralsnog werd dit in het
voordeel van de stadhouderlijke aanhang, de prinsgezinden, de
Bron 9 - Filmfragment: oude en nieuwe
'Oude Plooi', beslecht.
regenten
Zo was er ook in de Republiek een ancien régime, maar wel met In Nijmegen, maar ook in vele andere
een heel eigen invulling. De stadhouder en zijn regentenaanhang steden, waren er in de 18e eeuw
moesten van de ideeën van de verlichting niets hebben. Daar voortdurend heftige conflicten tussen de
aanhangers van de stadhouder en hun
dachten veel burgers anders over, maar over de gebeurtenissen,
tegenstanders. Inzet: de (regenten)macht.
burgeroorlogen en revoluties na 1780 lees je meer in paragraaf
7.5. Klik op de afbeelding om het fragment
van vier minuten te starten.
Ondersteuning
Extra