You are on page 1of 45

CURSUS

Logische sturingen

SIEMENS
LOGO!

Naam: _____________________

Klas: ______________________

Vak: Elektriciteit (real)


Leraar: D. Van Rompuy
Voorwoord

De basiscursus Logo! bestaat uit:

- De aanreikende theoretische benadering aan de hand van deze cursus en door


een bijhorende PowerPointpresentatie.

- Theoretische oefeningen die gemaakt zullen worden met behulp van de cursus.

- Praktische oefeningen die gemaakt zullen worden met behulp van deze cursus.

Deze cursus werd samengesteld door mezelf om volledig in lijn te zijn met de
doelstellingen die betrekking hebben tot de leerlingen van de 2e graad elektro
technieken.

Het opstellen van deze cursus is dus gebeurd aan de hand van de te bereiken
doelstellingen van het leerplan.

De cursus is gebaseerd op de technologische data van de LOGO! en dit vertaald


vanuit de handleiding van de fabrikant zelf (LOGO! Manual, 04/2014,
A5E37450065-A1).

2
Inhoud
Voorwoord ...................................................................................................................................2
1.1. Doel ....................................................................................................................................5
1.2. Gebruik ...............................................................................................................................7
1.3. Voordelen ...........................................................................................................................7
2. Werkingsprincipe van een Logische module ...............................................................................9
3. Uitvoeringsvormen van de LOGO! ............................................................................................ 10
3.1. Basismodule LOGO! zonder display .................................................................................. 10
3.2. Basismodule LOGO! met display ....................................................................................... 10
3.3. Spanningsklassen .............................................................................................................. 11
3.4. De uitbreidingsmodule ..................................................................................................... 11
3.5. Het TDE-panel ................................................................................................................... 12
4. Opbouw van de LOGO! en zijn modules ................................................................................... 13
4.1. Aanzicht van de basismodule ............................................................................................ 13
4.2. Aanzicht van de uitbreidingsmodule ................................................................................. 16
4.3. Aanzicht van het TDE-panel .............................................................................................. 17
5. Herkennen van de LOGO! ......................................................................................................... 17
5.1. Referentietekens van de LOGO! ........................................................................................ 17
5.2. Symbolen .......................................................................................................................... 18
5.3. Leverbare versies .............................................................................................................. 18
5.4. Aansluitbare uitbreidingsmodules .................................................................................... 19
5.5. Tekstdisplaymodule .......................................................................................................... 19
6. LOGO! configuratie ................................................................................................................... 20
6.1. Maximale LOGO! netwerkopbouw ................................................................................... 20
6.2. Maximale opbouw met uitbreidingsmodules ................................................................... 22
7. Monteren en demonteren van de LOGO! ................................................................................. 23
7.1. Din-rail montage ............................................................................................................... 23
7.2. Din-rail demontage ........................................................................................................... 24
7.3. Wandmontage van de LOGO! ........................................................................................... 24
7.4. Montage van de LOGO! TDE.............................................................................................. 25
7.5. LOGO! van opschrift voorzien (kenmerken) ...................................................................... 25
8. Aansluiten en bedraden van de LOGO!..................................................................................... 26
8.1. Voeding aansluiten ........................................................................................................... 26
8.2. Ingangen aansluiten .......................................................................................................... 27
8.3. Uitgangen aansluiten ........................................................................................................ 30

3
8.4. Ethernet interface aansluiten ........................................................................................... 32
8.5. Algemeen overzicht .......................................................................................................... 32
9. Basis programmeren met LOGO! .............................................................................................. 33
9.1. Klemmen van de LOGO! .................................................................................................... 33
9.2. Blokken en bloknummers ................................................................................................. 34
9.3. Schakelschema vertalen naar een programma (voorbeeld) .............................................. 35
9.4. Overzicht van de functies .................................................................................................. 37
9.4.1. Gewone functies ....................................................................................................... 38
9.4.2. Speciale functies........................................................................................................ 39
10. Oefenopdrachten ................................................................................................................. 44

4
De Logische module

Verschillende fabrikanten hebben logische modules in hun gamma.


Enkele voorbeelden hiervan zijn:

→Siemens LOGO!8

→Telemecanique EASY

Verder in deze cursus zullen we enkel de SIEMENS LOGO! Bespreken.

1.1. Doel

Het doel van de LOGO! Is de stuurkring van een elektrische schakeling te schakelen in een
programmeerbare module.

Dit wil zeggen dat alle hulpcontacten, hulprelais, tijdvertragingen, … en de bedrading van de
stuurkring wegvallen uit de elektrische schakeling.
Deze worden geprogrammeerd in de LOGO!

Je kan het verschil tussen een conventionele installatie en een installatie gestuurd via de LOGO!
bekijken op de volgende pagina.

5
Conventionele ster/driehoekschakeling

Ster/driehoekschakeling gestuurd via een LOGO!8

6
1.2. Gebruik

De LOGO!8 is universeel toepasbaar in:

° Huisinstallaties ° Machine en schakelkastenbouw

- trappenhuisverlichting - werktuigmachines
- buitenverlichting - poortbesturingen
- zonnewering - ventilatiesystemen
- etalageverlichting - bedrijfswaterpompen
- rolluiken -…
-…

De LOGO!8 is programmeerbaar en vervangt zo dus de relaisstruring.


De installatie van de LOGO!8 is zowel mogelijk in industriële schakelkasten, als in de modulaire
kasten. Verder is de LOGO!8 modulair uitbreidbaar, wat wil zeggen dat je meer dan de geleverde
ingangen en uitgangen kan voorzien om uw gewenste toepassing mogelijk te maken.

1.3. Voordelen

De LOGO!8 heeft enkele voordelen ten opzichte van een gewone conventionele installatie met relais,
in een notendop zullen we hieronder de belangrijkste voordelen bespreken en duiden waar het
voordeel zich dan juist bevindt.

° Relatief goedkoop in aankoop

De prijs van een Logische module van Siemens (LOGO!8) is in vergelijking


met de aankoop van alle sturingscomponenten in een conventionele installatie
een goedkopere oplossing die tevens nog andere voordelen kan bieden.

° Plaatsbesparing

- geen hulprelais nodig


- minder draadgoot in de kast
- kleinere schakelkast

7
° Tijdsbeparing

- veel minder bedrading


- bij seriewerk enkel overdracht van het programma nodig
- eenvoudig aanpassingen aan te brengen in het programma

Algemeen komen we dus tot de conclusie dat de installatie goedkoper kan gerealiseerd worden door
te besparen op tijd, plaats en aankoop.

Hieronder zie je het verschil tussen een schakelkast waarbij een gewone conventionele installatie
gebruikt wordt en een schakelkast waarbij de LOGO! gebruikt wordt.

Voorbeeld van een kast met een voorbeeld van een kast met een installatie
conventionele installatie gestuurd via een logische module

8
2. Werkingsprincipe van een Logische module

De werking van een logische module berust op drie grote delen:

- Het ingangsdeel
- Het verwerkingsdeel
- Het uitgangsdeel

Kort weergegeven zal het ingangsdeel een bepaald signaal afkomstig van een bepaalde sensor op zijn
ingang krijgen en dewelke via het verwerkingsdeel (CPU) zal worden omgezet in een bruikbaar
uitgangssignaal dat vanaf het uitgangsdeel doorgegeven zal worden naar een bepaalde actor.

Welke sensor er een bepaalde actor zal aansturen, wordt bepaald door de CPU aan de hand van het
door jou ingebracht programma.

Een voorbeeld hiervan zou kunnen zijn als Ingangen 1 en 2 (I1 & I2) samen hoog zijn ( P signaal
geven), dan zal de spoel aangesloten op uitgang 1 (Q1) aangetrokken worden.

Het programma en de stand van bepaalde ingangen en uitgangen wordt opgeslagen in het geheugen
van de logische module. Dit zowel voor het programma als voor de data.

9
3. Uitvoeringsvormen van de LOGO!

Binnen de categorie van de logische modules van de LOGO heb je verschillende uitvoeringsvormen.
De voornaamste uitvoeringsvormen van de basismodules en uitbreidingsmodules worden hieronder
besproken. Elke variant heb je dan ook nog werkend op verschillende spanningsklassen.

3.1. Basismodule LOGO! zonder display

De LOGO! zonder display vindt zijn gebruik in toestellen die


in serie geproduceerd worden (dus toestellen die in grote
aantallen worden geproduceerd en waarvoor er geen manueel
aan te passen parameters aangepast dienen te worden).

Het geschreven programma wordt opgeladen naar de LOGO!


via het lokaal netwerk waarin de LOGO zich bevindt.
Hierdoor is het dus alleen mogelijk voor bevoegden om via
deze weg aanpassingen te kunnen doen.

Deze uitvoering is goedkoper dan de uitvoering met display.

3.2. Basismodule LOGO! met display

De LOGO! met display heeft het voordeel dat hij doormiddel van
programmeerknoppen op de module ter plaatse in de schakelkast/
verdeelkast programmeerbaar is. Ook de programmatie van de
LOGO! via het lokaal netwerk is mogelijk.

Op deze manier is het eenvoudig om aanpassingen en wijzigingen


aan te brengen in het bestaande programma alsook het wijzigen
van de parameters (bv. Licht gaat uit na 10s wijzigen in 30s).
Het programma kan hier eveneens beveiligd worden met een
passwoord om toch de tussenkomst van externen te voorkomen.

Deze uitvoering is duurder dan de uitvoering zonder display.

10
3.3. Spanningsklassen

De LOGO! is algemeen verkrijgbaar in 2 spanningsklassen:

➔ Klasse 1 ≤ 24V:
- 12V DC
- 24V DC
- 24V AC
➔ Klasse 2 >24V:
- 115V …. 240V AC/DC

3.4. De uitbreidingsmodule

De uitbreidingsmodule is verkrijgbaar in drie uitvoeringen:

➔ De digitale module: deze is verkrijgbaar in


spanningsklasse 1 & 2

➔ De analoge module is verkrijgbaar in twee


spanningen: 12V DC en 24V DC.

➔ Communicatiemodule:

- Lan
- Wifi
- ASI
- KNX
- …

Belangrijk is dat de LOGO! basismodule en de uitbreidingsmodule dezelfde voedingsspanning


hebben.

11
3.5. Het TDE-panel

De LOGO! TDE bevat een breder


weergavegebied van de LOGO! onboard-display
(het LCD op de LOGO! zelf). Deze omvat vier
programmeerbare cursortoetsen, vier
programmeerbare functietoetsen en een ESC- en
ENTER- toets. Je maakt een verbinding tussen de
LOGO! TDE en de LOGO! basismodule via de
ethernet interfaces op beide toestellen.

Voorbeeld van het gebruik van de LOGO! TDE bij een LOGO! basismodule zonder display.
Je merkt ook meteen dat beide modules gekoppeld worden via de ethernet interfaces.

12
4. Opbouw van de LOGO! en zijn modules

4.1. Aanzicht van de basismodule

1) Stroomvoorziening
2) Ingangen
3) Uitgangen
4) FE terminal voor aansluiting aarding
5) RJ 45 interface voor aansluiting op het ethernet
6) Statusled voor ethernet communicatie
7) Sleuf voor Micro SD-kaart
8) LCD
9) Besturingspaneel
10) Uitbreidingsinterface
11) Mechanische coderingsmof
12) Standaard DIN-rail
Vooraanzicht

Onderaanzicht

Zijaanzicht

13
- Stroomvoorziening:

Hieraan wordt de nominale werkspanning aangelegd (Un) en deze is afhankelijk


van het type LOGO! dat gebruikt wordt.

- Ingangen:

Aan de 8 ingangen worden de sensoren aangesloten.


Dit kunnen drukknoppen, schakelaars, benaderingsschakelaars,
eindeloopschakelaars, …, zijn.

De ingangen kunnen zowel in digitale als analoge uitvoeringen voorkomen.

o Digitale ingang:
Ingang krijgt een 0 binnen (meestal 0V DC bij PLC) of een 1 binnen
(meestal 24V DC bij PLC). Er zijn slechts twee mogelijkheden.

o Analoge ingang:
Ingang leest het meetsignaal dat binnen komt. Je kan via stroom of
spanning analoge signalen inlezen. De meeste analoge metingen worden
uitgedrukt door middel van een kleine stroom tussen 4 en 20 mA bij DC.
Deze waardes worden bepaald door je sensor en niet door de gebruikte
PLC. 4-20mA is de meest gebruikte manier om analoge ingangen te lezen.

Intern in de PLC wordt een vertaling gemaakt. 4 mA (het laagste niveau)


komt overeen met waarde 0, 20 mA komt overeen met waarde 27648
(het hoogste niveau).

o Kort samengevat:
Digitale signalen kennen maar 2 toestanden hoog of laag.

Analoge signalen zijn signalen die elke waarde kunnen aannemen binnen
het gespecificeerde bereik.
Analoog 4-20mA is een signaal dat tussen 4-20mA ligt elke waarde is
mogelijk.
Analoog 0-10v is een signaal met een waarde tussen 0 en 10v elke tussen
liggende waarde is mogelijk
.

14
- Uitgangen:

Aan de 4 ingangen worden de actoren aangesloten.


Dit kunnen contactoren, verlichting, ventielspoelen, …, zijn.

De uitgangen kunnen zowel als relais- of transistoruitgang voorkomen.

o Transistor uitgang:
De transistor uitgangen (transistor-optocoupler) zijn uitgangen
waarbij er geen volledige potentiaalscheiding voorzien is en waar je de
werkspanning moet blijven respecteren. De transistor uitgangen
schakelen relatief snel, maar kunnen maar een relatief kleine stroom
leveren (100mA) met een piek van 1A. Dit maakt dus dat deze uitgangen
gevoeliger zijn voor grotere vermogens.
Een voordeel zou kunnen zijn dat er geen bewegende delen aan
verbonden zijn en er dus relatief geen slijtage zal optreden.

o Relais uitgang:
Deze uitgangen zijn volledig potentiaal gescheiden en kunnen dus
werken met een andere spanning dan de aanvankelijk aangelegde
spanning aan de ingangen.
Deze uitgangen zijn ook voorzien om grotere vermogens te schakelen
(5A).
Een nadeel zou kunnen zijn dat er door de bewegende delen (ralais) een
bepaalde slijtage kan voorkomen.

- FE terminal voor het aansluiten van de aarding:


Deze klem is voorzien om je LOGO! met de aardingsinstallatie te verbinden.

- RJ45 interface voor het aansluiten op het ethernet:


Deze poort is voorzien op je LOGO! te koppelen met het ethernet om de
verbinding tussen je programmeertoestel en de LOGO! en eventueel andere
toestellen te maken.

- Status led voor de ethernet communicatie:


Deze led geeft de actuele toestand van de verbinding met het ethernet weer.
Hij kan twee verschillende toestanden weergeven, deze zijn:

o Knipperend oranje:
De LOGO! verstuurd/ontvangt gegevens over ethernet.

o Continu groen:
De LOGO! is al verbonden met het ethernet.

15
- Sleuf voor micro SD-kaart:
Deze poort geeft je de mogelijkheid om een micro SD-kaart in te brengen,
waarop jij het programma reeds op hebt opgeladen. Op deze manier kan je jezelf
in staat stellen om een programma van op deze kaart in te brengen in de LOGO!
ook al staat hij niet verbonden met het ethernet.

- LCD (display):
De LCD geeft je het programma, de toestand van de in- en uitgangen, de
paramaters, datum en tijd, de IP gegevens, …, weer.

- Besturingspaneel:
Dit zijn de cursor- en programeertoetsen om het programma in de LOGO! in te
geven en te wijzigen. Maar ook om de parameters, instellingen van de LOGO!
mee te gaan aanpassen of in te stellen.

- Uitbreidingsinterface:
Dit is een communicatieverbinding tussen de basismodule en tussen de
uitbreidingsmodules (expansion mod.), om bv. De toestanden van de
ingangen/uitgangen aan de basismodule met CPU door te geven.

4.2. Aanzicht van de uitbreidingsmodule

1) Stroomvoorziening
2) Uitgangen
3) Ingangen
4) Run/stop LED (geeft aan of de module in werking kan treden of niet, wordt bepaald door u)
5) Uitbreidingsinterface
6) Mechanische coderingsleuven
7) Mechanische coderingsmof
8) Schuiven
9) Standaard DIN-rail

16
4.3. Aanzicht van het TDE-panel

1) Stroomvoorziening
2) Ethernet interfaces

5. Herkennen van de LOGO!

De Logo kan je op verschillende manieren herkennen, aan de hand van de benaming van elke module
weet je onmiddellijk welke functie, toepassingen hij heeft en kent. Ook aan de hand van zijn symbool
in datagegevens en/of programma, weet je meteen over welke module wordt gesproken.

5.1. Referentietekens van de LOGO!

17
5.2. Symbolen

5.3. Leverbare versies

(1) Kan ook gebruikt worden als 4x AI en 4x DI


(2) Twee groepen van elk 4x I, zal iedere ingang binnen zijn groep met dezelfde fase moeten worden verbonden.
(3) De DI kunnen bediend worden met een P of N actie.

18
5.4. Aansluitbare uitbreidingsmodules

5.5. Tekstdisplaymodule

19
6. LOGO! configuratie

Bij de configuratie van de LOGO! installatie komen enkele regels kijken die we in acht moeten
nemen. Met een configuratie van de LOGO! bedoelen we de volledige opbouw van de installatie met
de basismodule(s) en de uitbreidingsmodules.

6.1. Maximale LOGO! netwerkopbouw

20
LOGO! 0BA8 ondersteunt SIMATIC S7 communicatie over een 10/100 Mbits/s TCP/IP ethernet
netwerk.

Verder kan een LOGO! 0BA8-apparaat de volgende netwerkverbindingen ondersteunen:

- Een max. van 16 TCP/IP-gepasseerde S7 communicatieverbindingen met de


volgende apparaten:

o Extra LOGO! 0BA8-apparaten


o SIMATIC S7 PLC’s met ethernet functionaliteit
o Een max. van één SIMATIC HMI, die ethernet communicatie met S7 PLC’s
in een netwerk ondersteunt.
(Dit is een touch-display vergelijkbaar met de LOGO! TDE, maar van de
SIEMENS S7 serie).

Verder zijn er twee soorten verbindingen weer te geven. De statische verbinding


en de dynamische verbinden. Hierbij moet je weten dat de LOGO! een max. van 8
statische verbindingen ondersteunt.

(TCP/IP zijn twee netwerkprotocollen die samengetrokken zijn voor de netwerkcommunicatie tussen
TCP/IP compatibele toestellen – CPU.
TCP komt van Transmission Control Protocol en IP komt van Internet Protocol)

(Voor statische verbindingen reserveert de server de vereiste bronnen voor de aangesloten client om
een stabiele gegevensoverdracht te garanderen. Voor de dynamische verbinding reageert de server
alleen op een communicatieverzoek als er vrije bronnen beschikbaar zijn.)

- Een max. van één TCP/IP ethernet verbinding met de LOGO! TDE. Een LOGO!
TDE-module kan verbinding maken met verschillende basismodules via IP-
adresselectie, maar kan niet communiceren met meer dan één basismodule op
het zelfde moment.

- Een max. van één TCP/IP ethernet verbinding met de LOGO! basismodule en een
PC met LOGO! soft Comfort V8.0 geïnstalleerd.

21
6.2. Maximale opbouw met uitbreidingsmodules

LOGO! ondersteunt een maximum van 24 digitale ingangen (24 DI), 8 analoge ingangen (8 AI),
20 digitale uitgangen (20 DO) en 8 analoge uitgangen (8 AO).
De maximale instelling kan je op verschillende manieren bereiken, zie hieronder.

Voor LOGO! 12/24RCE/12/24RCEo en LOGO! 24CE/24CEo modules, kunt u configureren of de


module nul, twee of vier van de vier mogelijke analoge ingangen gebruikt. Alle ingangen zijn
opeenvolgend genummerd, afhankelijk van het aantal wat u de LOGO! Basis module configureert te
gebruiken. Als u twee ingangen configureert, zijn ze genummerd met AI1 en AI2 en corresponderen
met de ingangsklemmen I7 en I8. Vervolgens beginnen alle uitbreidingsmodules hun nummering met
AI3. Als u vier ingangen configureert, dan zijn ze genummerd met AI1, AI2, AI3 en AI4 en
corresponderen met I7, I8, I1 en I2, in die volgorde. Vervolgens beginnen alle uitbreidingsmodules
hun nummering met AI5.

22
7. Monteren en demonteren van de LOGO!

7.1. Din-rail montage

Voor de montage van de LOGO! op de din-rail dien je volgende stappen te volgen:

1) Haak de LOGO! basismodule op de rail vast.


2) Druk het onderste uiteinde omlaag om deze erop vast te klikken. De montageschuif aan de
achterkant moet vastklikken.

3) Aan de achterzijde van de LOGO! basismodule/ LOGO! uitbreidingsmodule, verwijdert u de


connectorkap.
4) Plaat de digitale module op de din-rail aan de rechterkant van de LOGO! basismodule.
5) Schuif de digitale module naar links, totdat deze contact maakt met de LOGO! basismodule.
6) Met een schroevendraaier drukt u de vergrendeling naar links. In de eindpositie grijpt het
schuifslot in de LOGO! basismodule.

Voor elke extra uitbreidingsmodule, herhaalt u deze stappen.

23
7.2. Din-rail demontage

Voor de demontage van de LOGO! op de din-rail dien je volgende stappen te volgen:

1) Steek een schroevendraaier in de opening aan de onderkant van de montageschuif en schuif


deze omlaag.
2) Haal de LOGO! basismodule van de din-rail.

Voor het verwijderen van LOGO!, indien u minimaal één uitbreidingsmodule hebt verbonden met de
LOGO! basismodule, volg je volgende stappen:

1) Met een schroevendraaier schuif je de geïntegreerde schuif naar rechts.


2) Schuif de uitbreidingsmodule eraf naar rechts.
3) Steek een schroevendraaier in de opening aan de onderkant van de montageschuif en
beweeg deze naar beneden.
4) Haal de uitbreidingsmodule van de din-rail af.

Voor meerdere uitbreidingsmodules herhaal je de stappen 1 tot en met 4.

7.3. Wandmontage van de LOGO!

1) schuif de bevestigingspunten in 2) Bevestig de LOGO! vervolgens tegen


de aangegeven richting. de wand en volg dit boorschema.

24
7.4. Montage van de LOGO! TDE

Om het montageoppervlak voor de optionele LOGO! TDE


voor te bereiden en deze te monteren, volgt u de volgende
stappen:

1) Snijd een 119mm x 78,5mm gat in het montage-


oppervlak (tolerantie: +0,5mm)

2) Plaats de aanwezige pakking op de voorplaat van de


LOGO! TDE.
3) Plaats de LOGO! TDE in de uitsnijding die u in het
montageoppervlak hebt gemaakt.
4) Bevestig de montageklemmen aan de LOGO! TDE.
5) Haal de montageschroeven op de montageklemmen
aan met een bepaalde kracht (moment 0,2Nm) om
de LOGO! TDE vast te zetten.

Voor de eventuele demontage, volg je deze stappen in de omgekeerde volgorde.

7.5. LOGO! van opschrift voorzien (kenmerken)

De rechthoekige vlakken op de LOGO! modules zijn


bestemd voor het aanbrengen van labels.

In geval dat je uitbreidingsmodules gebruikt, kan je bv.


De rechthoekige velden gebruiken voor
het aanbrengen van labels aan de ingangen en de
uitgangen; In deze aansluiting kan je een
+8 invoeren voor de ingangen of +4 voor de uitgangen, wanneer de LOGO! basismodule al 8
ingangen of 4 uitgangen heeft.

25
8. Aansluiten en bedraden van de LOGO!

In dit deel gaan we bekijken hoe we de LOGO! zullen aansluiten per type en per modulevorm.
Algemeen nemen we volgende richtlijnen in acht (goed vakmanschap):

- Gebruik een platte schroevendraaier van 3mm.


- Oefen niet teveel kracht uit op de kleine schroeven en klemmen.
- Door het ontwerp van de klemmen zijn draadhulzen niet nodig, gebruik je deze
toch neem dan blanke hulzen zonder isolatie aan het uiteinde. Deze zullen anders
een te groot volume innemen aan de klemmen.
- Klemmen zijn voorzien voor draadsecties tot 1x 2,5mm2.

8.1. Voeding aansluiten

De 230V-versies van LOGO! zijn geschikt voor gebruik met nominale spanningen van 115 VAC/VDC en
240 VAC/VDC. De LOGO! 24V en 12V-versies kunnen gebruikt worden met een voeding van 24 VDC,
24 VAC of 12 VDC.

Sluit je voeding aan op je LOGO! aan de hand van volgende figuren.


Hier maken ze duidelijk een onderscheid tussen DC en AC.

26
Voor het aansluitgen van de voeding op de LOGO! TDE gebruik je een externe voeding, die een
spanning levert van 12 VDC of 24VAC/VDC. De LOGO! TDE omvat een voedingslijn. Sluit de voeding
aan op de voedingslijn en sluit deze aan op de voedingsinterface van de LOGO! TDE, zoals hieronder
wordt weergegeven

8.2. Ingangen aansluiten

Zoals eerder gebleken in deze cursus heb je standaard 8 ingangen op je LOGO! basismodule.
Deze 8 ingangen worden verdeeld in 2 groepen van 4 ingangen.
Het is belangrijk dat je alle sensoren en dus ook de ingangen van elke groep voorziet van dezelfde
lijnspanning. Met andere woorden kan je dus stellen dat je voor I1 tot en met I4, L1 gebruikt en voor
I5 tot en met I8, L2 gebruikt. Het is wel toegestaan om dezelfde lijnspanning te gebruiken voor alle
ingangen indien je niet over een meerfasig net beschikt. Je sluit de DI aan zoals hieronder
weergegeven wordt.

Dit is hier een voorbeeld van.


Hier wordt een LOGO! 230… gebruikt.

27
Ook met de uitbreidingsmodule blijven voorafgaande principes gehanteerd.
Hieronder kan je het voorbeeld bekijken.

Voor de analoge ingangen op de LOGO! 12/24RCE/RCEo en LOGO! 24CE/24CEo kan je I1, I2, I7, I8
gebruiken, maar hier is alleen het bereik van 0 tot 10VDC beschikbaar.

Voor het aansluiten van een potentiometer op de ingangen I1, I2, I7 en I8 geldt:
Om bij een volle omwenteling van de potentiometer 10V als maximumwaarde te verkrijgen moet
onafhankelijk van de ingangsspanning op de potentiometer nog een voorschakelweerstand op de
ingangszijde worden voorgeschakeld (zie afbeelding)

28
Wij stellen de volgende grootten van potentiometers en bijbehorende voorweerstand voor:

SPANNING POTENTIOMETER VOORSCHAKELWEERSTAND

12V 5 kΩ -

24V 5 kΩ 6,6 kΩ

Bij het gebruik van een potentiometer en 10V ingangsspanning als de maximumwaarde, moeten bij
een aanwezige ingangsspanning van 24V via de voorweerstand 14V afvallen, om bij een volle
omwenteling van de potentiometer een maximum voeding van 10V te garanderen. Met een
spanning van 12V kan dit achterwege worden gelaten.

Voor de uitbreidingsmodule AM2 geldt volgend overzicht waarbij een illustratie gegeven wordt van
een vierdraads-stroommeting en een tweedraads-spanningsmeting.

Sluit de aansluitingen van de tweedraadssensor als volgt aan:

1) Sluit de sensoruitgang aan op de verbinding U (0V tot 10V spanningsmeting) of op de


verbindin 8 (0/4 mA tot 20mA stroommeting) van de AM2-module.
2) Sluit de plusaansluiting van de sensor aan op de 24V (L+).
3) Verbind de aardverbinding van de stroomuitgang M (aan de rechterkant van de sensor, zoals
afgebeeld in bovenstaande afbeelding) aan de corresponderende M-ingang (M1 of M2) op
de AM2-module.

29
Hierbij onderdrukt een driedraadsaansluiting de invloed van de kabellengte (ohmse weerstand) op
het meetresultaat. Men kan hier stellen dat wanneer er een PT100-sensor aangesloten is, er een
kabelweerstand van 1 Ω evenredig met een meetfout van +2,5 °C is; wanneer een PT1000-sensor
aangesloten is , is een kabelweerstand van 1 Ω evenredig met een meetfout van +0,25 °C.

8.3. Uitgangen aansluiten

De LOGO! ...R... versie bevat relaisuitgangen. Het potentiaal van de relaiscontacten is geïsoleerd van
de stroomvoorziening en de ingangen. Er kan ook gesteld worden dat je hier verschillende
belastingen op de uitgangen kan aansluiten; bv. Lampen, TL-lampen, motoren, schakelaar, … .

Hieronder kan je een aansluitschema vinden ter illustratie, waarbij er ook een uitgang via een
uitbreidingsmodule geschakeld wordt.

30
Zoals ook eerder besproken zijn er ook LOGO! versies met transistoruitgangen en deze kan je
herkennen aan het ontbreken van de letter R in de type aanduiding. De uitgangen zijn kortsluitvast
en overbelastingsbestendig. Een externe voeding (hulpvoeding) is niet noodzakelijk omdat LOGO! de
lastspanning levert.

Toch is er een voorwaarde die stelt dat de maximale schakelstroom niet meer dan 0,3A per uitgang
mag bedragen.

Hieronder kan je ter illustratie een voorbeeld van een aangesloten uitgang terugvinden, zowel op de
basismodule als op de uitbreidingsmodule.

Onderstaand voorbeeld geeft je weer hoe je een bepaald stroom en spanningsbelasting zal
aansluiten.

31
8.4. Ethernet interface aansluiten

Gebruik een afgeschermde Ethernet-


kabel voor aansluiting op de Ethernet-
interface. Om elektromagnetische
storing te minimaliseren, dient u een
standaard Categorie 5 afgeschermde,
gedraaide Ethernet-kabel met een
afgeschermde RJ45-connector op elk
uiteinde te gebruiken.

Sluit de FE-terminal aan op de aarding en


sluit een netwerkkabel aan op de
ethernet interface.

8.5. Algemeen overzicht

De afbeelding hieronder geeft een algemeen overzicht weer van de basismodule met 3
uitbreidingsmodules (1 waarvan er zowel DI als DO zijn, 1 waarvan er AI zijn en 1 waarvan er AO zijn)
Hier kan je klassikaal mondeling de geziene theoretische benadering duiden.

32
9. Basis programmeren met LOGO!

In dit cursusdeel zullen we een overzicht geven van de mogelijke connectoren, blokken en
bloknummers en dit binnen de programmeertaal FBD.

9.1. Klemmen van de LOGO!

De term klem verwijst naar alle verbindingen en toestanden in de LOGO!. De digitale in- en uitgangen
kunnen de toestand '0' of de toestand '1' aannemen. Toestand '0' betekent dat er op de ingang geen
specifieke spanning aanwezig is. Toestand '1' betekent dat er op de ingang een specifieke spanning
aanwezig is. Dankzij de klemmen 'hi' en 'lo' kunt u eenvoudiger het schakelprogramma maken. 'hi'
(high=hoog) is toegewezen aan de status '1' en 'lo' (low=laag) is toegewezen aan de status '0'. U
hoeft niet alle aansluitingen van een blok te gebruiken. Voor niet gebruikte aansluitingen neemt het
schakelprogramma automatisch die toestand aan welke het functioneren van het betreffende blok
garandeert.

Hieronder een overzicht van de klemmen binnen de LOGO!

33
9.2. Blokken en bloknummers

Een blok in LOGO! representeerteen functie die wordt gebruikt om ingangsinformatie in


uitgangsinformatie om te zetten. Bij het aanmaken van het schakelprogramma verbindt je de
blokken met elkaar.

De meest eenvoudige blokken zijn de logische koppelingen (poorten):

- AND (EN)
- OR (OF)
- …

Hier zie je een voorbeeld waarbij I1 OF I2 hoog moeten zijn om de uitgang Q hoog te maken.
In2 en In4 blijven ongebruikt.

Naast de gewone “eenvoudige” functies zijn er ook de speciale koppelingen, die u van meer
mogelijkheden kunnen voorzien.

- Pulsrelais
- Op-/af- teller
- Opkomvertraging
- …

Het visuele uitzicht van hoe een blok eruit zit op de display van de LOGO! zie je hieronder met de
nodige duiding.

34
LOGO! wijst automatisch elk nieuw blok in een schakelprogramma toe aan een bloknummer. Via het
bloknummer laat LOGO! u de verbinding tussen blokken zien. De bloknummers dienen dus
aanvankelijk uitsluitend om u te oriënteren in het schakelprogramma.

De afbeelding hierboven toont u drie weergaven van het LOGO! onboard display, die het
schakelprogramma representeren. Zoals u kunt zien, verbindt LOGO! de blokken met gebruikmaking
van hun nummers. Om door het schakelprogramma te bladeren, gebruik de cursortoetsen.

9.3. Schakelschema vertalen naar een programma (voorbeeld)

De volgende illustratie toont een typisch schakelprogramma, wat de schakellogica representeert.

35
In LOGO! bouw je een schakeling zo op doordat je de blokken en klemmen met elkaar verbindt.

Stap voor stap gaan we dit bovenstaand programma beredeneren en opbouwen.

1) Vertrekkend van de uitgang (Q1) lamp, zetten we een AND (EN) poort waaraan we ingang I3
(S3) gaan koppelen. Want voordat de uitgang hoog mag worden moest … EN I3 hoog zijn.

2) Op de AND (EN) blok gaan we een nieuwe blok toevoegen, dit zal een OR (OF) blok zijn,
waaraan we I1 en I2 (S1 en S2) gaan koppelen. Dit omdat I1 (S1) OF I2 (S2) hoog moesten
zijn.

3) Als we nu gaan kijken zien we dat I1 OF I2 EN I3 hoog moeten zijn om de uitgang hoog te
maken.

36
Om voorafgaand programma effectief te kunnen gebruiken, moeten we er eerst zeker van zijn dat de
effectieve elektrische aansluiting op de LOGO! op de juiste manier is uitgevoerd. De schakelaars
moeten de juiste ingangen vertegenwoordigen en hetzelfde geldt voor de uitgangen.

Vooraleer je dit programma kan inbrengen in de LOGO!, zal je het huidige programma moeten
stoppen en eventueel clear prg. moeten uitvoeren, tenzij je een programma wil aanpassen dan kies
je voor edit prg.

Eenmaal je het programma hebt ingevoerd, moet je de LOGO! in de start modus brengen.

9.4. Overzicht van de functies

In de volgende pagina’s ga je een overzicht terugvinden van de gewone en


de speciale functies binnen de LOGO!. Dit is louter een overzicht en geen
gedetailleerde uitleg van elk van deze functies.
Om de volledige uitleg en logica te bekijken of te raadplegen, verwijs ik je
door naar de gebruikershandleiding van de LOGO! vanaf pg 119,
die je kan vinden via deze QR-code.

37
9.4.1. Gewone functies

38
9.4.2. Speciale functies

39
40
41
42
43
10. Oefenopdrachten

Naar het einde van deze cursus toe en na het aanreiken van de noodzakelijke theorie, zullen er
oefenopdrachten voorzien worden. Deze zullen in aparte bundels/taken aan jou gegeven worden en
maken dus geen vast onderdeel uit van deze cursus. Ze zijn complementair maar niet afhankelijk van
elkaar.

44
45

You might also like