You are on page 1of 34

HAMER

HAMER
Maandblad

20
cent
per nummer
JUNI
1942
2e JAARGANG
nummer 9 I
OPLAGE
XX) EXEMPLAREN
MIDZOMER-
HAMER
INHOUD VAN DIT NUMMER
Moeder en Kind (Foto B. Holtmann). . 1
ZONNEWENDE
Midzomerzonnewende door Nico de
Haas 2—6
Het begin van het Ornament door
Gerda Schaap
Van kruiden, kruidenboeken en krui-
7— 9
Volksgebruik volksgeloof en
dendokters door Elsa M. Valeton ..... 10—14
Pinkstermeien — toto Hans Retzlaff
Mijn spelen is leeren
Fotografisch folklorisme door Max
. 15
16—17 rondom „Sint Jan”.
Wolters 18—20
Wodan, God van onstuimige schep-
pingsdrang 21—22
wij gezien hebben werd na eeuwen kiemen en groeien is voorbij, het rijpen eh
In de Veluwsche bosschen klinkt weer
het kloppen der eekers door Jac.
Gazenbeek
Volksdans in Friesland door S. 1. van
23—25 Zooals
van redetwisten door de christelijke
kerkvaders eindelijk in de vierde eeuw
geboortedatum van Jezus op 25 December
vruchtdragen begint. En ook het zonlicht staat
op zn hoogtepunt en nijgt morgen reeds weer
tot den ondergang: „Sint Jan, dient de Win-
der Molen .". 26—27
de
aangenomen, op den dag dus, waarop door ter an". Dat is de dag, waaraan geen enkele,
Vriezenveen door Venneman 28—30
Barnsteenplastieken uit den Steentijd de heidenen vanouds het feest van het On- andere in het jaar gelijk is, een dag vol won-
overwinnelijke Licht, van de Zegevierende deren, een nacht vol geheim.
door Peter Paulsen 31
Herfsttij en Winterdood worden reeds voor-
Stobben rooien 32 Zon, werd gevierd.
Op dezelfde wijze werd een heele reeks van voeld en zoo is er ook reeds een donkeren
OPMAAK: heiligen-dagen geconstrueerd om de oorspron- ondertoon in dezen lichsten en langsten dag,
Nico de Haas en Gerda Schaap
REDACTIE:
kelijke gebruiken te kunnen opnemen en
overdekken, indien ze onuitroeibaar bleken.
— waarop oudtijds van heinde en ver de boeren
bijeenkwamen tot het halfjaarlijksche ding,
Even belangrijk als het Midwinterfeest was waarop ook het Doodenvuur brandde tot ge-
Nico de Haas
J. C. Nachenius het Midzomerfeest voor onze voorouders, al is denken van de gevallenen en waarop zeker
Gerda Schaap er minder van ln de herinnering bewaard ge- de Minne gedronken werd van goden en krij-
Redac'/'e-adres: bleven. Maar de grondigheid waarmede de gers opdat hun dadenroem eeuwig zou leven.
Hekelveld 15a, Amsterdam, Tel. 37800 kerk den Midzomertijd van gekerstende ge- En ook wij aanvaarden op dit oogenblik, als
bruiken heeft vervuld, duidt onmiskenbaar op het jaarrad tot het hooge wendepunt van den
ADMINISTRATIE: de belangrijkheid van de oude volksche vie- kringloop is genaderd, bewuster dan op andere
Uitgeverij „Hamer". Dir. Reinier van Houten, ring. De noodzaak om een zeer belangrijke dagen de wet des levens, de plicht om ons in
Frankenslag 115, Den Haag. Tel. 554936 (2 lijnen) heilige op dit feest te doen vereeren, heeft de dienst van het volk met al onze krachten te
Postrekening 202522 kerk daarbij tot een merkwaardige afwijking geven, de verantwoordelijkheid voor ons aan-
ABONNEMENTSPRIIS: van haar gewoonten genoopt. deel in den Germaanschen opbouw van onze
Van de heiligen herdenkt de kerk namelijk levensruimte.
fl.— per halfjaar, franco per post bij vooruit-
betaling excl. inningskosten volgens een vaste traditie uitsluitend de sterf- Midzomerzonnewende — dat is het feestelijke
Duitschland: R.M. 2 per halfjaar
België: Frs. 15.— per halfjaar
dagen

Sint Jan.
behalve bij den „Midzomerheilige" hoogtij voor alle menschen van Germaansche
wereldbeschouwing, voor allen die hun ras,
Want het eenige belangrijke feit, dat de kerk- hun bloed en hun lichaam erkennen, de
LOSSE NUMMERS: 20 cent wende tegen alle duistere en volksvreem.de
vaders volgens de eenmaal aangenomen data
Duitschland R.M. 0.40; België Frs. 3.— in deze periode kónden onderbrengen, was machten, die lijf en leven ontkennen en de
„Hamer" wordt voor de Volksche Werkgemeen- levenswil van ons yolk ondermijnden en
schap uitgegeven door de Uitgeverij „Hamer" de geboorte van Johannes den Dooper, omdat
volgens de „berekening" de tempelwijding, terug drongen.
te Den Haag
waarbij aan Zacharias een zoon werd aange- In dien zin zullen onze torenhooge brand-
VOLKSCHE WERKGEMEENSCHAP kondigd, op 24 September viel! Hierbij aan- stapels opvlammen ln den heiligen Midzomer-
R. J. Schimmelpennincklaan 12, Den Haag knoopend liet men Johannes den Dooper op nacht, waarin een oeroude droom langzaam
i*el. 334383. Giro 307867 24 Juni geboren worden. Zoo kwam —
kerksche ingewikkeldheden en gegoochel met
alle tot daad en werkelijkheid rijpt.

teksten en „berekeningen" ten spijt


zomer aan St. Jan.
— Mid- MIDZOMER-MYTHE
Om het Midzomervuur zweeft de geheimzin-
nig-schoone sage van Balder, den schoonsten
Het heeft vanzelfsprekend eeuwen geduurd, en mildsten god onder de goden. Hij is de
alvorens het volk aan deze nieuwigheden ge- Lichtgod, die den vrede onder menschen en
wend was en zoo waarschuwde in de zevende goden wil, een vrede van eer, kracht en ge-
eeuw bisschop Eligius van Noyon nog tever- rechtigheid. Hij is de wijze twistenslechter en
geefsch tegen de gewoonte om op het „Johan- de rechtschapen rechter, de beste redenaar
nesfeest" zonneliederen of andere heidensche onder de Asen en altijd tot hulp bereid, alleen
gezangen aan te heffen.
En wat in vele streken heelemaal niet te
— zijn goede werken houden geen stand en
zijn wijze woorden vergaan met den wind.
onderdrukken was, dat was het Midzomer-
zonnewende-vuur, dat tot „Sint Jansvuur"
omgedoopt tot heden in den zomernacht op-
Maar de schoonste en blondste god is hij
de stralendste van allen. .—
Hij is de mythische gestalte van het licht, hoe
vlamt. mild en heilvol het is, maar ongrijpbaar,
steeds wisselend,- hoe het grooter en sterker
OP DE JAARDEELING wordt, maar niettemin als verwond zwakker
Maar Midzomerzonnewende beteekent meer wordt en in duisternis verzinkt.
dan de herinnering aan nachtelijke vuur- Zoo verhaalt ons deEddahoe de goede Balder
vreugde. Voor ons is het de bezinning op door zijn blinde broeder Hödur op aanstich-
het eeuwige rythme in de natuur, dat zoowel ten van Loki wordt gedood en in de onder-
in den kringloop van het jaar als in den wereld komt. Het is de schoonste mythe die
levensloop van den mensch de onontkoom- wij uit ons verleden kennen en tevens de ge-
bare wet van bloeien, yergaan en herboren heimzinnigste, nooit gehèèl ontraadselde.
worden vervult. Midzomernacht — dat is de
nacht van de bewustwording van de wetmatig-
Want de onkwetsbare Balder stierf door een
misteltwijg, een plant zoo onaanzienlijk dat
heid vah~ de natuurlijke levensorde, van de Frigga, Balders moeder, het niet de moeite
gebondenheid aan bloed en bodem, omdat wij waard had gevonden ook deze plant te laten
dan juist op de middaghoogte van het jaar beloven, dat hij Balder geen leed zou berok-
staan, in de volle rijpheid van het levensgetij, kenen. Het was de onheilvolle Loki, in de ge-
volop omgeven door den rijkdom en de zegen daante van een oude vrouw, die haar dit ge-
der aarde. heim wist te ontfutselen en er den blinden
Hödur zijn noodlottigen daad mee deed be-
Midden op de jaardeelirig staan wij: op het drijven. Waarom juist de mistel? En als de
hoogtij, waarop eens goden en menschen hun schoone Balder verbrand wordt, fluistert Odin
bruiloften plachten te vieren. De tijd van ont- — zijn vader —, den doode een geheime bood-

2
schap in het oor. Wat beteekent dit? Zoowel
van het eene als van het andere zrjn de meest
scherpzinnige verklaringen gegeven, maar
geen enkele heeft voldoende eenvoud en diepte
om ons te overtuigen van de juistheid ervan.
Hans Hahne vermeldt een uiterst merkwaar-
dig spel, dat opgevoerd wordt bij het vogel-
schieten op St. Jan, te Solling. Een „onbespro-
ken jongeling" wordt daarbij door een „blind
schot" schijnbaar gedood en daarna met een
zouten koek weer tot leven gewekt. Het spel
bestaat uit drie tafreelen, die sterk aan de
Balder-mythe, zooals de Edda die heeft be-
waard, herinnert.
In het eerste tafreel is de stof verwerkt van:
de onrust en zorg, die Balders onheilspellende
droomen verwekken, de eed van alle dingen
op aarde om Balder niet te deeren, het vroo-
lijke wedstrrjdschieten op den stralenden god,
die nu immers onkwetsbaar is geworden, de
list van Loki en Balders dood.
In het tweede gedeelte: de uitvaartplechtig-
heid, het vertrek van het Doodenschip, de
woede van Thor en de smart van Nanna. Thor
wijdt de brandstapel van Balder en Nanna
met zijn hamer Mjöllnir.
Het derde deel herinnert ten slotte aan Her-
mods rit naar de onderwereld om Balder
terug te vragen, de eisch van Hel, de godin
der duisternis dat alle dingen zullen weenen
om Balders lot, het weeklagen der natuur en
de weigering om te schreien door de reuzin
Thökk (Ondank).
Dus moet Balder in de onderwereld en de
wereld zonder licht blijven tot Odins geheim-
spreuk van kracht wordt...

Naar hun zinnebeeldige inhoud zijn de sagen


van Helgi en Siegfried nauw met Balders
mythe verwant. Alle drie zijn eigenlijk on-
kwetsbaar en alle drie worden zij op bijzon-
dere wijze doorboord. Hun kwetsbaarheid
wordt door list verraden en misbruikt en een
schoone vrouw volgt alle drie in den dood.
DE MINNE-DRONK
Het oude heidensche Midzomerzonnewende-
feest met het spel van Balder of Helgi, met
allerlei wedstrijden en vroolijkheid, dit feest
van het geheim van liefde en dood, is van-
zelfsprekend niet zonder offermaaltijden en
minnedronken voorbijgegaan.
Van het offermaal zijn nog enkele late vormen
bewaard gebleven als verre naklanken van. het
oude feest: de Johanneserwten, die men tè
Ebingen aan de kinderen geeft, de schotel met
brood, kaas en bier die in Engeland de in dat
jaar verhuisde lieden op Midzomeravond voor
de huisdeur zetten ten gerieve van hongerige
voorbijgangers, enz. Een oeroud gebruik is
echter het minne-drinken, d.w.z. het drinken
ter herinnering aan goden en gevallenen
(Minnen = gedenken). Dit minnedrinken
komen we o.a. tegen in het Nibelungenlled,
(vers 1897), als Dankwart met getrokken
zwaard en met bloed bedekt de zaal binnen-
stormt en de verraderlijke overval in den her-
berg meldt. Dan springt de grimmige Hagen
op, beveelt hem den deur te sluiten en roept:
„nu drinken wij de minne en plengen
's konings wijn" terwijl hij Kriemhildes zoon
het hoofd afbouwt.
De christelijke geestelijkheid veroordeelde
vanzelfsprekend dit heidensche gedachtenis-
drinken en noemde het „des duivels minne
.
drinken", " zooals Luitprand dat vermeldt. „Sint lan' in Letland, hiet tevens de inzet van den oogsttijd, heeft nog vele trekken van het oudgermaansche
Maar daarmede was aan de ingewortelde ge- Midzomerreesf bewaard. (Foto: Krautes.)
woonte geen einde gemaakt. Hinkmar van
Reims verbiedt dan ook aan de geestelijken
om bij begrafenisplechtigheden Godenminne
merkwaardige zinnebeelden vallen waar te
nemen, die met den jaarloop en zijn mythe
dien nog een heildronk
flesch met zekeren inhoud
— —
in den vorm van een
verborgen. Deze
of Doodenminne te laten drinken — hetgeen
echter nog eeuwen gebruik bleef. Tenslotte
verband houden. paal werd door voor den stoet uitloopende
brjlemannen, met behulp van een soort gilde-
naastte de kerk ook dlt gebruik en liet in den DE BIJLEMANNEN VAN MHEER nar, verwijderd. Dit gebruik, dat een zinne-
vervolge wel weer minne-drinken, maar nu Merkwaardig is bijvoorbeeld het optreden van beeldig „den weg effenen" is, belicht tevens
op de H. Maagd of op Johannis den Evangelist „bijlemannen" bij de voorj aarsgebruiken der het oorspronkelijk karakter van de schutte-
(27 Dec.) of St. Stefanus, beide dagen vallen verschillende Limburgsche en Geldersche rijen. Tegenwoordig bestaan die meestal uit
„merkwaardig genoeg" juist in het oudger- schutterijen, zooals te Mheer en te Hummelo, lieden, die eerder een burlesken dan een strijd-
maansche joelfeesttij! gebruiken die ook nog resten van den minne- baren indruk maken. Van eenigen „stijl" is
Maar ook de Midzomer-heildronk, de Sint dronk en de offermaaltijden bevatten. geen sprake meer: de uitmonstering is meestal
Jansminne van Juni, is nog niet geheel ver- Te Mheer, Gronsveld, Eysden, Limbricht enz. vrij potsierlijk en de uniformeering schijnt
dwenen Daartoe leveren de opnamen van de was het gewoonte om den omgang van de vaak eerder uit den voorraad van een'tooneel-
zomer-film, die de heer Van de Ven indertijd schutterij te doen stuiten op een „hindernis", club geleend, dan uit de traditie van een eed-
maakte, nog enkele bewijzen, n.l. de opnamen n.l. een met zwart-witte linten en groen ver- genootschap van weerbare manen gegroeid.
van de voorjaars- en midzomerschuttersfeesten, sierde paal, die den toegang tot het kasteel- Steekhoeden met pluimen, hooge hoeden met
waarbij bovendien nog een aantal andere plein „versperde". In het groen was dan boven- linten en cocardes en versierde petten trekken

3
drig zwaait de vaan -boren liet boofd van den
nieuwbakken schutter onder het gejuich der
toeschouwers.
De gildebeker wordt steeds door een bepaald
lid, den „cadet", in den stoet meegedragen en
uit alles spreekt hier het karakter van een
vage. maar zeer oude overlevering, waarbij de
minnedronk op goden en dooden echter nog
duidelijk onder den gekersteriden vorm is te
herkennen.
En nog is dit niet het einde van de feestelijk-
heden: den volgenden Zondag heeft er een
schuttersmaaltijd plaats, terwijl de schutters-
koningin met haar hofdames reeds geld heeft
opgehaald om den koning een paar mooie ge-
schenken aan te bieden. Prijzen, die ten aan-
schouwe van heel Gronsveld in processie wor-
den rondgedragen en uitgereikt. Waarna voor
heel de bevolking koningsvlaaien en konings-
bier worden opgedischt in de schuur en den
stal waar de koning ontvangt.
In het Overijsselsche Haaksbergen treden
eveneens de bijlemannen op, die hier een hin-
dernis moeten opruimen, waarin behalve een
paar fleschjes Mer ook een peperkoek ver-
stopt is.
Dit feestbrood treffen we eveneens aan op het
schuttersfeest te Lobith, waar de officieren van
de schutterij met peperkoeken op hun sabels
gespietst voorbij het gildehuis defileeren, na-
dat zij de schuttersvaan naar het raadhuis
hebben gebracht.

MIDZOMER IN HUISSEN
Midzomerfeest in Dala-Floda (Dalekarliê) op den eersten Zaterdag en Zondag ln lufi: de dans bij den
„Majttang". {foto- Kopman.) Al deze vóór- en midzomersche gebruiken vin-

naast geblutste helmen aan onze verbaasde, DE GROOTE BRONK VAN


den in vele dorpen tallooze variaten, dle
zoo zij niet uitsterven in dezen oorlogstijd
——
blikken voorbij. Schutters in pandjesjassen om nadere bestudeering vragen. Het nauwkeu-
sukkelen achter in blikken kurassen voort-
GRONSVELD rigst op Midzomer gedateerd is het schutters-
dravende ruiters aan. Een volkomen gemis aan Het karakter van veldommegang is het beste feest van Huissen, waar op'den „Zondag na
houding maakt het haast onmogelijk om in bewaard gebleven in de Groote Bronk te St. Saai' op den vogel wordt geschoten en
deze „gilden" de nazaten te zien van de oud- Gronsveld, die met Pinkstermaandag als aloud 's Maandags daaropvolgend het traditioneele
germaansche Mei- en Pinkstergilden, de boeren voorspel het koningsschieten op de gaai heeft. „gevecht" plaats vindt, dat het aloude zinne-
jongelingschappen, die met het vertoon van En is de nieuwe koning bekend, dan is dit beeldige strijdspel van „Heer Som er en Heer
hun kracht, moed en vaardigheid op de wape- meisje koningin, dat het eerst erin slaagt een Winter" in herinnering roept; een naar Mid-
nen de heilige voorjaarsommegangen om de ruikertje (het „meike") aan den jongen schut- zomer verschoven voorj aar sfeest dus.
velden den luister van hun stralende jeugd tersvorst aan te bieden. Vanzelfsprekend is ook hier een zoogenaamd
verleenden — en tevens in onrustige tijden
voor de veiligheid ervan zorg droegen. Bij deze
Het jonge konigspaar neemt, staande op de
stoep van de pastorieU) de hulde der bevolking
„historische" maar in wezen al zeer gekun-
stelde „verklaring" beproefd, door de inneming
oorspronkelijke jongelingschappen moeten vele in ontvangst. van Huissen in 1502 met dit feest in verband
zinnebeeldige gebruiken in zwang zijn geweest Maar op „Bronkzondag" volgt het eigenlijke te willen brengen. Maar tal van echte heiden-
en de bijlemannen met hun taak zijn daar
nog een vaag overblijfsel van.
feest: de ommegang — nu in volkomen geker-
stenden vorm, met kerkzangen en omdragen
sche Midzomer-zinnebeelden spreken hier een
duidelijke taal: bij het vendelzwaaien voor den
Te Mheer gaat dit als volgt: van het Allerheiligste. Voorop rijden zes rui- ouden en den nieuwen koning zijn de vaandel-
De schutterij marcheert op, voorafgegaan door ters, die op den weg steeds de hindernis weten schachten met notehlaren en bloemtakjes ver-
de twee bijlemannen, den bijl geschouderd. te vinden: een met takken omgeven stammetje. sierd; boven de deuren hangt men de „Sint
Daarop volgen de tamboer-majoor met zijn De verkenners melden hun ontdekking en vier Janstakken", dle opnieuw notentakken blijken
tamboers, de „Keizer-koning-generaal der „bielmaander" schrijden aan. Zij loopen drie- te zijn en hetzelfde kan gezegd worden van den
Mheersche schutterij" (omhangen met de zil- maal rondom den paal, alvorens dezen te kap- met het beeldje van Sint Jan bekroonden staf
veren „braak" met de koningsgaai en de pen. Een ruiter meldt, dat de weg vrij is en de van den tamboer-majoor.
eeuwenoude zilveren platen) te paard, dan de processie schrijdt met wapperende vanen naar Op „Sint Janszondag" worden de belde konin-
manschappen met vanen en geweren en ten- de golvende korenvelden. De weg, die de omme- gen van het Sint Laurentius en Sint Gangul-
slotte de harmonie. Maar opeens stuit de stoet gang volgen zal, is met bloemen, knipsel en phusgilde, onder den gaaistang staande, ge-
op den paal. De „kapitein" commandeert: gekleurde zandfiguren versierd, terwijl langs ëerd en de oude koningen tot „keizers" be-
„halt!", de trommen roffelen, de generaal enz. de kanten groene berketakken (en processie- noemd, in welke eere-functie zij nog een jaar
brengt met den sabel den groet, de manschap- vaantjes aan spiraalvormig geschilderde stan- meeloopen.
pen presenteeren het geweer en de muziek gen) zijn geplant. De menschen hebben hun Den volgenden morgen heeft ook hier een
schettert. De bijlemannen zwaaien hun wapen heiligenbeelden en kandelaars met brandende rouwdienst voor de overledenen plaats. Daarna
en slaan de dennetakken weg. De met zwart- kaarsen voor de ramen gezet. Achter de koren- trekt een tamboer door Huissen en roept op
witte linten omwonden paal, waaraan een velden stijgen de heuvels op, die nu aan Sint alle hoeken luidkeels om, dat de vijand Huissen
flesch en een glaasje gebonden zijn, wordt Geertrui zijn gewijd. Deze Bronk heeft eens nadert. Deuren en vensters moeten gesloten
zichtbaar, bekroond met een ruiker kersebloe- in de vier jaren plaats en in dozijnen dorpen worden en vrijwilligers kunnen zich melden!
sem. Bijlemannen en tamboer-majoor drinken gaat het insgelijks toe. Een deel der gildeleden heeft zich n.l. als
beurtelings uit het glaasje, dan wordt de paal En de „Bronkmaandag", de groote kermis, is „vijand" buitensteedsch begeven en. nadert nu
verder bewerkt — maar de bijlen blijken op-
eens stomp geworden. Wonderlijk genoeg is er
niet minder belangrijk.
Eerst gaat het gilde met den nieuwen koning
over de velden. De onderhandelaar rijdt drie-
maal tusschen belde partijen op en neer.
maar één middel om ze te scherpen: de reeds naar de kerk, waar mijnheer pastoor een mis Ondertusschen vischt een afdeeling schutters
gevallen spaanders worden met wijn uit de leest voor de overleden gildebroeders, waarbij met een kruisnet in een dooden Rijnarm en
flesch overgoten en dan worden de bijlen aan in het bijzonder ..de oude majoor" herdacht komt met de gevangen visch aan de punten
de beplengde spaanders geslepen! Dit helpt wordt. Midden onder de mis verlaat een deel van de lansen gebonden, zegevierend de veste
en weldra is de paal bijna doorgehakt. Maar der mannen met geschouderd geweer de kerk binnen.
het omverhalen ervan is niet de taak van de om —' op het oogenblik dat het altaarbelletje Maar nu is de vijand dan ook nabij. De Huis-
bijlemannen, daartoe is een speciaal lid van
het gilde de aangewezen persoon. Hij komt met
de consecratie aankondigt — een salvo over
de graven te lossen! De harmonie, inmiddels
sensche (zomersche) partij steekt een hinder-
nis op den sluis in brand en de met zilveren
veel vertoon een touw om den paal slaan en ook buiten gekomen, zet den doodenmarsch in platen omhangen nieuwen schutterskoning

— —
weet met tal van dwaze gebaren tenslotte het en dan verschijnt de priester om terwijl de wordt, van uit het Oosten komend, door dit
beletsel onder het gejuich der omstanders uit
den weg te ruimen.
gildevaan den groet brengt
gildebroeders te zegenen.
de graven der St. Jansvuur getrokken
eind van den strijd.
— maar dat is ook liet

In hem is de „nar" van de oude gilden bewaard Daarna worden de nieuwe leden ingeschreven, ïn schilderachtige verbanden gehuld komen
gebleven. Tenslotte .biedt de kapitein van „tic waarbij zelfs kleine kinderen al in de broeder- de „zwaargewonde" helden naar het gildehuis,
jonkheid" den ruiker aan de kasteelvrouwe ter schap worden opgenomen. waarna de schutters en hun vrouwen of meis-
plaatse aan, nadat de schutterij over den ge- Deze intrede in het schuttersgiide (het schötte- jes in optocht door het stadje trekken, na eerst
vallen stam het slotplein is opgemarcheerd. maken) wordt bezegeld door een dronk uit den hun welverdienden maaltijd gehouden te
Een rondedans besluit de plechtigheid. vreemd gevormden schöttebeker en de vaan- hebben.

4
Merkwaardig is echter, dat daarna een plech- geen mensch kon ze van hun plaats brengen Deze vuren werden op St. Jansavond, (Lw.z.
tige opstelling plaats vindt, waarbij de beide Gelukkig stelde men den* dorpspastoor van den avond van 23 Juni ontstoken en het echte
koningsparen op versierde stoelen plaats een en ander op de hoogte, die deed ter oude gebruik vereischte ook hier een „nood-
nemen, terwijl nu niet de iioningen, maar de plaatse een altaar opslaan en droeg er een vuur", d.w.z. een door wrijving ontstoken vuur.
koninginnen de zilveren platen en ketens
dragen. Aan deze beide vrouwen wordt dan ook
mis op en — de beenderen lieten van den
grond los en konden in de Larensche kerk in
Man en vrouw, jongen en meisje sprongen
hand in hand door de vlammen en ook het
de vaandeleer door de beste vendelzwaaiers veiligheid worden gebracht. vee werd over de nasmeulende stapel of tus- *

bewezen. Een hevige regen spoelde daarna het slecht schen twee vuren door gedreven.
Zoo treedt ook hier het karakter van Meigilde begraven lijk van den pelgrim bloot, waarna Elders was het gewoonte paardekoppen of
naar voren, want duidelijk herinnert dit alles de aarde ter plaatse gewijd werd, de man katten ln het vuur te gooien en de asch werd
aan het eerbetoon voor de eveneens rijk met beter en waardiger ter ruste werd gelegd en algemeen als onheilwerend beschouwd. Al

——
zilver behangen Meibruid of Pinksterblom. op het nieuwe kerkhof natuurlijk Sint naar de plaats werden dé vuren op de dui-
Veertien dagen na Sint Jan heeft dan op Ter- Janskerkhof gedoopt een kapelletje werd nen, de dijken, de heuvels of de markten ont-
schelling de vermaarde „Opperid" plaats onder gebouwd. stoken, hetgeen in de 17de eeuw door allerlei
In 1586 werd dit bouwwerk op last van de verordeningen meer en meer verboden werd.
leiding van de Sint Janscommissie, Waarbij nog
duidelijke sporen van de oude Sint Jansminne Staten van Holland gesloopt, om eerst onge- Als tegenhanger voor de Joelnacht of „Moe-
zijn te herkennen. veer een halve eeuw geleden te worden her- dernacht kende men voor de Midzomernacht
En in Beieren wordt de Johannesminne ook bouwd. het woord „Moederlicht" bijv. ip AntOnides
op Sint Jan den Dooper, met Midzomer dus, v. d. Goes' IJstroom:
Maar al naar de tijden waren hebben de ,Maer als wij 't moederlicht in Hooimaent
gedronken en wel als liefdesblijk en verzoe-
ningsdronk. Dit is wel het laatste wat er van roomschen er in het openbaar of in-het ver- voelen blaeken..."
borgene hun Sint Jansprocessie gehouden van De meest verschillende gebruiken zijn met het
de rechtsgebruiken van het oudgermaansche
midzomer-ding is overgebleven. Wellicht is de aan den dorpspatroon gewijde kerk op den zonne wendevuur verbonden: in Duitschland
van de oude beteekenis als Nacht-van-Voor- Brink naar het Sint Janskerkhof en terug. laat men brandende, met stroo omwikkelde
spelling (Nacht tusschen de tijden) méér be- Deze ommegang in kerkelijken zin dateert raderen van de berghellingen afrollen, elders
reeds van 893 en is wel de eenige processie worden schijven brandend door de lucht ge-
waard gebleven. Zoo moeten in verschillende
streken trouwlustige meisjes de vlier, de boom
van Vrouw Holle, de aan Frigga gewijde boom
die ten Noorden van den Moerdijk op den
openbaren weg is toegestaan.
slingerd of wordt met fakkels
meters lang zjjn — — die soms
gezwaaid. Verloofde paren
En nog steeds hechten de echte Larensche bezegelen hun verbond door hand in hand
dus, in den Johannesnacht schudden om in
hun droom gewaar te kunnen worden wan- ingezetenen aan het ongerept voortduren van door de oplaaiende vlammen te springen, ja
neer en met wien zij zullen trouwen. de oude traditie van het St. Janskerkhof: er zelfs de kleintjes hebben hun brandend stroo-
mogen uitsluitend Larensche inwoners hun bergje om zich mee te vermaken. De boeren
Verder worden in dezen hoogtijd alle spelen rustplaats vinden. nemen verkoolde resten van het vuur mee
beoefend, die ais vanzelf een keuring van de naar huis en asch van het heilige vuur wordt
deelnemers mogelijk maken, d.w.z. alle behen-
digheids-, snelheids- en schuttersspelen, die
Het lijdt geen twijfel of ook hier hebben
evenals overal elders —
kerkelijke gebruiken — tot heil van het zaad als zinnebeeldig deel
van het kracht- en vruchtbaarheidschenkende
in de Germaansche wereld in gebruik zijn ge- de- plaats ingenomen van Germaansche ge- zonnevuur op den akker gestrooid.
bleven. bruiken die zich groepeerden rondom de Mid-
zomerzonnewende en de gestalte van den In de eeuwen vlak na de kerstening ontston-
St. JANS PROCESSIE lichten zomergod Balder. den door het slaan van brandende schijven
een aantal groote kloosterbranden (Fulda 831
Belangrijk voor de waardeering van het Mid- Het kan ons dan ook niet verbazen, dat
zomerfeest is het feit, dat vroeger op 7 Juli Johannes de Dooper in het volksgeloof een en later Lorsch). In hoeverre hier, de uitge-
op den „Sint Jansberg" bij Laren een groot aantal trekken van deze godheid heeft be- strektheid van het „doel" in aanmerking ge-
volksfeest plaats vond. De termijn van der- houden. nomen, van „ongelukken" sprake kan zijn, is
tien dagen tusschen de zonnewende en dit een vraag, die wel voor altijd onopgelost zal
Wijven.
feest, stemt overeen met het dertiendaagsche BIJ 'T MOEDERLICHT De kerk heeft deze branden in ieder geval als
feesttij, dat aan midwinterzonnewendefeest Vanzelfsprekend nam het vuur bij de mid-
vooraf ging. zomerfeestelijkheden een groote plaats in. een goede aanleiding gebruikt om heftiger
De kerk heeft dit Larensche feest overgeno- dan ooit tegen de- Midzomervuren op te
Later tot St. Jansvuren omgedoopt bleven treden.
men en er met behulp van een paar fantasti- allerier gebruiken van de vóór-christelijke vie-
sche legenden een „verklaring" in den zin van ring ermee verbonden.
een Sint Jansfeest aan gegeven. Ook voor dit vuur werd de brandstof door BIJ DEN HEILIGEN BRON
Zoo wordt er o.a. verhaald van een pelgrim jongens opgehaald: Veelvuldig waren ook de gebruiken die ver-
die een paar „beenderen van Johannes den band hielden met het water van bronnen,
Dooper" aan zijn geboorteplaats Laren wikte „Wij zullen hout gaan dragen beeken en rit iet en.
schenken. De goede man werd echter in het Wij zullen turref vragen In een brief, die Petrarca aan kardinaal
bosch vermoord, roovers kaapten den zilveren Wij willen vroolijk vieren, Colonna schreef, vinden we vermeld; dat hQ
reliekdoos en lieten de beenderen op den Al op Sint Jans manieren, in 1330 op Johannesdag in Keulen aankwam
bodem achter. Maar ziet, deze beenderen be- bij dagen en bij nachten en daar door zijn vrienden naar den Rijn
gonnen een magisch licht uit te stralen en gelijk wij jarent vlochten". werd gebracht, om te zien hoe met bloemen

Oud en jong vermaak/ zich bij de zomerfeesfelijkheden in het oeroude Zweedsche ku/tuurgebied Da/ekarlië. 'Foto's: Coze.
en kransen getooide vrouwen na zonsonder- SINT JANS KRANSEN De kruiden werden ook in de Midzomervuren
gang haar armen en handen in het water Een oorspronkelijk zinnebeeld, dat wij nog geworpen onder het opzeggen van de woor-
hadden gedompeld en zich gewasschen had- heden bij de Midzomerfeesten aantreffen is den:
den onder het opzeggen van bepaalde de Sint Janskrans of Sint Janstros, die meestal Al mijn onheil
spreuken.
van notentakken is gemaakt, omdat de noot ga verdwijnen
En nog heden worden hier en daar vóór een zinnebeeld van de vruchtbaarheid is. ga verdwijnen
Johannesdag bronnen en beeken schoonge-
In het Geldersche vinden we reeds vanaf de met deez' kruiden
maakt en werden de boomen er omheen met 14de eeuw de overlevering van Sint Janskro- in den gloed."
slingers en lampions versierd. Vermaard was
nen, die op de manier van Pinksterkronen Het Sint Janskruid, dat vroeger ten platte-
het vijfbronnenfeest uit Tissington (Devons- boven de straat opgehangen en waaronder lande een eereplaatsje kreeg onder de plan-
hire), dat een echt water-en-bloemen-feest
dan „geschat" werd, d.w.z. iedere voorbijgan- ten in de huiskamer werd door de plantkun-
was. ger moest tol betalen. Een halve eeuw geleden digen vroeger „Daemoni fugium" genoemd,
In Popperode, bij Mühlhausen (in Thuringen) was dit gebruik nog niet geheel uitgestorven. d.w.z.: „Jaag den duivel", een karakteristiek
wordt door de jeugd nog een bronfeest in eere Ook onder deze kronen of kransen werd ge- voorbeeld van omduiding in het negatieve
gehouden,- dat op oeroude oorspronkelijke
danst en 16de en 17de eeuwsche keuren hier- van een oorspronkelijk als positief heilsmid-
zinnebeeldige volksgebruiken terug gaat. Hier tegen bewijzen dat dit gebruik door ons heele del gewaardeerd kruid.
worden n.l. door de meisjes bloemkransen in land voorkwam. (Nijmegen 1548, Grave 1603, In „Die Evangelie van den Spinrocken 't Am-
den bron geworpen, waarna de jongens met Uitgeest 1635). sterdam 1662" staan o.a. de volgende schoone
ruikers naar deze kransen werpen om ze tot In Zuidlimburg bestaat nog hier en daar het regelen: „Wil een vrou, dat haer man haer
zinken te brengen. De paren, die aldus' ver- gebruik een Sint Janstros te maken van note- hartelijck minne, die legge in sijnen slincken
eenigd in het levenswater onderduiken, wer- bladeren, korenbloemen en Sint Janskruid, die
den vroeger als de aangewezen huwelijksparen schoen een blad van een noteboom, gheraept
op een stevigen schijf stroobord kransvormig op St. Jansavondt totdat men noen luydt en
beschouwd. Wij zien hier bruidskrans of worden aangebracht of als drievoudige ruiker hij sal se wonderlijck lief hebben" en „Hebt
bruidskroon en bruigomsruiker in hun oude worden samengesteld en boven de deur op- ghij eenen quaden man, of krijghele, die 11
beteekenis: de krans als zonnezinnebeeld en
de ruiker als levensboomzinnebeeld.
gehangen. ' qualijck geit geven wil tot uwer behoeften,
In N Brabant wordt wel een bos bloemen aan soo neemt den eersten knoop van een stroo
De vereeniging van deze beide geeft het beeld den gevel boven den huisdeur gehangen. nae der aerden op St. Jansavondt gepluct,
van het overwinnende leven: de boom met
de zon. totdat men noen luydt en steeckt dat in 't
VOLKSGELOOF EN BIJGELOOF gat van den sloote des koffers en het sal
Bovendien zien we hier een ander zinnebeel- Geheimzinnige krachten heeft men in Mid- open gaen."
denpaar in deze algemeene symbolen beslo-
zomertrjd altijd gevoeld en toen de oude, na- Behalve dat men in de Sint Jansnacht ge-
ten: de ruiker als Donarsbezem of Manrune tuurverbonden eeredienst was vertroebeld door nees- en afweerkruiden zocht, was het ook
vereenigd met het beeld van den eeuwigen
kringloop. Dat deze zinnebeelden in verband
bijgeloof, heeft ook dit zich op overvloedige de nacht voor het snijden van een goede
wijze rondom den Midzomernacht verdicht. Avichelroede, een buigzame gaffeltak van den
gebracht worden met het water is geheel in
In dezen nacht immers konden mannen uit
den lijn van deze gedachte. Er is wel geen vervloekte sibben zich in weerwolven verande-
hazelaar.
'
Sint Janswater wordt eveneens hier en daar
motief zoo veelvuldig in de boerenkunst toe- ren, in dezen nacht dansten de vrouwen uit hoog aangeslagen: het wordt gewijd en daar-
gepast als juist het motief van den levens-
dezelfde bloedsgemeenschappen als heksen in na het heele jaar bewaard om er bij dreigend
boom oprijzend uit een pot, de zoogen. „kruid- kattengedaante poot aan poot rond het „hei-
pot". Deze pot is één der vormen waarop de onweer de gewijde palmtakjes in te dompelen
densch vier". alvorens deze te verbranden. Ook de dauw
heilige bron werd voorgesteld, n.l. als het vat,
Maar minder begrijpelijk is het heden, dat van St. Jansmorgen is waardevol: het bevor-
gevuld met het water des levens. De beteeke-
men vroeger op dergelijke aantijgingen volks- dert kracht, schoonheid en gezondheid als
nis van het bronfeest op St. Jan is dan ook genooten tot den vuurdood veroordeelde, zoo-
van mythischen oorsprong en herinnert ons men er zich in wentelt. Boeren en schippers
als maar al te vaak is geschied. hebben Sint Jan tevens tot een weerprofeet
aan den bron bij den wereldesch, zooals de Maar er zijn weinig dagen, waarop het volks- gemaakt:
Edda die bezingt en aan den kinderbron of geloof zooveel waarde hecht aan kruiden als
kindervijvers uit de sprookjes, aan het levens- „Voor Sint Jan trekt de zee
juist op Sint Jan.
water dus, waaruit Vrouw Holle de nieuwe Kamille, Hondsgras, Wolfsklauw en het reeds Na Sint Jan geeft ze mee."
forelingskes ophaalt. en
genoemde Sint Janskruid (hertshooi en smeer-
Dat vele heilige bronnen inderdaad ook „Heil- wortel) zijn daar de meest algemeene voor-
„Het rouwde nooit een man,
kraft", d.w.z. geneeskracht bezaten is een bij- beelden van. . dat hij turfde vóór Sint Jan."
komstige bijzonderheid, die voor de natuur- De groote gele bloemen van het Sint Janskruid
kennis van ons voorgeslacht pleit. De proces- doen aan „aardsche zonnen" denken en zou- Het is duidelijk dat de Midzomernacht rijk
sies die tegenwoordig elders naar dergelijke den als Balder-bloemen zeker niet vreemd zijn aan liefde en minnekoozen was. De meisjes
bronnen werden gehouden, kunnen ons echter geweest. Het behoeft geen betoog, dat in de uit de christelijke periode noemen zonder
over het oorspronkelijke karakter ervan niet middeleeuwen en daarna zich het meest blikken of blozen haar vrijers „St. Jan" en
meer misleiden. dwaze bijgeloof aan de kruidkunde heeft ge- dachten daarbij noch aan den joodschen
Ook het boomzinnebeeld ontbreekt bij den hecht, zoo ook aan de Sint Janskruiden: zij profeet noch aan den Germaanschen Balder,
Midzomertrjd niet. In de Harz wordt de vormden een voorbehoedsmiddel tegen het maar haar wenschen gingen ongetwijfeld on-
Johannesboom opgericht, maar vooral in Zwe- inslaan van den bliksem, dienden als orakel bewust meer naar de eigenschappen van den
den wordt het boomzinnebeeld mooi vertegen- voor verliefde meisjes en hadden duivelban- laatste uit. Dat zij allerlei „liefdesorakels"
woordigd door de beroemde Maistangen. En nende kracht. juist in dezen nacht raadpleegden, vermeld-
nog steeds draagt de 24ste Juni in Zweden Sint Janskruiden moesten voor dag en dauw den -wij reeds.
den naam van Midzomer en is deze dag er worden gezocht, waarbij het diepste stilzwij- Is het een wonder, dat aan een Midzomer-
een van rust en vreugde. Stockholm is dan gen in acht genomen moest worden. Liefst nachtsdroom groote beteekenis als voorspel-
één bloemenweelde door de overal rijkelijk moest men vooraf ook zn handen gewas- lende droom werd gehecht?
aangebrachte bloemen. schen hebben! NICO DE HAAS

Meisje uit Ratlvik (Zweden) aan de bron Onder den Maistang (Foto's: Coze.)
De ontwikke/ing van hel ornament op steenen gebruiksvoorwerpen, uit hei hunebed bij Drouwen in Drente

HET BEGIN VAN HET ORNAMENT


In het artikel over den vorm van een
voorwerp zijn vooral de vormen zonder
versiering uit onzen tijd ons opgevallen en
waarom? Omdat de holle-2__alooze versie-
doordat men grooter vaardigheid in het han-
teeren van het materiaal kreeg, terwijl aan de
gereedschappen waarmee de figuren werden
aangebracht ook een vooruitgang viel waar
het ornament moet als het ware gelijk met
den bouw van den vorm opgetrokken worden;
wanneer het zou ontbreken aan een bepaal-
den, daarop gebouwden vorm, dan zou het zijn
ring uit vorige tijdperken ons niet meer be- te nemen. Deze naturalistische kunst staat als een huis zonder vensters. Het ornament zal
vredigen konden, zij waren met den vorm van echter volkomen buiten de geometrische kunst ook eerst dan haar karakter krijgen indien het
het voorwerp niet meer vergroeid en tegelijker- van het Noorden, die reeds vóór den Steentijd, met den drager ervan vergroeid is. Het is ook
tijd ontluisterden zij dezen vorm volkomen. den tijd waarin men met het vormen van eerst dan van beteekenis, wanneer het van het
Maar ondanks het feit, dat er volmaakte vor- steenen voorwerpen begon, opgekomen was. Op voorwerp waarop het is aangebracht, iets zegt,
men werden gevonden, die geen versiering be- beenen en hoornen gebruiksvoorwerpen wer- den vorm ervan duidelijker doet uitkomen of
hoefden, bestaan er geheel andere vormen, dié
wel een ornament verlangen en het is ook ons
den toen reeds zeer eenvoudige versieringen
aangebracht (vooral in boortechniek), waarbij
den zin er aan geeft. Daaraan
volle beteekenis — — aan die zin-
heeft het geometrische
ingeboren kunstgevoel, dat de neiging tot kleine puntjes bepaalde rijen vormden, die ornament haar ontstaan in wezen te danken.
sieren niet kan ont^yijken. dan het ornament uitmaakten. Vooral de Want hoe stellen we ons eigenlijk het eerste
Ik spreek hier van een ingeboren gevoel voor harde vuursteensplinters werden als gereed- optreden van het ornament voor; is het de
kunst, en dan dringt zich de vraag aan ons op, schap gebruikt brj het aanbrengen van het innerlijke drang tot sieren geweest van den
sinds wanneer kent de mensch dit gevoel voor ornament. Noordschen mensch, uit het begin vtin dën
schoonheid, sinds wanneer openbaarden zich De eerste versiering op de leemen voorwerpen Steentijd, of liggen misschien andere oorzaken
in het algemeen de eerste kunstuitingen? En werd met de vingers aangebracht; zij bestond hieraan ten grondslag?
vooral van belang is in dit verband voor ons namelijk daarin, dat op den rand van den pot De verklaring van het ontstaan van de kunst
hoe het ornament zich in het Germaansche in de zachte klei vingerafdrukken'werden ge- is een moeilijk probleem. Dat de kunstzin den
Noorden ontwikkelt heeft. Lang echter voor maakt, die zoodoende een zekere horizontale mensch niet zoo maar is komen aanwaaien;
dit Noorden bewoond was, voordat het bevrijd versiering vormden. Deze horizontale band kan dat het geen plotselinge gave is geweest, dat
was van het landijs, had zich meer ln het beschouwd worden als het begin van het geo- moet wel aangenomen worden. De oorsprong
Zuiden, in Zwitserland en Zuid-Frankrijk een metrische ornament, want van deze randver- van de kunst zal eerder in verband gebracht
kunst ontwikkeld, die weliswaar geheel buiten siering uit ontwikkelt zich dit ornament steeds moeten worden met doelmatigheid en nuttig-
de kunstuitingen van het Noorden stonden, verder. heid.
maar in verband met de ontwikkelingsgang Men moet wel zeer goed in het oog houden, dat Bij het onderzoek naar het ontstaan van het
der kunst in het algemeen toch van belang is. er van "een geometrisch ornament eerst dan geometrisch ornament kan men ook dan pas
Deze kunst namelijk bestond uitsluitend uit sprake is, als het ornament met den vorm van tot een gunstig resultaat komen, indien men
rotsschilderingen en figuren, die in beenderen het voorwerp een onafscheidbaar geheel vormt, het ornament niet als iets zelfstandigs ziet,
en ivoor geritst waren. Het waren geen fan- maar steeds in nauwen samenhang met den
tasieën, maar voorstellingen, die den mensch vorm van het voorwerp waarop het is aan-
uit dien tijd eiken dag in zijn naaste omgeving gebracht.
waarnam. De zoogdieren bijvoorbeeld waren Volgens Frederik Adama van Scheltema, die
met zoo groote zuiverheid en nauwkeurigheid zich vooral met het ornament van het Noor-
op de rotswanden aangebracht, dat de natura-
listische kunst uit latere perioden deze uitin-
den — zijn ontstaan en ontwikkeling
— heeft
bezig gehouden, is lichaamsversiering een his-
gen van den primitieven mensch nooit over- torische eisch voor het ontstaan van het
troffen heeft. Het verwondert ons wel, dat men ornament.
in het diluviale tijdperk zoo een volmaakte Onder lichaamsversiering verstaan we dan de
natuurweergave kon scheppen, maar men ver- versiering van het menschelijk lichaam, door
klaart dit als zouden de jagerstammen uit dien insnijding (tatoueering), beschildering of door
tijd innerlijk zoo nauw verwant zijn met de het omhangen van kettingen van schelpen en
natuur, doordat zij dag in dag uit elke bewe- andere voorwerpen.
ging en elke reactie van de dieren zouden kun- We weten dat verschillende primitieve volken
nen waarnemen. Moeilijker ja, volkomen on- van den Indischen Archipel bijvoorbeeld zich
mogelijk zou het voor hen geweest zijn een op die wijze „bekleeden"; waarschijnlijk is, dat
geometrisch ornament te maken, want dat dit als versiering beschouwd kan worden. Maar
zou aan hun fantasie moeten ontspruiten, we zijn wel geneigd ons af te vragen, hoe zij
terwijl zij de dingen die met eigen oogen er toe gekomen zijn deze versiering aan hun
gezien werden, naar wij vermoeden „vanzelf" lichaam aan te brengen. Was het alleen ver-
en zonder te denken weergaven, uit de onge- sieringslust of was ook hier een bepaalde
meen sterke waarnemingen van het zintuig. nuttigheidsfactor voorwaarde voor het aan-
Deze naturalistische kunst borg echter niet de brengen hiervan. Nu is inderdaad een der-
mogelijkheden in zich, zich verder te ontwik- gelijke voorwaarde aanwezig en wel in verband
kelen, juist omdat er eigenlijk geen schep- met de krijgsvoering. Ontmoet de papoea zijn
pingsdrang achter zat, maar een zuivere Het begin van het ornament in den jongsteeniijd uit tegenstander, dan is zijn eerste voorsprong,
natuurnabootsing — een instinctief handelen de „Schelpbergenkulfuur". Duidelijk is hier de ver-
plaatsing van de vingerdrukken van bovenland naar als hij hem nog voor het begin van den strijd
van den primitieven mensch. afscheiding schouder—hals te zien. Een volgend schrik aanjaagt en dit kan hij bereiken door
In deze zoogenaamde physioplastische kunst siadium geefl een dubbele rij inkepingen, nu met zich zoo schrikwekkend mogelijk toe te take-
zat in zooverre een zekere ontwikkelingsgang. een of ander scherp voorwerp ingesneden, weer. len. En dat doet hij dan ook. Maar tegelijker-

7
Urn uit de touwbekerkulfuur uit den longsfeentijd. Duidelijk wordt ook hier de vorm door hef horizontale Een voorbeeld van touwbefcerfcurruur. Duidelijk is de
ornament versterk». De urn werd gevonden bij Waffernienburg, Kreis Jerichow. constructie van hef touw, waarmede de versiering
(Opn.; V.W.—h. W. F. van Heemikerck-DOker.) werd aangebracht, te zien. De urn werd gevonden in
Köfschen (Thüringen).

tijd wil hij met deze schrikaanjagende gestalte het er in het algemeen dan ook over eens, verre achteruitgezet bij de kunst van hét
die hij zich aangemeten heeft —
of aan heeft
laten meten —niet iedereen op de vlucht
dat de natuurvolken van het Noorden in
voorhistorische tijden (nog vóór den Steen-
Zuiden, omdat deze door bepaalde omstandig-
heden eerder tot ontwikkeling te gekomen dan
jagen, want stel je voor dat de vrouw zijns tijd), het lichaam beschilderden. de kunst van het Noorden. Een kenmerkend
harten zich ook haastte uit zijn buurt te Een merkwaardigheid, die misschien als een verschil tusschen de kunst van het Zuiden en
komen. Tegelijkertijd moest hij er dus angst- bewijs voor tatoueering zou kunnen gelden, is die van het Noorden was, dat de eerste veel
aanjagend en bekorend uitzien. De vrouw de vondst van een mammouthtand bij Pred- meer een naturalistische kunst was, terwijl de
moest hem bewonderen om de schoone sierlijke most geweest, die een vrouwenfiguur voorstelde, laatste met haar geometrisch-ornamentale
lijnen op zijn lichaam, dus moest hij zich waarvan het lichaam geheel uit lijnen en vormen meer een abstracte kunst was, dle zich
vooral inspannen om zijn lichaam te ver- groeven was samengesteld. volkomen naar Noordschen aard ontwikkelde.
fraaien. De eerste eisch dus voor een werke- Dat de mensch uit het Noorden zich in dien En deze abstracte kunstvormen mogen in geen
lijke versiering. En opvallend te in dit verband, tijd opschikte met allerlei vooi wei pen, als geval beschouwd worden als doode vormen, die
dat de motieven die op hét lichaam van een schelpen, ivoren tanden van dieren, en andere zoodoende ook geen vooruitgang kenden, het
bepaald volk zijn aangebracht, eveneens op de bijzondere stukken been, kan met zekerheid was een bijzondere levende kunst, een kunst
gebruiksvoorwerpen hiervan te vinden zijn. worden aangenomen; de graven hebben hier die .als het ware van binnenuit leefde, met
Een bewijs dus, dat de lichaamsversiering en voldoende bewijzen voor geleverd. Ook hoe en den mensch en zijn kultuur groeide, die zich
de versiering van het gebruiksvoorwerp uit waar deze voorwerpen aan het lichaam ge- voortdurend sterker ontwikkelde en die in
den zelfden geest ontstaan zijn. Nu is het een dragen werden ls hieruit gebleken, namelijk wezen op een hooger plan stond, daar hierbij
groote vraag voor ons, of de Noordsche mensch als armbanden en halssnoeren, maar ook om niet de natuur als voorbeeld diende, maar de
uit voorhistorische tijden zich eveneens ge- de beenen en als schortjes voor kinderen menschelijke geest nieuwe motieven schiep.
tatoueerd, beschilderd of op andere wijze ver- werden zij toegepast. Het blijkt dus, dat ook
sierd heeft. Wat deze tatoueering betreft, dat hier in principe lichaamsversiering aanwezig ONTWIKKELING NOORDSCHEN
is uiterst moeilijk na te gaan, daar de ver- was. Uit dien tijd zijn ook de eerste ornament-
schillende vondsten in geen enkel opzicht een motieven op de steenen gebruiksvoorwerpen VORM
overtuigend bewijs hiervoor geleverd hebben. bekend. Bij het versieren van het menschelijk In den midden-Steentijd begint de eerste ont-
Wel is uit de grafvondsten gebleken, dat lichaam was de vorm op zichzelf reeds .gege- wikkeling van het geometrisch ornament, met
een beschildering van het lichaam zeergoed ven"; de moeilijkheid voor het gebruiksvoor- Denemarken als middelpunt; waar vooral het
mogelijk is geweest, daar hierin okerver fres- werp was natuurlijk, dat daarvoor eerst de aardewerk uit de „schelpbergen-kultuur" op-
ten aanwezig waren. De oudheidkundigen zijn vorm met veel moeite en inspanning moest valt. Het kostte in het algemeen vrij veel moeite
worden geschapen, terwijl eigenlijk daarna de om de ornamenten op dit vaatwerk te onder-
vorm mèt versiering ontstaan kon. De over- kennen, daar de vondsten nu eenmaal niet van
gang van lichaamsversiering tot voorwerps- dien aard waren, dat zij het motief nog duide-
versiering is niet zoo moeilijk te aanvaarden, lijk lieten uitkomen. Het waren veelal kleinere
temeer daar een steenen pot bijvoorbeeld in scherven, die de reconstructie zeer bemoeilijk-
haar vorm vaak eenigen overeenkomst met de ten. Desondanks is men erin geslaagd de oor-
menschelijke gestalte had. Zoo zijn daaraan spronkelijke vormen terug te vinden. De vorm
ook een voet, een buik, schouders en hals te uit deze „Muschelhaufenkultur" kan tn twee
onderscheiden en deze kwamen vanzelf- perioden verdeeld worden, waarvan vooral de
sprekend ook in aanmerking om op dezelfde bekers en vaten uit de tweede periode voor ons
wijze voorzien te worden van een ornament, van belang zijn. De vormen van het aardewerk
dat rondingen en insluipingen versterken zou, liepen vrij sterk uiteen, de versiering kwam
evenals dlt de vormen van het lichaam on- echter bij deze. vrij groote verscheidenheid in
derstreept. principe op hetzelfde neer. De bovenrand ver-
Het ontstaan van ornamentiek op de gebruiks- toonde een aaneengesloten reeks vingerindruk-
voorwerpen was echter wel een vooruitgang ken bij het meest eenvoudige stadium, terwijl
uit kunstzinnig oogpunt bezien, want hier was bij een meer ontwikkeld stadium ook vinger-
geen sprake meer van nuttigheid, hier sprak indrukken aan de afscheiding tusschen hals
slechts de drang tot sieren, tot verfraaien. en romp waren aangebracht.
Daarom staat deze kunst hooger dan de ver- Deze vingerindrukken, die eigenlijk nauwelijks
siering van het menschelijk lichaam —4te nog als versiering kunnen vrorden beschouwd,
kunst is bevrijd van de banden der doel- zijn de voorloopers van het geometrisch orna-
matigheid en zij kaa zich nu vrij naar den ment. Want het blijft niet bij dien eenen rand,
Een urn uit den dolmentijd, met verticale "versiering, smaak en den geest van den mensch ont- dle- dan lets hooger, dan weer iets lager was
die in dien tijd vaker voorkwam. Gevonden in wikkelen. aangebracht, neen, langzamerhand worden
Sleeswijk. In het algemeen wordt de Noordsche kunst randen onder elkaar aangebracht, die ten-
Een zeldzame verschijning onder de urnen der hune- Twee karakteristieke voorbeelden van bandkeramiek. De eerste vorm mef een eigenaardig rond ornament, dat
beddenbouwers. Opvallend vooral zijn hierop de krin- van Zuidelijken invloed getuigt. Bij den tweeden vorm heeft zich dit ornament verstrakt en is teruggekeerd
gen, die al op zonnesymbofen wijzen, fn hef algemeen fot een geometrisch ornament. De beide steenen gebruiksvoorwerpen werden gevonden in Almrich, Kreis Naum-
treden deze zinnebeelden echter later pas op. burg. (Opn.: V.W.—lr. W. F. van Heemskerck-Düker.)

slotte een bepaalde horizontale versiering eveneens sterk aan den dag, want juist door stig uit het Donaugebied waar de mensch van
vormden. De versiering met de vingertoppen, het ornament wordt de vorm bepaald. het Noordras in aanraking kwam met sier-
die vrij onregelmatig was en aan een zekere Zeer opvallend voor de ontwikkeling van het vormen, die hun centrum in Klein-Azië had-
willekeur was overgeleverd, ging echter ver- ornament zijn de aardewerkvondsten uit het den.
dwijnen en hiervoor in de plaate .kwamen hunebed bij Drouwen in Drente, die door De vreemde motieven in deze nieuwe ornament-
schelpen, stukjes hout of been, waarmee de dr. Holwerda onderzocht zijn. kunst zijn echter spoedig weer aan eigen aard
versiering in de nog zachte klei werd gedrukt. Daaruit is naar aanleiding van de gevonden en wezen van den Noordschen mensch aan-
Dan worden de liggende lijnen ook afgewis- scherven als het ware de heele ontwikkelings- gepast. D.w.z. de motieven, die eerst gevormd
seld door staande punteeringen en schuine gang van het vaatwerk en het daarbij passend werden uit gebogen lijnen, vaak willekeurig
strepen, waardoor kleine driehoekjes ontstaan ornament van de kultuur der hunebedbouwers, gegroepeerd, werden omgevormd tot rechte,
of zigzaglijnen, die zeer vaak de steenen ge- af te leiden. Om te beginnen is daar een vaas lijnen, waarbij dan het principe van het
bruiksvoorwerpen sieren. Van zeer groot belang gevonden, van eenvoudigeh vorm, volkomen motief bewaard bleef, maar die volkomen ge-
is echter, dat deze eerste versieringsmotieven ohversierd, die nu niet bepaald zooveel jaren ordend uit dezen innerlijken strijd te voor-
niet alleen de kunstzinnige neigingen van den eerder gemaakt behoeft te zijn, dan de ver- schijn zijn gekomen.
jongsteentijdmensch bevredigen, maar dat zrj sierde vormen, die zelfs heel goed uit den Deze kromlijnige motieven staan niet in ver-
volkomen met den vorm van het voorwerp zelfden tijd kan stammen. band met de spiralen, die later in den Brons-
waarop zrj werden aangebracht vergroeid zijn De tweede fase in dezen ontwikkelingsgang is tijd zoo vaak de sieraden en gebruiksvoorwer-
en dezen vorm tegelijkertijd nog onderstree- een steenen pot met op den buik een verticaal pen sieren, deze zijn weer uit een geheel
pen. Bij het touw-aardewerk komt dit ai lijnenspel als versiering, waarbij een duidelijke anderen geest geboren. Daar wil ik echter in
bijzonder duidelijk aan het licht;, de halsver- afscheiding werd gemaakt tusschen schouder een volgend artikel op terugkomen.
siering wordt vooral gekenmerkt door horizon- en buik. Voor de ornamentiek van het vroege aarde-
tale lijnen, die met koordjes of touwtjes in de Bij het derde ontwikkelingsstadium werd naast werk uit den Steentijd is dus wel gebleken, dat
zachte klei werden gedrukt, afgewisseld met de genoemde versiering nog boven de hals- het geometrisch abstracte ornament kenmer-
dubbele zigzaglijnen, of rijen driehoekjes, ter- schouderafscheiding een dubbele zig-zag band kend voor het Noorden is; dat het verder een
wijl de buik, om een scherpe afscheiding te aangebracht, terwijl men bij de vierde fase zuivere kunstzinnige uiting is, die met den
maken, van lengtestrepen voorzien was. Zoo nog een stapje verder ging door de afscheiding vorm volkomen vergroeid is en bedoelt deze
ontstond een versieringsstijl, die fraai was en schouder-hals nog te versterken door het aan- in haar verschijningsvorm nog te verhelderen.
waardoor de vorm schooner en soepeler van brengen van een duidelijke scheidingslijn, een
aanzien werd. soort vischgraatband. GERDA SCHAAP
Het ornament spreekt hierbij wel een zeer
KULTUUR VAN DE
HUNEBEDBOUWERS
duidelijke taal
— het heeft een bepaalde taak
te vervullen; het karakter van de draagster
van het ornament nog te versterken.
Kenmerkend voor den vorm uit de hunebed- Niet altijd zou het echter zoo blijven, dat het
denkultuur is de lange hals van het aardewerk, ornament den vorm verhelderde en hiermee
met de min of meer scherpe afscheiding tus- vergroeid was, want aan het eind van den
schen schouder en buik. Vanzelfsprekend komt Jongsteentijd treedt een merkwaardig nieuw
een .versiering langs den halsrand voor een ornament op in de Noordsche versiering, die
dergelijken vorm niet in aanmerking; wel in het algemeen onder den naam van band-
echter is de overgang van hals naar schouder keramiek wordt samengevat. De rechte lijn van
belangrijk in dit verband en deze streek werd het abstracte geometrische ornament wordt nu
dan ook voornamelijk voor het aanbrengen vervangen door gebogen lijnen, die soms
van het ornament benut. schijnbaar zeer onsamenhangend in de vormen
De buik werd hierbij door horizontale motieven geritzt of er op geschilderd werden. Het is in
gekenmerkt, terwijl de slankheid van den hals het geheel geen ornament, dat bij den gesloten
nog versterkt werd door de verticale versiering. Noordschen aard past, maar die karakteristieke
De vrij plotselinge overgang van buik naar Zuidelijke kenmerken vertoont. De naturalisti-
schouder wordt nog verscherpt door een rand- sche siervormen zijn hier wel zeer sterk tot
versiering, die vaak uit kleine driehoekjes be- uitdrukking gekomen en volgens Adama van
staat, die met een of ander puntig voorwerp Scheltema zijn deze kromlijnige ornament-
uit de klei gesneden zijn. vormen van den bandkeramiek niets anders
Ook een meer kogelvormige vaas komt in deze dan het resultaat van een inwerking van de
kultuurperiode voor, maar ook hierbij versterkt naturalistische kunst van het Zuiden op de Urn uit den overgangstijd van Steen- naar Kopertijd-
de versiering den vorm. De verbondenheid geometrisch-abstracte ornamentkunst van het perk. Gevonden bij Urnitz, Kreis Coblenz.
tusschen vorm en versiering treedt hierbij Noorden. De bandkeramiek is dan ook afkom- (Foto. V.W.—lt. W. F. van Heemskerck-Düker.)
VAN KRUIDEN
KRUIDENDOKTERS
EN KRUIDENBOEKEN
In
tal van bladen komen wij thans de op-
wekking tegen een kruidentuintje aan te
leggen. Men is zoo in staat de specerijen,
die wij thans moeten ontberen, te vervan-
gen; bovendien is het kweeken en oogsten der
kruiden een aardige en leerzame bezigheid.
In de tijden van onbeperkte verkeersmoge-
lijkheden, zooals wij die tot voor kort beleef-
Siegmund eens twee eekhoorntjes zag, die
elkaar gebeten hadden. Een van beiden
haalde toen uit het bosch een blad, legde het
op de wond, waarop het andere eekhoorntje
weer gezand wegsprong. Het verhaal is hier
wat kinderlijk weergegeven, maar inderdaad
blijkt telkens weer, dat zeer veel kennis om-
trent de geneeskrachtfee kruiden berust op
Dat er ook in die oude tijden reeds een duide-
lijk onderscheid bestond tusschen de natuur-
geneeswijze en kwakzalverij, zooals die toen-
tertijd in het hooge Noorden door Lappen e.d.
bedreven werd, blijkt uit een mededeeling van
den IJslandschen skald Steinarr Sjonason
(plm. 950—1000), die zegt: „Lang heb ik ge-
leefd; ik liet de Goden beschikken; nooit heb
den, bekommerde men zich slechts weinig om ervaringen, die men met dieren opgedaan ik kousen, rood als mos gedragen (blijkbaar
dat.^wat de «eigen bodem opleverde. Het A^as heeft. een gewoonte van de Lappen), nooit een buidel
een gewoonte geworden uitheemsche kruiden Ook zalven wist men uit kruiden toe te be- vol kruiden om den hals gedragen; en toch
en specerijen te gebruiken; ze waren gemak- reiden. Dat den Germanen de knoflook reeds leef ik nog!"
kelijk te krijgen en verder dacht men niet. bekend was, blijkt uit het Brunhildelied uit
Toch is er een tijd geweest, dat deze spece- de Edda, waarin gezegd wordt, dat men knof- DE ARTSEN DER ANTIEKEN
rijen nog volkomen onbekend waren en men look in de mede legde om te zien of deze door
een verandering van kleur geen gif aan- De Romeinen, met wie de Germanen tenslotte
zich uitsluitend tevreden moest stellen met in aanraking kwamen, kenden eveneens een
dat, wat de eigen bodem opleverde. Dat was toonde. Ook werd knoflook bij de spijzen ge-
bruikt, terwijl het eveneens bij de behandeling kruidengeneeskunde, die reeds een lang ver-
in de tijden, voordat Indië ontdekt werd, leden achter zich had en die vooral berustte
waar vandaan sinds dien de schepen ladingen van wonden te pas kwam. Nog steeds geldt dit
gewas in de volksgeneeskunde als middel tegen op de wijsheid van Klein-Azlatische en Griek-
specerijen aanvoerden. Thans beleven wij op- sche geleerden. Zeven Grieksche artsen met
nieuw een tijd, waarin wij afgesloten zijn van gif, terwijl de wetenschappelijke geneeskunde
overtuigd is van zijn bloedzuiverende werking. den naam Hippokrates zijn er bekend, van
die gebieden en op ons zelf aangewezen. Is wie de tweede, wiens lijfspreuk was: „de na-
het wonder, dat men zich nu plotseling dle tuur is de geneesheer der ziekten", echter wel
oude tijden herinnert? Hierbij is dan nog als de belangrijkste te beschouwen is. Ook
slechts sprake van vervanging van uitheem- Theophrastus, maar vooral Dioskurides, die
sche specerijen door inheemsche kruiden, een kruidenboek samenstelde, waaruit men
van — in zekeren zin — genotmiddelen. Dat
daarbij de aandacht tevens gevestigd wordt op
nog duidelijk de bedoelde planten kan her-
kennen, en die een zeer groote opmerkings-
de kruiden, die als erencesmiddelen dienst gave bezat, behooren tot de bekendste; de
doen, ligt voor de hand. Immers, het is niet kroon spant echter Galenos (130 —± 201),
uitsluitend de noodzaak, die ons dwingt ons wiens werk eeuwen lang bleef gelden als het
te wenden tot de kruiden van eigen bodem. Er wetenschappelijke werk op dit gebied. Wan-
schuilt hier nog iets meer achter. Het is het neer men kruidenboeken uit de 16e eeuw en
gebod „terug naar de natuur", dat als reactie
later ter hand neemt, vindt men daarin vrij-
op het al te kunstmatige, al te fabriekmatige wel steeds bijzonderheden vermeld, die aan
overal weerklinkt. Men komt meer en meer tot de geschriften dezer groote mannen ontleend
de overtuiging, dat het natuurproduct een zijn.
grootere kracht bezit dan het z.g. gelijkwaar-
dige chemische product. Men ziet in, dat de
Het spreekt vanzelf, dat de Grieksche en Ro-
meinsche geleerden voornamelijk de flora om
natuur zelf overal de middelen heeft en be- de Middellandsche Zee bestudeerd hadden. Het
schikbaar stelt om een gestoord evenwicht te gevolg was, dat toen de Gernjanen met hen
herstellen. Hierin ligt oeroude wijsheid beslo-
ten, die opnieuw ontdekt wordt, maar die bij in aanraking kwamen, er een nieuwe planten-
wereld voor hen openging. Tal van kruiden
hen, die dicht bij de natuur leefden, altijd be-
toch konden met weinig moeite evenzeer in
waard bleef. onze streken worden gekweekt, en zoo is het
niet te verwonderen, dat er een regelmatige
GERMAANSCHE WIJSHEID uitwisseling plaats had van verschillende
Onze Germaansche voorvaderen, die als boeren krulden, die vooral door de kloosters zeer be-
in nauwe aanraking met de natuur leefden, vorderd werd. Hier toch hield men zich ln het
kenden de stille krachten van die natuur en bijzonder bezig met het kweeken van de ge-
wisten ze toe te passen. Veel van deze oude neeskrachtige kruiden.
kennis bleef tot op heden bewaard in de
oude boerenwijsheid. KAREL DE GROOTE'S
Schriftelijk is ons hiervan weinig overgele-
VERORDENING
verd, ofschoon verschillende passages uit de In 155f gaf de Zuid-Nederlander Rembert Dodoens
Saga's ons aanwijzingen in die richting geven. zijn „Cruydtboek" uit, waarin hij mef zorg en liefde
In een verordening, afkomstig van Karel de
In het begin schijnt het vooral de wondbe- alle kruiden en gewassen, die hij kende, beschreef. Groote of van een zijner zoons, komt een ge-
handeling geweest te zijn, die de grootste aan- Prachtige zeer natuurgetrouwe houtsneden maken dit deelte voor, dat op de tuinen betrekking heeft
dacht had. De natuur zelf was hier de leer- werk tot een lust voor de oogen. en waarin alle gewassen opgesomd worden, die
meesteres. Zoo vertelt de Völsunga-Saga dat (Foto: L. Plate— V.W.) daarin gekweekt moeten warden. In deze

10
„Capitulare de villis" heet het: „Wij willen,
dat men in den tuin alle kruiden heeft", en dan
volgt een heele lijst, waarin wij bloemen,
groenten en allerlei andere gewassen vinden
opgeteekend, 0.a.: leliën, rozen, salvia, augur-
ken, meloenen, pompoenen, stokboonen, roze-
marijn, karwei, erwten, anijs, cichorei, sla,
peterselie, selderie, düle, venkel, andijvie, boo-
nenkruid, artisjokken, tuinboonen, kervel,
papaver, mosterd, enz. Zeer dikwijls was deze
opsomming richtsnoer voor de beplanting der
kloostertuinen, waarin dan ook de kultuur der
kruiden zeer bevorderd werd. In een klooster
ontstond dan ook een der belangrijkste vroeg-
middeleeuwsche werken over de kruidkunde,
nl. de Physica van Hildegard, abdis van Bin-
gen. Dit werk is daarom zoo belangrijk, omdat
Hildegard haar wijsheid uit het volk en uit
eigen ervaringen putte en niet uitsluitend af-
ging op de mededeelingen der antieke schrij-
vers. Haar boek is dus met recht een volksch
werk te noemen, temeer omdat zij talrijke
Duitsche plantennamen vermeldt, ook al werd
het werk, naar de gewoonte van die dagen, in
het Latijn geschreven.
In den tijd der Kruistochten, toen men in
nauwe aanraking kwam met het Oosten, werd
ook op het gebied der genees- en kruidkunde
de Arabische invloed merkbaar. Allerlei vreem-
de gewassen werden ingevoerd en gekweekt. Er
ontstond toen echter een scherpe scheiding
tusschen de kruidkunde, die in de kloosters
en andere wetenschappelijke instituten werd De donderbaard op hef dak van een boerderij ter bescherming tegen blikseminslag, een oeroud Germaansch
beoefend en die zich vrijwel uitsluitend ba- gebruik. (Foto: Ir. W. F. v. Heemskerck-Düker—V.W.)
seerde op de wijsheid der antieke en Arabische
geleerden, terwijl ze zich steeds van het La-
tijn bediende, èn de volksgeneeskunde, die het
ende van den anderen simpelen drooge in der
Medecijne oorboorlijck, lange tijt van de
geleerden schrijven
— de verschillende plan-
ten en kruiden, onder vermelding van hun
erfgoed der vaderen bewaarde. Medecijns cleyn geheacht ja oock heel verlaten namen, hun verschijningsvorm en hun genees-
ende versmaet gheweest, omdat sij meynden krachtfee werking. Dodoens was niet de eenige,
dat alsulcken scientie oft kennisse haer niet en die zijn kennis in boeken neerlegde: Abraham
DE WETENSCHAP VOOR betaemde, maer alleen toebehoorde den Apo- Munting gaf in 1696 een .Jlaauwkeurige be-
HET VOLK tekers oft sommighen anderen ongheleerden, schrijving der Aardgewassen" uit, „eene waare
Aan het einde der middeleeuwen echter nam die dagelijcx die cruyden in die bosscfien, ende oeffening der planten, waarin de rechte aart,
dé belangstelling onder het volk voor de we- op die velden soecken, ende dat huerlieden on- nature en verborgene eigenschappen der boo-
tenschappen in het algemeen en dus ook voor eere gheweest soude hebben, oft anders een men, heesteren, kruiden ende bloemen, door
de geneeskunde en de kruidkunde toe. Men noodeloose sorghe, die kennisse van den cruy- een veeljaarige ondersoekinge zelfs gevonden
wilde de wetenschappelijke werken leeren ken- den te leeren ende te ondersoecken. Ende hier- worden."
nen en dus begon men deze te vertalen. Daar- duer es deze scientie, met veel dwalinghen hin-
mee maakte Jacob van Maeriant (+ 1268) in derlijeke ende schadelijcke ende schadelijcke DE GRONINGSCHE DOKTERS-
onze streken een aanvang. Hij schreef een po- errueren, alzoo besmet, ghescent ende ver-
pulair werk, ,£estiarus of van der naturen duystert gheworden, dat somtijds fenijnnighe FAMILIE MUNTING
bloeme", waarin hij voornamelijk Ide dieren ende quade medecijnen, voor goede cruyden, Abraham Munting behoorde tot een geslacht,
bespreekt; een van de dertien boeken is echter den armen crancken siecken menschen in- dat zich in het bijzonder met de kruidenge-
aan de kruiden gewijd. ghegheven sijn gheweest..." neeskunde bezig hield. Zijn vader, Henricus
In Duitschland was het Konrad von Megen- In zijn boek beschrijft hij dan in de volkstaal Munting, zoon van een Groningsch koopman,
berg (1309—1374) die zijn „Buch der Natur"
schreef, een vertaling van een Latijnsch werk,
— want hij wilde juist een grootere bekendheid
geven aan deze wetenschap en niet alleen voor
leerde de pharmade te Middelburg, reisde toen
door Engeland, Frankrijk en Italië, waar hij
waarin hij allerlei volksgeloof en godsdienstige met de geleerdste kruidkundigen omging en
bespiegelingen verwerkte. Toen eenmaal de be- langen tijd als lijfarts van verschillende
langstelling voor de wetenschap in het volk ge- vorsten optrad. Tenslotte vestigde hij zich in
wekt was en deze niet meer uitsluitend een 1612 als apotheker in Groningen. De studie der
voorrecht was van de kloosters en de betere geneeskunde hield hem voortdurend bezig en
standen, verschenen er meerdere kruidenboe- samen met zijn zoon legde hij een prachtigen
ken, welker schrijvers hun beweringen, mede tuin aan, die de voorlooper van den lateren
op eigen ervaringen, hetgeen ook blijkt uit de Hortus botanicus zou zijn. Eerst als buitenge-
afbeeldingen, die naar de natuur waren ver- woon hoogleeraar aangesteld, werd hij ten-
vaardigd. slotte in de rij der professoren opgenomen. Zijn
zoon, Abraham, gaf hij van het begin af aan
REMBERT DODOENS een wetenschappelijke opleiding. Ook hij reisde
buitenslands, maar na zijn terugkeer in Gronin-
Een der mooiste kruidenboeken werd samenge- gen stond hij zijn vader bij ln het geven van
steld door Rembert Dodoens (Dodonaeus heet- colleges, en volgde hem na zijn dood op. Aan
te hij in het Latijn), „medecijn van der Stadt dezen Munting hebben wij het bovengenoemde
van Mechelen". In dit „CruydeboecV, dat in werk te danken, dat inderdaad met zijn ± 250
1551 in Antwerpen bij Jan van der Loc gedrukt koperplaten een prachtwerk genoemd mag
werd (verschillende andere werken van Do- worden. Het werd echter pas in 1696, 13 jaar na
doens werden gedrukt in de zeer beroemde den dood van Abraham Munting uitgegeven:
drukkerij van Plantijn), zegt hij zelf ln de „wijl des Autheurs Groeningsche stijl veele
voorrede: ,Jn den welcken die geheele historie leezers onsmaakelijk viel, ook zomtijds vrij wat
dat es Tgheslacht tfatsoen nae natuere, cracht duysterheyd had, zoo hebben de bekostigers
ende werkinghe, van den Cruyden, niet alleen deezes Drucks eenen gesteld, die 't geheele
hier te lande wassende, maer oock van de werk verschreeven, op een beeter schrijfwijs
'andere vreemde in der medecijnen oorboor- gebragt, en de vermeerdering des Autheurs
lijck, met grooter neersticheyt begrepen ende telkens op zijne plaats getrouwelijk ingelijft
verclaert es, met der selver Cruyden natuer- heeft." Zoo was de hooggeleerde Munting aan
lijck naer dat leven conterfeytsel daer bij zijn stad en zijn streektaal gebonden!
ghestelt."
Ook zijn zoon Albert studeerde te Groningen
Het blijkt, dat ook in die dagen vele geleerde en werd er in 1686 tot buitengewoon hooglee-
doktoren het beneden hun waardigheid acht- raar benoemd, „op een tractement van 500 gl.
ten zich met de kruidkunde bezig te houden; jaarlijx, waaronder de Hovenier sal sijn gecom-
dat was iets, wat men den apothekers overliet prenendeerV'.
of ook wel den kruidenverzamelaars. Dodoens
zegt hierover het volgende, wat tevens ver-
klaart, waarom hij, als stadsdokter van Meche- KRUIDENBOEKEN
len de kruidkunde niet versmaadde: ,_Alzoo es Huis/ook op het dak van een boerenhuis in Texel. Het kruidboek van Abraham Munting is groo-
oock die scientie en kennisse van den cruyden (Fofor Ir. W. F. van Heemskerck-Oüker—V.W.) ter en uitvoeriger van opzet dan dat van Rem-

11
Die hier afgebeelde planten werden overgenomen uit het kruidboek van Abraham Muniing: „Nauwkeurige Beschrijving der Aardgewassen

Bert Dodoens. Het is in vijf deelen verdeeld, „Rasenstück", het bosje viooltjes, iets minder toren uit onze eigen landstreken, of zij nu
de beide laatste handelen over „der Corenen, bekend de Stinkende gouwe (Schöllkraut), een Graswinckel, Paludanus of Jean-Baptiste van
Legumina, Distelen" en over „cruyden, wortelen kruid, waarvan gezegd werd, dat het een goed Helmond heeten.
ende vruchten, diemen in die spijsse ghe- middel tegen ooglijden was. Ook hier berustte
bruyckt." deze bewering op een waarneming bij dieren.
In belde werken vinden wij tal van bloemen en Men zou n.l. gezien hebben, dat de zwaluwen
„CRUDENERS” EN „APOTHE-
groenten, die nog steeds ook in onze tuinen een dit plantje gebruikten als geneesmiddel voor CARISSEN”
helangrijke plaats innemen. Alleen blijkt uit de de blinde oogen van hun jongen. Vandaar dat Het waren wel voornamelijk de apotheken,
afbeeldingen, dat sommige bloemen hun uiter- het dan ook Chelidonium of zwaluwenkruid waarin de kruidengeneeskunde werd beoefend
lijk iets gewijzigd hebben en in grootte zijn werd genoemd. en bestudeerd. Reeds in de 15e eeuw bestond
toegenomen. Bij het doorbladeren vinden wij het voorschrift, dat bij iedere apotheek een
anjelieren, die Dodoens ginoffels of pluymkens kruidentuin moest worden aangelegd. ledere
noemt, namen, die in Zuid-Nederland nog ge- DE WETENSCHAP DER KRUID- apotheker kweekte dus de planten, die hij zelf
bruikelijk zijn; wij komen er „goutbloemen" KUNDE IN DE 17e EN 18e EEUW later tot allerlei artsenijen zou verwerken. Hij
tegen, riddersporen, akeleien, theunisbioemen, Toch school er onder de wetenschappelijke beperkte zich daarbij niet tot de geneeskruiden,
chrysanthen, gladiolussen en alle mogelijke kennis van' dien tijd nog veel, dat heden ten maar kweekte evenzeer keukenkruiden, waar-
groenten en vruchten, van sla, kool,, boonen tot dage den naam „wetenschappelijk" niet zou van hij de producten, samen met wijn en likeu-
pompoenen en meloenen toe. Ook de keuken- kunnen dragen. Zoo kende men de leer van de ren verhandelde, zoodat het niet verwonderlijk
kruiden, die Munting in een apart hoofdstuk signatuur, d.w.z. de uiterlijke vorm van een is, dat met den naam kruidenier later een man
vermeldt, worden nauwkeurig beschreven, ter- plant of van zijn bladeren of wortels, of ook werd aangeduid, die meer in het bijzonder huis-
wijl de gebruiksaanwijzing erbij te vinden is. wel de kleur daarvan, bepaalde voor welk houdelijke artikelen verkocht, terwijl tot het
Van dragon schrijft Dodoens b.v.: ,J)it cruyt es lichaamsdeel deze plant geneeskrachtig kon domein van den apotheker uitsluitend de ge-
oock. goet met die Saladen ende Lattouwen werken. Zoo gebruikte men kruiden met hart- neeskrachtige kruiden gingen behooren. Be-
gegheten. Endcdaer en boven en behoeft men vormige bladeren tegen hartkwalen, met lever- halve deze, bü apotheken behoorende kruiden-
niet veel azijns oft souts tot den saladen daer vormige bladeren tegen leverziekten, stekelige tuinen, werden er ook in de steden kruidhoven
dit cruyt in ghedaan wordt, want als Ruellius distels tegen steken in de borst, het gele sap aangelegd, soms ten dienste van een universi-
schrijft, dit cruyt es smaeckelijck, scerp ende van de stinkende gouwe tegen geelzucht, enz. teit, soms voor den stadsdokter.
sout ghenoeck van sijn selven." Van deze leer was o.a. Paracelsus een aanhan- Noordwijk was langen tijd het centrum van de
Overal ontstonden in deze tijden de met de ger. Paracelsus of Theophrastus van Hohen- kruidenkweekerij. Van hier vonden de kruiden
mooiste platen versierde kruidenboeken. In heim, zooals zijn eigenlijke naam luidde, die hun weg naar de verschillende apotheken en
Duitschland waren het Brunfels, Bock en merkwaardige baanbreker en revolutionnair zelfs naar de markt.
Fuchs, in Italië Matthiolus, die op deze wijze onder de doktoren, kende weliswaar veel waar- Ook Jacob Jansz. Graswinckel, de Delftsche
medewerkten aan de verbreiding van de krui- de toe aan de chemie, maar tegelijkertijd was wonderdokter (1536—1624) bevat zijn eigen
dengeneeskunde. Met welk een Uefde voor de hij een groot kenner der kruiden, die hij van kruidhof. Opdat hij zijn arme stadgenooten
natuur zijn de planten waargenomen en getee- onschatbare waarde achtte. Ook Paracelsus zou kunnen helpen, „begaf hij zich tot het sta-
kend! Zoo natuurgetrouw, dat wij niet de was echter een kind van zijn tijd en wij vin- dium van de medicina en avanceerde daer in
minste moeite hebben de planten te herkennen. den dan ook bij menig begrip en menig ge- soo verre, dat hij sich sonderling wel verstond
Ook een beroemd schilder als Albrecht Dürer zegde, dat ons meer aan bijgeloof en tooverij, op den aard en kracht van meest alle de medi-
achtte het niet beneden zijn waardigheid kleine dan aan het resultaat van wetenschappelijke sinale kruyden Sijnen Hof ofte Thuyn ach-
doodgewone planten als onderwerp voor een studie doet denken. ter sijn Huys, had hij vol medicinale Kruyden
teekening of aquarel te kiezen. Zeer bekend Zoo vergaat het ons niet alleen bij Paracelsus, beplant, soo vol dotter niet een hoexken onbe-
3«n het akeleiplantje, het groote en kleine maar evenzeer bij de groote geleerden en dok- plant en bleef. Dickwerf gingh hij buyten de

12
Naast de meest verschillende inheemsche bloemen en planten vonden ook vele uitheemsche sootlen een plaats in het belangrijke werk van Muniing

Stad allerwegen heen om te Herbariseeren. Hij steeds meer wetenschappelijk inzicht beoefend, dat men van het vergif inderdaad dol wordt;
heeft oock de konst van Distilleeren geleert om totdat men thans veelal teruggrijpt naar de een grootere hoeveelheid is doodelijk. Een zelf-
de krachten van de kruyden uyt te treeken." oeroude wijsheid der kruidkunde, die men nu de werking wordt aan bilzenkruid toegekend,
Ter vermijding van bedrog en knoeierijen, dikwijls in staat is wetenschappelijk te bewij- dat dan ook onder den naam „dolkruid" be-
waarover vele geleerden in die dagen klaagden, zen. kend is. Daarentegen heet de eveneens zeer
werd er een soort receptenboek opgesteld, dat vergiftige Atropa Belladonna kortweg „dood-
alle geneesmiddelen, hun afkomst, bereiding KRUIDENWIJSHEID kruid".
enz. beschreef, de Pharmacopee. Dit boek was In de volksgeneeskunde bleef de oude wijsheid Niet alleen de gevaarlijke planten, ook de
voor iederen apotheker bindend. De oorsprong bewaard en werd van vader op zoon overge- werkelijk geneeskrachtige kruiden verraden in
van deze pharmacopeeën is al in vroeger tijd leverd. Er zijn verschillende kruiden, waarvan hun naam dikwijls iets van hun werking, zoo-
te vinden; het eerste werk, dat als pharmaco- wij nu inzien, dat de genezende kracht, die er als de reeds genoemde stinkende gouwe of
pee beschouwd kan worden, werd in de beroem- in de volksgeneeskunde aan wordt toegekend, oogenklaar; bijvoet, waarvan gezegd wordt, dat
de medische school te Salerno opgesteld. Of- niet op fantasie berust. het aan de voeten gebonden, den wandelaar
schoon eerst verschillende steden voor de bin- Zoo was de weegbree, die menigeen als onkruid voor vermoeidheid behoedt; weewortel of
nen haar muren wonende apothekers een uit zijn grasveld heeft verwijderd, een bij de schijtwortel als naam voor tormentil; tabak
pharmacopee opstelden

in 1634 werd in Am-
sterdam de eerste Nederlandsche Pharmaco-
Germanen reeds bekende geneeskrachtige
plant. Ook de boeren kennen hier en daar nog
voor klein hoefblad, waarvan het gerookte blad
hier en daar gerookt schijnt te worden.
pee door den burgemeester en dokter Nicolaas de bloedstelpende werking van de gekneusde Soms is de naam wel eens zeer misleidend, zoo-
Tulp opgesteld, door hem „winkelboek" ge- bladeren. als het plantje Levisticum officinale bewijst,
noemd — breidde deze gewoonte zich langza-
merhand uit tot geheele landen. Aan de afzon-
Evenzoo kent men aan de paardebloem een
zeer sterke bloedreinigende werking toe; ook
dat in het Duitsch Liebstöckel heet. Hieraan
is de volgende schoone legenae verbonden: wie
derlijke stadspharmacopeeën kwam in 1805 een als middel tegen waterzucht, milt- en lever- op vrijersvoeten ging en iets van di. kruid
einde door de uitgave van de Bataafsche ziekten staat zrj bekend en bovendien is zij als meenam, was onweerstaanbaar en had succes
Apotheek; de eerste Nederlandsche Pharmaco- molsla een smakelijke groente. in de liefde. Het woord Liebstöckel heeft ech-
pee, die geldigheid had voorliet geheele land, Een ander onkruid, de brandnetel, werd vroe- ter met liefde niets te maken, maar is een af-
kwam in 1851 uit. Hiervan verschenen sinds- ger als groente gegeten. Bovendien werden de leiding van levisticum, waaruit zich het Oud-
dien verschillende verbeteringen en aanvullin- vezels van de plant voor weefsels gebruikt, het hoogduitsche „lubistechal" vormde. Hildegard
gen. z.g. neteldoek, dat echter geheel op den achter- van Bingen noemt de plant „lubestechel" en
Allerwegen gevoelde men de noodzaak orde te grond raakte, toen er meer en meer buiten- ook in onze streken heet het kruid hier en daar
brengen in deze wetenschappen, die maar al te landsche vezels werden ingevoerd. Tijdens den „lubbestok".
dikwijls aanleiding gaven tot geliefhebber, en wereldoorlog heeft men echter in Duitschland
waarvan ook de stof zoo uitermate omvangrijk de plant weer in het groot verbouwd om aan OEROUD VOLKSGELOOF
was. De Zweedsche geleerde Linné stelde daar- het gebrek aan grondstoffen tegemoet te Aan vele planten is oeroud volksgeloof verbon-
om een overzichtelijke indeeling der planten komen. den en de gebruiken, waarin deze planten ook
samen, die weldra van internationale betee- nu nog een rol spelen, wijzen op een zeer oude
kenis en geldigheid werd. VEELZEGGENDE NAMEN Germaansche afkomst. Dit is o.a. het geval met
Hoewel in later tijd de kennis der chemie met Van vele planten zijn de namen, in het bijzon- alsem, dat in de oudste tijden bij lijkverbran-
groote schreden vooruit ging en daardoor de der de namen, die zij in den volksmond dra- dingen op den houtmij t gelegd werd, in den
chemische bereiding van geneesmiddelen hand gen, van de grootste beteekenis; zij toch geven lateren christelijken tijd op de doodenbaar.
over hand toenam, ging de geneeskruidkunde dikwijls menige aanwijzing van de werking, die Dat dit kruid reeds voor onze voorouders van
niet verloren. Ze bleef in verschillende vormen men aan de plant toekende. Zoo heet de zeer beteekenis was, bewijst ook het feit, dat het in
bestaan (o.a. de homoeopathie) en werd met vergiftfee waterscheerling „dolle kervel", om- sommige Duitsche streken nu als tooverkruid

13
Bij de Twentsche boerderijen zijn de vlieren vaak zeer gewenschte gasten op het erf. (Fofo: Hille Kleinsfra.)

geldt, waarmee men de heksen kan verdrijven. droomen van Balder, alle levende wezens den drager van veel heil; daarom werd de drank,
Ook het gebruik in het Taubertal om er op eed afnam dat zij Balder geen kwaad zouden uit haar bessen bereid, ook al-heil genoemd; zij
Oudejaarsavond de stallen mee uit te rooken, doen, maar de kleine mistel, verborgen tus- was een middel tegen alle mogelijke kwalen,
z.g. om spoken te bannen, wijst daarop. Immers schen de takken der boomen, zag zij over het o.a. vallende ziekte, duizeligheid, ja zelfs tegen
toch werden bij de kerstening alle Germaan- hoofd. En toen de goden in een overmoedig de pest. Boerhaave beval de drank daarvoor
sche gebruiken omgebogen in christelijke rich- spel Balder met allerlei voorwerpen gooiden nog aan. Hoewel langzamerhand de beteekenis,
ting óf veroordeeld tot heksen- en spokenge- zonder hem te kwetsen, trof Hodur hem met die men aan de mistel als geneeskrachtfee
loof. de mistel doodelijk. plant hechtte, verminderde, komt men toch
Van de hutelook wordt gezegd, dat deze al sinds Ook hier weer kreeg de plant, die goddelijke thans weer tot het inzicht, dat de misteldrank
oude tijden op de daken der huizen geplant krachten in zich borg, de beteekenis van hek- wel degelijk van waarde is voor de regeling van
werd ter bescherming tegen blikseminslag, om- sen- en ander onheil-afwerend. Maar in vele den bloeddruk.
dat deze plant aan Donar gewijd was. Ook in gebruiken herkennen wij toch nog den Ger- Dat de mistel als heildragend werd beschouwd,
ons land treffen wij nog hier en daar een huis- maanschen ondergrond. De mistel was immers blijkt ook uit het Engelsche gebruik deze in den
look op het dak aan, die dan den volksnaam Joelnacht op te hangen, terwijl het dan iedere
„donderbaard" draagt. Het is wel^niet te ver- jongen veroorloofd was daaronder een meisje
wonderen, dat deze plant met zijn dikke, vlee- te kussen. Ongetwijfeld gaat dit gebruik terug
zige bladeren, die maar zoo weinig schijnt op gelijke gebruiken uit den Germaanschen
noodig te hebben, sterk tot de verbeelding tijd, waarbij een verloving of misschien een
spreekt. Merkwaardig is, dat Karel de Groote huwelijk onder de mistel gesloten werd.
de hulslook ook in zijn „Capitulare de villis" De naam „vogellijm", dien men ook wel aan de
deed opnemen en ervan zegt: „De tuinman plant geeft, duidt op het eveneens zeer oude
moet op zijn huis den donderbaard hebben." gebruik om uit de slijmerige massa der bessen
een soort lijm samen te stellen, waarmee men
vogels trachtte te vangen. De naam „maretak"
MISTEL moet afgeleid worden van maren, waarmee de
Een plant, die waarschijnlijk door haar merk- door de lucht vliegende heksen bedoeld worden.
waardig voorkomen eveneens een groote rol is Waar deze zich op de boomtakken hadden
gaan spelen in het volksgeloof, is de mistel. De neergezet, groeide de geheimzinnige plant.
Romeinsche schrijver Plinius vertelt van een
uitgebreide ceremonie, waarmee de Galliërs de Met deze rij van kruiden en planten is het zeer
mistel plukten: met een gouden mes werd zij rijke en groote gebied der kruiden, die in het
afgesneden en in een wit laken opgevangen. volksgeloof een plaats innemen, nog geenszins
Deze mistels moesten uitsluitend op eiken uitgeput. Het is een gebied, dat nog onze volle
groeien. Merkwaardig is, dat men langen tijd belangstelling vraagt, omdat het zoo uitgebreid
nergens mistels op eiken aantrof, wel op aller- en zoo veelzijdig is. Slechts enkele punten heb-
lei andere boomen, totdat men in Middeleuropa ben wij kunnen belichten. Er blijkt echter uit,
een tweede soort mistel aantrof, die uitsluitend dat in de oude volkswijsheid schatten verbor-
op eiken groeide. gen zijn, die de wetenschap langen tijd min-
De mistel, als woekerplant, met haar grijs- achtend niet wilde erkennen, maar waarvan
groene bladeren en lijmachtfee bessen, sprak zij thans op grond van eigen ervaringen dik-
sterk tot de verbeelding. Overbekend is het De grillige grijpbloem, die kamperfoelie heef. wijls de juistheid moet bevestigen.
verhaal, dat Freya, beangstigd door de nare (Foto: Hille Kleinsfra.) ELSA M. VALETON

14
Mönchguter visschergpaar van hel eiland
Rugen zet de Pinkstermeien op.
(foto: Hans Retzlaff)
mijn spel
en is

Deze brave ingetogenheid is ma


dadelijk volgen de zotste Bokk^j

H
Een ruige zoon van het ruwe Noorden, rust —
veertien dagen ond —in het korte voorjaarsgras.
Ba B
jf^
Alles wil geleerd zijn -— e* ll
gfB2*]
jÈ dan ook les in het netjes

\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\M &S&?Srsl!lm^btfÊ^^ J ___L_L___MË—. HWI.^É


'■'
__M"!tffQ*~
'm
leeren

Ik heb zoon dorst van «1 dat leeren, klaagt het


kind. En de moeder blijkt vol begrip voor haar
spruit...

ïaar schijn, want


Sprongen.

hier geeft moeder I ...verlofom dezen


tot
in echt moederlijke toegevendheid
lavenis schenken,
waar hij
meteen
te
*2en. ' gulzig gebruik van maakt.
FOTOGRAFISCH FOLKLORISME
voor de bloemisten de leus uitdach- zijn niet minder gemakkelijk te paaien en te
Lang ten: „Zeg het met bloemen", zeiden de
folkloristen het al met foto's. Was er
vangen. Slechts de doorgewinterde en gezo-
merde routinières van onze sightseeingdorpen
zame schrik, „veur de gloazen" te komen, ster-
ker dan welk ander geve el ook en wordt het
fotografeeren over het algemeen streng afge-
een waarheidsgetrouwer- documentatie van for strangers, van onze particuliere maar wezen, welke houding min of meer bekrachtigd
volkskunde of volkskunst dan de fotografie, collectieve openluchtmusea langs de boorden werd door een gemeentelijk verbod. Ondertus-
het vastleggen van het beeld dat in het objec- van dè Zuiderzee hadden gewoonlijk de tegen- schen is er reeds een jonge generatie van
tieve glazen oog-dat-nooit-liegt viel. Neen! woordigheid van geest een dubbeltje of een Staphorsters, wier gemoed heen en weer wan-
Maar er was — tegelijk
— ook geen leugen-
achtfeer en bedriegelijker. Want de folkloris-
kwartje te vragen voor het recht om het
levende folklorisme te fotografeeren. De meeste
kelt tusschen de vrees, „voor de glazen" te
komen, en het verlangen zich mechanisch en
tische fotograaf was een geestdriftige. De andere Nederlanders nemen gewoonlijk genoe- magisch vermenigvuldigd te zien en die „veur
wensch was vaak de vader van zijn gedachte. gen met de door de bank ijdel blijkende be- een dubbeltien" de schaal van hun overwegin-
En zijn objecten, de dragers van volkskunst lofte van toezending van „ook etn foto", die gen doen doorslaan naar den laatsten kant...
en volkskunde, waren maar al te vaak de tooverkracht blijkt te bezitten. Slechts ih een Een 'aardige bijdrage tot de studie van het
behulpzame uitvoerders van zijn gedachten en enkele plaats, zooals Staphorst, is de heü- fotografisch folklorisme leverde de „laatste
van zijn wenschen. Zoo fotografeerde en echte" Westfriesche bruiloft, die Zondag 26
filmde hij niet, wat er „nog" leefde, maar, April 1942 in Stompétoren, gemeente Oter
vaak, wat hij ten leven wekte, wat hij organi- leek, in de Schermer voltrokken werd.
seerde. De folklorist trad aldus dikwijls niet Tevoren waren van gemeentewege reeds tien-
op als waarnemer en vastlegger van het oude tallen gestencilde „programma's" van het
gebruik, maar als organisator en arrangeur huwelijk rondgezonden aan belangstellenden.
van feesten en partijen. Het materiaal, dat hij Niet zoo zeer aan vrienden en verwanten als
op deze wijze aan „de wetenschap" schonk, wel aan folkloristen en fotografen. Het resul-
dient nog eens duchtig onderzocht, kritisch taat was dan ook, dat op den dag en op de
bekeken en geschift te worden! Bijna alle oude plaats van het huwelijk de echte vrienden en
publicaties over volkskunde zijn verlucht met magen in de minderheid waren tegenover de
foto's als de geschetste en zijn dus misleidend opluisteraars en de folkloristen en fotografen,
omtrent wat er nog „echt" leeft. die bij de voltrekking van het huwelijk de
Het is juist de aanwezigheid van den fotograaf, beste plaatsen, vlak achter den burgemeester,
die den laatsten nekslag geeft aan het echte in die als ambtenaar van den Burgerlijken Stand
het volksgebruik en die den drager van de de plechtigheid leidde, aangewezen kregen.
volkskultuur aanleiding is om zich, onzichtbaar Aangezien de zaal fantastisch en overvloedig
maar niet minder principieel, om te schakelen versierd was met tropische en dus niet geheel
tot een vertooner van een kijkspel en dienst- „echt" Westfriesche palmen en Japansche
willig dat te vertoonen, wat de stadsche foto- waaiers en aangezien elke palm diende tot
graaf graag wil. gedeeltelijke camouflage van minstens één
Voor de Nederlandsche volkskultuur is het fotograaf, die zich er achter of er onder ver-
glazen oog van het fototoestel niet minder scholen had, leverde de geïmproviseerde secre-
verleidelijk en doodelijk dan de kralen en tarie in de oude school een belangwekkenden
spiegeltjes indertijd voor de „wilden" in Afrika aanblik op. Jammer, dat niet één fotograaf
en Amerika, die hun kostbaarste zaken uit- dit lichtelijk Amerikaansehe tafereel op de
leverden in ruil voor zulke prullaria en die gevoelige plaat heeft vastgelegd. Pas toen de
voor wat schittering en flonkering eigen aard plechtigheid binnen voltrokken was en men
verrieden en verlieten, verkochten en ver- buiten met oud-Westfriesche volksdansen (be-
gokten. halve een Skotse trye een Duitsche wals) het
De lust om gefotografeerd, om mechanisch feest voortzette, slaagden wij er in één van de
vermenigvuldigd en afgebeeld te worden heeft tientallen fotografen te bewegen zijn collega's
blijkbaar voor de meeste menschen een onweer- even onder schot te nemen en zoo het meest
staanbare kracht. Nauwelijks ziet de Neder- kenmerkende moment van deze echte West-
landsche Jeugd een fotografietoestel of ze friesche bruiloft vast te leggen. Men zag n.l.
schreeuwt „Zet me er op!" en is voetstoots Willie Schuuring, fungeerend als het „nichtje", dat den niet alleen beroepsfotografen in actie, maar
bereid tot elke gekheid, die de fotograaf in ruil bruiloffswensch moet aanbieden fen overstaan van de
bruid, den bruidegom,, tiental/en fotografen en de ook vele amateurs uit Amsterdam, Haarlem,
voor dien magisch beschouwden truc, van zijn microfoon van den Nederlandschen Omroep. Alkmaar en tusschenliggende boerendorpen,
slacht- en knip-offers wenscht. En de ouderen (Foto: A.P —Brei/er.) die zoowel de eenvoudige box als ook het mo-

18
De echte huwelijksplechtigheid, toen bruid en bruigom ernstig en aandachtig De huwelijksplechtigheid, zooals zij door de illusttaliepeis nog eens dunnetjes
elkaar de hand gaven en naar den burgemeester hoorden, staande tusschen hun werd overgedaan, toen de vaders en moeders en andere niet-gecosfumeerden
moeders en vaders. (Foto: Stevens.) (die er toch eigenlijk wel wat mee te maken hadden) de zaal hadden moeten
verlaten, zoodat hel één cost uum, al costuum was. (Foto: Polygoon.)

derne smalfilmtoestel vlijtig hanteerden. Vaak Aankomst van den bruifoftsstoef voor de tijdelijke secretarie in Sfompetoren. Voorop: nichtje en neefje, dan
kwam het voor, dat de Westfriesche bruilofts- Speefnoof hoog, dan bruid en bruigom, dan Speefnoot faag. Belangstelling in pfus-fours binnen, belangstelling
gasten, terwijl zij holderdebolder op de ver- onder permanent buiten hef hek. (Foto: A.P.—Breijer.)
sierde sjeezen en boerenwagens langs de rechte
polderwegen draafden, de hen alzijds bela-
gende fotografen kranig partij gaven en
terugschoten. Op één van onze foto's ziet men
hoe een „echte" Westfriesche bruiloftsgast, die
een hoogst modern smalfilmapparaat in zvjn
kuitbroek verborg, de fotografen op de korrel
neemt!
Men kan al naar zijn aard juichen of glim-
lachen om deze „echte" Westfriesche bruiloft,
die van A tot Z gearrangeerd was en waarbij
ten slotte de folkloristische fotografen geheel
het heft in handen namen en de huwelijksvol-
trekking eenvoudig, terwille van het „echte,
Westfriesche plaatje", gedeeltelijk lieten over-
doen. Het had deze lieden n.l. gehinderd, dat
de ouders en enkele naaste familieleden zich
ongecostumeerd voor de plechtigheid gemeld
hadden. Door deze ouders werd het plaatje
minder mooi en minder echt, blijkbaar. Met
de doortastende hoffelijkheid, die nu eenmaal
eigen is aan persfotografen, werden de ouders
en de grootvader dus de zaal uitgestuurd en
werd de burgemeester, die het heele geval
overigens in elkaar gezet had, bewogen om
nog eens zijn formule uit te spreken voor een
menigte, die geheel in de dracht was...
Het mag, ook in Nederland, in de laatste tien-
tallen jaren gewoonte geworden zijn, dat aller-
lei plechtigheden „voor het plaatje" en voor de
pers nog eens herhaald werden
— het moge
waar zijn, dat burgemeesters en ministers
linten voor den tweeden keer doorknippen en
bruggen voor den tweeden keer binnen de
minuut openden, dat zij eerste steenen desnoods
drie keer legden en dat zij speciaal voor den
fotograaf „van de pers" elkaar altijd maar
weer de hand schudden, bloemen overhandig-
den en toegrijnsden — het is waarschijnlijk
uniek, dat een huwelijk nog eens werd overge-
daan omdat het den eersten keer niet mooi

— —
genoeg was en dat wel binnen de vijf minu-
ten! Dat de waarheid den volgenden dag
in tal van kranten geweld werd aangedaan en
dat het gearrangeerde plaatje als het echte
document van het echte Westfriesche huwelijk
de wereld inging, telde men blijkbaar licht.
De vraag rijst of onder de huidige persorde-
ning de waarheid, ook van de fotografische
berichtgeving, niet beter gewaarborgd zou
kunnen worden!
Te hopen is nu maar, dat men naar aanleiding
van deze overigens vroolijke huwelijksvoltrek-
king geen zwaarwichtige theorieën zal gaan
verkondigen óver. de wederopleving van een
oeroude traditie.

19
De bruiloftssfoef onderweg, langs rechte vaarten en sloten van den Schermerpolder. Voorop Speelnoof hoog, dan bruid en bruigom. En maar wenken tegen den
fotograaf. ■
(Foto's: Stevens en Breijer.)

De juiste toedracht heeft immers niets te oorlogstextiel op punten. Misschien wordt dan De „wensch" door neefje en nichtje werd uit-
maken met een oude traditie, die overigens deze bruiloft in costuum dan toch nog niet gesproken door twee meisjes. Het oudste was
pas omstreeks 1780 den thans in de costuums „de laatste". Onze voorouders, die hun een dochtertje van den burgemeester en
opnieuw vertoonden vorm heeft gekregen en costuums van zoo degelijke stof maakten, dat speelde in travesti. De tekst luidde:
die al tachtig jaren geleden, naar de mede- bruidskleeden en zwarte pakken van geslacht
deeling van burgemeester Posch zelve, werd op geslacht overgingen, gaven ons een goed „Beste Bruidegom en beste bruid
verbroken. Toch mag er van een traditie, zij voorbeeld. Als jonge paar treedt gij nu het raadhuis uit
het dan van een heel jonge, gesproken worden. Besluiten wij met enkele zakelijke mededeelin-
Dat is de traditie van kleine feestelijkheden in gen, die voor den ernstigen volkskundige van Om te samen als jonge boer en boerinne
Westfriesch costuum in de Schermer, waarvoor belang kunnen zijn. Het lied, dat bij de Boe- Het nieuwe leven te beginnen
de omliggende polders en gebieden gaarne ren Schotsche werd gezongen, luidde:
medewerking verleenen. Zoo reed er nu bijv. En trek nu straks vereend van zin
weer een sjees mee van oud-burgemeester De Hup süpe groatte bry In uw nieuwe boerderij „Rustoord" in
Goede van Wijdenes, thans wonende in Mid- En ik sel dy wol pakke
Hup süpe groatte bry
denbeemster en, evenals burgemeester Posch,
En pakke sel ik dy , Dat gij moogt leven in gezondheid en vree
een van de dragers van de Westfriesche ge- En neem dan ook de voorspoed mee.
dachte. Ik sel nooit meer dronken wezen
Deze jonge traditie wordt vooral in stand ge- Ik sel nooit meer dronken zyn! En hierbij onze gedichten
houden door de plaatselijke tooneelclubs, zoo- Liever drink ik klare Jenever Van uw lieve neven en nichten
als „Aurora", van welke vereeniging burge- Dan die stinkende brandewyn!
MARYKE F. BOSCH
meester Posch en echtgenoote vooraanstaande Deze dans was ingestudeerd door mevrouw en WILLY SCHUURING.
werkende leden zijn en daar de bruid en de Pranger uit Alkmaar, wier man als verkleed
bruidegom beiden lid zrjn van die tooneelclub, muziekmeester begeleidde op de harmonica.
kwamen zij, geïnspireerd door den burgemees- De meeste costuums en gouden oorijzers waren
Beiden hebben meer met dit bijltje gehakt. welwillend in bruikleen afgestaan door mevr.
ter-tooneelleider, op de gedachte om ook hun De melodie zeiden zij, is gevonden door den Metselaar uit Twisk, die haar oud familiebezit
huwelijksvoltrekking dienstbaar te maken aan heer Roemer in Wijdenes, leider van het plaat- gelukkig beter bewaard heeft dan menig
het tooneel, of omgekeerd, al naar men wil. selijke fanfarecorps, indertijd nog aangespoord
ander
Tooneelclubs uit de omgeving staken zich toen door burgemeester De Goede. (Vader Roemer, De sjeezen en boerenwagens waren ln hoofd-
ook in costuums en zoo kon een echt West- Bastiaan, was nog een muziekmeester van de zaak oud. Waarschijnlijk wel eens eerder op-
friesche bruiloftsstoet tot stand komen. Het oude garde). De andere dans (een Schotsche geknapt en opnieuw geschilderd voor feesten,
geheel was dus niet meer dan een aardigheid, wals) was slechts gedeeltelijk oud, de melodie
zooals het zooveelhonderdjarig bestaan van
uitgevoerd in meerendeels geleende costuums. was een Duitsche wals. De oude melodie was polders enz. Op één las men:
Maar toch een aardigheid met een practischen niet meer te vinden.
kant, naar een nuchter huismoeder vaststelde: De bruiloftsstoet werd geopend door een sjees Wanneer men de mensch gaf honderd dgtgen
spaarde de bruid niet een kostbare, vooral in met den „speelnoot hoog" (broer van den brui- Wat zou hij klagen
dezen tijd, zéér kostbare bruidsjapon uit? Op degom): J. Korver en Gré Glynis, vervolgens
Maar nu hij weet van uur noch tijd
grond hiervan kan men zich afvragen of nog kwamen bruid en bruigom: Piet Korver en Nu leeft hij vroolijk en verblijd
niet meer Westfriezen liever zullen willen Gerie (Geertje Elizabeth) Helder, daarna
trouwen in oude costuums, die een of andere
goede geest voor hen bewaard heeft, dan in
„speelnoot laag" (zuster van de bruid): G. de
Jongh en Jannie Helder.
Anno 1860. D.P. —Binnenwijzend.
M. WOLTERS.

20
WODAN. GOD VAN ONSTUIMIGE SCHEPPINGSDRIFT

GERMAANSCHE GODEN V

zijden van Wodan-Odin zijn pns men van dit beeld waren met zware ringen streeks tien jaren voerde hij het bestuur
Twee reeds zichtbaar geworden: hij staat
in nauw verband met den krijg en
met de dichtkunst. Het is te begrijpen, dat
versierd. Odin verheugde zich over zijn
naam en roem en aanvaardde dit geschenk
goedgunstig. Maar zijn vrouw Frigg liet
over de goden; maar ten laatste kregen ze
medelijden met Odin en verhieven hem
weer op zijn troon. Ollerus werd door Odin
de dichters er niet weinig toe hebben bij- door eenige smeden het beeld van zijn uit Byzantium verdreven en ging naar
gedragen, dat Odin als gever der godde- goud berooven, om zich daar zelf mee te Zweden; hier, waar hij als het ware nieu-
lijke inspiratie geprezen werd. Maar zijn tooien. Odin liet de boosdoeners ophangen, wen grond onder de voeten voelde, tracht-
„woede", d.i. in dezen samenhang zijn plaatste het beeld op een hoog voetstuk en te hij weer naam en roem te verwerven,
extase, in den bedwelmenden mededrank richtte het met zijn tooverkunst zoo in, maar werd door de Denen gedood. Naar
verzinnebeeld, was een toestand van den dat het brj elke aanraking geluid gaf. Toch men beweert was hij zoo bedreven in too-
geest, waarnaar de dichters in de oogen- dacht Frigg nog steeds meer aan eigen tooi venarij, dat hij in plaats van met een
blikken hunner hoogste werkzaamheid en sieraad dan aan de goddelijke eer van schip het water overstak op een been,
streefden. Wat verder het handwerk haar echtgenoot; zij boeleerde met een waarin hij krachtige runen geritst had en
van den oorlog betreft, wij merkten der slaven en wist door diens hulp weer zoo doorkruiste hij de wilde golven even
reeds op, dat Odin daartoe, in een eigen- in het bereik van het beeld te komen, zoo- gemakkelijk als of hij er doorheen geroeid
aardige verhouding stond: hij is niet de dat het heilige goud van den heidenschen had.
God van het geweld der wapenen, maar eeredienst de pronkzucht van een enkele Het is duidelijk, dat beide verhalen ver-
van de taktiek en de strategie. Men heeft vrouw bevredigde; zij gaf er niets om haar , schillende vormen van een en dezelfde
het reeds vroeger opgemerkt, dat de gods- gemaal ontrouw te zijn, als zij haar heb- mythe zijn. De inhoud is in beide gevallen
dienstige voorstellingen der Germanen, zucht maar kon botvieren en toonde zich deze, dat Odin zijn positie gedurende een
vooral indien wij ze vergelijken met die daardoor onwaardig de vrouw van een zekeren tijd aan een anderen god moet af-
der verwante Indo-Germaansche volken, godheid te zijn. Maar, wat is daar anders staan, die in het eene geval Mithotyn, in
een sterk militair karakter gekregen heb- van te zeggen, dan dat zulk een godheid het andere Ollerus heet. De ware beteeke-
ben. Men bedenke echter, dat wrj het niet beter waard was? Zoo lieten de men- nis van deze mythe heeft Saxo natuurlijk
grootste gedeelte van onze kennis uit de schen zich oudtijds verdwazen! Maar Odin, niet meer begrepen en daar wij ze alleen
overgeleverde literatuur der Noordger- die tweemaal door zijn vrouw smadelijk uit zijn verhaal kennen, verstaan wrj er
maansche volken putten, en dat deze in behandeld was, trok zich deze beleediging niet heel veel meer van. Maar het is kort-
hoofdzaak bestemd was voor de kringen zeer aan en dubbel beschaamd verliet hij zichtig, als wij het daarom verwerpen als
der vorsten en van hun gevolg; men zou het land, omdat hij zich schaamde daar te een verzinsel, dat geen enkele waarde be-
derhalve in zekeren zin kunnen spreken blijven en op deze wijze hoopte spot en zit; als de wetenschap zulk een oordeel
van een godsdienst eener krijgslieden- smaad te ontgaan. uitspreekt, doet zrj dat gewoonlijk met een
kaste en mag dus daaraan ten deele het Toen hij het land verlaten had, was er een kwaad geweten, omdat zij schroomt te be-
martiale karakter der goden toeschrijven. beroemd toovenaar, die Mithotyn heette kennen iets niet begrepen te hebben.
Het zal duidelijk zijn, dat wij den Ger- en nu van de gelegenheid gebruik maakte Kennelijk is het verhaal met jongere ver-
maanschen god Wodan niet volledig kun- zich tot een god te verheffen. Hij leerde dichtselen opgesierd. Daarop wijst al de
nen bepalen door de begrippen strijd of de menschen dat de-toorn der goden niet plaatsnaam Byzantium, vooral ook de ge-
geestelijke inspiratie. Deze twee verschil- kon worden verzoend, doordat men hen schiedenis van het gouden godenbeeld.
lende aspecten moeten in een hoogere een- allen tezamen vereerde en verbood daar- Maar als wij ons hcuden aan de hoofdza-
heid samengevat worden en deze eenheid om, dat allen in de gedaante van een zou- ken, dan blijkt het, dat wij ons bepalen
moet zoodanig zijn, dat alle ons overge- den vereerd worden, maar stelde afzonder- moeten tot de vraag, wat de tegenstelling
leverde trekken daarin passen. Want er lijke offers voor eiken god in. tusschen Odin eenerzijds, Mithotyn-Ollerus
zijn nog verschillende mythen, die van Toen Odin terugkwam, vergat de ander anderzijds beteekent.
Odin vertellen en waarover wij nog niet Ollerus is een godheid, die wij ook van
van zijn toover kunsten gebruik te maken; elders kennen; in de IJslandsche bronnen
gesproken hebben. hij vluchtte naar Funen om zich daar
In het begin der 13de eeuw heeft de Deen- schuil te houden,-maar de inwoners liepen heet hij Ullr. Ook deze weten niet heel
sche monnik Saxo Grammaticus een ge- te hoop en sloegen hem dood. Maar zelfs veel van hem te vertellen, al blijkt uit ver-
schiedenis van zijn volk geschreven. Zij de dood maakte geen einde aan zijn boos- schillende plaatsnamen, dat hij wel dege-
loopt tot ongeveer zijn eigen tijd en is dus heid; want ieder die zijn graf naderde on- lijk vereerd werd. Hij wordt geprezen als
een wel wat eenzijdig gekleurd, maar toch derging een plotselingen en gewelddadigen een voortreffelijke ski-looper; dat is de
authentiek bericht der gebeurtenissen. dood. Ten laatste werd het den inwoners klepel van het klokje, dat Saxo heeft
Maar voor ons is nog belangrijker, dat hij te bar en zij groeven zijn lijk op, sloegen hooren luiden, wanneer hij fabelt van het
zijn werk begint met een voorgeschiedenis, het hoofd af en stootten een scherpe paal met runen betooverde been, waarop Ollerus
waarin mythe en heldenlied de hoofdrol door het lichaam; en dat hielp. de golven doorkruist. Hij is een goed boog-
spelen. Het verhaal eindigt daarmede, dat Odin schutter en zijn woning heet IJdalir, het-
Saxo heeft, klaarblijkelijk nog heel veel wraak neemt op allen, die in zijn afwezig- geen beteekent Taxusdalen, klaarblijkelijk
oude overleveringen gekend; te meer is heid zich goddelijke vereering aangema- omdat de bogen bij voorkeur van het taaie
het te betreuren, dat hij zijn boek in een tigd hadden en hij verjoeg alle toovenaars, en buigzame taxushout gemaakt werden.
merkwaardig zuiver, zij het ook wat opge- zoodat hij als het ware de duisternis ver- Eindelijk is zijn naam doorzichtig, want dit
schroefd Latijn geschreven heeft; hoe veel dreef, toen hij zich in zijn goddelijken woord beteekent „stralende heerlijkheid,
echter zou die traditie tot ons spreken, als glans openbaarde. Wij hebben dit bericht zicli in glans openbarende goddelijke
zij in de volkstaal zelf te boek gesteld was. uitvoerig weergegeven, omdat eerst daar- macht."
Uit dien rijken voorraad van goden- en door duidelijk blijkt, hoezeer Saxo naast De tegenstelling Odin—Ullr krijgt eerst
heldensagen willen wij er twee naar voren verontwaardiging over de heidensche aber- haar volle beteekenis, als wij haar plaatsen
brengen, die wij met de woorden van Saxo raties ook een humoristischen kijk op die naast gelijksoortige verschijnselen in de
zullen weergeven. De eerste luidt als volgt: oude mythen had. Indo-Germaansche wereld. Het is hier niet
In dezen tijd was er een man, die Odin Saxo heeft nog een ander verhaal van ge- de plaats, dit in bijzonderheden uit te wer-
heette, en die ten onrechte als god over lrjksoortigen inhoud. Nadat hij de mythe ken; wij kunnen hier niet anders dan het
geheel Europa vereerd werd. Het meeste verteld heeft, hoe Odin bij Rinda een zoon resultaat van de jongste wetenschappelijke
hield hij zich in Uppsala op en toonde verwekt heeft, die den dood van Baldr onderzoekingen meedcelen. Het wezen van
vooral lust om op die plaats te wonen, het- wreken zal, bericht hij, dat de goden, die elke heerschappij toont twee aspecten:
zij omdat de inwoners zoo suf waren of in Byzantium heerschen, het besluit nemen schepping van het nieuwe, handhaving van
omdat de streek zoo mooi was. Om nu zijn Odin uit hun kring te verstooten. Zij ko- het oude. Hoe zeer zij door samenwerking
goddelijke macht nog meer te eeren lieten zen in zijn plaats Ollerus tot god en bewe- tot duurzame resultaten kunnen leiden, zij
de koningen in het Noorden van hem een zen hem allen passenden eerbied; ja opdat vertoonen zich als twee tegenstellingen, die
gouden standbeeld maken en zonden dat hem niets aan eer zou ontbreken, noem- elkander uitsluiten. Zoo zrjn zij ook in den
als een eeregave naar Byzantium; de ar- den zij hem zelfs eveneens Odin. Om- godenhemel geprojecteerd als twee mach-

21
ten, die in voortdurenden strijd verkeeren snelheid, magische krachten, ontzagwek- schilden voor den mond hielden en door
en toch eerst samen de volledige uitdruk- kende en duistere machten, van een veel- den weerklank tegen het gebogen opper-
king van goddelijke macht zijn. eischende en alles omvattende totaliteit; vlak de stem nog ruwer en krachtiger
Dit weerspiegelt zich in de godsdienstige de andere daarentegen met termen als ge- klonk.
gebruiken, die met elk hunner verbonden reglementeerd en nauwkeurig afgewogen, Deze weinige aanwijzingen kunnen aange-
zijn. Rome geeft een treffend voorbeeld. majestueus en plechtig, juridisch, zacht- vuld worden door talrijke latere volksge-
Voor den cultus van Juppiter zorgt van moedig en helder, een wereld, waarin op bruiken, die alle daarop duiden, dat er
staatswege een priester, die flamen dialis billijke wijze de functies der burgers ver- oudtijds religieuse bonden van jonge man-
heet. Hij moet in plechtig gesloten huwelijk deeld en geregeld zijn. In twee woorden nen bestaan hebben, die in het maat-
vereenigd zrjn met een vrouw, en als deze kan men deze tegenstelling samenvatten: schappelijke leven een bepaalde rol ver-
gestorven is, moet hij zijn ambt neerleggen. junior en senior: de wereld der jeugd en vulden en nauw betrokken waren bij de
Hij is verder onderworpen aan allerlei be- die van den rijperen leeftijd. initiatie van de volwassen geworden kna-
perkende bepalingen (taboes): hij mag pen. In de organisaties van de padjongens
Februari, in de laatste maand dus van het
geen paard bestijgen, geen ring dragen, Romeinsche jaar, steekt wonderlijk af tegen of de jonkheid, die in sommige deelen van
hond noch geit aanraken, zelfs deze woor- den plechtigen ernst dus van het dage- ons land nog voortleven, herkennen wij de
den niet uitspreken, hij mag zich nooit lijksche leven. Het is als de plotselinge laatste overblijfselen van deze oude Ger-
geheel ontkleeden, mag geen boonen eten maansche instelling; want ook zij vormen
inbraak van een andere wereld, waarin de
of aanraken. Op het eerste gezicht dwaze, onstuimigheid van primitieve driften zich een soort geheimbond, met bepaalde inwij-
kinderachtige bepalingen, maar laat ons dingsriten en vooral met het in acht ne-
botvieren. Maar het is, hoe vreemd het
niet oordcelen, zoo lang wij den zin van ook moge klinken, mogelijk in ons eigen men van de strengste geheimhouding.
deze voorschriften niet begrepen hebben. hedendaagsche vaderland volkomen ge- Deze gaat zoo ver, dat het wetenschappe-
Dit echter kunnen wij vaststellen: het lijksoortige gebruiken aan te wijzen. lijke onderzoek er nog niet in geslaagd is,
leven van den flamen (welk woordtusschen Wie moet bij de beschrijving van het dezen sluier op te lichten; ik zou daarom
twee haakjes ten nauwste samenhangt feest der Luperci niet denken aan de hier een dringend verzoek willen richten,
met den naam van den Voorindischen in het bijzonder tot Zeeuwsche lezers, om
Amelandsche Sunderklazen, die ook met
brahmaan) is op de meest nauwkeurige uit de herinneringen van hun eigen jeugd,
wild getier door de straten trekken en het toen zij zelf nog padjongens waren, op te
wijze gereglementeerd. Wij herkennen met hun stokken en zweepen juist op het
daarin den ietwat drogen, nuchteren geest vrouwvolk voorzien hebben? Wie ziet niet
teekenen, welke gebruiken in zwang waren
van den Romein, een zorgvuldig wetgever de overeenstemming met de uitbundigheid en dit aan mij mede te deelen; het spreekt
vanzelf, dat hiervan een naar den eisch
maar een matig kunstenaar, een voortref- van het carnevalsfeest? Op allerlei plaat-
felijk architect. maar een slecht wijsgeer, eener wetenschappelijke behandeling be-
sen in het Germaansche gebied kunnen scheiden gebruik zal worden gemaakt.
die dan ook de oude godenmythen van het wij deze verschijnselen aantreffen; zeer be-
Welnu: in het middelpunt dezer ritueele
verleden tot quasi-geschiedkundige verha- kend is geworden de ommegang van de jeugdbonden staat de figuur van Odin. Hij
len van Romulus en Numa Pompilius ge- schrikwekkend toegetakelde Perchten in is op aarde de patroon van berserkir en
maakt heeft. Beieren.
Maar op één dag wordt dit keurig geregel-
Harii, gelijk hij in den hemel de heer der
Zoo hebben wij het recht te vragen, of de Einherjar is. Daardoor wordt veel ons hel-
de maatschappelijke en godsdienstige leven Germaansche wereld niet gelijksoortige ge- der. Want alles, wat wij hierboven van de
onderbroken. Op den 15den Februari heeft bruiken gekend heeft. De oudheid heeft Luperci gezegd hebben, is volkomen op
een groote reinigingsplechtigheid plaats, , ons daarvan niets overgeleverd, maar wij Odin toepasselijk. Hij is ook in het Noor-
waarvan ons niet alles tot in de kleinste '.' kunnen uit enkele schaarsche gegevens sche pantheon het hartstochtelijke ele-
bijzonderheden duidelijk is, maar waarvan toch wel een beeld samenvatten. Allereerst
ment, dat soms met een demonische
toch de voornaamste trek de volgende is: een merkwaardig bericht van Tacitus,
twee groepen jonge mannen, behoorend tot schrikwekkendheid werkzaam is. Gelijk
wanneer hij in zijn Germania spreekt van
zijn naam het uitdrukt, is hij de woede der
den ridderstand, en die den naam Luperci de oostelijke stammen der Germanen als
dragen, loopen door de stad Rome, volko-
extase, die de grenzen van het alledaag-
de Lugiërs en Nathanarwalen. Hij zegt daar
sche leven doorbreekt en in de verstarring
men naakt, alleen met een leeren gordel het volgende: „En dan de Harii! Afgezien
van de maatschappelijke vormen het vuur
om het middel. Zij hebben in de handen van hun macht, waarin zij alle reeds ge-
van jeugdige geestdrift ontsteekt. Daarom
smalle riemen van geitenleer en slaan noemde stammen overtreffen, zijn het ge-
is hij de God, die aan dichters en zieners
daarmede de vrouwen, die zij onderweg weldige krijgers. Zrj verhoogen hun aan-
de inspiratie schenkt en aan de magiërs
ontmoeten, met het doel daardoor vrucht- geboren wildheid door kunstgrepen en het
den toegang tot verborgen werelden ont-
baarheid te wekken. Nog iets is ons over- gebruik maken van den geschiktsten tijd:
sluit. Daarom ook is hij met den krijg ver-
geleverd: alvorens hun tocht door de stad zwart zijn hun schilden, beschilderd hun
bonden, maar alleen voorzoover deze de
te beginnen, werden geiten geofferd; daar- lichamen, donkere nachten zoeken zij voor
ongebreidelde woede van het gevecht is.
op raakte men met het bebloede offermes hun gevechten uit en boezemen reeds door
Want wij zullen later zien, dat voor de
het voorhoofd van de beide troepen-aan- de afschrikwekkende duisternis den schrik
Germanen de oorlog ook een anderen, wij
voerders aan, waarop deze moesten lachen. van hun doodenheer in. Geen vijand houdt
kunnen haast zeggen formeel-juridischen
Ten slotte nog een detail: de Luperci off er-
stand voor dien zeldzamen en welhaast kant heeft en dat in dit verband dan ook
den ook een hond. helschen aanblik. Want bij alle soldaten een heel andere godheid optreedt.
worden het eerst de oogen overwonnen."
Een wonderbaarlijke scène in het achtbare De wonderlijke verhaaltjes van Saxo
Een doodenheer, dat in donkere nachten Grammaticus hebben nu eerst hun zin ge-
Rome. Het heele jaar door schrijden de in
rondwaart. Hun naam Harii herinnert op-
toga's gedrapeerde burgers door de straten, kregen. De. regeeringswisseling van Odin
laten deftige senatoren en eerbare ma- merkelijk aan dien der Einherjar, zooals de en Ullr is de mythische uitdrukking voor
tronen zich rondragen of rijden, begevenkrijgers in Walhalla genoemd worden; dat de tegenstelling, die in elk systeem van
zich de hooge magistraatspersonen door wekt reeds den indruk van een uitgelezen heerschen gelegen is, de tegenstelling tus-
hun dienaren omgeven, naar hun ambts- schare, die de demonische krachten van schen de Luperci en den flamen dialis,
gebouwen. Maar op den 15den Februari is den oorlog belichaamt. De Skandinaaf sche tusschen de onstuimige, revolutionneeren-
dit heele plechtige leven van de straat bronnen weten bovendien het een en ander de scheppingsdrift en het conservatieve
verdwenen en groepen naakte jongelingen van niet minder merkwaardige krijgers te handhaven der bestaande orde. Saxo ver-
doorkruisen in snellen loop de stad, vertellen en wel van de berserkir, jonge telt, dat Odin alle macht aan zich trok,
links en rechts met knallende geiten- mannen die alleen in beer- of wolfpelzen maar dat Mithotyn den werkkring der af-
zweepen om zich heenslaand. De tegen- gehuld waren (ook de Luperci waren blij- zonderlijke goden nauwkeurig bepaalde.
stelling tusschen dezen dag en het overige kens hun naam wolf-menschen!) en die Wij zijn er van overtuigd, dat hiermede
jaar blijkt tot in haast onbeduidend lijken- gedurende het gevecht tot zulk een razernij een der oudste wortels van de mythische
de kleinigheden. Geit en hond zijn taboe geraakten, dat wapenen hun geen wonden conceptie Odin blootgelegd is. Wij hebben
voor den flamen, maar juist de offerdieren vermochten toe te brengen en dat zij on- niet minder de zekerheid, dat hij tot de
der Luperci; deze geeselen de voorbij- beschadigd door een vlammend vuur kon- oergoden van het Germaansche pantheon
gangsters, maar als een misdadiger, die den heengaan. Zij beten.in den rand van behoort en een erfstuk uit het Indo-Ger-
weggeleid wordt om gegeeseld te worden, hun schilden en brulden een schrikwek- maansche verleden is. Nog rest ons zijn
op zijn weg den flamen dialis ontmoet, kend krijgsgehuil uit. Even maken wij weer plaats te bepalen ten opzichte van Thor en
mag hij op dien dag zijn straf niet onder- een zijsprong naar Tacitus, want ook hij Freyr, die met hem samen een goddelijke
gaan. vertelt van hun strijdliederen, die barditus trias vormen. Maar daartoe is het noodig,
Twee werelden staan tegenover elkaar; de genoemd werden, waarmede zij hun eigen eerst nader op de beteekenis van Freyr in
eene kan men aanduiden met woorden als moed aanwakkerden. De schrikwekkende te gaan.
die der extase, de wilde uitbundigheid, indruk werd daardoor verkregen, dat zij de JAN DE VRIES.

22
IN DE VELUWSCHE BOSSCHEN
KLINKT WEER
HET KLOPPEN DER EEKERS

De landweg door de buurtschap Stroe, dien wij volgden op onzen tocht n3ar de eekers (Foto's: Jac. Gazenbeek.)

omstreeks het midden van Bloei- dan ook de mannen vinden, die met dit hand^"
Zoo
Het dikke hout, de knuppels, werd geëekt, de
maand begint ook het schijnbaar doode twijgen, op de Veluwe „kwazen" geheeten, werk opgegroeid zijn, die het van hun kinds-
eikenkreupelbosch teekenen van nieuw werden tot bossen gebonden en afzonderlijk heid af beoefenden en er karakteristieke bij-
leven te vertoonen. Tot dien tijd bleef het ver verkocht. Aardig is het in dit verband te her- zonderheden van weten te vertellen.
achter bij de meeste andere houtsoorten, inneren aan de bijzonderheid, dat de verkóo- Stellig zult gij in de bosschen van de Noord
die al sinds een paar weken het bruids- ping van deze eikentakkenbossen, de z.g. Veluwe wel eens de groote hoopen witte knup-
kleed van de lente dragen en aldus een „kwazenverkooping", de voorlooper was van pels hebben zien liggen, maar gewoonlijk ging
vreugde zrjn voor het oog. Bij het eikenhout een der bekendste Veluwsche houtverkoopin- men daaraan onwetend voorbij. Wanneer men
gaat dat alles veel langzamer in zijn werk. gen, de Luntersche „kermis". dan even de moeite genomen had poolshoogte
Slechts zeer geleidelijk nemen stam en tak Deze „kwazenverkooping" vond in de open in het terrein te nemen, zou men er de arbei-
in omvang toe, den geheelen winter door lucht plaats; de gegadigden zetten zich al ders bezig hebben gezien, staande in kuilen
ritselt het dorre blad aan de grijze twijgen vroeg in den morgen neer bij de takkenbos- van een halven meter diepte, de op maat ge-
en het verdwijnt pas geheel en al, wanneer sen-mijten en wachtten daar rustig de komst kapte knuppels bekloppend, de schors terzijde
de bruine knoppen zich onder de koestering af van den notaris, die met zijn helpers de leggend en de geschilde einden van zich wer-
der voorzomerzon beginnen te ontplooien. ronde deed langs de wallen. Deze rondgang pend op den hooger en hooger rijzenden berg
Als het eenmaal zoo ver is en zich onder de om het dorp duurde een halven dag óf daar- van „talhout".
schors een voldoend (sappige laag bevindt, omtrent en al dien tijd zaten de koopers, die Wij rijden langs den Westelijken rand van de
breekt de tijd aan van het eekschillen (eek = het laatst aan bod kwamen, kalm hun beurt Veluwe naar de oude buurtschap van Stroe,
eik), een ouderwetsch handwerk, dat als ge- af te wachten. De koop werd meestal bezegeld waar, naar men ons mededeelde, de eekers al
volg van de bijzondere omstandigheden tegen- door een borrel, die door een helper van den
woordig zoowel op de Veluwe als elders in de notaris werd geschonken. De geschetste wijze Onder: De ouderwetsche boekhamer, eertijds algemeen
boschrijke streken van ons land weer druk van houtverkoopen raakte in onbruik, toen het in gebruik bij het eeken en thans op vele plaatsen
wordt beoefend. eikenhakhout meer en meer verdween en verdrongen door de korie bijl.
De ouderen onder ons zullen zich dit bedrijf plaats maakte voor dennenbosch.
.stellig nog uit hun jeugd herinneren; zoo Om terug te keeren tot het eekersbedrijf, mer-
omstreeks het begin van Juni verdienden heel ken wij op, dat ln den voorzomer de bast van
wat arbeiders met het eeken —op de Neder-
Veluwe spreekt men van „houten" of „boe-
het hout, na eenige malen stevig te zijn be-
klopt met den boekhamer, gemakkelijk loslaat;
ken" — een boterham en klonk weken achter-
een door de stille bosschen het geklop van
na dien tijd zit de schors gedurende enkele
weken zeer vast, om in de Augustusmaand, in
den „boekhamer", een korte, ijzeren hamer, den tijd van het z.g. „oogstlot", nog weer een
die speciaal voor dat doel werd vervaardigd. periode van „losheid" te beleven. Vroeger werd
Bijna elke arbeider van den boschkant en ook in dien tijd slechts zelden geëekt, maar het
vele boeren kunnen u nog wel zoon boek- vorige jaar zagen wij op verschillende plaat-
hamer laten zien, want het was een veel be- sen ook in de Oogstmaand de eekers aan het
nut stuk gereedschap, dat de laatste vijfen- werk.
twintig jaren echter vergeten op den „hild* Verdween het eekschillers-ambacht bijna over-
bleef liggen. Eertijds was er veel meer eiken- al elders, op de Noord Veluwe bleef het, even-
hakhout ten plattelande aanwezig dan in eens het kolenbrandersbedrijf, steeds voort-
onzen tijd en reeds onmiddellijk rondom de bestaan en kon men, als men den weg wist,
dorpen vond men de karakteristieke wallen, elk jaar bij Putten en Elspeet, Speulde en
die om de tien of twaalf jaar gekapt werden. Drie, de eekers aantreffen en daar kon men

23
weer begonnen zijn. Het berkenhout, de elzen
langs den slootkant, de wilgen, alles staat
volop in het blad, het vee graast in de weiden,
de vogels bejubelen de Mei, die het land tooit
met feestelijke bloesems en de lucht is één en
al kruidige geur!
Op een paar kilometers van ons doel verlaten
wij den lagen Veluwezoom om een eeuwen-
ouden karweg in te slaan, die recht-toe recht-
aan op den horizon is gericht, waar de heide-
heuvels van Stroe opdoemen en hier en daar
de koppen van het Kootwijksche Zand blin-
ken. Nog enkele minuten zien we links en
rechts van het smalle fietspad de vlakten der
ontginning, dan komt de heide met haar don-
kere eilandjes van jeneverbes en laag eiken-
bosch. En daar, achter den brandtoren van
het Staatsboschbeheer, moeten wij zijn, daar
zijn de eekers aan het werk, zooals het tele-
foontje van den bevrienden boschwachter ons
mededeelde.
De fietsen worden in de schaduw van een
vliegden gezet, dan staan wij stil en... luiste-
ren. In de verte, langs den einder, gromt een
trein voorbij, het „kli... kli... k1i..." van een
jagenden torenyalk komt van den kant van
Kootwijks Benedenbosch, dat trilt in de mid-
daghitte en dan, ineens... kijken wij elkander
glimlachend aan: op betrekkelijk korten af-
stand hooren wij het doffe, snelle kloppen der
eekers.
Op het geluid afgaande, zien we al spoedig
het wit van een berg geschilderde knuppels
door het nog op stam staande hout scheme-
Boven: Een overzicht van de eekpfaafs. Voor hef gemak, opdat zij niel steeds gekromd behoeven fe slaan, ren, midden op een uitgehakt gedeelte zijn
staan de mannen in ondiepe kuilen. twee mannen, den rug naar ons toe gewend,
Onder: /Wet een taaie eikentwijg wordt de schors tot bossen gebonden. bezig met kloppen en als wij, naderbij geko-
men, „goeden middag" wenschen, komt een
korte groefr-rterug, maar de handen rusten
geen oogenblik.
Wat ons natuurlijk onmiddellijk opvalt, is het
feit, dat deze mannen om te kloppen geen ge-
bruik maken van den ouderwetschen schors-
of boekhamer, zij hanteeren een kort bijltje,
waarmede het blijkbaar ook uitstekend gaat
en dat bovendien het voordeel biedt, dat het
ook voor kappen gebezigd kan worden.
Doch over deze bijkomstigheden, al is zij van
belang, stappen wij nu maar heen, om met
belangstelling te zien, hoe het „houten" hier
vlot en handig geschiedt, de eene witte knup-
pel na den anderen terzijde wordt geslingerd
en de schors zich naast iederen eeker hooger
en hooger stapelt tusschen het viertal in den
grond geslagen paaltjes. Ondertusschen zor-
gen twee andere mannen voor regelmatigen
aanvoer van hout, dat rondom gekapt en ver-
volgens op maat bij de eekers neergelegd
wordt.
Droomerig hangt de middagstilte tusschen het
dichte akkermaalshout, droomerig klinkt ook
het doffe geklop en wij snuiven den, ietwat
rinschen geur op van de run of eek, die vrij
komt door c\e gekneusde schors en het versch
gekapte hout.
Wrj laten de camera haar werk doen en als
er dan een oogenblik wordt gerust voor een
koelen dronk uit de blauwe kruiken, is er wel
gelegenheid voor een praatje. De eekers zrjn
afkomstig uit de buurt van Putten en zij zijn
wel degelijk in hun nopjes met de herleving
van het bedrijf, want in dezen tijd is elke
werkverruiming welkom en doordat de prijzen,
als gevolg van de groote vraag naar looistof-
fen, goed zijn, wordt er een behoorlijk daggeld
gemaakt.
Zooals men weet, wordt de eikenschors gewon-
nen om het looizuur, dat er zich in bevindt,
de import uit andere landen staat stil en dit
heeft ook geleid tot de beschikking, dat eiken-
hout hier te lande gekapt, na 15 April niet
meer ongeschild vervoerd mag worden. Dit
betreft dan hout met een dikte van 20 cM.
en minder, dat ter plaatse van de schil moet
worden ontdaan.
Ons inlandsche leer kan alleen met het looi-
zuur van eikenschors gelooid worden, wil het
goed leer worden. Het duurt echter lang. De
kunstmatige looizuren werken vlugger, maar
zijn niet deugdelijk voor onze inlandsche hui-
den Daarom is het eeken nu weer van bijzon-
der belang geworden.
Een oude Veluwsche eeker vertelde ons enkele
aardige bijzonderheden omtrent het bedrijf in

24
vroeger tijden. Toen trokken van midden-Mei dat nu geen nieuw hout meer gekapt en op de Boven: Deze oude Vefuwnaar heeft heef waf hout
tot in het laatst van Juni geheele eekersge- eekplaats gebracht moest worden maar dat „wit" gemaakt. Hef geêekte hout, dat als talhout in
zinnen naar de bosschen, waar zij zich hoogst men het aanwezige hout nog zou afwerken om den handel wordt gebracht, vindt veel aftrek in de
eenvoudige onderkomens bouwden. Het naar er daarna mee op te houden voor dien dag. vischrookerijen.
twee zijden tot den grond schuin afloopende Men liet niet gaarne gekapt hout over liggen Onder: Deze eeker gebruikt bij net kloppen hef korte
dak werd gemaakt van palen, welke met tak- tot den volgenden dag, want door droogte of bijltje.
ken en zoden werden afgedekt. Een gat in den eventueele nachtvorst werd het loslaten der (Foto's van den schrijver.)
grond bood op den rand gelegenheid
te zitten, schors bemoeilijkt.
een opgehoogd gedeelte in den hoek diende Begon het bosch, dat men onder handen had
voor slaapplaats; een en ander werd voorzien zoo gaandeweg te dunnen en liep het eeken
van een laag droge bladeren en in de hutten op een eind, dan was ook de dag niet ver meer,
verbleef men weken achtereen. dat de kooper van de schors kwam opdagen
Het eekersgezin nam bij die tijdelijke verhui- met kar en paard. De eekers stonden, als het
zing naar het bosch de kippen en gelten mee, zoo ver was, gewoonlijk al op den uitkijk en
zoodat over melk en eieren beschikt kon -wor- vroegen elkander knipoogend: „Nou, wat denk
den. Voor drinkwater werd een primitieve put je, zou dle Grietje in d"n wagen hebben...?"
gegraven en zoo ging het leven daar in alle Grietje was geen maagd van vieesch en bloed,
soberheid zijn gang. Stug en zonder groote maar de flesch met brandewijn en de opkoo-
rustpoozen werd er gearbeid en alleen 's Zater- per, die zónder „Grietje" kwam, werd nu niet
dagsmlddags en des Zondags zweeg het klop- bepaald overdreven vriendelijk begroet door
pen van den boekhamer.
het ruwe maar eerlijke volkje. En een „bran-
Een gezin, bestaande uit ouders en drie kin- dewientje met suuker" was vroeger zoo de
deren, dat van den dageraad tot het vallen gewone tractatie bij alle kleine en groote ge-
van den avond bezig was, verdiende
onze zegsman — — aldus
in het tijdvak van 10 Mei—
beurtenissen ten plattelande.
De schors, èek of run werd per gewicht ver-
25 Juni de som van ’lOB, hetgeen neerkomt kocht. Uit de groote mijten nam dè koopman
op een weekgeld van... ft per persoon. Maar, een drietal willekeurige bossen, welke aan den
dat was dan ook omstreeks het begin van deze unster werden gewogen, waarna het gewicht
eeuw! van de geheele beschikbare hoeveelheid werd
Gemeenlijk werkte men in ploegen van vier: bepaald. Kwam de koop tot stand, dan was
de vader van het gezin hakte het hout en voor de eekers het tijdstip daar naar elders te
bracht het naar de eekplaats, waar de ande- vertrekken: een ander werkterrein te zoeken
ren In hun kuilen stonden Twee hunner eek- of, indien het eeken afgeloopen was, met hun
ten en de derde kapte takken en twijgen van hebben en houden na een afwezigheid van
het aangevoerde hout. De schors werd met twee maanden huiswaarts te keeren.
éikentwijgen tot bossen gebonden evenals het Veel is er verloren gegaan van de oude ge-
witte, geschilde hout. Voor het hout, dat naar woonten en gebruiken, het eeken gaat nuch-
de eekplaats werd gebracht, golden bepaalde terder in zijn werk dan eertijds: de eekers
maten: zoo sprak men van Deventer hout, dat van nü gaan 'savonds per fiets naar huis en
een lengte had van „zes handen en drie vin- verschijnen den volgenden morgen weer op
gers", tegenwoordig kapt en eekt men kortere hun werkterrein; zooals boven reeds werd ge-
stukken: drie handen en, drie vingers lang! zegd, vervangen korte bijl en „hiep" of hak-
Ook hoorde men vroeger spreken over Arn- mes den aiouden boekhamer veelal, maar de
hemsch of Harderwijker hout: het eerste was werkwijze op zichzelf is nog in weinig opzich-
ongeveer 68 cm het andere slechts 40 cm
ten veranderd en wij verheugen ons iederen
lang.
keer, als wij van de uitoefening van dit oude
Kwam na zulk een dag van ingespannen handwerk getuige kunnen zijn ai wü het
arbeid de avond ta. zicht, dan -riep tic -voor- geklop Tram de eekers door de stilte van de
man een kwartiertje voor het einde van het Veluwsehe bosschen hooren weerklinken.
werk: „Jongens wü maken!" Dit beteekende,
JAC. GAZENBEEK

25
DE VOLKSDANS IN FRIESLAND
WAT IS ER VAN OVER?

Van Tacitus is het bekende gezegde af- zij herinnerden aan het verbod o.m. van kwam er nog een vroolike oude, een Stand-
komstig, datFriesland niet zingt. Terecht „Sweerddansen" ter gelegenheid van de jaar- Fries van 't echte „laech", maar nu, evenals
is men tegen deze uitspraak opgekomen wisseling, een herinnering, welke zij op 18 iedereen, door 't ijsvermaak geheel uit rand
en zeker geldt zij niet voor onzen tijd. M&ar toch December 1659 herhaalden. We kunnen hier- en band. Hij sprong in den kring:
is het opmerkelijk, dat er van het oude volks- uit, afleiden, dat het beroemde zwaarddansen,
lied in Friesland zoo weinig is blijven hangen. dat op Pieter Breughel's teekening van de ker- Hei! hwa ken de sawn-sprong?
Met den volksdans is het niet anders gesteld. mis van Sint-Joris (1601) zoo duidelijk is End hei! hwa kin him dünsje?
Wie kennis neemt van hetgeen er nog aan afgebeeld, omstreeks 1660 in Friesland nog en vertoonde den zevensprong, dien ouden
volksdansgoed tusschen Viie en Lauwers leeft, bekend was. Nadien vinden we' er geen spoor volksdans, tot vermaak der jonge lieden, en
zou zelfs de vraag kunnen stellen, of de meer van. tot eigen lust. Zoo tierde zich dat oude
Friezen wel ooit gedanst hebben. Want men Het vroeg-17de-eeuwsche Friesche bruilofts- friesche volksleven!"
mag nu hoog opgeven^van de „Skotse trije" gedicht Ansck in Houck maakt melding van
als den nationalen dans der Friezen
niet met het aardige „Skoenmakkerke" er
— al of het naar bed dansen van de bruid en hier-
over schrijft ook de 19de-eeuwsche kultuur-
SCHELLINGERLAND:
achteraan — het is een feit, dat zelfs die dans
maar heel weinig meer gekend wordt, dit in
historicus Scheltema, er bij vermeldende, dat
dit plaats vond „met eene betamelijke be-
FRIESCH VOLKSDANSEILAND!
Weinig is daar meer van over en was daar
tegenstelling met een veertig, vijftig jaar scheidenheid". Trouwens, bij de oude Friesche niet het Friesche Schellingerland, waar de
terug. Hier ligt een opgave voor de Friesche bruiloft zal het dansen ook vroeger op den volksdans nog volop leeft, wij zouden moeten
jeugd! avond niet ontbroken hebben. In dit verband getuigen: de volksdans in Friesland is nage-
Natuurlijk hebben de Friezen gedanst, al we- zij herinnerd aan het beroemde schilderij, dat noeg gestorven. Maar ter-Schelling houdt de
ten we helaas maar voor een deel wat ze als de „Pipenpoysche bruiloft" bekend staat en eer hoog en allerlei dansen waarvan wij op
gedanst hebben voorheen. Het gaat er mee dat een 17de-eeuwsche bruiloft op Liaukema- den Frieschen „fêstew&l" nog slechts de na-
als met de Friesch-Germaansche heldendich- state te Seksbierum in beeld brengt. Men men kennen, worden daar, tusschen wad en
ting, waarvan we weten dat ze bestaan heeft ziet hier een groote zaal in de oude stins, branding, nog gaarne gedanst, al moeten wij
(men denke aan den blinden zanger Bernlef), waarin een talrijk en vroolijk gezelscharp deel- er bij zeggen, dat de jeugd geneigd schijnt het
maar waarvan ons geen schriftelijk blijk is neemt aan een soort reidans. kostbare erfgoed te ruilen voor de holheid en
overgeleverd. De bronnen welke ons inlichten over het vlakheid van den „modernen" dans, het naar-
Friesche volksleven in de 17de en 18de eeuw, geestige geschuifel en gezwik dat naar het
zijn helaas weinig talrijk en zoo moeten we asfalt riekt.
DE DANS IN OUD-FRIESLAND het dan ook laten bij bovenstaande weinige Jaap Kunst heeft in zijn uiterst belangrijk
De Friezen dansten dus. Wilt ge een bewijs? mededeelingen. De vorige eeuw had meer oog boek „Terschellinger Volksleven" een schat
De synode te Dokkum, aangevangen op 12 Mei voor deze dingen en uit de geschriften uit van „Skylger" dansen voor ons vastgelegd en
1591, wilde tegengaan en afgeschaft zien, naast dien tijd klinkt ons een verre galm tegemoet nu er zich alom voor den volksdans nieuwe
nachtluiden en avondspelen* „dantzen en van vreugdig dansbedrijf, van stampende en verten openen, zal stellig dikwijls worden te-
dergelrjcke onordenüickheit". Enkele jaren trappelende voeten, van vroolijke liedjes en ruggegrepen naar wat Kunst een kwarteeuw
feestelijke muziek. Wanneer Johan Winkler in geleden redde, niet voor het doode museum,
later, in 1604, nam zij onder meer stelling
tegen het ophangen van kransen „om daer- zijn Oud-Nederland, schrijvende over herberg- maar voor het vreugdige volle leven!
onder de vleijslijcke lieden aan de reijen te vermaak bij het schaatsenrijden, ook zijn Er zijn onder de dansen welke Kunst be-
singen". Die „reijen" waren natuurlijk rei- aandacht wijdt aan het dansen van jong en schrijft, algemeen bekende en speciaal-
dansen. oud, dan doet hij dat uit eigen aanschouwing: Friesche. Tot de eerste categorie behooren
Zien we hier het dansen als een uiting van „En des namiddachs kwam de speelman met bijvoorbeeld het geliefkoosde Patertje, dat
vreugde, niet aan een bepaalden tijd gebon- zyne vedel. Hy zette zich op eenen stoel, die volgens Kalff ten minste terugreikt tot de
den, we vinden ook melding gemaakt van het boven op eene tafel stond, in een hoek van 14de eeuw en dat met zijn schalkschen tekst
dansen bij bepaalde gelegenheden. Zoo vaar- het vertrek geschoven, om ruimte te winnen, vooral op bruiloften graag gedanst werd. „Om
digden Gedeputeerde Staten van Friesland op en speelde helder op. Dan „joelde en krioelde" Aest" (Oosterschelling) werd het patertje stee-
24 December 1602 een ordonnantie uit, waarin het tierige jongvolk in de „Skotske thrye". Ook vast met Paschen gedanst en wel op een stuk
land achter het dorp. In Molkwerum maakte
deze dans tot in het laatst der vorige eeuw
deel uit van de Pinksterviering en danste
men hem onder de wiegelende Pinksterkronen.
Jan Pierewiet, Jaap sta stil, de oeroude in
het grootste deel van het Germaansche ge-
bied en zelfs in België en Frankrijk bekende
Zevensprong behooren eveneens tot de eerste
groep. Maar dan komen de eilander specia-
liteiten: het meesleepende „Swart laat hem
scheren" (een „Skotse fjouwer", Schotsche
vier), het merkwaardige „rielen", dat lang-
durige oefening en uithoudingsvermogen
vraagt, het ook op het Friesche vasteland be-
kende „Flip die vleugelt", het Schoenlapperke,
Hakke-tone-een-twee-drie..., „Trijeris trapje"
(Driemaal trappen), een soort van Schotsche
vier, de Marsch van Bonaparte, het geestige
Neelke Jelles borrekat, enkele door Kunst als
„boerendans" aangeduide dansen, het een-
voudige Afklappertje, dat voorheen de dans-
feesten van „Midsians" besloot — een keur
van fleurige, wijzen en aardige figuren, welke,
voorzoover Kunst ze niet beschrijft, medege-
deeld worden in de beide bundels „Oude Ne-
derlandsche Volksdansen" welke ds. A. de Koe
een aantal jaren geleden het licht deed zien
en waarin hij ook een enkelen Frieschen dans
opnam die ' men in „Terschellinger Volks-
leven" niet vindt.

DE DANS EN DE
NOORDZEEKULTUUR
Het loont de moeite bij een enkelen dans even
Het schilderij van de Pipenpoysche bruiloft met de dansende paren (Foto: Ch. Gombault) stil te staan en na te gaan welke invloeden

26
bij de verspreiding of de melodie ervan een Het is belangwekkend met elkaar te verge-
rol gespeeld hebben. Want ook hier is, binnen lijken de door De Koe verzamelde oorspronke-
het Germaansche gebied, geruild en uitgewis- lijke Drie, zijn uitgebouwden niet meer ge-
seld dat het een aard heeft. Niet alleen naar bruikten Frieschen vorm, de oorspronke-
Duitschland, ook naar Skandinavië en Schot- lijke Vier en zijn ontwikkelden nog levenden
land loopen de draden en het zou voor de Frieschen vorm, al of niet met het aardige
kennis der Noordzeekultuur van belang zijn, Schoenmakertje er aan verbonden.
dat deze eens geheel ontward konden worden.
De „Skotse Trije" levert hier wel een zeer HET „SKOENMAKKERKE”
duidelijk voorbeeld. Zooals opgemerkt beschou- Dat „Skoenmakkerke" is overigens ook ai niet
wen wij Friezen hem als onzen nationalen dans tot Westerlauwersch Friesland beperkt. Als
en bij feestelijke gelegenheden vormt de uit- „Schustertanz" is het in het Oostfriesche
voering ervan, bij voorkeur in kostuum, altijd Sealterian (een Friesch taaieiland in Olden-
een hoogtepunt. Terecht schrijft ds. De Koe burg) bekend en geliefd. Van der Ven ka-
over de „Skots": „Door vele eeuwen heen is rakteriseert dezen dans, welke ongetwijfeld
hij zoozeer doortrokken geworden van den later aan den Schots verbonden is, als een
Frieschen geest, dat hü de Friesche dans bij van de zeldzame Nederlandsche ambachtelijke
uitnemendheid geworden is, een zeldzaam gebarendansen.
voorbeeld van zelfstandige nationale toeëige- Op een eenvoudige „sjongsume" wijs schildert
ning van overgenomen kultuurgoed". het brj dezen dans behoorende liedje het ge-
De naam Schotsche drie wijst er op, dat de heele wordingsproces van den schoen:
dans oorspronkelijk uit Schotland naar Fries-
land is gekomen. Op welke wijze, daarover „Sa snij ik it boppelear,
bestaat verschil van meening. Kunst vermoedt, Sa slaen ik de soallen klear,
blijkbaar in navolging van Waling Dijkstra, Sa doch ik de riem ome least.
dat de verschillende „Skotsen" omstreeks het Den hab ik de skoech al hast klear
jaar 1000 hier te lande bekend zijn geworden, yn'e geast.
toen vooral Staveren een levendigen handel
dreef op Schotland en de havens langs de Sa stek ik myn els deryn, sjoch!
Oostzee. Zelfs naar IJsland en Lapland werd Sa heij e ik de piktrie der troch!
de „Skots" door de Zeelieden verbreid; op Terschellinger mannen en vrouwen aan hef „rieten",
Sa slaen ik de soal derop fêst!
IJsland zou men deze dansen als „Skotar" be- een oude volksdans, die heel wat inspanning kost.
Sa docht de skoenmakker tige syn best!
titelen. De danspassen op Schellingerland en
op het Friesche vasteland zijn in groote trek- Sa slaen ik it pluggepaed!
ken dezelfde als bij onze overzeesche buren: van de „Skotse trije" spreekt. Voor de Drie en
de Vier heeft men op Schellingerland verschil- Sla slaen ik gatsjes yn'e naed!
alleen zijn ze daar veel verfijnder en inge- Sa mep ik de pluggen deryn,
wikkelder, meent Kunst. lende danswijzen en de fig-uren moeten in de
Drie driemaal en de Vier viermaal achter- Der 't ik de soal mei oan
Van der Ven is een andere opvatting toege- 't boppenst forbyn!
daan omtrent de afkomst van deze dansen. elkaar uitgevoerd worden. De figuren zijn
Volgens hem is er op grond van vergelijkend overigens dezelfde.
De Koe komt nu, op grond van de afwijkende Sa slikj'ik. de soalkant glêd!
volkskundig onderzoek reden om aan te ne-
muziek en het plaatselijke spraakgebruik, tot Sa meitsj'ik it oerlear f et!
men, dat Schotland via de Hebriden en de Sa jow ik de glans oan it lear.
Faröer oorspronkelijk de „Trij e-dansen" heeft de slotsom, dat er twee verschillende dansen
zrjn geweest: de Skotse Trije en de Skotse Nou is de skoech al hielendal klear!"
ontvangen uit het Skandinavische Noorden.
Hoe dit zrj, het is wel duidelijk, dat ze op Fjouwer. Tot welke van die twee moet de
De gebaren sluiten geheel bij dit liedje aan.
Frieschen bodem over de zee vandaan zijn in- Friesche vorm gerekend worden? De onder-
gevoerd. zoeker ontdekte, dat in Noordelijk Friesland Niet alleen door de toevoeging van het Skoen-
tot in het begin dezer eeuw nog algemeen makkerke heeft de Skots een wijziging on-
dergaan, er zijn ook andere ongetwijfeld vreem-
de Schots met drie personen (twee vrouwen
DE ONTWIKKELING VAN DE en een man) werd uitgevoerd. Op het spoor de elementen toegevoegd. Zoo wordt de dans
hiervan vond hij de Trije terug, zooals die dikwijls besloten met het Wilhelmus, terwijl
SKOTSE TRIJE er ook bij gezongen wordt, zooals het over-
daar door zes paren, in quadrille-vorm, met
Intusschen .levert Ook de vormentaal der rijen van drie gedanst werd. Deze oorspron- bekende: „Hup, süpengroattenbrrj (=karne-
Skotse Trije stof voor een onderzoek. Er blij- kelijke Trije vertoont groote overeenkomst met melkschepap!) en ik scil dy wol krij e, Hup.
ken namelijk enkele varianten te bestaan en den „Tre mands reel", den Deenschen drie- süpengroattenbrrj en pakke scil ik dy" en het
wel een Schellinger en een Friesche vorm, of mans rieldans, welke uitgevoerd wordt door niet bijster stichtende: Ik zal nooit meer dron-
eigenlijk twee Friesche vormen, want er komt een man en twee vrouwen en in eenigszins ken wezen, ik zal nooit meer dronken zijn.
ook een combinatie met het „Skoenmakkerke" verminkten toestand de oorspronkelijke Drie Dat komt van die klare jenever, dat komt
voor. Op ter-Schelling dansen 4 personen (2 vertegenwoordigt. van die brandewijn!", welk schoon lied meer
paren), in Friesland 4 keer 4 (8 paren) en De ontwikkeling is nu duidelijk: uit de Drie brj die herbergstemming past waarbij des
8 keer 4 (16 paren). Ds. De Kpe neemt aan, is de Vier ontstaan, wat ook blijkt uit het winters opgewonden schaatslustigen „op
dat de Friesche vorm als de "meer ontwik- feit, dat de Friesche dans die een Vier is, nog redens" (met de schaatsen ondergebonden)
kelde uit den Schellinger vorm is ontstaan, veelal Skotse Trije genoemd wordt. De Fjouwer den Skots dansten (historisch)! Oorspronke-
doch hij wijst er tevens op, dat men op het is dan, volgens De Koe, een gelukkiger vorm lijk werd er stellig bij dezen dans niet gezon-
eiland een Schotse Vier en een Schotsche Drie voor den uitbouw ten dienste van een grooter gen. Het aantal Schotsmelodieën is legio.
onderscheidt, terwijl men in Friesland alleen aantal deelnemers. S. J. VAN DER MOLEN

f Schoen/apperke, een oude Terschellinger dans De tondedans, die aan de „Skotse Ijout" voorafgaat

27
HET BOERENHUIS IN VRIEZENVEEN

Boven: Als de voorjaarszon door het knoestige


Boven: Eén van de vele karakteristieke boerderijen uit geboomte speelt.
Vriezenveen. Onder: 200 jaar geledat werd hierin een eenvoudige
Onder; 't „Oosteinde" is het oorspronkelijkst gebleven. boerenzoon geboren. Na jaren geslagen arbeid werd
bij Admiraal fe Petersburg.

Rijk versierde deur met bovenlicht


van een boerenhoeve.

28
VRIEZENVEEN
EEN GROOTSCH VERLEDEN, DOOR VELEN VERGETEN

Twente, voor velen zal dit woord een be-


kende klank zijn en herinneringen op-
roepen aan golvende korenesschen, Een Friesche neder-
teins, die hem als hij met hun naar Rusland
ging. om daar linnen van de hand te doen,
goede winst voorspiegelden. Het aanbod werd
blauwende heuvelen en oude volksgebruiken. aangenomen. Onze koopman deed schitterende
Weinigen echter die Twente wel eens be-
zochten zullen hun tocht uitgestrekt hebben
tot Twente's Noordoosthoek; de groote bruine
zetting in het zaken, kwam op het dorp terug, haalde nieuwe
voorraad en reisde vergezeld door nog een
Vriezenveener weer naar Rusland. Het aantal
heide- en veenvlakten van Sibculo en Bruine-
haar, het typische open landschap rond het
Saksische land. dorpers dat handel dreef«op Rusland steeg
voortdurend en tegen het midden der 18e eeuw
merkwaardige dorp Vriezenveen. Deze streken, waren reeds verschillende Vriezenveeners te
al kunnen ze niet bogen op natuurschoon zoo- St. Petersburg aanwezig. Men huurde er win-
als de doorsnee toerist dit zoekt, zijn zeker te trekken eveneens in het bloed. In de 17e, 18e kels en met groote reiswagens, volgeladen met
rangschikken onder de merkwaardige plekjes en 19e eeuw trokken de dorpers 's winters als allerlei koopwaar, reisde men tusschen Vrie-
van Twente. De kern van dit veengebied is het land- en veenwerk rustte, met mars. of zenveen en Rusland heen en weer.
het dorp Vriezenveen; het dorp „sans fin" zaadzak den boer op. Geheel Holland door- De familie van deze Vriezenveeners bleef op
(zonder einde) zooals het in een oude reis- kruisten ze en sleten er hun waar, voorname- het dorp wonen, zoodat men af en toe elkaar
beschrijving heet. En inderdaad op den vreem- lijk zaden en linnen. Al verder strekten ze hun zag. Het waren nu reeds echte handelslui ge-
deling die het dorp bezoekt maakt het den in- handelstochten uit. Naar t Bentheimsche, worden die zich geheel aan den handel wijd-
druk dat aan de lange dorpsstraat, die ander- Oldenburgsche, Oost Friesland en de Oostzee. den en de zorg voor hun boerderij, die zij op
half uur gaans is, geen einde komt. Deze streken schenen voor de Vriezenveeners het dorp bezaten, aan moeder de vrouw over-
een bijzondere voorliefde te hebben waar- lieten. In den vreemde was het één groote
DE GESCHIEDENIS schijnlijk kwam dit door de Nederduitsche taal familie, en zoo werd de Hollandsche kolonie
VAN HET DORP welke ook iets overeenkomst heeft met het en de Ned. Herv. Kerk te St. Petersburg ge-
.Vriezenveensch. Steeds verder staken de Vrie- sticht. De Vriezenveeners waren hier het
Vriezenveen is heel oud. Een overlevering ver- zenveensche handelslui hun voelhorens uit. sterkst vertegenwoordigd, en meestal waren
haalt van Friesche heksen die, in de grijze Spanje, Portugal» West-Indië, de Canarische kerkeraadsleden en dergelijke Vriezenveeners.
middeleeuwen uit Friesland verbannen, zich op eilanden werden bezocht en in het begin der In later jaren gingen ook Vrlezenveensche
het woeste veen, dat zich ten noorden van Al- 10e eeuw vinden we bewoners van het stille ambachtsgezellen naar. St. Petersburg; enke-
melo uitstrekte, en dat „van der beginne der vëendorp in St. Petersburg. De meeste kra- len bekleedden er hooge posities. Zoo kennen
waereld wuest ende onbewonet was", vestigden. niers die deze streken bezochten -waren geen we de geschiedenis van een eenvoudigen boe-
Uit welke streek van Friesland kwamen deze rasechte handelslui, doch boeren, die 's zomers renjongen, die in 't begin der 19e eeuw als
eerste kolonisten? Zekerheid hieromtrent be- hun landerijen bewerkten en 'swinters de we- timmergezel vertrok. Hij werd Admiraal to
staat er niet. Somigen houden hen voor West- reld introkken om handel te drijven. En als Russischen dienst en Chef der Marinewerven
stellingwerfsche Friezen, omdat in Weststel- we in de oude vergeelde paperassen snuffelen, te St. Petersburg. In hart en ziel waren en
lingwerf een gemengd Friesch-Saksisch dialect bleven het Hollanders en Vriezenveeners, de
welke ons zijn nagelaten, en die als reliquiën
gesproken wordt. Anderen meenen, dat ze uit in de familie worden bewaard, moeten we meesten keerden op hun levensavond naar
de Groningerommelanden kwamen, daar het respect hebben voor deze ondernemende dor- hun dorp terug, waar tusschen de eenvoudige
dialect ook eenfee overeenkomst vertoont met pers, die, zonder vreemde talen te kennen en boerenhuizen de heerenhuizen der rentenie-
het Groningsch. Weer anderen zien to ver-
schillende woorden die het Vriezénveensch ge- in tijden die zeker moeilijk waren, de wereld .
rende ,_ruslui" verrezen.
introkken om zich voor hun en hun gezin een In 1917 maakte het bolsjewisme een einde aan
lijk heeft met het Munstersch-Westfaalsch deze betrekkingen en werd de Hollandsche
bestaan te veroveren. Van al deze handelsbe-
dialect een aanwijzing, dat de oorspronkelijke trekkingen handhaafden de betrekkingen met kolonie te St. Petersburg verstrooid. Enkele
bewoners versterkt werden door kolonisten uit St. Petersburg zich het langst. Wie de eerste leden kwamen na veel ontberingen in het
het Westfaalsche land. Op deze vragen kun- Vriezenveener geweest is die de boorden der vaderland terug, anderen werden of gedood of
nen we hier met nader ingaan, evenmin op' Newa aanschouwde, is niet bekend. Een legen- over het Russische rijk verspreid.
liet eigenaardige dialect. Belangstellenden kun- de hoe Petersburg, de wereldstad, en Vriezen-
nen wij verwijzen naar verschillende publica- veen, het stille vëendorp, tot elkander kwa-
ties welke over dit dialect verschenen zijn. men, leeft nu nog onder de bevolking van het VRIEZENVEENHET DORP
Het dorp wordt voor het eerst genoemd in een dorp.
giftbrief van 1364 waar, Evert van Heker, WAAR DE SAGE NOG LEEFT
Een Vriezenveensch koopman, die met linnen
Jonchere toe Almeloe ende Bate syn echte- reisde, zat te Lübeck in een herberg. Hij kwam Het dorp Vriezenveen, dat als een enclave
wyff" de rechten bevestigen der „Vrye Vre-
daar to gesprek met eenige Noorsche zeekapi- temidden der overige Twentsche steden en
sen" „die op ten Vene wonet" en aan hun en
hun nakomelingschap, tegen een emmer bo-
ter „Zwolsche maat" per hoeve, de vrije be- Op één brink treft men vaak twee boerderijen achter elkaar aan.
schikking geeft over den woesten grond ten
noorden van Almelo. Deze landpacht, bekend
als boterpacht, wordt nog ieder jaar, hoewel
niet meer in natura, op den Huize Almelo,
voldaan.
De voorrechten, die deze kolonisten eeuwen-
lang bezaten, zocht men in Twente en ook
elders op het platteland, zegt Dr. Jonker to
het verzamelwerk „Overijssel" tevergeefs. Zij
waren en Weven „Vrije Vresen" ook to later
jaren toen getracht werd aan deze rechten
te tornen. De vrijheidlievende kolonisten be-
riepen zich steeds op de oude privilegiën hun
eens door den heer van Almelo geschonken.
In den 80-jarigen oorlog en later in de Mun-
stersche oorlogen heeft het dorp herhaaldelijk
te lijden gehad onder vreemd krijgsvolk. De
oude alarmklok welke uit 1531 dateert en nog
altijd met haar sonore gebrom den uitgang
der dooden begeleidt, zal menigmaal alarm
geklept hebben bij de nadering van vreemde
krijgsbenden. Het dorp is drie keer verplaatst.
De laatste keer na 1666, toen het to den Mun-
sterschen oorlog grootendeels werd verwoest.
2 km verder noordwaarts, op de tegenwoor-
dige plaats werd het herbouwd. Treklust, die
wellicht ook de eerste kolonisten herwaarts
dreef, verloochende zich to later jaren niet.
Het nageslacht der eerste kolonisten zat dit

29
turfvuur, het laatste dorpsnieuws of oude ver-
telsels te berde gebracht worden. In de intie-
me sfeer van zoon winterpraatavond komen
de boeren op hun praatstoel. Ze hebben dan
de tijd, beter dan in de drukke zomermaan-
den als het werk op veld en akker wacht.

VRIEZENVEEN EEN
STREEKDORP
Vriezenveen is een streekdorp; één lange rech-
te straat van anderhalf uur gaans, met aan
weerszijden de huizen en boerderijen, soms twee
drie en meer achter elkaar. Veelal gaan deze
boerderijen en huizen schuil onder zwaar ge-
boomte; veel eikenhout vinden we op het dorp,
en 't is zeker geen toeval dat het gemeente-
wapen een eikeboom vertoont. De verkave-
ling der landerijen is niet zeer economisch. In
den loop der eeuwen echter is dit zoo gegroeid
en de veenboeren weten niet anders. Een boer-
derij bestaat meestal uit een smalle strook
land, bouw-, wei- en veenland, ter breedte van
een of meer akkers, doch meestal niet meer
dan 4. En als men weet dat een akker gere-
kend wordt tegen 7 meter, komen we op een
breedte van de grootste boerderijen van ca. 28
meter. De lengte van deze akkers strekt zich
echter uit tot 4 a 5 km. Als men een voer
mest naar 't einde van zijn land vaart, is men
minstens 2 uur kwijt. Door de verkaveling vin-
den we langs alle brinken de scheidingssloot-
pen komen op zoon slachtvisite ter sprake; jes welke omzoomd zijn met els, berk, wilg en
dorpen ligt, vertoont met dezen merkwaardige
verschillen. De aard der bevolking, de zeden, veeprijzen, regeeringsmaatregelen, de turfhan- mooie ranke populieren, die hun toppen hef-
de taal wijkt alles af van het overige Twente. del, zaken die de veenboeren na aan het hart fen boven de bemoste daken en zwart geteerde
planken gevels der huizen. Het kan op het dorp
Wel is er eenige overeenkomst met het overige liggen. Soms komen lichtere onderwerpen ter
Twente te ontdekken in boerderij bouw in de tafel; vaak komt dan de eahte boerenhumor zoo mooi zijn op een stralenden lentedag als
oude boerensnij kunst en in gevelteekens. om een hoekje gluren en daverend kunnen de de lange dorpsstraat overhuifd is met een zee
Voor 't overige hebben de oude kolonisten hun anders zoo zwijgzame veenboeren, dan lachen. van groen, doortintelt van bloeiende kastanje
stempel gezet op den volksaard, 't Leven op Sagen en legenden leven er nog onder de en rosé vruchtenbloesem. Voornamelijk op het
het dorp gaat volgens vaste normen, waarvan boerenbevolking, op de slachtvisites worden ze Oosteind is het schilderachtig. Dit deel bleef
niet gemakkelijk wordt afgeweken. Een nog al eens behandeld. Wat luisterden we als het meest oorspronkelijk mede door de over-
wegende boerenbevolking, die haar bestaan
bloeiend kerkelijk leven, overwegend Ned. jongens, als op den avond van de slacht, de
Herv. een sobere levenswijze, vasthouden aan verhalen los kwamen over witte wieven, vjenne- vindt in het veen en op het land. Typische
doorkijkjes hier en daar, met mooie verge-
oude gebruiken, karakteristieke eigenschappen haksen, gleujnege kèrls en heimennegies, die
der dorpelingen. De boerendracht, de typische de jöst, een ruig begroeide hoogte ten zuiden zichten op de bouw- en weilanden, met in het
knipmuts, het stijve jak der vrouwen, tot voor van het dorp of het groote veen, onveilig verre verschiet de wazige verten van het groo-
ongeveer 20 jaar algemeen, verdwijnt snel; 't maakten. We hingen aan de lippen der vertel- te veenland. Ouderwetsche huizen met ver-
jonge vrouwvolk wil de knipmuts niet meer. lers als de boerenjongens de witte wieve uit- weerde schuren en bijgebouwen en grijs be-
De eerste voor loopers, die voor 't eerst op zijn daagden met „wiefies wiefies wit, hadde ik moste 'putten van Bentheimer zandsteen zijn
„juffrouws" gekleed gingen werden met den oe, dan bruiwde ik oe an 't spit". In gedach- er nog veel te vinden.
vinger nagewezen; later ging het in zeer snel ten zagen we de boerenjongens weghollen ach- Het westen van het dorp is van nieuweren
tervolgd door de witte wieve, die altijd de
aanleg. De groote brand van 1905 heeft in dit
tempo. De oude generatie hield zich met de
„nieje flantuten" niet op, zij bleef getrouw aan gedeelte danig opruiming gehouden onder de
schoenen kwijt waren en deze eerst moesten
jak en knipmuts. De burenplichten gelden nog zoeken alvorens de achtervolging te kunnen oude huizen en boerderijen. Om en brj de 200
steeds als vaste ongeschreven wetten, waaraan beginnen. huizen werden toen in den asch gelegd. In dit
zich niemand onttrekt. Voornamelijk bij be- Tot slot kwam dan het snorrende spit, dat de deel van het dorp woont een groot gedeelte
grafenissen komt dit treffend aan het licht. brutale jongelingsschap werd nagegooid én van de fabrieksbevolking, welke haar bestaan
Alle werkzaamheden in verband met de be- dat altijd bleef steken in de deurstipel. Hui- vindt in de textielfabrieken.
grafenis, worden door de buren onderling ge- verend kropen we, als de slachtvisite was afge- Ter weerszijden van de dorpsstraat, achter de
regeld en verzorgd. loopen, in de donkere bedstede, de bebloemde boerderijen strekken zich de lange smalle
Op'lange winteravonden is het buurpraten in gordijntjes potdicht. Als de gelegenheid zich bouw- en grasakkers uit. Dit terrein is van
eere en niet te vergeten de gezellige slacht- voordoet zit ik nog graag even aan op een tallooze slooten en slootjes doorsneden. De
visites waar, onder een borrel, het geslachte slachtvisite in een boerenkeuken, waar bij 't slootwallen vertoonen een weelderige planten-
varken geprezen wordt. Ook andere onderwer- grillig vlammenspel van het hoog oplaaiende groei van katwilgen en gagel, welke laatste in
het voorjaar lange roode strepen trekt door de
groene ontluikende landen. Vrijwel alle lande-
rijen zijn in kultuur gebracht, maar toch zijn
er nog enkele wilde plekjes te vinden die de
resten der vroegere planten herbergen.
Arnica, maanvaren, zonnedauw, vetblad, ver-
schillende orchideeënsoorten zijn hier aan te
treffen. Een groote veenplas (particulier reser-
vaat) verleent toevlucht aan roerdomp, otter
en andere waterminnaars, die er een Veilige
wijkplaats weten. Ten noordoosten van het
dorp, achter de buurtschap de Pollen bevindt
zich een groote hoogveenvlakte, met het hoog
veen van Fochtelo, een der weinige levende
hoogveenvlakten van Nederland. Urenver,
vanaf de Duitsche grens tot de grijze grint-
ruggen van Sibculo, waar in devijftiende eeuw
een klooster werd gesticht, strekt- zich deze
hoogveenvlakte uit. Deze woeste vlakte her-
bergt enkele zeldzame broedvogels als velduil
en aschgrauwe kiekendief. Wulpen beenen er
tusschen de moskussens, gruttos scheren er
rond en niet te vergeten, de korhoenders, wel-
ke in wilde vaart over de vlakte suizen, en
op vroege Aprilmorgens de slapende stilte van
het veen uiteenroffelen. De typische hoog-
veenvegetatie vinden we er te kust en te keur,
Snavelbiessoorten, veenpluis, eenarig wollegras
Hier en daar herinneren zeer fraaie huizen nog aan de grootschheid van dorpers uit het verleden, die de „wijde met veenbes en lavendelheide in heele veldjes.
wereld" introkken. . (Foto's van den schrijver.) VENNEMAN

30
BARNSTEENPLASTIEKEN
UIT DEN STEENTIJD

oude Pruisenland eu het barn- schilderingen uit den oud-steentijd en bij

Het steen, Samland's goud,- zijn onaf-


scheidelijk met elkaar verbonden.
In oude vertellingen en sagen, in poëzie en
plastieken, evenals bij de Noordskandinavische
rotsteekeningen van vóór den bronstijd (dus
overal daar, waar jagervolken een kunst ge-
wetenschap is veel over het barnsteen ge- schapen hebben) dezelfde hoofdtrekken aan-
schreven. De sage verklaart de zonnige glans treffen, n.l. het wild in beweging en in rust.
van het barnsteen op poëtische wijze, als ont- Terwijl in meer zuidelijke gebieden dieren-
welde deze als druppel aan de als goud glan- figuren van been gesneden of uit aardewerk
zende oogen der Heliaden, de dochters van gevormd werden, werden deze in Finland
den zonnegod Helios, terwijl de weenenden op kunstvolle wijze uit barnsteen gevormd
zelf in populieren veranderd werden. Wat to (afb. 1). Tot de belangrijkste voortbrengselen
de mythe vaag werd aangeduid, heeft de uit dit gebied der kleinplastiek behooren de
wetenschap ondubbelzinnig door haar onder- eland en de beer van barnsteen, die waar-
zoek tot klaarheid gebracht. Wij weten heden, schijnlijk in Oost-Pruisen vervaardigd zijn,
dat het barnsteen het tot fossiel geworden maar in de genoemde gebieden terecht geko-
hars van de geweldige naaldhoutbosschen uit men zijn. Het is ook geen toeval, dat die
het tertiaire tijdperk is, die in het grijze ver- figuren in bijna alle gevallen, waarin de
leden op een thans verzonken, Noordsch con- soort van het afgebeelde dier vastgesteld kon
tinent groeiden. worden, het edelste wild uit het Oostzeege-
Reeds de eerste menschen die zich to het bied voorstellen: eland en beer. Het lijkt ech-
Oostzeegebied vestigden, voelden zich tot het ter ook wel, alsof zekere motieven en de tee-
barnsteen aangetrokken. Het is daarom te be- kenkunst als zoodanig in het gedachte- en
grijpen, dat met dit goud van de Oostzeekust zieleleven van den kunstenaar uit den voor-
spoedig ruilhandel gedreven werd en over het tijd onafscheidelijk met elkander verbonden
vasteland bereikte dit goud der zee de verre zijn geweest. Beer, eland en rendier (afb. 3)
stranden van het gebied om de Middel- stonden juist in het middelpunt van den eere-
landsche Zee, zooals vondsten uit het bronzen dienst van den jager uit den Steentijd. Mis-
tijdperk uit de schachtgraven van Mycene be- schien bracht het in been of steen uitgevoer-
wijzen. In klassieke landen heeft het barn- de dier den jager geluk aan. Een eeuwenoude
steen als sieraad wel haar bloeitijd gehad in kunsttraditie uit den Oud Steentijd van Mid-
den keizertijd. Talrijke vondsten, van opslag- den-, Zuid- en West-Europa leefde als een
plaatsen, waarin dikwijls eenfee honderden aparte kunstuiting in de rotsteekeningen van
kilo's opgeslagen waren, zooals to het depot Noord-Noorwegen, in de steenplastieken van
van Hartlieb bij Breslau, wijzen den weg, die Finland en in de barnsteenplastieken van
het barnsteen destijds gegaan is, aan. Woldenberg en Stolp, tot in den jongsteentijd
verder. PETER PAULSEN
BARNSTEENEN KUNSTWERKEN
Onder de kunstwerken uit barnsteen moeten
hier eenige stukken uit de 3e eeuw voor het
begin onzer jaartelling' diepgaander be-
schouwd worden. Het gaat om den barnstee-
nen beer uit een veenderij bij Stolp in Pom-
meren (afb. 2) en om een barnsteenen eland
van Woldenberg, Kr. Friedeberg in de Neu-
mark (afb. 4). De laatste heeft men voor een
wild paard gehouden. Maar de vorm van
schouder en hals evenals de geheele lichaams»-
houding lijken sprekend op de elanden van
de rotsteekeningen uit Noord-Noorwegen
De naturalistische en plastische behandeling
van onze barnsteenplastieken is, vergeleken brj
de gestileerde, niet-naturalistische kunst
ta de Zuidelijke, Westelijke en Noordelijke
kultuurgebieden uit den jong-steentijd, zeer
opvallend, ja men kan wel zeggen vreemd.
Dit valt nu zoo te verklaren, dat deze barn-
steenplastieken met andere overeenkomstige
vormen uit de Kurische Nehrung (Schwarz-
ort) uit Denemarken, Zweden en Noorwegen
tot het gebied van het zoogenaamde „kam-
aardewerk" of Noord-Eurasische kultuurgebied
behooren. Aardewerk, versierd met kam-
en groefmotieven is karakteristiek voor deze
kultuur, die zich uitstrekte vanaf Siberië
(Perm) en Finland met uitloopers naar
Noord-Noorwegen en Zweden, Oost-Pruisenen
de aangrenzende provincies.

NATURALISTISCHE KUNST VAN


JAGERS EN VISSCHERS
Het volk, dat achter deze kultuur stond, voer-
de het trekkende leven van visschers en jagers.
De waarnemenfeen van den jager concen-
treerden zich op het wild, zoodat ledere be-
weging en alle bijzondere eigenschappen van
Van boven naar beneden: t. kop van een eland uit Hoittis, Salakunda, 14 cm. lang, is doorboord en werd op
het dier in het bewustzijn van den jager op- een staafje gedragen; 2. Barnsfeenen beer uit Sfolp, Pommeren; s. Rendier uil
genomen werden. Vandaar dat wij bij de rots- Böla',Nord-Tröndelag; 4. Barn-
sfeenen eland uif Woldenberg, Neumark.

31
STOBBEN ROOIEN
In vroeger jaren liet men. nadat de boomen geveld waren, de stobben op de kale vlakten staan;
;r AAasniemand die zich het lot van deze wortelmassa's aantrok —
niemand had er ook belang bij.
Sinds kort is dat echter anders geworden, want door de houtschaarschte uit onzen tijd ÏS ook
de aandacht op de stobben gevestigd en nu Avorden in Eerbeek mef behulp van de groote grijp-
klauwen der dommekrachten de overschotten uit den grond getrokken. Hoog op hun wortels
staan ze daar dan eenigen tijd te wachten totdat zij voorgoed afgehakt worden en me: een
wagen naar huri plaats van bestemming worden vervoerd.

Hoofdredacteur: Nico de Haas, Oegstgeest.— Verantwoordelijk voor de advertenties: Reinier van Houten, 's-Gravenhage.
„Hamer", Frankenslag 115, 's-Gravenhage.— Drukker: N.V. Ned. Rotogravure Mij., Noordeinde 8, Leiden. P. 1064-1.
— Uitgever: Uitgeverij

You might also like