You are on page 1of 5

Buddy Tegenbosch

Verhaal De kooi deel 1

De kooi (1)

Vanaf het moment dat ik door het smalle luik de vliering opkruip, heb ik een vreemd
gevoel in mijn buik. Dat komt vast doordat ik van oma hier nooit mocht komen. Het
is ook raar om in haar huis rond te snuffelen terwijl ze er niet meer is, en weer denk
ik terug aan de crematie van afgelopen zaterdag, de muziek, de speech van papa en
de tranen van mama.
Er hangt een geur van verwelkte bloemen op de vliering. En het is benauwd, alsof de
lucht al jaren stilstaat. Het duurt even voordat mijn ogen aan het donker gewend
zijn geraakt. Ik schuifel naar iets toe dat eruitziet als een vuil dakraampje. Na even
wrikken, klapt het scharnier met veel gekraak een stukje open. Frisse wind stroomt
over mijn gezicht. Ik sluit mijn ogen, maar doe ze meteen weer open. Geschrokken
kijk ik om me heen. Ik weet dat het een waanbeeld geweest moest zijn, maar de
twee pikzwarte kraaloogjes die ik voor me zag toen ik mijn ogen dicht deed, waren
zo levensecht dat ik mijn hartslag voel bonzen in mijn keel.
Ik zoek steun bij het raamkozijn en adem een paar keer diep in en uit. In het zwakke
licht zie ik een kapotte stoel, wat houten planken, gereedschap, een stapeltje
dakpannen, en dozen, heel veel dozen. Niets om je zorgen over te maken, dus. Waar
kwam dat beeld dan vandaan? Ik draai me om. Op de één of andere manier bekruipt
me het gevoel dat ik niet alleen ben. Zou het oma zijn? Zoiets heb ik wel eens op tv
gezien, dat geesten van overleden mensen kunnen blijven rondwaren in hun huis.
‘Dag oma’, zeg ik zachtjes. ‘Ik ben het, Annika.’
Met ingehouden adem wacht ik af, maar het blijft stil. Natuurlijk blijft het stil. Wat
had ik dan verwacht? Een antwoord? Een teken, zoals het verschuiven van een doos?
Een hamer die op de vloer valt? Ik moet echt minder tv kijken.
Even overweeg ik om hardop te vragen of oma het goed vindt als ik de dozen
openmaak, maar ik moet niet overdrijven. Zal ik het doen? Ja. Mama heeft me niet
voor niks naar boven gestuurd. Ik kniel neer bij de dichtstbijzijnde doos, kijk vlug
nog even over mijn schouder en maak hem dan open. Mijn handen trillen niet.
De doos ruikt muf, hij is gevuld met boeken. Ik pak er één uit: Adriaan en Olivier,
van Leonhard Huizinga, staat in gouden sierletters op de donkere kaft. Ik lees de
eerste paar bladzijden, de taal is ouderwets en de grapjes zijn flauw. Ik leg het boek
naast me op de houten vloer en pak het volgende.
Wanneer ik het zoveelste boek uit de doos wil halen, zie ik op de bodem iets anders
liggen. Ik pak het voorzichtig vast. Het is een fotolijstje. Met mijn T-shirt veeg ik het
glas schoon.
Het is een zwart-witfoto. Er staan twee mannen op en een vrouw. Eén van de
mannen lijkt gek genoeg een beetje op mama. Dezelfde ondeugende blik in zijn
ogen, dezelfde brede mond. Zou het opa zijn? Ik ken hem alleen van foto’s waarop
hij al ouder is. Van de vrouw weet ik in ieder geval zeker dat het oma niet is,
daarvoor is ze te groot en staan haar ogen te dicht bij elkaar. Ze heeft lang golvend
haar, draagt een zwierige jurk en is een jaar of tien jonger dan de man die op mijn
moeder lijkt. De leeftijd van de derde man kan ik moeilijker inschatten, een deel
van zijn gezicht gaat verscholen onder een brede hoed met een veer. Hij lijkt
buitenlands, oosters.

© PLOT26 Verhaal De kooi, deel 1 - Les 1 - v06 2


Verhaal De kooi deel 1

De doos bevat meer lijstjes. De man die op mama lijkt, staat op alle foto’s, soms
alleen, meestal samen met de vrouw en de oosterse man. Wie zijn die mensen? Op
een aantal andere foto’s zijn ook kinderen te zien. Eerst dacht ik dat ze er spontaan
bij waren komen staan, hun versleten kleren en ongewassen hoofden steken wel erg
af bij de drie volwassenen, maar nu ik beter kijk, lijken ze toch echt te poseren.
Nadat ik alle foto’s nog eens aandachtig bekeken heb, leg ik ze terug in de doos.
In de uren erna spit ik de hele vliering door. Ik vind potten, pannen, borden, mokken,
speelgoed, bordspellen, en heel veel boeken. Uitgeput laat ik me op de houten vloer
zakken. Mijn haren plakken aan mijn voorhoofd, ik veeg ze achter mijn oren. Ik had
gehoopt iets meer te weten te komen over de drie mensen van de foto, maar ik ben
ze nergens meer tegengekomen. Ik trek de doos met de fotolijstjes nog eens naar me
toe, maar bevries midden in de beweging. Ik heb een geluid gehoord, een geluid dat
bijna overstemd werd door het schuren van de doos over de houten planken.
‘Oma?’ roep ik, mijn stem klinkt veel te hoog.
Zou ik het me verbeeld hebben?
Nee, weer hoor ik het. Deze keer duidelijker dan zo-even. Het lijkt op geklapper.

***

Het licht dat door het dakraam naar binnen valt, is te zwak om de hele vliering te
zien. Ik sta op, haal mijn telefoon tevoorschijn – dat ik daar niet eerder aan heb
gedacht – en beschijn de ruimte. Bijna meteen valt de lamp uit, op het scherm
knippert het batterijtje. Raar, ik weet zeker dat mijn telefoon nog vol was toen ik
naar boven ging.
Toch heb ik lang genoeg licht gehad om een gordijn dat in de uiterste hoek hangt te
kunnen zien. Vreemd, dat me dat nog niet was opgevallen. Wapperde het? Ja, en dat
is ook niet zo gek met het openstaande dakraam. Waarschijnlijk was dat ook het
geluid dat ik hoorde.
Wat zal ik doen? Naar beneden gaan? Mama vertellen dat ik een hoop rotzooi, heel
veel boeken en een paar oude foto’s gevonden heb? Met twee handen wrijf ik over
mijn gezicht.
Weer dat klapperende geluid. Het kwam uit de hoek. Toch?
Ik schuifel ernaartoe. Waarom ben ik hier nog niet gaan kijken? Vlak voor het gordijn
blijf ik staan. De donkere stof is met kleine metalen oogjes aan een touw bevestigd.
Goed, ik kan het gordijn heel voorzichtig opzijschuiven, of ik kan het in één keer
wegtrekken. Ik moet denken aan hoe mijn moeder een pleister lostrekt. Zonder te
twijfelen, pak ik het gordijn vast en trek het in één ruk aan de kant.
Ik slaak een gil. Heel even dacht ik dat er iemand voor me stond, maar als ik beter
kijk, zie ik dat ik me heb vergist. Ik sta voor een kapstok waaraan een hoed en een
regenjas hangen. Opgelucht haal ik adem. Dan valt mijn blik op een tafeltje naast de
kapstok. Er staat iets op, maar ik kan niet zien wat het is, er ligt een doek overheen.
Alleen een klein stukje van de onderkant is nog te zien. Een witte, ronde bak, zo lijkt
het.

© PLOT26 Verhaal De kooi, deel 1 - Les 1 - v06 3


Verhaal De kooi deel 1

Waar ik het lef vandaan haal, weet ik niet, maar ik pak het doek vast – het is dikker
dan ik verwachtte – en sla het voorzichtig terug.
Voor me staat een kooi, een witte vogelkooi. Hij heeft sierlijk gekrulde, dunne
spijlen. De verf is er op sommige plekken af, maar verder ziet het ding er prima uit.
Hoewel het niet heel goed te zien is, lijkt de kooi leeg te zijn. Ik pruts wat aan het
deurtje, en met een zacht gepiep zwaait het open.
Plotseling voel ik een koude luchtstroom over mijn arm trekken. Mijn haren gaan
recht overeind staan. In een flits zie ik weer de twee zwarte kraaloogjes voor me, ze
kijken me met een doordringende blik aan. Het volgende moment lijkt een schaduw
de kooi te verlaten en door het dakraam te verdwijnen. Dit alles gebeurt binnen een
paar seconden en zonder het minste of geringste geluid. Hijgend kijk ik naar het
openstaande deurtje. Met een bevende hand pak ik de kooi op en houd hem omhoog
tegen het licht van het dakraam. Leeg.

***

Twee uur later staar ik met verbijstering naar mijn Marktplaats-app. De teller staat
op € 800 en nog steeds wordt er geboden. Naast me op de keukentafel staat de kooi.
Zou hij antiek zijn? Misschien is hij wel van Napoleon geweest. Of is hij van goud. Ik
kras wat verf van de spijlen. Niets te zien, in ieder geval niets dat blinkt. Voor de
zoveelste keer pak ik hem op en bekijk ik hem van alle kanten, maar nog steeds kan
ik niets bijzonders ontdekken.
Inmiddels weet ik dat ik me die schaduw van daarstraks verbeeld moet hebben, dat
kan niet anders. Volgens mama moet de kooi jaren op de vliering hebben gestaan,
daar kan nooit meer iets levends in hebben gezeten. En die koude lucht zal wel de
tocht zijn geweest.
Mama moest niets van de kooi hebben, ze houdt er niet van om dieren op te sluiten.
Ze heeft me gevraagd hem op Marktplaats te zetten. Wat zal ze opkijken!
Een gong klinkt. Ik kijk op mijn telefoon: een nieuwe bieding. € 850 door iemand die
zich Kinnaro noemt. Dit moet een grap zijn, en dan bedoel ik niet alleen die naam.
Twee minuten later gaat ene Marjolijn, daar met € 900 overheen. Nog zoiets raars,
die Kinnaro en die Marjolijn zijn de enige twee mensen die bieden.
Uiteindelijk blijft de teller steken op € 1300. Ik kan het amper geloven. Ik reserveer
de kooi voor Kinnaro en stuur hem vlug een mailtje, voordat hij zich bedenkt. Hij
mag hem vanavond nog komen ophalen.
Op het moment dat ik op ‘verzend’ druk, gaat de bel.
Toevallig.
Wanneer ik de voordeur open, zie ik nog net hoe een rode sportauto met piepende
banden de hoek van de straat om scheurt. Verbaasd kijk ik om me heen. Er scheuren
nooit auto’s met piepende banden door onze straat. Ik verwacht dat de buren ook op
het geluid afkomen, maar alle deuren blijven dicht.
Pas als ik weer naar binnen wil gaan, zie ik het papiertje op de deurmat liggen. Ik
raap het op. Er staat iets op geschreven. Het gaat over een kooi en over opa zie ik in
de gauwigheid, maar er is geen touw aan vast te knopen. Het blaadje is gekreukt en

© PLOT26 Verhaal De kooi, deel 1 - Les 1 - v06 4


Verhaal De kooi deel 1

smerig, en doordat er vlekken opzitten zijn sommige woorden onleesbaar geworden.


Het lijkt wel een puzzel. Diep donkerrode vlekken. Is dat wat ik denk dat het is?
Ik vouw het papiertje op, stop het in mijn zak en ga naar mijn kamer, vastberaden
deze puzzel op te lossen.

© PLOT26 Verhaal De kooi, deel 1 - Les 1 - v06 5

You might also like