You are on page 1of 81

Veiligheidsbesturingen

Systeemfamilie PSS

ST Systeembeschrijving
Artikelnr. 18 591

The spirit of safety.


Auteursrechten voorbehouden.
Voor bedrijfsintern gebruik mogen kopieën worden gemaakt.

Hoewel Pilz grote zorg heeft besteed aan de juistheid van deze bedieningshandleiding,
wijst zij alle aansprakelijkheid voor schade als gevolg van onjuistheden en/of onvolkomen-
heden van de hand.

De inhoud van deze handleiding kan te allen tijde zonder voorafgaande aankondiging
worden gewijzigd. Wij houden ons aanbevolen voor opmerkingen over eventuele onjuist-
heden.

De product- en merknamen zijn handelsmerken van de betreffende ondernemingen.

Uitgave IV, december 1999


Inhoudsopgave

Inleiding 1-1
Verklaring van de symbolen 1-2

Systeemoverzicht 2-1
Hardware 2-1
Programmering 2-3

Gebruik volgens de voorschriften 3-1


Veiligheidsaanwijzingen 3-1

Opbouw (Hardware) 4-1


Compacte besturing 4-1
Modulaire besturing 4-1
Uitbreidingsmoduuldragers voor modulaire veiligheidsbesturingen 4-2
Voedingsmodule 4-2
CPU 4-2
Geheugen 4-3
PG-poort 4-5
Gebruikerspoort 4-5
Timers 4-6
Tellers 4-6
Display 4-6
Keuzeschakelaars 4-7
Toets fout-stack 4-7
In-/Uitgangsmodulen 4-8

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 1


Inhoudsopgave

Programmering 5-1
Programma-opmaak 5-1
Programma oversturen 5-2
Programmaverloop 5-2
Adressering 5-4
Organisatiebouwstenen 5-5
Standaardfunctiebouwstenen 5-5
Standaardfunctiebouwsteen SB254 5-6

Werking 6-1
Communicatie met de periferie 6-1
Direct adresseren van de periferie 6-1
Procesafbeeldingen 6-1
Tijdsverloop 6-2
Cyclustijd 6-3
Zelftest 6-3
Gewenste I/O-configuratie 6-4
Werkelijke I/O-configuratie 6-5
Weergave op het display 6-6
Real-time klok instellen 6-7
Fail-safe-databouwstenen lezen 6-7
Beïnvloeden/Forceren 6-8
Gebruikerspoort 6-9
Handshaking 6-9
Oversturen zonder protocol 6-11
Oversturen met ISI-protocol 6-11
ID-behandeling 6-13
Bedienen van de gebruikerspoort 6-13
Configuratie 6-13
Data verzenden 6-16
Data ontvangen 6-18
Communicatie met het fail-safe-deel 6-21
Bedrijfstoestanden en -wissels 6-23
STOP-toestand 6-24
RUN-toestand 6-24
Toestand "Geen ST" 6-24
Toestand "Fatal Error 6-24
Toestand "ST Fatal Error" 6-25
Bedrijfstoestandswissel van de PSS 6-25
Spanning inschakelen 6-25

2 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Inhoudsopgave

Toestandswissel van STOP naar RUN 6-26


Toestandswissel van RUN naar STOP 6-27
Toestandswissel van RUN naar "ST Fatal Error" 6-27
Toestandswissel van RUN naar "Fatal Error" 6-27
Toestandswissel van RUN naar "Geen ST" 6-27

Ingebruikname 7-1
Eerste ingebruikname 7-1
Heringebruikname na een fout 7-2
Totaal wissen 7-3

Foutdiagnose en -oplossing 8-1


Foutbehandeling 8-1
Reactie op een fout 8-4
Inhoud fout-stack weergeven 8-6
Diagnose 8-8
Weergave van variabelen 8-8
Dynamische programmaweergave 8-9

Bijlage 9-1
Systeemdatabouwstenen 9-1
DB000 9-1
DB004 9-2
DB005 9-3
DB006 9-3
DB007 9-3
DB008 9-4
DB009 9-4
Organisatiebouwstenen 9-5
Standaardfunctiebouwstenen - Systeemaanroepen 9-6
FUNK = 0/1/2 9-6
FUNK = 4/5/6 9-7
FUNK = 8/10/11 9-7
FUNK = 12 9-8
FUNK = 32 9-8
FUNK = 36 9-8
Verbindingskabels gebruikerscommunicatiepoort 9-9
Wijzigingen in de ST Systeembeschrijving 9-10

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 3


Inhoudsopgave

4 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Inleiding

Deze beschrijving maakt deel uit van het systeemhandboek PSS en geeft
een toelichting op het functioneren en het gebruik van het standaarddeel
van de programmeerbare veiligheidsbesturingen van de systeemfamilie
PSS. De beschrijving is onderverdeeld in de volgende hoofdstukken:

1 Inleiding

2 Systeemoverzicht
geeft informatie over de belangrijkste eigenschappen.

3 Gebruik volgens de voorschriften


bepaalt met welk doel en onder welke omstandigheden het apparaat
ingezet mag worden en verschaft informatie over belangrijke
veiligheidsvoorschriften.

4 Opbouw
geeft informatie over de hardware-structuur en de taken van de
verschillende systeemeenheden.

5 Programmering
beschrijft de programmering, het programmaverloop en de
adressering van de veiligheidsbesturingen.

6 Systeemgedrag
geeft informatie over de systeemverlopen van de PSS en de
mogelijke wijzigingen door de operator.

7 Ingebruikname
licht de handelwijze toe bij de eerste ingebruikname en bij
het heringebruiknemen b.v. na een storing van de installatie.

8 Foutdiagnose en -oplossing
toont mogelijke fouten aan en beschrijft hoe deze fouten via een
diagnoseprogramma gedetecteerd en opgelost kunnen worden.

9 Bijlage
bevat overzichtslijsten van systeemdatabouwstenen, organisatie-
bouwstenen, enz.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 1-1


Inleiding

Verklaring van de symbolen

Zeer belangrijke informatie in de handleiding is als volgt aangeduid:

GEVAAR!
Neemt u deze aanwijzing beslist in acht! U wordt gewaarschuwd voor
direct dreigende gevaren die zeer ernstige lichamelijke verwondingen
en de dood kunnen veroorzaken en u wordt gewezen op overeenkom-
stige voorzorgsmaatregelen.

WAARSCHUWING!
Neemt u deze aanwijzing beslist in acht! U wordt gewaarschuwd voor
gevaarlijke situaties die zeer ernstige lichamelijke verwondingen en
de dood kunnen veroorzaken en u wordt gewezen op overeenkomstige
voorzorgsmaatregelen.

LET OP!
U wordt gewezen op een gevarenbron die lichte of kleine verwondingen
en materiële schade als gevolg kan hebben en u wordt geïnformeerd over
overeenkomstige voorzorgsmaatregelen.

BELANGRIJK
Er worden situaties beschreven waardoor het product of apparaten in de
omgeving daarvan beschadigd kunnen worden en er worden overeenkom-
stige voorzorgsmaatregelen gegeven.

INFO
U krijgt toepassingstips en informatie over bijzonderheden; bijzonder
belangrijke passages in de tekst worden op deze manier aangeduid.

1-2 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Systeemoverzicht

De systeemfamilie PSS omvat modulaire en compacte programmeerbare


veiligheidsbesturingen voor gebruik in veiligheidscircuits van machines en
installaties. Elke veiligheidsbesturing van de systeemfamilie PSS verenigt
een veiligheidstechnisch deel, het fail-safe-deel, en een standaarddeel in
één apparaat.
Het fail-safe-deel verwerkt alle besturingstaken met een veiligheidsfunctie.
Het is driekanalig diversitair opgebouwd. Het gebruikersprogramma wordt
door elk kanaal apart bewerkt. Bij een verschil tussen de drie kanalen gaat
de besturing direct in de veilige stand en schakelt alle uitgangen uit.
Het gebruikersprogramma wordt eenmaal opgesteld en na ingebruikname
door een keuringsinstituut als b.v. BG, TÜV of een bedrijfsintern controle-
bureau gekeurd.
Het fail-safe-deel communiceert zonder terugkoppeling met het standaard-
deel. Fouten in het gebruikersprogramma van het standaard-deel beïnvloe-
den het fail-safe-deel niet.
Het standaarddeel is eenkanalig en werkt als een „normale“ PLC (b.v.
P10). Het heeft een eigen bussysteem met separate businterface.

Besturing en
Besturing veiligheids- Fail-Safe- Standaard- regeling
functies b.v. taken zonder
persbesturing, deel deel
veiligheidsfunctie,
noodstopschakelaar diagnose

Afb. 2-1: Functies van het fail-safe-deel en het standaarddeel

Hardware

Bij de modulaire veiligheidsbesturing kunnen op een moduuldrager


verschillende in-/uitgangsmodulen geplaatst worden. Fail-safe- en
standaarddeel communiceren via separate bussen met de CPU. Het basis-
systeem bestaat uit moduuldrager, voedingsmodule en CPU.
Bij de compacte PSS zijn voedingsmodule, CPU, bus en periferiemodulen
in één behuizing vast geïnstalleerd.

INFO
De bus voor het standaarddeel is bij de PSS 3000 optioneel.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 2-1


Systeemoverzicht

Voorbeeld van modulaire PSS

Afb. 2-2: Voorbeeld van de bezetting van de PSS 3000 (van links naar rechts): de
voedingsmodule, de CPU, 4 fail-safe-modulen en 5 standaardmodulen

Voorbeeld van compacte PSS

24 V
0V

RUN ST
O -1.16
RUN FS O +1.16
O 1.8
POWER O 1.9
O 1.10
AUTO PG O 1.11
ST SPS O 1.12
PG O 1.13
O 1.14
RUN
FS O -1.17
STOP O +1.17
F-Stack O 1.15
O/T 1.0
O/T 1.1
I 0.0
I 0.1
I 0.2
I 0.3
0V
RS 232 I 0.4
I 0.5
I 0.6
I 0.7
I 0.8
I 0.9
I 0.10
I 0.11
0V
I 0.12
I 0.13
I 0.14
I 0.15
I 0.16
I 0.17
I 0.18
I 0.19

PG

Afb. 2-3: PSS 3032 met voedingsmodule, CPU en periferie

2-2 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Systeemoverzicht

Programmering

De gebruikersprogramma's worden door middel van speciale software op


een AT-compatibele computer, het zogenaamde programmeerapparaat
PG, geschreven. Deze software stelt verschillende editors ter beschikking
voor het invoeren van de programma's.
De gebruikersprogramma's van verschillende installaties worden in
zogenaamde projecten beheerd. Ieder project komt overeen met een path
(directory) in het besturingssysteem MS-DOS. Een project is onder-
verdeeld in bouwstenen. Hiervoor worden de programma's in afzonderlijke
functies opgedeeld (zoals met subprogramma's). Iedere functie komt over-
een met een bouwsteen.
Na ingave van een programma moeten de parameters voor het online-
bedrijf worden vastgelegd.
Daarna wordt het programma via de seriële poort naar de programmeer-
bare veiligheidsbesturing overgestuurd.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 2-3


Systeemoverzicht

Notities

2-4 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Gebruik volgens de voorschriften

Veiligheidsaanwijzingen

• Het apparaat mag uitsluitend worden geïnstalleerd en in werking gesteld


door een daarvoor bevoegde elektrotechnicus, die vertrouwd is met dit
handboek, de installatiehandleiding en de geldende voorschriften op het
gebied van arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie. Neemt u de van
toepassing zijnde Europese richtlijnen in acht alsmede de plaatselijk
geldende voorschriften, in het bijzonder die met betrekking tot de
veiligheidsmaatregelen.
• Door het openen van de behuizing, het wijzigen van de printplaten zoals
b.v. het vervangen van bouwstenen of soldeerwerkzaamheden door de
gebruiker, vervalt de garantie en de goedkeuring van de besturing wordt
ongeldig.
• Neemt u beslist de veiligheidsvoorschriften en EMC-maatregelen in de
"Installatierichtlijnen" in acht.

WAARSCHUWING!
Het standaarddeel van de veiligheidsbesturingen mag alleen voor niet
veiligheidsgerelateerde applicaties gebruikt worden.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 3-1


Gebruik volgens de voorschriften

Notities

3-2 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Opbouw (Hardware)

Compacte besturing

Bij een compacte besturing zijn in één behuizing ondergebracht:


• bus
• CPU (1)
• voedingsmodule (2)
• in-/uitgangsmodulen (3)

1
2
3
Afb. 4-1: Voorbeeld van de compacte besturing PSS 3056

Modulaire besturing

De modulaire veiligheidsbesturingen zijn uit de volgende eenheden


opgebouwd:
• moduuldrager (1)
• voedingsmodule (2)
• CPU-module (3)
• in-/uitgangsmodulen fail-safe-deel (4) en standaarddeel (5)

2 3 4 5

Afb. 4-2: Voorbeeld van de modulaire besturing PSS 3000

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 4-1


Opbouw (Hardware)

Het basisapparaat bestaat uit moduuldrager, voedings- en CPU-module.


Voor de in- en uitvoer van gegevens zijn in-/uitgangsmodulen nodig. Er
kunnen modulen voor fail-safe-toepassingen en, indien op de
moduuldrager een standaardbus is geïntegreerd, modulen voor
standaardtoepassingen op één moduuldrager ingezet worden.

Voor meer informatie over de moduuldrager verwijzen wij naar de


"Installatierichtlijnen" en de beschrijving van de moduuldrager.

INFO
Modulen voor standaardtoepassingen kunnen bij de PSS 3000 uitsluitend
op een moduuldrager met standaardbus (PSS BMP 8, bestelnr. 301 000 en
PSS BMP4/2, bestelnr. 301 006) gebruikt worden.

Uitbreidingsmoduuldragers voor modulaire veiligheidsbesturingen

Op de basismoduuldrager kunnen twee extra uitbreidingsmoduuldragers


voor standaardmodulen aangesloten worden. Daardoor zijn er max. 24
steekplaatsen beschikbaar. De uitbreidingsmodulen worden via
uitbreidingsschakelingen aangesloten. De uitbreidingsschakeling voor de
basismoduuldrager heet EPBM en voor de uitbreidingsmoduuldrager
EPEM.

Voedingsmodule

De voedingsmodule verzorgt de interne spanning voor de CPU-module en


de busmodule. Er zijn voedingsmodulen voor verschillende spanningen
zoals b.v. 230 V AC en 24 V DC.
Een batterij dient als buffer van de geheugenbouwstenen van de CPU.
De voedingsmodule van de modulaire veiligheidsbesturingen moet altijd op
de eerste steekplaats geplaatst worden.

CPU

De CPU is de centrale verwerkingseenheid van de veiligheidsbesturing. De


CPU bestuurt de in-/uitgangsmodulen en bewerkt zowel het gebruikers-
programma als de variabele gegevens en slaat alles op. De CPU is
uitgerust met verschillende bedieningselementen en communicatiepoorten
zoals b.v.:

4-2 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


• display met 4 cijfers
• LED's voor bedrijfsmodus en netspanning
• 3-standenkeuzeschakelaar voor de bedrijfsmodus van het ST-deel
• toets om te bladeren in de fout-stack
• 2-standenkeuzeschakelaar voor de bedrijfsmodus van het FS-deel
• steekplaats voor de programmageheugencassette voor het
standaarddeel
• programmeerpoort RS 485
• gebruikerspoort RS 232

Het standaarddeel van de veiligheidsbesturing is eenkanalig opgebouwd.


Het fail-safe-deel bestaat uit drie van elkaar onafhankelijke microcompu-
ters. Eén van deze microcomputers bewerkt bovendien het standaarddeel.
Deze microcomputer is met een separaat bussysteem en een bus-inter-
face uitgerust.

Geheugen
Bus-
Inter- Micro-
face computer B
Dual- Dual-
Port-RAM Port-RAM

Geheugen
FS-bus- Geheugen FS
interface Bus-
Inter- Micro-
Micro- face computer C
computer A Dual-
ST-bus- Port-RAM
interface Geheugen ST

Afb. 4-3: Bewerking door 3 microcomputers

Geheugen

De CPU beschikt over twee geheugens voor het standaarddeel:


• programmageheugen
• datageheugen

Programmageheugen
Het programmageheugen is als steekbare cassette uitgevoerd en met een
RAM- of Flash-EPROM-geheugen uitgerust. Programmageheugens met
een Flash-EPROM-geheugen kunnen direct in de CPU geprogrammeerd

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 4-3


Opbouw (Hardware)

worden. Er is geen programmeeradapter nodig. De geheugencapaciteit


bedraagt bij:
• RAM: 64, 128, 256 of 512 kB
• Flash-EPROM: 64, 256 of 512 kB

Datageheugen
Variabele waarden zoals insteldata, foutmeldingen en systeemdata wor-
den in het datageheugen bewaard. Het datageheugen is onderverdeeld in
databouwstenen met elk max. 1024 woorden.
Een databouwsteen bestaat uit een databouwsteenkop en de gebruikers-
data. De databouwsteenkop bevat informatie over de databouwsteen. Er
zijn twee soorten databouwstenen:
• Read-only-databouwstenen
kunnen door het gebruikersprogramma alleen gelezen worden.
• Read-write-databouwstenen
kunnen gelezen en beschreven worden.

Het datageheugen is overeenkomstig ingedeeld:


• Read-only-datageheugen
bevindt zich in het programmageheugen en bevat de read-only-data-
bouwstenen (databouwsteenkop en gebruikersdata).
• Read-write-datageheugen
bevat de gebruikersdata van de read-write-databouwstenen. Het heeft
een geheugencapaciteit van 170 kB. Dit geheugen is remanent.
Voor elke read-write-databouwsteen ligt in het programmageheugen een
gecomprimeerde kopie met de bij het wijzigen ingegeven waarden. Met
deze kopie worden de read-write-databouwstenen bij het laden, totaal
wissen en het vervangen van de cassette automatisch bezet.

4-4 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


PG-poort

De PG-poort (PG: programmeerapparaat) maakt de communicatie moge-


lijk tussen het programmeerapparaat en de veiligheidsbesturing.
Afhankelijk van het type veiligheidsbesturing is de PG-poort als RS-232- of
RS-485-poort uitgevoerd (zie de installatierichtlijnen van de betreffende
veiligheidsbesturing). Is de PG-poort een RS-485-poort, dan wordt deze
via een signaalomzetter PAP met het programmeerapparaat verbonden. Is
de PG-poort een RS-232-poort, dan is een signaalomzetter niet
noodzakelijk.

Gebruikerspoort

De gebruikerspoort werkt volgens de RS-232C-norm en is vrij configureer-


baar. De poort kan b.v. gebruikt worden voor de communicatie met een
hogere host-PLC. In de standaardinstelling zijn de volgende gegevens
vastgelegd:
• Baudrate: 9600 baud
• Parity: even
• Stopbit: 1
• Databit: 8
• Handshaking: aan
• Time-out-tijd ontvangst: 15 ms
• Time-out-tijd zenden: 5.000 ms

De configuratie is in databouwsteen DB006 bepaald. De databouwsteen


kan gewijzigd en de gebruikerspoort met andere data bezet worden. Als
zend- resp. ontvangstbuffer dienen de databouwstenen DB007 en DB008.
Informatie over de configuratie van de gebruikerspoort DB006 vindt u in
hoofdstuk 6.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 4-5


Opbouw (Hardware)

Timers

De CPU is met 64 timers uitgerust. Deze worden door een centrale timer
bestuurd.
De timers zijn als inschakelvertraging gerealiseerd. Elke timer wordt bere-
kend uit twee parameters:

Tijd = tijdraster x tijdwaarde

Tijdraster: 0 komt overeen met 50 ms


1 komt overeen met 100 ms
2 komt overeen met 1 s
3 komt overeen met 10 s
4 komt overeen met 1 min
Tijdwaarde: 1 ... 32.767
Voorbeeld: tijd moet 8 s zijn
Tijdraster: 2, tijdwaarde: 8
Tijd = 1 s x 8 = 8 s

Voor het standaarddeel staan de timers 0 ... 63 ter beschikking. De timers


64 ... 127 van het fail-safe-deel kunnen alleen gelezen worden.

Tellers

De CPU beschikt over 64 tellers. Elke teller bestaat uit een tellerwoord en
een tellerbit. Het tellerwoord kan waarden tussen -32.768 en 32.767 aan-
nemen. Is de waarde van het tellerwoord > 0, dan neemt de tellerbit de
waarde 1 aan. Het standaarddeel gebruikt de tellers 0 ... 63. De tellers van
het fail-safe-deel 64 ... 127 kunnen alleen gelezen worden.

Display

Het hexadecimaal display met vier cijfers toont de foutmeldingen resp. de


foutnummers.

Formaat van de foutmeldingen:


S-xx Fout in het standaarddeel, xx: foutklasse 01h ... FFh

Formaat bij aanwijzing van de foutmelding uit de fout-stack:


Syxx Fout in het standaarddeel
y: nummer van de ingave in de fout-stack 0h ... Fh
x: foutklasse 01h ... FFh

4-6 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Foutmeldingen die met "F", "*" of "+" beginnen, betreffen het fail-safe-
deel.

Keuzeschakelaars

De programmeerbare veiligheidsbesturing is met twee keuzeschakelaars


uitgerust:
• 3-standenkeuzeschakelaar voor het standaarddeel
• 2-standenkeuzeschakelaar voor het fail-safe-deel (zie beschrijving fail-
safe-deel)
De keuzeschakelaar voor het standaarddeel heeft drie functies:

AUTO PG Het programma start automatisch, het programmeerap-


SPS ST paraat kan lezend en schrijvend adresseren (b.v. bouw-
PG stenen overschrijven tijdens het programmaverloop).

AUTO PG
Het programma start automatisch, het programmeer-
SPS ST
apparaat mag alleen lezend adresseren.
PG

AUTO PG
ST
Het programma is gestopt, het programmeerapparaat
SPS
kan lezend en schrijvend adresseren.
PG

Toets fout-stack

Foutmeldingen worden in een fout-stack opgeslagen. De actuele fout-


melding wordt steeds aangegeven. Om de voorafgaande foutmelding weer
te geven, dient de toets fout-stack te worden bediend. Zolang de toets
ingedrukt blijft, verschijnen afwisselend de foutklasse (C), het foutnummer
(N), de plaats van de fout (AT) en de foutparameter (PARA) (zie ook hoofd-
stuk 8). Wordt de toets nog een keer ingedrukt, dan wordt de melding
daarvoor getoond enz.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 4-7


Opbouw (Hardware)

In-/Uitgangsmodulen

Voor de communicatie tussen de programmeerbare veiligheidsbesturing


en de machine of installatie, zijn verschillende in-/uitgangsmodulen be-
schikbaar:
• digitale ingangsmodule met 32 ingangen
• uitgangsmodule met 32 enkelpolige 2-A-uitgangen
• in-/uitgangsmodule met 16 ingangen en 16 uitgangen
e.a.

4-8 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Programmering

Programma-opmaak

Gebruikersprogramma's voor verschillende installaties moeten in verschil-


lende projecten onderverdeeld worden. Een project komt overeen met een
path (directory) b.v. op de harddisk van de computer. Ieder project is
onderverdeeld in bouwstenen.
• Organisatiebouwstenen (OB), die de communicatiepoort tussen
gebruikersprogramma en besturingssysteem vormen.
• Programmabouwstenen (PB), die elementaire en specifieke functies van
de installatie bevatten.
• Functiebouwstenen (FB), die zijn opgebouwd uit functies voor concrete
opgaven.
• Standaardfunctiebouwstenen (SB), die standaardfuncties uitvoeren.
• Databouwstenen (DB), die vaste of variabele gegevens bevatten.

Installatie A

b. v. path
Project A ...\ANLAGE_A

Organisatie- Programma-
bouwstenen bouwstenen

Data-
bouwstenen Functie-
bouwstenen
Afb. 5-1: Programma-opbouw

INFO
Programma's van het fail-safe-deel en het standaarddeel moeten in
verschillende projecten (paths) liggen.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 5-1


Programmering

Programma oversturen

Separate bouwstenen of alle bouwstenen van een project kunnen worden


overgestuurd naar de veiligheidsbesturing. Voorwaarde is dat het
programmeerapparaat met de veiligheidsbesturing verbonden is. Afhan-
kelijk van de uitvoering van de PG-poort op de veiligheidsbesturing, kan
daarvoor een signaalomzetter PAP noodzakelijk zijn (zie hoofdstuk 4,
passage "PG-poort").
Een programma van het standaarddeel wordt per bouwsteen
overgestuurd. In tegenstelling tot het FS-gebruikersprogramma moet er
vóór het oversturen niet gecompileerd worden.

RS 232
RUN ST

RUN FS

POWER

AUTO PG
SPS ST
PG

RUN
FS
STOP
F-STACK

PAP

RS 485 PG-poort

Afb. 5-2: Programma oversturen bij het voorbeeld van de PSS 3000

Programmaverloop

Een programma is onderverdeeld in:


• aanloopblok
• inleesblok FS
• gebruikersprogramma FS
• inleesblok ST
• gebruikersprogramma ST
• uitvoerblok ST
• uitvoerblok FS
• testblok FS
• cyclustijdblok

5-2 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Aanloopblok
Inleesblok FS
Gebruikersprogramma FS

Inlees-
blok Ingangen inlezen
ST

Gebrui-
kerspro- Afwerking van het
gramma gebruikersprogramma Cyclustijd ST Cyclustijd
0 ... 100 ms
ST

Uitvoer-
blok Waarden weergeven
ST

Uitvoerblok FS
Testblok FS
Cyclustijdblok

Afb. 5-3: Programmaverloop

Wanneer alle blokken eenmaal doorlopen zijn, is de programmacyclus


beëindigd. Het tijdsverloop is in het hoofdstuk "Werking" beschreven.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 5-3


Programmering

Adressering

De modulen zijn door de steekplaatsen geadresseerd. Iedere steekplaats


heeft een steekplaatsnummer. De digitale in- en uitgangen zijn
geadresseerd door dit steekplaatsnummer en een bitnummer. Beide
gegevens worden door een punt gescheiden.

Bij de modulaire veiligheidsbesturing zijn de eerste twee steekplaatsen


altijd door de voedingsmodule en de CPU bezet. De nummerering begint
vervolgens met 0.

0 1 2 3 4 5 6 7 8

Afb. 5-4: Adressering van de steekplaatsen bij het voorbeeld van PSS 3000 en PSS 3100

Voorbeeld: Bit 8 van een module op steekplaats 3 moet aangesproken


worden.
Adres: 3.8

Woordmodulen die meer dan 32 bit bezetten, zijn vrij adresseerbaar. Het
adres kan gekozen worden uit het bereik 0 ... 16383 en wordt in een
databouwsteen (DB005) ingevoerd.

5-4 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Organisatiebouwstenen

De functies van de organisatiebouwstenen zijn door het besturings-


systeem voorgeschreven. Elk gebruikersprogramma moet de cyclus-
organisatiebouwsteen OB001 bevatten. Deze beheert o.a. de afloop van
het programma. In de cyclus-OB worden de bouwstenen van het
gebruikersprogramma opgeroepen. Alle andere organisatiebouwstenen
zijn voor een bepaalde applicatie gereserveerd, maar hoeven niet ingezet
worden. De functies van de organisatiebouwstenen zijn beschreven in het
handboek "Programmering" in de programmeerhandleiding c.q. in deze
handleiding o.a. in de bijlage.

INFO
Gebruikt u alleen de OB's die in de "Bijlage" staan.

Standaardfunctiebouwstenen

Standaardfunctiebouwstenen bevatten de functies die bij meerdere machi-


nes of installaties gelijk zijn. De standaardfunctiebouwstenen zijn in twee
bereiken ingedeeld:
• SB002 ... SB199 staan vrij ter beschikking (uitzonderingen zie beneden).
Ze kunnen voor willekeurige functies gebruikt worden.
• SB001, SB003, SB007, SB011, SB015, SB041 en SB200 ... SB255 zijn
voorgedefinieerd en worden door de firma Pilz ter beschikking gesteld.

De voorgedefinieerde standaardfunctiebouwstenen hebben de volgende


functies:
• SB003 ... SB041: 32-bit-rekenkunde
• SB200 ... SB253: gereserveerd
• SB254: communicatie tussen standaarddeel en besturingssysteem

INFO
Duidt u nieuw samengestelde standaardfunctiebouwstenen niet met de
nummers van de voorgedefinieerde standaardfunctiebouwstenen aan.
Een onder deze aanduidingen opgeslagen standaardfunctiebouwsteen
overschrijft de oorspronkelijke bouwsteen. De oorspronkelijke bouwsteen
is niet meer beschikbaar en de daarin beschreven functie kan niet uitge-
voerd worden.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 5-5


Programmering

Standaardfunctiebouwsteen SB254

De standaardfunctiebouwsteen SB254 dient voor de communicatie tussen


het standaarddeel en het besturingssysteem, en stelt de volgende functies
ter beschikking:
• setten van de real-time klok
• bedienen van het display
• aanroepen van fail-safe-databouwstenen
• configureren van de gebruikerspoort
• zenden van data via de gebruikerspoort
• ontvangen van data via de gebruikerspoort
De standaardfunctiebouwsteen kan door een "CALL"-commando in het
gebruikersprogramma opgeroepen worden en heeft de volgende opbouw:

SB254
StBsCall

W FUNK ERG W

De functie van de bouwsteen is door de ingangsparameter "FUNK" vast-


gelegd. Al naar gelang de functie zijn extra parameters noodzakelijk, die in
DB004, DW200 ... DW220 weergegeven worden. De uitgangsparameter
"ERG" meldt of de functie correct uitgevoerd werd. Bij een foutmelding
bevatten DB000, DW200 ... DW220 de foutoorzaak.

Gaat u bij de parametrering van de standaardfunctiebouwsteen als volgt


te werk:
• Geeft u in de databouwsteen (DB004, DB006 of DB007 naargelang de
applicatie) de parameters op.
• Geeft u de functiecode (ingangsparameter "FUNK") op.
• Kent u aan de uitgangsparameter "ERG" een operand b.v. merkerwoord
toe.
• Roept u SB254 op.
• Vraagt u de inhoud van de resultaatmerker op. Bevat deze de code voor
een foutmelding, roept u dan de databouwsteen (DB000, DB006, DB007
of DB008) op waarin de foutbeschrijving staat.

5-6 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Werking

Communicatie met de periferie

De CPU kan op twee manieren met de periferie communiceren:


• direct
De signaaltoestanden van de ingangen worden direct ingelezen c.q. de
uitgangen direct geset. Daartoe zijn b.v. de volgende commando's
beschikbaar: L PB, L PW, T PB, T PW.
• via procesafbeeldingen
De toestand van de in- en uitgangen wordt als procesafbeelding opge-
slagen. Commando's voor het in- en uitlezen via de procesafbeelding
zijn b.v. L E, L EB, L EW, T A enz.

Direct adresseren van de periferie

De directe adressering heeft het voordeel dat ook signalen die korter zijn
dan de cyclustijd, verwerkt kunnen worden. Het gebruikersprogramma kan
tijdens een programmaverloop de in- en uitgangen meermaals aftasten en
krijgt altijd de actuele toestand.

INFO
Woordmodulen worden altijd direct geadresseerd.

Procesafbeeldingen

Gewoonlijk gebeurt de communicatie via de procesafbeelding. De toe-


stand van de ingangen wordt bij het begin van een programmacyclus
ingelezen en in de procesafbeelding van de ingangen PAE opgeslagen.
Vervolgens wordt het gebruikersprogramma opgeroepen en met de
waarden van de procesafbeelding afgewerkt. Na beëindiging van het
gebruikersprogramma wordt de samengestelde procesafbeelding PAA
aan de uitgangen gegeven.
Het voordeel van de communicatie met de periferie via proces-
afbeeldingen is, dat de toestanden van de in- en uitgangen tijdens een
programmaverloop gelijk blijven.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 6-1


Werking

Tijdsverloop

De tijd die de besturing nodig heeft om een programma inclusief alle


subprogramma's eenmaal af te werken, noemt men cyclustijd en bestaat
uit de volgende tijden:

Cyclustijd
FS-gebruikers- ST-gebruikers- FS- en Testschijven
FS-PAE programma ST-PAE programma ST-PAA

Afb. 6-1: Programma-opbouw

FS-procesafbeelding van de ingangen (PAE)


Zie FS Systeembeschrijving

FS-gebruikersprogramma
Zie FS Systeembeschrijving

ST-procesafbeelding van de ingangen (PAE)


De microprocessors lezen de ingangen in en slaan de procesafbeelding
van de ingangen op.
Duur: enkele ms

ST-gebruikersprogramma
Het gebruikersprogramma wordt na succesvol inlezen van de ingangs-
waarden gestart. Het standaarddeel laat lezende adresseringen toe van
fail-safe-ingangen en -uitgangen, -merkers, -tellers, -tellerwoorden en
-timers.
Duur FS- en ST-gebruikersprogramma samen: max. 100 ms

ST-procesafbeelding van de uitgangen (PAA)


De uitgangswaarden zijn na afwerken van het gebruikersprogramma als
procesafbeelding van de uitgangen beschikbaar en worden aan de uitgan-
gen gegeven.
Afwerking van de FS-uitgangen, zie FS Systeembeschrijving
Duur: enkele ms

6-2 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Testschijven
Op het einde van een cyclus wordt een testblok afgewerkt. Alle tests van
het systeem zijn verdeeld in schijven van 1 ms. Het besturingssysteem
voert automatisch in elk testblok een testschijf uit.
Het aantal testschijven kan door de gebruiker door een systeemaanroep in
het fail-safe-deel beëinvloed worden.

Cyclustijd

De max. en de min. cyclustijd worden door het fail-safe-programma be-


paald. Als er geen fail-safe-programma geladen is, bedraagt de max.
cyclustijd 100 ms, er kan geen min. cyclustijd vastgelegd worden. Als in het
fail-safe-deel voor de max. ST-bloklooptijd de waarde 0 is ingevoerd, wordt
het standaarddeel niet opgeroepen. Bij overschrijden van de max. ST-
bloklooptijd gaat het standaarddeel van de besturing in de STOP-toestand.
Fail-safe-procesalarmen kunnen het standaardgebruikersprogramma
onderbreken. De verwerkingstijd van de alarmen behoort tot de FS-blok-
looptijd. Bij een fout van de procesalarmen wordt het standaarddeel onder-
broken en pas in de volgende cyclus voortgezet, d.w.z. in deze cyclus
wordt de procesafbeelding van de uitgangen niet uitgegeven en in de
volgende cyclus de procesafbeelding van de ingangen in het standaard-
deel niet ingelezen.

Zelftest
De zelftest wordt in het fail-safe-deel uitgevoerd, zie FS Systeem-
beschrijving.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 6-3


Werking

Gewenste I/O-configuratie

De besturing detecteert automatisch alle bitmodulen. Aan de besturing


moet echter gecommuniceerd worden welke steekplaatsen met woord-
modulen bezet zijn. Aangezien woordmodulen vrij adresseerbaar zijn,
moet voor elke woordmodule een startadres ingegeven worden.

Gewenste I/O-configuratie invoeren

In databouwsteen DB005 worden de startadressen van de woordmodulen


ingegeven.

Datawoord Codering Betekenis


0 KF Startadres voor woordmodule op steekplaats 0
1 KF Startadres voor woordmodule op steekplaats 1
2 KF Startadres voor woordmodule op steekplaats 2
.
.
.
23 KF Startadres voor woordmodule op steekplaats 23

Waardenbereik voor startadressen: 0 ... 16 383


KF: integer getal

De parameters worden met behulp van het programmeerapparaat in


DB005 of, indien van toepassing, in OB020 of OB022 ingegeven.

Ingave in DB005:
• Databouwsteen DB005 oproepen; er verschijnt een tabel om waarden in
te geven.
• Parameters invoeren
• Databouwsteen opslaan

Ingave in OB020 of OB022 (OB020 en OB022 zijn initialiserings-


bouwstenen voor de herstart, zie hoofdstuk 7):
• Databouwsteen aanroepen A DB005
• Startadres voor eerste woordmodule als integer getal in accu laden
b.v. L KF 1000

6-4 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


• Startadres voor woordmodule op steekplaats 1 in DW schrijven
b.v. T DW 1
.
.
.
• Startadres voor laatste woordmodule in accu laden
• Startadres voor laatste woordmodule in DW schrijven

Werkelijke I/O-configuratie

De CPU detecteert automatisch de werkelijke I/O-configuratie van de


modulen. Het resultaat van de moduulconfiguratietest kunt u in DB000
nalezen.
De werkelijke I/O-configuratie beschrijft met welke standaardmodulen de
steekplaatsen bezet zijn. De steekplaatsen zijn van 0 ... 8 op de
moduuldrager genummerd. Als er één of twee uitbreidingsmoduuldragers
aangesloten is of zijn, dan is de nummering op de basismoduuldrager
0 ... 7, op de eerste uitbreidingsmoduuldrager 8 ... 15 en op de tweede
uitbreidingsmoduuldrager 16 ... 23.

INFO
De werkelijke I/O-configuratie laat alleen standaardmodulen zien, geen
fail-safe-modulen!

Aan elke module is een code toegekend (zie beschrijving van de module).
Deze code staat in de datawoorden 20 ... 43 in DB000:

Datawoord Codering Betekenis


20 KH Code voor module op steekplaats 0
21 KH Code voor module op steekplaats 1
22 KH Code voor module op steekplaats 2
.
.
.
43 KH Code voor module op steekplaats 23
KH: hexadecimaal getal

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 6-5


Werking

Moduulconfiguratietest inschakelen

Bij de moduulconfiguratietest wordt de werkelijke I/O-configuratie vergele-


ken met de gewenste I/O-configuratie (DB004, DW020 ... 043). Komt één
steekplaats niet overeen met de gewenste I/O-configuratie, dan wordt de
fout-OB OB023 opgeroepen. Is OB023 niet aanwezig, dan schakelt het
standaarddeel van de besturing naar de STOP-toestand en meldt de
moduulconfiguratiefout "S-05". Anders wordt OB023 afgewerkt.

Een moduulconfiguratietest kan na de aanloop (overgang STOP - RUN) of


cyclisch gebeuren. Voert u in datawoord DW018 of DW019 in data-
bouwsteen DB004 in, wanneer een moduulconfiguratietest gestart moet
worden.

Datawoord Codering Betekenis


18 KH = 0: Moduulconfiguratietest cyclisch ingeschakeld
= 1: Moduulconfiguratietest cyclisch uitgeschakeld*
19 KH = 0: Moduulconfiguratietest in aanloop ingeschakeld*
= 1: Moduulconfiguratietest in aanloop uitgeschakeld*
KH: hexadecimaal getal
* Voorinstelling

Weergave op het display

Op het display van de CPU-module kunnen hexadecimale cijfers weerge-


geven worden. De tekens moeten in databouwsteen DB004, DW200
staan. Het display wordt bij elke oproep van SB254 met de functie
FUNK = 32 geactualiseerd.
Let u erop dat foutmeldingen van het systeem en het fail-safe-deel met
grotere prioriteit weergegeven worden.

Parameters vastleggen:

Input Output Betekenis


SB254 FUNK = 32 Functiecode voor "Weergave op
display"
ERG = 1 Geen fout
DB004 DW200 = xxxx Teken xxxx op het display
weergeven
DW200 = FFFF Wissen van het display*

* Wissen van fail-safe-fouten is niet mogelijk.


6-6 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS
De op het display actueel weergegeven tekst is in databouwsteen DB000,
DW015 opgeslagen. DW014 beschrijft gecodeerd om welke soort melding
het gaat.

Real-time klok instellen

Om de real-time klok in te stellen, worden in DB004, DW200 ... DW 203


de tijden ingevoerd. Bij elke oproep van SB254 met de functie FUNK = 12
wordt de real-time klok opnieuw geïnitialiseerd, geset en de actuele tijd in
databouwsteen DB000, DW000 ... DW003 gekopieerd.

Parameters vastleggen:

Input Output Betekenis


SB254 FUNK = 12 Functiecode voor "Real-time klok
instellen"
ERG = 1 Geen fout
DB004 DW200 Jaar 0 ... 0099
DW201 DL: Maand 1 ... 12
DR: Dag 1 ... 31
DW202 DL: Uur 0 ... 23
DR: Minuut 0 ... 59
DW203 DL: Seconde 0 ... 59
DR: 0

Bii over- of onderschrijden van het waardenbereik in DB004 wordt in


plaats van de opgegeven waarde 0 ingevoerd.

Fail-safe-databouwstenen lezen

De functie FUNK = 36 maakt het lezend adresseren van fail-safe-data-


bouwstenen mogelijk.

Input Output Betekenis


SB254 FUNK = 36
DB004 DW200 Nummer van de fail-safe-data-
bouwsteen die gelezen
moet worden

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 6-7


Werking

Bestaat de aan te roepen fail-safe-databouwsteen niet, dan schakelt het


standaarddeel naar de STOP-toestand.

INFO
Fail-safe-databouwstenen kunnen alleen aangeroepen worden als het fail-
safe-deel zich in de RUN-toestand bevindt (FS-statusmerker, zie "Commu-
nicatie met het fail-safe-deel").

Beïnvloeden/Forceren

Forceren betekent dat een in- of uitgang ongeacht het gebruikers-


programma vast op een bepaalde toestand geset wordt.
Merkers, databytes en -woorden, timers en tellers worden daarentegen
maar eenmalig op de bepaalde waarde geset, dus beïnvloed. Deze kun-
nen in tegenstelling tot de in- of uitgangen door het gebruikersprogramma
gewijzigd worden.

Voor beïnvloeden/forceren toegelaten, zijn:

Operand Adressen Forceren Beïnvloeden


Ingangen E00.00 ... E23.31
EB00.00 ... EB23.24 X
EW00.00 ... EW23.16
Uitgangen A00.00 ... A23.31
AB00.00 ... AB 23.24 X
AW00.00 ... AW23.16
Databytes/ DW0 ... DW1023
Datawoorden DL0 ... DL1023
(DB10 ... DB255) DR0 ... DR1023 X
Merkers M00.00 ... M63.31 X
Timers T00 ... T63 X
Tellers ZW00 ... ZW63 X
Vrij adresseerbare
modulen XW0 ... XW16383 X

6-8 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Gebruikerspoort

De gebruikerspoort is een RS-232-poort met handshake-signalen en is


beschikbaar voor de gebruiker voor het niet veilig oversturen van gege-
vens in het standaarddeel of in het fail-safe-deel.

INFO
De gebruikerspoort kan ofwel voor het standaarddeel ofwel voor het fail-
safe-deel gebruikt worden.
Als de poort voor het fail-safe-deel geconfigureerd is, kan deze door het
standaarddeel alleen gebruikt worden als
• in het standaarddeel totaal gewist wordt en
• de bedrijfsspanning van de PSS uit- en weer ingeschakeld wordt.

Door gebruik van de signaalomzetter PAP (RS 232 -> RS 485) en het ISI-
protocol (zie volgende bladzijde) kan een netwerk met max. 32 deelne-
mers (1 master, 31 slaves) en een kabellengte van max. 1.200 m worden
opgebouwd.

PSS 3000
RS 485
RS 232 PAP
Master PAP PAP PAP

PSS 3000 PSS 3000 PSS 3000

Slave 1 Slave 2 Slave 31


Afb. 6-2: Netwerk met max. 32 deelnemers

Handshaking

De poort heeft de volgende handshake-signalen:


• RTS
• CTS
• DTR
• DSR

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 6-9


Werking

Bij het oversturen van gegevens zonder handshaking wordt geen reke-
ning gehouden met de ingangssignalen DSR en CTS. De uitgangs-
signalen DTR en RTS worden bediend. De verbindingskabel voor het
oversturen zonder handshaking is in de bijlage afgebeeld.

Bij het oversturen van gegevens met handshaking worden de uitgangs-


signalen DTR en RTS voor de besturing van de partner en de ingangs-
signalen CTS en DSR voor de synchronisatie met de partner gebruikt. De
signalen hebben de volgende betekenis:
• Uitgangssignaal DTR:
Het uitgangssignaal meldt de partner wanneer de gebruikerspoort klaar
is om gegevens te ontvangen:
- DTR = 1: Gebruikerspoort is klaar om te ontvangen
- DTR = 0: Niet klaar om te ontvangen omdat de ontvangstbuffer vol is of
de ontvangstdata verwerkt worden (zie bezetting van DB006, DW012).
• Uitgangssignaal RTS:
Het uitgangssignaal meldt dat de gebruikerspoort klaar is om te zenden:
- RTS = 0: Rusttoestand
- RTS = 1: Direct voor het begin van een zendcyclus en tijdens het
zenden, na afsluiting van het zenden wordt de RTS weer op 0 geset.
Het uitgangssignaal schakelt gewoonlijk de signaalomzetter op
zendbedrijf om.
• Ingangssignaal DSR:
Het ingangssignaal meldt wanneer de partner klaar is om gegevens te
ontvangen. De veiligheidsbesturing vraagt de toestand van deze ingang
op voor de zendcylus begint:
- DSR =1: Zendproces starten
- DSR = 0: Partner niet klaar om te ontvangen, zendproces
tegenhouden, tot DSR = 1.
• Ingangssignaal CTS:
Door dit ingangssignaal meldt gewoonlijk een signaalomzetter of er op
zendbedrijf is omgeschakeld. De veiligheidsbesturing vraagt de toe-
stand van deze ingang op voordat er een zendcyclus begint:
- CTS = 1: Zendproces starten
- CTS = 0: Partner niet klaar om te ontvangen, zendproces
tegenhouden, tot CTS = 1.

6-10 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


De verbindingskabel voor het oversturen van gegevens met handshaking
is afgebeeld in de bijlage.

Oversturen zonder protocol

Bij het oversturen zonder protocol worden de te zenden gegevens zonder


wijziging uit de zendbuffer via de poort uitgevoerd.
De ontvangen gegevens worden per blok zonder wijziging in de
ontvangstbuffer geschreven. De afloop van de time-out-tijd voor de
ontvangst signaliseert het einde van een blok.
De time-out-tijd voor de ontvangst is een hulpmiddel om bij het oversturen
van gegevens zonder protocol het einde van een datablok te detecteren.
Bij de ontvangst van een teken wordt een timer gestart. Ieder verder ont-
vangen teken triggert deze timer opnieuw. Loopt de timer af, dan interpre-
teert de poort dit als einde van een datablok en schrijft de ontvangen data
in een ontvangstbuffer. De time-out-tijd is configureerbaar (zie bezetting
van DB006, DW010). Bij het detecteren van het einde van het datablok
wordt het uitgangssignaal DTR op 0 geset.

Oversturen met ISI-protocol

Bij het oversturen met ISI-protocol worden de gegevens uit de zendbuffer


voorzien van een protocolkader:

LF (0A hex.) telegrambegin


slave-adres ID slave-adres 1 ... 31, ID-Fel 0 ...3 tele-
datalengte low aantal databytes, low-byte gram-
kop
datalengte high aantal databytes, high-byte
eerste gegeven
max. 2042 bytes gege-
laatste gegeven (DL) vens
CRC checksum
telegram-
CR (0D hex.) telegrameinde einde

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 6-11


Werking

Een ontvangen bericht wordt gecontroleerd op protocolfouten. Telegram-


men zonder fouten worden na het verwijderen van het protocolkader in de
ontvangstbuffer geschreven.
Het ISI-protocol werkt volgens het master-slave-principe. Er mag slechts
één deelnemer als master gedefinieerd zijn. Na iedere zendopdracht van
de master moet de aangesproken slave binnen de vastgelegde time-out-
tijd antwoorden (zie bezetting DB006, DW009). Een slave zendt alleen op
verzoek.

Berekening van de checksum CRC:


CRC = 0 - (ID-Byte van het slave-adres
+ datalengte low
+ datalengte high
+ som van alle databytes)
De eerste databyte is in DR3.

Let u op bij het zenden met ISI-protocol:


• In databouwsteen DB006, datawoord DW005 moet de waarde "3"
ingevoerd zijn (8 databits, zie "Configuratie").
• Wanneer de veiligheidsbesturing slave is:
- Kan een telegram niet gezonden worden, omdat de master niet klaar is
om te ontvangen, dan roept de master het antwoord nogmaals op
(geen zendfout).
- Datawoord DW003 van databouwsteen DB007 is het eerste zend-
gegeven, DW002 is voor het slave-adres gereserveerd (zie "Data
verzenden").
- Zendbuffer (DB007) alleen wijzigen, nadat een telegram door de mas-
ter ontvangen werd. Roept de master het laatste telegram nogmaals op
omdat hij het foutief heeft ontvangen, dan herhaalt de veiligheids-
besturing het in de zendbuffer liggende telegram automatisch.
• Wanneer de veiligheidsbesturing master is:
- In datawoord DW002 van databouwsteen DB007 moet het slave-adres
ingevoerd zijn, datawoord DW003 bevat het eerste zendgegeven (zie
"Data verzenden").
- Het zendproces is pas afgesloten wanneer de aangesproken slave
heeft geantwoord en de ontvangst van het antwoord c.q. een
ontvangstfout is gekwiteerd. Is het slave-antwoord niet gekwiteerd, dan
levert het opvragen van de status FUNK = 4 ERG = 2 op (zie "Data
verzenden"). Om te detecteren of de slave heeft geantwoord, moet de
status van de ontvangst opgevraagd worden.

6-12 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


- Antwoordt de slave niet foutloos binnen de time-out-tijd, dan herhaalt
de veiligheidsbesturing het telegram 3maal. Antwoordt de slave daarna
niet foutloos, dan meldt de veiligheidsbesturing een ontvangstfout.

ID-behandeling

Wanneer de veiligheidsbesturing master is:


Na de configuratie van de poort wordt het telegram met ID = 0 gezonden.
Na een foutloos antwoord van de slave, wordt de ID-byte voor deze slave
met 1 verhoogd. Is ID = 3 en het antwoord op een telegram foutloos, dan
wordt de ID-byte voor deze slave op 1 gereset.
Antwoordt een slave niet foutloos, dan herhaalt de veiligheidsbesturing
het telegram 3maal met dezelfde ID-byte. Blijft ook de herhaling onbeant-
woord, dan wordt de ID-byte voor deze slave op 0 geset. Voor het vol-
gende naar deze slave gezonden telegram is ID = 0.

Wanneer de veiligheidsbesturing slave is:


Een aangesproken slave antwoordt altijd met de ontvangen ID-byte. Blijft
de ID-byte tussen twee ontvangen telegrammen hetzelfde, dan is dit een
herhalingsoproep voor het laatst gezonden telegram. De herhalingsop-
roep wordt door de veiligheidsbesturing automatisch beantwoord. Is de
ID-byte = 0, dan wordt de slave opgeroepen om te initialiseren.

Bedienen van de gebruikerspoort

Configuratie
Vóór de data-overdracht moet de poort geconfigureerd worden. Daarvoor
staan de functies 0/1/2 van standaardfunctiebouwsteen SB254 ter
beschikking.

Input Output Betekenis


SB254 FUNK = 0 Status configuratie opvragen
FUNK = 1 Configureren
FUNK = 2 Configuratiefout resetten
ERG = 1 Poort bedrijfsklaar
ERG = 2 Poort wordt net geconfigureerd
ERG = 16 Configuratiefout
ERG = 32 Foutreset wordt bewerkt

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 6-13


Werking

Databouwsteen DB006 dient als configuratiebouwsteen.


Voert u in datawoorden DW002 .... DW012 de configuratiedata van de
poort in.

Opbouw van de configuratiebouwsteen:

DW000: Gereserveerd
DW001: Foutcodering bij configuratiefout ERG = 16.
Het bevat het nummer van het datawoord dat een ongeldige
waarde bevat. Is de inhoud van DW001 "FFF0", dan is de
gebruikerspoort aan het fail-safe-deel toegekend.
DW001 kan alleen gelezen worden.

DW002: Baudrate, basisinstelling: 9600


Waarde 0 1 2 3 4 5 6 7
Baud/s 150 300 600 1200 2400 4800 9600 19200

DW003: Paritybit, basisinstelling: 2


Waarde 0 1 2
Paritybit geen oneven even

DW004: Stopbit, basisinstelling: 0


Waarde 0 1 2
Stopbit 1 1,5 2

DW005: Databit, basisinstelling: 3


Waarde 0 1 2 3
Databit 5 6 7 8

DW006: Handshake, basisinstelling: 1


Waarde 0 1
Handshake nee ja

DW007: ISI-protocol, basisinstelling: 0


Waarde 0 1
Protocol nee ja

6-14 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


DW008: Alleen bij oversturen met ISI-protocol
CPU: Master of slave; basisinstelling: 0
Waarde 0 1 ... 31
Master/Slave CPU: master slave-adres

DW009: Alleen bij oversturen met ISI-protocol


Time-out-tijd voor slave-antwoord; basisinstelling: 0
Waarde 0 1 ... 65535
Time-out geen time-out in ms

DW010: Time-out-tijd bij ontvangen in ms; basisinstelling: 15


Waardenbereik: 1 ... 65535

DW011: Alleen bij oversturen met handshaking


Time-out-tijd bij verzenden, basisinstelling: 5000
Waarde 0 1 ... 65535
Time-out oneindig time-out in ms

DW012: DTR-besturing
De ontvangstbuffer heeft voor 2044 tekens plaats. Om te
verhin-
deren dat tekens verloren gaan, kan het verzenden gestopt
worden vóór de ontvangstbuffer vol is. Daartoe wordt het stuur-
signaal DTR op 0 geset. In DW012 wordt opgegeven hoeveel
tekens vóór 2044 het verzenden gestopt moet worden.
Waardenbereik: 0 ... 2044, basisinstelling: 3
Voorbeeld: DW012 = 5, d.w.z. na 2039 tekens wordt DTR = 0
geset en daardoor de partner opgeroepen om het zendproces
te beëindigen.

Verloop van een configuratie-oproep:


• Status opvragen met FUNK = 0,
alleen wanneer het resultaat ERG = 1 of ERG = 16 is, mag een nieuwe
configuratie in DB006 opgeslagen worden.
• Configureren door een oproep met FUNK = 1, wanneer de configuratie-
data in DB006 compleet zijn; tijdens de configuratie levert het opvragen
van de status met FUNK = 0 als resultaat ERG = 2; na een foutloze
configuratie is het resultaat ERG = 1.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 6-15


Werking

Treedt tijdens de configuratie een fout op, dan is het resultaat van de
statusoproep ERG = 16. In databouwsteen DB006, DW001 staat bij welke
instelling een fout is opgetreden. Heft u de fout op en reset u deze met de
functie FUNK = 2 of met een nieuwe configuratie-opdracht FUNK = 1.
Tijdens de bewerking van de reset levert de statusoproep als resultaat
ERG = 32 op. Als de bewerking is beëindigd, wordt ERG = 1.

INFO
De gebruikerspoort wordt bij iedere STOP-RUN-overgang met de waarden
van de basisinstelling geconfigureerd en DB006 met de waarden van de
basisinstelling geïnitialiseerd. Om de poort met gebruikersspecifieke waar-
den te configureren, moet deze bij iedere STOP-RUN-overgang opnieuw
geïnitialiseerd worden (b.v. in OB020 of OB022).
De configuratie reset de poort. De zend- en ontvangstbuffer worden ge-
wist.

Data verzenden

Input Output Betekenis


SB254 FUNK = 4 Statusoproep zenden
FUNK = 5 Zenden
FUNK = 6 Zendfout resetten
ERG = 1 Poort bedrijfsklaar
ERG = 2 Telegram wordt gezonden
ERG = 16 Zendfout
ERG = 32 Foutreset wordt bewerkt
DB007 DW000 Aantal te zenden bytes
DW001 Foutcodering bij zendfouten
DW002 Datawoord/slave-adres *
DW003 ... DW1023 Zenddata

* DW002 bevat ofwel het eerste zendgegeven (zonder ISI-protocol) ofwel


een slave-adres (met ISI-protocol).

6-16 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Bezetting van zendbouwsteen DB007:
DW000: Voert u het aantal te zenden bytes in
DW001: Bevat de foutcodering, als ERG = 16
= 0: Time-out-tijd bij het zenden overschreden (partner
niet klaar om te ontvangen)
= 16: Aantal te zenden bytes is te groot
= 17: Zendopdracht momenteel niet mogelijk b.v. omdat er
net een telegram gezonden wordt
= 18: Poort nog niet geconfigureerd
= FFF0: Gebruikerspoort is aan het fail-safe-deel toegekend
= FFFF: Geen fout
DW002: Met ISI-protocol, als de veiligheidsbesturing master is:
Voert u het slave-adres in
Zonder ISI-protocol: eerste zenddatawoord
DW003 ... DW1023: Stuurt u de zenddata naar deze datawoorden
Zendvolgorde zonder ISI-protocol: DR2, DL2, DR3, DL3, ...
Zendvolgorde met ISI-protocol: DR3, DL3, DR4, DL4, ...

Verloop van een zendoproep:


• Statusoproep met FUNK = 4,
alleen wanneer het resultaat ERG = 1 of ERG = 16 is, mogen zend-
gegevens in DB007, DW002 ... DW1023 en in DW000 het aantal
gezonden bytes bewaard worden.
• Oproep van FUNK = 5, wanneer de zendgegevens in DB007 compleet
zijn; tijdens het zenden levert de statusoproep met FUNK = 4 als
resultaat ERG = 2; na het foutloos gezonden telegram is het resultaat
ERG = 1.
Treedt tijdens het zenden een fout op, dan is het resultaat van de status-
oproep ERG = 16. In databouwsteen DB007, DW001 staat waarom een
fout is opgetreden. Lost u de fout op en reset u deze met de functie FUNK
= 6 of FUNK = 4, om het volgende telegram te verzenden. Tijdens het
bewerken van de reset geeft de statusoproep als resultaat ERG = 32. Als
de bewerking is beëindigd, dan wordt ERG = 1.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 6-17


Werking

Data ontvangen

Input Output Betekenis


SB254 FUNK = 8 Statusoproep ontvangen
FUNK = 10 Ontvangstfout resetten
FUNK = 11 Ontvangst kwiteren
ERG = 1 Geen data ontvangen
ERG = 2 Data worden ontvangen
ERG = 4 Ontvangsttelegram compleet
ERG = 8 Ontvangstkwitering bewerken
ERG = 16 Ontvangstfout
ERG = 32 Foutreset wordt bewerkt
DB008 DW000 Aantal ontvangen bytes
DW001 Foutcodering bij ontvangstfout
DW002 Datawoord/niet bezet (ISI-protocol)
DW003 ... Ontvangstdata
DW1023

Bezetting van de ontvangstbouwsteen DB008:


DW000: Bevat het aantal ontvangen bytes
DW001: Bevat de foutcodering, als ERG = 16
= 0: Time-out-tijd bij zenden overschreden*
= 1: Parity-fout
= 2: "Break" ontvangen
= 3: Stopbit-fout
= 8: Overflow-fout; tekens zijn verloren gegaan, b.v. omdat het
laatste ontvangen telegram niet snel genoeg gekwiteerd
werd.
= 9: Overflow van de ontvangstbuffer
= 10: Slave antwoordt niet op tijd*
= 11: Aantal ontvangen bytes niet correct*
= 12: CRC-fout*
= 13: ID-fout*
= 14: Verkeerde slave antwoordt*
= 15: Eindemelding ontbreekt of telegrameinde bevat te weinig
tekens*
= 17: Opdracht momenteel niet toegestaan
= 18: Poort nog niet geconfigureerd
= 19: Telegramkop bevat te weinig tekens*
= FFF0: Gebruikerspoort is aan het fail-safe-deel toegekend
= FFFF: Geen fout
* Alleen bij ISI-protocol

6-18 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


DW002: bevat het eerste ontvangen datawoord bij oversturen zonder ISI-
protocol, bij oversturen met ISI-protocol is DW002 zonder
betekenis.
DW003 ... DW1023: bevatten de ontvangstdata
Ontvangstvolgorde zonder ISI-protocol : DR2, DL2, DR3, DL3, ....
Ontvangstvolgorde met ISI-protocol : DR3, DL3, DR4, DL4, ...

Verloop van een ontvangstoproep:


• Statusoproep met FUNK = 8,
resultaat ERG = 1 betekent dat de poort geen gegevens ontvangt,
ERG = 2 betekent dat net gegevens ontvangen worden. De gegevens
worden in DB008 opgeslagen.
• Statusoproep met FUNK = 8,
alleen wanneer alle data compleet zijn ontvangen, levert de
statusoproep als resultaat ERG = 4 op; alleen dan mogen de ontvangen
data in DB008 bewerkt worden. Een telegram is compleet, wanneer
binnen de time-out-tijd voor het ontvangen geen karakter meer
ontvangen wordt. Dit wordt bij de volgende cycluswissel of bij de
volgende statusoproep gedetecteerd.
• Oproep van FUNK = 11, wanneer de bewerking van de ontvangen data
is afgesloten; tijdens de bewerking van de ontvangstkwitering levert de
statusoproep met FUNK = 8 als resultaat ERG = 8 op; na een foutloze
kwitering is het resultaat ERG = 1.
Treedt tijdens de ontvangst een fout op, dan is het resultaat van de status-
oproep ERG = 16. In databouwsteen DB008, DW001 staat welke fout is
opgetreden. Herstelt u de fout en reset u deze met de functie FUNK = 10
of FUNK = 11. Tijdens de bewerking van de foutreset geeft de status-
oproep als resultaat ERG = 32. Als de bewerking is beëindigd, wordt
ERG = 1.
De status van de ontvangst moet regelmatig gecontroleerd worden, zodat
het gebruikersprogramma detecteert of gegevens via de poort zijn ontvan-
gen.
Bij een overdracht met het ISI-protocol is de eerste ontvangen byte in
DR3. DW2 is niet bezet.

Is de veiligheidsbesturing master, dan wordt het overschrijden van de


time-out-tijd voor het zenden als ontvangstfout gemeld. De
ontvangststatus moet tijdens het wachten op het slave-antwoord
opgevraagd worden. Het zenden van het volgende telegram is pas
mogelijk, wanneer de ontvangst gekwiteerd c.q. de ontvangstfout gereset
werd.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 6-19


Werking

Als de veiligheidsbesturing slave is, worden foutieve telegrammen of


telegrammen die niet gericht zijn aan het ingestelde slave-adres zonder
melding door het besturingssysteem verwijderd. Herhalingsoproepen (ID-
byte is ongewijzigd) worden automatisch door de veiligheidsbesturing
beantwoord.

6-20 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Funktionsweise

Communicatie met het fail-safe-deel


Voor communicatie tussen het fail-safe-deel en het standaarddeel zijn er 2
soorten merkers beschikbaar.
• Communicatiemerkers M100.00 ... 104.31
kunnen door het gebruikersprogramma van het standaarddeel beschre-
ven en gelezen worden. Het fail-safe-deel kan alleen lezend deze
merkers adresseren. De gebruiker kan vrij over de merkers beschikken.
• Statusmerkers
zijn voorzien van speciale functies:
- Vaste merkers beïnvloeden het verknopingresultaat VKE. Het fail-safe-
en het standaarddeel hebben alleen toegang om te lezen.
- De rekenkundige merkers worden geset door het besturingssysteem
tijdens een rekenkundige bewerking. Het standaarddeel heeft alleen
lezend toegang.
- De statusmerkers FS en ST geven informatie over de besturingstoe-
stand. Het fail-safe- en het standaarddeel hebben alleen lezend toe-
gang.
- Statusmerkers voor indirecte adressering dienen als pointer bij indi-
recte adressering. Het fail-safe- en standaarddeel hebben lezend en
schrijvend toegang.

Soort merker Betekenis Toegang ST


Vaste merkers
M110.00 =0 lezen
M110.01 =1 lezen
Rekenkundige merkers
M111.00 = 1, indien Carry-Flag geset lezen
door rekenkundige bewerking
M111.01 = 1, indien Overflow-Flag geset lezen
door rekenkundige bewerking
M111.02 = 1, indien Zero-Flag geset lezen
door rekenkundige bewerking
M111.03 = 1, indien Sign-Flag geset lezen
door rekenkundige bewerking

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 6-21


Werking

Soort merker Betekenis Toegang ST


Statusmerker ST
M112.00 = 0, indien ST-deel in STOP-toestand lezen
= 1, indien ST in RUN-toestand
M112.01 = 1, indien fout in ST-deel lezen
M112.02 = 1, indien ST-deel door lezen
commando in STOP-toestand
M112.03 = 1 na overgang van STOP lezen
naar RUN (voor één cyclus)
M112.04 = 1 na overgang van "spanning uit" lezen
naar RUN (voor één cyclus)
M112.05 = 1, indien in ST-deel totaal wissen lezen
uitgevoerd (voor één cyclus)
Statusmerker FS
M113.00 = 0, indien FS-deel in STOP-toestand lezen
= 1, indien FS in RUN-toestand
M113.01 = 1, indien fout in FS-deel lezen
M113.02 = 1, indien FS-deel door lezen
commando in STOP-toestand
M113.03 = 1, na overgang van STOP lezen
naar RUN (voor één cyclus)
M113.04 = 1, na overgang van "spanning lezen
uit" naar RUN (voor een cyclus)
Statusmerker indirecte adressering
M114.00 ... pointer op indirecte lezen/schrijven
M114.16 adressering

INFO
Het fail-safe-deel kan de operanden van het standaarddeel niet adres-
seren. De communicatie is alleen via de boven beschreven
communicatiemerkers mogelijk.
Het standaarddeel kan de procesafbeeldingen van de in- en uitgangen, de
merkers, de databouwstenen, de timers en tellers van het fail-safe-deel
lezend adresseren.

6-22 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Bedrijfstoestanden en -wissels

In dit hoofdstuk wordt beschreven, welke bedrijfstoestanden er bij de


veiligheidsbesturingen zijn, welke toestandswissels er kunnen optreden,
wat er tijdens deze toestandswissels gebeurt en hoe u de toestands-
wissels kunt activeren.

PSS
uitgeschakeld

Spanning
inschakelen
1

STOP-toestand
LED "RUN ST" uit
Display: "0000"
of: "S-##"/"F-##"

AUTO AUTO AUTO


Lichte PG ST PG ST
PG ST
SPS SPS SPS
fout PG PG
PG

RUN-toestand
LED "RUN ST" aan
Display: "0000"
of: "F-##"

Zware Fatale
fout fout
4 5 6

ST Fatal Error Fatal Error Geen ST


LED "RUN ST" LED "RUN ST" uit LED "RUN ST"
knippert snel Display: "+###" knippert langzaam
Display: "S-80" of "*####

Afb. 6-3: Bedrijfstoestanden van de PSS

De getallen duiden toestandswissels aan die op de volgende bladzijden


beschreven worden.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 6-23


Werking

STOP-toestand
In de STOP-toestand gebeurt het volgende:
• Het standaardgebruikersprogramma wordt niet verwerkt.
• Het fail-safe-gebruikersprogramma wordt onveranderd verwerkt.
• Alle functies van het programmeerapparaat zijn beschikbaar.

RUN-toestand
In de RUN-toestand gebeurt het volgende:
• Het standaardgebruikersprogramma wordt afgewerkt.
• Het fail-safe-gebruikersprogramma wordt onveranderd verwerkt.
• Alle functies van het programmeerapparaat zijn beschikbaar.
(Uitzonderingen: Programma laden en wissen).

Toestand "Geen ST"


De toestand "Geen ST" betekent:
• Het standaarddeel is defect.
• Het standaardgebruikersprogramma wordt niet uitgevoerd.
• Het fail-safe-gebruikersprogramma wordt onveranderd verwerkt.
• De functies van het programmeerapparaat zijn beperkt tot lezende
adresseringen.

Toestand "Fatal Error"


Na een fatale fout gaat de PSS in de toestand "Fatal Error":
• Fail-safe- en standaarddeel zijn buiten werking.
• Er is geen communicatie met het programmeerapparaat mogelijk.
Indien de PSS zich in deze toestand bevindt, kunt u alleen het volgende
doen:
• De omstandigheden waaronder de fout is opgetreden, registreren.
• De weergegeven foutmelding noteren.
• Contact opnemen met de firma Pilz.

6-24 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Toestand "ST Fatal Error"

Een zware fout betekent:


• Het standaardgebruikersprogramma wordt niet afgewerkt.
• Het fail-safe-gebruikersprogramma wordt onveranderd afgewerkt.
• Het standaarddeel inclusief het besturingssysteem van het standaard-
deel wordt stilgelegd.

Bedrijfstoestandswissel van de PSS

Spanning inschakelen 1

Na het inschakelen van de netspanning wordt de CPU opnieuw


geïnitialiseerd. Daarbij mogen geen gegevens verloren gaan. Om de
gegevens te beveiligen, worden daarom de volgende acties uitgevoerd:
• Zonder stroom schakelen van de digitale uitgangsmodulen
• Testen van de programmacassette en opstellen van de inhoudsopgave
• Uitlezen van de klok en invoeren van de actuele tijd in DB000
• Initialiseren van de ST-statusmerkers en setten van de herstartmerker
M112.04 = 1
• Testen of remanent RAM-geheugen in uitgeschakelde toestand gewij-
zigd werd; indien ja, totaal wissen (zie "Ingebruikname")
• Setten van de ST-communicatiemerkers = 0
• Beschrijven van de procesafbeeldingen met 0
• Uitschakelen van het dynamische programmadisplay
• Uitschakelen van de weergave van variabelen
• Overgang naar de toestand RUN, indien de keuzeschakelaar zich in de
stand "SPS" of "AUTO PG" bevindt, c.q. naar de toestand STOP, indien
de keuzeschakelaar in de stand "PG" staat.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 6-25


Werking

Toestandswissel van STOP naar RUN 2

De wissel van de toestand STOP naar de toestand RUN wordt


geactiveerd door:
• Wissel van de keuzeschakelaar van de stand "PG" naar de stand "SPS"
of "AUTO PG" of
• Terugkeren van de spanning indien de keuzeschakelaar in de stand
"SPS" of "AUTO PG" staat of
• Startcommando van het PG
De CPU voert de volgende acties uit:
• Inschakelen van de LED "RUN ST"
• Setten van de ST-aanloopmerker M112.03 = 1
• Setten van de ST-foutmerker M112.01 = 0
• Setten van de ST-STOP-commandomerker M112.02 = 0
• Beschrijven van de procesafbeeldingen met 0
• Initialisiëren van de ST-tellers met 0
• Stoppen van de ST-timers
• Initialisiëren van de gebruikerspoort met de basisinstellingen
• Indien uitbreidingsmodulen aangesloten zijn en op alle uitbreidings-
modulen de netspanning ingeschakeld is:
- Initialisiëren van de uitbreidingsmodulen; bij een fout tijdens de
initialisering wissel naar de toestand STOP
- Invoeren van de werkelijke I/O-configuratie in DB000
- Testen van het gebruikersprogramma; bij een fout wissel naar de
toestand STOP
- Indien OB022 geladen of het ST-RAM-geheugen verstoord is of indien
de PLC met de keuzeschakelaar wordt gestart terwijl de fout-stack-
toets is ingedrukt, gaat de CPU totaal wissen:
- Uitvoeren van OB022 c.q. OB020
- Indien semafoor voor moduulconfiguratietest geset, uitvoeren van de
moduulconfiguratietest; bij een fout wissel naar de toestand STOP
- Initialisiëren van de woordmodulen; bij een fout wissel naar de
toestand STOP

6-26 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


• Indien er op de uitbreidingsmodulen na afloop van 3 s geen netspanning is
ingeschakeld, wissel naar de toestand STOP

INFO
Na afloop van OB001 worden totale-wismerker (M 112.05),
aanloopmerker (M 112.03), herstartmerker (M 112.04) gereset en ST-
RUN-merker (M112.00) geset.

Toestandswissel van RUN naar STOP 3

Indien de keuzeschakelaar ST op PG gezet wordt of door een foutreactie


naar STOP geschakeld wordt, gebeurt het volgende:
• Uitschakelen van alle uitgangen
• PAA worden met 0 beschreven
• Statusmerker M112.00 = 0 of, indien STOP-commando: M112.02 = 1
c.q. indien fout: M112.01 = 1

Toestandswissel van RUN naar "ST Fatal Error" 4

Het standaarddeel inclusief het besturingssysteem ST wordt stilgelegd.

Toestandswissel van RUN naar "Fatal Error" 5

Alle uitgangen (FS en ST) worden uitgeschakeld. Het FS- en het ST-
gebruikersprogramma worden gestopt.

Toestandswissel van RUN naar "Geen ST" 6

Bij een wissel naar "Geen ST" wordt het standaardgebruikersprogramma


gestopt.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 6-27


Werking

Notities

6-28 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Ingebruikname

Eerste ingebruikname

Eisen hardware:
• Netvoedingsmodule: Voedingsspanning (zie handleiding van de net-
voedingsmodule of de beknopte beschrijving van de PSS) aangesloten
• In-/uitgangsmodulen: Voedingsspanning (24 V DC) aangesloten
• Bezetting van de moduuldrager correct: Eerste steekplaats met net-
voedingsmodule en tweede steekplaats met CPU-module bezet.

Eisen software:
• Werkend gebruikersprogramma is beschikbaar
• Gewenste I/O-configuratie in DB004 ingevoerd
• Bij woordmodulen: Adressering in DB005 invoeren

Verloop van de eerste ingebruikname:


• Keuzeschakelaar "ST" in positie "PG" zetten.
• Netvoeding inschakelen (positie "I").
Reactie: LED "Power" van netvoeding en CPU-module licht op
CPU voert zelftest uit, melding: ****
• Na een succesvolle zelftest verschijnt op het display: 0000
• Programma oversturen (zie beschrijving "Programmeerapparaat")
- Seriële poort van de computer (programmeerapparaat) met de PG-
poort van de CPU-module verbinden.
- "Online-menu" van de programmeersoftware activeren.
- Wij adviseren om vóór het oversturen van het programma het
programmageheugen te wissen.
- Programma oversturen; bij een Flash-EPROM-programmageheugen
moet het fail-safe-deel zich in de STOP-toestand bevinden.
• Keuzetoets "ST" in positie "SPS" of "AUTO PG" zetten of het programma
met het programmeerapparaat starten.
Reactie: Het programma wordt doorlopen.
De LED "RUN ST" licht op.
Mocht er een moduulconfiguratiefout gegeven worden, dan kan die ook
opgeroepen worden door de configuratie die bij de functietest (Fa. Pilz)
in de PSS werd ingevoerd. Dit kan worden opgelost door totaal te wis-

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 7-1


Ingebruikname

sen (keuzeschakelaar "ST" in stand "PG" brengen, dan de knop "Fehler-


Stack" (foutstack) indrukken en tegelijkertijd de keuzeschakelaar weer
van "PG" naar "SPS" (PLC) omschakelen).

Foutmeldingen worden in hoofdstuk 8 beschreven.

Heringebruikname na een fout


Bij een hard- of softwarefout schakelt de veiligheidsbesturing direct over in
de STOP-toestand. De fout wordt in het display gemeld (foutmeldingen zie
hoofdstuk 8) en de LED "RUN ST" dooft of knippert:
• LED "RUN ST" knippert snel: Er is een fatale fout. Het standaarddeel is
defect (fail-safe-deel loopt onveranderd door). Neemt u contact op met
de afdeling Technische Support van de firma Pilz.
• LED "RUN ST" knippert langzaam: Er is een zware fout. Het nummer op
het display geeft informatie over de fout.
Heringebruikname:
- Fout herstellen, naar behoefte fout met de fout-stack via het
programmeerapparaat lokaliseren.
- Voedingsmodule uit- en inschakelen
Is de fout opgelost, dan schakelt de CPU na de zelftest in de "RUN"-
toestand, het programma wordt opnieuw doorlopen.
• LED "RUN ST" dooft en het display toont een foutnummer "S-xx": er is
een fout.
Heringebruikname:
- Fout herstellen, naar behoefte fout met de fout-stack via het
programmeerapparaat lokaliseren.
- Keuzeschakelaar "ST" in positie "PG" en vervolgens in positie "SPS" of
"AUTO PG" zetten of met het programmeerapparaat starten. Het pro-
gramma wordt opnieuw doorlopen.
• LED "RUN ST" dooft en het display geeft een foutnummer "+xxx" of
"*xxx" aan: er is een fatale fout. Het systeem is defect. Neemt u contact
op met de afdeling Technische Support van de firma Pilz.

7-2 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Totaal wissen

RAM-bouwstenen, gebufferd door batterij, dienen als systeemgeheugen


voor de CPU. Ze bevatten informatie over de actuele bedrijfstoestand.
Wordt de batterij verwijderd terwijl de netspanning is uitgeschakeld, dan
gaat de informatie verloren. Bij de aansluitende ingebruikname moet de
CPU het systeemgeheugen opnieuw initialiseren. Deze initialisering noemt
men totaal wissen.

Het totale wissen kan handmatig of automatisch uitgevoerd worden:


• Handmatig: De toets "Fehler-Stack" ingedrukt houden en tegelijkertijd de
schakelaar voor de bedrijfsmodus van "PG" naar "SPS" omschakelen.
• Automatisch: Bij het uitschakelen van de netspanning voert de CPU een
CRC-check over de inhoud van het systeemgeheugen uit. Bij het inscha-
kelen van de netspanning wordt opnieuw een CRC-check uitgevoerd en
met de opgeslagen checksum vergeleken. Zijn beide checksums ver-
schillend, dan wordt er totaal gewist.
• Automatisch: De CPU leidt bij iedere wissel van STOP naar RUN tot
totale wissen als OB22 geladen is. OB022 kan gebruikersspecifieke
initialiseringen bevatten die extra uitgevoerd worden voor de initialisering
door het totale wissen.

De CPU voert bij het totale wissen de volgende stappen uit:


• Invoeren van totaal wissen in de fout-stack
• Setten van de totale-wismerker M112.05
• Stoppen en setten van de timers en tellers = 0
• Setten van de ST-merkers 00.00 ... 63.31 = 0
• Setten van de ST-communicatiemerkers 100.00 ... 104.31 = 0
• Setten van de ST-adrespointermerkers 114.00 ... 114.31 = 0
• Beschrijven van de procesafbeeldingen met 0
• Digitale uitgangsmodulen zonder stroom schakelen
• Initialiseren van de real-time klok (tijd: 0:0 h)
• Setten van de ST-cyclustijd in DB000 = 0
• Invoeren van de werkelijke I/O-configuratie in DB000 en DB004

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 7-3


Ingebruikname

• Uitschakelen van de moduulconfiguratietest in de cyclus


• Inschakelen van de moduulconfiguratietest in de aanloop
• Beschrijven van de parameters voor oproepen van SB254 in DB004 met 0
• Samenstellen van de door de gebruiker geladen databouwstenen en
bezetten van de databouwstenen met de standaardwaarden die in het
programmeerapparaat geschreven zijn; voorwaarde: geldig gebruikers-
programma is geladen.
• Uitschakelen van de variabelen en de dynamische programmaweergave
en initialiseren van de tabellen met 0

INFO
De programmacassette wordt bij het totale wissen niet gewist. Een RAM-
cassette moet met het programmeerapparaat gewist worden.

7-4 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Foutdiagnose en -oplossing

Foutbehandeling
De veiligheidsbesturing controleert tijdens het verloop van het programma
voortdurend de hard- en software. Een fout die daarbij wordt ontdekt, leidt
tot het volgende verloop:
• Indeling van de fout in een foutklasse. Aan iedere foutklasse is een
foutcode toegekend.
• Weergave van de foutcode op het display van de CPU-module.
• Invoer van de fout met bijbehorende parameters in de fout-stack.

De reactie van de veiligheidsbesturing op een fout is afhankelijk van de


foutklasse:
• Bij fatale fouten wordt het standaardgebruikersprogramma onderbroken
c.q. niet geactiveerd, er is geen communicatie met het programmeer-
apparaat mogelijk
• Bij zware fouten is het standaardprogramma onderbroken c.q. wordt niet
geactiveerd, herstart is alleen door uit- en inschakelen van de voedings-
module mogelijk
• Bij lichte fouten gaat het om fouten in het gebruikersprogramma die
tijdens het programmaverloop of door het besturingssysteem
gedetecteerd en behandeld worden. Tot de programmafouten worden
gerekend:
- Bereikoverschrijding bij de adressering
- Schrijfpoging op een schrijfbeveiligde databouwsteen
De reactie op een kleine fout is in een fout-organisatiebouwsteen be-
schreven. Is er een fout-organisatiebouwsteen in het programma aanwe-
zig, dan wordt hij afgewerkt. Is er geen fout-organisatiebouwsteen aan-
wezig, dan schakelt de veiligheidsbesturing direct naar de STOP-toe-
stand. Mogelijke reacties zijn b.v. op noodbedrijf omschakelen, tijd-
gestuurde uitschakelprocedures starten, foutmeldingen op tekstdisplay
weergeven.
• Meldingsfouten hebben geen invloed op het programmaverloop, b.v.
lege batterij

Het fail-safe- en het standaarddeel werken onafhankelijk van elkaar. Zelfs


bij een ernstige fout in het fail-safe-deel, loopt het programma door in het
standaarddeel. Alleen bij een fatale fout in het fail-safe-deel stopt ook het
standaarddeel, de communicatie met het programmeerapparaat is onder-
broken.
ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 8-1
Foutdiagnose en -oplossing

De fout-stack kan max. 16 ingevoerde fouten opnemen en bezet in de


systeemdatabouwsteen DB000 de datawoorden DW085 ... DW148.
Iedere fout bezet 4 woorden:

DW Inhoud
084 Pointer op actuele fout
085 Foutklasse van de 1ste ingevoerde fout
086 Foutnummer van de 1ste ingevoerde fout
087 Foutlocatie van de 1ste ingevoerde fout
088 Foutparameter van de 1ste ingevoerde fout
089 ... 092 Foutbeschrijving van de 2de ingevoerde fout
093 ... 096 Foutbeschrijving van de 3de ingevoerde fout
097 ... 100 Foutbeschrijving van de 4de ingevoerde fout
101 ... 104 Foutbeschrijving van de 5de ingevoerde fout
105 ... 108 Foutbeschrijving van de 6de ingevoerde fout
109 ... 112 Foutbeschrijving van de 7de ingevoerde fout
113 ... 116 Foutbeschrijving van de 8ste ingevoerde fout
117 ... 120 Foutbeschrijving van de 9de ingevoerde fout
121 ... 124 Foutbeschrijving van de 10de ingevoerde fout
125 ... 128 Foutbeschrijving van de 11de ingevoerde fout
129 ... 132 Foutbeschrijving van de 12de ingevoerde fout
133 ... 136 Foutbeschrijving van de 13de ingevoerde fout
137 ... 140 Foutbeschrijving van de 14de ingevoerde fout
141 ... 144 Foutbeschrijving van de 15de ingevoerde fout
145 ... 148 Foutbeschrijving van de 16de ingevoerde fout

Omdat de fout-stack als buffer is georganiseerd, gebeurt de adressering


van de datawoorden via de pointer in DW084. De pointer heeft altijd be-
trekking op het datawoord met de foutklasse van de actuele foutinvoer.

Betekenis van de foutinvoer:


• De foutklasse beschrijft de fout in gecodeerde vorm. Weergave op het
display.
• De foutlocatie verschaft informatie over de positie waar de fout is opge-
treden.
• Foutnummer en foutparameters bevatten extra informatie over de fout.

8-2 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Worden meer dan 16 fouten ingevoerd, dan wordt de eerste invoer over-
schreven.

De fout-stack bevat de fouten van zowel het fail-safe-deel als het


standaarddeel. Fouten van het fail-safe-deel beginnen op het display met
de letter "F", fouten van het standaarddeel met de letter "S".
Weergave van de fout als niet gecodeerde melding:
• Met het programmeerapparaat
Programmeerapparaat aansluiten en de functie "Fehler-Stack lesen"
activeren. De actuele fout wordt als tekst met vermelding van de fout-
parameter en de locatie van de fout weergegeven.
• Met een tekstdisplay
Tekstdisplay b.v. PX-apparaat aansluiten. Wanneer het fail-safe-deel
door een fout in de STOP-toestand is geschakeld, kan het standaard-
deel een functiebouwsteen starten die de fout-stack resp. de inhoud van
DB000, DW085 ... DW148 uitleest en aan het tekstdisplay doorgeeft.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 8-3


Foutdiagnose en -oplossing

Reactie op een fout

De samenhang tussen de fout en de besturingstoestand van de


veiligheidsbesturing is weergegeven in afb. 8-1.

RUN-toestand
LED "RUN ST"
aan

AUTO PG AUTO PG
Fatale Fatale Lichte Zware
SPS SPS
fout in fout in fout in ST ST fout in
FS ST ST PG PG ST

Fatale STOP-toestand Geen ST


Fatal Error ST-Fatal Error fout in
LED "RUN ST" LED "RUN ST" ST LED "RUN ST" uit LED "RUN ST"
willekeurig knippert snel Display: "0000" knippert
Display: "*###" Display: "S-80" of: "S-##"/"F-##" langzaam
of: "+###"
Fatale
fout in
FS

Afb.8-1: Omschakelen van de besturing door een fout of wijziging van de keuzetoets FS

In de RUN-toestand, indien er geen fail-safe-fout aanwezig, geeft het


display "0000" weer. De besturing kan ook door een commando van het
programmeerapparaat gestart c.q. gestopt worden.

Soorten fouten:
• Lichte fouten
Het systeem schakelt naar de STOP-toestand (als in de fout-OB geen
andere instructies staan), de LED "RUN" is uit en op het display ver-
schijnt een foutmelding "S-##". Het fail-safe-gebruikersprogramma loopt
verder en alle functies van het programmeerapparaat zijn beschikbaar.
- Mogelijke oorzaken:
Fouten in het gebruikersprogramma
- Behandeling:
· Met het programmeerapparaat de fout-stack uitlezen
· Met de dynamische programmaweergave een triggerconditie instellen
om de fout op te zoeken

8-4 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


· Fouten oplossen
· Standaardgebruikersprogramma door het bedienen van de keuze-
schakelaar ST opnieuw starten: Keuzeschakelaar van positie PG
weer in positie SPS zetten of met het programmeerapparaat opnieuw
starten.
• Zware fout
Het systeem schakelt in de toestand "kein ST" (geen ST), de LED "RUN
ST" knippert langzaam (ca. 1 x per seconde) en op het display verschijnt
een foutmelding "S-##". Het fail-safe-gebruikersprogramma loopt verder
en de functies van het programmeerapparaat zijn beperkt tot lezende
adresseringen.
- Mogelijke oorzaken:
Onregelmatigheden in het systeem
- Behandeling:
· Met het programmeerapparaat de fout-stack uitlezen
· Veiligheidsbesturing uitschakelen
· Fout oplossen
· Veiligheidsbesturing inschakelen
• Fatale fout in ST
Het systeem schakelt in de toestand "ST- Fatal Error", de LED "RUN ST"
knippert snel (ca. 2 x per seconde) en op het display verschijnt de fout-
melding "S-80". Het standaarddeel is buiten bedrijf. Er is geen communi-
catie met het programmeerapparaat mogelijk.
- Mogelijke oorzaken:
ernstig defect van het systeem
- Behandeling:
Een herstel van de fout door de gebruiker is doorgaans niet mogelijk
· Condities registreren waaronder de fout is opgetreden
· Met het fail-safe-programmeerapparaat de fout-stack lezen en note-
ren, of de inhoud van de fout-stack met de toets "Fehler-Stack" bekij-
ken en noteren
· Contact met de firma Pilz opnemen
• Fatale fout (zie FS Systeembeschrijving)
Een herstel van de fout door de gebruiker is doorgaans niet mogelijk
· Condities registreren waaronder de fout is opgetreden
· Foutmelding op het display noteren
· Contact opnemen met de firma Pilz

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 8-5


Foutdiagnose en -oplossing

Inhoud fout-stack weergeven

De fouten die in de fout-stack opgeslagen zijn, kunnen door het bedienen


van de toets "Fehler-Stack" op het display weergegeven worden:
• Foutmeldingen doorbladeren: bij iedere korte aanraking van de toets
wordt de voorafgaande foutmelding weergegeven.

Voorbeeld: S023

Fout in het standaarddeel


Foutlocatie in de fout-stack
Foutklasse

• Foutinformatie weergeven: wanneer u de toets na weergave van de fout


ingedrukt houdt, verschijnt achtereenvolgens extra informatie:
- Foutklasse, b.v. C = 23 voor foutklasse 23
- Foutnummer, b.v. N = 12 voor foutnummer 12
en indien mogelijk
- Foutparameter
- Foutlocatie

Daarbij kan als alternatief de inhoud van de fout-stack online in het


programmeerapparaat weergegeven worden, op voorwaarde dat de
veiligheidsbesturing met het programmeerapparaat verbonden is. Het
menu "ONLINE- Fehlerstack der SPS anzeigen" (ONLINE - Fout-stack
van de PLC weergeven) van het programmeerapparaat laat de fout-stack
in de vorm van een lijst zien met de volgende meldingen:
• Klasse
Code van de foutklasse, zie beschrijving van de "foutmeldingen"
•P
Processor die de fout gedetecteerd heeft (b.v. A, B, C)
• Foutbeschrijving
Opgave van foutnummer, foutbeschrijving
• Foutlocatie/Foutparameters
Fout in het gebruikersprogramma: Opgave van foutieve bouwsteen

8-6 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Voorbeelden

Foutweergave op het programmeerapparaat


De foutweergave gebeurt online met het programmeerapparaat. Een
invoer in de fout-stack-lijst is:

Klasse P Fehlernr. Fehlerbeschreibung Ort


S-07 A 001: Programmkassette enthält fehlerhaften Baustein yy xxx

"S-07": Foutklasse: CRC-fout


"A": Processor: Processor A heeft de fout gedetecteerd
"001" : Foutnummer: Programmacassette bevat foutieve bouwsteen
"yy xxx": Foutlocatie: yy: Bouwsteentype, xxx: Bouwsteennummer

Foutweergave op het display


Het display geeft de volgende foutmelding:

S-07

Drukt u op de fout-stack-toets en houdt u deze ingedrukt. Op het display


verschijnen de volgende meldingen:

S020 - C=20 - N=02

S020:
C=20: Foutklasse 20, d.w.z. meldingsfout
N=02: Foutnummer 02, d.w.z. standaarddeel is in de STOP-toestand
geschakeld.

Laat u de fout-stack-toets weer los, drukt u deze opnieuw in en houdt u


deze ingedrukt. De volgende invoer in de fout-stack wordt weergegeven:

S107 - C=07 - N=01 - AT - yyxxx

S107:
C=07: Foutklasse 07, CRC-fout
N=01: Foutnummer 01, d.w.z. de programmacassette bevat een foutieve
bouwsteen
AT betekent: De foutlocatie volgt
yyxxx Foutplaats: Bouwsteentype yy en bouwsteennummer xxx

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 8-7


Foutdiagnose en -oplossing

Diagnose
Voor het maken van een foutdiagnose zijn er verschillende middelen:
• Weergave van variabelen: De actuele toestand van de variabelen (b.v.
in- en uitgangen) wordt in een tabel weergegeven.
• Dynamische programmaweergave: De actuele inhoud van de operanden
van een programmadeel wordt weergegeven.

De toepassing van diagnosemiddelen wordt in de programmeer-


handleiding beschreven.

Weergave van variabelen

De weergave van variabelen maakt de statusweergave mogelijk van in-


gangen, uitgangen, merkers, timers, tellers en datawoorden. Voorwaarde
is dat de veiligheidsbesturing verbonden is met het programmeerapparaat.
Met het programmeerapparaat wordt een tabel opgesteld waarin de weer
te geven variabelen zijn vastgelegd. Het tijdstip waarop de toestand van
de variabelen wordt opgenomen, wordt bepaald door de programmaplaats
"trigger". In de online-modus vraagt het programmeerapparaat de
actuele gegevens op. Zodra de programmaplaats "trigger" is bereikt,
worden de variabelen ingelezen en in een tabel opgeslagen. Bij het begin
van de volgende cyclus begint het zoeken naar de programmaplaats
"trigger" en het uitlezen en opslaan van variabelen opnieuw. De tabel
wordt dus bij iedere cyclus overschreven door de actuele status van de
variabelen. De data-opname kan door het programmeerapparaat worden
gestopt.

De keuzemogelijkheden van de programmaplaats "trigger" maken een


nauwkeurige definitie van het opnametijdstip mogelijk. De volgende
programmaplaatsen zijn mogelijk:
• Cycluswissel (ook in de STOP-toestand)
• Bouwsteenbegin zonder informatie over de programmastructuur
De programmaplaats is bepaald door de opgave van het bouwsteentype
en het bouwsteennummer.
• Bouwsteenbegin met informatie over de programmastructuur
Wanneer een bouwsteen in het gebruikersprogramma meervoudig wordt
opgeroepen, moet extra bepaald worden bij welke oproep de gegevens
moeten worden opgenomen. Hiervoor wordt in de informatie van de
programmastructuur een programmaplaats gemarkeerd.

8-8 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


De eisentabel en de programmaplaats "trigger" worden remanent
opgeslagen.

Dynamische programmaweergave

De dynamische programmaweergave geeft de inhoud van de indirecte


adressen, de woordoperanden, de accu en de hulpaccu alsmede de
status van de contacten en het verknopingsresultaat weer. Voorwaarde is
dat de veiligheidsbesturing met het programmeerapparaat is verbonden.
Het te analyseren programmadeel wordt op het programmeerapparaat
weergegeven. Het programmeerapparaat stelt een tabel op die de weer te
geven data bevat. Het opnametijdstip wordt door het weergegeven
programmadeel en de ingestelde bouwsteenkeuze bepaald.
In de online-modus vraagt het programmeerapparaat de actuele data op.
Na het bereiken van het weergegeven programmadeel leest het program-
meerapparaat de actuele data in en geeft ze op het beeldscherm naast de
instructies weer. Bij het begin van een nieuwe cyclus begint het zoeken
naar het programmadeel opnieuw, de data worden geactualiseerd.

De keuzemogelijkheden van de opnameplaats maken het mogelijk om


een nauwkeurige definitie van het opnametijdstip te bepalen.
De volgende programmaplaatsen zijn beschikbaar:
• Programmadeel zonder informatie over de programmastructuur
De programmaplaats is bepaald door de opgave van het bouwsteentype
en het bouwsteennummer.
• Programmadeel met informatie over de programmastructuur
Wanneer een bouwsteen in het gebruikersprogramma meervoudig wordt
opgeroepen, moet extra bepaald worden bij welke oproep de gegevens
moeten worden opgenomen. Hiervoor wordt in de informatie van de
programmastructuur een programmaplaats gemarkeerd.

De eisentabel en het opnamepunt worden remanent opgeslagen.

In de online-modus kan tussen de weergave van variabelen en de dyna-


mische programmaweergave worden gewisseld. De weergave wordt altijd
op het onderbroken punt voortgezet.

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 8-9


Foutdiagnose en -oplossing

Notities

8-10 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Bijlage

Systeemdatabouwstenen
Voor de communicatie tussen het standaardgebruikersprogramma of het
programmeerapparaat en het besturingssysteem zijn de databouwstenen
DB000 en DB004 ... DB009 beschikbaar. De volgende tabellen laten een
overzicht van de bezetting zien.

DB000
DB000 bevat algemene programmagegevens en kan niet door het
gebruikersprogramma gewijzigd worden.

Datawoord Codering Betekenis


000 KY Actueel jaar 00,00 .... 00,99
001 KY Actuele maand 01 ... 12, actuele dag 01 ... 31
002 KY Uur 00 ... 23, minuut 00 ... 59
003 KY Seconde 00 ... 59, vrij
004 KH Versie van het besturingssysteem
005 KH Hardwareversie
006 KH Gereserveerd
007 KH Actuele cyclustijd in ms
008 KH Max. cyclustijd sinds de laatste start van het
fail-safe-deel in ms
009 KH Actuele bloklooptijd van het fail-safe-
gebruikersprogramma in ms
010 KH Max. bloklooptijd van het fail-safe-gebruikerspro-
gramma sinds de laatste programmastart in ms
011 KH Actuele bloklooptijd van het standaardgebruikers-
programma sinds de laatste programmastart in ms
012 KH Max. bloklooptijd van het standaardgebruikers-
programma in ms
013 KH Max. duur zelftest in ms
014 KH Display: 0 = DW15 bevat gebruikersdatum
1 = "F-xx" Fail-safe-fout
3 = "S-xx" Standaardfout
015 KH Hex. getal, de betekenis ervan staat in DW14
016 ... 019 KH Gereserveerd
020 ... 043 KH Werkelijke I/O-bezetting van het standaarddeel

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 9 -1


Bijlage

Datawoord Codering Betekenis


044 ... 083 KH Gereserveerd
084 KF Pointer voor fout-stack
085 ... 148 KH Inhoud van de fout-stack
149 KH Interne softwareversie CPU68k
150 KH Interne softwareversie CPU186
151 KH Interne softwareversie CPU165
152 KH Interne hardwareversie CPU68k
153 KH Interne hardwareversie CPU186
154 KH Interne hardwareversie CPU165
155 KH Interne softwareversie van het standaarddeel
156 KH Interne hardwareversie van het standaarddeel
157 ... 163 KH CRC-check besturingssysteem
164 KH CRC-check FS-gebruikersprogramma
165 ... 168 KC Projectnaam FS-gebruikersprogramma
169 KH Compileerdatum FS-gebruikersprogramma (jaar)
170 KY Compileerdatum FS-gebruikersprogramma (m, dag)
171 KY Compileerdatum FS-gebruikersprogramma (u, min.)
172 ... 199 KH Gereserveerd
200 ... 220 KH Teruggaveparameter voor systeemaanroepen van
het standaarddeel

DB004
DB004 bevat algemene programmagegevens van het standaarddeel.

Datawoord Codering Betekenis


000 ... 017 Gereserveerd
018 KH Moduulconfiguratietest van het standaarddeel in
de cyclus: 0 = test cyclisch aan, 1 = test uit
019 KH Moduulconfiguratietest van het standaarddeel
tijd. de start: 0 = test tijdens start aan, 1 = test uit
020 ... 043 KH Opgegeven configuratie in het standaarddeel
044 ... 199 KH Gereserveerd
200 ... 220 KH Overdrachtsparameters routine
standaardbesturingssysteem

9-2 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


DB005
DB005 configureert de woordmodulen.

Datawoord Codering Betekenis


000 ... 023 KF Startadres voor woordmodule op steekplaats
0 ... 23, bereik 0 ... 16 383
024 ... 063 KH Gereserveerd

DB006

DB006 bevat de configuratiegegevens voor de gebruikerspoort.

Datawoord Codering Betekenis


000 KF Gereserveerd
001 KF Foutcodering bij configuratiefout van de
gebruikerspoort
002 KF Baudrate gebruikerspoort
003 KF Paritybit gebruikerspoort
004 KF Aantal stopbits gebruikerspoort
005 KF Aantal databits gebruikerspoort
006 KF Handshaking gebruikerspoort
007 KF ISI-protocol
008 KF Moduuladres bij ISI-protocol
009 KF Time-out-tijd voor slave-antwoord bij ISI-protocol (ms)
010 KF Time-out-tijd voor ontvangst (telegrameinde) (ms)
011 KF Time-out-tijd voor zenden (ms)
012 KF DTR = 0 besturing bij ontvangst

DB007
DB007 bevat de zendgegevens van de gebruikerspoort.

Datawoord Codering Betekenis


000 KF Aantal te zenden bytes
001 KF Foutcodering bij zendfouten
002 KF Datawoord/slave-adres bij ISI-protocol
003 ... 1023 KF Zendgegevens

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 9 -3


Bijlage

DB008
DB008 bevat de zendgegevens van de gebruikerspoort.

Datawoord Codering Betekenis


000 KF Aantal ontvangen bytes
001 KF Foutcodering bij ontvangstfouten
002 KF Datawoord/bij ISI-protocol niet bezet
003 ... 1023 KF Ontvangstgegevens

DB009

DB009 kan als remanent geheugen in het gebruikersprogramma gebruikt


worden. De inhoud van de databouwsteen blijft ook na het totale wissen
behouden, hij wordt niet geïnitialiseerd.

Datawoord Codering Betekenis


000 ... 063 KF Niet geïnitialiseerd

9-4 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Bijlage

Organisatiebouwstenen
De voorwaarde voor het oproepen van organisatiebouwstenen is door het
besturingssysteem bepaald, de functie is bepaald door de gebruiker. De
volgende tabellen geven een overzicht van de bezetting.

Organisatie- Oproep bij Toepassing


bouwsteen
OB001 Begin van een cyclus Beheer van het programmaver-
loop, moet in ieder gebruikers-
programma aanwezig zijn.
OB019 Foutmelding Oproep van een in het program-
mageheugen niet aanwezige
bouwsteen
OB020 Overgang van toestand Initialisering bij herstart
STOP - RUN
OB022 Overgang van toestand Initialisering bij herstart en
STOP - RUN totaal wissen
OB023 Moduulconfiguratiefout Foutieve moduulconfiguratie bij
moduulconfiguratietest ontdekt
OB025 Bereikfout Bereikoverschrijding bij in-
directe adressering, adresse-
ring van datawoord buiten de
aangeroepen DB, resultaat van
de deling past niet in de accu,
ontoelaatbare operand bij
DEF-/DUF-commando
OB027 Programmafout (buiten Schrijfpoging in read-only-
adresseringsfout) DB, ongeldige actuele
parameter, actuele en formele
parameters komen niet overeen
of fout bij de start van een timer
OB028 Handmatige wissel naar Data oversturen naar het stan-
de STOP-toestand daarddeel
(keuzeschakelaar
"AutoPG/SPS - PG")
OB029 Batterij leeg Batterijfout, batterij in de voe-
dingsmodule is leeg

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 9-5


Bijlage

Standaardfunctiebouwstenen - Systeemaanroepen
De volgende tabel beschrijft de functies van standaardfunctiebouwsteen
SB254 die leiden tot een oproep van het besturingssysteem:

Functiecode Functie
0 ... 11 Bedienen van de gebruikerscommunicatiepoort
12 Real-time klok setten
32 Weergave op het display
36 Fail-safe-databouwsteen aanroepen

Configuratie van de gebruikerscommunicatiepoort: FUNK = 0/1/2

Input Output Betekenis


SB254 FUNK = 0 Statusoproep configuratie
FUNK = 1 Configureren
FUNK = 2 Configuratiefout resetten
ERG = 1 Poort bedrijfsklaar
ERG = 2 Poort wordt net geconfigureerd
ERG = 16 Configuratiefout
ERG = 32 Foutreset wordt verwerkt
DB006 DW000 Gereserveerd
DW001 Foutcodering bij ERG = 16
DW002 Baudrate
DW003 Paritybit
DW004 Aantal stopbits
DW005 Aantal databits
DW006 Met/Zonder handshake
DW007 Met/Zonder ISI-protocol
DW008 CPU als master/slave
DW009 Tim-out voor slave
DW010 Time-out bij ontvangen
DW011 Time-out bij zenden met handshake
DW012 DTR-besturing

9-6 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Zenden via de gebruikerscommunicatiepoort: FUNK = 4/5/6

Input Output Betekenis


SB254 FUNK = 4 Statusoproep zenden
FUNK = 5 Zenden
FUNK = 6 Zendfout resetten
ERG = 1 Poort bedrijfsklaar
ERG = 2 Telegram wordt gezonden
ERG = 16 Zendfout
ERG = 32 Foutreset wordt verwerkt
DB007 DW000 Aantal te zenden bytes
DW001 Foutcodering bij zendfout
DW002 Datawoord/Slave-adres (ISI-
protocol)
DW003 ... DW1023 Zenddata

Ontvangen via de gebruikerscommunicatiepoort: FUNK = 8/10/11

Input Output Betekenis


SB254 FUNK = 8 Statusoproep ontvangen
FUNK = 10 Ontvangstfout resetten
FUNK = 11 Ontvangst resetten
ERG = 1 Geen data ontvangen
ERG = 2 Data worden ontvangen
ERG = 4 Ontvangsttelegram compleet
ERG = 8 Ontvangstreset verwerken
ERG = 16 Ontvangstfout
ERG = 32 Foutreset wordt verwerkt
DB008 DW000 Aantal ontvangen bytes
DW001 Foutcodering bij ontvangstfout
DW002 Datawoord/Niet bezet (ISI-proto-
col)
DW003 ... Ontvangstdata
DW1023

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 9-7


Bijlage

Real-time klok setten: FUNK = 12

Input Output Betekenis


SB254 FUNK = 12 Functiecode voor "Real-time klok
setten"
ERG = 1 Geen fout
DB004 DW200 Jaar 0 ... 0099
DW201 DL: Maand 1 ... 12
DR: Dag 1 ... 31
DW202 DL: Uur 0 ... 23
DR: Minuut 0 ... 59
DW203 DL: Seconde 0 ... 59
DR: 0

Weergave op het display: FUNK = 32

Input Output Betekenis


SB254 FUNK = 32 Functiecode voor "Weergave op
display"
ERG = 1 Geen fout
DB004 DW200 = xxxx Teken xxxx op het display
weergeven
DW200 = FFFF Wissen van het display

Fail-safe-databouwstenen aanroepen: FUNK = 36

Input Output Betekenis


SB254 FUNK = 36
DB004 DW200 Nummer van de FS-databouw-
steen die gelezen moet worden

9-8 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


Verbindingskabels gebruikerscommunicatiepoort

De onderstaande afbeeldingen beschrijven de verbindingskabels tussen


twee gebruikerscommunicatiepoorten (RS-232-poorten) bij het oversturen
met en zonder handshaking.

PSS 3000 P10/PSS 3000


RxD 2 2 RxD
TxD 3 3 TxD
DTR 4 4 DTR
GND 5 5 GND
DSR 6 6 DSR
RTS 7 7 RTS
CTS 8 8 CTS
RS 232 RS 232

PSS 3000 P10/PSS 3000


RxD 2 2 RxD
TxD 3 3 TxD
DTR 4 4 DTR
GND 5 5 GND
DSR 6 6 DSR
RTS 7 7 RTS
CTS 8 8 CTS
RS 232 RS 232

ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS 9-9


Bijlage

Wijzigingen in de ST Systeembeschrijving

Wijzigingen in uitgave III ten opzichte van uitgave IV

Oude Nieuwe Wijziging


blz. blz.
4-4 4-5 Soort PG-poort (RS 232 of RS 485) is afhankelijk van
5-2 5-2 het type veiligheidsbesturing. Bij RS 232 geen PAP
noodzakelijk.
6-14 6-14 Als de inhoud van datawoord DW001 "FFF0" is,
6-17 6-17 dan is de gebruikerspoort aan het FS-deel toegekend.
6-18 6-18
7-1 7-1 Treedt er bij de eerste inbedrijfstelling een moduul-
configuratiefout op, kan dit eventueel worden opgelost
door totaal te wissen.

9-10 ST Systeembeschrijving systeemfamilie PSS


A Pilz Ges.m.b.H. E Pilz lndustrieelektronik S.L. MEX Pilz de Mexico S. de R.L. de C.V.
Modecenterstraße 14 Edificio Tilma Av. San Ignacio 1079
1030 Wien Avda. Sant Julià 1 Col. Jardines de San Ignacio
Österreich 08400 Granollers C.P. 45000
Telefon (01) 7 98 62 63-0 Spanien Guadalajara, Jalisco
Telefax (01) 7 98 62 64 Telefon (93) 8 49 74 33 Mexiko
E-Mail: pilz@eunet.at Telefax (93) 8 49 75 44 Telefon (0 13) 1 22 16 81
E-Mail: pilz@camerdata.es Telefax (0 13) 6 47 81 85
AUS Pilz Australia E-Mail: pilz_msolis@infosel.net.mx
Industrial Automation LLP. F Pilz France Electronic
9/475 Blackburn Road 1, rue Jacob Mayer NL Pilz Nederland
Mt. Waverley, Melbourne VIC 3149 BP 12 Postbus 186
Australien 67037 Strasbourg Cedex 4130 ED Vianen
Telefon (03) 95 44 63 00 Frankreich Niederlande
Telefax (03) 95 44 63 11 Telefon 03 88 10 40 00 Telefon (03 47) 32 04 77
E-Mail: safety@pilz.com.au Telefax 03 88 10 80 00 Telefax (03 47) 32 04 85
E-Mail : siege@pilz-france.fr E-Mail: info@pilz.nl
B Pilz Belgium
L BC Building FIN Pilz Skandinavien KS P Pilz Industrieelektronik S.L.
L lndustriezone lII Pakilantie 61 Apartado 2028
lndustrielaan 4 00660 Helsinki 2706-909 Colares
9320 Erembodegem Finnland Portugal
Belgien Telefon (09) 27 09 37 00 Telefon (01) 9 28 91 09
Telefon (0 53) 83 66 70 Telefax (09) 27 09 37 09 Telefax (01) 9 28 91 13
Telefax (0 53) 83 89 58 E-Mail: pilz.sk@kolumbus.fi E-Mail: pilz@esoterica.pt
E-Mail: info@pilz.be
GB Pilz Automation Technology PRC Pilz China Representative Office
BR Pilz do Brasil Sistemas Eletrônicos Willow House Flat F9/F Huijing Building
Industriais Ltda. Medlicott Close 134 Siyou Xin Malu
Rua Ártico, 123 - Jd. do Mar Oakley Hay Business Park Dongshan District
09726-300 Corby Guangzhou 510600
São Bernardo do Campo - SP Northants NN18 9NF China
Brasilien Großbritannien Telefon (0 20) 87 37 16 18
Telefon (11) 43 37-12 41 Telefon (0 15 36) 46 07 66 Telefax (0 20) 87 37 35 55
Telefax (11) 43 37-12 42 Telefax (0 15 36) 46 08 66 E-Mail: pilzch@public.guangzhou.gd.cn
E-Mail: pilz@pilzbr.com.br E-Mail: sales@pilz.co.uk
S Pilz Skandinavien KS
CH Pilz lndustrieelektronik GmbH I Pilz ltalia srl Energigatan 10 B
Gewerbepark Hintermättli Via Meda 2/A 43437 Kungsbacka
Postfach 6 22060 Novedrate (CO) Schweden
5506 Mägenwil Italien Telefon (03 00) 1 39 90
Schweiz Telefon (0 31) 78 95 11 Telefax (03 00) 3 07 40
Telefon (0 62) 8 89 79 30 Telefax (0 31) 78 95 55 E-Mail: pilz@tripnet.se
Telefax (0 62) 8 89 79 40 E-Mail: pilzitalia@tin.it
E-Mail: pilz@bluewin.ch SGP Pilz Industrial Automation Pte Ltd.
IRL Pilz Ireland Industrial Automation 25 International Business Park
D Pilz GmbH & Co. 11 Emmet Place #04-57 German Centre
Felix-Wankel-Straße 2 Cork Singapore 609916
73760 Ostfildern Irland Telefon 5 62 94 84
Deutschland Telefon (0 21) 27 48 83 Telefax 5 62 94 85
Telefon (07 11) 34 09-0 Telefax (0 21) 27 48 94 E-Mail: pilzsg.com@pacific.net.sg
Telefax (07 11) 34 09-1 33 E-Mail: sales@pilz.ie
E-Mail: pilz.gmbh@pilz.de USA Pilz LP
J Pilz Japan Co., Ltd. 24850 Drake Road
DK Pilz Skandinavien KS Three One Building 701 Farmington Hills
Ellegaardvej 25 L 3-20-5 Shin-Yokohama Michigan 48335
6400 Sonderborg Kohoku-ku Vereinigte Staaten von Amerika
Dänemark Yokohama 222-0033 Telefon (2 48) 4 73-11 33
Telefon 74 43 63 32 Japan Telefax (2 48) 4 73-39 97
Telefax 74 43 63 42 Telefon (0 45) 4 71-22 81 E-Mail: info@pilzusa.com
E-Mail: pilz@pilz.dk Telefax (0 45) 4 71-22 83
E-Mail: pilz@pilz.co.jp

www www.pilz.com
18 591-12/99 Printed in Germany

Pilz GmbH & Co.


Felix-Wankel-Straße 2, 73760 Ostfildern, Deutschland
Telefon (07 11) 34 09-0, Telefax (07 11) 34 09-1 33

You might also like