You are on page 1of 9

7.

3 Oud bestuur en verlichte vorsten

7.3.1 Ancien régime in Frankrijk

Inleiding

Het politiek-maatschappelijke stelsel van veel achttiende-


eeuwse Europese landen wordt nu het 'ancien régime' ('het
oude bestuur) genoemd. Dat deze term uit Frankrijk komt, is niet
verbazingwekkend, want het achttiende-eeuwse Frankrijk was
hét voorbeeld van dit 'oude bestuur'.
De Franse bestuursvorm en zijn sociaal-maatschappelijke
structuur kwamen niet zomaar uit de lucht vallen. In een
Bron 1 - Filmclip: maîtresse van de
schematisch overzicht ziet het er, volgens de kenmerkende
koning
aspecten, zo uit:
Bij het woord ‘maitresse’ wordt vaak
gedacht aan minnares en dat het om
Politieke en sociale structuren in Frankrijk spannende liefde en sex gaat. Maar bij een
koninklijke maitresse in de 18 e eeuw, ging
Kenmerkende Begrippen en personen
het meer dan om lichamelijke
aspecten ontmoetingen. Eén van de maîtresses van
Lodewijk XV was Jeanne Poisson. Ze kreeg
Middeleeuwen Ontstaan feodale Leenstelsel
in 1745 van de koning het landgoed
verhoudingen Hofstelsel en
Pompadour in Midden-Frankrijk en de
Zelfvoorzienende horigheid daarbij horende titel markiezin. Vanaf dat
agrarische standensamenleving moment was zij ‘madame de
cultuur (geestelijkheid, adel Pompadour’. Een hele verbetering voor
en boeren) haar achternaam, want poisson is het
Franse woord voor vis.
Late Begin van Groeiende eenheid en Klik op de afbeelding om het fragment
middeleeuwen staatsvorming en centrale macht in van vier minuten te starten.
en zestiende centralisatie Frankrijk Let op: de Engelse ondertiteling bij deze
eeuw Opkomst Standensamenleving Britse documentaire kun je vervangen, via
instellingen, door ‘Automatisch Vertalen
stedelijke in Frankrijk (Derde
Nederlands’.
burgerij Stand: boeren en
burgers)

Zeventiende Streven van vorsten absolutisme


eeuw naar absolute macht 'droit divin'
standensamenleving
Lodewijk XIV

Achttiende Ancien régime absolutisme


eeuw standensamenleving
Lodewijk XV en XVI

Absoluut vorst
In paragraaf 6.1 en 6.2 hebben we gezien dat de Franse koning
Lodewijk XIV alle macht naar zich toe trok . Door zijn grote Soms gaan uitspraken een eigen leven
(land)leger en de bescherming van de eigen ambachtelijke leiden. Zo ook de woorden van madame
nijverheid was Frankrijk op het Europese vasteland een sterke de Pompadour en die van de echtgenote
politieke en economische mogendheid geworden. Toch had de van Lodewijk de XVI. Of ze het ook
Zonnekoning bij zijn dood in 1715 zijn land en zijn opvolger, daadwerkelijk hebben gezegd, daarover
koning Lodewijk XV, met een lastige erfenis opgezadeld. De bestaat al veel discussie, maar over de
staatsschuld was enorm opgelopen door het in stand houden betekenis van die uitspraken nog meer.
van dat leger, enkele verloren oorlogen, de kosten van de De vermeende uitspraken geven wel een
vorstelijke hofhouding rondom Versailles en door wanbeleid. goede kijk op de relatie tussen de
De koning probeerde in zijn eerste regeringsjaren nog wel daar vorstelijke hofhouding in Versailles op het
wat aan te doen, wat hem de bijnaam 'le Bien-Aimé' (de Geliefde) volk tijdens het ancien régime weer.
opleverde. Maar hij zette niet door en verruilde zijn inzet voor het “Na ons de zondvloed”
bestuur van het land met het doorbrengen van de tijd met zijn Na een verloren veldslag in 1757 zou
maîtresses. Zijn sterk dalende populariteit kwam in 1757 het madame de Pompadour, tijdens een
sterkst aan het licht door een mislukte moordaanslag (Lodewijk poseersessie voor de hofschilder Maurice-
overleefde enkele messteken). Quentin de La Tour, tegen de
Lodewijk XV en zijn opvolger (vanaf 1774) Lodewijk XVI wisten dat aangeslagen koning hebben gezegd: “We
de problemen van Frankrijk alleen opgelost konden worden met moeten niet treuren. Je zou er ziek van
een rigoureuze verandering van de staatsinkomsten: de worden. Na ons de zondvloed” ("Après
belastingen moesten anders geïnd worden. Daarbij doemde een nous, le déluge").
groot probleem op: twee bevolkingsgroepen hoefden van “Dan eten ze toch cake!”
oudsher geen belasting te betalen: de geestelijkheid en de adel. In 1789 heerste er honger in de Franse
hoofdstad. Duizenden ontevreden
Standenmaatschappij Parijzenaars trokken op naar het paleis
van Lodewijk de Zestiende en riepen om
Naast het vorstelijk absolutisme kent het ancien régime van het brood en eten. Volgens de overlevering
achttiende-eeuwse Frankrijk een tweede kenmerk: de zou koningin Marie-Antoinette toen, licht
standenmaatschappij. De bevolking was grofweg ingedeeld in spottend, tegen haar hofhouding hebben
drie groepen, waarvan de rechten en de plichten via de geboorte gezegd: “Als ze geen brood hebben, dan
waren bepaald. Je werd geboren binnen een stand en daarmee eten ze toch cake” (eigenlijk “brioches”,
was een belangrijk deel van je levensweg vastgelegd. Leden van een zoetige broodsoort).
de eerste stand, de (katholieke) geestelijkheid, mochten echter
volgens het celibaat van de kerk geen kinderen krijgen, maar ook
zij vormden een gesloten groep.
Bron 2 - Na ons …. eten ze toch cake!
Eerste stand: geestelijkheid Naar: Oliver Calon, Kleine zinnen die voor
Hoge geestelijken als bisschoppen en kardinalen werden een groot geschiedenisverhaal zorgden,
gerekruteerd uit de adel. Tweede en volgende zonen van een 2017.
markies, graaf of hertog, die geen erfelijke aanspraak konden
maken op de titel en het bezit van hun vader, weken uit naar de
kerk om via een bisschopstitel in het bezit te komen van
grootgrondbezit en politieke invloed. Zo waren de kardinalen
Richelieu en Mazarin alles bepalende politieke adviseurs van de
Franse koningen. De bisschoppen en kardinalen van
aristocratische komaf speelden elkaar of familieleden de
topfuncties toe en vormden zo ook een hechte stand. Hun
rechten (politieke invloed, geen belasting betalen) en plichten
(trouw aan de kerk en de koning) waren, net als die van de adel,
vastgelegd in privileges.
Bisschoppen met grootgrondbezit hoefden bijvoorbeeld geen
grond- of inkomstenbelasting te betalen en verwierven zelf
rijkdom door de opbrengst van het land en door hun boeren te
verplichten tot het afdragen van gelden en producten. Ook in
slechte tijden moesten de boeren deze 'tienden' (10 procent van
de grondopbrengst) betalen.

Tweede stand: adel


De adel was rond 1700 in twee groepen uiteengevallen. Ze
hadden als gemeenschappelijke kenmerken: (groot)grondbezit Bron 3 - Standensamenleving: hoe lang
en afkomstig uit voorname families. Je werd als edelman of nog?
edelvrouw geboren en alleen de koning kon een burger toelaten De drie standen met van links naar rechts:
tot de stand van de aristocratie: de vorst verhief je dan tot de de geestelijkheid, de adel en de
adelstand. boeren/burgers. Het onderschrift luidt:
“Dit zal niet eeuwig duren”.
De hoge adel (de oudste families met veel grootgrondbezit en Bron: Onbekende 18e-eeuwse gravure.
grote politieke invloed) concentreerde zich rond de hofhouding Nationale Bibliotheek Frankrijk te Parijs.
van de koning in Versailles. Zo'n vijftienduizend hoge edelen in Klik op de afbeelding voor een vergroting
en rondom het koninklijk paleis probeerden voortdurend in de met extra uitleg.
gunst te komen van de vorst. Samen met de koninklijke familie
(de adellijke neven, nichtjes, ooms, tantes en verdere
(schoon)familie van de koning) vormde de hoge adel de harde
kern van het ancien régime.
Ze waren vooral uit op eigen gewin en genot en gaven daarmee
aan de 'aristocratische leefstijl' niet alleen een positieve
waardering (verfijnd, van hoog cultureel niveau) maar ook een
negatieve bijklank (decadent, genotzuchtig). Van de Franse
staatsbegroting ging zo'n 5 procent op aan de aankleding, de
tuinen en de feesten van Versailles en andere koninklijke
paleizen.

Aan het eind van de middeleeuwen was een nieuwe groep edelen
ontstaan: de ambtenarenadel. In het Frans werd hij de 'noblesse
de robe' (toga-adel) genoemd, naar de mantel (toga) die juristen
ontvingen bij hun afstuderen aan de universiteit. De oude adel
noemde zich de 'noblesse d'épée' (zwaardadel), waarmee hij
aangaf van oudsher de vorst militair terzijde te staan. De macht
van de ambtenarenadel lag niet in Versailles, maar in de
rechtbanken, die (verwarrend genoeg) parlementen werden
genoemd. Behalve de rechtspraak hadden deze parlementen ook
als taak wetten van de koning te beoordelen op hun uitvoering.
Lodewijk XIV had de opperste gerechtshoven dat recht
ontnomen, maar gedurende de achttiende eeuw probeerden de
parlementaire rechtbanken hun machtspositie te heroveren. Zij
werden daardoor gezien als voorvechters van de belangen van
het volk en de burgers.
De edelen vormden zo'n 2 procent van de totale bevolking van
circa vijfentwintig miljoen Fransen in de achttiende eeuw. Die 2
procent van de bevolking had 30 procent van de grond in bezit.
De middeleeuwse horigheid, waarbij boeren verplicht waren op
het land van hun adellijke of geestelijke heer te blijven, was dan
wel officieel afgeschaft, maar veel gebruiken uit de feodale
verhoudingen bleven voortbestaan: herendiensten, belasting in
munt en natura, tienden, enzovoort. Ook de rechten die de heer
bezat op het jagen, het malen van meel, het brouwen van bier en
het persen van druiven zetten veel kwaad bloed bij de boeren.

Derde stand: boeren en burgers


De derde stand was een zeer heterogeen gezelschap. Aan de ene
kant behoorden rijke kooplieden er toe, maar aan de andere kant
ook de allerarmste boeren, dagarbeiders en bedelaars. Op het
platteland zuchtten de boeren en landarbeiders onder het
bestuur en de belastingdruk van de adellijke en geestelijke
grootgrondbezitters.

De burgers in de steden (de zelfstandige handwerkslieden,


koopmannen, handelaren, notarissen, winkeliers) moesten het
grootste deel van de belastingen opbrengen, maar hadden geen
enkele inspraak in het bestuur. Vooral de handelaren en
kooplieden die rijk waren geworden in het handelskapitalisme
roerden zich. Deze rijke burgerij, de bourgeoisie, had
langzamerhand genoeg van de steeds hogere belastingen.
Daarnaast zagen ze dat de geestelijkheid en de adel die geen
belasting hoefden te betalen wel een goed leven leidden en
inspraak hadden.

Kerk en staat

Het goddelijk recht (droit divin) waarmee de macht van de vorst


werd gelegitimeerd, werd ook de verdediging van de
rechtsongelijkheid van de standensamenleving: God heeft de
samenleving zo gewild en ingericht. Verzet tegen de
standenmaatschappij betekende het ingaan tegen God en kerk.
Zo waren kerk en staat in de absolute standenmaatschappij
nauw met elkaar verweven.
De kritiek daarop van verlichtingsdenkers als Voltaire,
Montesquieu en Rousseau (inspraak, scheiding van machten, de
mens is vrij geboren) kreeg steeds meer aanhang onder
vooruitstrevende edelen en de rijke en geschoolde burgerij. Het
ancien régime kwam steeds meer onder druk te staan.

7.3.2 Verlicht absolutisme in Pruisen


Pruisen in het Duitse Rijk
Is het vorstelijk absolutisme samen te
De officiële naam van het Duitse Rijk in de achttiende eeuw was vatten in de uitspraak ‘Na ons de
het Heilige Roomse Rijk, om aan te geven dat de Duitse vorsten zondvloed’ (zie bron 2), het verlicht
zich als opvolgers zagen van de Romeinse keizers en de Duitse absolutisme is samengebald terug te
keizer Karel de Grote (circa 800). Het Duitse Rijk was een vinden in de uitspraak ‘Alles voor het volk,
verzameling van min of meer onafhankelijke vorstendommen: niets door het volk’. Deze uitspraak is
koninkrijkjes, hertogdommen, graafschappen en enkele echter niet van Frederik de Grote, maar
vrijsteden. De zeven machtigste vorsten van deze van een ander verlicht absoluut vorst:
vorstendommen kozen een keizer als samenbindend Jozef II van Oostenrijk. Als Habsburger
machtssymbool. Veelal werd de keizer door de keurvorsten uit werd hij in 1760 gekozen tot keizer van
dezelfde familie gekozen (Hohenstaufen in de middeleeuwen en het Heilige Roomse Rijk (Duitse rijk) en
Habsburg vanaf circa 1440), zodat we toch kunnen spreken van was daarmee hoger in rang dan Frederik.
een verkapte erfelijke keizerlijke monarchie. Frederik de Grote verwoordde de kern
van het verlicht absolutisme in diverse
Een van die zeven machtige keurvorsten was de koning van
geschriften met de zin: ‘De vorst is de
Pruisen, een gebied in het oosten van het Duitse Rijk rondom de
eerste dienaar van de staat’:
stad Berlijn. De koningen van Pruisen hadden grote ambities: ze
wilden hun grondgebied en macht uitbreiden ten koste van “In een staat is het absoluut nodig dat een
andere Duitse vorstendommen en van hun buitenlandse buren heerser zijn zaken zelf voert. Is hij
Polen en Oostenrijk-Hongarije, maar ook ten koste van Frankrijk verstandig, dan zal hij alleen de openbare
en Rusland. belangen volgen, die ook de zijne zijn. De
heerser zal de adel steunen, de
Absoluut vorst geestelijkheid in een passend kader
houden, niet toestaan dat hoge edelen
In 1740 besteeg Frederik II de Pruisische koningstroon. Als intriges opzetten en niet dat ministers
kroonprins had hij al grote belangstelling voor filosofie en het zichzelf belonen. Alle maatregelen
denken over de rol van de vorst in het bestuur en de moeten goed doordacht zijn. Financiën,
samenleving. Hij startte een briefwisseling met Voltaire, die hem politiek en legerleiding moeten op
ook geregeld bezocht in paleizen rondom Berlijn. eenzelfde doel aansturen: de versterking
van de staat en de groei van zijn macht.
Frederik II was een absolute vorst. Zijn wil was wet en Maar de vorst moet een open oor hebben
tegenspraak of kritiek werd niet geduld. Zijn vele oorlogen voor alle klachten en hij moet snel recht
brachten niet alleen gebiedsuitbreiding, maar leidde ook tot veel verlenen aan hen die door verdrukking
oorlogsellende en hoge staatsuitgaven voor het land. Na een bedreigd worden.
Pruisische overwinning op Frankrijk in 1757 zou Madame de
Pompadour de uitspraak 'Na ons de zondvloed' hebben gedaan.
Militaire overwinningen en nederlagen volgden elkaar op, maar
aan het eind van Frederiks leven (1786) was het koninkrijk Bron 4 - Alles voor, niets door het volk
Pruisen uitgegroeid tot een grote Europese mogendheid. Naar: Frederik II, de Grote, van Pruisen,
Politiek testament, 1752.
Verlicht despoot

In tegenstelling tot de Franse koningen was Frederik echter wel


geïnteresseerd in het lot van zijn onderdanen. Geïnspireerd door
de verlichtingsidealen wilde hij het lot van de bevolking
verbeteren. Daarmee werd Frederik de belangrijkste
vertegenwoordiger van de bestuursvorm van het verlicht
absolutisme.

Zijn correspondentie en bezoeken met Voltaire leidden ertoe dat


hij op godsdienstig gebied een tolerant beleid voerde. In het
protestants-lutherse Pruisen werden andere protestantse
stromingen en het katholicisme toegestaan.
Onvermoeibaar reisde Frederik door het land om te zien hoe hij
de armoede kon bestrijden. Veel faam verwierf hij met de
aanplant van de aardappel, wat hem naast de bijnaam Frederik
de Grote ook de bijnaam de Kartoffelkönig (Aardappelkoning)
opleverde. De boeren waren hem ook dankbaar voor het
afschaffen van de lijfeigenschap, een vorm van halfslavernij
waarmee veel boeren waren overgeleverd aan de willekeur van
de adellijke grootgrondbezitters. Die edelen had Frederik wel
nodig voor zijn vele oorlogen en het bestuur van zijn land,
waardoor hij het niet aandurfde om het mes te zetten in de Bron 5 - Filmclip: het paleis van Frederik
talloze heerlijke rechten van de Pruisische adel. de Grote
De in 2002 overleden Nederlandse
De belastingen bleven daarnaast onverminderd hoog om de vele schrijver, dichter en tv-maker Boudewijn
oorlogen te financieren en om een staatsbankroet te voorkomen. Büch leidt ons rond in het paleis van
Frederik de Grote, Sanssouci.
In de rechtspraak schafte hij het gebruik van martelingen om Klik op de afbeelding om het fragment
verdachten tot een bekentenis te dwingen af. Met één van vijf minuten te starten.
uitzondering: wie de koning beledigde, mocht wel gefolterd
worden. Majesteitsschennis stond de absolute vorst Frederik niet
toe.
Ook verbeterde de Pruisische vorst het onderwijs door de bouw
van honderden nieuwe 'Volksscholen' en stimuleerde hij de
wetenschap door het oprichten van de Academie van
Wetenschappen in Berlijn (1740). Aan deze instelling was de
Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant werkzaam.

Luxe en weelde waren Frederik vreemd. Het liefst ging hij gekleed
in een eenvoudig soldatenuniform en droeg hij een korte pruik:
eenvoud, werklust en macht pasten het beste bij deze Bron 6 - Frederik de Grote op rondreis
representant van het verlicht despotisme. Frederik de Grote reisde, tussen zijn vele
oorlogen door, het hele land rond om
Pruisen in Nederland bijvoorbeeld de verbouw van
aardappelen te propageren.
De basis van de Pruisische macht lag in het oosten van het Duitse Bron: Robert Warthmüller, De koning is
overal,1886. Duits Historisch Museum,
Rijk, maar steeds meer gebieden in het westen van het Heilige
Berlijn.
Roomse Rijk kwamen onder Pruisisch gezag. Dat werd in vele
plaatsen tot uitdrukking gebracht door culturele en andere
verenigingen de Latijnse naam van Pruisen te geven, Borussia:
Borussia Dortmund, Borussia Mönchengladbach. Ook in
Nederland, in Gelderland, rondom Zevenaar, Didam en Huissen,
lagen enkele Duits-Kleefse gebieden die vanaf 1701 onder
Pruisisch bestuur kwamen.

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was nog op een


andere manier verbonden met Pruisen. De opvolger van Frederik
de Grote, die kinderloos stierf, was Frederik Willem II van Pruisen
(regeerperiode 1786-1797). Diens zus, Wilhelmina van Pruisen,
was de vrouw van stadhouder Willem V. Frederik II stond bekend
als 'de Grote'. De bijnaam van zijn opvolger was minder vleiend:
'de dikke losbol' (der dicke Lüderjahn).
7.3.3 Ancien régime in de Republiek

Republiek en statenbond
Het elkaar toespelen van functies en
Nederland, of beter gezegd de Republiek der Zeven Verenigde baantjes wordt ‘coöptatie’ (bestaande
Nederlanden, had in de achttiende eeuw een bijzondere positie bestuurders kiezen de nieuwe
in Europa als het ging om de bestuursvorm. Vrijwel alle landen bestuurders) genoemd. In de 18e eeuw
waren monarchieën (keizer- of koninkrijken). Ons land was, zoals regelden de regenten dit o.a. via de
de naam aangeeft, een republiek: er was geen staatshoofd die de ‘contracten van correspondentie’.
functie kreeg door erfelijke troonopvolging. Enerzijds moesten die afspraken ervoor
Een gekozen president zoals de Verenigde Staten die na de zorgen dat de functies binnen de eigen
Amerikaanse Revolutie (zie paragraaf 7.5) zouden krijgen, was er groep bleven en anderzijds moesten ze
ook niet. Het bestuur werd gevormd door een groep rijke burgers, ook rust en orde garanderen. De
de regenten. Zij bestuurden de steden, de gewesten en de historicus Pieter Geyl schreef daarover in
algemene, overkoepelende bestuursvergadering de Staten- een beroemd geschiedenisoverzicht:
Generaal. Deze werd wel anders samengesteld (afvaardiging uit
gewesten) en had andere bevoegdheden (beslissen over “Op deze wijze werd met alle stedelijke
buitenlandse politiek) dan de Franse Staten-Generaal. De ‘ambten en officiën’ gehandeld, tot het
Republiek was dus geen eenheidsstaat zoals Frankrijk, waar in kleinste baantje aan toe. Het toekennen
het hele land dezelfde wetten en regels golden. De Republiek was van functies was het voorrecht van de
een statenbond waarin de gewesten in feite zelfstandig waren burgemeesters (elke stad had er veelal
met hun eigen bestuur, rechtspraak, belastingen, enzovoort. twee). Daar werd op ergerlijke wijze mee
geknoeid. Niet alleen bevoordeelden
Toch spreken we ook ten aanzien van Nederland in de achttiende burgemeesters hun dienstboden of
eeuw van een ancien régime. Er was dan wel geen koning, maar afgedankte liefjes, maar zij eisten soms
er was wel een bestuurder die zich steeds meer zo ging gedragen: van de benoemden een koopsom of
de stadhouder. Oorspronkelijk (rond 1600) was hij de aandeel in het salaris; ja vaak benoemden
legeraanvoerder in dienst van de gewestelijke besturen, de zij zichzelf of hun kinderen en lieten het
Gewestelijke Staten, en de Staten-Generaal. Langzamerhand ambt waarvoor zij het geld opstreken,
trokken de stadhouders uit de familie Oranje-Nassau (via via door een slecht betaalde vervanger
familie van Willem van Oranje, de leider van de Opstand tegen de waarnemen. Een burgemeester van
Spanjaarden) steeds meer rijkdom en macht naar zich toe. Ze Rotterdam was zo bode op Amsterdam,
benoemden eigen bestuurders in de steden en gewesten en het dochtertje van een burgemeester van
verkregen daardoor een sterke machtspositie. Ze lieten paleizen Gouda stadsvroedvrouw ... “
bouwen en sommige gewesten besloten om de functie van
stadhouders erfelijk te maken, waardoor de stadhouderlijke
macht nog verder groeide en de prinsen van Oranje bijna
koninklijk aanzien hadden. Bron 7 - Coöptatie en contracten van
correspondentie
Geen standen, wel regentenstand Naar: P. Geyl, Geschiedenis van de
Nederlandse stam, 1949-1959.
Op nog een punt week de Republiek af van het typische ancien
régime. De rigide standensamenleving van Frankrijk was er niet.
De bevolking kende wel verschillende sociale lagen (bedelaars,
boeren, dagarbeiders, ambachtslieden, koopmannen), maar
echte gesloten standen waren er niet.
De geestelijkheid had nauwelijks serieuze invloed op het bestuur,
want het calvinisme was de leidende godsdienst en die werd
verre gehouden van het bestuur. De katholieke kerk mocht
oogluikend in het verborgene bestaan (schuil- en huiskerken),
maar had geen enkele betekenis in het openbare, politieke en
maatschappelijke leven. Ook de adel had niet die machtige
positie of dat grootgrondbezit zoals in Frankrijk of Pruisen. De
boeren in de zeegewesten (Zeeland, Holland, Friesland) waren
zelfstandige boeren en alleen in Overijssel en Gelderland was er
nog iets overgebleven van de ondergeschikte positie van de Bron 8 - Krachtige stadhouder of luie
boeren ten opzichte van hun adellijke landheer. liefdesgod?
De Engelse tekenaar James Gillray had
De regentenbestuurders in de achttiende eeuw dachten niet zijn eigen visie op het bestuur van de
zozeer aan het welzijn van de bevolking, maar vooral aan hun stadhouders Van Oranje. Hij beeldt
eigen positie. Een bestuursbaantje was vooral een leuke stadhouder Willem V af in een tropische
bijverdienste en allerlei functies werden gecreëerd zodat plantentuin (Oranjerie) als de Romeinse
familieleden ook een graantje konden meepikken. De regenten liefdesgod Cupido.
werden steeds meer een gesloten corrupte groep die vooral Bron: James Gillray. De Oranjerie, 1796.
dacht aan eigenbelang en niet zozeer aan het algemene belang. Rijksmuseum Amsterdam.
Vriendjespolitiek (nepotisme en coöptatie), corruptie, Klik op de afbeelding voor een vergroting
bestuurlijke desinteresse en wanbeleid waren het gevolg. met extra uitleg.

Toen stadhouder Willem III, die ook de titel koning van Engeland
droeg, in 1702 kinderloos stierf werd een zijtak van de familie
Oranje-Nassau gevraagd om de (stadhouderlijke) macht over te
nemen. In sommige gewesten had men echter meer dan genoeg
van de stadhouders en riep men een (tweede) Stadhouderloze
Tijdperk (1702-1747) uit. Dit leidde in enkele steden en gewesten
tot gevechten tussen de aanhangers van de stadhouder (de
'Oude Plooi') en een groep burgers die deze macht wilde
doorbreken (de 'Nieuwe Plooi'). Vooralsnog werd dit in het
voordeel van de stadhouderlijke aanhang, de prinsgezinden, de
Bron 9 - Filmfragment: oude en nieuwe
'Oude Plooi', beslecht.
regenten
Zo was er ook in de Republiek een ancien régime, maar wel met In Nijmegen, maar ook in vele andere
een heel eigen invulling. De stadhouder en zijn regentenaanhang steden, waren er in de 18e eeuw
moesten van de ideeën van de verlichting niets hebben. Daar voortdurend heftige conflicten tussen de
aanhangers van de stadhouder en hun
dachten veel burgers anders over, maar over de gebeurtenissen,
tegenstanders. Inzet: de (regenten)macht.
burgeroorlogen en revoluties na 1780 lees je meer in paragraaf
7.5. Klik op de afbeelding om het fragment
van vier minuten te starten.
Ondersteuning

Wie Wat Wanneer: Verlicht absolutisme


In sneltreinvaart (inclusief beeld- en woordgrappen) wordt een overzicht gegeven van het verlichte despotisme van
de 18e eeuw (3,5 minuut).

Extra

Filmclip: Marie-Antoinette “Dan eten ze toch cake”


Een Engels filmpje (zonder Nederlandse ondertiteling) van de Brittannia Encylopdie ontrafelt in twee minuten de
waarheid (?) achter de beroemde uitspraak.

You might also like