You are on page 1of 36

HAMER

HAMER
vIAANDBLAD

120cent
per nummer

OCTOBER
i 94 e
le JAARGANG
Nummer i

OPLAGE
'0.000 EXEMPLAREN
HAMER
INHOUD VAN DIT NUMMER-.
Voorpiaai: Zeeuwsche boer
Blz.:
1
staten

den zijn. '


TEN GELEIDE
Voorbij is de tijd van het enge, burgerlijke nationalisme der 19e eeuw, dat slechts
kende.
Voorbij is ook de tijd der bloedlooze internationale leuzen welke slechts spraken van
Mensch en Wereld, alsof allen die als mensch op deze wereld rondloopen gelijk zou-
Aangebroken is een nieuwe tijd, waarin na een lange periode van kunstmatige en gekuns-
telde „gemeenschapsbegrippen" het besef zich baan breekt, dat er slechts één natuur-
doel
Van hooi tof gras
. ....
Ten geleide, door dr. Johan Theunisz —■ Zin en
2
3
lijke levensgemeenschap van menschen is, n.l. dj/s welke de bloedverwantschap tot
grondslag heeft.
Bij den laaislen schoof, door D. J. van der
4, 5, 6, 7
Het bloed kruipt, waar het niet kan gaan." Tijdelijk kan men scheiden, wat van den-
Ven (zelfden bloede is, blijvend nooit. Te lang reeds scheidden kunstmatig verwekte
Foto's van S. J. v. d. Molen 8
Oogst en boer 4000 jaar geleden 9, 10 tegenstellingen hen, die als goede bloedverwanten, in het klare bewustzijn hunner
't Boerhoorn giet, door D. v. d. Bospoort .... 11 wezenlijke verbondenheid schouder aan schrouder hadden moeten staan.
Oogst tijdens den boerentrek, door Nico de Bloedverwantschap uit zich in houding en gang, in woord en gebaar.
Haas 12, 13
Op den Germaanschen akker, door Nico de
Het beeld van een visschende Papoea is belangwekkend en vreemd, maar in het
Haas . ' 14, 15 beeld van den oogstenden boer uit Friesland of Saksenland, zien wij ons zelf aan
Mensch en machine, foto's van den oogst 16, 17 den arbeid. Zijn wezen en stijl zijn de onze.Maar bloedverwantschap beteekent niet
De booze en zijn oogst, bewerkt door Elkar slechts uiterlijke overeenkomsten, docht evenzeer innerlijke.
Nickel 18
Hoe boerenaard verging, door L. ten Cate 19.... Bij de rijke verscheidenheid der persoonlijke beleving naar hevigheid en
richting, is het wezen dezer belevingen bij bloedverwanten dezelfde. Immers
Wij gaan als ploegers door den tijd, door
Heinrich Kaui 20, 21, 22, 23 zij beleven vanuit denzelfden door het gemeenschappelijk bloed bepaalde eigen aard.
Boer en nomade, door J. C. Nachenius 24
25 Is het dan een wonder dat een gebeuren als de OOGST in de woongebieden der Frie-
Hef paard in oogsttijd, door W. Slob
Oogstgebruiken van den Germaanschen boer, zen, der Saksen en der Franken, ja, aller Germaansche stammen en volken, op een-
door Nico de Haas 26, 27 zelfde wijze wordt en werd beleefd? Dan verbaast men zich niet meer, dat daar
De oorsprong der oogstgebruiken, door Nico de overal dezelfde gebruiken, dezelfde verhalen, dezelfde feesten bestaan en in eere
Haas 28. 29 worden gehouden.
De oogst als zegen of als rekensom, door*
lr. H. J. v. Houten 30 Ook de uiterlijke vorm der gelijkgeaarde beleving zal getuigen van de wezenlijke
Oogstzegen, door J. C. Nachenius 31 eenheid van allen, die van denzelfden bloede zijn.
Boerenjucht, door Klaes Sierksma 31 Zich van deze wezenseenheid bewust te worden is noodzakelijk in dezen tijd.
Foto's van den boer die lacht 32 Tot deze bewustwording in hooge mate bij te dragen is het doel dat De Volksche
REDACTIE: Werkgemeenschap zich met de uitgave van haar maandblad HAMER" stelt.
Met welk kort begeleidend woord zij volstaan en de eerste uitgave van HAMER"
Nieb de Haas
1. C. Nachenius verder voor zichzelf laat spreken!
Redactie-adres:
Dr. JOHAN THEUNISZ
Hekelveld 15, Amsterdam; Telefoon 38811, toestel 53
's Avonds:
Telef. 22960 Leiden (Juftermanssfr. 25, Oegstgeest)
ADMINISTRATIE:
Uitgeverij „Hamer"
Frankenslag 111, Den Haag; Telefoon 554934
ZIN EN DOEL
Postrekening 202522 (t.n.v. R. v. Houten, Den Haag)

ABONNEMENTSPRIJS: „De Volksche Werkgemeenschap", gevestigd te een woord: „Wij willen ons zelf zijn en blijven"
(uitsluitend voor 1e halfjaar) franco per post Dén Haag, Smidswater 2, is mef haar werkzaam- en een zeer goed antwoord: „Wij moeten eersf
fl.
bij vooruitbetaling excl. inningskosten heden begonnen onder voorzitterschap van ons zelf worden".
Duitschland: RM. 2 Dr. Johan Theunisz te Zwolle. Ons zei' worden, d.w.z. onze eigen aard en ons
Deze werkgemeenschap is van meening, dat diepste wezen hervinden. Om dan van uit ons
LOSSE NUMMERS: 20 cent (RMO^O) sleehls dan een volksvernieuwing kan plaats zelf opnieuw den weg te vinden tot de levende
hebben, wanneer dit volk weer eerst den weg gemeenschappen van sibbe, stam, volk en ras.
„HAMER" wordt voor de Volksche Werkgemeen- terug w&et te vinden naar een sterk en gezond Dit voor de toekomst van onze cultuur nood-
schap uitgegeven door de Uitgeverij „Hamer" te leven volgens eigen aard en eigen wezen. zakelijke proces in alle lagen van ons Volk te
Den Haag herwinnen, het voor dezen arbeid noodzakelijke
Tegenover een opvatting, waarin slechts sprake
zijn van is van staatsburgers, onderscheiden naar hun materiaal te verzamelen en allen te vereenigen
DE FOTO'S in dit nummer woonplaats in 11. soorten provincialen, stelt „De en leiding te geven, die daartoe willen mede-
Archief Arbeiderspers: 1, 3, 5, 6, 34, 35, 37, 46, 48, Volksche Werkgemeenschap" het in de natuur werken is de opgave welke „De Volksche Werk-
49, 50, 52, 54, 55, 56, 72, 75, 79—86 gegeven feit vast, dat onze Lage Landen be- gemeenschap" zich heeft gesteld. Aan De
Studio Arbeiderspers: 2, 28, 30, 36, 40, 41, 43, 74 woond worden door Friezen, Saksen en Franken, Volksche Werkgemeenschap" werken mede:
Roovers: 4, 33, 38, 42, 44, 45, 47 en titelfoto's wier veshgings.gebieden nog immer duidelijk te „De Friesche Werkgemeenschap",
bladz. 14 en 26 onderscheiden zijn. „De Saksische Werkgemeenschap",
Hille Kleinstra: 14 Verder acht „De Volksche Werkgemeenschap" „De Frankische Werkgemeenschap",
C. B. Oorthuys: 73 het onjuist in dezen tijd eerst recht te wijzen op welke zich bezig houden met:
D. J. v. d. Ven: 7—9, 12, 13 en 15—21 allerlei onechte en echte verschillen tusschen a. Volkskunde;
1. A. C. de Jonge: 10 ons en andere Germaansche stammen en Vol- b. Geschiedenis van stam en landschap;
S. J. v. d. Molen: 22 en 23 (bladz 8) en 39 ken. Zij gelooft, dat in dezen tijd meer en c. Heemkunde;
Volksche Werkgemeenschap (dienst): 24, 25, 53 en grooter behoefte bestaat aan de bewustwording d. Volkskunst (Boerenkunsf)
titelfoto's bladz. 4, 12 en 16 der wezenseenheid aller Germaansche stammen Als medewerkende arbeidsgemeenschappen aan
Volksche Werkgemeenschap (archief): 26, 76, 77 en Volken. Mef name is het haar opgevallen hoe haar Centrale kent zij:
Tijssen: 27, 31, 32 en 78 velen de neiging hebben als tegenstellingen De Arbeidsgemeenschap voor Volkskunde;
Orbis-photo: 29 en 57^71 tegenover elkaar te plaatsen „De Neder/ander" De Arbeidsgemeenschap voor landelijke levens-
Voorplaat en „De Duitser", zonder zich daarbij rekenschap vormen;
Opmaak van dit nummer: Nico de Haas te geven van het feit, dat zoowel Fries als Lim- De Arbeidsgemeenschap voor Geschiedenis van
burger in dezen zin Nederlander zijn, als Oost- stam en landschap;
tries en Rijnlander Duitscher. De Arbeidsgemeenschap voor Voorgeschiedenis;

DOORjI GULDEN
„De Volksche Werkgemeenschap" is van mee-
ning, dat de erkenning van bovengenoemde
wezensverbondenheid waardiger, zuiverder en
bovenal natuurlijker is dan de vroeger zoo ge-
liefde erkenning, dat elk Nederlander naast zijn
De Arbeidsgemeenschap
De Arbeidsgemeenschap
De Arbeidsgemeenschap
De Arbeidsgemeenschap
grafie en Film.
voor Sibbekunde;
voor Volkskunst;
voor Heemkunde;
voor toegepaste Foto-
te storten op Giro Nr. 202522 (t.n.v. R. van Houten, eigen Vaderland nog een ander had, n.l.
Den Haag) kunt U zich abonneeren op hef maand- Frankrijk. Een ieder, die op eenigerlei wijze, na kennis-
blad „Hamer" Verder acht „De Volksche Werkgemeenschap" neming van den grondslag der „Volksche Werk-
U ontvangt het blad dan gedurende het eerste het niét tof haar taak behoorend zich bezig te gemeenschap" en van den inhoud van het
halfjaar Iranco per post houden met de toekomstige staatkundige ver- eerste nummer van haar maandblad „Hamer ',
Slechts door het nemen van een abonnement ver- houdingen in Europa. Dat is het terrein der aan de arbeid der „Volksche Werkgemeen-
zekert U zich ervan, later de complete jaargang van practische politiek en dus niet dat der Werk- schap" wenscht deel te nemen, dele dit schrif-
„Hamer" in Uw bezit te hebben! gemeenschap. telijk mede aan het secretariaat Smidswater 2,
„De Volksche Werkgemeenschap" herinnert zich Den Haag.

2
INHOUDSOPGAVE

„HAMER"
EERSTE JAARGANG
19 4 0 19 4 1
"
INHOUDSOPGAAF HAMER JAARGANG 1940-1941
No. 1. OCTOBER 1940 „.
DIZ.
Op zoek naar stiepelteekens in Oost-Twenfhe, Op zoek naar het oude Santhorst, door J. G.
door Hille Kleinstra 26 N. Renaud 14—15
Voorplaat: Zeeuwsche boer 1 Lof der arren, door Gerda Schaap 27—29 Duitsche Volkskunst, door Prof. Konrad Hahm 16—19
Ten geleide, door J. Theunisz, Zin en Doel 2 Hindelooper speelgoed Hindelooper volkskunst, door Bart. C. Elskamp 20—22
Van hooi tof gras
32
3
Bij de laatste schoof, door D. J. v. d. Ven.
Foto's van S. J. v. d. Molen
. 4
— 7
8 No. 5. FEBRUARI 1941 ,
Sedhselaufen in Zurich, door Fred. Rombach
Het paard in het volksvermaak, door Slob ..
De Friesche dorpswoning vóór 1850, door S. J.
23
25—27
Oogst en boer 4000 jaar geleden 9—lo D
Blz. v. d. Molen
't Boerhoorn giet, door v. d. Bospoort 11 28 29
Voorplaat: Weg in wording 1
Oogst tijdens den boerentrek 12—13„De wegen", door Dr. Joh. Theunisz 2
Op den Germaanschen akker 14—15Karakter en bouw van het Nederlandsche We-
Mensch en machine, foto's v. d. Oogst .... 16—17 gennet, door B. J. Kerkhof No. 9. JUNI 1941
De booze en zijn oogst, door E. Nickel .... 18 Zij, die altijd „onder weg" zijn
3— 6 Blz.
Hoe boerenaard verging, door L. ten Cate .. 19 Van bocht tot bocht
7
8— 9
Voorplaat: Boerinnen uit Ryssen
Volksdracht; wezen, waarde en vorsching,
1
Wij gaan als ploegers door den tijd, door Langs de oude heidewegen, door Jac. Gazen-
H. Kool 20—23 beek 10—12
door Nico de Haas 2 3
Boer en nomade, door Nachenius 24 De weg van Oertijd tot Middeleeuwen, door Kinderen in drachf 4
Het paard in oogsttijd, door W. Slob 25 Felix 13—15
Boerendracht uit boerenkracht, door Nico de
Oogstgebruiken van den Germaanschen boer, Weg en werk 16—17 Haas 5— 8
door N. de Haas 26—27 Nieuwe wegen voor nieuwe menschen, door Negentiende-eeuwsche drachten 9
De oorsprong der oogstgebruiken, door N. de Wa. Ostwald Een Spakenburger Wikkelkind 10—11
18—19
Haas 28—29 De weg en de wandelaar 20—21 Van mutsen, kappen en oorijzers, door Elsa
De oogst als zegen of als rekensom, door De weg en de oudheidkunde, door J. G. N. M. Valeton 12—15
Ir. H. J. v. Houten 30 Renaud 22—23 Volk in dracht 16—17
Oogsfzegen, door Nachenius 31 Waar het oorijzer verticaal gedragen wordt,
Bont vertoog over Friesland's wegen, door
Boerenjucht, door Kl. Sierksma 31 S. J. v. d. Molen 25—26 door Gerda Schaap 18—19
Foto's van den boer die lacht 32 Wegen uit voorhistorische tijden, door Prof. De dracht van Hindeloopen, door Bart C. Els-
Dr. von Sfokar 27 kamp 21—23
De weg als brug tusschen stad en land, door Friesche volksdracht omstreeks 1500, door Nico
No. 2. NOVEMBER 1940 D
Blz.
,
J. B. Broekhuis
De Nederlandsche taal in Oost- en West-Prui-
28 de Haas
Het Friesche oorijzer, door S. J. v. d. Molen
24—27
28—30
Voorplaat: De Groote Kerk te Haarlem
Bijeenkomst der Volksche Werkgemeenschap
.... 1 sen, door Prof. Dr. W. Ziesemer
2 Wegenbouwers
29—30
32
Nieuws uit de Volksche Werkgemeenschap .. 2 No. 10. JULI 1941
Blz.
De Vereeniging Het Nederlandsche Stamboek 2
De Huisslacht in ons volksleven, door D. J. No. 6. MAART 1941 nl
Voorplaat: „Zomer aan Zee" (foto Schim-
v. d. Ven 3—5 Blz. melpenningh) 1
Herfstlicht, foto Henk Nieuwenhuis 6 Voorplaat: Vertrek voor de vischvangst .... 1 „Folklore" en Volkskunde, door Nico de Haas
Kunstsmeedwerk, een oud handwerk, door
2— 3
Het Boerenhuis in Westerlauwersch Friesland, Mannen uit één stuk 2
door S. J. v. d. Molen 7— 9 Klokken en klokluiden in het Friesche volks- Gerda Schaap 4— 7
De Groote Kerk van Haarlem, door Gerda leven, door S. J. v. d. Molen 3— 5 Een verloren volkskunst, door Jurriaan van Toil 8— 9
Schaap 10—14 Flevonen, door Dr. Joh. Theunisz 6— 7 Ontdek het boerendak, door Clemens Tréfois 10—11
Visschers leeren tapijtknoopen, door Nico de Het belang van streekmusea, door Jac. Gazen- Bijlen, door P. Felix 12—13
Haas 15—19 beek B—9 In de bouwloodsen van den St. Jan, door Max
De Hanze, door dr. Johan Theunisz 20—21 Nedersaksische hoeve 10 Wolters 14—15
Heilige Boomen op Heiligen Grond, door Van grafsteenen en begraafplaatsen, door Die- Foto's Tijssen 16—17
J. B. Broekhuis 22—23 derk van Loo 11—13 Oude houten gebruiksvoorwerpen, door Prof.
Novembermaand-Nevelmaand. Foto's A.P. .. 24 De dans, door Fr. Blank 14 P. Dexel 18—21
Bremen, door Myr 26 De lokroep van het ijs, door Gerda Schaap 15—17 Bouwkunst van Hindeloopen 23—25
Een raadselachtige kinderdracht, door Nico de
Haas
Banden met Beethoven, door Hendrik Lindt.
27—30 De schoonheid van het boerenhuis
. 19—21
22—23
Oude handwerkkunst
door J. G. N. Renaud
— glas- en aardewerk,
26—27
Over Hakenkruisen en andere teekens, door Vruchten van één stamboom, door J. G. N. In het land van Mossel en Kruip-Onder, door
L. ten Cate 31 Renaud 24—25 Jac. Gazenbeek 28—29
Herfstverschijningen. Foto's A.P 32 Van merklappen en kruissteekdoeken, door Midzomerwolken. Foto V. W
E. Valeton 26—27
Het Hamerkruis van Hiddensee, door Peter
No. 3. DECEMBER 1940 Paulsen 28
Bz
*

Nog iets over Friesche huismerken, door S. J. No. 11. AUGUSTUS 1941
Blz.
Voorplaat: Voorbereiding in Midwintertijd .. 1 v. d. Molen 28
De Lichtboom 2 Gesneden mesheften, door L. D. Keus .... 29 Voorplaat: Kuipsteken in het Gaildal. Foto
Refzlaff 1
De band der volksfeesten door Midwintertijd, Winter in Drente 32
3— 7 De Goddelijke Tweelingen, in het Germaan-
door Nico de Haas sche geloof en gebruik, door Dr. Otfo Huth
Middeweenfersteed in Twenthe, door J. B. 3— 5
B—9 No. 7. APRIL 1941 Frieslands kerken en torens, door Diederik
Broekhuis B|z van Loo 6— 8
Perchtenloopers uit St. Johann in Ponchau.... 10
Schaatsenrijden in Friesland, vroeger en nu, Voorplaat: „Het voorjaar zit in de luchf" .... 1
Hindelooper meubelen, door Bart. C. Elskamp
Oude ambachtskunst, door J. G. N. Renaud
9—ll
12—13
door Diederik van Loo 11—14 Aarde en Vuur, door Nico de Haas 2
Het zingen met de Ster, door dr. Richard Paaschvuren 3 Kuipsteken in hef Gaildal, door Dr. Thiede 15—18
Wolfram 15—17 De aarde nam, de aarde gaf 4 Jachtmotieven in Nederlandsch-Duitsch damast,
Waar onze voorgeschiedenis weer ' levend door Dr. Wolfgang Schuchhardt 19—21
Kandelaars van aardewerk, door J. G. N. Strafrecht en zijn toepassing in het verleden,
Renaud 18—19 wordt, door E. N 5— 8
Midwinter in Oud-Friesland, door S. J. v. d. De grafheuvels van Bergsham 9 tegen den achtergrond van volksche sym-
Molen 20—21 Bescherming der bodemschatten, door Gerda bolen, door H. A. Hallema 22—24
Sproke van den Heiligen Nacht, door dr. J. O. Schaap 10—12 De heksenwaag van Oudewater, door Gerda
Plassmann 22—23 Het meisje van Egtved, door Walter von- Schaap 25—27
Sint-Mcolaasavond, schilderij van Jan Steen.. 24 Stokar 13 Eduard Rijff, door Nico de Haas
Uit sloopershanden gered
28—29
30—31
Van Kiaaskerel tot Kerstman, door D. J. v. d. De voorgeschiedenis van ons dagelijksch brood,
Ven 25—29 door Walter von Sfokar 14—15 Zinnebeelden in Nederland 32
Nieuws uit de Volksche Werkgemeenschap .. 30 Uit de schatkamer van het verleden, door
De Ruilersteen van Hornhausen 32 Jac. Gazenbeek 16—18
Palmpaschen in Friesland, door Diederik van No. 12. SEPTEMBER 1941
Loo 21—23 Blz.
No. 4. JANUARI 1941 Dl
Blz.
Lenfehoogfij in Twenfe, door J. B. Broekhuis 24—25 Voorplaat: De molenaar legt de zeilen op. . 1
Voorjaar in Brabant 26 De molens in de lage landen, door Nico de
Voorplaat 1 Hindeloopen, door Bart. C. Elskamp 27—29 Haas 2—5
Volksche werkelijkheid, door Nico de Haas Palm-palm-paschen 32 Molens langs de Zaan, door Gerda Schaap.. 6— 9
en J. C. Nachenius 2— 3 Standerdmolens 10
Wakels wachten op bescherming, door Jac. Wipmolens
Gazenbeek 4— 5 No. 8. MEI 1941 Toren-, grond- en beltmolens 13
Volkskunst, door Ir. W. F. van Heemskerck B |z Van dik hout zaagt men planken 14
Düker 6— 9 Voorplaat: Meimaand—Bloeimaand 1 Watermolens ■ 15—17
Sint Sebastiaan in het land der hagelkruisen, Volksliederen 2 Het spel der gebogen vlakken, door Nico de
door Nico de Haas 11—13 De Jonkheid van Noorbeek haalt den Meiboom Haas 18—21
Landschappen van J. C. Nachenius, door Nico binnen, door W. R. C. van Boetzelaer 3— 5 Stellingmolens 22
de Haas 14—17 Over Meiboomen en dorpsboomen, door Walmolens 23
Huismerken en meesterteekens uit Friesland, Friedrich Mössinger 6— 8 Molens in hef Friesche land, door S. J. v. d.
door S. J. v. d. Molen 18—19 De Meiboom 9 Molen 24—27
Perchtenloopers in de Alpenlanden, door prof. .... En waar komen de kindertjes vandaan?, De taal van den molenaar en van de wieken,
28—29
dr. Richard Wolfram 20—21 door Diederik van Loo 10—12 door H. S
Van Stinsen en States in Friesland, door Die- De gaostok van den brulffeneuger in Markelo, Afbraak en behoud 30
derik van Loo 22—25 door M. Wolfers 13 Molens in onze kunst 32
REGISTER OP DE SCHRIJVERS EN ARTIKELEN UIT HAMER 1940/1941
Blank, Fr., De dans Mrt., 14 Haas, Nico de, Eduard Rijff Aug., 28 vlg. werk Dcc, 18 vlg.
Boetzelaer, —— De molens in de lage' landen .... Sept., 2 vlg. —De weg en de oudheidkunde .... Febr., 22 vlg.
van
binnen
W. R. C.
Noorbeek haalt
van, De Jonkheid
den Meiboom
3 vlg.
Hef spel der gebogen vlakken
Haas, Nico de, en Nachenius, J.
....
C,
Sept., 18 vlg. —— Vruchten van één stamboom
Oude Ambachtskunst
Mrt., 24 vlg.
Juli, 26 vlg.
Bospoort, D. van
Broekhuis, J. 8.,
Mei,
de, 't Boerhoorn gief Oct.,
Heilige boomen op
11 Volksche werkelijkheid
Hahm, Konrad, Duitsche volkskunst ..
Jan.,
Mei,
2 vlg.
16 vlg. — Oude Ambachtskunst
Rombach, Fred, Sechselauten in Zurich
Aug., 12 vlg.
Mei, 23
heiligen grond Nov., 22 vl 9- Hallema, H. A., Strafrecht en zijn toe- Schaap, Gerda, Lof der Arren Jan., 27 vlg.
— .... 8 vlg. passing in het verleden tegen den ach- —De Groote kerk van Haarlem .... Nov., 10 vlg.
■—
land

Middeweenterstied in Twenfhe
De weg als brug tusschen stad en
....
Dcc,

Febr.,
tergrond van volksche symbolen
Heemskerck Düker, W. F. v., Volks-
Aug., 22 vlg. —— De lokroep van het ijs
Bescherming der bodemschatten ..
Mrt., 15 vlg.
April, 10 vlg.
-—Cate,Lentehoogtij in Twenthe April,
28
24 vlg. kunst Jan-. 6vl 9- — Waar het oorijzer verticaal wordf

— verging Od.,
L. ten, Hoe boerenaard 19 H. S., De taal van den molenaar en de gedragen Juni, 18 vlg.
Sept., 28 vlg. —■ Kunsfsmeedwerk Juli, 4 vlg.
Over hakenkruisenen andere teekens Nov.,
Dexel, W., Oeroude houten gebruiks-
voorwerpen Juli,
31

18 vlg.
taal van de wieken
Huth, Otto, De goddelijke tweelingen
in het Germaansche geloof en gebruik Aug., 3 vlg.
— Molens langs de Zaan
Schuchhart, Wolfgang, Jachtmotieven in
Sept., 6 vlg.

Elkar Nickel, De booze en zijn oogst Oct., 18 Kaul, Heinrich, Wij gaan als ploegers Nederlandsch-Duitsch damast Aug., 19 vlg.
door den fijd Oct., 20 vlg. Sierksma, Klaes (Diederik van Loo),

——
Elskamp, Bart C, Hindeloopen, een
..
———
sluimerend stadje aan de Zuiderzee April,27 vlg. Kerkhof, B. J., Karakter en bouw van Boerenjucht Oct., 31
Hindelooper volkskunst Mei, 20 vlg. het Nederlandsche wegennef Febr., 3 vlg. Schaatsenrijden in Friesland van nu
21 vlg. Keus, L. D., Gesneden mesheften .... Mrt., 29 en vroeger Dcc, 11 vlg.


De dracht van Hindeloopen
Bouwkunst in Hindeloopen
Juni,
Juli, 23 vlg.
Aug., 9 vlg.
Kleinstra, Hille, Op zoek naar stiepel-
teekens in Oost-Twenthe Jan., 26 ——
Van stinsen en sfates in Friesland
Van grafsteenen en begraafplaatsen
.. Jan., 22 vlg.
Mrt., 11 vlg.
Hindelooper meubelen
Felix, P., Bijlen
—eeuwen
De weg van oertijd tot middel-
Juli, 12 vlg. Lindt, Hendrik, Banden met Beethoven
Loo, Diederik van, Zie: Sierksma, Klaes
Mrt., 19 vlg. —— ....
Palmpaschen in Friesland
En waar komen de kindertjes
April, 21 vlg.

Febr., 13 vlg. Mössinger, Friedrich, Over meiboomen vandaan? Mei, 10 vlg.


Gazenbeek, Jac, Langs de oude heide- en dorpsboomen Mei, 6 vlg.

Frieschland's kerken en torens .... Aug., 6 vlg.


wegen Febr., 10 vlg. Molen, S. J. van der, Het boerenhuis in Slob, Het paard in den oogsttijd Oct., 25

—*
Wakels wachten op bescherming
Het belang van streekmusea
.. Jan.,
Mrt.,
4 vlg.
8 vlg.
westerlauwersch Friesland
—— Mid-Winfer in oud-Friesland
Nov., 7 vlg.
Dcc, 20 vlg.

Het paard in het volksvermaak .... Mei, 25 vlg.

April, 16 vlg. Huismerken en meesterteekens uit Sfokar, Von, De voorgeschiedenis van


~— Uit de schatkamer van het verleden Friesland Jan., 18 vlg. ons dagelijksch brood Febr., 27
'— In het land van Mossel en „Kruip-
Onder"
Haas, Nico de, Oogst en boer 4000
Aug., 28 vlg. —— Bont vertoog over Friesland's wegen
Klokken en klokluiden in het Friesche
Febr., 25 vlg. ——
Wegen uit voorhistorische tijden
Het meisje van Egtved
.. April, 13
Mei, 14 vlg.
jaar geleden Oct, 9 vlg. volksleven Mrt., 3 vlg. Theunisz, Johan, Flevonen Nov., 20 vlg.
—— Oogst tijdens den boerentrek Oct.,
Oct.,
12 vlg.
14 vlg.
—— Nog iets over huismerken
De Friesche dorpswoning vóór 1850
Mrt.,
Mei,
28
28 vlg.
—De Hanze
—De Wegen
Febr., 2
Mrt., 6 vlg.
—schen Germaanschen
Op den akker
Oogstgebruiken van den Germaan-
Oct., 26 vlg.
——Het Friesche oorijzer
Molens in het Friesche land
Juni,
Sept.,
28 vlg.
24 vlg.
Thiede, C, Kuipsteken in het Gaildal
Toil, Jurriaan van, Verloren volkskunst
Aug., 15 vlg.
Juli, 8 vlg.

————
boer
De oorsprong der oogstgebruiken Oct., 28 vlg. N., Feestvieren Dcc, 2 Tréfois, Clemens, Onfdek het boerendak Juli, 10 vlg.
....
Visschers leeren tapijtknoopen Nov., 15 vlg. Nachenius, J. C, Boer en Nomade .... Oct., 24 Valeton, Elsa M., Van mutsen, kappen


kinderdracht . .
Een raadselachtige
door
De band der volksfeesten mid-
Nov., 27 vlg. — Oogstzegen
Nachenius, J. C. en Haas, Nico de,
Oct., 31 en oorijzers
Ven, D. J. van der, De huisslacht in ons
Juli, 12 vlg.

wintertijd Dcc, 3 vl 9- Zie: Haas, Nico de volksleven Oct., 4 vlg.



hagelkruisen
land
Sint Sebastiaan in het der
Jan-. 11 vlg.
Nickel, Elkar, Zie: Elkar Nickel
Ostwald, Wa., Nieuwe wegen voor
—— Bij de laatste schoof
Van Klaaskerel tot Kerstman
Nov., 3 vlg.
Dcc, 25 vlg.
——- Aarde en vuur
waarde,
Volksdracht: wezen, vor-
April, 2
Juni, 2 vlg.
nieuwe menschen
Paulsen, Peter, Het Hamerkruis van
Hiddensee
Febr., 18vlg.
Mrt., 28
Wolfram, Richard, Perchtenloopers in de
Alpenlanden
Wolters, Max, In de bouwloodsen van
Jan., 20 vlg.
sching

—— boerenkracht
Boerendracht uit
omstreeks
Friesche volksdracht
Folklore en volkskunde
Juni,
1500 Juni, 24 vlg.
Juli, 2 vlg.
5 vlg. Plassman, J. 0., Sproke van den heili-
gen nacht
Renaud, J. G. N., Kandelaars van aarde-
Dcc, 22 vlg.
den Sint Jan
Ziesemer, W., De Nederlandsche taal
in Oost- en West-Pruisen
Juli, 14 vlg.
Febr., 29 vlg.

ALFABETISCH REGISTER OP DE ARTIKELEN EN SCHRIJVERS IN HAMER 1940/1941


Aarde en vuur, Haas, Nico dei.. April, 2 Bremen, Uitingen van Nederlandsche Gaildal, Kuipsteken in het, Thiede, C. Aug., 15 vlg.
Aardewerk, Kandelaars Kenaud, van, kuituur in Nov., 25 vlg. Gebruiksvoorwerpen, Oeroude houten,
Dexel, W Juli, 18 vlg.
P Dcc, 18 vlg. Brood, De voorgeschiedenis van ons
J. G. N
Afbraak en behoud (van molens) .-. Sept., 30
Akker, Op den Germaanschen, Haas,
.. dagelijksch, Sfokar, Von
Bijlen, Felix, P
Mei, 14 vlg.
Juli, 12 vlg.
Grafheuvels, De
Grafsteenen, Van
—— van Bergsham
en begraafplaatsen,
April, 9

Nico de
Alpenlanden, Perchtenloopers in de,
Oct., 14 vlg. Cultuur, Uitingen van Nederlandsche
in Bremen

Nov., 25 vlg.
Sierksma, Klaes
Goastok, De — uit Markelo
Mrt., 11 vlg.
Mei, 13
Grondmolens, Toren-, — en Belfmolens Sept., 12 vlg.
Wolfram, Richard Jan., 20 vlg. Damast, Jachtmotieven in Nederlandsch-
Ambachtskunst, Oude, Renaud, J. G. N. Juli, 26 vlg. Duifsch, Schuchhart, Dr. Wolfgang Aug., 19 vlg. Gras, Van
— tot hooi . Oct., 3
Ambachtskunst, Oude, Renaud, J. G. N. Aug. 12 vlg. Dans, De, Blank, Fr Mrt., 14 Haarlem, De Groote Kerk van, Schaap,
Arbeidsgemeenschap voor Germaansch Doel, Zin en Oct., 2 Gerda Nov., 10 vlg.
fecht April, 31 Dorpsboomen, Over Meiboomen en, Hagelkruisen, Sint Sebastiaan in het
Arbeidsgemeenschappen, Uit de Mei, 6 vlg. land der, Haas, Nico de Jan., 11 vlg.
Arren, Lof der, Schaap, Gerda
Febr., 2
Jan., 27 vlg.
Beethoven, Banden met, Lindt, Hendrik Mrt., 19 vlg.
Mössinger, Friedrich
Dorpswoning, De Friesche
Molen, S. J. van der

vóór 1850,
Mei, 28 vlg.
Hakenkruisen, Over
teekens, Cate, L. ten

en andere
Nov., 31
Begraafplaatsen, Van Grafsteenen en,
Sierksma, Klaes Mrt., 11 vlg.
Dracht, De
kamp, Bart C —van Hindeloopen, Els-
Juni, 21 vlg.
Hamerkruis, Het
Paulsen, Peter
— van Hiddensee,
Mrt., 28
Beltmolens, Toren-, Grond- en Sept., 12 vlg.
April, 9
Egfved, Het meisje van, Sfokar, Von .. April, 13
Dcc, 2
Hanze, De, Theunisz, Johan
Heemkunde, Bond voor
Nov., 20 vlg.
Mrt., 31
Bergsham, De grafheuvels van Feestvieren, N
Bocht, Van
Bodemschatten, —
tot bocht
Bescherming der,
Febr., 8 vlg. Flevonen, Theunisz, Johan
Folklore en Volkskunde, Haas, Nico de
Mrt.,
Juli,
6 vlg.
2 vlg.
Heidewegen, Langs de oude, Gazen-
beek, Jac Febr., 10 vlg.
Schaap, Gerda
Boer en Nomade, Nachenius, J. C.
April, 10 vlg.
Oct., 24 ....
Friesche dorpswoning, De
Molen, S. J. van der — vóór 1850,
Mei, 28 vlg.
Heiligen nacht, Sproke van den, Plass-
man, J. O Dcc, 22 vlg.
Boer, Oogst en

4000 jaar geleden Oct., 9 vlg. Friesche land, Molens in het, Molen,
S. J. van der Sept., 24 vlg.
Heksenwaag, De — van Oudewater
Hiddensee, Hef hamerkruis van —,
..
Aug., 25 vlg.

Boer, Oogstgebruiken van den Germaan- Friesche oorijzer, Het, Molen, S. J. van Paulsen, Peter Mrt., 28
schen, Haas, Nico de .... Oct., 26 vlg. der Juni, 28 vlg. Hindeloopen, Bouwkunst in, Elskamp,
Boerenaard, Hoe
'en
Boerendak, Ontdek
— verging, Cate L.
.
het, Trefois, Clerriijns
Oct.,
Juli,
19
10 vlg.
Friesche Volksdracht omstreeks 1500,
Haas, Nico de
Friesland, Het 'boerenhuis in wester-
Juni, 24 vlg.
Bart C
Hindeloopen, De dracht van, Elskamp,
Bart C
Juli, 23 vlg.
Juni, 21 vlg.
Boerendracht uit boerenkrachf, Hais, lauwersch, Molen, S. J. van der Nov., 7 vlg. Hindeloopen, Een sluimerend stadje aan
Nico de '.]. Juni, 5 vlg. Friesland, Huismerken en Meesferfeekens de Zuiderzee, Elskamp, Bart C April, 27 vlg.
Boerenhuis, Het
biesland, Molen, S. J. van der —
in westerlauwersch
1 Nov., 7 vlg.
uit, Molen, S. J. van der
Friesland, Midwinter in oud , Molen,
Jan., 18 vlg.

Dcc, 20 vlg.
Hindelooper meubelen, Elskamp, Bart C. Aug. 9 vlg.
Hindelooper volkskunst, Elskamp, Bart C. Mei, 20 vlg.
Hooi, Van gras tot Oct., 3
Boerenkrachf, Boerendracht uit, HaL, S. J. van der
Huismerken en meesterteekens uit Fries-
Nico de .". Juni, 5 vlg. Friesland, Schaatsenrijden in —, van nu
Boerentrek, Oogst tijdens den, mii en vroeger, Sierksma, Klaes Dcc, 11 vlg. land, Molen, S. J. van der Jan., 18vlg.
N|co de . Oct., '12 vlg. Friesland, Van stinsen en states in, Huismerken, Nog iets over, Molen, S. J.
Boerenjucht, Sierksma, Klaes Sierksma, Klaes Jan., 22 vlg. van der Mrt., 28
* Boerhoorn giet, Bospoort, D. van de
Oct.,
Oct.,
31
11 Friesland, Palmpaschen in, Sierksma, Huisslacht, De — in ons volksleven,
Boomen, Heilige
°r°ekhuis, J. B —
op heiligen grond,
?°°men, Over Meiboomen en dorps-
Nov., 22 vlg.
Klaes
Friesland's kerken en torens, Sierksma,
Klaes
APril' 21 vl9-
Aug., 6 vlg.
Ven, D. J. van der
Jachfmotieven in Nederlandsch-Duitsch
damast, Schuchhart, Wolfgang
Nov., 3 vlg.

Aug., 19 vlg.
Friesland's wegen, Bont vertoog over, Jan, In de bouwloodsen van den Sint,
kernen, Mössinger, Friedrich t'" 'j Mei, 6 vlg.
?,°°ze, De
£*'o°cuwkunst
kel
en
— zijn oogst, Elka? '
Elskamp,
Oct., 18
Molen, S. J. van der
(Friesland), Klokken en klokluiden in het
Friesche volksleven, Molen, S. J. van
Febr., 25 vlg. Wolters, Max
Johann, Perchtenloopers uit Sint
Ponchau
in—
Juli, 14 vlg.
Dcc, 10
Ba
in Hindeloopen, \
jjuli, 23 vlg. Mrt., 3 vlg.
* C der
Kandelaars
J. G. N
van aardewerk, Renaud,
Dcc 18vlq.
Oogstzegen, Nachenius, J. C
Oorijzer, Het Friesche, Molen, S. J. van
Oct., 31 Tweelingen, De goddelijke

in het
Germaansche geloof en gebruik, Huth,
Kappen, Van mutsen,
Valeton, Elsa M.,
— en oorijzers .. Juni, 12 vlg.
der
Oorijzer, Waar het — verticaal gedragen
Juni, 28 vlq. Otto
Twenthe, Middeweenferstied in, Broek-
Aug., 3 vlg
Kerk, De Groote
Schaap, Gerda

van Haarlem,
Nov., 10 vlg.
wordt, Schaap, Gerda
Oorijzers, Van mutsen, kappen en, Vale-
Juni, 18 vlg. huis, J. B
Twenthe, Op zoek naar stiepelteekens
Dcc, 8 vlg.
Kerken, Friesland's
ma, Klaes —
en torens, Sierks-
Kerstman, Van Klaaskerel tot, Ven, D. J.
Aug., 6 vlg.
ton, Elsa M
Oudewater, De heksenwaag van
Juni, 12 vlg.
Aug., 25 vlg.
in Oost-, Kleinstra, Hille
Verleden, Uit de schatkamer van het
Jan., 26
Oudheidkunde, De weg en de, Renaud Nederlandsche, Kerkhof, B. J Febr., 3 vlg.
van der Dcc, 25 vlg J. G. N Febr., 22 vlg. Visschers leeren tapijtknoopen, Haas,
Kinderdracht, Een raadselachtige, Haas,
Nico de Nov., 27 vlg.
Paard, Het
— in den oogsttijd, Slob
Paard, Het —in het volksvermaak, Slob
.. Oct., 25
Mei, 25 vlg.
Nico de
Volksche Werkgemeenschap, Bijeen-
Nov., 15 vlg.
Kindertjes, ....
En waar komen de
vandaan?, Sierksma, Klaes — Mei, 10 vlg.
Palmpaschen in Friesland, Sierksma,
Klaes April, 21 vlg.
komst
Volksche Werkgemeenschap, Nieuws uit
Nov., 2
Klaaskerel, Van
D. J. van der —
tot Kerstman, Ven,
Dcc, 25 vlg.
Perchtenloopers in de Alpenlanden,
Wolfram, Richard Jan., 20 vlg.
de Nov.,
Dcc, 30
2
Klokken en klokluiden in het Friesche Perchtenloopers uit St. Johann in Volksche Werkgemeenschap, Wat wil
volksleven, Molen, S. J. van der Mrt., 3 vlq. Ponchau Dcc, 10 de Dcc, 30
Knipprenten, Van oude, Toil, Jurriaan
van Juli, 8 vlg.
Ploegers, Wij gaan als
fijd, Kaul, Heinrich — door den
Oct., 20 vlg.
Volksdracht, Friesche
1500, Haas, Nico de — omstreeks
Juni, 24 vlg.
Kruip-onder, In het land van Mossel en, Ponchau, Perchtenloopers uit St. Johann Volksdracht, Wezen, waarde, vorsching,
Gazenbeek, Jac Juli, 28 vlg. in Dcc, 10 Haas, Nico de Juni, 2 vlg.
Kruissfeekdoeken, Van merklappen en
Kuipsteken in het Gaildal, Thiede, C.
Mrt., 26 vlg.
Aug., 15 vlq.
Pruisen, De Nederlandsche taal in Oost-
en West-, Ziesemer, W Febr., 29 vlg.
Volksfeesten, De band der
wintertijd, Haas, Nico de — door Mid-
Dcc, 3 vlg.
Landschappen van J. C. Nachenius, Rijff, Eduard, Haas, Nico de Aug., 28 vlg. Volkskunde, Folklore en, Haas, Nico de Juli, 2 vlg.
Haas, Nico de Jan., 14 vlg. Santhorst, Op zoek naar het oude, Volkskunst, Heemskerck Düker, W. F.
Lentehoogtij in Twenthe, Broekhuis, Renaud, J. G. N Mei, 14 vlg. van Jan., 6 vlg.
J. B April, 24 vlg.
Mei, 13
Saxo-Frisia, Vergadering
schaatsenrijden in Friesland van nu en
Mei, 2 Volkskunst, Duitsche, Hahm, Konrad ..
Volkskunst, Hindelooper, Elskamp, Bart C.
Mei, 16vlg.
Mei, 20 vlg.
Markelo. De Goastok uit
Meesterteekens, Huismerken en — uit vroeger, Sierksma, Klaes Dcc, 11 vlg. Volkskunst, Verloren, Toil, Jurriaan van Juli, 8 vlg.
Friesland, Molen, S. J. van der
Meisje, Het
— van Egtved, Sfokar,
Jan., 18 vlg. Schatkamer, Uit de
Gazenbeek, Jac — van het verleden,
April, 16 vlg.
Volksliederen
Volksleven, De Huisslacht in ons, Ven,
Mei, 2

Von April, 13 Schoof Bij de laatste, Ven, D. J. van D. J. van der Nov., 3 vlg.
Merklappen, Van
doeken

en kruissteek-
Mrt., 26 vlg.
der
Sebastiaan, Sint
— in het land der
Oct., 4 vlg. Volksleven, Klokken en klokluiden in
het Friesche, Molen, S. J. van der .... Mrt., 3 vlg.
Mesheffen, Gesneden, Keus, L. D
Meubelen, Hindelooper, Elskamp, Bart C.
Mrt., 29
Aug., 9 vlg.
hagelkruisen, Haas, Nico de
Sechselauten in Zurich, Rombach, Fred Mei,
Jan., 11 vlg.
23
Voorgeschiedenis, Waar onze
levend wordt — weer
April,
April,
5 vlg.
Middeweenterstied in Twenthe, Broek- Sint Jan, In de bouwloodsen van den, Vuur, aarde en, Haas, Nico de 2
huis, J. B Dcc, 8 vlg. Wolters, Max Juli, 14 vlg. Wakels wachten op bescherming, Gazen-
Molenaar, De taal van den
taal van de wieken, H. S

en de
Sept., 28 vlg.
Sloopershanden, Uit — gered
Smeedwerkkunst, Schaap, Gerda ....
Aug.,
Juli,
30 vlg.
4vlg.
beek, Jac
Walmolens
Jan., 4 vlg.
Sept., 23 vlg.
Molens in het Friesche land, Molen, S. Spakenburger, Hoe een — wikkelkind Watermolens Sept., 15
J. van der
Molens, De
— in de lage landen, Haas,
Sept., 24 vlg. wordt aangekleed
Spel, Het — der gebogen vlakken,
Juni, 10 vlg. Weg, De
— als brug tusschen stad en
land, Broekhuis, J. B. Febr., 28
Nico de
Molens langs de Zaan, Schaap, Gerda
Sept., 2 vlg.
Sept., 6 vlg.
Haas, Nico de
Stadje, Hindeloopen een sluimerend
Sept., 18 vlg. Weg, De

eeuwen, Felix, P
van oertijd tot middel-
Febr., 13 vlg.
Molens, Belt-, Toren- en Grond-
Molens, Grond-, Toren- en Belt-
....
.... Sept., 12 vlg.
Sept., 12 vlg. — aan de Zuiderzee, Elskamp, Bart C. April,
Sproke van den heiligen nacht, Plass-
Dcc,
27 vlg. Weg, Zij die altijd „onder —" zijn
Weg, De — en de oudheidkunde,
.. Febr., 7

Molens, Sfanderd- Sept., 10 man, J. O 22 vlg. Renaud, J. G. N Febr., 22 vlg.


Molens, Stelling-
Molens, Toren-, — Grond- en Beltmolens
Sept., 22
Sept., 12 vlg.
Stamboek, Het Nederlandsche
Stamboom, Vruchten van één, Renaud,
Nov., 2 Weg, De
Weg en werk
— en de wandelaar Febr., 20 vlg.
Febr., 16 vlg.
Molens, Wal- Sept., 23 vlg. J. G. N Mrt., 24 vlg. Wegen, De, Theunisz, Johan Febr., 2
Molens, Water- Sept., 15 Standerdmolens Sept., 10 Wegen, Bont vertoog over Friesland's,
Molens, Wip-
(Molens) Afbraak en behoud (van) .. Sept., 11
Sept., 30
States, Van stinsen en
Sierksma, Klaes — in Friesland,
Jan., 22
Molen, S. J. van der
Wegen, Nieuwe — voor nieuwe men-
Febr., 25 vlg.

(Molens) Het spel der gebogen vlak- Stellingmolens Sept., 22 schen, Ostwald, W. Febr., 18 vlg.
ken, Haas, Nico de Sept., 18 vlg. Ster, De Germaansche wortels van het Wegen uit voorhistorische tijden, Sfo-
Mossel, In hef land van
Onder", Gazenbeek, Jac

en „Kruip-
Aug., 28 vlg.
zingen met de, Wolfram, Richard ....
Strafrecht en zijn toepassing in het ver-
Dcc, 15 vlg. kar, Von
Wegen, Langs de ouèfe heide-, Gazen-
Febr., 27

Mutsen, Van —, kappen en oorijzers, leden tegen den achtergrond van beek, Jac Febr., 10 vlg.
Valeton, Elsa M
Nomade, Boer en, Nachenius, J. C. .. Juli, 12 vlg.
Oct., 24
Volksche symbolen, Hallema, H. A.
Streekmusea, Het belang van, Gazen-
.. Aug., 2 vlg. Wegennet, Karakter en bouw van het
Nederlandsche, Kerkhof, B. J Febr., 3 vlg.
Noorbeek, De jonkheid van
den Meiboom binnen, Boefzelaar, W.

haalt beek, Jac
Symbolen, Strafrecht en zijn toepassing
Mrt., 8 vlg. Werkelijkheid, Volksche, Haas, Nico de
en Nachenius, J. C. Jan., 2 vlg.
R. C. van Mei, 3 vlg. in het verleden tegen den achtergrond Werkgemeenschap, Zie: Volksche
Wieken, De taal van den molenaar en
....
Oogst en boer 4000 jaar geleden, van Volksche, Hallema, H. A Aug., 2 vlg.
Haas, Nico de
Oogst tijdens den boerentrek, Haas,
Oct., 9 vlg. Taal, De — van den molenaar en de
taal van de wieken, H. S Sept., 28 vlg.
de faal van de, H. S
Wikkelkind, Hoe een Spakenburger —
Sept., 28 vlg.

Nico de Oct., 12 vlg.


Oogst, De Booze en zijn, Nickel, Elkar Oct., 18
Taal, De Nederlandsche
West-Pruisen, Ziesemer, W — in Oost- en
Febr., 29 vlg.
aangekleed wordt
Wipmolens
Juni, 10 vlg.
Sept., 11
Oogst, De
som
—als zegen of als reken-
Oct., 30
Tapijtknoopen, Visschers leeren, Haas,
Nico de Nov., 15 vlg.
Us, De lokroep van het, Schaap, Gerda
Zaan, Molens langs de, Schaap, Gerda
Mrt., 15 vlg.
Sept., 6 vlg.
Oogstgebruiken van den Germaanschen Teekens, Over hakenkruisen en andere, Zingen, De Germaansche wortels van
boer, Haas, Nico de
Oogstgebruiken, De oorsprong der,
Oct., 26 vlg. Cate, L. ten
Toren-, grond- en beltmolens
Nov.,
Sept.,
31
12 vlg.
het — mef de ster, Wolfram, Richard
Zuiderzee, Hindeloopen, een sluime-
Dec. 15 vlg.
Haas, Nico de Oct., 28 vlg. Trek, Oogst tijdens den boeren-, Haas, rend stadje aan de, Elskamp, Bart C. April, 27 vlg.
Oogsttijd, Het paard in dan, Slob .... Oct., 25 Nico de Oct., 12 vlg. Zurich, Sechselauten in, Rombach, Fred Mei, 23

K 113
van gras

tot hooi
GRAS
J-et inbelangrijkste
vele streken van ons waterrijke
bodemproduct, dat in
de *ijden, toen het buitenlandsche kracht-
v °er nog overvloedig binnenkwam,
aak niet naar waarde werd geschat.
'hans, nu dit krachtvoer niet meer bin-
nenkomt, wordt weer beter beseft, van
0e'groote waarde voor onze volks-
v
oeding juist het gras is, getuige de ver-
keringen, die op dit gebied worden
graPr°jfcl- zooals o.a. het drogen van
t ~ s- dat thans overal wordt aangepakt.
/
3
BIJ DE LAATSTE SCHOOF
de zware wolkenluchten van

Hnder
Geldersche en Overijselsche beleven jong en
den laten zomer, zwaaien de boeren- oud dan de vreugde van de najaarskennis.
wagens overal in de lage landen de
erven op, om hun goudglanzenden NEDERLANDSCHE In wezen is dit een oogstfeest met nog vele
volkskundig hoogstbelangrijke vermaken, zoo-
last veilig in de schuren te brengen.
Van Zeeland tot Groningen wordt het koren
binnengehaald en een gevoel van dankbaar-
heid groeit in de boerenziel, een gevoel, dat
OOGSTGEBRUIKEN als het ringrijden, vogelschieten, vendel-
zwaaien en niet te vergeten ook met de(
vroolijke, helaas door de vreemdelingen-
industrie nogal eens misbruikte boeren-,
zich overal uit in even spontane als ingewor- klompendansen.
telde gebruiken, die in rijke verscheidenheid
toch steeds weer getuigen van de levens-
Sommige hebben, althans in naam,
hier aan de „Riepe, riepe, garste"
——
ik denk
hunl
blijheid en de arbeidsvreugde van ons Ger- oorspronkelijke karakter van oogstdansen be-i
maansche wezen. Want met deze garve immers is het werk ge- waard, waarbij onder het rhythmisch handen -I
De zwerftochten door onze landstreken, heb- daan en kan het spel beginnen. Een spel, dat geklap en klompengeklos oogstliederen wor-j
ben ons een prachtig beeld gegeven van den natuurlijk nooit zonder zin is, als het ten- den gezongen, als:
rijkdom van het boerenleven en van de veel- minste aanknoopt bij de overlevering van het
zijdigheid van de landelijke volkscultuur. verleden. „Riepe, riepe ga(r)ste
Maar in die veelheid is toch steeds de eenheid Zulle wij goan mèjen
van beleven, die gebonden is aan bloed en Kotte kotte stöppeltjes
bodem. Niet alleen de symboolschat getuigt GELEERDE THEORIEËN Die zulle wij loaten stoan"...
daarvan, maar ook het vroolijke spel, dat den De geleerden hebben ta deze laatste garve
zwaren landarbeid besluit. Want dit beëindigen allerlei theorieën geborgen, die lang niet Dat op kermissen o.a. te Hummelo, Laag
van den oogst wordt overal als een feest be- altijd juist zijn bevonden. Zoo is er veel ge- Keppel, Steenderen en Borculo (Wie vult het
schouwd en het ligt voor de hand, dat „de schreven over „demonen-afweer", maar wij. lijstje aan?) de bijlemannen of „bielemenne-
laatste garve" het voorwerp wordt, waar vele mogen veilig aannemen, dat het daarmee zoon kens" een met groen, bloemen en geschenken
oogstgebruiken bij aanknoopen. vaart niet loopt, want ons boeren-voorgeslacht getooid kennispaaltje omhakken, is op zichi
was te zelfbewust en te natuurverbonden en zelf reeds een zoo merkwaardige handeling,
vooral ook te diep geloovig, dan dat het onder dat we hieraan een afzonderlijke bijdrage
zoo sterke angstgedachten zou hebben ge- hopen te wijden.
leefd, dat demonen-afweer een groote rol ge-
speeld kan hebben bij de oude oogstfeesten.
Deze demonen-angst is wel typisch de theorie DE DIEPERE ZIN
van zgn. christelijke volkskundigen, die in den
boer altijd een wezen vol bijgeloof hebben Door een objectief feitenmateriaal, verzameld
willen zien. van 1926—1940, ben ik de overtuiging toege-
Een andere „oplossing" is gezocht in de „spel- daan, dat we in deze oogsthandelingen iets
drift", maar ook die verklaart niet alles, al meer hebben te zien dan louter uitingen va»
is er zeker sprake van een volkomen begrij- vreugde over het weer binnen brengen van
pelijken drang om zich na den zwaren arbeid den oogst. De oogstmaaltijd, dien we in aller-
eens duchtig te ontspannen in een vroolijk lei verschillende vormen aantreffen van dei
spel. „zaadfooi" ta het Vlaamsche en Zeeuwsche
Hoe het ook zij, de boeren hebben zich van land tot den maaltijd van het „plezair-
deze geleerde theorieën niet veel aangetrok- dörschen" ta Groningen en de „stoppel-
hoanen-moeultjes" ta den Gelderschen efl
ken en zijn doorgegaan met jaar in jaar uit
Overijselschen Achterhoek, wijzen uiterlijk
hun oogstfeesten te houden, die hun een be-
ongetwijfeld op een feestelijk besluit van de
hoefte waren.
ingespannen arbeidsperiode.
Toch valt het niet te ontkennen, dat ook nog
ACHTERHOEKSCHE FEESTERIEËN elementen aan te wijzen zijn, die teruggaan
In de week tusschen St. Joapik (25 Juli) en tot het sacrale „gilde", het „ta communio"
gebruiken van den offermaaltijd der oud-
St. Michael (29 September) houdt de Achter- Germaansche bloedsbroederschappen. Deze ziefl
hoeksche bevolking haar „feesterieën". In het
we ook nog in eere gehouden door talrijke ifi.
ons land volkskundig nog veel te weinig be-
studeerde dorpsschutterijen en plattelands-
Links: Bronkhorster Schutterskoning met gilden. Deze ta wezen oud-Germaansche off er-.
zilveren prijs-vogel en versierde Goud-
sche pijp maaltijden vonden plaats op bepaalde dage»
Onder: Sint Jaopiksdracht van het jaar, die later hun kerstening ont-

li
vingen in de vereertag van schutterspatroons omzwervingen aan den rand van de velden
als St. Antonius, St. Sebastiaan, St. Joris, St. zitten om als graankoopers contact met den
Maarten en Sinte Barbara. boer op de velden te krijgen.
Uit al het hier aangevoerde blijkt, dat naar Wanneer men nu weet, dat de vreemdeling
verhouding jong-christelijke en oeroude zoo- nog altijd een zeer merkwaardige rol speelt
genaamde heidensche invloeden eeuwenlang en men hem dikwijls nog een stroowisch om
op gebruiken, zeden en gewoonten hebben den arm bindt, dan begrijpt men, dat de ko-
ingewerkt en dat we, alvorens een definitie renjood met zijn zwaren zak, waarin hij zijn
te geven, zeer zorgvuldig alle volksgebruiken kramerijen meedroeg, zeer gemakkelijk kon
en in het bij zender die, welke betrekking heb- worden omgevormd tot een booze kinderroo-
ben op den oogst, ta hun samenstellende deelen vende gestalte.
hebben te ontleden. De sociale waarde voor Natuurlijk vonden dergelijke voorstellingen
het heden en de geschiedkundige beteekenis De oogstmei wordt op de hekpaal geplant van een
des te gemakkelijker ingang, omdat daarin groote hoeve in Sleeswijk-Holstein
daarvan ta het verleden kan ons dan in een overeenkomst werd gevonden met den Jood-
vergelijkende volkskundige studie nader bren- schen ritucelen moord op kleine kinderen en
gen tot den oorsprong van zoo menige thans eveneens met den zwarten zak van schrik-
onbegrepen handeling. aanjagende demonen, als de Zwitsersche
De oogstfeesten zijn voor een groot deel na- „Kinderfresser", de Zuid-duitsche „Butze-
klanken van de oude zeden van ons voorge- mann", de kinderverslindende „Wau-Wau"
slacht, een voorgeslacht dat de adel van zijn en zooals we dien thans ook nog in onzen
bloed in zich droeg en geroepen was tot het Zwarten Piet signaleeren.
bouwen van de groot-Germaansche cultuur.
Het is daarom dwaasheid de Germaansche
oogstgebruiken te willen vergelijken met de ZEEUWSCHE NAKLANKEN VAN DEN
zeden van blijvend primitieve volkeren van
een ander ras, dat niet de mogelijkheden van OUDEN EEREDIENST
het Noordras als kostelijk erfdeel had.
Wij kunnen de oogstfeesten van onze boeren Toch is het aan geen twijfel onderhevig, dat
bij het inhalen van den oogst traditioneele
alleen dan begrijpen als wij ze zien tegen de handelingen worden bedreven, die we niet
levende traditie van de bodemverbonden boe- uitsluitend als uitingen van speelsche
rengemeenschap. (En in dit verband zij op- arbeidsdrift of als dreigende kinderverschrik-
gemerkt, dat ook een vergelijking met de ge- king mogen aanvaarden, maar wel degelijk
bruiken van de steedsche beschaving tot hebben te verstaan als resten van een vrucht-
geenerlei juist begrip kon leiden. Deze stads-
beschaving staat immers volkomen vreemd baarheidseeredienst. Dit is zeer zeker het ge-
val met den „Oogstmei", het aan de planten- De Meitak in Zeeland als De oogstmei op de koffietafel
tegenover de bindende krachten, die het teeken, dat het koren is in- in Sleeswijk-Holstein
wereld ontleende symbool van de vruchtbaar-
boerenland noodzakelijk moeten beheerschen, heid, dat men gaarne boven de poort hangt geschuurd
opdat de landelijke cultuur zoowel sociaal als
zedelijk niet ten onder ga. En dan spreekt
na een feestelijken rondrit van den laatsten
menwagen of op den hekpost spijkert ten
het vanzelf, dat een van de zedelijke beginse-
len van het land was: de eerbied voor den teeken, dat de oogst weer tageschuurd is. In
geheel het Scandinavische Noorden, in Slees-
zonnezegen, voor het dagelijksch brood en wijk-Holstein zoo goed als bij ons op het
den eerlijken arbeid.
eiland Walcheren en in het Kempische en
Zoo ook werd de jeugd reeds eerbied inge-
prent voor het te velde staande koren en in Vlaamsche land wordt nog op menige boer-
derij een groene tak aan de hofpoort gespij-
den loop der tijden werd de oorspronkelijk
agrarische korenboeman in meer dan een ge-
kerd. In de nuchtere verklaring, die de cal-
vinistische boer u zal geven, vertelt hij, dat
west een opvoedkundige kinderschrikgestalte. op deze wijze de boer aan zijn dorpsgenooten
laat weten, dat bij hem de oogst weer tage-
schuurd is. We geven hier een photo uit Slees-
SCHRIKGESTALTEN UIT wijk-Holstein en een uit het dorp Biggekerke,
GRONINGEN EN DRENTHE waaruit men ziet, hoe in twee ver uiteen lig-
gende gewesten van het groote Germaansche
Mevr. E. J. Huizinga—Onnekes te Den Boer, cultuurgebied hetzelfde gebruik zich hand-
een der weinige Nederlandsche plattelands- haaft, alleen met dien verstande, dat ln
vrouwen, die zich verdienstelijk hebben ge- Sleeswijk-Holstein de mooi versierde laatste
maakt bij het pionierswerk van ons volks- garve met feestelijk vertoon wordt binnen-
kundig onderzoek, vertelt, dat op het Gronin- gehaald en te pronk wordt gezet op de koffie-
ger boerenland menige
moeder de kinderen tafel, terwijl de traditie op Walcheren terug- 10 , 11
waarschuwt niet het korenland in te gaan, De Meitak op het Zeeuwsche Het eerste nieuwe koren wordt
gebracht is tot het rondgaan van de suiker- duin gemalen op den molen te
daar de „roggemouer" ze anders te pakken kom met de zouten bolletjes" onder de Biggekerke
zou nemen. Op den Hondsrug trad een soort- knechten, die den oogst hebben binnenge-
gelijke 'gedaante op als „Spin-Arm" en oude haald. Driemaal een volle lepel nemen is
menschen in Twenthe hebben ta hun jeugd oogstrecht, maar wanneer de kom in handen
nog grooten schrik gekend voor den „wilden komt van Lou, den knecht, die den wilgentak
hond", die uit het koren sprong en hen aan- op de hofpoort heeft gespijkerd, dan acht hij
viel. Een oude boer in Rossum vertelde eens zijn oogstrecht dit aantal aanzienlijk naar
aan de dialect-dichteres Cato Elderink, dat boven af te ronden, zooals ik in een komische
het schande was zoo bang als de ouders de scène van mijn oogstfilm, anno 1926 op den
kinderen daarvoor maakten: „Jannoa uit hof Grijpskerk heb vereeuwigd.
Buur se was in haar schooljaren niet anders De onversierde wilgentwijg, die nog ieder
dan op een drafje langs de roggevoren ge- jaar de strooien kap van den witten koren-
loopen".
molen van Biggekerke siert, wanneer deze na
Onze Groningsche „roggemouer" en onze een periode van zomerschen stilstand weer
Drenthsche „Spin-Arm" zijn Nederlandsche het eerst het nieuwe koren maalt, speelt als
varianten van soortgelijke demonische gestal- oogstmei ook nog een traditioneele rol op
ten, die vooral in Duitschland gedurende de Zuid-Beveland. Ik herinner er hier met er-
laatste jaren het onderwerp van diepgaande kentelijkheid aan, hoe de Edelachtbare Heer
studie hebben uitgemaakt. Daarbij is komen Burgemeester Zandée van Kloetinge als een
vast te staan, dat een voortdurende wissel- echte boerenburgemeester steeds de waardige
werking van de zoogenaamde vruchtbaar- Zeeuwsche dracht ta eere houdt en „'t laetste
heidsgeesten valt waar te nemen en dat zelfs voer" inhaalt met de versiering van den
betrekkelijk jonge voorstellingen in de plaats groenen Meitak. 2
getreden zijn van oer-oude demonische ge- Te Kloetinge werd de zaadfooi lang in eere gehouden
Ik heb het meegemaakt, hoe ta vollen draf
stalten. dit laatste voer tarwe de prachtige schuur van
de boerderij werd ingereden en hoe met een
welgemikten zwaai de knecht den Meitak ta
Zoo heeft men bijv. in het Duitsche Rijnland het rieten dak plantte. Daarna had onder den
de „Kornjude", dien we ook in Oost-Pruisen groenen Meitak een tractatie plaats waarbij
en hier en daar in Silezië aantreffen. Deze zoowel burgemeester, burgemeestersvrouw en
herinnert ongetwijfeld aan vroegere Joden- de vroolijke burgemeestersdochters als de
vervolgingen, waarbij Joodsche kramers meiden en de knechts uit een en hetzelfde
meermalen zich verborgen hielden ln uitge- glaasje dronken. Zoo heb ik nog in kostelijke
strekte korenvelden. Ook zag men ta het tafercelen dezen eertijds heiligen oogstdronk
Rijnland Joodsche venters dikwijls op hun kunnen vereeuwigen.

5
' De Waldftrsche sükerkom
met zoute bolletjes
DE GRONINGER KOOLZAADHAAS
De Limburgsche vlaaienmaaltijd ontbrak hier
evenmin als de Zeeuwsche sükerkom met
zoüte-bollentractatie op de Walchersche hoeve
Grijpskerk en de klonteetpartrj op den Gro-
ninger heerd Omptedaburg onder 't Zandt,
nadat daar de koolzaadhaas was gevangen
genomen. Het is mij nog gelukt vast te leggen,
dat de jongste „stroekenzuiker" aan den
groenen slootkant een bouquet bloemen
plukte, om daarna in de laatste dracht kool-
zaad te springen. De dragers wilden dit zware
zeil, waarin de haas gevangen zat, niet eerder
naar het kleed brengen, dan nadat zij een
grooten borrel hazenbloed (jenever met
stroop) hadden gedronken. Daarna brachten
ze den jongen met de bloemen ta de laatste
dracht koolzaad naar den ouden Heer Michiel
Jans Topptaga, den eigenaar van het veld. Uit
de vracht kroop de jongen te voorschijn, bood
de bloemen den boer aan, die daarna weer
moest tracteeren. Het feit, dat hierbij de
arbeiders de hoeden plegen af te nemen, iets
wat een Groninger landarbeider zelden of
nooit zal doen, wijst op een oer-oude traditie,
mogelijk een heilige handeling, die we als een
kostbaar volkskundig overblijfsel kunnen aan-
nemen. Zoo wordt op min of meer plechtige
wijze den eigenaar van het veld de ruiker,
het symbool der vruchtbaarheid aangeboden.

VERNIEUWDE FEESTEN
15 Een beeld van de oogstoptocht fe Sevenum DE MARTELGAUS Niet in alle feestelijke handelingen met de
IN HET KATHOLIEKE ZUIDEN laatste schoof, moet men echter overblijfselen
van oud-Germaansch gebruik willen zien. Ook
Wat in het calvinistische Zeeland ta alle inge- in dezen tijd onstaan nog uit de spontane
togenheid plaats vond, heb ik in het katho- volkskracht allerlei feestelijke oogstgebruiken
lieke Zuiden nog meegemaakt met de jolijt of verrijkingen van overgeleverde gewoonten.
bij het inhalen van de Martelgaus. Hier ver-
In Limburg komt dit bijvoorbeeld niet alleen
meld ik de naamsbeteekenis van dit woord, in het Carnaval tot uitdrukking, maar ook
dat we ta christelijken zin als „maldergods" ta het feest van den oogst, dat de bekroning
(het deel van God) verklaard vinden. Het
moet zijn voor maandenlangen zorgvollen
malder is een maat van zes vat en weegt arbeid.
ongeveer 120 kg. Volgens deze opvatting zou De jonge boeren van het Peeldorp Sevenum
het God toegewijd zijn als dankoffer voor het hebben dit wel degelijk aangevoeld, toen zij
binnenhalen van den oogst. We vinden hier ta 1937 het oude oogstfeest ta nieuwen luister
dus een kerstening van het „vergódentêl" uit deden herleven op Zaterdag 25 Juli en Zondag
den oud-Germaanschen tijd, dat zich in 26 Juli, de twee dagen toegewijd aan St. Jacob
Oldenburg, Brunswijk, Hannover en Westfalen en St. An, wanneer volgens eeuwenoude tradi-
nog heeft gehandhaafd en verstaan moet
tie „het koren moet zijn ta schuur en ban".
worden als een offer aan Wodan's gemalin, Er zijn toen nieuwe elementen ta het eeuwen-
als Vrouw Godes „Anteil". De laatste halmen oude oogstfeest gebracht, dat te Sevenum de
van het veld bleven dikwijls staan en werden naam van „Maaiers-Zondag" en te Neder-
„Waul-roggen" genoemd. Daarin plaatste men
weert van „Zichte-Zondag" droeg. Hierbij
den „waulstok" onder het negen keer roepen ontbrak al evenmin een maaltijd, bestaande
16 De koolzaadhaas is gevangen in het zeil met de laatste van „wold" of „waul", terwijl de maaiers met uit heerlijke sneden van het eerste oogstbrood,
dracht een strekel op hun zichten sloegen. Dit in belegd met vette boerenham en besproeid met
den juisten zin van het woord „heidensch" het schuimende oude bier, als een feestelijke
lawaai heb ik nog waargenomen bij het ommegang van versierde oogstwagens door het
inhalen van het „olie wief" op de boerderij dorp, waar van heinde en ver de Peelbewoners
Lenserink onder het Zelle bij Ruurlo. waren samengestroomd.
Het woord martelgaus heeft den taalkundigen Een groot aantal boerendochters had het
al heel wat moeilijkheden bezorgd! Thans feestgebouw versierd met tarwebossen vol
staat wel vast, dat „gaus" een dialectische brandend-roode papavers en duizenden hel-
vorm van „gans" is. Die naam werd over- blauwe korenbloemen en behalve de traditio-
gedragen op de laatste garve en zoo stelde neele ruiter wedstrijden werd door zestien
men martelgaus gelijk aan martelgans of jongelui ook een aantal reidansen uitgevoerd.
martelgarve, waarin men versterkt werd ta
het feit, dat deze laatste schoof door het
landvolk kapot gemarteld werd, zooals ik zelf STIJLLOOZE BID- EN DANKDAGEN
heb meegemaakt onder het dansen van den We zien hier dus een uit het volk zelf voort-
„cramignon" op de binnenplaats van de gekomen drang naar een meer zinrijke feest-
halferhoeve Terborgh onder Schtanen. viering dan bijv. Ta Drenthe plaats vindt ter
Dit gans- of haanslaan werd van den akker gelegenheid van den nog altijd gehouden z.g.
V rlegd naar de oogstkermis. Wie er ter bid- en dankdag voor het gewas. Hoe stijlloos
Gouw's „Volksvermaken" op naslaat, kan deze Drenthsche plattelandsviering is, waarbij
lezen, hoe in zijn tijd dit ganstrekken met de thans het feest-taitiatief geheel rust in
17 Hij brengt de oogstmei aan den boer, die dan op „Jan handen van kasteleins en zaalexploitanten,
Doedel" tracteert varianten van katknuppelen en paltagtrekken
(het laatste gaf aanleiding tot het beruchte toonen ieder jaar weer de plaatselijke couran-
Amsterdamsche paltagoproer) dierenkwellende ten in lange reeksen advertenties, die ta feite
18 Hoeden af bij de laatste Hazenbloed-borrel! volksvermaken waren, die steevast in Augus- een felle aanklacht zijn tegen den boeren-
tus werden gehouden, ongetwijfeld in een stand zelf. Uit zoon Drenthsch dagblad nu
zekeren samenhang met vroegere oogstriten. heb ik een aantal onder elkaar staande adver-
Den soberen calvtaistischen wilgentak van tenties geknipt, die boekdeelen spreken in
den Zeeuwschen Oogstmei zag ik in Schuinen zake het totale gemis van eenige volkscultu-
uitgegroeid tot een door de meisjes met bonte reele leiding op een toch zoo ernstigen dag
vaantjes en papieren roosjes versierden room- als biddag voor den landman dient te zijn.
schen Oogstmei, die onder feestelijk gejoech Verder commentaar overbodig!
op den laatsten wagen eerst door het dorp
werd gereden en tenslotte in den ijzeren ring Zoo groepeeren zich in ons boerenleven aller-
boven de poort van de hoeve Terborgh werd lei gebruiken rondom de laatste schoof, die
bevestigd. Daarna werd de cramignon gedanst hier „de martelgaus", de „koolzaadhaas", de
om de laatste garve, die als martelgaus door „erwtenbok", het „olie wief" of „de oogst-
den oudsten knecht werd stuk geslagen (ge- haan" wordt genoemd en verderop „die Alte"
marteld). heet.

6
Dwingelooj
12 Maart (Biddag) I
Muziek en Bali
■ Aanbevelend,
J. ZANTINGE.I
Slotbal ■ Heitel
Woensdag 12 Maart (Biddag)!
in dt zaal nw Café SOES.
Aanvang 2 uur. Entree 25 cent.
II
DANSEN
15 Maart tot 12
I
uur.l
Café KLOEZE, Veeningen.

MUZiEK en BAL I
op WOENSDAG 12 MAART
(Biddag)
I Veel ontstond ook uit den natuurlijken lust
tot ontspanning na noesten arbeid. De Ach-
terhoeksche boer drukt dit zoo mooi uit in

Café Timmerman
Kolder veen.
■ dat eene woordje „wille". De boeren hebben
na afloop van den oogst „wille" om naar
eigen gewestelijken volksaard hun arbeids-
feest van den oogst te vieren.
\ANVANü 7 UUR.

Muziek en Bail
EENHEID IN VERSCHEIDENHEID
Naar alle kanten doen zich hier onderzoe-
kingsgebleden voor. In de heele Noordeuro-
peesche, Germaansche cultuurwereld vragen
gelijkgeaarde verschijnselen om duiding en
samenvatting.
Aan de Piano: de heer M. LEVIE.
■ Het spreekt vanzelf dat gelijk bloed zich in

Woensdag 12 Maart, I
gelijkgeaarde zeden uit en dat deze zeden
niet door staatsgrenzen, dwars door het een-
dere bloed getrokken, worden gewijzigd.
Café „TER HAAR", Nijeveen.l Wat naar den aard bijeen behoort werd dik-
wijls uit elkaar gescheurd, alleen namen
blijven nog lang voortleven.
A.s. Woensdag 12 Maart (Biddag)! In een middel-Nederlandsch gedicht uit de
14de eeuw komt de mededeeling voor, dat de

MUZIEK EN BAL.I schrijver in oude boeken had gelezen, dat de


naam „Nedersassen" vroeger gegeven werd
aan het gebied Westelijk van Maas en Rijn, n Verraay en omgeving ziet men het laatste voer Soc.' 20

H.Santing, Wanneperveen |
iog wel gelooid met groene meien, (erwijl 't mêdje
stroomafwaarts van Nijmegen; Westelijk tot { jp den wagen gezeten den oogstruiker vasthoud!
aan de monding van de Schelde. Heinrich
Meibom herinnert daaraan in zijn „Ad Saxo-

Tooneel uitvoering I
niae Inferioris imprimis historiam introduc- ■Jog een beeld uit het vernieuwde oogstfeest te
c >evenum
tic" in:

„Oude boeken (boeken) hoor icke gewagen


van den dat al 't land beneden Nijemagen

B. v.S. Atd. Uffeltel Wilen neder Sassen hiet


Al soo als die Stroom verschiet
op Vrijdag 14 Maart 1930
in Café SOER.
1 Van der Mase ende van den Rhijn
Die Schelt was dat west ende sijn".

Aanvang 7| uur.

Openbare Uitvoeringen!
van de Muziekvereeniging.
„OE BOSCHNIMF"
te Havelte
OP Woensdag 12 Maart I
(ongehuwden)
en Vrijdag 14 Maart
(gehuwden)
ln zaai TUIN.
(Dir. de heer W. SMIT.)
Aanvang 7.30 uor. Entree 50 et.l
DONATEURS vrije toegang.
Na afloop BAL.
In het Friesche Gaasferland worden de „heabülten" (hooimijten) op een zeer doeltreffende wijze tegen de kracht der winden beveiligd. De
boeren „breiden" daar n.l. zelf netten van haverst/00, waarbij zij met behulp van een timmermansboor slingers van stroo draaien, welke aan
elkaar geknoopt worden en zoo een sterk net vormen. Aan de onderzijde verzwaard met steenen, raakt zoon net ook bij een storm niet los.
Een mooi voorbeeld van een oud en practiseh handwer , dat elders in Friesland bijna niet (meer) 'gevonden wordt.
De andere foto laat het oogsten van het extra-bemeste „Maogien" zien, waarop het zware, hooge gras tot voor weinige jaren met de zeis
gemaaid werd.
OOGST EN BOER
4000 JAAR GELEDEN
STEENTIJD GEHEIMEN
EN
KLASSIEKE DWAILINGEN
het algemeen heeft men zeer onvol- ZIJ WISTEN BETER vijand van hun door en door decadente wereld-

Bn doende en zelfs geheel verkeerde gedach-


ten over de plantenteelt en den oogst van
onze boeren voorouders. Vooral over den
langen tijd, waarover geen geschreven
verslagen bestaan. Wat men van de Germanen
weet ——
telling
zelfs omstreeks het begin onzer jaar-
is meestal aan antieke schrijvers, in
De humanistische vooringenomenheid tegen
onze voorouders blijkt wel daaruit, dat andere
Romeinsche schrijvers niet zoo onder de aan-
dacht werden gebracht. En toch waren daar
mannen bij, die Germanië beter kenden dan
de eerstgenoemden. Varro bijvoorbeeld vertelt
stadbeschaving. Zij voelden dat dit vrucht-
bare boerendom het steriele, gekunstelde Rome
moest overwinnen. Zij verdedigden en veront-
schuldigden zich met het slagwoord: „Bar-
baren", dat door heel de geschiedenis het
machtelooze scheldwoord is gebleven van den
krampachtig om zich heen slaanden deca-
het bijzonder aan Caesar en Tacitus* ontleend. dat de Germanen hun akkers reeds met mergel dent.
Wat deze Romeinen mededeelden, was voor bemestten, Virgilius prijst de veel betere con- Reeds de Grieken noemden in hun verval-tijd
onze humanistisch Ingestelde geleerden boven structie van den Germaanschen ploeg en de de Macedoniërs en de Romeinen „barbaren".
alle twijfel verheven. Men zag daarbij geheel oude Plinius, die in zijn jeugd als ruiter- Nu waren de Romeinen aan de beurt om zich
over het hoofd, dat Tacitus nooit ln Germanië officier in Germanië had gelegen, schetst wel van dit woord te bedienen.
was geweest en alles van „hooren zeggen" had. een heel wat gunstiger beeld dan bijvoorbeeld
Caesar is als veldheer aan den Rijn inderdaad Tacitus.
op Germaansche stammen gebotst, maar zijn De verkeerde voorstellingen over het Nomaden- KERKPOLITIEK
beroep heeft hem weinig tijd voor ernstige dom der Germanen danken mede hun ont-
volkskundige studie gelaten. Zien wij tenslotte niet over het hoofd, dat de
staan aan de eerste schriftelijke bronnen over middeleeuwsche christelijke kerk zeer politiek
de volksverhuizingen. Die hebben namelijk be- pionierswerk heeft verricht om l&ng voor de
JAGERS LATIJN trekking op de Kimbren en Teutonen, die met
humanisten de waan van het barbarendom
hun heele volk en al hun bezittingen aan vee
Bovendien: welk een fantastisch bijgeloof en huisraad een reusachtige trek ondernamen,
ingang te doen vinden. Hoe zwarter immers
gold voor deze Romeinen nog als "wetenschap! de vóór-christelijke tijden konden worden af-
omdat hun eigen land door een springvloed
Men leze Caesars dwaze verhalen over den verloren was gegaan. Dlt was dus het uitzon-
geschilderd, des te stralender zouden de geker-
eland (dle geen kniegewrlchten zou hebben deringsgeval, dat een héél volk op zoek naar stende perioden er tegen afsteken en hoe
en daarom tegen een boom moest leunen als
nieuw land uittrok in tegenstelling tot de
grooter leek de verdienste der kerk.
hij slapen wilde en in die houding gemakkelijk Ook dit is een niet te onderschatten factor
latere tochten, waarbij een deel van het volk
kon worden gevangen door den boom om te op de oude erfhoeven bleef, terwijl de uittocht om te begrijpen hoé misteekend het beeld is,
zagen!); den oeros, dien hij voor weinig van de anderen door het pioniers- en voor- dat wij opgediend kregen als de natuur-
kleiner dan een olifant houdt, ja zelfs over trekkerswerk van de jongeren, de zooge- getrouwe weergave van ons voorgeslacht.
den eenhoorn, die echter geheel in het rijk naamde „Heilige Lente", werd voorbereid.
der fabelen thuishoort. Slechts deze weinige
voorbeelden mogen volstaan om dé weten- WETENSCHAP BRENGT LICHT
schappelijke waarde van deze Romeinsche EEN VERKEERD BEELD
bronnen aan te toonen. Ondertusschen heeft de wetenschap iets
Het behoeft ons dan niet meer te verbazen, Het uiterlijke beeld van deze trekkende Kim- anders ontdekt, n.l. een welgeordend, hoog-
dat Caesar de Germanen als nomaden afschil- bren en Teutonen met hun hoogopgepakte ontwikkeld en akkerbouwend volk, dat Ger-
dert, die in hoofdzaak van melk, kaas en wagens en de mijlenlange tros, heeft de oude manië bewoonde.
schrijvers tot het beeld van „nomaden" verleid, Daar waren de plantkunde, de volkenkunde, de
vleesch leven. Hij ontkent dat zij bodemver- deze eeuwig zwervende herdersvolken. Maar rechtswetenschap en wat niet al meer, die
bonden waren en beweert dat zij bij voorkeur dit is volkomen verkeerd. Ook deze Germanen ieder op hun gebied tot geheel andere gevolg-
hun gebied met 600 mijl breede gordels woest waren echte boeren en bleven dit, zelfs op den trekkingen
land omringden. Als men dan verder vergelijkt kwamen dan de klassieke
wat Caesar en Tacitus pver het Germaansche
trek. Want uit hun overgeleverde onderhande- schrijvers.
geloof schreven, blijkt het, dat beide mannen
lingen met Kelten en Romeinen hooren we Het bleek onzin, dat het vóór-historische Ger-
steeds dezelfde boerenverlangens naar grond manië met oerbosschen en moerassen zou zijn
elkaar volkomen tegenspreken. en zaad! Eischen die voor nomaden-herders bedekt geweest. Want een oerwoud biedt geen
volkomen zinloos en ondenkbaar zrjn. levensmogelijkheid aan grootere volken, het
Vernietigend versloegen deze Kimbren en levert slechts karige bijvoeding zoodra de be-
Teutonen Rome — dat zij tenslotte het onder-
spit dolven was geen militaire nederlaag, maar
volking dichter wordt. Evenzoo is het met de
jacht: daar kunnen geen groote volken van
het onheil van een misoogst, die hen dwong bestaan.
het zaaikoren te verbruiken en hun verder als En wat leeren de bodemvondsten? Dat Ger-
boerenvolk het bestaan onmogelijk maakte. manië reeds in den jong-steentijd dicht be-
Maar zij kónden niet anders leven dan juist volkt was en ln den bronstijd zelfs in vele ge-
als boeren
onder....
— en gingen dan ook geheel ten bieden nog dichter dan nu! In den Ijzertijd is
de bevolkingsdichtheid zoo groot, dat gewel-
Het eerste geschreven bericht over de Ger- dige stroomen menschen moeten afvloeien.
manen is dan ook geen Nomaden-Epos, maar Reeds dit alleen wijst op regelmatige en ver-
een Boeren-Tragedie. zekerde voedselbronnen, m.a.w. op een alge-
meen verzorgde akkerbouw.
HET SCHELDWOORD Het bodemonderzoek heeft dit stap voor stap
bevestigd.
DER AFTANDSCHEN
Dat is dus de oorsprong van de leugen over GEHEIMEN VAN DEN STEENTIJD
ons voorgeslacht: de humanistische klakke-
loosheid waarmee Romeinsche berichten wer- In 1854 werd brj een ongewoon lage water-
den aanvaard. stand het bestaan ontdekt van overblijfselen
Dat de Romeinen de Germanen als „Barbaren" van paalwoningen in de Zwitsersche meren.
omemsch Jagerslatijn: hoe volgens Caesar de Ger-
ben een eland vingen
bestempelden was overigens niet nieuw en
bovendien begrijpelijk: de Romeinen zagen in
Woningen boven het water
— dus visschers en
jagers!, juichten de voorbarigen. Mis, bij nader
de jonge Germaansche volken den doods- onderzoek bleek dat deze jongsteentijd- en

9
bronstijddorpen door echte boeren waren be-
woond! Bovendien bleek dat in dien tijd de
woningen niet in het water, maar aan den
oever hadden gestaan. Van deze oertij dboeren
zijn drie soorten brood teruggevonden (de
Romeinen kenden aanvankelijk slechts brij en
grutten) en wel in zulke hoeveelheden,
dat
men de stukken als „souvenirs" aan de toeris-
ten verkocht.
Verder bleken deze steentijdboeren rund, var-
ken, schaap, geit, paard en hond als huisdier
te hebben gehouden.
Veelvuldig waren de gevonden akkerbouw-
werktuigen en zaaigereedschappen. Wagen-
ladingen half verkoold graan vond men in het
door brand verwoeste paaldorp Robenhausen,
dat in een geheel verturfd moeras werd her-
ontdekt. Men vond er tot ieders verbazing
voorraden tarwe, spelt en andere gerstsoorten,
egyptische tarwe, trosgierst en kolfgierst. Men
vond vlas, dat niet alleen voor het weven van
zeer fijn linnen werd gebruikt, maar waarvan
de korrels ook voor de lijnolie-bereiding wer-
den benut, evenals die uit de eveneens ver-
bouwde papaver. Een Germaansche nederzetting uit den steentijd, naar Is het dan een wonder, dat later de oude
Dr. Hans Reinerth heeft aan deze eerste vondsten bij het Federmeer-moeras. Plinius niet uitgepraat raakt over de voortref-
felijke hoedanigheden van den Germaanschen
kweekplantenvondsten nog een heele reeks
toegevoegd, door de ontgraving van het Feder- suikerwortel, die in Rome beroemd was, vooral
meer moeras in Württemberg. Maar als de oogst rijp wordt beginnen de de soort uit de buurt van Krefeld. Er waren
Daaruit weten wij nu, dat de boeren die in de moeilijkheden, want het gewas rijpt erg onge- stammen in Germanië die de Romeinen met
paalwoningen huisden een dozijn graansoor- lijk: halmen die vlak naast elkaar staan ver- deze suikerwortels betaalden, omdat zij het
gemunte geld afwezen. Keizer Tiberius
ten tegelijk hebben verbouwd, hetgeen mèèr is, schillen soms drie weken, ja in dezelfde aar vond
dan men op het oogenblik in een of andere vallen reeds korrels uit, terwijl de andere nog de Germaansche asperges lekkerder dan die bij
streek bij elkaar zou kunnen vinden! melkachtig zijn! Probeer daar eens mee te zich zelf thuis. Hij zag ze in groote velden
Verder blijkt, dat de steentijdmensch ook reeds oogsten! De steentijd-boer had er dus heel wat kweeken en maakte toen ook kennis met den
aan tuinbouw deed. Hij kweekte wortelen, kijk op, dat hij ook deze dingen wist te over- suikerwortel, dien hij jaarlijks langs den
winnen. grooten postweg naar Rome liet komen. Dat
witte peen, erwten, boonen en linzen. Kleine
appel- en perensoorten vond men ook al, die was acht jaar voor het begin onzer jaartelling.
blijkbaar deels voor het directe gebruik, deels HET GEHEIM VAN DE EIKELOOGST
voor het drogen en zelfs voor mostbereiding VREEMDE NAMEN
waren gebezigd. Pruimen en kersen kwamen Dan is daar nog het geheim van den eikeloogst,
In den lateren bronstijd, toen de boeren- Vele vruchten en werktuigen hebben later
er eveneens voor. zuidelijke namen gekregen, leenwoorden voor
menschen reeds de hoogste eischen stelden
aan hun lichaamsverzorging (de vrouwen ver- oud-bekende zaken. Dat is waar, zooals het
In den lateren bronstijd kwam ook de haver zorgden haar nagels reeds met keurige nagel- woord „kers" van latijnschen oorsprong is.
uit het Noorden naar de paalwoningdorpen, garnituurtjes van brons en hadden er veel Maar duizenden jaren voordat Luculles een
maar de intocht van de rogge, die daar tot moeite voor over om zeer zware sieraden te
bijzondere kweekkers meebracht uit Azië,
het voornaamste broodkoren was geworden en dragen) en een hooge handwerkcultuur be- groeiden reeds gekweekte kersen in de
tuinen
de dichte bevolking pas mogelijk der steentijd-boeren benoorden de Alpen.
heeft ge- zaten, aten zij niettemin zeer veel eikels.
maakt, hebben zij niet meer meegemaakt. Het waren deze zelfde boeren die reeds sikkels
Dat wat de steentijd betreft! In het ontgraven dorp Buch is een pan met-
aangebrande eikels teruggevonden. En niet de gebruikten, die naar den vorm nog heden zeer
ook nu zeer eetbare vruchten van den Oosten- bruikbaar er uit zien. Toch is het woord sikkel
KWEEKEN - EEN OEROUDE
KUNST VAN HET NOORDRAS
rijkschen eik, maar de gewone inheemsche
eikels, die ons door hun hoog looizuur gehalte
uit Rome afkomstig. Ja. het wóórd. Maar lang
vóór de Romeinen hun massa-product mèt de
naam naar Germanië uitvoerden, goten de
Tweeduizend jaar vóórdat de Romeinen een afkeer inboezemen. Hoe zit het daarmee? Ver-
Germanen van den bronstijd hun bronzen
flauw idee hadden van het leven over de stond de bronstijd-boerin de kunst om deze
Alpen, woonden daar hoogontwikkelde boeren, eikels zoo toe te bereiden dat zij ontbitterd sikkels, waarvan wij nog de modellen èn de
gietvormen bezitten!
die vee hielden, huisdieren en planten werden, zooals men in de 16e eeuw nog lupine
kweekten. op tafel bracht? Of maakte een heel ander
Ja kweekten! En kweeken is een heele kunst. voedselgebruik die menschen ongevoelig voor SCHAAMTE EN FIERHEID
Men kan maar niet zoo uit een magere, wilde het looizuur? Het is mogelijk, want de paal- Waar blijft de barbarenleugen?
piant een voedzame kweekplant maken. Als woningboer at in groote hoeveelheden de bes- Is zij niet onze eigen schande.geworden? Veel
men bijvoorbeeld van wilde gierst sen van de zwarte Nachtschade, die ons nu immers, wat ons voorgeslacht in vreugdevollen
de grootste arbeid van vele geslachten heeft opgebouwd is
Korrels kiest en deze op bemesten grond zaait, hoogst vergiftig voorkomen.
ontstaat reeds in het tweede jaar een plant vernietigd en verloren gegaan.
die veel meelrijker is. Het lijkt dus eenvoudig OORSPRONG DER GROENTENTEELT Zij kweekten planten, die nu slechts verwil-
om uit onkruid een voedselplant te kweeken. derd en onbruikbaar voorkomen.
Ja — zoolang de halmen nog groen zijn!
Hoe dit ook zij, reeds de steentijdmensch heeft
de kunst verstaan uit de wilde wortelen
inplaats van een eenjarig een tweejarig gewas
Zij haalden geneeskracht uit kruiden, die nu
als onkruid verwaaien. *

Agrarische werktuigen uit den Hun wijsheid is onder vreemde invloeden op-
te kweeken. En hij heeft den grondslag gelegd
en dorschknuppels. Vondsten, steentijd, o.a. gegaan in niets.
een wan
bewaard in het veen voor al die verschillende bladgroenten, die wij
Hun stoffelijke cultuur werd vertreden en hun
als „kool" samenvatten. spoor door de eeuwen uitgewischt.
Maar één ding is zeker: zij verstonden het de
krachten in hun bloed en in hun bodem te
gebruiken als geen ander volk tef wereld. Zij
hebben een schoonheid, een vreugde en een
zin in het leven gekend, waar ons leven ont-
worteld en toevallig bij aan doet.
Daarom rest ons nog dit eene: ons te bezinnen
op den boer, die onze voorvader is en hem
te volgen in de verbondenheid van zijn bloed
met onzen bcdem.
En in dit verband is de vraag, waarvandaan
dit of dat dier, deze of gene plant, tot hem
gekomen is, reeds minder belangrijk geworden,
sinds wij kennis hebben gekregen over de
oudste trektocht van den Noordras-steen-
tijdmensch. Want die tochten rijkten tot
de grenzen van de huidige Europeesche cul-
tuurgemeenschap en ver daarbuiten. Een uit-
wisseling van kundigheden bleef dus binnen
de bloedverwantschap en hart en vernuft van
den vooruitgang bleven steeds binnen het
oorspronkelijke Noord- en Midden-Europa
omvattende vaderland van ons voorgeslacht-

10
'tBOERHOORN GIET...
kuran volk, 'A mut weer 'n!
En wanneer het volk bedreigd werd in zrjn be-
staan en de ploeg moest worden verwisseld
voor het zwaard om den eigen grond te ver-
dedigen en hof en haard te beveiligen tegen
vreemden inval, dan heeft de roep van het
boerhoorn geklonken, dringender dan ooit en
hebben zich de weerbaren met eenzelfde:
— Kwan, 't mvt weez'n — opgemaakt ten.
strijde, als waarmee zij opgaan tot den oogst.
De geschiedenis van „het hoorn" is nooit ge-

Harm
Lebbing zien Mans reed „op 't grootere dorpen: één uit het Oost-, één uit het
schreven, voor zoover wij weten. Het boeren-
ol paerd deur 't loeg" en blies wat Zuid-, één uit het West- en één uit het Noord-
hij kon op de gedeukte koperen eind —, die bepaalden, wanneer de graad van volk was niet vaardig ter penne, maar boven-
hoorn, twee lange gerekte tonen, die rijpheid een duurzaam en wel bakbaar graan dien, het vanzelfsprekende behoefde niet te
ver te horen waren in de stille mor- waarborgde. Niet ieder voor zich maakte dat worden op schrift gesteld; papieren wetten en
genstond. uit; de volmachten waren de verantwoorde- regelingen heeft een naar vaste en natuurlijke
Als het boerhoorn —de Drenth heeft aan het
woord den onzijdigen geslachtsvorm gegeven —
lijken voor het heil van de boerschap — oor-
spronkelijk de sibbehoofden?
— en zonder hun
wetten geordende gemeenschap niet zoozeer
noodig.
klinkt, dan is dat een gebiedende stem, waar- leiding gebeurde er niets van belang.
aan gezwind gehoor gegeven dient te worden. Maar hadden zij, na nauwkeurige beproeving NOG WORDT 'T HOORN GEHOORD
De volksgemeenschap roept en dan is er geen op verschillende eschakkers, bevonden, dat het
Belangrijker trouwens dan een nauwkeurige
persoonlijke zaak zoo gewichtig, dat zij zonder koren rijp was, dan ging de houder van „het
meer voorgaat. De „boerplicht" is nummer één.
Natuurlijk, de volmachten kunnen ontheffing
hoorn" — dat van jaar tot jaar met de zon om
aan een ander der volmachten werd toever-
teboekstelling van zijn beteekenis in het verre
verleden is het feit, dat er nog dorpen zrjn,
waar het boerhoorn gehoord wordt in den
geven als , dringende omstandigheden dit trouwd — op den aangegeven morgen rond en
noodig maken, maar wet is wet en waar ge-
blazen wordt, daar heeft „de boer", dat wil
blies: toe-et— toe-et!
En de boeren, die met spanning daarop wacht-
landelrjken morgen of den stillen avond, ten
teeken van begin en einde van den arbeid, ten
zeggen, de gezamenlijke manschap van het
dorp (de boerschap), maar te komen.
ten, zeiden: — Kwan jongs —. 't boerhoorn
giet, 't mvt weez'n. De hekken werden van de
oproep tot een vergadering of ter verkondiging
van het onheil van een brand.
— 't Boerhoorn giet — kwan volk, 't mvt
weez'n.
eschwegen verwijderd en „de bouw" begon.
Help man, help vrouw is het in oogstdagen.
Want dit standhouden, ondanks kranten, waar
in aankondigingen thans plegen te worden ge-
daan, ondanks stoomfluiten van zuivelfabrieken,
Er werd gewerkt, tot het hoorn de rusttijd
die den tijd aangeven waar dorpsklokken ont-
HET BOERHOORN ROEPT! aangaf en de rusttijd duurde tot het hoorn
weer geblazen werd. Zoo ging het gelijkmatig breken, ondanks de hedendaagsche bestuurs-
Dezen morgen had de roep van het hoorn op; daar waren geen enkelingen elk op eigen regelingen, die aan boerschap en marke weinig
betrekking op het gewone „boerwarken" aan akker naar eigen zin en wil aan 't werk, daar plaats overlieten, is het een verheugend bewijs
den weg van Gees naar Hessel (Oosterhesse- waren volksgenooten aan een gemeenschappe- voor de trouw aan het volkseigene. Een trouw
len) en om zes uur trokken ze op uit de ver- lijke taak bezig onder de vaste leiding. Nu is welke het uitgangspunt kan en zal zijn voor
schillende hoeven, gewapend met de schop en dat alles anders geworden; het boerhoorn het herwinnen van een volkseigen wezen en
drie van de grootste boeren met paard en wip- heeft geen zeggenschap meer, behalve in het herstellen van een innerlijk sterke gemeen-
kar voor het noodige zandvervoer. enkele kleine dorpjes in midden-Drenthe, waar schap, die in haar uiterlijke verschijningsvor-
Harm Lebbing als oudste der volmachten had „de nieuwe tijd" nog nimmer het volksche men weer veel zal kunnen opnemen, waarvan
er de leiding bij en zijn deskundig oog overzag, wezen van de Saksenstammen heeft kunnen het boerhoorn door de eeuwen heen sprak,
waar „geslicht" (gelijkgemaakt) moest worden overwinnen. Maar nu moeten dan ook de maar dat vreemde machten probeerden uit te
en waar een bocht wat rechter diende te wor- ambtelijke landbouwconsulenten in de kranten bannen.
den getrokken. ertegen waarschuwen, dat men niet te vroeg D. v. d. Bospoort
Het ging er gemoedelijk toe, maar waar de gaat maaien uit verkeerde zucht, de eerste te
gemeenschapsplicht natuurlijke zaak is, daar Emmen, Oogstmaand 1940.
willen zijn.
wordt ook zonder straf optreden gewerkt met
lust.
En zoo was het „boerwarken" een genoegelijk
— Och, zeggen wij, als we zoon vermaning
lezen, och, geef het oude boerhoorn weer
macht als de stem der gemeenschap en het
karwei, waarbij de arbeid zelf het loon gaf voor komt terecht
de lichamelijke inspanning. 't Boerhoorn giet
Eeuwenlang is dat zoo geweest en de boeren
van Gees hebben nooit anders geweten, zooals
de boeren van heel Drenthe niet anders wisten. STEM DER GEMEENSCHAP
Zij onderhielden hun verkeerswegen, geroepen
door het boerhoorn, maar zij bouwden ook Harm Lebbing ging ermee rond, als er boer-
vergadering was voor het benoemen van een
samen de woning voor een jong paar uit de nachtwacht, een schaapherder, een school-
boerschap, dat zich op een nieuwe plaats in
de marke vestigde. Het boerhoorn ging en dan meester in latere jaren. Of als de boer beslis-
kwamen, ze met tien, twaalf wagens en haal- sen moest of toestemming kon verleend worden
den het hout en de steenen van verre, zij ston- tot „eigendomsoverdracht van marke-waar-
den den timmerman terzrj en zij dronken deelen", het vervreemden van een erf in de
samen een borrel als het richten gedaan was boerschap, hetgeen aan straffe regels van het
en de breede spanten stonden op hun plaats, landrecht gebonden bleef tot het volksvreemde
zoodat het dak gemaakt kon worden. totale persoonlijke eigendomsrecht daarin ver-
andering brachten.
Zoo is het Drentsche boerhoorn, dit ken-
OOGST GETOET merkende symbool van het oer-eigen volksche
leven, de stem der gemeenschap geweest van
Ook bij den korenoogst, het allerbelangrijkste lang voordat het een koperen hoorn kon zijh
gebeuren in het boerenjaar, omdat het daarbij
af. Vóór den Bronstijd zal men de horen van
ging om het brood voor het volk, liet het boer- een rund gebruikt hebben of men sneed hem,
hoorn zich niet onbetuigd. gelijk de Twentsche Midwinterhorens, uit
Wie zal zeggen, hoe dat zoo geworden is? Dat hout. Hij vervulde zrjn taak in het werkleven,
heeft geen boer zich ooit afgevraagd; het was maar zonder twijfel ook in het geestelijk leven
naar „'t old gebroek" en daar hield men zich en zal zeker geblazen zijn op de hoogtijden, als
aan. Niemand begon met het maaien van de onze voorvaderen zich verzamelden op de
fogge, voordat het hoorn het sein gaf. En het heilige plaatsen om uiting te geven aan hun

hoorn berustte bij de volmachten vier in de ingeschapen Godsgeloof. Jan Abbing blaast 't Boerhoorn van Gees (Drenthe)

11
OOGST TIJDENS DEN BOEREN TREK een doelmatige huishouding
voor
bijzondere omstandigheden

Eehalve
Tacitus hebben ook andere EEN VREEMD GEVAL? Europa snellen. Een enkel jaar was voldoende
klassieke schrijvers mededeelingen ge- om van Oost naar West te golven; dit is ge-
daan over de Germanen, zooals Caesar, Dit is een vreemd geval. Het lijkt op voor- noegzaam meermalen bewezen.
Strabo, Pedo, Mela en Plinius Secun- beeldelooze knechting op grenzenlooze wille- Maar het Germaansche boerenvolk trok
dus. Het-belangrijkste werk is onge- keur en strijdt tegen alle nieuwe opvattingen anders. De boeren wilden naar hun aard alles
twijfeld Tacitus' „Germania", welk boek in van Germaansch boerendom en hun gebon- meenemen. Niet alleen vrouwen en kinderen,
het jaar 98 verscheen en waaruit we ons, hoe- denheid aan den bodem. maar ook het huisraad in heel zijn omvang
wel niet altijd even juist, toch een beeld Het druischt niet alleen tegen den boerenaard en heel zijn zwaarte. Breede ossenwagens
kunnen vormen van de Germaansche oudheid. in, maar evenzeer tegen krijgsmansaard. De werden boordevol geladen, het vee erachter
Een beeld, dat evenwel aan de hand van de soldaat immers zou bij zijn terugkomst niet gedreven, zelfs varkens, die zich niet laten
vondsten hier en daar eenige rechtzetting eens meer zijn huis terugvinden, zooals hij drijven, werden meegevoerd. En zoo zette de
behoeft. het achter had gelaten. onafzienbare stoet zich in beweging.
Want juist het wetenschappelijk onderzoek En wat moest er zoo van den landbouw
heeft ons de laatste jaren een beter oordeel terecht komen? Waar blijft ook het religieuze Men moet zich dat indenken: het geknars van
doen vormen over de Germanen. leven om het heilig haardvuur? de wielen, het knallen der zweepen, het ge-
Niet alleen dat hun zeden en gebruiken, hun Niets zouden wij van dit alles begrijpen, als kreun der houten wagens, het huilen der
woon- en leefwijze ó.pders waren dan wij op wij den boerentrefc der Germanen niet ken- kleine kinderen, het gezang of het geschreeuw
de schoolbanken vernamen, wij hebben nu ook den. der voerlieden, het gebrul van de dieren. Wat
een inzicht waarom dit alles noodzakelijk Want hier ligt de oplossing: deze beschrij- een geweldige beweging! Denk aan de ruiters,
anders moest zijn. vingen krijgen pas zin, als wij ze zien als wat die den tros moeten beschermen, aan de
zij zijn: min of meer de werkelijkheid be- voorhoede der beste krijgers en stel u voor hoe
CASAR SCHREEF....
naderende berichten van Caesars waarnemers zoon volksverhuizing als een kilometerslange
over een volk, dat bezig is te trekken. slang voortkruipt over bergen, door dalen en
Want het belangrijkste van de nieuwe weten- bosschen, door rivieren en bergpassen.
schap is, dat zij ons deed inzien, dat de Ger- Vergeet niet, dat men opbreekt om hiet
EEN GEWELDIGE ONDERNEMING
manen geen zwervende nomaden waren, maar meteen in een leeg land te komen, maar dat
bodemvaste boeren. Dit wil zeggen: menschen Wat beteekent zoon Germaansche trek? Wij men bewoonde streken door moet, wellicht
met een hoogontwikkelde boerencultuur, in kunnen daar pas iets van begrijpen, als wij zelfs vijandige gebieden. Dat men zijn door-
den landbouw niet alleen gevorderd, maar ook dien trek opvatten als een boeren-volksver- tocht öf bevechten óf koopen moet. Maar men
met hooge rechtsopvattingen, zuivere zeden
en een diepe opvatting van eer en trouw.
huizing, als een oneindig ingewikkelde, zorg-
vuldig voorbereide en zwaarwichtige onder-
heeft geen keus, men moét — want het eigen
land is te klein geworden en het is besloten,
De oud-Germaansche boerengemeenschap was neming. Want nomadiseerende herdervolken, dat een deel vertrekken moet. Zoo niet, dan
gevestigd in weerbare dorpen, gevormd door die gewend zijn, haast zonder bagage er op uit staat de honger, de dood, voor de deur.
ruime en stevige huizen, de landbouw ver- te trekken, konden als een stormwind over Neen, men heeft geen keus en daarom werden
schafte rijke oogsten en de welstand drukte
zich ook uit in een voorname en schoone
kunstnijverheid.
Allemaal dingen, die alleen in rustige, vast
gevestigde, vredelievende gemeenschappen
kunnen ontstaan en bloeien.
Het doet dan ook op het eerste gezicht vreemd
aan om in Caesars vierde boek over de Gal-
lische oorlogen te lezen:
„Het volk der Sueven is verreweg het grootste
en strijdlustigste onder alle Germanen.
Honderd gouwen moet het bezitten; iedere
gouw levert jaarlijks duizend krijgers, die men
om oorlog te voeren naar het buitenland
stuurt. De anderen, die thuis zijn gebleven,
zorgen voor het onderhoud van de vertrokke-
nen en de achtergeblevenen. Het jaar daarop-
volgend wordt er omgewisseld: dan gaan dezen
onder de wapenen en blijven genen thuis. Zoo
kunnen de akkerbouw en de zorgvuldig voor-
bereide oorlog zonder onderbreking worden
voortgezet. Maar afgepaald land als persoon-
lijk eigendom komt bij hen niet voor en
langer dan een jaar mag niemand op dezelfde
plaats blijven en den akker bebouwen "
En in het zesde boek wordt over alle Ger-
manen in het algemeen geschreven:
„Niemand heeft een bepaald stuk land, nie-
mand bezit een eigen bodem. De ambtmannen
en vorsten verdeelen ieder jaar onder de Sib-
ben, gezinnen en gemeenten , zooveel van de
velden als hun goeddunkt; een jaar later
moeten ze naar een andere plaats vertrek-
ken " Oud-Germaansche wagen, een schoone vondst uit een
koninklijk graf uit het zuiden van Zweden

12
27

I
eigen huis en hof verlaten, daarom werd het
heilig haardvuur in ijzeren potten geschept
*
j
en opgeladen.
Men trekt
De tocht gaat langs de weinige groote wegen,
langs rivieren en over vlakten, want het is
onmogelijk om er op goed geluk maar op los
te rijden óï langs ongebaande wegen te gaan.
Men kan den vijand niet ontwijken
een geweldige onderneming.

het is

Er moet ook voor eigen voedsel gezorgd


worden, want men kan niet voor een heel
volk onderweg aankoopen doen.
Maar men kan voor zoon langzamen trek, die
stap voor stap gaat en steeds weer oponthoud
heeft, niet alles meenemen.
Daarom moet er onderweg voedsel gemaakt
worden. Gezaaid en geoogst. En zoo gebeurt
het ook. In het vroege voorjaar, als de wegen
begaanbaar werden brak men op, ergens in
het Noorden. Van Maart tot Mei trok men
dan zuidwaarts. In begin Juni moest een ge-
schikte verblijfplaats zijn bereikt.
.
De leider van den trek, de man, die voor alles i
en allen verantwoordelijk was, die tot heil van ,
het geheel recht uitoefende en regelde, ver-
deelde het land onder zrjn volgelingen en
wees den sibben het hunne toe.
Men koos daartoe gaarne wilde, onbewoonde
bosschen. De boomen werden omgehakt, de
stammen voor houtbouw benut en de takken
verbrand tot asch. Deze asch werd in den
grond gehakt en in dezen bodem werd zomer- !
koren gezaaid, een gerstsoort, die in 70 tot 80 I
dagen rijpte. In Augustus kon met den oogst I
begonnen worden. De wintermaanden bleef |
men ter plaatse, om het volgend voorjaar
weer op te breken.
Ondertusschen was een deel van het volk
vanzelfsprekend steeds in de weer om de
nederzetting te beschermen. Zij trokken in de
omgeving rond en bereidden de volgende
etappe van den voorjaarstrek voor. Natuurlijk
werden ook deze menschen uit de opbrengst
van den oogst gevoed.

HAMER
Hoe anders zien nu Caesars mededeelingen
eruit, als men weet wat erachter steekt! Geen
sprake van willekeur, maar een leiderschap
vol groote verantwoording. Geen oorlogzuchtig
volk, maar een volk in nood, op zoek naar
nieuwe levensruimte. Geen verwaarloosd of
primitief soort akkerbouw, maar een doel-
matige „Krlegswirtschaft", een oorlogshuis-
houding voor bijzondere omstandigheden!

„VER SACRUM”
Dit is wat de wetenschap ons leert van oogst
tijdens den trek, een van de geweldigste
ondernemingen uit de Germaansche oudheid.
De Romeinsche schrijver Livius heeft ons een
gebruik van de oud-Romeinsche patriciërs
overgeleverd, n.1., om in tijden van nood, aan
Mars of Jupiter te wijden: al wat aan vruch-
ten, vee en menschen in het voorjaar, in de
„Ver Sacrum" (d.i. Heilige Lente), is voort-
gebracht. Deze menschen zouden dan later
°P hun 21ste jaar — moeten wegtrekken.

Want „wijden" is bij de aan de Germanen
verwante volken — zooals ook de oorspronke-
lijke Romeinen dat waren
— niet offeren; zij,
die aan den God gewijd waren, zouden trek-
ken, met het gewijde vee.
Hoewel Ver Sacrum later voornamelijk reli-
gieuze bèteekenis behield, bleven de patriciërs
daarbij vasthouden aan de data 1 Maart tot
31 Mei.
Daardoor nu is het ons mogelijk, zooals Walther
Darré heeft opgemerkt, om in het gebruik van
de Ver Sacrum de oorspronkelijke kern te
ontdekken: den Indogermaanschen boeren-
trek, die eens de voorouders der patriciërs naar
de oevers van den Tiber bracht. Daar hadden
deze data geen zin meer; zij zijn een herinne-
ring uit den trektïjd, toen zrj nog benoorden
de Alpen woonden.
Nico de Haas

13 28

13
OP DEN GERMAANSCHEN AKKER
WAT BETEEKENDE
HET DRIESLAGSTELSEL?

EEN OEROUDE GEMEENSCHAPS-


HUISHOUDING EN WAT DAAR
BIJ TE PAS KWAM

■^■■1I uschrijvers
wij de berichten van Romeinsche
beter hebben leeren be-
ordening ongetwijfeld uitvoerige beschouwin-
gen en voorschriften voor hebben gevonden,
Dit alles is alleen van uiterlijke beteekenis,
er is een diepe gemeenschapszin achter ver-
k^| II Germanen
oordcelen en het fabeltje van de
een
zoowel wat betreft de uitvoering alswel over borgen. Want het drieslagstelsel is niet be-
als nomaden als de invoering van het systeem. stemd voor den eenling. Het ontplooit zich pas
I leugenhebben leeren doorzien, kun- Maar ook de taaiheid waarmede het stelsel nog als gemeenschappelijk bedrijf van een tot
nen wij de feiten die ons van den Germaan- duizend jaar ni Karel den Frank bleef ge- arbeidsverbond aaneengesloten kring van
schen akkerbouw bekend zijn ook beter naar handhaafd, toont aan dat het gewild en naar boeren.
hun beteekenis begrijpen. Zoo moeten wij' voor- Germaanschen aard was. Pas Engeland, dat
al niet vergeten, dat het boerenbedrijf in dien den bodem ondergeschikt maakte aan de geld- ENKELING EN GEMEENSCHAP
tijd een gezinsbedrijf was. Er werd zooveel ver- huishouding, heeft in de afgeloopen eeuw deze
bouwd, als er voor eigen gebruik noodig was, ontwikkeling beëindigd. (De gedachtelooze Het Germaansche drieslagstelsel kan dan ook
want steden ontbraken nog en er kon dus wijze waarop Engeland zijn eigen boerenstand niet vergeleken worden met de andere „be-
geen overschot naar „de stad" worden ge- vernietigde, heeft dit land in één eeuw zoo van drijfssystemen" uit de leerboekjes. Het is
bracht. Ook het geldverkeer ontbrak nog. Niet- den Germaanschen aard vervreemd, dat het geen korenbouw op drie naast elkaar liggende
temin moet men zich de zaak niet al te een- zich wezenlijk buiten de Noord-Europeesche stukken grond, zooals ook hier en daar in het
voudig voorstellen. Het is gewoonte, om over volksgemeenschap heeft geplaatst.) Oosten voorkomt.
het „drieslagstelsel" bijvoorbeeld zeer gering-
schattend te schrijven. Dit is onjuist en wij
Maar — wat is eigenlijk het drieslagstelsel? Het is iets geheel anders en staat ook veel
hooger. Het was een stelsel, dat niet alleen
zullen aantoonen waarom. ongeveer tweeduizend jaar in de behoeften van
Vanaf het oogenblik, dat ons iets naders om- HET DRIESLAGSTELSEL de vroegere volkshuishouding op schier volmaak-
trent hun akkerbouw bekend is, leeren wij bij Welnu, bij het drieslagstelsel wordt het akker- te, wijze voorzag, maar tevens een stelsel dat
de Germanen het zoogenaamde „drieslag- land in drie deelen verdeeld, waarvan afwis- als een eenvoudige machine door de noodzaak
stelsel" kennen en wel zoo nauw verbonden selend het eene voor weiland diende, het van het boerenbedrijf op gang werd gehouden
met de Germanen, dat wij dit systeem door tweede met winterkoren en het derde met met de zekerheid van een natuurwet, dat het
de heele Germaansche geschiedenis kunnen zomerkoren werd bebouwd. bouwland tegen verkleining en versplintering
volgen. De weide wordt 's zomers een keer met den beschermde en tevens de arbeid van de af-
Het blijkt zoo met den Germaanschen aard ploeg bewerkt, om hèt land voor het zaaien zonderlijke boeren met ijzeren strengheid in
verbonden te zijn, als bijvoorbeeld ook het geschikt te maken en het winter- en zomer- het oog hield.
Germaansche recht, dat eveneens diep in ons veld werd na het binnenhalen van de oogst als In het einde der 18e en in de eerste helft van de
gemeenschapsgevoel is geworteld. weiland gebruikt. 19e eeuw werd dit stelsel door de landbouw-
In de Germaansche wereld was het drieslag- Weiden en stoppelvelden werden gemeenschap- wetten van zijn volkshuishoudelijke beteekenis
stelsel in den historischen tijd dan ook zoo pelijk door het geheele dorpsvee af gegraasd; beroofd, het stelsel verdween als werksysteem
vanzelfsprekend en algemeen, dat Karel de iedere boer had in ieder veld een stuk land en maar de sporen ervan zijn nog overal duidelijk
Frank er bijvoorbeeld niet aan dacht er iets was gebonden om dit naar de eischen van het te herkennen.
bijzonders in te zien of er iets in te willen drieslagstelsel te bewerken. Bij het oud-Germaansche drieslagstelsel ging
veranderen. In zijn uitvoerige verordening be- het nu zoo toe, dat alle boeren van een dorp
treffende de landgoederen vinden wij dan ook aaneengesloten waren in een Veldgemeen-
geen bijzondere aanwijzingen voor de land- schap, die zoo werkte, dat het geheele akker-
De oudste ploeg ter wereld werd in 1927
voogden betreffende het drieslagstelsel. bezit van iederen boer in drie deelen werd ver-
te Walle bij Aurich in Oost-Friesland gevon-
Het wordt eenvoudig als bestaande en vanzelf den. Het werktuig is tusschen 4000 en 6000 deeld; één deel weide, één deel voor zomer- en
sprekend aangenomen. Was het in dien tijd iets jaar oud en behoort tot den steentijd één deel voor winterkoren en wel dusdanig, dat
nieuws geweest, dan zouden wij er in die ver- alle zomerakkers bijeen, alle winterakkers bij-
een en alle weidegronden bijeen lagen. Het
eigen bezit van een boer lag dus op drie plaat-
sen uiteen. De „Velddwang" vereischte voorts
gelijke en gelijktijdige bewerking en bezaaiing
voor de bijeenliggende stukken.
Daar nu alle boeren tegelijk hetzelfde soort
werk op dezelfde velden moesten verrichten
had men een goed overzicht over ieders be-
kwaamheden, hetgeen een wedijver deed ont-
staan die het geheele dorp ten goede kwam.
Bovendien werd ieder jaar dezelfde hoeveelheid
broodkoren verbouwd, daar steeds § van den
grond in bewerking was. Daardoor moest iedere
akker twee jaren vrucht dragen en kon het
derde jaar rusten.
Wij zien, hoe steeds de enkeling zich naar de
gemeenschap moest richten, hoe alles aan
allen ten goede kwam.

Binnen dit strenge kader waren er overigens


nog mogelijkheden genoeg voor den verbouw
van allerlei gewassen. Niet alleen dat op het
braak liggende land allerlei veevoeder kon
worden verboujvd, maar ook verder was er
verscheidenheid genoeg. Vermeldden wij niet
reeds voor den bronstijd rogge, tarwe, spelt,

14
JO

gierst, boekweit, haver en gerst? Reeds Plin;u*<


weet te vertellen dat havergrutten een belang-
rijk voedsel der Germanen waren.
En verder was er dan nog de tuinbouw met
peulvruchten, zoals erwten, linzen en boonen.
Plinius vermeldt verder dat men in bijna alle
tuinen asperges kweekte, benevens wortelen
en papavers, keukenkruiden en groenten, in
het bijzonder kool.
Uitvoerproducten der Germanen naar Rome
waren verder: veldsla, suikerwortelen, hammen
en.... zeep, bereid uit houtasch en rundertalk.

Men heeft in het drieslagstelsel een soort


bodemtyrannie willen zien, een kiem van het
latere groot-grondbezit. Dit is historisch niet
aannemelijk. Het driéslagstelsel kan niet heb-
ben gediend om boeren te exploiteeren. Niet
alleen dat de gedachte aan het uitbuiten van
andermans werkkracht voor eigen baat vreemd
was aan den oorspronkelijken Germaanschen
geest, maar er was ook geen reden toe. Belas-
tingen bestonden er niet (in de middeleeuwer,
spreekt men nog van een ..bede", een verzoek;
en de steden waren er niet om een groot over-
schot van broodkoren af te nemen.
Integendeel: het drieslagstelsel, dat onder toe-
zicht van een Boermeester werd uitgevoerd,
verplichtte den trage om op tijd het noodige
werk te doen, het riep allen op tot denzelfde^
arbeid in edelen wedstrijd, maar het belette
tevens den al te eerzuchtige om buiten hpf
kader van het algemeen zich met buitensporige —
werkzaamheden op te houden. Daarbij kwam,,
dat alle braak- en stoppelland weigebied was]
voor het vee van de heele dorpsgemeenschap
Dat wat het drieslagstelsel betreft.
*
OEROUD CULTUURGOED DE MENSCH EN DE
Een even hoog peil had alles wat rondom der.' NATUUR
Germaanschen akkerbouw was opgebouwd en
er afhankelijk van was of er innig mee samen-
hing. Rund, paard, varken en gans waren in
zorgvuldig geteelde soorten aanwezig. Vooral
de sneeuwwitte ganzen waren bekend en het
*
blanke dons werd in groote hoeveelheden naar
Rome uitgevoerd.
Merkwaardige bijzonderheid: de Romeinen LICHT EN SCHADUW
kenden geen boter en zij smaakten dit senot OP DE OUDE HOEVE
pas, toen zij met de „barbaarsche" Germanen
in aanraking kwamen, zooals Plinius verhaalt.
Het gereedschap stond bij dit alles niet achter.
De oudste ploeg ter wereld werd in Frieschsn
bodem gevonden en gedateerd op 4000 jaar
*
voor het begin onzer jaartelling.
Behalve de „hakken" om den grond te be-
werken, gebruikte men aanvankelijk wel een PLOEGER IN DE
houten ploegschaar, die men door een paard
of een os liet trekken. Weldra kwam echter het OCHTEND NEVELEN
gebruik van een 60 centimeter lange steenei.
wig in zwang.
Natuurlijk kon daarmede de grond niet ge-,
keerd worden, maar dit was met het drieslag-' *
stelsel ook niet zoo noodig, omdat de bodem in
het braakliggende jaar voldoende door de na-
tuur werd bewerkt.
Zoodra echter het brons bekend werd, gebruik-
te men ook plaatbrons om de ploegsteen te ver-
sterken en zoo ontstond weldra de grond-
keerende ploeg.
Toen eindelijk de Romeinen tot den Rijn waren
opgedrongen, ploegden daar de Germaansche
boeren allang met den zwaren met ijzer be-
slagen ploeg met wielen, die de Romeinen
weldra in Italië nabouwden om hun lichte
hakploeg te vervangen. Ook hier was de Ger-
maansche boer de meerdere.
Wat is er meer te noemen uit de veelheid van
Germaansch boeren-cultuurgoed. De eg, om
de aarde glad te maken? De groote ladder-
wagen? Of de mooie open speelwagen, vol sier-
lijk snijwerk? Of de tweewielige renwagens,
waarmede de Germaansche boerenjeugd haar
kracht en behendigheid bewees?
Een eindelooze inventaris van de oud-Ger-
maansche hofstede doemt voor ons op, met
prachtig huisraad, versierde schalen en potten,
weefgetouwen, meelmolens, muziekinstrumen-
ten', wapens en sieraden
van.
— maar genoeg er

Rest ons dit eene woord, deze eene bekentenis:


onze voorouders die het groote Germanië be-
woonden, kunnen wij nimmer hoog genoeg
aanslaan!
Spannen wij ons dus in, om hun groote na-
latenschap waardig te worden!
Nico de Hans

15
33

mensc

machin

den

16
hen 34 35
ploegend en eggend

e op 38 39
zaaiend en maaiend

kker 44 45
bindend en dorschend

17
DE BOOZE EN ZIJN OOGST
zóó breed de dubbele deuren, zooveel eiken
standers het dak schragen
eind aan.

er kwam geen

Maar de duivel dacht aan den oogst, dien hij


zou binnen halen en vond alles in orde. Hij liet

Hrrae
boeren zijn slim, verduiveld slim, Wat hij vreesde, bleek waarheid. Het ging
mogen we wel zeggen, omdat ze om zijn ziel en om geen haar minder. Integen-
een perkament halen en stelde de voorwaar-
den op, die de boer met zijn merk bekrachtigde.
soms den Booze te slim af zijn. Ge
denkt misschien, dat dit niet moge-
lijk is, maar het is bewezen van wèl.
deel, hij moest er nog den heelen oogst brj
geven. Dan.moet ik verhongeren, zei de boer,
en baat het huis mij niet. Dat voelde de duivel
Haaay
— dat was me een kcop!
Toen de boer den volgenden dag wakker werd,
lag hij in zijn nieuwe spul. Hij keek naar
Ik heb het zelf gehoord van een stokouden ook. Daarom kon de boer volstaan met twee
jaren achtereen een halven oogst te geven. buiten door in lood gevatte ruitjes, hij klopte

Iman,
die allang in het voorkamertje van de
oude lieden huisde — en zco een liegt er niet
om. zooals ge kunt begrijpen.
Hetgeen een redelijk voorstel was.'
Dat is goed, zei de boer weer, maar hoe
zijn pijp uit tegen eiken standers en zag de
koperen ketel hangen aan een grooten haak.
Daarop liep hij naar buiten en keurde het dak
Goed dan. Er was dus een boer, die den staat het met mijn ziel?
en de muren en de deuren. En hij zag, dat het
duivel te slim af was. Dat ging zoo: Op zekeren Ja, die ben je kwijt, vond de Booze, tenzij
dag liep deze boer om zijn erf, om de eekwal ik den oogst niet aanvaard, dan hoef ik je in orde was en dat de Booze niet op een stuk
hout of een voer steenen had gekeken.
wat te verbeteren, of om een nieuwen staak ziel ook niet te hebben.
voor de wendezuil te hakken (nauwkeurig Dat is goed, meende de boer, maar laten we Wat hem bijzonder genoegen deed, dat was
weten wij dit niet), toen hem opviel, dat zijn
de afwerking van de paardenkoppen. Trots en
dan afspreken, dat ik zelf houd wat onder den ongetemd staken die af tegen de welken, alsof
hoeve wel wat klein was en zelfs hier en daar grond zit en jij neemt, wat er boven uitgroeit.
zij zich van het heele contract niets aantrok-
leelijk begon te verzakken. De duivel, die weinig kijk op het boeren-
ken. Dat was den boer naar den zin.
Een van de paardenkoppen op het dak had bedrijf had, vend dat best en toen gingen ze
Want hij begon meteen met boerenlist het
zijn snuit al bij een storm verloren en de wind- onderhandelen over de boerderij die de duivel aceoord te ontduiken: het eerste jaar zaaide
veeren waren hier en daar al beursch van had te leveren. hij knollen. En toen de Vorst der Duisternis
rotheid. De boer vroeg niet weinig, maar dat mogen na den oogst kwam om zijn deel te halen,
Alle duivels, bromde de boer, ik wou dat ik wij hem niet kwalijk nemen, want ten slotte
kreeg hij slechts verlepte bladeren.
een ander huis had. Dat was tamelijk onvoor- ging het om zijn ziel, nietwaar?
zichtig, natuurlijk. Want in die dagen riep men
Wel tierde de duivel als een bezetene, maar
Het vierkante hout moest van eiken zijn en hij kon er niets aan doen, het stond in de acte
den Booze nog niet zoo maar ongestraft aan. rusten op zware veldkeien. De ruiten moesten
beschreven.
De beer schrok dan ook geweldig toen op het- helder zijn en in looden strippen gevat. De Dan doen wij het volgend jaar omgekeerd,
zelfde oogenblik een helsche gedaante voor beesten moesten er ruim bij staan en het dak raasde hij. En zco geschiedde. Maar nu had
hem stond, die stekend naar zwavel rook en dicht en dik zijn. Aan voor- en achtergevel de boer koren gezaaid. En toen de Booze kwam
met een rauwe stem vroeg, wat dat dan wel moesten paardenkoppen den nok versieren en was de boer bezig met dorschen en bleven hem
voor een huis wezen moest. de vloer meest van kleine keitjes zijn in zuiver alleen maar de stoppels op het veld. Daarop
Maar aan den anderen kant was de boer patroon gelegd. Er moest plaats voor veel werd de duivel zoo woedend, dat hij met een
toch weer niet zoo erg van zijn stuk gebracht,
of hij wilde nog wel een kans wagen om
onverwachts aan een beter goed te komen.
hammen in de schoorsteen zijn en een vochtig
kamertje voor den wever mocht niet ont-
breken.
vreeselijk gegil in den akker wegdook
boer heeft hem niet meer gezien.
— en de

Want nu had de duivel immers ook het zieltje


Hij keek daarom maar zoo goed mogelijk Wat had die boer een noten op zijn zang! verspeeld!
langs den Booze heen en vroeg naar de voor- Zooveel tinnen borden moest de vrouw weg
waarden. kunnen zetten, zóó groot moest de haal zijn, (Bewerkt door Elkar Nickel)

18
HOE BOERENAARD VERGING...

ae Noord-Veluwe geldt heden ten dage


als een der meest starre en van alle
aardsch vermaak vervreemde gebie-
den van ons land. De uiterst strenge
doorvoering der Zondagswetten heeft
vaak reeds aanleiding tot strubbelingen met
anderen gegeven, het verbod, door de ge-
meenteraad van Harderwijk indertijd uitge-
vaardigd om vaartuigen op Zondag in de
stugge en kleurlooze, zooals wij het heden ten
dage kennen.

Door het inbrengen van den stadschen geest


der 19e eeuw, werden eeuwenoude dorpsbin-
dingen verbroken, die,
reeds ondergegaan
vervreemde

door
hoewel grootendeels
een
wereldbeschouwing,
van den bodem
waardoor veel
van wat het boerenleven schoon deed zijn,
stedelijke haven hét meren te beletten, heeft den dieperen zin verloor — toch nog door
voor menig stedeling reeds de onmogelijkheid zijn uiterlijken vorm bevredigde aan den
veroorzaakt, des Zondags rust en verpoozing ingeschapen en nu eenmaal niet uit te roeien
te vinden van het drukke stadsgewoel in Gods Germaanschen aard van den plattelander.
heerlijke natuur in het midden van ons land. Kleine groepen, straf gedisciplineerd, meestal
Kermissen zijn overal verboden, herbergen en onder leiding van den plaatselijken predikant
café's zijn verplicht des avonds hun vensters wisten in de afgeloopen eeuw stuk voor stuk,
af te sluiten met gordijnen om den eerzamen en stelling voor stelling te bezetten.
burger geen aanstoot te geven en een gezond Ook in vroeger eeuwen hadden dezelfde gees-
telijke stroomingen dit zelfde doel nagestreefd
strandleven is langs de IJsselkust geheel
onmogelijk gemaakt door de verplichte slui-
ting van alle openbare gelegenheden op Zon-
— ons is bij voorbeeld uit Arnhem nog een
verordening bekend, waarbij het verboden
dag. werd St. Nicolaaskoekvormen te gebruiken
voor „heidensch" baksel.
WERELDVREEMDE KLEURLOOSHEID Wat de hechte staatkundige eenheid van volk
en staat in vroegere eeuwen echter vermocht
De vreemdeling, die hier doortrekt, krijgt tegen te houden, stortte onder de rampzalige
slechts een indruk van wereldvreemdheid en beschouwingen van het vorige -stelsel achter
„niet van deze aarde" zijn, die eerder past bij elkaar ineen, en zoo zien wij bij voorbeeld
een Aziatischen kluizenaar dan bij den levens- aan de hand van de besluiten van dorpsche
blijden en den het leven aanvaardenden geest kerkeraden achter elkaar die dingen verdwij-
van den Germaanschen boer, die de Veluwe- nen, die het leven eens schoon en blij gemaakt
naar toch van aard en afstamming, althans hebben. De groote massa des volks, niet be-
voor het grootste gedeelte, zeker is. wust van wat eigenlijk met hen gebeurde,
Wanneer men zich echter langere tijd ver- kreeg voor dit alles slechts een star forma-
trouwd heeft gemaakt met de menschen, die lisme terug, dat hen maakte tot wat zij thans
daar wonen, ziet men duidelijk, dat van ouds geworden zijn, een volk, zonder eenige gezonde
de toestanden hier geheel anders zrjn geweest levensvreugde.
en dat ook hier in vroeger tijden de dorps- Ook in de kleeding is dit proces duidelijk gade
muziek de dorpelingen met vedel en doedelzak te slaan. De oudste drachten vertoonen nog
ten dans noodde en dat ook hier op kermissen de rijke kleurenpracht, die een uiting is van
en volksfeesten de draaimolens lustig rond- de oude levensblijheid, — langzamerhand, bij
gingen, dat zang en jolijt niet vreemd waren,
de jongere geslachten, zien wij daarvoor in
zooals bekend is uit de beschrijvingen in de de plaats komen een verstarring in zwart en
oudere volksalmanakken, die ons een duidelijk bruin, die in wezen een uiting is van een
beeld geven van het leven, zooals dat een eeuw volksvreemde levensbeschouwing, die hier niet
geleden was. thuis hoort en die slechts mogelijk werd,
Langzaam aan is door het drijven van meestal omdat een volk zijn eigcv. aard vergat.
enkele personen, fanatiek en onverdraagzaam
van aard, het boerenleven omgezet in het L. ten Cate
WIJ GAAN ALS

Vlotter uit Wolframshausep 58 59 Boerin uit het Zillerdal in Tirol

Hp
onze tocht door de rijkversierde en op de waarde, die men aan den boer toekent.
goed onderhouden dorpen van het Ook de rijke versieringen overal in dorpen en
Nedersaksische land, eenige jaren steden getuigden daarvan. Oogstkransen
geleden in het begin van den herfst, hingen boven de deuren en spreuken verkon-
bereikten wij, één dag voor het digden de achting voor boerenarbeid. Daarom
Gaarne plaatsen wij de volgende bijdrage van oogstdankfeest, ook den Bückeberg. Het was is de oogstdankdag bij ons nu niet meer, zoo-
een jongen Duitscher, waarin hij op ons verzoek een prachtig gezicht in de vroege morgen- als vóór 1933, een feestdag als vele andere. Wij
vertelt over inhoud en wezen van het Ernte- uren. Boven den berg was de hemel al diep- vieren het oogstd ankfeest bewuster dan ooit
danktest, dat in vredestijd jaarlijks op den blauw. In de laagte streed de zon nog met tevoren.
Bückeberg in Duitschland wordt gevierd de ochtendnevels en over het geheele land Het is nu niet alleen een niet meer weg te
lag nog de frischheid van den jongen dag. denken gebruik geworden, maar het is ook ge-
Dauwdruppels glinsterden in het gras, maar worden de erkenning en de waardeering van
steeds meer dreef de opkomende wind de wij- het Duitsche volk in zijn geheel van den boer
kende nevels voor zich uit. Van de reusach- en daardoor van de boerengebruiken. En deze
tige vergaderplaats kon men alleen nog de boerenoogstgebruiken, die echt en gegroeid
omtrekken vermoeden. Langzamerhand doem- zrjn, daar zij aan bodem en sibbe verbonden
de er meer uit den nevel op, nam kleur en zijn, leven nu weer op, omdat zij innerlijk zoo
gestalte aan en werd een beeld van oneindige dicht staan bij het streven van onzen tijd.
verhevenheid en overweldigende schoonheid.
Overal aan den horizon verrezen de met bosch
bedekte Weserbergen. De Weser schemerde
HET BOERENDOM IN EER HERSTELD
flauw door de laatste witte nevelsluiers, dor- De bezinning op onze volksche krachten en
pen werden overal zichtbaar en de zon zond het inzicht, dat de levensbron van ons volk
haar verwarmende stralen over de reeds in het boerendom ligt, hebben steeds meer den
herfstleege velden, die hun rijken oogst al af- boer en zijn werk tot grondpijler van de volk-
geleverd hadden èn over de akkers, waarop sche gemeenschap gemaakt. Zoo hebben wij
de laatste zomervruchten nog wachtten op het sinds 1933 ieder jaar dieper beleefd, dat
den oogst. zich op den grondslag van het boeren-oogst-
dankfeest een nieuwe traditie van oogstdank-
VOLKSCHE LOTSGEMEENSCHAP feest voor ons geheele volk ontwikkeld heeft.
De oogstdankdag van het Duitsche volk op
Het is een prachtige omgeving voor deze ge- den Bückeberg is een mooi voorbeeld van de
weldige bijeenkomst, waarvan de Führer zelf wijze, waarop wij uit de nog levende boeren-
eens gezegd heeft: het oogstdankfeest neemt oogstgebruiken voor ons geheele volk nieuwe
onder alle gemeenschapsfeesten een eerste krachtbronnen en cultureele en politieke
plaats in; daarin spreken niet alleen de Duit- levenswaarden hebben geschapen. Wanneer
sche boeren, maar ook het Duitsche stadsvolk wij nu terugzien, kunnen wij met trots vast-
zich uit voor die beginselen, die in de eerste stellen: op deze vijf Octoberzondagen op den
plaats hun onafhankelijkheid en daardoor hun Bückeberg is er zeer veel Duitsch geestesgoed
leven mogelijk maken. Wie de mogelijkheid weer levend geworden, oude en nieuwe liede-
hééft gehad den feestelijken wapenschouw ren, gedachten van Duitsche dichters, muziek
van het Duitsche volk op den Bückeberg in en tooneeluitvoeringen.
de afgeloopen jaren mee te beleven
midden de Führer — —
in zijn
die kan in ieder geval
Wij kunnen er trotsch op zijn, dat de Duit-
sche ziel een bron van kracht is, waardoor
aanvoelen, welke kracht er van deze uren van wij het uiterlijk van het oogstdankfeest zóó
volksche lotsgemeenschap over het geheele konden maken. Wat eens sinds eeuwen slechts
feestvierende land uitstraalt en in ieder een feestdag voor de boeren was, is nu een
Duitsch dorp en in iedere Duitsche stad werk- dag van vreugde voor het geheele Duitsche
zaam wordt. volk geworden. Nu weet toch de stedeling, dat
Wie, als wij, op den dag voorafgaande aan zonder den arbeid van den boer zijn eigen be-
het oogstdankfeest door het land reed, kon staan en dat van het geheele volk niet ver-
zoo menig zichtbaar teeken vinden, dat duidde zekerd zou zijn, dat iedere oogst, die het land-

20
PLOEGERS DOOR DEN TIJD

Ongboerin uit Salzburg 60 61 Jongboerin uit Salzburg Boerinnen uit het Zillerdal 62 63 Jonge boer uit Oost-Tirol

volk de schuren binnenrijdt, het geheele volk


brood en voedsel geeft. Daarom dankt nu niet
öieer de boer alleen voor den oogst, maar het Zingend onder den oogstkrans
geheele volk. Daarom is ons oogstdankfeest
niet slechts een uur van dank, maar ook een
Uur van bezinning en bekentenis, waarvan de
Ware grootte in de lotsverbondenheid van stad
en land ligt.
Dit bewustzijn van de saamhoorigheid vond tot
aan het uitbreken van dezen, ons opge-
drongen oorlog, zijn schoonste uitdrukking in
.et gemeenschappelijk oogstdankfeest. Op
lederen grooten oogstdankdag van hef Duit-
sche volk had de Führer tot nu toe zijn weg
-naar de hoogte van den Bückeberg midden
s°°r de geweldige menschenmassa uit alle
Duitsche gouwen genomen. Het was iedere
een werkelijke „wég door het volk". Want
e Weg van onzen Führer gaat midden door
"et volk. En wij begrepen hem dan ook allen,
*°en hij ons toeriep: „Het is voor ons een
Seluk, in Duitschland te mogen leven!"

DE FEESTELIJKE JAARRING
diepe verbondenheid van den Germaan-
schen boer met de natuur, heeft een geheele
*ti van feesten en gebruiken in den jaarkring
"°en ontstaan, waarvan het gebruik van het
°°gstdankfeest wel tot de schoonste en diepste
behoort. Al ging in de laatste tientallen van
laren veel van de oude oogstgebruiken ver-
horen, het dankfeest voor den zegen van den
°°gst is toch steeds een hoogtepunt in het
°P- en neergaan van den boerenarbeid ge-
feest. Het feest van den oogst is een dag van
Vreugde over het werk, dat slechts met har-
den arbeid tot stand gebracht kon worden.
Veelvuldig zijn de vormen, waarin die vreugde
tot uiting komt. De Oostpruis drukt zijn vreug-
de over den binnengehaalden oogst op andere
uit dan de Nedersakser of de Beier, en
?°k weer anders vieren de menschen van de
duitsche zeekust hun feest dan de menschen
Uit Karinthië of Tirol. In streken met wijn-
bouw heeft zich een ander gebruik ontwikkeld
an in streken met uitgesproken graan- of
hakvruchtbouw en weer anders dan in streKen
niet overwegend weidebouw. De oogstkrans
echter of de oogstkroon of wat er verder als
van dezen dag in gebruik is, en de
dansen en liederen, alle willen zij hetzelfde

65

21
Beiersehe dansgroep op het oogstfeest op den Bückeberg

gevoel van dankbaarheid voor den oogst van oogstkroon reeds bij het binnenrijden van den
het jaar tot uitdrukking brengen. eersten oogstwagen aan de poort of in de
Boven alle oogstfeesten in het Rijk staat de kamer wordt opgehangen.
gedachte van terugzien, van bezinning en van Op den oogstdag zelf blijft niemand thuis. Een
Boerinnen uit het Egerland
gemeenschappelijke vreugde. Dit is ook eigen oud gebruik op den oogstdankdag is de op-
aan de in het Rijk zeer verbreide kennis- tocht met voorstellingen uit het boerenleven,
feesten, die oorspronkelijk niets anders zijn die ook nu nog in vele streken een belangrijk
dan oogstfeesten en to Germaansche gebrui- bestanddeel van het feest vormt. Deze op-
ken wortelen. tochten met al hun verscheidenheid, maken
Dat de zegen van den oogst en de dank voor veel indruk, vooral het groote aantal met
den oogst bij elkaar behooren, is ta de ge- bloemen, linten en groen rijkversierde oogst-
bruiken in Nedersaksen blijvend vastgelegd. wagens. Jongens en meisjes, hun kleeder-
dracht of andere kleedij met fladderende lin-
ten versierd, dragen bij deze feestelijken op-
FEEST BIJ DE NEDERSAKSERS tocht, sikkels, spaden, zeisen en bossen koren.
Onder den hoogen oogstkrans met de lange
bonte linten gaan de jonge boeren en boerin-
De Nedersaksers vieren hun oogstfeest het nen in hun kleurige dracht. Een troepje van
.beste met een goeden dronk en noemen den
raag daarom ook wel „oogstbier". Daar echter de jongsten draagt korven vol vruchten. De
meisjes hebben veldbloemen in het haar, de
■iet eten ook in het middelpunt van het oogst- jongsten dragen aren in den arm. Het is op
■eest staat, zetten de boeren zich, na gedanen het feestterrein, waar het geheele dorp ver-
larbeid, ook tot het „oogstmaal" samen neer. zameld is, dan een schitterend gezicht.
'Benamingen, zooals „maaiersdans" en „stop-
peldans" duiden erop, dat de dans er eveneens
aanspraak op maakt, het hoogtepunt van den DANK EN ZEGEN
dag te vormen. In ieder geval moet het bij dit
vreugdefeest vroolijk toegaan. Het stoppelveld Ik maakte eens een eenvoudig, maar in zijn
geeft ook op vele plaatsen aanleiding tot de inhoud toch diep gevoeld gebruik mede.
met het oogstfeest verbonden ruiterspelen. Toen de laatste korenschoven in den schuur
Juist deze verschillende ruiterspelen geven waren en wij 's avonds nog moe van het zware
ons een indrukwekkend beeld van het boeren- dagwerk een tijd voor de deur zaten, stond de
leven in Nedersaksen tijdens de oogstfeesten. boerin op en plukte een bos van de mooiste
Overal is het land vervuld van de vreugde, bloemen uit tuin en veld, deed er eenige
die een oogstdankdag voor de boeren en hun rogge- en tarwe-aren bij en maakte hen vast
helpers met zich brengt. Bijzonder indrukwek- aan een langen stok. Toen bracht zij hem naar
kend zijn de oogstfeesten natuurlijk in de buiten op den akker. In het licht van de
dorpen zelf, waar alles om ons van den zwaren ondergaande zon vouwde zij haar eeltige werk-
arbeid van het landvolk spreekt. handen en dankte den Schepper voor den
Op den vooravond van het feest wordt in de zegen van den oogst. Dit is slechts een voor-
dorpen de oogstboom met den oogstkrans of beeld van de diepe geloovigheid van den boer,
-kroon door de jeugd van het dorp opgericht. die op den zegen van den oogst ook steeds
Slank als de dennestam, waarvan hij gemaakt den dank doet volgen. Het kleine korreltje
is, rijst de oogstboom op tegen den hemel. draagt de kracht tot zaad en oogst in zich.
Hoog aan zijn top zweeft, met bonte linten Daaruit zien wij zinnebeeldig, hoe in het klei-
vastgemaakt, de uit stroo gevlochten oogst- ne de wet van het geheel onveranderlijk is te
krans. Dit inhalen van de oogstkroon, het herkennen. En ieder van ons, die deze orde
zinnebeeld van rijpheid en vervulling, is kent, draagt onze wereldbeschouwing, die wor-
meestal een kleurrijk en stemmingsvol dorps- telt in aarde en sibbe, in bloed en bodem, ta
feest. Hier en daar is het ook gebruik, dat de zich.

22
BIJ DEN OOGSTKRANS kring te vieren. Alle schuren en zolders zijn
gevuld met het koren voor ons dagelijksch
Het oogstfeest begint ook nu meestal, wan- brood. Het landvolk, dat zware oogstweken
neer de laatste vracht koren naar binnen ge- achter den rug heeft, heeft echter ln dezen
bracht wordt. Wij, oogstlieden, verzamelden tijd niet alleen gestaan, want vele stedelingen
°ns, feestelijk uitgedoscht, op de boerderij en hebben vrijwillig hulp verleend.
2etten ons op een met bloemen en bonte lin- Wij zullen elkaar in stad en land, zoover de
den versierden wagen. Van de hofstee ging vruchtbare of schrale grond door Duitsche
toen de optocht onder zingen en roepen naar boeren, onder de bescherming van het Duit-
bet veld om de laatste schoof naar binnen te sche zwaard, wordt geploegd, op dezen dag 70 Groep uit Vorarlberg
balen. Gezamenlijk werd nu de voor dit doel in groote volksverbondenheid, de hand reiken
°P het veld achtergelaten schoof op den wagen en in alle stilte onder de oogstkronen dezen
geladen, waarna de vrouwen den door haar oorlogs-oogstdankdag vieren. Met' de tot aan
gevlochten oogstkrans of kroon, of ook wel de nok gevulde schuren kan ons volk hoopvol
alleen een bosje aren, aan den wagen vast- in. de toekomst zien. En wij kunnen ons nu
maakten. Toen zetten wij ons allen weer op reeds voorstellen, hoe wij, als het Duitsche
den wagen en vroolijk ging het terug naar de volk zijn oogstfeest weer in vrede viert, dien
boerderij. Daar werd een lied gezongen en herfstdag zullen beleven, hoe die dag vervuld
tenslotte reikte een van de meisjes de kroon zal zijn van trots en vreugde.
n»et een berijmde toespraak over aan den
boer. De oogstkrans was uit allerlei koren- Toen wij 's middags afscheid namen van den
soorten gevlochten en versierd met veel veld- Bückeberg, stond de zon hoog aan den hemel
bloemen; bovenop kwam een haan. Hij werd en straalde in het heerlijke dal, waardoor de
aan den gevel opgehangen om daar tot den Weser breed en traag stroomt. Hoog boven
volgenden oogst te blijven. Na het overreiken in de blauwe lucht cirkelde een vlieger boven
Van den krans, gaf de boer een feest met veel den Bückeberg. Wij stonden nog eenmaal stil
eten en drinken en dansen. Vroolijke dischge- en keken over het veelbezongen Weserland uit
nootên waren aan dezen gemeenschappelijken tot aan den Süntel, waarop het Horst-Wessel-
niaaltijd vereenigd, want boer en landarbeider, monument staat. Daar liggen beneden ons vel-
boerin, landarbeidster en helpster, hadden den en akkers. De laatste schoven zijn al lang
samen den oogst binnengebracht en samen de
z °rgen
naar binnen gereden. Geel en leeg liggen daar
gedragen. de stoppelvelden, voorzoover de ploeg de bruine
aarde niet al weer omgewoeld heeft.
En. terwijl op den terugtocht velden en ber-
EN OOK DIT JAAR... gen, bosschen en weilanden, elkaar snel op-
volgden, dachten wij aan het opschrift op een
weer- loopt ta deze weken het oogsten ten Nedersaksische boerderij, dat luidde:
einde. Dc Almachtige gaf ons ook dit jaar Er komt een dag, dat wordt gespannen,
Weer een oogst, die ons volk voor iederen nood Eén eenig dak over alle Duitsche landen.
2al bewaren. Waarvoor zouden wij dankbaar-
der kunnen zijn dan juist daarvoor, dat wij Heinrich Kaul
genoeg brood hebben om te eten en dc kracht
to verkrijgen, die nu van iederen Duitscher
wordt verlangd ta het belang van ons geheele
volk. Wij zijn er al aan gewend, dien dank
niet meer oppervlakkig te uiten. Dc dorpen
en steden zullen wel niet zoon feestelijk kleed
aanhebben als vorige jaren. Maar met nog
grooter dankbaarheid zal het Duitsche volk
samenkomen om het oogstfeest in den familie-

23
BOER EN NOMADE
aanleg? Zijn onze verre voorvaderen eens van
nomaden tot bouwende boeren geworden?
Langen tijd heeft men dit gedacht en toch is
het niet zoo, want onze verre, verre voorva-
deren uit den steentijd waren geen nomaden,
„ maar trekkende jagers en visschers. Dat is
*' iets heel anders! Van jagers werden zij geen
nomaden, maar menschen, die vaste woon-
plaatsen bouwden, met een begin van tuin-
bouw en landbouw, met een enkelen appel-
boom bij hun woonstee en vee, dat niet trok.
maar dat zij den winter moesten doorhelpen.
De oudheidkunde levert ons de bewijzen hier-
van.
Wanneer zij dan trokken, was het om te zoe-
ken naar andere woonsteden: nomaden waren
zij nooit. Zij hadden evenmin als wij de ge-
aardheid van nomaden en daarom is het ook
geen wonder, dat de Joden, die ten deele van
e nomade trekt achter zijn kudde voor een groot deel van Perzischen oor-

E door uitgestrektheden van sprong).


nomadenstammen afkomstig zijn — die ook
de
woestijn of steppe. Romantisch stel- Wij zeiden dat de nomade als „parasiet" steden veroverden, die zij niet „gebouwd"
hadden en wijngaarden, die zij niet geplant
len wij ons dat voor en ook vreed-
zaam, als een Zondagsschoolprentje.
Hij trekt van weideplaats naar weideplaats
leeft. Dat geldt niet alleen van volken waar
hij tijdelijk over heerscht, zonder nochtans
zelf te bouwen, dat geldt ook van zijn verhou-
hadden — in ons midden een vreemd element
zijn gebleven. Hun arbeidswijze en houding
tegenover Europeesche volken heeft altijd
en zijn vee vermenigvuldigt zich als de vele ding tot zijn kudden.
weer aanleiding gegeven hen als „parasieten"
kinderen zijner vrouwen. te bestempelen (woekeraars). Arbeid bemin-
Zoo oppervlakkig bezien, lijkt ons dat wel, nen zij als regel niet en hun doen kunnen wij
vooral wanneer wij jong zijn, wanneer wij er BOER EN NOMADE
eens met een tent op uittrekken, onbekom- eerder „bedrijvigheid" noemen. Bedrijvigheid
De verhouding van den boer tot zijn vee is is heel iets anders dan ons begrip van arbeid.
merd, in de vrije natuur, dan denken wij, dat een heel andere dan die tusschen den Arbeid in den waren zin, wil mede „bouwen",
de nomade onafgebroken deze geneugten nomade en zijn kudde. Deze volgt de kudde als hoe ook. „Bedrijvigheid" parasiteert op arbeid
smaakt. het ware, hij stelt zijn heele leven en trekken van anderen.
Maar zoo is het nomadenleven niet; het is op de kudde in, en is er evenzoo volkomen Zijn zij er minder om? Heeft hun geaardheid
hard en meedoogenloos en zoo algeheel afhankelijk van als de parasiet van het dier geen recht van bestaan? Wij zouden het niet
anders dan alles wat wij er ons van voorstel- waar hij op leeft. willen beweren.
len, dat wij ons nauwelijks in het gemoeds- Bij den boer is dit alles anders: hij verzorgt
leven van echte nomaden kunnen verplaat- zijn vee, het vee is van hèm afhankelijk, hij
sen. moet het met zijn arbeid in den winter in ONS IS ARBEID HEILIG!
leven houden. Maar wel weten wij één ding: ons is arbeid
EEUWIGE ZWERVER ... En hiermee raken wij aan de kern: de heilig, een levenstaak en in ons midden past
nomade haat arbeid, de boer eert arbeid; de hun „bedrijvigheid" niet. De moraal van een
EN PLUNDERAAR
——
nomade leeft van het eene oogenblik in het nomade al leeft hij ta onze moderne
Ons heele leven is er op ingericht te andere, de boer zorgt met vooruitzienden blik; steden is een andere dan de onze, want
„bouwen". Wij bouwen onze dijken, wij bou- de nomade parasiteert al trekkend, de boer hij spruit voort uit een algeheel ander ver-
wen onze huizen en kerken, wij bouwen ook bouwt, bodemvast. leden, een algeheel andere omgeving en daar-
onze akkers; wij zijn ook statenbouwers. Al Voor „bouwen" is een andere aanleg noodig om ook andere levenshouding. Wee ons, wan-
deze dingen zijn gericht op het blijvende, op dan voor parasiteeren, wie bouwt wordt ook neer een nomadengeest vat op ons zou
het beheerschen van den bodem, op duur- een ander mensch. Vanwaar hebben wij dien krijgen!
J. C. Nachenius
zaamheid. De nomade daarentegen zet zijn
tent op en breekt die weer af, wanneer de
kudde verder trekt. Daarom „bouwt" hij niet,
ook geen staten. De Germaansche Wikingen
waren ook treklustig, maar zij bouwden aan
het eind van hun weg groote staten: in Rus-
land, op Sicilië, ta Normandië.
Wanneer de nomade met „bouwende" ge-
meenschappen in aanraking komt, dan is 'hij
niet meer de vreedzaam trekkende, van
weideplaats tot weideplaats; dan uit zich die
andere kant van zijn geaardheid, dan wordt
hij plunderaar en slavenhandelaar
— als hij
de kans krijgt. Een Soedaneesch spreekwoord
zegt: Waar de Arabier zijn voet zet, moet
zelfs het gras verdorren
zoo geweest. Uitgestrekte
— en het is letterlijk
vruchtbare gebieden,
waar eens welvaart heerschte, zijn zoo tot
woestenijen geworden: in Mesopotamië, in
Zuid-Rusland, in Afrika, waar nog ta deze
eeuw de slavenj achten werden gehouden.
En waarom ook niet? Wat kommert het den
nomade, hoe hij het land achterlaat? Hij
trekt verder!

SOMS LEEK HET ANDERS


Een enkele maal leek het anders, b.v. in
Spanje, tijdens de Moorsche overheersching.
Wij spreken dan van Arabische kunst, cul-
tuur enz. Maar alle kenners zijn het er over
eens, dat deze overheerschers. als parasieten
leefden op culturen, die zij niet bouwden, die
anderen hadden voortgebracht. De „Arabische
cijfers" zijn geen uitvinding van Arabieren
(maar van de Arische Indiërs) en de z.g.
Arabische kunst is geen nomadenkunst (maar

24
HET PAARD
in den oogsttijd

Hogsttijd
is een gezegende tijd voor
den boer!
Het is zijn overwinnings- en zege-
tocht na zijn overgave aan de na- Merkwaardig, dat grasmachines, zelfbinders, Belgen en de lichtere warmbloeders met glim-
tuur. Vol dankbaarheid worden de „gecombineerden", hooiharken, schudders en mende, glanzende lijven helpen bij den oogst.
vruchten des velds ta ontvangst genomen en hoe die meer mogen heeten, nog steeds van Van den vroegen morgen tot den laten avond-
meer dan wie ook, weet de boer, dat dit niet den akker geen werkplaats hebben gemaakt, stond wordt hun spierkracht gevorderd voor
alleen zijn werk is, doch dat dit eiken zomer mits deze groote daad: voedselvoorziening van het
weer, door God gezegend moet worden. volk!
Daarom is het een gezegende tijd en groote „De oogst kost paardenvleesch", zegt de
dankbaarheid heerscht op de hoeve en er DE BOERDERIJ IS GEEN FABRIEK
boer en dat is ook zoo, evenals de oogst men-
rondomme. Mits het paard dit product van menschelijk schenvleesch vraagt. De oogst eischt niet al-
Hoeveel gevaren heeft het aan den bodem vernuft mag trekken en de motortrekker leen arbeid, de oogst vraagt den geheelen
toevertrouwde koren dezen winter niet moe- buiten het feestterrein blijft!! mensch en het geheele paard. De oogsttijd is
ten doorstaan. Er was dan ook alle reden tot Het boerenbedrijf is nu eenmaal iets geheel mooi, maar ook meedoogenloos, want hij
dankbaarheid toen bleek, dat niettegen- anders dan wat men gemeenlijk pleegt te ver- vraagt naar geen tijd
staande de strenge vorst het graan toch op- staan onder een „industrie". De boerderij is En daarom juist is het zoo goed, dat het
kwam, en toen later, trots de vele regens, de geen fabriek. Zij is een kleine volksgemeen- paard zijn rol nog meespeelt. Het paard weet
jonge scheuten tóch een gezonde kleur kregen schap, waar de oude bloedstroomen van het juist in déze periode van het bedrijfsjaar den
en nóg weer later, na langdurige droogte, het volk steeds nieuw voortgebracht en in goede boer zijn „gevoel" te doen behouden. De ma-
graan niettemin gezond bleek en de korrel banen geleid dienen te worden. chine loopt, geheel onverschillig of Gods zon
zi ch goed zette De boerenstand is „leven" in den besten zin fel schijnt of dat een mistig waas den vroe-
Waar dankbaarheid heerscht en de geldzucht van het woord. Zoodra men leven aan hem gen ochtend nog omnevelt, zij gaat ongevoelig
nog niet de overhand heeft gekregen (want gaat ontnemen, wordt er „karakter" aan ont- voor de omgeving regelmatig ronkend door,
er zijn ook „boeren", die zich „fabrikant" nomen ! ook wanneer de duisternis valt, of de wind
hoemen!) is het goed te leven, want daar zijn Dèarom zal vervanging van het edele levende begint op te steken. Het eenige wat zij vraagt:
blijheid en tevredenheid. En zoo is de oogst- paard door een dooden motor een niet te on- benzine of olie. Meer niet. Rusttijd heeft zij
tijd dan ook een f eesttijd op de boerderij. Of derschatten verlies voor den boerenstand en niet noodig. Zij is onbarmhartig.
bet nu den korenoogst betreft, den hooibouw de volksgemeenschap beteekenen
°ï den aardappelrooi, het is alles hetzelfde. Daarom ook is de intrede van de machine in
Het meest maken echter de hooibouw en de het boerenbedrijf, zoolang zij gebonden blijft HET PAARD IN EERE
korenbouw op boer en buitenstaander indruk. aan het paard, geen ramp van beteekenis. De
®r zit leven in, niettegenstaande de zelfbin-
der dikwerf de plaats van tientallen zichters
machine had ook de man-kracht noodig om
het van haar verwachte werk te doen en haar
Maar het paard vraagt — bij al zijn overgave
aan den boer — toch verpleging en just op
zijn tijd en een hap voer en een vrien-
inneemt en de „gecombineerde" den arbeid beweeg-vermoaen werd door het paard gele-
delijk woord! In één woord, het paard vraagt:
v erricht van de hooikeerders en meiskes, die
bet met de houten hark bijeenhalen.
verd. J
En zoo zien we dan in den zomer de zware liefde. En zoolang de boer daar nog aan moet
denken en zoolang de boer nog liefde mag
geven aan zijn dieren, zoolang zal het boeren-
vak den grondslag kunnen vormen om daarop
een gezonde maatschappij te bouwen.
Het paard geeft in alle jaargetijden en bij
elke werkzaamheid aan de boerderij iets, dat
van groote waarde is voor het karakter van
den boer en zijn bedrijf. Het paard is een op-
voeder van de jeugd, die er reeds vroeg mee
moet omgaan en is een bron van vreugde voor
den eigenaar. Het paard vraagt liefde en ver-
zorging en is er dankbaar voor. Het paard
doet den mensch aan zich hechten en dat
doet de machine nooit. Zij die dit nog niet
mochten weten, hadden de paardenvorderin-
gen maar eens moeten bijwonen, die vorig
jaar door de Nederlandsche weermacht wer-
den gehouden en waar flinke boerenvrouwen
huilend afscheid namen van hun viervoeters
en door het harde leven gesterkte boeren de
tranen niet konden inhouden, toen het hun
duidelijk werd, dat zij hun bruine of vos in-
derdaad voorgoed zouden moeten afstaan. En
wanneer stedelingen en officieren daar dan
om lachten, dan toonden zij duidelijk geen
flauw besef te hebben van wat het paard be-
teekenen kan ta een menschenleven en hoe
dankbaar wij moeten zijn, dat het paard ook
ten onzent nog steeds een rol van beteekenis
speelt.
Daarom zal een volk, dat wil leven en waard
is te leven, het paard in eere houden, zooals
onze voorouders dat steeds hebben gedaan
van de oudste Germanen af.
Oogstmaand 1940 Slob

25
OOGSTGEBRUIKEN
VAN DEN GERMAANSCHEN BOER
over den zin van landelijke
zenden en gebruiken

■ Jft m ordt de oogst beter door een Ons is dus eigen wat Friezen, Saksen en Fran- Misschien weet gij dat niet zoo goed. Welnu,
\§\f Meiboom te planten? Wat voor ken aan zeden en gebruiken hebben gehad en wij zullen een korten rondgang maken, een
V W nut heeft het om Paascheieren in stand gehouden, want zij zijn ons bloeds vogelvlucht over den Germaanschen boer en
¥ ¥ te kleuren? Wie zoo vraagt, verbonden en zijn één met ons in oorspronke- zijr, oogstgebruiken.
maakt niet den boer, maar zich lijke wereldbeschouwing.
zeil belachelijk, Want hij plaatst zich buiten Kunnen wij nu op dezen grondslag alles ver- DE EERSTE AREN
de zeden en gebruiken, die ons volk door de klaren en begrijpen? Het eerste groote feest van het boeren jaar, de
eeuwen heen heeft bewaard en waar het een Neen "— hier schiet het verstand zeker te kort. zomersche zonnewende, is al voorbij. Nu wordt
dieperen zin in heeft geweten. Bovendien be- Maar wij kunnen ons inleven in de gebruiken de oogst gevierd. Het begin ervan heeft reeds
grijpt de vrager niets van het streven van hen en daardoor den zin ervan meebeleven. veelal iets feestelijks, maar méér nog het einde.
die deze gebruiken in eere willen houden, ze Vanzelfsprekend veronderstelt een juiste uitleg Met een Heilspreuk overhandigen de maaiers
beschrijven, waardeeren en onderzoeken willen niet alleen gelijk bloed, maar tevens een in Hessen de eerste gevallen aren aan den
naar herkomst en reden. Want wat belangrijk grondige kennis van het geheel cm de onder- boer en in Silezië wordt het eerste voer graan
is. is het „Waarom" en het „Vanwaar". En deelen te kunnen verstaan.
met bloemen en linten versierd ta de schuur
daarmede is meteen het door de liberale gereden.
wetenschap zoo gaarne gehuldigde beginsel
EENHEID IN VERSCHEIDENHEID In vele streken legt de maaier een bloemen*
van de „objectiviteit" van de baan. krans voor de bindster op de eerste schoof en
Want wie waardeeren wil, wie de waarde wil Hierbij zij echter opgemerkt dat de gebruiken in Pommereh bindt men strcobanden om den
bepalen dus, die kan dat alleen doen vanal' boer of om een voorbijganger, die zich alleen
van de verschillende Germaansche boeren
een bepaald standpunt, volgens een bepaalde volksstammen weliswaar in onderdeelen door door een losgeld kan bevrijden.
wereldbeschouwing. Jonggehuwden bindt men ta Hessen aren aan
allerlei latere toevoegsels, door landschappe-
lijke en door den stam bepaalde afwijkingen, de armen en wenscht hun zoo kinderzegen.
onderling verschillen, maar dat zij in wezen In Opper-Silezië. zegt men als de arenzee
HET JUISTE STANDPUNT toch alle aan dezelfde bron ontspringen, n.l. steeds kleiner wordt: „De wolf wordt in het
Deze wereldbeschouwing nu, is door eigen aan- de Arisch-Germaansche wereldbeschouwing. nauw gedreven" en als de wind de halmen
leg, door het ras dus, bepaald. Zooals ons ook Heeft het duiden van deze boerengebruiken doet golven: „de wolf rent door het koren".
de bloedsverschillen ta de menschheid doen nut? Een herinnering aan de twee wolven die
beseffen, dat „objectiviteit" in waardebepaling Ongetwijfeld wèl. als dit gebeurt uit eigen Wodan begeleidden volgens de Germaansche
of uitlegging, kortweg onmogelijk is. belevenis. Want dan kunnen we wat onbewust overlevering? Wellicht. In ieder geval zegt
Een foutieve waardeering echter ontstaat on- voortleeft tot bewuste daad maken, door den men ook wel: „es wudelt im Kom" en in de
middellijk, als wij gebruiken gaan meten met diepen zin aan te toonen in wat nog slechts Beiersehe bosschen tapt men ta oogsttijd het
maatstaven aan een ander ras ontleend. Dit vaak uit gewoonte voortging. „Wodelbier". In de Nederduitsche streken laat
gebeurt, als wij boerenzeden en gebruiken Ziet. hoe in de Germaansche wereld de Zonne- men ook wel een paar aren op het land staan
gaan beoordeelen volgens een leer, die alles wendevuren weer opvlammen, hoe de boeren met de schuchtere bekentenis: „Voor Wodan's
wat niet in haar wereldbeschouwing te pas weer groote oogstfeesten houden ta het hart ros".
komt, afdoet met woorden als: bijgeloof, van het oude Europa!
demonenangst, heksenwaan of kortweg als DE LAATSTE GARVE
slecht of des duivels. Vooral de laatste garve wordt vaak met bijzon-
Foutieve waardeering ontstaat ook, als men dere beteekenis omgeven. Er wordt rondom-
de dingen beoordeelt naar de maatstaven van heen gedanst en gesprongen en ten slotte
een andere maatschappelijke groep, en daarbij wcrdt deze meestal bijzonder groot gebonden
de groep waartoe men zelf meent te behooren schoof op het laatste voer geplaatst, waarbij
als de hoogste en beste beschouwt. Dit gebeurt de wagen prachtig wordt versierd en door
als intellectueelen de volkskunst beschouwen meerdere paarden wordt getrokken. Knechts
als „gezonken cultuurgoed der steden". en meiden brengen deze laatste schoof, die zij:
Neen, zoo benadert men niet de waarden Rogge-moeder, Tarwe- of Haver-oudje noemen
van de volksgebruiken en de boerenkunst. Als in optocht naar het dorp.
wij daarvan de waarde willen bepalen, dan kan In Pommeren wordt de schoof door de boerin
slechts één wereldbeschouwing gelden: de met water besprenkeld als zij dcor de poort
Germaansche, één standpunt worden inge- rijdt, want het water is een symbool van den
nomen: dat van óns bloed, ons cog in één oorsprong van het leven. Ondertusschen heb-
richting schouwen: de toekomst van ons volk. ben de meiden den oogstkrans of de oogst-
Willen wij dan meten, dan is de eenige toets- kroon uit allerlei soorten halmen en bloemen
steen de eer en het leven van dit volk en als gewonden en met linten versierd.
wij het een van het andere moeten scheiden Op den deel of ergens anders in de hoeve
dan kan de scheidslijn slechts getrokken wor- wordt deze krans of kroon dan voor de rest
den tusschen eigen en vreemd. van het oogstjaar opgehangen: een symbool
Als eigen aanvaarden wij daarbij slechts de van de zon. Ook bij het grcote Oogstdankfeest
naar ras en wereldbeschouwing met de volks- op den Bückeberg wordt ieder jaar een krans
gemeenschap verbonden zeden en gebruiken, aan den Führer overhandigd.
die van Arisch-Germaanschen oorsprong zijn Dikwijls komt in de versiering een haan voor.
en van geslacht op geslacht met het bloed De ;,oogsthaan" die ta zijn vorm aan de maan-
werden vererfd. sikkel herinnert, geldt als symbool van de
Als vreemd onderscheidon wij daarbij datgene, vruchtbaarheid, En zoo treffen wij hem dan
wat gebonden aan een ons bloed vreemde In Lippe wordi* vaak den met linten versierden oogst- ook bij allerlei gelegenheden aan: bij het
wereldbeschouwing, bij ons volk werd binnen- krans na het binnenhalen van den oogst naast de ..hanenslaan" en de hanendans, spelen die
gedragen. schuurdeur gehangen vooral in oogsttijd beoefend worden.

26
77 Oogsthaan aan de Korsbuschhoeve in Haaren in het land van Paderbom (Westfalen)

°ok ram en geitebok zijn symbolen van de van huis tot huis gaan en ieder hun lief uitkiezen: van het meisje tot vrouw namelijk.
Ruchtbaarheid. Bij dewijnboeren werd ta de afhalen, om haar ten dans te leiden. Kerwah beteekent dan ook meer: „heiliging
Soede jaren een houten gestel zoo vol met Hetzelfde gebeurt nog ta Hessen (ta de buurt der uitverkiezing" en de uitverkorene des har-
druiven behangen dat een bokkengedaantje van Kirchhain). Voor de dorpsherbergen houdt ten draagt op dien dag dan ook hetzelfde
°ntstond: de „Wetaberggeisz". In Franken- de stoet stil. De meisjes dansen bij de muziek feestkleed als bij het huwelijk.
!and ontmoeten we een schaap, dat nog steeds en de jongens zingen hun Kerwaliederen, die Bovendien: in het boerenjaar krijgt het liefde-
-Kerwahamel" heet en ta de Bovenpfalz wordt vaak nogal onverbloemd het liedeleven behan- leven slechts dan bijzonderen nadruk als dit
bier en daar nog de laatste schoof op de dak- delen. zin heeft, zooals bij deze huwelijkswijding.
vorst gezet en heet dan oogstbok. Ook wordt er bij gelegenheid een oudejonge- Waarom die huwelijkswij ding juist nü, vlak na
*n sommige streken wordt het dier, dat oor- juffrouw of een geestelijke een beetje in ge- de oogst plaats vindt? Ook dit is oeroud Ger-
sPronkelijk offerdier was, nog inderdaad ge- hoond. maansch gevoeld en gedacht. Voor den boer
dood en opgegeten: oogsthanen-maaltijd! Maar ook oeroude sagestof, oeroud volksgelcof is trouwen en kinderen krijgen gelijk. Wordt
klinkt erin door: nu het huwelijk in de lente, bij de Meifeesten
gesloten (zooals ta het Noorden) of vlak na de
WAT BETEEKENT KIRWA? Dort drum aufn Bergla oogst (zooals in Zuid-Duitschland) dan kan de
Vanzelfsprekend Do schtiéht a sches Haus, vrouw bij den oogst nog meehelpen, in het
zegt de naam van een feest
Do schaua drei Madla voorjaar haar kind het leven schenken en bij
niet alles. Men moet inhoud en oorsprong het begin van den landarbeid alweer mee-
ervan kennen. Van dezelfde orde als de ge- Zan Fensterla raus.
wone oogstfeesten zijn ta Midden- en Zuid- Dat is een herinnering aan de drie Nomen,
werken.
Als dan ook nu nog ta Hessen, op Kennis-
Dnitschland ongetwijfeld de zoogenaamde die aan den voet van den Werelesch zitten maandag, een boom op het veld wordt geplant,
">s^irchweih"-feesten, die in Frankenland (Edda) en de levensloop der menschen be- zal dit oorspronkelijk de zinnebeeldige uit-
Kirwa, in Beieren Kirta en in Midden-Duitsch- drukking voor de verwekking van het nieuwe
land Kinnes, Kirmse of Kerb worden ge- palen.
noemd. Als „de drie jonkvrouwen" leven zij in de leven in het dorp zijn geweest.
Oeze feesten volkssprookjes voort. Op haar bezigheid slaat
vallen tusschen Zonnewende en Slechts een bonte greep konden wij doen uit
"et einde van de oogst. Aan de onderdeelen het gezegde: „zijn leven hangt aan een draad".
Na dit gezang volgt de Kirchweih-dans, waar- het leven van den Germaanschen boer, ta het
nerkennen wij deze feesten als oeroud, na het al flink laat geworden is en de paren bijzonder uit zijn oogstgebruiken. Bij onze
öakwerk zooals koeken en brooden zijn oude de kelk der liefde meestal tot den bodem stammen vinden wij overeenkomstige zeden,
ofïerbakwerken ta den vorm van de zonne-
schijf 0f het zonnerad. Op geborduurde voor- ledigen. móeten die vinden omdat wij van hetzelfde
poten dragen de knapen heilsteekens als bloed zijn, van gelijken aard en wezen.
Na dit alles vragen wij ons af: heeft Kirwa, Ons bloed beleeft op dezelfde wijze de gebon-
en levensboom, huis en hof worden denheid aan den bodem en djsn loop dier
met groen, bloemen en korenaren versierd, heeft dit „Kir" of „Ker" iets met „kerk" te
natuur, ta ons werkt dezelfde wil, dezelfde
j*n versierde „hamel" (ta werkelijkheid een
schaap) wordt in optocht door het dorp ge-
maken. Waarom zouden alle kerken opeens om
dezen tijd allemaal tegelijk gewijd moeten ziel spreekt ta ons. Daarom gelooven wij, uit
oerd en wordt het gelukkig bezit van den worden? En waarom waren die feesten ook dezelfde wereldbeschouwing van heel het Ger-
maansche boerendom, aan de groote gemeen-
verwinnaar uit een kegelwedstrijd,
n Opper-Frankenland
gebruikelijk, waar nooit een kerk stond? Neen,
schappelijke toekomst der Germaansche .stam-
bestaat het hoogtepunt die „Kir" of „Ker" heeft meer te maken met
an het feest uit het „Kerwa-Raustanzen", men en volken.
„Kür", met „keuren" dus, met uitkiezen. Het
aajbij d e jongens
met de harmonie voorop „Raustanzen" is niet anders dan dit oeroude Nico de Haas
27
DE OORSPRONG DER
HEILBEDEN OM DEN ZEGEN
DER VRUCHTBAARHEID IN
OEROUD VERLEDEN

plantenwereld wonnen zij al vroeg het inzicht Midgard, de goede Moeder Aarde, het enorme

On
verschillende bijdragen tot dit Hamer-
nummer is sprake van bepaalde oogst- van het „Stirb und Werde"; het begrip dat ronde boerenland midden in de schuimende
gebruiken en vele lezers zullen onmid- na den noodzakelijken ondergang van den wereldzee.
dellijk vragen: „Waar komen die gebrui- eenling weer jong leven opgroeit om geslacht Ook het Heelal is volkómen natuurlijk ge-
ken vandaan? Wij hebben nu wel ge- en arbeid trouw en eervol voort te zetten. dacht: het bestaat uit negen groote hofsteden,
hoord, wat de beteekenis van een en ander Daarom was de dood hun geen verschrikking waarvan wij twee godenver blij ven, het men-
is, maar waaróm is dat zoo geworden en niet en het leven geen tranendal. Neen, het leven schentehuis, de woonplaats der reuzen, der
anders?" was schoon, fier en blijmoedig, waard om aardgeesten en de hof der Nevelen kennen.
Het antwoord op deze vragen werd reeds kort geleefd te worden. Zij hechtten aan het leven,, Een reusachtig Germaansch dorp als het ware
gegeven door de verschillende medewerkers: die oude boeren, zooals de Edda zingt, dat de met afzonderlijke hoeven. In het midden van
de boerenzeden en gebruiken ta Noord- en handlooze toch altijd nog als herder kan dit wereld-dorp staat de wereld-esch, de
West-Europa zijn van gelijken aard, omdat de leven, de kreupele een ruiter kan zijn. Ook levensboom Yggdrasil. Aan de wortels leven
boeren van gelijken aard zijn. kan men beter blind dan verbrand zijn, want de drie wijze vrouwen die het Noodlot kunnen
Met andere woorden: verwant bloed uit zich „nietsnut is hij, die dood is." doorgronden en de levensdraden spinnen: de
op verwante wijze. Of nog anders: het Ger- Nomen. Ook dit spinnen is een merkwaardig
Zoo, met alle vezelen van de ziel, hing men
maansche bloed en de aan den bodem gebon- boeren-levensbeeld.
aan het leven. Men genoot het naar hartelust, In de takken van den boom zit- een haan en
den levenswijze van den boer komen tot uit- danste, zong en minde!
drukking in een bepaalde wereldbeschouwing.
Deze wereldbeschouwing is niet van vandaag
Maar — de Germaansche boer was tevens een
weerbare boer. Geen grooter schande dan laf-
houdt de wacht, terwijl beneden twee honden
den stam bewaken.
Onder de takken huizen twee godengeslach-
of gisteren, maar oeroud. Want zij is gegroeid heid. „Een ellendeling, wie zich niet ver-
uit den natuurlijken levenswü van den Ger- ten: de Asen en de Wanen in Asgard en Wa-
weert", zeggen de saga's steeds weer. Geen be-
maanschen mensch om zijn geslacht te doen nenheim. Goden zoowel als menschen zijn
leedigtag kan men op zich laten zitten. Dit
voortbestaan en sterk te maken. Het is de aan hetzelfde noodlot onderworpen, dat zelfs
zou bovendien een slecht voorbeeld zijn voor aan Odin, den schouwenden god, niet gehéél
wereldbeschouwing, die de boerengemeenschap de jeugd: de lafheid zou ta kunnen wortelen
ta harmonie bracht met de wetten der aarde bekend is.
en de heele sibbe weerloos maken! Daarom:
en aan den eeuwigen kringloop der natuur ploeg en zwaard hooren bij elkaar.
Dit heele wereldbeeld wordt bedreigd door
de zinnebeelden ontleende voor haar eenvou- monsters en ondieren, die aan den rand op de
dige, maar vreugdevol het leven aanvaardende loer liggen. Daar rukt de Fenriswolf aan zijn
wijsheid. DE NOORDSCHE MYTHE ketting, de reus Gurt wacht op het gunstige
Het is dus geen levenswijsheid, die zich zelf oogenblik en reeds wordt ta het Oosten aan
verheft tot een alleenzaligmakende leer voor Het is duidelijk, dat het wereldbeeld van der- het Doodenschip gebouwd
alle volken en rassen ter wereld. Integendeel, gelijke menschen de afspiegeling moet zijn van Zoo nadert, terwijl de goden eten en drinken
de Germaansche mensch heeft nooit den de boerenziel van het Noorden. Op dichterlijke en vroolijk zijn en de menschen hun werk
drang ta zich gevoeld om andere volken tot wijze is dit beeld ons bewaard gebleven in de doen, de ondergang, de Ragnarök, de Goden-
haar oorspronkelijk en zelf verworven inzicht Edda, de groote IJslandsche liederenschat, schemering.
te brengen. die zangen uit de Bste tot de 13de eeuw om- Het blijft drie jaar achtereen winter, dan
Onze boeren voelden het leven als een eer- vat. komt een springvloed en vallen reusachtige
volle opgave voor hen zelf en hun geslacht, zij Wij lezen in de Edda-liederen van het ont- sneeuwmassa's uit den hemel (een oer-Noord-
voelden zich oudtijds gezegend met de vriend- staan van wereld-al en aarde. En reeds dit is sche overlevering dus!). Het wordt noodtijd,
schap van hun goden en trachtten in de vol- echt boers gedacht: aanvankelijk was er de menschen vergeten de beide groote deug-
heid van hun bestaan — en niet het minst
in hun arbeid — geluk en vreugde te vinden.
„Niets"... zelfs geen gras! Maar de vriende-
lijke goden gaan aan het werk: zij zelf be-
den Trouw en Eer en moorden elkaar uit. De
sibben vallen uiteen, geslachten vernietigen
Aan het opgroeien, bloeien en verwelken der wonen de gaarde Asgard, de menschen krijgen zichzelf. De goden bereiden zich op den eind-

28
OOGSTGEBRUIKEN
strijd voor. De op het veld van eer gevallen tijden. Zij beheerschen het heil van den oogst hamel of ram zijn eveneens vruchtbaarheids-
strijders staan hen bij. Strijders en Goden en van het geslacht, die beide afhangen van symbolen. En na het binnenhalen van den
verlaten Walhalla om op te trekken tegen de vruchtbaarheid van het boeren jaar. oogst, vertolken deze oeroude zinnebeelden
geuzen, monsters en ondieren.
faurt steekt daarbij de wereld in brand en
In de oogstgebruiken, die* ta andere bijdragen ook ónzen dank, want ook wij hebben leeren
beschreven zijn, vindt men deze symbolen inzien, na een tijd van ontbinding en ontwor-
alles gaat te gronde: het groote wereld jaar terug, aangevuld met latere, vervormd ook teling, dat alle inzinkingen en alle slagen van
tó voorbij.
door ingevoerde gebruiken en opvattingen. het noodlot overwonnen kunnen worden als
Maar de oogstkrans is niet anders dan het een gezond boerenvolk aan den arbeid is.
Dat er een eeuwige rust, een grenzenloos en oeroude zonnerad en zonneraderen zijn ook Oogstfeest wordt daardoor weer, evenals voor
dadenloos, immer doelloos hiernamaals zou veel feestgebak. De „oogstmei", de groene tak, duizenden jaren, een dankfeest voor de
lag volkomen buiten het voorstelltags- die men na het binnenhalen aan den hekpaal vruchtbaarheid, voor den kinderzegen niet het
ermogen van den Germaanschen boer, die spijkert, is een beeld van den levensboom en minst. Een dank aan de boeren en aan de
nnmers het nietsdoen heelemaal niet als zalig de drie jonkvrouwen zijn eens Nomen ge- moeders van ons bloed — want zij zijn de
opvat, maar ta bezigheid vreugde en voldoe- weest. Ook de haan is ons bekend en bronnen van onze levenskracht.
ning vindt.
aarom begint meteen een nieuw en jong Nico de Haas
"even, een frissche wereld verrijst, met Goden
n menschen, die opnieuw zal ondergaan
als
net Noodlot is vervuld.

UIT OEROUD VERLEDEN


lehier de schoone mythe van den eeuwigen
Kringloop ta zijn dichterlijken vorm. De ge-
Qachten zélf, zijn duizenden jaren ouder. En
moesten dit ook zijn, want reeds in den jong-
steentijd was de Noordras-mensch boer en
vormde zich zijn levenshouding.
Als wij dan later, ta den bronstijd, die onge-
veer vierduizend jaar geleden begon, reeds
met een voluit ontwikkeld boerendom te ma-
fcen hebben, dan is ook het wereldbeeld reeds
verdiept tot de natuursymbolen, die nu nog
steeds in de boerengebruiken een rol spelen.
Want op de Zuidzweedsche en Zuidnoorsche
potsen zijn ta dien tijd reeds groote tagekraste
tekeningen aangebracht, waarvan men vele
yan de 3600 figuren heeft leeren duiden. Het
's gebleken,
dat deze rotsteekeningen in ver-
and staan met den oorspronkelijken eere-
lenst en er vele zinnebeelden van bevatten.
eze figuren geven dus als het ware ta een
èn voor allen begrijpelijk kortschrift de
weer van den boer. Dit
schrift is veelal een heilroep tot de goden, een
°ep om
vruchtbaarheid voor mensch, dier en
Sewas.
Want hierin lag het levensbelang van den
boer: vruchtbaarheid opdat het geslacht zich
Kan voortzetten, opdat het leven kan gedijen.

TER EERE VAN DE ZON


ruchtbaarheid in het vochtige Noorden wil
zon, licht, warmte voor mensch en
ier. Daarmee kwam de zon in het middel-
Punt van alle heilwenschen te staan. De zon
i.e de aren doet rijpen, het jaar in zijn ge-
lden deelt en de scheiding tusschen licht en
°°nker maakt,
e boer vond daar zinnebeelden voor. Hij ver-
eeldde de wenteling van de zonneschijf langs
p n hemelkoepel door het rad, waarin hij de
J^ardeeiing
aarin hij
aangaf met vier of zes „spaken", of
beweging
de uitdrukte door een
»Wervei" Hij dacht zich de zon als schip,
arend en ondergaande in de winternacht. De
inter sloop aan als een donkere wolf, die de
eeke zon verslond en daarna zag hij de zon
ein en zwak als een kind herboren worden,
et leven zelf, het leven van zijn geslacht,
s,,^hij als het groeien van een boom. Zijn
levensb-o Was zi^n wereld- de wereld-esch of
om. was ook het symbool van dit leven.
1] zien groote gestalten
.: met een bijl, die het
büT Jl of
deelen of het huwelijk heiligen, want
hamer zijn het zinnebeeld van strijd-
*e> manlijke kracht, van
scheiden en aan-
w
ging.
smeden, van vruchtbaarheid en vernieti-

DE WERELDBESCHOUWING
VAN DEN BOER
ren eaven cirkels, spiralen, kruisen, zesster-
er> dierflsuren
spe' en wapenen als hamer en
tv uitdrukking aan de oorspronkelijke na-
rve
(j 6 rbonden boeren-wereldbeschouwtag. Al
e figuren verbeelden den eeuwigen kring-
Ioqp
van de zon en daarmede van de jaarge-

29
DE OOGST ALS ZEGEN-
OF ALS REKENSOM...

in andere jaren, vinden wij

Hvenals
producten, zonder welke mensch en dier niet
ook thans in de kranten berichten kunnen leven.
over den te verwachten oogst van Een goede oogst is iets, dat thans weer ons
onze voornaamste landbouwproduc- aller belangstelling heeft. Een goede oogst hier
ten. En dan lezen wij, ditmaal met en ta de landen, waarmede ta de naaste toe-
meer dan gebruikelijke belangstelling, dat de komst handel en verkeer mogelijk zullen zijn,
roggeoogst niet meevalt, dat tengevolge zn Amerikaansch
van^ wil thans voor een ieder zeggen, dat er voedsel Landbouw op
het ongunstige weer de vruchtzetttag sterk te" zal zijn voor ons en onze gezinnen. Een goede
wenschen heeft overgelaten en dat tengevolge oogst, dat is iets, waarover wij ons allen weer
daarvan de opbrengst niet meer zal bedragen verheugen.
dan ongeveer de helft van het vorige jaar. Willen wij onzen tijd echter goed verstaan, dan
Een ander bericht vertelt, dat er veel ziekte zullen wij aan deze grootere belangstelling
heerscht in de aardappelen, hetgeen vanzelf- moeten verbinden een grootere waardeering
sprekend niet zal nalaten ook den oogst daar- voor den boer en zrjn werk. Het is de boer, die
van ta ongunstigen zin te beïnvloeden. door de eeuwen heen het land heeft bebouwd
Wij schrijven, dat wij van deze berichten met en door zijn arbeid en zijn levensbeschouwing
meer dan de gebruikelijke belangstelling ken- de volkeren ta stand heeft gehouden. Voedsel
nis nemen. Want plotseling is ons allen —
wij iets weten van den boer en zijn werk, of
of voor mensch en dier en gezonde menschen voor
de instandhouding van het volk, dat was en
dat wij ons steeds verre verheven hebben ge- is nog steeds zijn bijdrage aan ons volks-
voeld boven „een boer" — iets duidelijk ge- bestaan.
worden van de beteekenis van het bebouwen
van den vaderlandschen grond, van de gewas-
sen, die daarop worden geteeld en van den MEER DAN EEN REKENSOM De arbeid van een volk als rekensom voor parasieten
arbeid, die daaraan moet worden verricht.
Zoo was het ook tijdens den wereldoorlog. Wij hadden dit alles ook kunnen zeggen met
Ook toen werd er een beroep gedaan op ons behulp van droge cijfers en tabellen en zoo
landvolk, ook toen ervoer de stedeling plotse- kunnen aantoonen, dat thans, meer dan ooit,
ling aan den lijve, dat slechts de landbouw van de landbouw een onontbeerlijken grondslag
eigen bodem de eenig zekere voedselbron was vormt van onze volkshuishouding. Wij hadden
in dien onzeker en tijd. kunnen laten zien hoe groot de eigen produc-
Na den wereldoorlog was dat echter spoedig tie is en wat wij ophet oogenblik nog van elders
vergeten. Men stelde de prcducten van eigen moeten aanvoeren. Het is echter niet zóó, dat
bodem ten achter bij de producten van over- wij het vraagstuk van onzen landbouw moeten
zee, die vaak onder zoo geheel andere omstan- zien. Want landbouwproductie is ook mogelijk
digheden werden verkregen. Beperking en ver- ta groote, op Amerikaansche wijze gemechani-
nietiging van een deel van de opbrengst seerde bedrijven. Zulk een productie past ech-
traden ta de plaats van de vraag naar zooveel ter niet voor ons land met zijn dichte bevol-
mogelijk voedsel van eigen bodem. king, zijn intensieve bodemcultuur en zijn
Totdat — door de gebeurtenissen van dezen
tijd —■ weer plotseling de waarde van dien
ouden gevestigden boerenstand, daar deze
boerenstand naast den verbouwer van ons
eigen landbouw, de waarde van een rijken voedsel ook de krachtbron is voor ons volk en
oogst van eigen bodem, ook aan den stedeling, de hoeder van onze volkseigen cultuur. En het
ook aan hem, die zelf geen grond bebouwt, is niet met droge cijfers, dat wij dat laatste
duidelijk begint te worden. kunnen aantoonen.
Oogst, dat is voor den boer de kroon op zijn In onze oogen is dan ook de oogst meer dan
werk van een geheel jaar. Een goede oogst, een doode rekensom. Is het voor den boer de
dat wilde in tijden, toen het boerenbedrijf nog kroon op zijn werk, vcor geheel ons volk zal
ta de eerste plaats diende voor de directe het het feest moeten zijn, waarin stad en land
voeding van het eigen gezin, zeggen, dat er de zegen vieren, dien de oogst voor allen weer
eten was voor een vol jaar. Een slechte cogst, met zich bracht.
dat beteekende hongersnood, zooals ook in En daarboven uit hopen wij, dat de oogst van
onze dagen nog ta landen als Rusland, China dezen tijd tevens zal zijn een beter begrip en
of Britsch-Indië. een werkelijke waardeering van de menschen Onder het kapitalisme is de oogst een voorwerp van
Oogst, dat is het binnenhalen van al die van het land. speculatie

30
OOGSTZEGEN UITGEVERIJ „HAMER"
■pp zijn landen, waar de mensch de vruchten maar
's-Gravenhage - Frankenslag 111
tJK. voor het plukken heeft, „gezegende landen" noemt
men die. Het klimaat is zoo warm, dat kleeding overbodig In bewerking:
is en de huisvesting met weinig kan volstaan.

"Pp zijn landen, waar wel gearbeid moet worden, NEDERLANDSCHE


£.Ja, waar de nomadiseerende bevolking toch aan de
randgebieden een primitieven hakbouw bedrijft, waar de
vrouwen moeten werken — als werkdieren. Daar is de
ZINNEBEELDEN
arbeid vloek. Of sterker nog, daar is arbeid „straf", straf
van God voor de menschelijke slechtheid.

■tjT^TT-v'T' werelden zijn ons innerlijk vreemd. Wel


DILIL^JI spreken wij in onze oppervlakkigheid van
„gezegende" landen, wel werd bij ons vaak arbeid tot
vloek, maar ons ideaal is noch het een noch het ander.
En wanneer wij onze levenshouding en wereldbeschou-
wing op het gebied van den arbeid met één enkel woord
willen duiden, dan is dit:

ARBEIDSVREUGD
Werken wij dan zoo graag? Ja, zeker! Wanneer het werk
is, dat ons ligt, werk dat zin en doel heeft. Voor ons is
arbeid zelfs levensvoorwaarde.
En daarom zijn voor ons niet die landen „gezegend", die
het den mensch mogelijk maakten zonder arbeid te
leven, maar gezegend is ons dit land, dit Noord-westen
van Europa, waar de zilte zeewinden de eeuwen door hun
invloed deden gelden, waar zomer en winter wisselen en
reeds duizenden jaren de landbouw werd bedreven, waai-
van de oudste tijden arbeid zijn. hoogtepunt vond in Door:
Ir. W. F. van Heemskerck Düker 1.1.
OOGSTZEGEN Ir. H. J. van Houten Li.
Oogst, dat is de zegen op den arbeid. Oogst, dat is de vol- Een verzameling van meer dan 100
doening van den arbeid. Oogst, dat is ook het zaaizaad groote foto's op zwaar kunstdruk-
voor het nieuwe begin in den eeuwigen kringloop van het papier, voorafgegaan door een toe-
lichtende tekst welke een beknopt,
leven. Als de oogsttijd aanbreekt, moesten wij eigenlijk eens heel hoog in den hemel kun- doch volledig overzicht vormt van
nen zitten en neerzien op al dat gebeuren op de landen. Daar zouden dan onder ons lig- de verschillende groepen van zinne-
gen de oude zandgronden, met hun eeuwenouden bouwgrond, de zware klei achter de beelden, welke in Nederland voor-
dÜken en de nieuwere gronden, de ontginningen op veen en zand. Wij zouden geen komen.
landgrenzen zien, maar overal hetzelfde beeld van het oogsten en hetzelfde menschen-
slag dat daar werkt langs de kustgebieden van Noord-Frankrijk tot aan Denemarken
J. Ls. Nachenius

Hy hym' en pust' en stampte


en foei en joech in skreau
BOERENJUCHT Klaes Sierksma
Do hold de Boer de ploech yn
en snie him los fan 't reau.
En treau de Greef fen 't fjild öf;
hy stie en seach eang om
■"f -wieme frije
Friezen Hja bounen de Hear yn bannen Mei stompe reade eagen,
kroep foart den, skou en stom.
.
dy't wennen op dit tdn;
De ieheit God, Groun, Minske Detoer him
en sleaten om him de Ring,
oardiel sprekke
wier hjarren hïlge bén.
Mar sterker wier Greef Willem, — en straffe scoe it Thing:
„De dea is yet to earfpl,
Mar nearne foun hy huzing,
to swalkjen wier syn lot,
Koe Himel net noch lerde
syn twinglandije hird: dy wei is yet to sljucht,
"èr oer dy frije Friezen Dyn lïbben scilstü brekke, , en wist net mear fen God.
scoe hearskje swipe en swird. dü smjirk, oan 't Boererjucht!" Sa is hy earne weiwoarn
mei lege bidlershdn:
*n simmerdei de frege Hja setten him op dikker, It Boererjucht hie oardield
de Boer fen „Op'e Hoarn" dy't sünt de flokte dei yn 't frije Frieze lan.
Lanhearre frij, twa dagen, Det L&nhear der op spijde,
yet yn syn skande laei. 10-5-1940. Nei it Dütsk.
for 't rispjen fen syn koarn:
>Jt stiet folryp to wachtsjen, Dong wier den nou wol wirden
de ieren binne as 1ead...." it giele simmerkoam;
Dêr slaet de Greef En yn'e skernedampen
syn swipe
en strymt it antlit read. stien' tikselplant en toarne.

„Dong is for my dyn nótfjild; De Boer fen „Op'e Hoarn"


ik spij Ijeafst op dyn brea. brocht ploech en hynsder foar Dit Friesche gedichf verhaalt hoe een hard-
Vn Froontsjinst bistü hearrich, En ünder 't tiksel boun hy vochtige landgraaf een boer, twee dagen voe-
gjin need lost dêrfen ca!" do hors en Hear to skoar.
In knecht sleat him yn boeijens twong troch stramme stringen
En
it dügjen fen syn rêch; den oogst tot hoorigheidsdiensten wil dwingr.n.
en brocht him yn in toer:
><ftjir kinst' in feansjier tinke En oer syn bealch de swipe Dit wordt het sein voor een boerenrechts-
oer rjucht fen Heur en Boer." as Goades gisel fleach.
pleging, waarbij de graaf voor den plotfg
Dit wird itxierd as it seinfjür Syn swit dript' yn ' e fürgen,
wordf gespannen, tot hij gebroken "=*' ontzind
in weitsrop troch it lan, syn riddergreatskens, stout,
En wer waerd Frysldn wekker twirljend wirljen
Briek as yn er bij neervalt. Nergens vond Mj daarna meer
en stïe rounom yn br&n; in tüke &ld. toar hout.
Mids grimes gleane gloede De ploech gyng ome ikker
. rust. . ..
bleau neanc<> in stin mear stean; ien —^ twa —, trije —, fjouwerkear,
Sa is y n frijdomsróve De Hear roun neist it ploechdier
der frije Friezen lean. en fielde 't: wier neat mèar. V - J

You might also like