Professional Documents
Culture Documents
Rembrandt Van Rijn
Rembrandt Van Rijn
Rembrandt Harmenszoon van Rijn (Leiden, 15 juli 1606 – Rembrandt van Rijn
Amsterdam, 4 oktober 1669) was een Nederlandse
kunstschilder, etser en tekenaar. Hij geldt algemeen als een
van de grootste schilders en etsers in de Europese kunst, en als
de belangrijkste Hollandse meester van de 17e eeuw.
Rembrandt vervaardigde in totaal ongeveer driehonderd
schilderijen, driehonderd etsen en tweeduizend tekeningen.
Zijn werk behoort tot de barok en is zichtbaar beïnvloed door
het caravaggisme, alhoewel hij nooit in Italië is geweest. Zijn
opmerkelijke beheersing van het spel met licht en donker,
waarbij hij vaak scherpe contrasten (clair-obscur) gebruikte
om zo de toeschouwer de voorstelling binnen te voeren,
leidde tot levendige scènes vol dramatiek.
Levensloop
Gerrit, de oudste, werkte mee in de molen tot hij, wegens een verwonding aan zijn hand
voor 1621, zijn taken niet meer kon uitvoeren
Adriaen, de tweede, was eerst schoenmaker en nam van Gerrit het werk in de molen over
Machtelt, zijn oudere zus. Zij stierf ongetrouwd in
1625, misschien aan de pest
Willem, de derde zoon, was eerst bakkershulp en
later korendrager
Cornelis
Lysbeth, de jongste van het gezin, woonde tot aan
haar overlijden in 1655, aan Weddesteeg 25. Zij
zou hem later onterven, omdat ze vond dat hij zijn
eigen Leidse familie erg had verwaarloosd.[8]
Rembrandt verliet de studie van de letteren. Vermoedelijk vanaf 1622 ging hij in de leer bij de Leidse
schilder Jacob van Swanenburgh, een specialist in stadsgezichten en scènes uit de hel. Van wat Rembrandt
tijdens zijn leertijd maakte is niets bewaard gebleven. Na de leertijd bij van Swanenburg ging Rembrandt in
de leer bij Pieter Lastman in Amsterdam, die een bekend historieschilder was. Al na een half jaar bij
Lastman zette Rembrandt zijn eigen werkplaats op in Leiden.[14]
Ergens in 1625 begon Rembrandt voor eigen rekening in Leiden. Zijn vroegste schilderijen vertonen sterk
de invloed van Pieter Lastman maar toch anders, volgens de eerste vuistregel die Lastman onderwees, dat
'alles wat je maakt nieuw en anders' moest zijn.[5] Uit dat jaar, 1625, dateert ook zijn vroegst gedateerde
schilderij: De steniging van de Heilige Stefanus.
De eerste vermelding van Rembrandt als schilder is te vinden
in de Latijnse aantekeningen die Aernout van Buchell in
1628 maakte voor een nooit verschenen schilderboek.[15] In
1630 kocht een neef van Buchell etsen van Rembrandt.[16]
Een van de eerste Amsterdamse kopers van zijn werk was
Johan Huydecoper van Maarsseveen.[17] Zijn faam groeide
en op 14 februari 1628 nam Rembrandt Gerrit Dou als zijn
eerste leerling aan.
In 1631 kocht Rembrandt zich voor 1000 gulden in bij de zaak van de Amsterdamse kunsthandelaar
Hendrick Uylenburgh[22] en verplaatste zijn activiteiten naar diens schilderswerkplaats in Amsterdam.
Hendrick Uylenburgh vestigde in 1625 een kunstbedrijf op de hoek van de (Joden) breestraat en was de
buurman van Pieter Lastman, bij wie Rembrandt in de leer was. Hendrick Uylenburg was opgegroeid in
het artistieke milieu rond het Poolse hof en had grote kunsttransporten verzorgd naar Polen in opdracht van
koning Sigismund III, voor hij zijn kunsthandel en -atelier startte in Amsterdam.
Van 1631 tot 1635 produceerde Rembrandt in Uylenburghs
atelier vooral een aanzienlijk aantal portretten in opdracht
voor welgestelde en belangrijke Amsterdammers zoals de
importeur van Russisch bont Nicolaes Ruts, de
toneelschrijver en dichter Jan Harmensz. Krul en de
kerkleider Johannes Uyttenbogaert. In 1634 werd Rembrandt
lid van de Amsterdamse schildersgilde. In datzelfde jaar 1634
trouwde hij met Saskia Uylenburgh (1612-1642)[23], een
nicht van zijn zakenpartner Hendrick Uylenburgh.
Als een van de erfgenamen van haar ouders was Saskia niet
onbemiddeld.[25] Begin juni 1633 hadden Rembrandt en
Saskia elkaar trouwbeloften gedaan en drie dagen daarna (8
juni 1633) maakte Rembrandt de beroemde tekening met
onderschrift van zijn 'echtgenote' met strohoed en bloem in
de hand. Ze zouden pas een jaar later officieel trouwen.[26]
Na de verloving bleef Saskia tot haar huwelijk in Friesland
om in Franeker te zorgen voor het huishouden van haar
dodelijk zieke zus Antje (ca. 1598-1633) en haar zwager, de
Poolse edelman en hoogleraar theologie Johannes Maccovius
(1588-1644).[27] Het kerkelijk huwelijk werd voltrokken in
Friesland op 2 juli 1634 in de oude dorpskerk van Sint Portret van Jan Six (1654)
Annaparochie, op de plek waar nu de Van Harenskerk
staat.[28] Na hun huwelijk bleef Rembrandt met Saskia
wonen in het huis en werkplaats van Hendrick Uylenburgh in de Breestraat, waar Rembrandt voordien al
woonde.[29]
In 1635 verliet Rembrandt huize Uylenburg. Vanaf 1 mei 1635 huurde hij voor 600 gulden per jaar een
voornaam huis aan de Nieuwe Doelenstraat, naast Willem Boreel, de pensionaris van Amsterdam.[30]
Nadat hij in 1635 voor zichzelf begonnen was, stopte Rembrandt bijna helemaal met het maken van
portretten en begon hij aan een serie grote historiestukken.[24]
In 1637 verhuisden Rembrandt en Saskia naar Vlooienburg, waar ze aan de Binnen-Amstel een huis
genaamd De Suijkerbackerij betrokken.[31] Na een tijdlang in huurwoningen gewoond en gewerkt te
hebben, kocht Rembrandt in 1639 voor 13.000 gulden[32], een statig huis in wat toen de Breestraat heette,
een straat met veel kunstenaars, aan het begin van de
Jodenbuurt. Dat huis, gebouwd in 1606, is nu Museum Het
Rembrandthuis aan de Jodenbreestraat. Voor zijn nieuwe
woning deed Rembrandt een aanbetaling van een vierde van
de totale prijs. Voor het openstaande bedrag ging hij een
hypothecaire lening aan bij de verkopers van het pand, af te
betalen over een periode van vijf à zes jaar.[32] Financieel
ging het hem voor de wind. In 1638 voerde Rembrandt voor
het Hof van Friesland een proces tegen een verre verwante
die beweerd zou hebben dat Saskia met pronken en pralen de
erfenis van haar ouders verkwistte. Tijdens dit proces, waarin
de eis van Rembrandt werd afgewezen, liet Rembrandt
verklaren dat "hij en zijn vrouw van geld en goederen
buitensporig toebedeeld zijn".[33][34] In 1640 erfde
Rembrandt 2.490 gulden na het overlijden van zijn
moeder.[35]
Rembrandt was met een andere kunsthandelaar gaan Twee moren (ca. 1661)
samenwerken: Joannes de Renialme, die op de
Kloveniersburgwal woonde. Rembrandt en zijn vrouw
kampten met verschillende tegenslagen; driemaal overleed een pasgeboren kind, maar in 1641 kregen ze
een zoon die in leven bleef en die ze Titus noemden, naar Saskia's zuster Titia.
In 1642 voltooide Rembrandt zijn grote groepsportret van leden van een Amsterdamse schutterscompagnie,
dat later de naam De Nachtwacht zou krijgen, waaraan hij enkele jaren had gewerkt. Hij had dit
groepsportret opgezet als een historiestuk met grote levendigheid en actie, wat een revolutie in de formule
van het groepsportret betekende. Het zou het symbool bij uitstek van de Nederlandse Gouden Eeuw
worden.[24][36]
Een maand voor de aflevering van De Nachtwacht overleed Saskia op 14 juni 1642. In 1635 had ze samen
met Rembrandt een gezamenlijk testament laten opmaken[37], een toen gebruikelijke voorzorgmaatregel
voor een eerste bevalling.[38] Negen dagen voor haar dood liet ze echter, ziek te bed liggende, een nieuw
testament opmaken waarin ze haar zoon Titus tot universele erfgenaam maakte. Rembrandt mocht die
erfenis als voogd beheren en kreeg dus het vruchtgebruik; dit op voorwaarde dat hij niet hertrouwde. Zou
hij wel hertrouwen dan zouden Rembrandts erfrechten naar familie van Saskia gaan. Als Titus zou
overlijden zonder nazaten dan zou zijn erfenis, in geval van een nieuw huwelijk, naar de familie van Saskia
gaan.[39]
In het decennium na de voltooiing van de Nachtwacht en de dood van Saskia is er een kentering in de
productie van Rembrandt. De productie van schilderijen nam drastisch af. Hij schilderde geen portretten
meer. Tekenen en etsen werden zijn hoofdbezigheid.
Bij de dood van Saskia in 1642 was hun zoon Titus nog geen jaar oud en Rembrandt nam de weduwe
Geertje Dircx uit Ransdorp, die ongeveer even oud was als Rembrandt, in dienst als verzorgster.[40] Ze
kregen een relatie. In 1649 kwam er een einde aan hun relatie en Geertje daagde Rembrandt wegens
verbroken huwelijksbeloften voor de Huwelijkskrakeelkamer[41], waar onder anderen Jacob F. Hinlopen
hun zaak behandelde. Rembrandt stelde Geertje een jaarlijkse alimentatie voor, maar ze kwamen niet tot
een overeenstemming.[42] Rembrandt wist haar broer en buren te overhalen om belastende verklaringen af
te leggen en Geertje voor een aantal jaren voor heropvoeding te laten opsluiten in het Spinhuis in
Gouda.[43] Via een tussenpersoon betaalde Rembrandt voor haar aanhouding en overbrenging naar
Gouda.[44] De gebeurtenissen in 1649 vielen samen met een laagtepunt in Rembrandts productie: in 1649
maakte hij geen (gedateerde) schilderijen of etsen.[45]
In de jaren na de opsluiting van Geertje kwam de productie van schilderijen en etsen weer op gang.
Inmiddels was Hendrickje Stoffels (1626–1663) de opvolgster van Geertje geworden als huishoudster en
vrouw in het leven van Rembrandt. In 1654 kreeg zij een officiële berisping van de Gereformeerde Kerk,
omdat zij 'in hoererij' leefde met de schilder.[46] Rembrandt werd niet vermaand, omdat hij geen officieel
lidmaat van een kerk was. In datzelfde jaar kregen ze een dochter, die ze Cornelia noemden,[47] naar
Rembrandts moeder. In verband met de erfenis van Saskia voor Titus wilde Rembrandt niet trouwen met
Hendrickje en zo bleven ze van 1649 tot aan haar dood in 1663 ongehuwd samenwonen.
Vanaf 1650 kwam Rembrandt in toenemende mate in financiële problemen. Hij was gestopt met het
afbetalen van de hypotheek op zijn huis.[48] Sinds 1642 had hij geen portretopdrachten meer ontvangen of
aangenomen en waren er periodes dat zijn productie en dus ook zijn inkomsten erg beperkt waren.
Anderzijds besteedde hij heel wat geld aan het verzamelen van kunst, naturalia en artificialia. Al jaren
stroopte Rembrandt veilingen af om kunst te kopen, schilderijen en soms dure prenten van onder meer de
door hem bewonderde Lucas van Leyden. Met regelmaat kocht hij exotische voorwerpen waaronder
bijzondere kledingstukken, die hij vaak in zijn schilderijen gebruikte. Zo had biograaf Arnold Houbraken
van een van Rembrandts leerlingen vernomen dat de schilder zijn leven lang door tulbanden gefascineerd
was.[49] In 1647 stelde Rembrandt op verzoek van de familie van zijn vrouw een inventaris op van zijn
bezittingen en kwam hij aan een totaal van 40.750 gulden aan kapitaal en bezittingen.[50] Een groot deel
van dat vermogen bestond uit zijn verzameling kunst en curiosa.[51] De Eerste Engels-Nederlandse Oorlog
(1652-1654) en de voorafgaande strubbelingen, met de blokkering van overzeese handelsroutes, zorgden
voor een economische neergang en krapte in de Republiek waarin er minder geld besteed werd aan
luxeartikelen zoals kunstwerken. Die situatie bracht ook een golf van faillissementen mee en schuldeisers
gingen hun geld opeisen.[52]
In 1653 eiste de verkoper en hypotheekhouder van het huis van Rembrandt de betaling van de volledige
openstaande schuld.[53] Daar kon hij aan voldoen door nieuwe leningen aan te gaan die hij op korte termijn
moest terugbetalen.[54] Rembrandt probeerde bezittingen te gelde te maken en ging in onderhandeling over
de aankoop van een bescheidener huis.[51] Ondertussen nam hij een aantal maatregelen: in 1655 maakte de
14-jarige Titus zijn testament en benoemde Rembrandt als zijn enige erfgenaam[55], waardoor de erfenis
van Saskia niet terug kon gaan naar haar familie.[40] Rembrandt slaagde er niet in om de leningen af te
betalen.[56] In 1656 vroeg hij zijn faillissement aan[57][58] en zijn bezittingen werden verkocht. Rembrandt
had voordien nog het huis aan de Breestraat op naam van Titus gezet om het uit het faillissement te houden,
wat niet lukte.[59] Er werd een inventarisatie van het gehele bezit opgemaakt. Deze 363 nummers tellende
lijst vormt een belangrijke bron van inzicht in Rembrandts leven. Tegenover het armetierige huisraad stond
een rijkdom aan kunstvoorwerpen. Naast schilderijen en een verzameling antieke portretten, wapens en
dergelijke moet vooral de collectie tekeningen en grafiek worden genoemd.[60][61] Een belangrijk deel
kwam terecht bij de schilder Jan van de Cappelle. Op een veiling onder leiding van Jacob J. Hinlopen
werden in 1658 Rembrandts huis en inboedel verkocht. Het pand ging drie keer onder de hamer voordat
het was verkocht.[62]
In 1663 overleed Hendrickje. Titus overleed in september 1668, niet lang nadat hij zijn nicht Magdalena
van Loo had getrouwd. Zij was de dochter van Jan van Loo, de broer van Saskia's zwager en Titus'
peetvader Gerrit van Loo.[66] Rembrandt had in de tussentijd zijn drie laatste zelfportretten geschilderd.
Cosimo III de' Medici had in 1667 bij een bezoek tevergeefs geprobeerd een portret bij hem te kopen, wat
hem bij een tweede bezoek twee jaar later wel lukte.[67] Rembrandt had een voorstudie gemaakt voor drie
altaarstukken voor de Basilica di Nostra Signora Assunta in Genua. Er was flink onderhandeld over de
prijs. De voorstudies zijn verscheept, maar waarschijnlijk nooit aangekomen.[68]
Op 4 oktober 1669 overleed Rembrandt op 63-jarige leeftijd in Amsterdam. Vier dagen later werd hij
begraven in een huurgraf in de plaatselijke Westerkerk. De nabestaanden betaalden vijftien gulden aan de
koster, een voor die tijd aanzienlijk bedrag.[69] In het overlijdensregister van de kerk staat: 'Rembrandt van
Rijn, schilder, wonende Rozengracht tegenover het Doolhof, kist met zestien dragers...Kosten: 20
gulden'.[70] In de boedel bevond zich een helm die toebehoord zou hebben aan Gerard van Velsen. Twee
weken later stierf zijn schoondochter Magdalena van Loo.
Nageslacht
Naam en handtekening
De naam "Rembrandt" is een spellingsvariant van de voornaam Rembrant.[75][76] De allereerste keer dat
zijn naam in de archieven voorkomt, is bij zijn inschrijving in 1620 aan de Leidse Universiteit, daarbij
geschreven als 'Rembrandus'.[77] (een latinisering van zijn naam, in die tijd gebruikelijk in
wetenschappelijke kringen).
Voor 1633 bestonden zijn vroegste handtekeningen uit een "R", of het monogram "RH" of "RHL" (voor
Rembrant Harmenszoon en voor Leiden).[78] In 1632 gebruikte hij voor het eerst enkel zijn voornaam. In
1633 voegde hij een "d" toe, wat hij van dan af aan voor al zijn schilderijen handhaafde.[79] Met de
praktijk van het ondertekenen van zijn werk met zijn voornaam, stelde hij zich op één lijn met de Italiaanse
grootheden Michelangelo, Titiaan en Rafaël, die algemeen werden erkend als de allergrootste kunstenaars
en ook bekendstonden met slechts hun voornaam.
Werk
In 1968 werd gestart met het Rembrandt Research Project, een wetenschappelijk project dat naar
optimistische verwachting niet langer dan tien jaar zou duren. Het betrof een multidisciplinair project
waarbij kunsthistorici en specialisten uit andere wetenschapsgebieden samenwerkten om de authenticiteit
van werken die aan Rembrandt worden toegeschreven opnieuw vast te stellen. De nieuwste technische
middelen werden aangewend om zo een volledige nieuwe catalogus van zijn schilderijen samen te stellen.
Als gevolg van de bevindingen hebben de experts vele schilderijen die aan Rembrandt werden
toegeschreven van hun lijst gehaald, maar ook een aantal teruggeplaatst. Het project is in 2014 afgerond
met de verschijning van het zesde en laatste deel van A Corpus of Rembrandt Paintings (1982-2014).
Volgens een opgave van Rembrandtkenner Gary Schwartz was de omvang van het oeuvre in 2006 als
volgt: over honderdvijftig van de vierhonderd schilderijen bestaat geen consensus of ze van Rembrandt
zijn; men is het erover eens dat 285 etsen aan Rembrandt toegeschreven moeten worden; de stand van
zaken omtrent de tekeningen is onbekend, omdat daarvan sinds 1973 geen nieuwe catalogus is verschenen.
In die laatste catalogus stonden 1575 tekeningen, waarvan sindsdien de helft is betwist.[80]
Techniek
Door zijn vrije en trefzekere techniek kon Rembrandt zich veroorloven met de kwast een schilderij meteen
ruw op te zetten. De meeste schilders maakten eerst een ondertekening in houtskool. Bovendien gebruikte
Rembrandt, meer dan tijdgenoten, een dikke onderschildering en gebruikte hij veel impasto. De witte
onderschilderingen werden vervolgens met doorzichtige verf in een glaceertechniek overgeschilderd,
waardoor rijke kleuren ontstonden. Ten slotte gebruikte Rembrandt de frottis- ofwel drogekwasttechniek:
de bijna droge verf bleef niet overal zitten en geeft een willekeurige, spikkelachtige structuur.
In 2019 werd ontdekt dat Rembrandt voor zijn impasto een mengsel van pigmenten gebruikte, namelijk
loodwit, een mengsel van Pb3(CO3)2·(OH)2 (hydrocerussiet) en PbCO3 (cerussiet). Daaraan voegde hij
nog een andere stof toe, wellicht loodoxide (loodglit), waardoor Pb5(CO3)3O(OH)2 (plumbonacriet)
ontstond.[81]
In Rembrandts Leidse periode (1625-1631) was de invloed van Lastman het meest prominent, en werd hij
waarschijnlijk ook door van Jan Lievens beïnvloed. Zijn schilderijen uit die periode zijn tamelijk klein,
maar rijk in detail (bijvoorbeeld in kostuums en juwelen). Waar Lastman zelf bij voorkeur een compositie
breed opzette, met veel personages die het zicht op de hoofdhandeling benemen, daar concentreerde
Rembrandt al zijn figuren juist op de centrale gebeurtenis.[82] Religieuze en allegorische thema's waren
favoriet, evenals tronies. In 1626 vervaardigde Rembrandt zijn eerste etsen, die door hun verspreiding sterk
bijdroegen aan zijn internationale faam. De eerste grote stap in zijn ontwikkeling als schilder zette hij in
1629, het jaar dat hij onder meer De schilder in zijn atelier voltooide, waaruit zijn belangstelling blijkt voor
lichtbehandeling en variatie in het aanbrengen van verf.
Gedurende zijn eerste jaren in Amsterdam (1632-1636) begon Rembrandt dramatische, contrastrijke
Bijbelse en mythologische taferelen te schilderen op groot formaat (De blindmaking van Simson, Het
feestmaal van Belsazar, Danaë) in een poging de barokke stijl van Rubens te overtreffen. Af en toe
bijgestaan door assistenten uit de werkplaats van Uylenburgh schilderde hij vele portretten in opdracht,
zowel klein als groot (De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp)
Eind jaren dertig schilderde Rembrandt veel landschappen en maakte hij veel etsen over de natuur. Zijn
landschappen waren in die tijd vaak speelbal van die natuur, met dreigende wolkenluchten en ontwortelde
bomen. Vanaf ongeveer 1640 werd Rembrandts werk soberder, wat wellicht te verklaren valt uit de
familietragedies die hem overkomen waren. Uitbundigheid maakte plaats voor diepgevoelde innerlijke
emoties. Bijbelse taferelen waren nu vaker op het Nieuwe Testament gebaseerd dan op het Oude, zoals
eerder het geval was geweest. Een citaat van Rembrandt uit zijn brief van februari 1636 aan Constantijn
Huygens over de voortgang van de door het Haagse hof opgedragen drie passiedoeken illustreert dit: " ..dat
ick seer naerstich doende ben met die drie passij stucken voorts met bequameheijt aftemaeken die sijn
excellencij my selfs heeft geordijneert, een grafleg[ing] - ende een Verrijsenis en een Hemelvaert Chrisstij.
De selvijge ackoordeeren met opdoening en afdoeningen vant Chruijs Chrisstij. Van welken drie
voornomden stuckens een van opgemaekt is daer Chrisstus ten Heemel opvaert - ende die ander twee
[schilderijen] ruym half gedaen sijn."[83]
In 1642 schilderde hij De Nachtwacht, het meest substantiële van de belangrijke groep portretopdrachten
uit deze periode, voor welk werk hij oplossingen trachtte te vinden voor compositionele en verteltechnische
moeilijkheden die hij in eerdere werken trachtte te bedwingen.
Rembrandts schilderijen uit het decennium na De Nachtwacht vertoonden een grote variatie in omvang,
thema en stijl. De vroegere neiging om dramatische effecten te bereiken met sterke contrasten tussen licht
en schaduw werd ingeruild voor een meer frontale belichting en grotere en meer verzadigde kleurgedeelten.
Deze veranderingen mogen worden gezien als stappen in de richting van een meer klassieke compositie en,
gelet op het eveneens expressievere gebruik van penseelstreken, kan ook wijzen op vertrouwdheid met
Venetiaanse kunst (Susanna en de ouderlingen; 1647). In deze periode werd Rembrandts productie vaker
geëtst dan geschilderd. In deze grafische werken maakte natuurdrama geleidelijk plaats voor rustige
Hollandse plattelandstaferelen.
In de jaren vijftig veranderde Rembrandts stijl opnieuw. Schilderijen werden weer groter, kleuren rijker,
penseelstreken krachtiger. Hiermee nam Rembrandt afstand van eerder werk en van de heersende mode,
die juist meer en meer neigde tot fijn, gedetailleerd werk. Zijn lichtbehandeling werd ruiger en glans
verdween vrijwel geheel. Zijn geheel eigen benadering van het aanbrengen van verf kan gedeeltelijk zijn
ontleend aan het werk van Titiaan en gezien worden in samenhang met het toenmalige debat over
afwerking en oppervlaktekwaliteit van schilderijen. Toenmalige documenten spreken soms afkeur uit over
de grofkorreligheid van Rembrandts penseelstreken en de kunstenaar zelf schijnt bezoekers te hebben
ontmoedigd om zijn schilderijen van te dichtbij te aanschouwen. De bewerking van de verf zou op
middeleeuwse technieken kunnen teruggrijpen, toen het schilderoppervlak werd beheerst door mimetische
effecten. Het eindresultaat is een rijk gevarieerde verfbehandeling, diepgelaagd en veelal ogenschijnlijk
slordig, maar die vorm en ruimte suggereert in een zowel bedrieglijke als hoogst individuele wijze.
In latere jaren schilderde Rembrandt nog steeds veel Bijbelse thema's, maar de nadruk verschoof van
dramatische groepsscènes naar intieme portretachtige figuren. In zijn laatste jaren schilderde Rembrandt een
aantal van zijn meest beschouwelijke zelfportretten (van 1652 tot 1669 schilderde hij er vijftien) en enkele
roerende afbeeldingen van zowel mannen als vrouwen (Het Joodse Bruidje, circa 1666) - verliefd,
levendig, en voor het aangezicht van God.
De Nachtwacht
Zie De Nachtwacht voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Rembrandt schilderde de De Nachtwacht of Het korporaalschap van Frans Banning Cocq en luitenant
Willem Ruytenburgh maakt zich gereed, tussen rond 1640 en 1642. Het meesterwerk, dat waarschijnlijk
rond 1796-1797 voor het eerst De Nachtwacht werd genoemd,[84] was besteld voor de nieuwe
Kloveniersdoelen, verzamelplaats voor de musketiers van verschillende schutterijen.
Rembrandt nam afstand van de conventie om dergelijke schuttersstukken stijf en formeel af te beelden en
het is dan ook meer een actiescène dan een opstelling. Hij toonde een deel van de burgerwacht van wijk II,
afkomstig tussen de Damrak en de Nieuwendijk[85] als het vendel bij de poort staat opgesteld en wil
optrekken met opgestoken lansen of pieken.
De Nachtwacht (1642)
Andere meesterwerken
Zie ook Lijst van schilderijen van Rembrandt van Rijn
Leerlingen
Om in hun levensonderhoud te voorzien namen schilders leerlingen aan, die daarvoor leergeld betaalden.
Als een, ver gevorderde, leerling iets maakte dat kon worden verkocht werd de opbrengst in mindering
gebracht op het leergeld. Met de leerling werd een 'leerovereenkomst' gesloten, waarin onder andere stond
dat 'de meester zijn leerling zal opleiden om te schilderen in diens stijl'. Leerlingen kregen een opleiding
volgens een vaststaand leerplan. Samuel van Hoogstraten, leerling van Rembrandt, schreef daarover:
Gewoonlijk zet men de jeugd eerst aan het tekenen met ogen, neuzen, monden, oren en verschillende
tronies, en verder van allerlei prenten. Daarna tekenden leerlingen prenten na van beroemde meesters.
Vervolgens kwam het natekenen van driedimensionale voorwerpen, waaronder gipsbeelden, en als ze dat
voldoende konden werd er getekend naar de natuur. Rembrandt zelf schetste met zijn leerlingen vaak in de
natuur.[5]
Rembrandt signeerde diverse keren het werk van zijn leerlingen. In 1968 werd gestart met het Rembrandt
Research Project (RRP) onder auspiciën van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk
Onderzoek (NWO). Kunsthistorici bundelden hun krachten met experts uit andere disciplines om de
authenticiteit te bepalen van aan Rembrandt toegeschreven werken. Hierbij werd onder meer
gebruikgemaakt van nieuwe methoden voor technische diagnostiek, om een complete catalogus van zijn
schilderijen samen te stellen. Veel schilderijen die eerder aan Rembrandt waren toegeschreven zijn van de
lijst geschrapt en worden nu gezien als het werk van zijn leerlingen. De eerste delen van het corpus
verschenen in 1982, het zesde en laatste deel verscheen in 2014.
Rembrandt in de cultuur
Hoewel Rembrandt bij leven al een succesvol schilder was, kwam zijn grote roem in Nederland pas laat.
Tot aan de Belgische Revolutie gold Peter Paul Rubens als de grootste schilder die ‘de Nederlanden’ ooit
hadden voortgebracht, maar deze werd na de Belgische onafhankelijkheid geclaimd als Belgische
grootheid: hij kreeg al snel een standbeeld in Antwerpen. Daarmee zat Nederland verlegen om een
tegenwicht, een groot Nederlands en liefst protestants, republikeins en burgerlijk schilder. Rembrandt werd
daartoe uitgekozen.
Dit ging niet zonder slag of stoot. Zo populair was Rembrandt niet: men vond hem toen een bot en vulgair
persoon. Voor het oprichten van een standbeeld werden fondsen geworven onder Amsterdamse
ondernemers, die het problematisch vonden dat Rembrandt failliet was gegaan (dus geen voorbeeldig
ondernemer). Het uiteindelijk gerealiseerde standbeeld was van gietijzer, niet van brons, dit bij gebrek aan
fondsen. Toen dat standbeeld er eenmaal stond volgde een omslag in publieke perceptie: wie zo'n groot
standbeeld had, was ook zeker een groot schilder.
De eerste film over Rembrandt (waarschijnlijk rond 1912) is verloren gegaan en enig naslagwerk erover
ontbreekt. In de jaren die volgden, verschenen er in de Verenigde Staten films als The Stolen Rembrandt en
Is this a Rembrandt, die meer om de schilderijen draaien. In 1936 verscheen er een Amerikaanse
Rembrandtfilm met Charles Laughton in de hoofdrol.
Nederland volgde vier jaar later, in 1940, met een Rembrandtfilm, geregisseerd door Gerard Rutten en in
het geheim opgenomen. De bezetters vonden de film ongeschikt naar hun maatstaven, maar de
Nederlandse makers wilden er niets meer aan veranderen. In de herfst van 1941 maakten de Duitsers in
Nederland een speelfilm over Rembrandt van Rijn. De ploeg maakte er een grootse filmproductie van. Er
werd een enorm decor gebouwd in de vorm van het Rembrandthuis aan de Jodenbreestraat, inclusief
omliggende huizen.
In 1957 maakte Bert Haanstra een korte documentaire over Rembrandt, gevolgd door Jos Stelling met zijn
Rembrandt fecit 1669, over de laatste levensjaren van Rembrandt. In 1999 verscheen de grote Europese
productie Rembrandt met Klaus Maria Brandauer in de hoofdrol; in die film wordt Engels gesproken. In
juli 2006 ging een musical over het leven van Rembrandt in première onder de titel Rembrandt, met Henk
Poort en Syb van der Ploeg beurtelings in de rol van de schilder. De Britse filmregisseur Peter Greenaway
maakte een film over Rembrandt en diens drie vrouwen. De film, Nightwatching, werd gemaakt tijdens het
Rembrandtjaar 2006 en ging in 2008 in première.
Bibliografie (selectie)
Alpers, Svetlana De firma Rembrandt, Uitg Bert Bakker, Amsterdam, 1989.
Bikker, Jonathan, Rembrandt, biografie van een rebel, Rijksmuseum, Amsterdam 2019, 220
pag. ISBN 978-94-6208-474-2.
Blom, Onno, De jonge Rembrandt, De Bezige Bij, Amsterdam, 2019.
Bodenbach, Hans Joachim, Rembrandt - Selbstporträts von fremder Hand, Verlag der Kunst
Dresden, 45 S., 18 ganzs. Porträts, (engl. Summary) Husum 2003.
Bosman, Machiel, Rembrandts plan: De ware geschiedenis van zijn faillissement,
Athenaeum, Amsterdam, 2019.
Brown, Christopher e.a. Rembrandt: de Meester en zijn werkplaats,
tentoonstellingscatalogus, Rijksmuseum, Amsterdam, 1991.
Driessen, Christoph Rembrandts vrouwen, Uitg Bert Bakker, Amsterdam, 2012.
Dudok van Heel, S.A.C. De jonge Rembrandt onder tijdgenoten, Godsdienst en
schilderkunst in Leiden en Amsterdam, Nijmegen University Press/Veenman Publishers,
444 blz.
Fuchs, R., Rembrandt spreekt: een verslag, Uitg. de Bezige Bij, 2006, Amsterdam, 267 blz,
ISBN 90-234-1930-8
Gombrich, E.H. Eeuwige schoonheid, De Haan, 1990, ISBN 90-269-4189-7.
Graaff, Arthur en Roscam Abbing, Michiel Rembrandt voor Dummies, een
Rembrandthandboek, Pearson Education Benelux, 2006, Amsterdam, 360 blz.
Houbraken, Arnold, De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en
schilderessen, Den Haag 1718-1721, waarin Rembrandts eerste biografie. Zie
https://www.dbnl.org/tekst/houb005groo01_01/, daar deel 1 s.v. Rembrandt
Mens, Jan, Meester Rembrandt, Kosmos, Amsterdam, 1946.
Jan Six, Rembrandt's etswerk, bestaande uit 3 delen, uitgegeven door A. Oosthoek te
Utrecht in 1921.
Mourik, Ton van, Rembrandt en ik, Plateau, Barneveld, 2011.
Schama, Simon, De ogen van Rembrandt, Contact, Amsterdam, 1999. Vertaling van
Rembrandt's Eyes.
Straten, Roelof van, Rembrandts Leidse Tijd, 1606-1632, Leiden 2005.
Schwartz, Gary. De grote Rembrandt, Mercatorfonds/Waanders, 352 blz.
Vries, Theun de, Rembrandt, Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1931. - biografische roman
Wetering, E. van de, A corpus of Rembrandt paintings. 6 delen. Rembrandt Research
Project, 1982-2014.
Wetering, E. van de, Rembrandt in nieuw licht Amsterdam, Local World, 2009.
Wetering, E. van de, e.a. Rembrandt, Zoektocht van een genie Zwolle, Waanders, 2006.
Wilt, Koos de (2006) Rembrandt Inc., marktstrategieën van een genie, Nieuw Amsterdam,
ISBN 90-468-0184-5
Wolkers, J., De spiegel van Rembrandt, 1999, Uitg. Waanders, Zwolle, i.s.m. de Kunsthal in
Rotterdam.
Trivia
Op 13 december 2000 werd bij Christie's te Londen het schilderij "Portret van een dame van
62 jaar, mogelijk Aeltje Pieterdr. Uylenburgh" geveild voor het recordbedrag van 18.000.000
pond / € 29.618.800 (incl. veilingkosten 19.803.750 pond / € 32.856.850). Vooraf was de
opbrengst geschat tussen 4.000.000 en 6.000.000 pond.
Op 25 januari 2007 werd bij de New Yorkse vestiging van het veilinghuis Sotheby's een
werk van Rembrandt "Portret van St.-Jacob de Meerdere" uit 1661, geveild voor $ 23
miljoen / € 17.687.000 (incl. veilingkosten $ 25,8 miljoen / € 19.840.200).
In oktober 2007 werd in Engeland een schilderij geveild dat voorheen was toegeschreven
aan een negentiende-eeuwse navolger van Rembrandt, maar dat waarschijnlijk een
zelfportret uit 1629 van Rembrandt zelf is. Het was getaxeerd op tussen de 700 en 1100
euro, werd aangeboden voor 2000 euro en verkocht voor omgerekend 3 miljoen euro. Het
kreeg de titel De jonge Rembrandt als Democritus de lachende filosoof.[87] Het schilderij is
met het monogram RHL ondertekend, wat volgens deskundigen alleen maar kan wijzen op
de naam Rembrandt Harmensz. Leidensis (van Leiden).
Zie ook
Lijst van werken van Rembrandt van Rijn
Zelfportretten van Rembrandt
Late Rembrandt (tentoonstelling 2014-2015)
Leidse Rembrandtdagen
Externe links
The Rembrandt Database (http://www.rembrandtdatabase.org/). Site met
onderzoeksgegevens, waaronder de volledige eerste vijf delen van A Corpus of Rembrandt
Paintings van het Rembrandt Research Project.
Rembrandt Research Project (https://web.archive.org/web/20100117143918/http://www.rem
brandtresearchproject.org/)
Rembrandt Documents Project: originele documenten en primaire bronnen in verband met
Rembrandt (http://remdoc.huygens.knaw.nl/)
Rembrandt Privé. (https://web.archive.org/web/20120229190437/http://stadsarchief.amsterd
am.nl/presentaties/uitgelicht/rembrandt_prive/introductie/index.nl.html) Site van Stadsarchief
Amsterdam met authentieke documenten. Door over Rembrandts handschrift te scrollen
verschijnt bij elke regel de transcriptie en onderaan een vertaling daarvan in modern
Nederlands.
Adriaantje Hollaer · Ahasveros en Haman aan het feestmaal van Esther · De anatomische les van Dr.
Deijman · De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp · Andromeda aan de rots geketend · Aristoteles bij
de buste van Homerus · Artemisia · Badende vrouw · Bathseba met de brief van koning David · De
blindmaking van Simson · De brillenverkoper · Buitenlandse admiraal · Christus in de storm op het meer
van Galilea · Christus met een staf · Danaë · David en Uria · De doop van de kamerling · Het feestmaal
van Belsazar · Flora · Gelijkenis van de rijke dwaas · Historiestuk · Jacob zegent de zonen van Jozef ·
Jeremia treurend over de verwoesting van Jeruzalem · Het Joodse bruidje · Marten Soolmans en Oopjen
Coppit · Mozes en de tafelen der wet · De Nachtwacht · Het offer van Abraham (1635) · Pallas Athene ·
Portret van een man met handschoenen in de hand· Portret van een man · Portret van Baertje Martens ·
Portret van Herman Doomer · Portret van Jan Six · Portret van Johannes Wtenbogaert · De
samenzwering van de Bataven onder Claudius Civilis · De schilder in zijn atelier · De Staalmeesters ·
De steniging van de Heilige Stefanus · Terugkeer van de verloren zoon · Titus aan de lezenaar · Titus als
monnik · De Vaandeldrager · De verloochening van Petrus · De verloren zoon in een herberg · Het
vertrek van de Sunammitische vrouw · De vlucht naar Egypte · De vlucht naar Egypte · Zelfportret op
jeugdige leeftijd (ca. 1628) · Zelfportret met twee cirkels · Zelfportret als de apostel Paulus
De tekst is beschikbaar onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen, er kunnen aanvullende
voorwaarden van toepassing zijn. Zie de gebruiksvoorwaarden voor meer informatie.
Wikipedia® is een geregistreerd handelsmerk van de Wikimedia Foundation, Inc., een organisatie zonder
winstoogmerk.