You are on page 1of 153

WTCB

EEN UITGAVE VAN HET WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJF

North Galaxy (Jaspers, Eyers & Partners – Montois Partners Architects – Art & Built)

RAPPORT TOEPASSING VAN


DE EUROCODES OP
HET ONTWERP VAN
BUITENSCHRIJNWERK (aangepast in oktober 2010)

WTCB-Rapport nr. 11 – 2009


Rapport TOepassing van
de Eurocodes op
het ontwerp van
buitenschrijnwerk

Samenstelling van het redactiecomité

Leden Mevr. A. Minne, Saint-Gobain, Brussel


De heren C. Clauwaert, SECO, Brussel
C. Cornu, WTCB, Brussel
F. Coveliers, Confederatie Bouw, Brussel
J. De Keyser, SECO, Brussel
F. Desmet, Sapa, Landen
Y. Dupont, Atelier du verre, Alleur
P. Keukeleire, BEEM, Brussel
C. Martinez, Belgometal-Permasteelisa, Gavere
G. Ramaekers, Bouwunie, Brussel
D. Raymaekers, Glaverbel, Brussel
P. Spehl, SECO, Brussel
K. Van den Bergh, Reynaers Aluminium, Duffel
J. Vandommele, Aluminium Center, Zellik
P. Willems, Reynaers Aluminium, Duffel
M. Wagneur, WTCB, Brussel

Redacteur en animator De heer E. Dupont, WTCB, Brussel

Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf


WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947
Maatschappelijke zetel : Lombardstraat 42 te 1000 Brussel

Dit is een publicatie van wetenschappelijke aard. De bedoeling ervan is de resultaten van het
bouwonderzoek uit binnen- en buitenland te helpen verspreiden.

Het, zelfs gedeeltelijk, overnemen of vertalen van de tekst van dit Rapport is slechts toegela-
ten na schriftelijk akkoord van de verantwoordelijke uitgever.

1
u WTCB-Rapport nr. 11 – 2009
INHOUD

1. VOORWERP VAN DIT RAPPORT.............................................................................................. 7


2. BASISBEGRIPPEN......................................................................................................................... 8
2.1. Definitie van de grenstoestanden ............................................................................................ 8
2.1.1. Uiterste grenstoestanden (UGT) .................................................................................... 8
2.1.2. Gebruiksgrenstoestanden (GGT) ................................................................................... 8
2.2. Terminologie............................................................................................................................. 8
2.2.1. Belastingen .................................................................................................................. 8
2.2.1.1. Blijvende (permanente) belasting (G) ................................................................ 9
2.2.1.2. Veranderlijke (variabele) belasting (Q) .............................................................. 9
2.2.1.3. Toevallige (accidentele) belasting (A) ............................................................... 9
2.2.1.4. Rekenwaarde van een belasting of een belastingscombinatie (Fd(x)) .................... 9
2.2.2. Partiële coëfficiënten .................................................................................................... 9
2.2.3. Combinatiecoëfficiënten ............................................................................................... 9
2.2.4. De hoofdconstructie ................................................................................................... 10
2.2.5. Secundaire constructies .............................................................................................. 10
2.2.6. Vulelementen ............................................................................................................ 11
2.2.7. Gevolgklassen ........................................................................................................... 11
2.2.8. De borstweringsfunctie in een gevel ............................................................................ 12
3. BEPERKINGEN VAN DEZE SPECIFICATIES ....................................................................... 13
3.1. Toepassingsgebied .................................................................................................................. 13
3.2. Belastingen en combinaties.................................................................................................... 13
3.3. Controle in de grenstoestanden van buitenschrijnwerkelementen.................................... 14
3.4. Controle van de grenstoestanden ......................................................................................... 15
3.4.1. Schrijnwerk en grenstoestanden .................................................................................. 15
3.4.1.1. Het geval van vensters en dakvensters ............................................................. 15
3.4.1.2. Het geval van lichte constructies : gordijngevels en glazen daken ...................... 15
3.4.1.3. Het geval van vulelementen ............................................................................ 15
3.4.1.4. Het geval van verandaconstructies ................................................................... 15
3.4.1.4.1. Autonome constructies ..................................................................... 15
3.4.1.4.2. Constructies die door één zijde van het gebouw gestabiliseerd worden 16
3.4.1.4.3. Constructies die door minstens twee zijden van het gebouw
gestabiliseerd worden ....................................................................... 16
3.4.1.4.4. Verandacategorieën voor de structurele berekening. ........................... 17
3.4.1.4.4.1. Categorie 1....................................................................... 17
3.4.1.4.4.2. Categorie 2....................................................................... 17
3.4.1.4.4.3. Categorie 3....................................................................... 18
3.4.1.4.4.4. Aanvullende voorschriften............................................... 18
3.4.2. Criteria voor de grenstoestanden ................................................................................. 18
4. BELASTINGEN............................................................................................................................. 19
4.1. Windbelasting......................................................................................................................... 19
4.1.1. Gebruiksduur en terugkeerperiode van de wind (cprob)................................................... 19
4.1.2. Uitdrukking van de winddruk ..................................................................................... 19
4.1.2.1. Bepaling van de referentiehoogte voor de wind .............................................. 20
4.1.2.1.1. Inleiding .......................................................................................... 20
4.1.2.1.2. Laag referentieniveau z = 0 voor de bepaling van ze ........................... 20

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 3


2009
4.1.2.1.3. Hoog referentieniveau z voor de bepaling van ze ................................ 22
4.1.2.1.3.1. Wanden onder de wind (onderdruk) ................................ 22
4.1.2.1.3.2. Wanden tegen de wind (overdruk)................................... 22
4.1.2.1.3.3. Nabijheid van gebouwen met zeer grote hoogte.............. 24
4.1.2.2. Ruwheidscategorie van het terrein ................................................................... 25
4.1.2.3. Hoeksector en terreinruwheidscategorie ........................................................... 26
4.1.2.3.1. Windrichting ................................................................................... 27
4.1.2.3.2. Nominale hoeksector ........................................................................ 27
4.1.2.3.3. Hoeksector van 30° .......................................................................... 27
4.1.2.3.4. Straal van de hoeksector ................................................................... 27
4.1.2.3.5. Procedure voor de bepaling van de ruwheidscategorie ........................ 28
4.1.2.4. Bepaling van de coëfficiënt ce(z). qref 50jaar ........................................................ 29
4.1.2.5. Bepaling van de drukcoëfficiënt cp .................................................................. 31
4.1.2.5.1. Definitie van cp ................................................................................ 31
4.1.2.5.2. Waarden voor de buitendrukcoëfficiënt cpe......................................... 32
4.1.2.5.3. Waarden voor de binnendrukcoëfficiënt cpi ........................................ 50
4.1.2.5.3.1. Druk uitgeoefend op enkelwandige muren en daken....... 50
4.1.2.5.3.2. Druk uitgeoefend op meerwandige muren en daken ....... 52
4.1.2.5.4. Specifiek geval van kleine constructies in reliëf op gevels of daken ..... 54
4.2. Belasting veroorzaakt door het eigengewicht ...................................................................... 55
4.3. Belasting veroorzaakt door sneeuw ...................................................................................... 57
4.3.1. Daken met één dakschild ............................................................................................ 58
4.3.2. Daken met twee dakschilden ....................................................................................... 59
4.3.3. Daken tegen een grote opgaande constructie ................................................................ 59
4.4. Belastingen veroorzaakt door de borstweringsfunctie........................................................ 61
4.4.1. Inleiding .................................................................................................................... 61
4.4.2. Beoordelingsparameters ............................................................................................. 61
4.4.2.1. Beschermingshoogte (H) ................................................................................ 61
4.4.2.2. Valhoogte (hc)................................................................................................ 61
4.4.2.3. Referentiehoogte voor de beschermingshoogte (h) ............................................ 61
4.4.2.4. Toegankelijkheid van de gevel ........................................................................ 61
4.4.2.5. Belastingen op een gevel die een borstweringsfunctie vervult............................ 62
4.4.2.5.1. Statische veranderlijke belastingen .................................................... 62
4.4.2.5.1.1. Rekenwaarde van de statische belastingen ...................... 62
4.4.2.5.1.2. Controle van de statische belastingen door proeven........ 64
4.4.2.5.2. Dynamische belastingen ................................................................... 64
4.4.2.5.3. Vereenvoudigende aanbevelingen ..................................................... 65
4.4.2.5.4. Positie van de statische en dynamische belastingen ............................ 65
4.4.2.5.4.1. Dwarsregel op de beschermingshoogte H........................ 65
4.4.2.5.4.2. Dwarsregel onder de beschermingshoogte H .................. 66
4.4.2.5.4.3. Geen dwarsregel of dwarsregel boven de
beschermingshoogte H..................................................... 67
4.4.2.6. Controleprogramma, rekening houdend met de ontwerpvoorwaarden ................ 68
4.4.2.6.1. Algemeenheden ............................................................................... 68
4.4.2.6.2. Steunmuur of tegengevel op een hoogte groter dan of gelijk aan H ...... 68
4.4.2.6.3. Hoogte van een steunmuur of van een tegengevel indien h < H en voor
een valhoogte hc ≤ 1,50 m ................................................................. 69
4.4.2.6.4. Hoogte van een steunmuur of van een tegengevel indien h < H en voor
een valhoogte hc > 1,50 m................................................................. 70
4.4.2.6.4.1. Geval van schrijnwerk zonder opengaande vleugels onder
de hoogte H...................................................................... 70
4.4.2.6.4.2. Geval van schrijnwerk met opengaande vleugels............ 71

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 4


2009
4.4.2.6.5. Samenvattende tabellen voor de beoordeling van de borstwerings-
functie ............................................................................................. 72
4.5. Ontbinding van de belastingen.............................................................................................. 77
4.5.1. De wind .................................................................................................................... 77
4.5.2. Het eigengewicht ....................................................................................................... 77
4.5.3. Sneeuw ..................................................................................................................... 77
4.5.4. Belastingen veroorzaakt door de borstweringsfunctie ................................................... 77
4.6. Rekenwaarde voor de belastingen, voor hun combinaties en criteria voor de
grenstoestanden ...................................................................................................................... 78
4.6.1. In aanmerking nemen van het gunstige effect van de blijvende (permanente) en
veranderlijke (variabele) belastingen ........................................................................... 78
4.6.2. Geval van gevels ........................................................................................................ 79
4.6.2.1. Rekenwaarden voor de belasting veroorzaakt door de winddruk Fd(w) ............... 79
4.6.2.2. Rekenwaarden voor de belasting veroorzaakt door het eigengewicht Fd(gk ) ....... 79
4.6.2.3. Rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door de
borstwering (Ab), de wind (w) en het eigengewicht (gk) .................................... 83
4.6.3. Geval van daken en hellende gevels ............................................................................ 87
4.6.3.1. Rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door de wind en het
eigengewicht Fd(w,gk) .................................................................................... 87
4.6.3.2. Rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door sneeuw en het
eigengewicht Fd(gk, sk).................................................................................... 90
4.6.3.3. Rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door de wind, sneeuw en
het eigengewicht Fd(gk, w, sk) .......................................................................... 90
4.6.3.4. Rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door de
borstweringsfunctie, het eigengewicht en de wind Fd(Ab, gk, w)......................... 97
4.6.3.4.1. Geval van stijlen .............................................................................. 97
4.6.3.4.2. Geval van dwarsregels...................................................................... 98
4.6.3.4.3. Geval van vulpanelen en hun bevestiging .......................................... 98
4.6.3.4.4. Belastingscombinatie veroorzaakt door de borstweringsfunctie, door het
eigengewicht en de wind .................................................................. 99
4.6.3.5. Rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door de
borstweringsfunctie, het eigengewicht en sneeuw Fd(Ab, gk,sk) .......................... 99
5. ONTWERPWAARDEN VAN DE MATERIALEN (EENHEDEN N EN mm) ..................... 103
6. REFERENTIEDOCUMENTEN ................................................................................................ 106

Bijlage 1 Referentiesnelheid van de wind vb,0 ................................................................................107


Bijlage 2 Bepaling van de meest ongunstige buitendrukcoëfficiënten cpe voor een gevel ....................... 117
Bijlage 3 Bepaling van de meest ongunstige buitendrukcoëfficiënten cpe voor daken met één enkel
dakschild .................................................................................................................................................. 122
Bijlage 4 Bepaling van de meest ongunstige buitendrukcoëfficiënten cpe voor daken met twee dak-
schilden .................................................................................................................................................... 126
Bijlage 5 Berekening van de gemiddelde elasticiteitsmodulus Em voor de dimensionering van houten
schrijnwerk............................................................................................................................................... 132
Bijlage 6 Illustratief voorbeeld van het gunstige of ongunstige effect van de belasting op de berekening
van een secundaire constructie................................................................................................................. 134
Bijlage 7 Berekening van het glas............................................................................................................ 138

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 5


2009
Waarschuwing
Stabiliteitsberekeningen in het algemeen, en van de stabiliteit van buitenschrijnwerk
in het bijzonder, vereisen specifieke kwalificaties en een dito kennis. De ontwerper
dient hierover te beschikken en zich ervan te vergewissen of de ontwerpvoorwaarden
toelaten om naar dit Rapport te verwijzen. Vermits dit document een normaal
gebruik van het buitenschrijnwerk beoogt, moeten alle niet-conventionele
belastingen en gebruiken ervan het voorwerp uitmaken van bijkomende specificaties
die aangepast zijn aan het risico dat men wil dekken.

Het voorliggende Rapport berust op de stand van de normalisatie op het ogenblik


van zijn publicatie. De erin opgenomen informatie kan dus onderhevig zijn aan
eventuele toekomstige wijzigingen.

Ondanks het feit dat men het in de Eurocodes gewoonlijk heeft over de
bezwijkgrenstoestanden (BGT), hebben we er in dit document voor geopteerd om
deze aan te duiden met de term uiterste grenstoestanden (UGT). De afkorting BGT
wordt in bepaalde andere naslagwerken immers gehanteerd om de
bruikbaarheidsgrenstoestanden (d.i. de gebruiksgrenstoestanden of GGT) aan te
duiden.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 6


2009
1. VOORWERP VAN DIT RAPPORT
De Eurocodes hebben tot doel te helpen bij de dimensionering van alle constructietypes –
gaande van kunstwerken tot gebouwen – voor zover deze opgetrokken werden met traditionele
bouwmaterialen.

Hiertoe wordt een beroep gedaan op de semi-probabilistische methode, teneinde een


aanvaardbaar betrouwbaarheidsniveau te bepalen voor de levensduur van de constructie. De
partiële-coëfficiëntenmethode is een toepassing van de semi-probabilistische methode. Hierbij
worden er partiële factoren op de belastingen en de weerstanden voorgesteld, die toelaten om de
gewenste betrouwbaarheid ten aanzien van het beschouwde constructietype te waarborgen.

Dit Rapport vormt een toepassingsdocument van de Eurocodes voor alle buitenschrijnwerktypes.
Het gaat hier met name om :
- gevel- en dakvensters
- gordijngevels
- gevels van structureel gelijmd glas (SGG)
- veranda’s en glazen daken.

Het beschrijft de verschillende grenstoestanden en hun criteria, de waarden voor de belastingen,


de belastingscombinaties en de coëfficiënten die erop van toepassing zijn, evenals de
karakteristieke coëfficiënten van de courant gebruikte materialen.
Zodoende reikt het de ontwerper van deze bouwwerken alle elementen aan die nodig zijn voor
het dimensioneren van de verankeringen, de constructies en de vulpanelen bij een blootstelling
aan de meest courante belastingen voor buitenschrijnwerk.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 7


2009
2. BASISBEGRIPPEN
2.1. Definitie van de grenstoestanden
Eurocode 0 maakt een onderscheid tussen twee grenstoestanden waaraan voldaan moet worden
voor de berekening van elke constructie. In beide gevallen (UGT of GGT, zie verder) moet
overgegaan worden tot de berekening van Ed, de rekenwaarde van het effect van de belastingen
(interne kracht, moment, …) op een constructie-element of op een volledige constructie. Wij
willen erop wijzen dat deze waarde berekend wordt aan de hand van een belastingscombinatie
die afhankelijk is van de beschouwde grenstoestand.

2.1.1. Uiterste grenstoestanden (UGT)

Deze betreffen de veiligheid van personen en/of de veiligheid van de constructie (instorting, …).
Dit begrip komt doorgaans overeen met het maximale draagvermogen van een constructie of een
constructie-element. De overmatige vervormingen, die kunnen leiden tot structurele gebreken
tengevolge van een mechanische instabiliteit, worden eveneens tot de uiterste grenstoestanden
gerekend (bv. knik).

De UGT worden uitgedrukt met behulp van de volgende vergelijking :


Ed ≤ Rd
waarbij
Ed = de rekenwaarde van het effect van de belastingscombinaties die dienen om de
overeenkomstige grenstoestand te controleren
Rd = de rekenwaarde van de weerstand.

2.1.2. Gebruiksgrenstoestanden (GGT)

Deze betreffen de goede werking van de constructie of de constructie-elementen, het comfort


van de personen en het uitzicht van de constructie (scheurvorming, overmatige vervorming, …).

De GGT worden uitgedrukt met behulp van de volgende vergelijking :


Ed ≤ Cd
waarbij
Cd = de nominale waarde of functie van de rekenwaarde van een bepaalde materiaaleigenschap,
zoals de vervormingsgrenswaarde
Ed = zie hiervoor.

2.2. Terminologie
2.2.1. Belastingen

Belastingen worden in de Eurocodes als volgt gedefinieerd :


- geheel van krachten (lasten) die aangrijpen op de constructie (rechtstreekse belastingen)
- geheel van opgelegde vervormingen of versnellingen die het resultaat kunnen zijn van
temperatuurschommelingen, wijzigingen van de vochtigheidsgraad, differentiële zettingen of
aardbevingen (onrechtstreekse belastingen).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 8


2009
Naargelang van haar variatie in de tijd kan een belasting blijvend (permanent), veranderlijk
(variabel) of toevallig (accidenteel) zijn.

2.2.1.1. Blijvende (permanente) belasting (G)

Belasting die met grote waarschijnlijkheid zal aanhouden gedurende de totale gegeven
referentieduur en waarvan de variatie in de tijd verwaarloosbaar is of waarvan de variatie altijd
in dezelfde zin (monotoon) plaatsvindt tot het bereiken van een grenswaarde.

2.2.1.2. Veranderlijke (variabele) belasting (Q)

Belasting waarvan de variatie in de tijd noch verwaarloosbaar noch monotoon is.

2.2.1.3. Toevallige (accidentele) belasting (A)

Belasting van beduidende omvang die gewoonlijk van korte duur is en die gedurende de
verhoopte levensduur naar alle waarschijnlijkheid niet zal aangrijpen op de constructie.

2.2.1.4. Rekenwaarde van een belasting of een belastingscombinatie (Fd(x))

Waarde die verkregen wordt door de representatieve waarde te vermenigvuldigen met de


coëfficiënt of de partiële coëfficiënten voor één of meerdere belastingen.

2.2.2. Partiële coëfficiënten

− Partiële coëfficiënt voor de blijvende (permanente) belastingen :


− γG : partiële coëfficiënt voor blijvende (permanente) belastingen die rekening houdt met
onzekerheden op het rekenmodel en met dimensionale schommelingen
− γG,inf : partiële coëfficiënt voor blijvende (permanente) belastingen die rekening houdt met
onzekerheden op het rekenmodel en met dimensionale schommelingen, wanneer de
blijvende belasting een gunstig effect heeft
− γG,sup : partiële coëfficiënt voor blijvende (permanente) belastingen die rekening houdt met
onzekerheden op het rekenmodel en met dimensionale schommelingen, wanneer de
blijvende belasting een ongunstig effect heeft.
− Partiële coëfficiënt voor de veranderlijke (variabele) belastingen γQ die rekening houdt met
onzekerheden op het rekenmodel en met dimensionale schommelingen.
− Partiële coëfficiënt voor een materiaaleigenschap γM die rekening houdt met onzekerheden
op het rekenmodel en met dimensionale schommelingen.

2.2.3. Combinatiecoëfficiënten

− Coëfficiënt die de combinatiewaarde voor een begeleidende veranderlijke belasting ψ0


definieert : waarde die (voor zover dit op statistische basis mogelijk is) zodanig gekozen
wordt dat de waarschijnlijkheid van het overschrijden van de effecten die veroorzaakt worden
door de combinatie ongeveer dezelfde is als voor de karakteristieke waarde van een

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 9


2009
individuele belasting. Deze kan uitgedrukt worden als een welbepaalde fractie van de
karakteristieke waarde door toepassing van een coëfficiënt ψ0 ≤ 1.
− Begeleidende coëfficiënt voor de frequente belastingen ψ1 die de frequente waarde voor een
veranderlijke (variabele) belasting definieert : waarde die (voor zover dit op statistische basis
mogelijk is) zodanig gekozen wordt dat de totale tijdsduur (in de loop van de gebruiksduur)
gedurende welke deze overschreden wordt, slechts een kleine gegeven fractie uitmaakt van de
gebruiksduur, of waarbij de frequentie van overschrijding beperkt is tot een gegeven waarde.
Deze kan uitgedrukt worden als een welbepaalde fractie van de karakteristieke waarde door
toepassing van een coëfficiënt ψ1 ≤ 1.
− Coëfficiënt die de quasi-blijvende waarde voor een veranderlijke belasting ψ2 definieert :
waarde die zodanig bepaald wordt dat de totale tijdsduur gedurende welke deze zal
overschreden worden, een aanzienlijke fractie van de referentieduur uitmaakt. Deze kan
uitgedrukt worden als een welbepaalde fractie van de karakteristieke waarde door toepassing
van een coëfficiënt ψ2 ≤ 1.

2.2.4. De hoofdconstructie

In een gebouw vormen de kolommen, balken en vloeren constructie-elementen die deel


uitmaken van de hoofdconstructie. Deze elementen zijn ‘structureel’ omdat zij de secundaire
constructies dragen en omdat het falen ervan de globale stabiliteit van het gebouw in het gedrang
kan brengen met alle economische en menselijke gevolgen vandien. Zij moeten met andere
woorden betrouwbaar zijn en een aangepaste veiligheid bieden, die groter is dan de veiligheid
die geëist wordt voor de secundaire constructie-elementen of niet-structurele elementen.

Dergelijke hoofdconstructies, bestemd voor residentiële of kantoorgebouwen, vormen het


referentiekader van de Eurocodes. In het geval van schrijnwerk heeft men het over de
hoofdconstructie voor zover deze het uitgangspunt vormt en de hierna bepaalde verminderings-
of vermeerderingscoëfficiënten van toepassing zijn.

2.2.5. Secundaire constructies

Gordijngevels, schrijnwerkgehelen en vensterramen vormen secundaire constructies omdat hun


stabiliteit en weerstand enkel voor deze elementen zelf van belang zijn. Een faling van deze
secundaire constructies heeft uitsluitend invloed op de vulelementen of de niet-structurele
elementen die erdoor gedragen worden en heeft in geen geval gevolgen voor de hoofdconstructie
van het gebouw. Secundaire constructies kunnen onafhankelijk van de hoofdconstructie
vervangen worden.

Vulpaneel en
secundaire
Hoofdconstructie constructie

Afbeelding 1 Voorbeeld van een secundaire constructie : glazen dak.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 10


2009
Vulpaneel en
secundaire constructie

Hoofdconstructie

Afbeelding 2 Voorbeeld van een secundaire constructie : gordijngevel.

2.2.6. Vulelementen

Het betreft elementen die in de constructie worden geplaatst om het gebouw af te sluiten en die
geen rol spelen voor de stabiliteit van de hoofdconstructie. Zij moeten echter wel zodanig
gedimensioneerd worden dat zij de belastingen aan de hoofdconstructie kunnen doorgeven via
de secundaire constructie (indien aanwezig). Wanneer er geen tegengevel of steunmuur
voorhanden is, dienen deze vulelementen tevens de veiligheid van personen te verzekeren (zie
§ 2.2.8.).

Nota 1 : indien een element meerdere functies tegelijkertijd vervult, moet men ervan uitgaan dat
het deel uitmaakt van de meest ongunstige functie. Wanneer het element bijvoorbeeld zowel
behoort tot de secundaire constructie als tot de hoofdconstructie, dient men het te beschouwen als
een hoofdconstructie.

2.2.7. Gevolgklassen

Dankzij de gevolgklassen kan er rekening gehouden worden met het feit dat het falen van
secundaire constructies of vulelementen niet dezelfde economische en/of menselijke gevolgen
heeft als het falen van de hoofdconstructie. De betrouwbaarheid kan met andere woorden
aangepast worden. Via de coëfficiënt kFI is het mogelijk de betrouwbaarheid die van toepassing
is op secundaire constructies en vulelementen aan te passen ten aanzien van deze die van
toepassing is op de hoofdconstructie. Dit gebeurt in overeenstemming met de norm NBN

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 11


2009
EN 1990. Deze coëfficiënt is opgenomen in de partiële coëfficiënten voor de belastingen γQ en
γG, tenzij de beschouwde belasting een gunstig effect heeft in een belastingscombinatie (zie nota
NBN EN 1990:2002, bijlage b, § B3.3, tabel 3). De coëfficiënten γQ en γG worden gedefinieerd
in § 2.2.2. De coëfficiënt voor de gevolgklasse is niet van toepassing op de partiële coëfficiënt
voor een materiaaleigenschap.

Nota 2 : in het vervolg van dit Rapport werden er partiële coëfficiënten toegekend aan de
verschillende onderdelen en buitenschrijnwerktypes. Zodoende werd geopteerd voor
welbepaalde menselijke en economische gevolgen en werd er een betrouwbaarheidsniveau
opgelegd aan de onderdelen en de courante schrijnwerktypes. Het is echter niet uitgesloten dat
deze laatste in het bouwwerk een bijzondere plaats innemen, bijvoorbeeld omwille van hun
afmetingen, de hoogte van het gebouw, hun functies of het exploitatietype van het bouwwerk
waarin het schrijnwerk geplaatst wordt. In voorkomend geval zal het nodig zijn om de partiële
coëfficiënten aan te passen aan de vereiste betrouwbaarheid. Voor gebouwen van meer dan
50 meter hoog kan het nodig zijn om corrigerende aanpassingen uit te voeren.

2.2.8. De borstweringsfunctie in een gevel

Borstweringen zijn voorzieningen (1) waarmee het mogelijk is de veiligheid van personen te
verzekeren tegen risico’s die redelijkerwijze voorzienbaar zijn
− vallen in het ijle :
o vallen door het venster (d.w.z. door het schrijnwerk)
o struikelen over de vensterborstwering
− verwondingen door contact :
o snijwonden door grote glasscherven
o verwondingen/kneuzingen door toevallig contact met voornamelijk doorzichtige
elementen (2)
als gevolg van
− incidentele schokken door één of meerdere menselijk(e) licha(a)m(en) tijdens een
voorval dat resulteert uit de menselijke activiteit waarvan het risico redelijkerwijze
voorzienbaar is
− het gedrum van een bewegende mensenmassa, dat geen aanleiding geeft tot schokken,
maar wel tot een druk op de bescherming.

Schokken worden gelijkgesteld met dynamische belastingen. Het gedrum van een mensenmassa
moet daarentegen beschouwd worden als een genormaliseerde statische belasting volgens de
norm NBN EN 1991-1-1 (§ 6.4). In dit geval gebeurt de controle onder de vorm van
berekeningen en/of proeven (zie § 4.4).

Dit concept moet beoordeeld worden uitgaande van een ‘normaal’ of ‘normaal
voorzienbaar’ gebruik van het bouwwerk. Dit sluit het bewust en weloverwogen nemen
van risico’s door de gebruikers uit. Voor het gebruik wordt een redelijk en verantwoord
gedrag van de gebruikers verondersteld, of, indien het om kinderen gaat, van de personen
die met hun toezicht belast zijn.

(1) De voorziening kan bestaan uit het buitenschrijnwerk zelf en zijn vulelementen of uit eender welke andere
voorziening (borstweringen, dwarsregels, …) die op het buitenschrijnwerk bevestigd werd.
(2) Wanneer de doorzichtige elementen uit glas bestaan, voorziet § 4.4.2.2.5 van de norm NBN S 23-002:2007 een
aantal maatregelen om het risico op botsingen als gevolg van een gebrek aan zichtbaarheid te vermijden. In dit
Rapport gaan we hier echter niet dieper op in.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 12


2009
3. BEPERKINGEN VAN DEZE SPECIFICATIES
3.1. Toepassingsgebied
Het voorliggende Rapport is van toepassing op gevels, hellende gevels, daken en veranda’s. De
norm NBN EN 13830 heeft betrekking op gordijngevels met een helling van 0° tot 15° ten
opzichte van de verticale. Hellende gevels vertonen dan weer een helling gaande van 15° tot 30°
ten opzichte van de verticale. Daken, tenslotte, worden gekenmerkt door een helling van 5° tot
60° ten opzichte van de horizontale.

Hellend

hellend
0,5 m.
0,5m.
m
m
Hellend

Hellend
≤0,5
≤0,5
30° 15° 15° 30°

α α α

Afbeelding 3 Helling van daken en gevels.

Opmerking : om de afdichting niet in het gedrang te brengen, wordt steeds aanbevolen een
helling > 10° ten opzichte van de horizontale aan te houden (tenzij een kleinere helling
gerechtvaardigd is).

3.2. Belastingen en combinaties


De Eurocodes voorzien een controle in twee verschillende grenstoestanden (GGT en UGT),
naargelang van de belastingen en belastingscombinaties die aangrijpen op het beschouwde
element. In dit Rapport komen de meest courante belastingen aan bod, met name :
− het eigengewicht gk
− de wind w
− sneeuw s
− de belastingen Ab indien het buitenschrijnwerk dienst doet als borstwering,
alsook hun pertinente combinaties.

Nota 3 : sneeuwbelastingen moeten enkel in aanmerking genomen worden voor


buitenschrijnwerk waarvan de helling kleiner is dan of gelijk is aan 60° ten opzichte van de
horizontale en dat niet uitgerust is met een sneeuwbarrière.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 13


2009
Worden niet in aanmerking genomen in dit Rapport :
− de gebruiksbelastingen (opgelegde belastingen) : deze moeten het voorwerp uitmaken van
een speciale studie (door berekening volgens de geldende normen, Eurocodes of andere
documenten), of moeten proefondervindelijk gecontroleerd worden. Deze belastingen kunnen
tijdelijk of blijvend zijn :
− tijdelijk : bv. gondels, ladders voor het onderhoud, …
− blijvend : bv. vaandelhouders, aan de gordijngevel bevestigde gaanderijen, …
− de toevallige (accidentele) belastingen (bv. te wijten aan de impact van een voertuig, aan
gasexplosies, …) : in voorkomend geval moeten deze in rekening gebracht worden
overeenkomstig de toepassingsregels uit de norm EN 1991-1-7 inzake accidentele belastingen
en hun combinaties.

Belangrijk : zie nota 21.

3.3. Controle in de grenstoestanden van


buitenschrijnwerkelementen

Bouwkundige hypothesen

ƒ De in aanmerking te nemen overspanning van de weerstandsprofielen wordt gemeten op de


neutrale lijn van de weerstandsprofielen en tussen de steunpunten (3).
ƒ Voor vulelementen die niet uit glas bestaan, mag hun eigen stijfheid in aanmerking genomen
worden, voor zover dit toegelaten wordt door de fabrikant en het mechanische gedrag
voldoende gekend is.
ƒ Voor gekleurd schrijnwerk, in het bijzonder wanneer de kleur gekarakteriseerd wordt door een
sterke energieabsorptie en/of wanneer het schrijnwerk langs binnen en langs buiten een
verschillende kleurabsorptie vertoont, kan het noodzakelijk blijken om de vervorming onder
temperatuurgradiënt (buiging van de profielen als gevolg van het temperatuurverschil tussen
het binnen- en het buitenoppervlak; ook ‘bimetaaleffect’ genoemd) na te gaan. Bij deze
controle dient men rekening te houden met :
• de kleur van het profiel (d.w.z. met de energieabsorptiecoëfficiënt van het oppervlak)
• de thermische uitzettingscoëfficiënt van het materiaal waaruit het profiel opgebouwd is
• de vrije lengte (tussen de verankeringen van het constructie-element) van het profiel
• de verwachte temperaturen aan het binnen- en buitenoppervlak. In bepaalde gevallen zal
deze belasting door de temperatuur gecombineerd moeten worden met andere belastingen
(zie NBN EN 1991-1-5). Deze controle, die hier niet verder besproken wordt, is te
beschouwen als een aanvulling op de controle die in deze specificaties wordt vereist.
ƒ De controle (door berekening of proeven) van de verbindingen tussen de stijlen en de
dwarsregels (GGT onder rotatie en doorbuiging van de dwarsregel) is aanbevolen van zodra
de som van de belastingen in één richting op een dwarsregel meer dan 800 N bedraagt.
Wanneer er twijfel bestaat omtrent het draagvermogen of de gebruikte verbindingstechniek,
kan het nodig blijken een controle uit te voeren voor kleinere belastingen.

(3) Tenzij een andere handelswijze gerechtvaardigd is aan de hand van proeven en/of precieze berekeningen (met de
eindige-elementenmethode).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 14


2009
3.4. Controle van de grenstoestanden
3.4.1. Schrijnwerk en grenstoestanden

3.4.1.1. Het geval van vensters en dakvensters

De weerstandsprofielen van vensters worden normaalgesproken enkel berekend in de


gebruiksgrenstoestand (GGT).

Wanneer het buitenschrijnwerk een oppervlakte van meer dan 10 m2 heeft, moeten de
weerstandsprofielen van de schrijnwerkgehelen of van de samengestelde vensters (in het
bijzonder de stijlen, de dwarsregels en de verbindingsprofielen), waarvan de vrije afstand tussen
de steunpunten meer dan 2,20 m bedraagt, voor de berekening als lichte constructies beschouwd
worden (zie § 3.4.1.2).

3.4.1.2. Het geval van lichte constructies : gordijngevels en glazen daken

Deze constructies worden berekend in de gebruiksgrenstoestand (GGT) en in de uiterste


grenstoestand (UGT). De criteria voor de gebruiksgrenstoestand zijn vermeld in de tabellen van
§ 4.6.

3.4.1.3. Het geval van vulelementen

De in aanmerking te nemen belastingen en de criteria zijn gedefinieerd in § 4.6. Doorgaans zal


het noodzakelijk zijn de product- of materiaalspecificaties te raadplegen.

3.4.1.4. Het geval van verandaconstructies

Men kan verschillende soorten veranda’s onderscheiden naargelang van hun verbinding met de
gebouwstructuur en hun vloeroppervlakte.

Nota 4 : in de volgende afbeeldingen staat « lg » voor « de lengte van een aan de wind
blootgestelde zijde ».

3.4.1.4.1. Autonome constructies

In dit geval moet de veranda al dan niet beschouwd worden als een uitbreiding van het gebouw,
waarbij er geen enkele stabiliserende verbinding met dit gebouw bestaat. De verandaconstructie
is dus autonoom wat de stabiliteit betreft.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 15


2009
lg
lg
Afbeelding 4 Veranda – Autonome constructie.

3.4.1.4.2. Constructies die door één zijde van het gebouw gestabiliseerd worden

In dit geval moet de verandaconstructie beschouwd worden als een uitbreiding van het bestaande
gebouw en wordt deze aan één zijde gestabiliseerd door de gebouwstructuur.

lg
lg

Afbeelding 5 Constructie die door één zijde van het gebouw gestabiliseerd wordt.

3.4.1.4.3. Constructies die door minstens twee zijden van het gebouw gestabiliseerd
worden

In dit geval moet de verandaconstructie beschouwd worden als een uitbreiding van het bestaande
gebouw en wordt deze door twee of meer zijden gestabiliseerd door de gebouwstructuur.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 16


2009
lg lg
lg

Afbeelding 6 Constructies die door minstens twee zijden van het gebouw gestabiliseerd worden.

3.4.1.4.4. Verandacategorieën voor de structurele berekening

Men kan verschillende soorten veranda’s onderscheiden naargelang van hun verbinding met de
gebouwstructuur en hun vloeroppervlakte. Zodoende kan men er, afhankelijk van de
ontwerpvoorwaarden, een geschikte betrouwbaarheid aan toekennen door de keuze van een
gepast rekenmodel en adequate coëfficiënten.

Tabel 1 Verandacategoriën.
Vloeroppervlakte Vloeroppervlakte
Vloer- 9 < S ≤ 30 m² > 30 m²
Verandacategoriën oppervlakte Gevels ≥ 1 gevel Gevels ≥ 1 gevel
≤ 9 m² tegen de tegen de tegen de tegen de
wind wind wind wind
(lg ≤ 4 m) (lg > 4 m) (lg. ≤ 4 m) (lg > 4 m)
Autonome constructies 2 2 3 – 3
Gestabiliseerd door één zijde 1 1 2 – 3
Gestabiliseerd door twee of
1 1 2 2 3
meer aangrenzende zijden
Gestabiliseerd door twee
tegenover elkaar liggende 1 2 3 3 3
zijden

3.4.1.4.4.1. Categorie 1

De verandaconstructies van categorie 1 worden berekend als secundaire vensterconstructies.


De gevel en het dak van de veranda worden bijgevolg uitsluitend berekend in de
gebruiksgrenstoestand, volgens de belastingsvoorschriften en de criteria voor secundaire
vensterconstructies uit § 4.6.

3.4.1.4.4.2. Categorie 2

De verandaconstructies van categorie 2 worden berekend als secundaire


gordijngevelconstructies. De gevel en het dak van de veranda worden bijgevolg zowel
berekend in de gebruiksgrenstoestand als in de uiterste grenstoestand, volgens de
belastingsvoorschriften en de criteria voor secundaire gordijngevelconstructies uit § 4.6.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 17


2009
3.4.1.4.4.3. Categorie 3

De verandaconstructies van categorie 3 worden berekend als hoofdconstructies. De gevel en


het dak van de veranda worden bijgevolg zowel berekend in de gebruiksgrenstoestand als in de
uiterste grenstoestand volgens de belastingsvoorschriften uit de Eurocodes. In de
gebruiksgrenstoestand dient men op de stijlen, de dwarsregels en de kepers van de
hoofdconstructie de vervormingscriteria voor secundaire constructies uit § 4.6 toe te passen.

3.4.1.4.4.4. Aanvullende voorschriften

− De bevestiging van de verandaconstructie moet geschieden op de bestaande gebouwstructuur


(niet op de parementen).
− In het geval van veranda’s met opengaande delen zoals schuifvensters in de verticale wanden,
moeten de vervormingscriteria voor de randbalken of de dakgoten zodanig aangepast worden
dat hun goede werking in de voor de gebruiksgrenstoestand voorgeschreven
windvoorwaarden gewaarborgd blijft. In bepaalde gevallen moeten de kolommen van de
veranda gecontroleerd worden tegen knikken (kritieke belasting van Euler).
− Wanneer de veranda verwijderbare wanden, deuren of opengaande vleugels heeft, wordt
aangeraden om de situatie waarbij alles geopend is te beschouwen als een toevallige
(accidentele) combinatie. Dit Rapport gaat niet dieper in op deze controle.
− Om functionele gebreken van de volledige veranda te voorkomen, wordt aanbevolen om :
− de horizontale pijl bovenaan de kolommen in de gebruiksgrenstoestand te beperken tot
h/300 of 10 mm
− de horizontale verplaatsingen van de structurele knopen van de veranda te beperken tot
10 mm in de gebruiksgrenstoestand.

3.4.2. Criteria voor de grenstoestanden

De hierna vermelde criteria voor de grenstoestand zijn van toepassing in de grote meerderheid
van de gevallen. Voor een aantal specifieke schrijnwerkelementen kan het echter nodig zijn
strengere criteria voor de grenstoestanden toe te passen, bijvoorbeeld om met de volgende
situaties rekening te houden :
ƒ voor de structurele dwarsregels of stijlen die de vulelementen (beglazingen, panelen, kaders)
dragen, dient men de toelaatbare doorbuiging zodanig te beperken :
− dat de bediening van de opengaande delen niet wordt verhinderd
− dat de vulelementen waarop de eventuele dwarsregels steunen, niet beschadigd raken. In
dit geval moeten de vulelementen zodanig ontworpen worden dat zij de belastingen op een
veilige en duurzame manier kunnen opnemen.
ƒ de structurele dwarsregels of stijlen die de opengaande vleugels (beglazingen, panelen,
kaders) dragen, moeten een zodanige stijfheid vertonen dat de normale bediening van de
opengaande vleugels geen ongewenste dynamische effecten (trillingen, overmatige
vervormingen) met zich meebrengt.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 18


2009
4. BELASTINGEN
4.1. Windbelasting
4.1.1. Gebruiksduur en terugkeerperiode van de wind (cprob)

Hoofdconstructies, secundaire constructies en vulelementen hebben niet alleen een andere


levensduur, maar ook een verschillend vervangingsgemak.

Wat de hoofdconstructies, de verankeringen en de secundaire constructies betreft, werd een


terugkeerperiode van 50 jaar (cprob² = 1) als referentie genomen. Voor niet-structurele elementen
werd de terugkeerperiode als volgt aangepast :
0,5
⎛ 1 − 0,2 × ln(− ln(1 − 1 / n)) ⎞
c prob = ⎜⎜ ⎟⎟ waarbij n het aantal jaren voorstelt.
⎝ 1 − 0,2 × ln(− ln(0,98)) ⎠

4.1.2. Uitdrukking van de winddruk

De winddruk w is het resultaat van het drukverschil tussen de buitenomgeving we (deze waarde
krijgt de index e) en de binnenomgeving wi (deze waarde krijgt de index i) :
w = we - wi
w = ce(ze)qref 50jaar . cprob² . cpe - ce(zi)qref 50jaar. cprob² . cpi
waarbij cp = cpe - cpi
ce(zi)qref 50jaar = ce(ze)qref 50jaar (deze laatste hypothese vereenvoudigt de berekening van w
zonder de veiligheid in gevaar te brengen; zij verhoogt dus de waarde van w).

De vereenvoudigde uitdrukking van de winddruk w is bijgevolg :


w = ce(z)qref 50jaar . cprob² . cp
waarbij – w : waarde van de nettowinddruk
– cprob : coëfficiënt voor de terugkeerperiode van de wind (gelijk aan 1 voor 50 jaar)
– cp : coëfficiënt die rekening houdt met alle plaatselijke drukcoëfficiënten
– qref 50jaar : gemiddelde dynamische referentiedruk voor een terugkeerperiode van de
wind van 50 jaar
– ce(z) : blootstellingscoëfficiënt die de ruwheid van het terrein en de hoogte boven
de grond in aanmerking neemt. Deze coëfficiënt wordt gedefinieerd in artikel 4.5
van de norm EN 1991-1-4 en zet de gemiddelde druk ook om in een piekdruk,
rekening houdend met de turbulentiefactor kl.

Nota 5 : voor een beschrijving van de verschillende coëfficiënten : NBN EN 1991-1-4.

Nota 6 : bij de berekening van de winddruk wordt rekening gehouden met de


orografiecoëfficiënt co, de ruwheidscoëfficiënt cr, de coëfficiënt cseason (in geval van tijdelijke
constructies), de richtingscoëfficiënt cDIR en de dynamische coëfficiënt cd. Deze coëfficiënten zijn
gedefinieerd in de norm EN 1991-1-4. In de huidige specificaties wordt ervan uitgegaan dat
cDIR = cr = cd = cseason = co = 1. De turbulentiefactor kl is gelijk aan 1 voor de
ruwheidscategorieën 0, I en II, gelijk aan 0,95 voor de ruwheidscategorie III en gelijk aan 0,85
voor de ruwheidscategorie IV. Indien de ontwerpvoorwaarden coëfficiënten vooropstellen die
verschillen van 1, dient men deze zorgvuldig te bepalen en in aanmerking te nemen bij de
berekening van de winddruk w.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 19


2009
4.1.2.1. Bepaling van de referentiehoogte voor de wind

Nota 7 : de geografische hoogte van het terrein waarop de onderzochte constructie zich
bevindt, moet niet in aanmerking genomen worden.

4.1.2.1.1. Inleiding

De referentiehoogte ze voor de wind is het niveauverschil tussen het lage referentieniveau (z = 0)


en het hoge referentieniveau (z) dat als volgt gedefinieerd wordt :
z e = z − hdis
In de volgende paragrafen wordt verduidelijkt hoe men ze dient te bepalen.

4.1.2.1.2. Laag referentieniveau z = 0 voor de bepaling van ze

Het referentieniveau (z = 0) is het niveau vanwaar de hoogte ze (zie § 4.1.2.1.3) wordt gemeten.
In de grote meerderheid van de gevallen wordt het referentieniveau z = 0 genomen aan de voet
van het gebouw. Er bestaan echter bijzondere ontwerpvoorwaarden waarbij het niveau z = 0
verplaatst wordt met een hoogte hdis, gemeten ten opzichte van de voet van het gebouw, zodat de
waarde ze toeneemt (hdis(-)) of daalt (hdis(+)).
In de norm NBN EN 1991-1-4 en zijn nationaal toepassingsdocument (NAD) wordt het niveau
z = 0 gedefinieerd naargelang van de volgende gevallen :
• vlak terrein (afbeelding 7)
• terrein met een niveauverschil (afbeelding 8)
• kuststreek : de getijden worden in aanmerking genomen in de ruwheidscategorieën 0 en I
(afbeelding 9)
• steden : nabijheid van gebouwen in de ruwheidscategorie IV (afbeelding 10).

Geval van een vlak terrein

Wind Wind Wind Wind

z=0 z=0

Afbeelding 7 Referentieniveau z = 0 op een vlak terrein.

Geval van een hellend terrein

Wind Wind
Wind Wind Wind Wind

z=0
z=0 hdis
z=0
z=0
hdis z=0 hdis

Afbeelding 8 Referentieniveau z = 0 op een terrein met een niveauverschil.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 20


2009
In aanmerking nemen van de getijden in de ruwheidscategorieën 0 en I

Wind Wind

z=0

Hoogtij
hdis
z=0
Laagtij
Afbeelding 9 Referentieniveau z = 0 in de kuststreek.

Nabijheid van gebouwen in de ruwheidscategorie IV

Indien het gebouw zich op een terrein van categorie IV bevindt, zorgen de nabijgelegen
gebouwen en de andere obstakels ervoor dat de wind zich gedraagt alsof het grondniveau
verhoogd werd tot op een hoogte hdis (aangeduid als de verplaatsingshoogte). De hoogte hdis kan
bepaald worden door de uitdrukking :
x ≤ 2 have hdis is de kleinste waarde van 0,8 have of 0,6 h
2 have < x < 6 have hdis is de kleinste waarde van (1,2 have - 0,2 x) of 0,6 h
x ≥ 6 have hdis = 0

Afbeelding 10 Referentieniveau z = 0 in een stad.

In de norm NBN EN 1991-1-4 wordt de afstand have gedefinieerd als de obstructiehoogte.


Volgens de Nationale Bijlage (ANB) van de NBN EN 1991-1-4 is have de gemiddelde hoogte
van de constructies die 15 % innemen van het oppervlak waarop de constructies de grootste
hoogte hebben in de hoeksector van het beschouwde terrein van categorie IV. Bij gebrek aan
andersluidende informatie mag men ervan uitgaan dat have voor de terreinruwheidscategorie IV
gelijk is aan 15 m.

Vermits deze regels afhankelijk zijn van de oriëntatie, moeten de waarden van have en x
vastgelegd worden voor elke sector van 30°, zoals beschreven in § 4.1.2.3.3.

Het profiel van de dynamische piekdruk in functie van de hoogte kan naar boven worden
verplaatst met een hoogte hdis.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 21


2009
4.1.2.1.3. Hoog referentieniveau z voor de bepaling van ze

4.1.2.1.3.1. Wanden onder de wind (onderdruk)

Wat de verdeling van de dynamische druk over de gevel onder de wind en over de zijgevels
(zones A, B, C en E, zie afbeelding 21) betreft, is de aanbevolen referentiehoogte ze het
niveauverschil tussen de gebouwhoogte h en z = 0.

4.1.2.1.3.2. Wanden tegen de wind (overdruk)

De waarde ze kan beschouwd worden als de referentiehoogte voor de externe windbelasting op


gevels. Ze wordt hierna gegeven voor het geval van daken. In § 4.1.2.5.2.1 wordt ze beschreven,
rekening houdend met het aantal dakschilden.

De referentiehoogte ze voor de wanden in overdruk van gebouwen met een rechthoekig


grondplan (zone D, zie afbeelding 21) is afhankelijk van de vormfactor h/b en stemt altijd
overeen met de grootste hoogte van de verschillende wanddelen. Deze hoogte wordt aangegeven
in afbeelding 11 voor de drie volgende gevallen :
ƒ geval 1 : h ≤ b. ze is dan het niveauverschil tussen h en het lage referentieniveau z = 0; een
gebouw waarvan de hoogte h kleiner is dan b, mag als één element beschouwd worden
ƒ geval 2 : b ≤ h < 2b :
− onderaan : ze is het niveauverschil tussen b en z = 0
− bovenaan : ze is het niveauverschil tussen h en het lage referentieniveau z = 0
Een gebouw waarvan de hoogte h groter is dan b, maar kleiner is dan 2b mag beschouwd
worden als twee elementen, waarbij het onderste deel gemeten wordt vanaf z = 0 over een
hoogte gelijk aan b en het bovenste deel de rest inneemt
ƒ geval 3 : h > 2b :
− onderaan : ze is het niveauverschil tussen b en z = 0
− bovenaan : ze is het niveauverschil tussen h en het lage niveauverschil z = 0
− het tussenliggende gedeelte : ze = zstrip
Van een gebouw waarvan de hoogte h groter is dan 2b, mag men veronderstellen dat het uit
meerdere elementen bestaat, waarbij het onderste deel gemeten wordt vanaf z = 0 over een
hoogte gelijk aan b, waarbij het bovenste deel gemeten wordt vanaf de top van het gebouw
over een hoogte gelijk aan b, en waarbij het tussenliggende gedeelte ingedeeld kan worden in
horizontale stroken met een hoogte hstrip zoals aangegeven in afbeelding 11 (de bepaling van
het aantal stroken wordt aan de ontwerper overgelaten).

In afbeelding 11 werd z = 0 voor het geval 1 bij wijze van voorbeeld onder het niveau van de
voet van het gebouw geplaatst. Voor het geval 2 werd z = 0 boven het niveau van de voet van
het gebouw geplaatst, terwijl z = 0 voor het geval 3 op het niveau van de voet van het gebouw
geplaatst werd. De positionering van z = 0 is onafhankelijk van de verschillende situaties, maar
moet wel gebeuren in overeenstemming met § 4.1.2.1.2.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 22


2009
Afbeelding 11 Referentiehoogte ze rekening houdend met h, b, z = 0, en overeenkomstig
dynamisch drukprofiel.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 23


2009
4.1.2.1.3.3. Nabijheid van gebouwen met zeer grote hoogte

Wanneer een gebouw meer dan twee keer groter is dan de gemiddelde hoogte have van de
nabijgelegen constructies, mag voor de berekening van eender welke van deze nabijgelegen
constructies in een eerste benadering uitgegaan worden van de dynamische piekdruk op de
hoogte zn (ze = zn) boven het maaiveld :
• indien x ≤ r, dan is zn = 0,5 . r
⎡ ⎛ 2.h ⎞ ⎤
• indien r < x < 2 r, dan is z n = 0,5.⎢r − ⎜1 − low ⎟.( x − r )⎥
⎣ ⎝ r ⎠ ⎦
• indien x ≥ 2 r, dan is zn = hlow
waarbij de straal r als volgt gedefineerd kan worden :
• r = hhigh, indien hhigh ≤ 2 dlarge
• r = 2dlarge, indien hhigh > 2 dlarge.

De hoogte van de constructie hlow, de straal r, de afstand x en de afmetingen dsmall en dlarge zijn
voorgesteld in afbeelding 12. De toename van de windsnelheden mag worden genegeerd
wanneer hlow groter is dan de helft van de hoogte hhigh van het hoge gebouw, met name zn = hlow.

dlarge
dsmall

hhigh
2
have dlarge
1

hlow,1
r
2
x2

dsmall
x1 r
1

Afbeelding 12 Invloed van een hoog gebouw op twee verschillende nabijgelegen constructies (1
en 2).

Naargelang van de windrichting worden alle gebouwen uit afbeelding 12 onderworpen aan een
overdruk en een onderdruk.

Afbeelding 13 illustreert de invloed van een hoog gebouw op de nabijgelegen lage gebouwen.
Daarnaast wordt ook de hoogte zn aangegeven.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 24


2009
zeh = hlow- hdis
r

hhigh hlow

zn= 0,5r-hdis
zn< zeh

znzn
hhigh hlow
zn= 0,5r-hdis

zn zeh
zn ≥ zeh

Afbeelding 13 Invloed van een hoog gebouw op de nabijgelegen lage gebouwen.

4.1.2.2. Ruwheidscategorie van het terrein

Om rekening te houden met de ruwheid van het terrein, definieert de norm verschillende
ruwheidscategorieën. De in aanmerking te nemen ruwheidscategorie is niet alleen afhankelijk
van de ligging van het gebouw, maar ook van zijn hoogte en oriëntatie. De illustratie van de
verschillende categorieën en de parameters die in dit document worden gehanteerd, zijn
voorgesteld in tabel 2. zmin (m) stemt overeen met de minimumhoogte vanaf waar de turbulenties

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 25


2009
als gevolg van de oppervlakteruwheid zich niet meer doen gevoelen en vanaf waar de
windsnelheid logaritmisch toeneemt.

Tabel 2 Terreinruwheidscategorieën.

Terreinruwheidscategorieën
zmin Voorbeelden
(m)

Zee of kuststreek die


0 1
blootstaat aan zeewinden

Meer of zone met uiterst


I weinig vegetatie die vrij is 1
van obstakels

Zone met lage vegetatie


(zoals gras), met of zonder
alleenstaande obstakels
II (bomen, gebouwen) op een 2
onderlinge afstand van
minstens 20 keer hun
hoogte
Zone met een regelmatige
begroeiing, met
alleenstaande gebouwen of
obstakels op een onderlinge
III
afstand van maximum 20
5
keer hun hoogte (bv.
dorpen, voorsteden,
permanente bossen)

Stedelijke zones waar


minstens 15 % van het
oppervlak wordt ingenomen
IV
door gebouwen met een
10
gemiddelde hoogte van
meer dan 15 m

4.1.2.3. Hoeksector en terreinruwheidscategorieën

De Nationale Belgische Bijlage van de NBN EN 1991-1-4 definieert de procedure ter bepaling
van de ruwheidscategorie.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 26


2009
4.1.2.3.1. Windrichting

Voor een gegeven wand wordt de windrichting in aanmerking genomen die loodrecht invalt op
deze wand. Voor een hoek van een gebouw dient men de bissectrice van de door de wanden
gevormde hoek als de windrichting te beschouwen.

4.1.2.3.2. Nominale hoeksector

De nominale hoeksector wordt gedefinieerd als een sector met straal x die een hoek van ± 45°
vormt ten opzichte van de beschouwde windrichting (afbeelding 14).

4.1.2.3.3. Hoeksector van 30°

De hoeksector van 30° wordt gedefinieerd als een sector met straal x die een hoek van ± 15°
vormt ten opzichte van de bissectrice.

Wind
Vent

15°
45°
15

45 Wind
Vent
°

°
X
X

15° 5°
1

α°

Afbeelding 14 Hoeksectoren.

4.1.2.3.4. Straal van de hoeksector

De straal x drukt de maximale afstand van de constructie uit tot waar de ruwheid bestudeerd
moet worden. Deze waarde wordt gegeven in de volgende vergelijking, naargelang van de
referentiehoogte voor de windbelasting ze = z – hdis (zie § 4.1.2.3.1), waarbij z = de hoogte van
het gebouw :
x = 23 . ze 1,2, waarbij x > 300 m.

Nota 8 : in de praktijk kan het voor de verschillende gevels van een gebouw nodig zijn om
diverse ruwheidscategorieën te beschouwen, afhankelijk van de windrichting.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 27


2009
Straal van de hoeksector x

Afbeelding 15 Straal van de hoeksector x.

4.1.2.3.5. Procedure voor de bepaling van de ruwheidscategorie

Hierna volgt een beschrijving van de te volgen procedure :


1. De waarde ze wordt bepaald, rekening houdend met de ontwerpvoorwaarden. Vervolgens stelt
men de meest ongunstige ruwheidscategorie vast (0, I, II, III, IV), d.w.z. de categorie met het
kleinste Romeinse cijfer, die zich in de beschouwde nominale hoeksector met straal x
bevindt (x wordt berekend aan de hand van § 4.1.2.3.4).
2. De hoeksector van 30° wordt zodanig geplaatst dat de ingesloten oppervlakte, gekenmerkt
door de meest ongunstige ruwheidscategorie, zo groot mogelijk is.
3. Tenslotte dient men na te gaan of de oppervlakte met de meest ongunstige ruwheidscategorie
minstens 10 % van de totale oppervlakte van de hoeksector van 30° vertegenwoordigt :
− zo ja, dient men deze meest ongunstige ruwheidscategorie toe te passen
− zo neen, dient men deze ruwheidscategorie te negeren, de resterende ruwheidscategorieën
te beschouwen en de procedure te hernemen bij punt 3.

Nota 9 : het is niet de som van de oppervlaktes < 10 % van eenzelfde ruwheidscategorie die in
aanmerking genomen wordt. Elk oppervlak van een welbepaalde ruwheidscategorie wordt met
andere woorden individueel beschouwd.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 28


2009
15°
45°
15 NOORD
°
II

X
III
IV

15
°
45° 15°

I ZUID

Afbeelding 16 Voorbeeld.
We beschouwen een gebouw met een hoogte van 50 m, hdis = 0; x = 2750 m
Oplossing :
• wind op de zuidgevel : ruwheidscategorie I
• wind op de noordgevel : ruwheidscategorie II

4.1.2.4. Bepaling van de coëfficiënt ce(z) . qref 50jaar

Tabel 3 geeft een overzicht van de waarden voor de druk, in functie van de ruwheidscategorieën
en de hoogten ze.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 29


2009
Tabel 3 Waarde voor de coëfficiënt ce(z ) . qref 50jaar.
ce(z) . qref 50jaar
Hoogte Terreincategorieën
ze (m) 0 I II III IV
100 1866 1818 1693 1419 1128
95 1851 1802 1675 1400 1110
90 1836 1785 1657 1381 1091
85 1819 1768 1638 1361 1071
80 1802 1749 1618 1340 1050
75 1784 1730 1597 1317 1028
70 1765 1709 1574 1293 1005
65 1744 1687 1550 1268 980
60 1722 1663 1524 1241 954
55 1698 1637 1496 1212 926
50 1672 1609 1465 1180 895
45 1644 1578 1432 1145 862
40 1612 1544 1395 1107 825
35 1576 1506 1354 1064 784
30 1536 1463 1307 1016 738
28 1518 1444 1286 995 718
26 1499 1423 1264 972 696
24 1478 1401 1240 948 673
22 1456 1377 1215 921 648
20 1431 1351 1187 893 622
18 1405 1323 1157 862 593
16 1376 1291 1123 828 561
14 1343 1256 1086 790 526
12 1305 1216 1043 748 486
10 1261 1170 994 698 441
9 1236 1143 966 670 441
8 1208 1114 935 639 441
7 1177 1081 900 605 441
6 1142 1043 861 566 441
5 1100 1000 815 522 441
2 903 793 601 522 441
1 765 651 601 522 441

Nota 10 : de coëfficiënt ce(z) qref 50 jaar wordt bepaald volgens de norm NBN EN 1991-1-4 (2005)
voor een terugkeerperiode van 50 jaar bij een referentiewindsnelheid vb,0 = 26 m/s.

Nota 11 : de waarde van ze (m) wordt gemeten vanaf de referentie z = 0 (zie § 4.1.2.1.2).
Wanneer een meer precieze waarde nodig is (bv. tengevolge van de specifieke inplanting van
een bouwwerk), kan de waarde van vb,0 afgeleid worden uit afbeelding 4.3 of tabel 4.2 van de
Nationale Bijlage ANB van de NBN EN 1991-1-4 of uit bijlage 1 van voorliggend Rapport.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 30


2009
4.1.2.5. Bepaling van de drukcoëfficiënt cp

4.1.2.5.1. Definitie van cp

De drukcoëfficiënt cp is gelijk aan het verschil tussen de buitendrukcoëfficiënt en de


binnendrukcoëfficiënt : cp = cpe - cpi. Gewoonlijk wordt een overdruk voorgesteld door een
plusteken (+) en een onderdruk door een minteken (-). Men onderscheidt twee gevallen :
• de buitenzijde van de bestudeerde wand ligt aan de lijzijde en staat bloot aan een overdruk
(muur “a” in afbeelding 17) :
cp(+) = cpe(+) - cp(-)
waarbij
− cpe(+) : de buitendrukcoëfficiënt (overdruk) van de beschouwde zone (zie § 4.1.2.5.2.1)
− cpi(-) : de binnendrukcoëfficiënt (onderdruk) (zie § 4.1.2.5.3)
• de buitenzijde van de bestudeerde wand ligt onder de wind of evenwijdig met de wind (de
muren “b”, “c” en “d” in afbeelding 17) en staat dus bloot aan een onderdruk :
cp(-) = cpe(-) - cpi(+)
waarbij
− cpe(-) : de buitendrukcoëfficiënt (onderdruk) van de beschouwde zone (zie § 4.1.2.5.2.1)
− cpi(+) : de binnendrukcoëfficiënt (overdruk) (zie § 4.1.2.5.3).

Verticale doorsnede Horizontale doorsnede


(-) c (-)

Wind (+) Wind (+) b


(+) (-) a (+)
(-)

a b
d (-)
Afbeelding 17 Windbelasting op een gebouw : onderdrukken en overdrukken.

De buitendrukcoëfficiënt cpe+ is constant over de volledige wand, vermits de windbelasting


gelijkmatig uitgeoefend wordt. De plaatselijke drukcoëfficiënt cpe-, die overeenstemt met een
wand in onderdruk, wordt daarentegen beïnvloed door de turbulenties en wervelwinden aan de
hoeken, de randen, de nok, …, die de plaatselijke drukwaarde doen stijgen. Deze coëfficiënt zal
dus een verschillende waarde hebben naargelang van de beschouwde zone (centraal gedeelte,
puntgevelrand, rand, hoek, …).

De binnendrukcoëfficiënt cpi+ of cpi- is afhankelijk van de permeabiliteit van het gebouw en van
zijn binnenindeling.

De waarden van cpe (en dus ook van cp) zullen hoger zijn naarmate het belaste oppervlak kleiner
is.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 31


2009
4.1.2.5.2. Waarden voor de buitendrukcoëfficiënt cpe

In dit Rapport komen enkel gevels en daken met één of twee dakschilden aan bod. Voor andere
configuraties verwijzen wij naar de norm NBN EN 1991-1-4 en diens Nationale Bijlage.

De buitendrukcoëfficiënten cpe die van toepassing zijn op gebouwen en gebouwdelen zijn


afhankelijk van de afmeting van het belastingsoppervlak A, d.w.z. de oppervlakte van het
gebouw die blootstaat aan de belasting die inwerkt op het te berekenen element.

In afbeelding 18 worden voorbeelden gegeven van belastingsoppervlakken A voor


verankeringen en vulpanelen.

Afbeelding 18 Voorbeelden van belastingsoppervlakken A.

In de tabellen voor de verschillende gebouwconfiguraties zijn de buitendrukcoëfficiënten


opgegeven voor een belastingsoppervlak A van 1 m² en 10 m². De plaatselijke coëfficiënten
worden aangeduid als cpe,1, de globale coëfficiënten als cpe,10.

Nota 12 : de waarden van cpe,1 zijn bestemd voor de berekening van kleine elementen met een
2
oppervlakte van minder dan of gelijk aan 1 m (zoals gevel- en dakelementen) en hun
bevestigingen. De waarden van cpe,10 zijn de drukcoëfficiënten voor belastingsoppervlakken van
10 m² en kunnen tevens gebruikt worden voor belastingsoppervlakken van meer dan 10 m² (bv.
voor de berekening van de draagstructuur van een gebouw).

Nota 13 : in dit Rapport worden platte daken (d.w.z. daken waarvan de dakhelling begrepen is
tussen -5°< θ < 5°) buiten beschouwing gelaten.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 32


2009
Nota 14 : wanneer het belastingsoppervlak A over meerdere zones verspreid is (afzonderlijk
genomen windrichtingen of integratie van de vier windrichtingen), moeten de coëfficiënten voor
de meest ongunstige zone in aanmerking genomen worden. Wanneer een zone echter meer dan
2/3 van het belastingsoppervlak A vertegenwoordigt, kan deze beschouwd worden als
dominant. In dit geval zijn de coëfficiënten voor de betreffende zone van toepassing op het
volledige belastingsoppervlak A.

De waarden
• cpe,1, die gelden voor belastingsoppervlakken, kleiner dan 1 m²,
• cpe,10, die gelden voor belastingsoppervlakken, gelijk aan of groter dan 10 m²,
vormen de logaritmische interpolatiegrenzen voor belastingsoppervlakken van 1 < A < 10 m²
volgens de formule cpe,A = cpe,1 - (cpe,1 - cpe,10) log10 A (zie afbeelding 19).

Afbeelding 19 Aanbevolen procedure voor de bepaling van de buitendrukcoëfficiënt cpe in het


geval van gebouwen met een belastingsoppervlak A tussen 1 m² en 10 m².

Bepaling van de waarden cpe,1 (1 m²) en cpe,10 (10 m²)

Bij elk ontwerp dient men de vier conventionele windrichtingen in aanmerking te nemen. In het
geval van gevel- of dakelementen, kunnen deze vier richtingen geïntegreerd worden en is het
mogelijk de meest ongunstige situatie te bepalen. Deze redenering mag echter niet worden
veralgemeend zonder de voorafgaande beschouwing van de hoofdconstructies.

De vier conventionele windrichtingen zijn voorgesteld in afbeelding 20.

Wind θ = 90° (*)


Wind θ = 180°

Wind θ = 0°

Wind θ = 90°

Afbeelding 20 Vier conventionele windrichtingen.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 33


2009
Geval van verticale gevels – Bepaling van de zones A, B, C, D, E

− Afzonderlijk genomen windrichtingen

Men beschikt enkel over de cpe-waarden die overeenkomen met een windrichting loodrecht op
de zijden van het gebouw.

In afbeelding 21 worden de gevelzones voor een welbepaalde windrichting weergegeven door


een hoofdletter en een index. De zone D vertegenwoordigt de zone tegen de wind, de zones A, B
en C vertegenwoordigen de randzones, terwijl de zone E de zone onder de wind voorstelt. In het
geval van een gebouw met een hellend dak stemt het referentieniveau ze voor de winddruk
overeen met het niveauverschil tussen z = 0 en de hoogte h, die gedefinieerd wordt als volgt :
- gevel : h is de hoogte tot aan de dakrand (dakgoot)
- puntgevel : h is de hoogte tot aan de nok.

Planzicht
e = minimum
van b of 2h

Wind θ = 0°
D E b
d
2 - Geval e ≥ d

Wind θ = 0° e/5

h
1- Geval e < d A B C
A B h
2- Geval e ≥ d A B
3- Geval e ≥ 5d A
Opstanden
e d-e d
1- Geval e < d 3 - Geval e ≥ 5d
e/5 Wind θ = 0°
Wind θ = 0°

h h
A B C h A h

Afbeelding 21 Gevelzones voor een welbepaalde windrichting.

− Waarde van cpe,1 (1 m²) en cpe,10 (10 m²) afhankelijk van de gebouwzones A, B, C, D en E

In tabel 4 zijn de waarden van cpe,1 (1 m²) en cpe,10 (10 m²) opgegeven. Voor tussenliggen h/d-
waarden dient men een lineaire interpolatie toe te passen.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 34


2009
Tabel 4 Aanbevolen waarden voor de buitendrukcoëfficiënten voor verticale muren van
gebouwen met een rechthoekig grondplan.
Zones A B C D E
h/d cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1
5 -1,2 -1,4 -0,8 -1,1 -0,5 +0,8 +1,0 -0,7
1 -1,2 -1,4 -0,8 -1,1 -0,5 +0,8 +1,0 -0,5
≤ 0,25 -1,2 -1,4 -0,8 -1,1 -0,5 +0,7 +1,0 -0,3

− Integratie van de vier windrichtingen

In afbeelding 22 zijn de verschillende windrichtingen op één enkele gevel voorgesteld; de zone


en de oriëntatie van de wind worden weergegeven door een hoofdletter en een index.

Geval 1Geval 1 waarbij ei < di


waarbij ei < di
eie=i =minimum
minimum
tussen
van bi beni en
2h2h E90°
bi b= =richting loodrecht
richtingloodrecht h A0° B0° C0° C
i
op C 90
opde
dewind
wind 90 °
°
E B
B 0° 90
90 °
D° A
Geval 2 waarbij e ≥ d
Geval 2 waarbij ei d i °
° 0 A
90 90
=0
°
°

i i D90°
b 0°

Win A0° B0° C0°


/d

e 90

e 90
90

°
°

°
/5

e0°/5
e0°
E90°
h d0° / b90°
A0° B0°
B B
90 90
° E °

W

A
in

D A
d

0° 90 90
°
θ=

°
D90°
b 0°

90
/d

A0° B0°
90

e 90

≥ 5di
°

Geval 3 waarbij
ei 5di ei
°
/5

e0°/5 Geval 3 waarbij


d0° / b90°

°
θ =0 E90°
nd
Wi
W

h A0°
in
d

A
θ

E 90
=

A °
90


D° 90
°


b 0°

D90°
/d

A0°
90

0 °
°

θ=
nd
Wi d0° / b90°
W
in
d
θ
=
90
°

Afbeelding 22 Verticale gevels : bepaling van de gebouwzones.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 35


2009
Door de integratie van de windrichtingen is het mogelijk de meest ongunstige cpe-coëfficiënten
te definiëren, naargelang van de positie van de beschouwde geveloppervlakken. De verklaring
van de gevolgde redenering is opgenomen in bijlage 2.

In de tabellen 5 en 6 zijn de waarden voor cpe,1 (1 m²) en cpe,10 (10 m²) opgegeven, afhankelijk
van de verhouding tussen h/d en e/d.

e = minimum
van b of 2h
e/5
hf

hp e/5

2 1 1 2

Afbeelding 23 Verticale gevel : integratie van de windrichtingen - cpe.


− b : breedte van de beschouwde gevel (in dit geval een puntgevel)
− d : afmeting van de gevel loodrecht op de beschouwde gevel
− h : hoogte van de beschouwde gevel
− hf : hoogte van de dakrand voor een gevel zonder dak of bij afwezigheid van een
puntgevel
− hp : hoogte van de nok in aanwezigheid van een puntgevel
− e : minimumwaarde van b en 2h

Tabel 5 cpe,10.
cpe,10 voor 0,25 < h/d < 5 cpe,10 voor h/d ≤ 0,25
Zones
e < 5d e ≥ 5d e < 5d e ≥ 5d
1 cpe = -0,8 cpe = -0,8
cpe = 0,8 cpe = -1,2 cpe = 0,7 cpe = -1,2
2 cpe = -1,2 cpe = 0,8 cpe = -1,2 cpe = 0,7
cpe = 0,8 cpe = 0,7

Tabel 6 cpe,1.
cpe,1 voor h/d < 5
Zones
e < 5d e ≥ 5d
1 cpe = -1,1
cpe = 1,0 cpe = -1,4
2 cpe = -1,4 cpe = 1,0
cpe = 1,0

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 36


2009
Nota 15 : afbeelding 23 illustreert de situatie in het geval van een puntgevel. Hierbij wordt exact
dezelfde redenering gevolgd als voor de hoofdgevel, met uitzondering van het feit dat « b » de
breedte van de gevel wordt en « d » de breedte van de puntgevel. De te beschouwen hoogte
wordt dan hf.

De tussenliggende h/d-waarden worden verkregen door lineaire interpolatie. De cpe-waarden


voor oppervlakken tussen 1 en 10 m² worden verkregen door een interpolatie volgens de regel
uit afbeelding 19. Men kan hiertoe tevens een beroep doen op de grafieken uit afbeelding 24.
c pe - Gevels - Overdruk
_____ (i) zone 1 als 0,25 < h/d < 5 – zone 2 als 0,25 < h/d < 5
(i) zone 1 als 0,25<h/d<5 - zone 2 als 0,25<h/d<5
__ __ (ii) zone 1 als h/d 0,25 – zone 2 als h/d 0,25
(ii) zone 1 als h/d 0,25 - zone 2 als h/d 0,25
1,05

1,00

0,95
(i)
0,90
c pe

0,85
(ii)
0,80

0,75

0,70

0,65
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

oppervlak A (m²)2
Oppervlak A (m )

c pe - Gevels - onderdruk

_____ (iii)(iii)
zone ≤ 5d
1 als1 eals
zone e 5d
__ __ (iv)(iv)Aire
zone (m²)
2A- zone
zone 2 - zone
1 als 1
e >als
5de > 5d
-1,4
-1,35
-1,3 (iv)
-1,25
-1,2
-1,15
-1,1
c pe

-1,05
-1
-0,95 (iii
-0,9
-0,85
-0,8 1 10
-0,75
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Oppervlak A (m²)

Afbeelding 24 Gevel – Interpolatie A - cpe.


Overdruk : - lijn (i) van afbeelding 24 moet gebruikt worden voor de zones 1 en 2 indien 0,25 < h/d <5
- lijn (ii) moet gebruikt worden voor de zones 1 en 2 indien h/d ≤ 0,25
Onderdruk : - lijn (iii) moet gebruikt worden voor zone 1 wanneer e ≤ 5d
- lijn (iv) moet gebruikt worden voor zone 2 (voor alle e/d-verhoudingen) en voor zone 1
indien e > 5d.
De gebouwen met een h/d-verhouding > 5 komen niet aan bod in dit Rapport (zie NBN EN 1991-1-4,
§§ 7.6, 7.8 en 7.9.2).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 37


2009
Geval van daken met één dakschild – Bepaling van de zones F, G, H en I

In het geval van daken met één dakschild gebeurt de berekening :


− ofwel voor de vier windrichtingen afzonderlijk. Deze vier gevallen worden voorgesteld
in afbeelding 25
− ofwel door het integreren van de vier windrichtingen, zoals aangegeven in de
afbeeldingen 26 en 27.

Daken waarvan de helling meer dan 75° bedraagt ten opzichte van de horizontale kunnen, voor
wat betreft de windbelasting, gelijkgesteld worden met gevels.

Afzonderlijk genomen windrichtingen

Men dient het dak (met inbegrip van de dakoversteken R) in te delen in zones zoals voorgesteld
in afbeelding 25. De te gebruiken referentiehoogte ze is gelijk aan het niveauverschil tussen h en
z = 0.

De drukcoëfficiënten die voor elke zone gebruikt moeten worden, zijn vermeld in tabel 7. Voor
de dakoversteken R verwijzen we naar de voorschriften met betrekking tot elementen in reliëf
(§ 4.1.2.5.4).

Waarde voor cpe,1 (1 m²) en cpe,10 (10 m²), afhankelijk van de zones F, G, H, I van een dak met
één enkel dakschild

Tabel 7 geeft een overzicht van de waarden van cpe,1 (1 m²) en cpe,10 (10 m²), naargelang van de
windrichting en de dakhelling. Voor tussenliggende hellingshoeken kan een lineaire interpolatie
worden toegepast tussen waarden met eenzelfde teken. De waarden F, G, H, I zijn eveneens
opgenomen in tabel 7.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 38


2009
Tabel 7 Buitendrukcoëfficiënten van toepassing op daken met één enkel dakschild.
Hellingshoek Zone voor windrichting θ = 0° Zone voor windrichting θ = 180°
α F G H F G H
cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1
5° -1,7 -2,5 -1,2 -2 ,0 -0,6 -1,2
-2,3 -2,5 -1,3 -2,0 -0,8 -1,2
+ 0,0 + 0,0 + 0,0
15° -0,9 -2,0 -0,8 -1,5 -0,3
-2,5 -2,8 -1 ,3 -2,0 -0,9 -1,2
+ 0,2 + 0,2 + 0,2
30° -0,5 -1,5 -0,5 -1,5 -0,2
-1,1 -2,3 -0,8 -1,5 -0,8
+ 0,7 + 0,7 + 0,4
45° -0,0 -0,0 -0,0
-0,6 -1,3 -0,5 -0,7
+ 0,7 + 0,7 + 0,6
60° + 0,7 + 0,7 + 0,7 -0,5 -1,0 -0,5 -0,5
75° + 0,8 + 0,8 + 0,8 -0,5 -1,0 -0,5 -0,5

Zone voor windrichting θ = 90°


Hellingshoek
α Fsup Finf G H I
cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1

5° -2,1 -2,6 -2,1 -2,4 -1,8 -2,0 -0,6 -1,2 -0,5

15° -2,4 -2,9 -1,6 -2,4 -1,9 -2,5 -0,8 -1,2 -0,7 -1,2
30° -2,1 -2,9 -1,3 -2,0 -1,5 -2,0 -1,0 -1,3 -0,8 -1,2
45° -1,5 -2,4 -1,3 -2,0 -1,4 -2,0 -1,0 -1,3 -0,9 -1,2
60° -1,2 -2,0 -1,2 -2,0 -1,2 -2,0 -1,0 -1,3 -0,7 -1,2
75° -1,2 -2,0 -1,2 -2,0 -1,2 -2,0 -1,0 -1,3 -0,5

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 39


2009
Bovenste dakrand
Onderste dakrand ze=h Wind θ = 180°
Wind θ = 0° α
h
R

Onderste dakrand Bovenste dakrand

e1/4 F0° F180° e1/4

Wind θ = 0° H 0°
G0° b1 H180° G180°
Wind θ = 180°

e1/4 F0° F180° e1/4


Wind θ = 90° (+)

e1/10 e1/10

e2/4 e2/4

e2/10 F90°Inf G90° F90°sup

e2/2
H90° Referentiehoogte ze=h
ei = minimum
ei = minimumvan
b
tussen
i en 2h
bi en 2h
bi = loodrecht op de
wind
I90°

Onderste dakrand Bovenste dakrand

b2

Afbeelding 25 Bepaling van de zones van toepassing op daken met één dakschild.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 40


2009
Integratie van de vier windrichtingen voor een dak met één enkel dakschild

Als de windbelasting bepaald wordt door de integratie van de vier windrichtingen, is het nodig
om de aldus bekomen cpe-waarden (zie afbeelding 28) samen te stellen met de hoeksector die de
meest ongunstige ruwheidscategorie van de vier windrichtingen vertoont : θ = 0°, 90°, 90°(+) en
180°.

Aan de hand van de zones F, G, H en I uit afbeelding 18 worden in afbeelding 26 de vier


windrichtingen θ = 0°, 90°, 90°(+) en 180° gecombineerd.

Men kan negen verschillende dakzones onderscheiden die elk een specifieke windcombinatie
vertonen (afbeelding 27).

Wind θ = 90°

Onderste dakrand e2/4 e2/4 Bovenste dakrand

e2/10 F90°Inf G90° F90°sup


e1/4 e1/4
F0° F180°
e2/2
H90° I90°

Wind θ = 0° G0° H180° b1


H0° G180°
Wind θ = 180°
e2/2 H90° I90°

F0° F180°
e1/4 e1/4
e2/10 F90°Inf G90° F90°sup

e1/10 e1/10

e2/4 e2/4
b2

Afbeelding 26 Vier windrichtingen op een dak met één enkel dakschild.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 41


2009
Onderste dakrand e2/4 e2/4 Bovenste dakrand

e2/10 F390°Inf4 G90°


5 F 7
6 90°sup
e1/4 e1/4
F2 0° F180°
8
e2/2 10
H90° I90°
1 9
G0° H180° H0° G180° b1

e2/2 H90° I90°

F0° F180°
e1/4 e1/4
e2/10 F90°Inf G90° F90°sup

e1/10 e1/10

e2/4 e2/4
b2

Afbeelding 27 Dak met één enkel dakschild – Indeling in zones met verschillende
windrichtingscombinaties.

Nota 16 :
Voor gebouwen met bepaalde geometrische vormen, kan men te maken krijgen met de volgende situaties :
1. e2/10 ≥ e1/4
– de zone 3 bedekt de zone 2 (de randzone b2 is breder) : de cpe-waarden van de zone 3 zijn
toepasbaar op de zone 2
– de zone 7 bedekt de zone 8 (de randzone b2 is breder) : de cpe-waarden van de zone 7 zijn
toepasbaar op zone 8
e2/10 ≥ e1/4
e2/10 e1/4
Onderste dakrand Bovenste dakrand
e2/4 e2/4

e1/4 e2/10 3 4 5 6 7 e1/4

e2/2 b1/2

1 10 9

e1/10 b2 e1/10

2. e1/10 ≥ e2/4
– de zone 3 bedekt de zone 4 (de randzone b1 is breder) : de cpe-waarden van de zone 3 zijn
toepasbaar op de zone 4
– de zone 7 bedekt de zone 6 (de randzone b1 is breder) : de cpe-waarden van de zone 7 zijn
toepasbaar op de zone 6
Onderste dakrand ee/10 Bovenste dakrand
1 1/10≥ e2e/4
2/4
e2/4 e2/4

e2/10 3 5 7 e1/4

e1/4 2 8 b1/2
10
1 9

e1/10 e1/10
b2

3. e2/2 = b1/2 omdat in de betrokken zone rekening gehouden werd met de cpe-waarden van de zone I90°
van de windrichting θ = 90°(+) en met deze van de zone H90° van de windrichting θ = 90°.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 42


2009
Zodoende verkrijgt men de tabel 8 die opgesteld moet worden voor cpe,1 en cpe,10 en voor hoeken
van 5°, 15°, 30°, 45°, 60° en 75°. Gelet op de symmetrie van de belastingen en van het gebouw
dient men 10 zones te analyseren.

Tabel 8 Zones van cpe afhankelijk van de zones van een dak met één enkel dakschild.
Zones Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90° (+)
1. G0 H90 H180 I90
2. F0 H90 H180 I90
3. F0 F90 inf H180 I90
4. H0 F90 inf H180 I90
5. H0 G90 H180 I90
6. H0 F90 sup H180 I90
7. H0 F90 sup F180 I90
8. H0 H90 F180 I90
9. H0 H90 G180 I90
10. H0 H90 H180 I90

Door de integratie van de vier windrichtingen verkrijgt men de grafieken van afbeelding 28,
waarin men naargelang van de dakhelling voor elke zone uit afbeelding 27 de positieve en
negatieve waarden van de buitendrukcoëfficiënten terugvindt voor belastingsoppervlakken A van
1 m² (cpe,1) en van 10 m² (cpe,10). Voor tussenliggende oppervlaktewaarden A verwijzen we naar
afbeelding 19.

In bijlage 3 zijn de details van de berekeningen opgenomen.


c pe
c pe

Eén Enkelafhellende
enkel dakschild – c- pe,10
daken c pe,10-ccpe,1 – Zone 1 Enkelafhellende
Eén daken
enkel dakschild –c-c -ccpe,1
pe,1–- Zone
Zone 22
pe,1 - Zone 1
pe,10
pe,10

1 1
0,75
0,75
0,5
0,5
0,25
0,25
0
0 -0,25 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75
-0,25 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 -0,5
Dakhelling θ°
-0,5 Dakhelling θ° -0,75
-0,75 -1
-1,25
-1
-1,5
-1,25
-1,75
-1,5 Cpe,10 -2 Cpe,10
-1,75 Cpe,1 -2,25 Cpe,1
-2 -2,5
c pe
c pe

Enkelafhellende daken –- ccpe,10 c-c - Zone 3 Enkelafhellende daken - c pe,10 c pe,1 - Zone 4
Eén enkel dakschild pe,1 – Zone 3
pe,10 pe,1 Eén enkel dakschild – cpe,10-cpe,1 – Zone 4
1 1
0,75 0,75
0,5 0,5
0,25 0,25
0 0
-0,25 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 -0,25 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75
-0,5 -0,5 Dakhelling θ°
Dakhelling θ°
-0,75 -0,75
-1 -1
-1,25 -1,25
-1,5 Cpe,10 -1,5 Cpe,10
-1,75 Cpe,1 -1,75 Cpe,1
-2 -2
-2,25 -2,25
-2,5 -2,5

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 43


2009
C pe

c pe
Enkelafhellende daken - c pe,10 c pe,1 - Zone 5 Enkelafhellende daken - c c - Zone 6
Eén enkel dakschild – cpe,10-cpe,1 – Zone 5 Eén enkel dakschild – cpe,10 pe,1
pe,10-cpe,1 – Zone 6
1 1
0,75 0,75
0,5 0,5
0,25
0,25
0
0
-0,25 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75
-0,25 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 -0,5
-0,5 -0,75 Dakhelling θ°
Dakhelling θ°
-0,75 -1
-1 -1,25
-1,25 -1,5
-1,75
-1,5 Cpe,10
-2
-1,75 Cpe,1 -2,25 Cpe,10
-2 -2,5
Cpe,1
-2,25 -2,75
-2,5 -3
c pe

Eén enkel dakschild – ccpe,10-c pe,1 – Zone 7

c pe
Enkelafhellende daken - c pe,10 pe,1 - Zone 7 Enkelafhellende daken - c pe,10 c pe,1 - Zone 8
Eén enkel dakschild – cpe,10-cpe,1 – Zone 8
1 1
0,75 0,75
0,5 0,5
0,25 0,25
0 0
-0,25 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 -0,25 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75
-0,5 -0,5
-0,75 Dakhelling θ° Dakhelling θ°
-0,75
-1 -1
-1,25 -1,25
-1,5 -1,5
-1,75 -1,75
-2 -2
-2,25 -2,25 Cpe,10
Cpe,10
-2,5 -2,5 Cpe,1
Cpe,1
-2,75 -2,75
-3 -3
c pe

c pe

Eén enkel dakschild


Enkelafhellende daken–- ccpe,10
pe,10c-cpe,1 – Zone
pe,1- Zone 9 9 Eén enkel dakschild
Enkelafhellende daken -–c cpe,10c-cpe,1 – Zone
- Zone 10 10
pe,10 pe,1
1 1
0,75
0,75
0,5
0,5
0,25
0,25
0
-0,25 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 0
5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75
-0,5 -0,25
Dakhelling θ° Dakhelling θ°
-0,75 -0,5
-1 Cpe,10
-0,75
-1,25 Cpe,1
-1
-1,5 Cpe,10
-1,75 Cpe,1 -1,25

-2 -1,5

Afbeelding 28 cpe,1- en cpe,10-coëfficiënten voor een dak met één enkel dakschild – Krommen voor
de vier windrichtingen.

Geval van daken met twee dakschilden – Bepaling van de zones F, G, H, I en J

In dit geval gebeurt de berekening :


− ofwel voor de vier windrichtingen afzonderlijk. De vier gevallen worden voorgesteld in
afbeelding 29 en tabel 9
− ofwel door het integreren van de vier windrichtingen, zoals aangegeven in afbeelding 30
en tabel 10.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 44


2009
Afzonderlijk genomen windrichtingen

Het dak wordt ingedeeld in zones, zoals voorgesteld in afbeelding 29. De te gebruiken
referentiehoogte ze is gelijk aan het niveauverschil tussen z = 0 en h. De drukcoëfficiënten die
voor elke zone gebruikt moeten worden, zijn vermeld in tabel 9.

Waarde van cpe,1 (1 m²) en cpe,10 (10 m²), afhankelijk van de zones F, G, H en I van een dak
met twee dakschilden

Tabel 9 geeft een overzicht van de waarden van cpe,1 (1 m²) en cpe,10 (10 m²), naargelang van
de windrichting en de dakhelling.
Tabel 9 Buitendrukcoëfficiënten van toepassing op daken met twee dakschilden.
Zone voor de windrichtingen θ = 0°, θ = 180°
Hellingshoek α F G H I J
cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1
-45° -0,6 -0,6 -0,8 -0,7 -1,0 -1,5
-30° -1,1 -2,0 -0,8 -1,5 -0,8 -0,6 -0,8 -1,4
-15° -2,5 -2,8 -1,3 -2,0 -0,9 -1,2 -0,5 -0,7 -1,2
+0,2 +0,2
-5° -2,3 -2,5 -1,2 -2,0 -0,8 -1,2
-0,6 -0,6
-1,7 -2,5 -1,2 -2,0 -0,6 -1,2 +0,2 +0,2

+0,0 +0,0 +0,0 -0,6 -0,6
-0,9 -2,0 -0,8 -1,5 -0,3 -0,4 -1,0 -1,5
15°
+0,2 +0,2 +0,2 +0,0 +0,0 +0,0
-0,5 -1,5 -0,5 -1,5 -0,2 -0,4 -0,5
30°
+0,7 +0,7 +0,4 +0,0 +0,0
-0,0 -0,0 -0,0 -0,2 -0,3
45°
+0,7 +0,7 +0,6 +0,0 +0,0
60° +0,7 +0,7 +0,7 -0,2 -0,3
75° +0,8 +0,8 +0,8 -0,2 -0,3
Zone voor de windrichting θ = 90°
Hellingshoek α F G H I
cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1 cpe,10 cpe,1
-45° -1,4 -2,0 -1,2 -2,0 -1,0 -1,3 -0,9 -1,2
-30° -1,5 -2,1 -1,2 -2,0 -1,0 -1,3 -0,9 -1,2
-15° -1,9 -2,5 -1,2 -2,0 -0,8 -1,2 -0,8 -1,2
-5° -1,8 -2,5 -1,2 -2,0 -0,7 -1,2 -0,6 -1,2
5° -1,6 -2,2 -1,3 -2,0 -0,7 -1,2 -0,6
15° -1,3 -2,0 -1,3 -2,0 -0,6 -1,2 -0,5
30° -1,1 -1,5 -1,4 -2,0 -0,8 -1,2 -0,5
45° -1,1 -1,5 -1,4 -2,0 -0,9 -1,2 -0,5
60° -1,1 -1,5 -1,2 -2,0 -0,8 -1,0 -0,5
75° -1,1 -1,5 -1,2 -2,0 -0,8 -1,0 -0,5
Nota 1 : bij θ = 0°, slaat de druk op het dakschild tegen de wind (hellingshoek α gaande van -5° tot +45°) zeer snel
om van een positieve tot een negatieve waarde. Dit verklaart waarom er voor deze hellingen zowel positieve als
negatieve waarden opgenomen zijn. Voor deze daken dient men vier situaties te beschouwen waarbij de grootste of
de kleinste waarden uit de zones F, G en H gecombineerd worden met de grootste of de kleinste waarden uit de
zones I en J. Het mengen van positieve en negatieve waarden op eenzelfde dakschild is niet toegelaten.
Nota 2 : voor tussenliggende hellingshoeken met hetzelfde teken kan een lineaire interpolatie uitgevoerd worden
tussen waarden met hetzelfde teken (men mag geen interpolatie uitvoeren tussen α = +5° en α = -5°; in dit geval
dient men de gegevens te gebruiken die in § 7.2.3 van de norm EN 1991-1-4 opgenomen zijn voor dakterassen). De
waarden gelijk aan 0,0 zijn opgegeven met het oog op deze interpolatie.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 45


2009
windopwaartse
Dakschild windafwaartse
Dakschild
tegen de wind onder de wind
zijde zijde
α>0 ze=h
α>0 ze=h
Wind θ = 0° α α α α
Wind θ = 180°
Positieve h
hellingshoek
Negatieve
aanvalshoek
aanvalshoek
hellingshoek

e1/4 F0° F180° e1/4

Wind θ = 0°
G0° H 0° J 0° I 0° b1 I180° J180° H180° G180°
Wind θ = 180°
e1/10 e1/10 e1/10

e1/4 F0° F180° e1/4


Wind θ = 90°

e1/10

e2/4 e2/4

e2/10 F90° G90° G90° F90° e2/10

Referentiehoogte ze=h
e2/2
H90° H90° ei = minimum
ei = minimum
van bi en 2h
tussen bi en 2h
bbi
i = loodrecht op de
wind
I90° I90°

b2

Afbeelding 29 Bepaling van de zones van een dak met twee dakschilden.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 46


2009
Integratie van de vier windrichtingen voor een dak met twee dakschilden

Als de windbelasting bepaald wordt door de integratie van de vier windrichtingen, is het nodig
om de aldus bekomen cpe-coëfficiënten (zie afbeelding 32) samen te stellen met de hoeksector
die de meest ongunstige ruwheidscategorie van de vier windrichtingen vertoont : θ = 0°, 90°,
90°(+) en 180°. Aan de hand van de zones F, G, H, I en J uit afbeelding 29 worden in afbeelding
30 de vier windrichtingen θ = 0°, 90°, 90°(+) en 180° gecombineerd.
Wind θ = 90°

e2/4 e2/4

e2/10 F90° G90° G90° F90°


e1/4 e1/4
F0° H90° H90° F180°
e2/2 I90°(+) J I90°(+)
180° b1
Wind θ = 0° H0° J 0° I 0° Wind θ = 180 °
G0°
I180° H180° G180°

I180° H180°
G0°
H90°(+) H90°(+) G180°
e2/2 J J 0°
H0° 180° I
F0° I90° I90° 0° F180°
e1/4 e1/4
e2/10 F90°(+) G90°(+) G90°(+) F90°(+)

ei = minimum e1/10 e1/10 e1/10 e1/10


tussen bi en 2h e2/4 e2/4
bi = afmeting
bi = maat loodrecht op b2
de wind
Wind θ = 90°(+)

Afbeelding 30 Vier windrichtingen op een dak met twee dakschilden.

Gelet op de symmetrie van het gebouw en van de windbelasting, kan men acht windzones
onderscheiden, die elk een specifieke windcombinatie vertonen (afbeelding 31). Zodoende
verkrijgt men de tabel 10 die opgesteld moet worden voor cpe,1 en cpe,10 en voor hoeken van
-45°, -30°, -15°, -5°, 5°, 15°, 30°, 45°, 60° en 75°.
Wind θ = 90°

e2/4 e2/4

e2/10 3 F90°4 5
G90° 6 G90° F90°
e1/4 e1/4
F20° H90° H90° F180°
e2/2 I90°(+) I90°(+) b1
Wind θ = 0° 8H 7 J 0° I 0° Wind θ = 180 °
1 0°
G0° I J180° G180°
180° H180°

I180° H180°
G0° H90°(+) J180° H90°(+) G180°
e2/2 H0° J 0° I 0°
F0° I90° I90° F180°
e1/4 e1/4
e2/10 F90°(+) G90°(+) G90°(+) F90°(+)
e1/10 e1/10 e1/10 e1/10
e2/4 e2/4
b2

Wind θ = 90°(+)

Afbeelding 31 Dak met twee dakschilden – Indeling in zones met verschillende


windrichtingscombinaties.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 47


2009
Nota 17
Voor gebouwen met bepaalde geometrische vormen, kan men te maken krijgen met de volgende situaties :
1. e2/10 ≥ e1/4 : de zone 3 bedekt de zone 2 (de randzone b2 is breder) : de cpe-waarden van de zone 3
zijn toepasbaar op de zone 2
e2/10e≥2/10
e1/4 e1/4
Onderste dakrand e2/4 Nok

e1/4 e2/10 3 4 5 6
e1/4

e2/2 b1/2

1 8 7

e1/10 b2/2 e1/10

2. e1/10 ≥ e2/4 : de zone 3 bedekt de zone 4 (de randzone b1 is breder) : de cpe-waarden van de zone 3
zijn toepasbaar op de zone 4
e1/10 ≥ e2/4
Onderste dakrand e1/10 e2/4 Nok
e2/4

e2/10 3 5 6

e1/4 2 b1/2
8 7

e1/10 e1/10
b2/2 e1/10
3. e2/2 = b1/2 omdat in de zone 10 rekening gehouden werd met de cpe-waarden van de zone I90° van de
windrichting θ = 90°(+) en met deze van de zone H90° van de windrichting θ = 90°.

Tabel 10 Zones van cpe afhankelijk van de zones van een dak met twee dakschilden.
Zones Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90° (+)
1 G0 H90 I180 I90
2 F0 H90 I180 I90
3 F0 F90 I180 I90
4 H0 F90 I180 I90
5 H0 G90 I180 I90
6 H0 G90 J180 I90
7 H0 H90 J180 I90
8 H0 H90 I180 I90

Door de integratie van de vier windrichtingen verkrijgt men de grafieken uit


afbeelding 32, waarin men naargelang van de dakhelling voor elke zone uit
afbeelding 31, de positieve en negatieve waarden van de buitendrukcoëfficiënten
terugvindt voor de belastingsoppervlakken A van 1 m² (cpe,1) en van 10 m² (cpe,10).
Voor tussenliggende waarden voor oppervlak A verwijzen we naar afbeelding 19. In
bijlage 4 zijn de details van de berekeningen opgenomen.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 48


2009
c pe
Dubbel afhellende daken c pe,10 , c pe,1 - Zone 1

c pe
Dubbel afhellende daken c pe,10 , c pe,1 - Zone 2
Twee dakschilden – cpe,10-cpe,1 – Zone 1 Twee dakschilden – cpe,10-cpe,1 – Zone 2
0,8 0,8
Cpe,10 Cpe,10
0,6 Cpe,1 0,6 Cpe,1

0,4 Cpe,10 0,4 Cpe,10


Cpe,1 0,2 Cpe,1
0,2 0
0 -0,2 -45 -40 -35 -30 -25 -20 -15 -10 -5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75

-0,2 -45 -40 -35 -30 -25 -20 -15 -10 -5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 -0,4
Dakhelling θ°
-0,6
-0,4
Dakhelling θ° -0,8
-0,6 -1
-0,8 -1,2
-1,4
-1
-1,6
-1,2 -1,8
-1,4 -2
-2,2
-1,6
-2,4
-1,8 -2,6
-2 -2,8
c pe

c pe
Dubbel afhellende daken c pe,10 , c pe,1 - Zone 3 Dubbel afhellende daken c pe,10 , c pe,1 - Zone 4
Twee dakschilden – cpe,10-cpe,1 – Zone 3 Twee dakschilden – cpe,10-cpe,1 – Zone 4
0,8 0,9
Cpe,10
0,7 Cpe,10
0,6 Cpe,1
Cpe,1
0,4 Cpe,10 0,5
Cpe,10
0,2 Cpe,1 0,3
Cpe,1
0 0,1
-0,2 -45 -40 -35 -30 -25 -20 -15 -10 -5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 -0,1
-45 -40 -35 -30 -25 -20 -15 -10 -5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75
-0,4 -0,3
-0,6 -0,5
Dakhelling θ° Dakhelling θ°
-0,8 -0,7
-1 -0,9
-1,2 -1,1
-1,4 -1,3
-1,6 -1,5
-1,8 -1,7
-2 -1,9
-2,2 -2,1
-2,4 -2,3
-2,6 -2,5
-2,8
c pe
cpe

Twee
Dubbel dakschilden
afhellende pe,10,-c
daken–ccpe,10 c pe,1 – Zone 5 Twee dakschilden
daken c–pe,10
cpe,10
, c-c pe,1 – Zone 6
pe,1 - Zone 5 Dubbel afhellende pe,1 - Zone 6
0,9
Cpe,10 1 Cpe,10
0,7 Cpe,1 0,8 Cpe,1
0,5 Cpe,10 0,6 Cpe,10
Cpe,1 Cpe,1
0,3 0,4
0,1 0,2
-0,1 -45 -40 -35 -30 -25 -20 -15 -10 -5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75
0
-0,3 -0,2 -45 -40 -35 -30 -25 -20 -15 -10 -5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75

-0,5 Dakhelling θ° -0,4


-0,6 Dakhelling θ°
-0,7
-0,8
-0,9
-1
-1,1
-1,2
-1,3
-1,4
-1,5 -1,6
-1,7 -1,8
-1,9 -2
-2,1 -2,2
c pe

c pe

Dubbel afhellende daken c pe,10 , c pe,1 - Zone 7 Dubbeldakschilden


afhellende daken c pe,10 , c pe,1 - Zone88
Twee dakschilden – cpe,10-cpe,1 – Zone 7 Twee – cpe,10-cpe,1 – Zone
1,1
Cpe,10
0,8
0,9 Cpe,1 Cpe,10
Cpe,10 Cpe,1
0,7 0,6
Cpe,1 Cpe,10
0,5 0,4 Cpe,1

0,3 0,2
0,1 0
-0,1 -45 -40 -35 -30 -25 -20 -15 -10 -5 0 -45 -40 -35 -30 -25 -20 -15 -10 -5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75
5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 -0,2
-0,3 Dakhelling θ°
Dakhelling θ° -0,4
-0,5
-0,6
-0,7
-0,9 -0,8

-1,1 -1
-1,3 -1,2
-1,5 -1,4

Afbeelding 32 Positieve en negatieve waarden van de buitendrukcoëfficiënten voor de


belastingsoppervlakken A van 1 m² (cpe,1) en van 10 m² (cpe,10) – Krommen voor de vier
windrichtingen.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 49


2009
Voor de hellingshoeken -5° < θ < +5° doet men geen beroep op de grafieken uit afbeelding 32,
maar wel op de gegevens over dakterassen, gedefinieerd in § 7.2.3 van de norm EN 1991-1-4.
Indien de helling θ = -5°, dient men daarentegen rekening te houden met een positieve waarde
van cpe,10 = cpe,1 = +0,2.

4.1.2.5.3. Waarden voor de binnendrukcoëfficiënt cpi

4.1.2.5.3.1. Druk uitgeoefend op enkelwandige muren en daken

Men dient ervan uit te gaan dat de binnendruk en de buitendruk gelijktijdig uitgeoefend worden.
Voor elke combinatie van mogelijke openingen (en andere oorzaken van luchtlekken) moet de
meest ongunstige drukcombinatie beschouwd worden.

Geval van ‘sluitbare’ gevelopeningen

Deze regel is van toepassing op het merendeel der gevallen. Wanneer het onmogelijk blijkt of
niet gerechtvaardigd is om de permeabiliteitscoëfficënt μ te evalueren (zie § 4.1.2.5.3.2) voor
een specifiek geval – bijvoorbeeld indien er onzekerheid bestaat over het feit of de
gevelopeningen (deuren, vensters, …) open of gesloten zijn –, dient men aan cpi de meest
ongunstige waarde van +0,2 en -0,3 toe te kennen.

Tabel 11 Waarden voor de binnendrukcoëfficiënt cpi.


cpi overdruk cpi onderdruk
+0,2 -0,3

Geval van gevelopeningen in open toestand bij normale werking

In het geval van gevelopeningen die tijdens het gebruik open kunnen blijven, is de
binnendrukcoëfficiënt cpi afhankelijk van de afmetingen van de gevelopeningen en de verdeling
ervan in de gebouwschil.

Beperking : wanneer het totale oppervlak van de verschillende openingen in minstens twee
zijden van het gebouw (gevels of dak) 30 % van het oppervlak van deze zijden
vertegenwoordigt, dient men de op de constructie uitgeoefende belastingen niet te berekenen aan
de hand van de regels uit deze paragraaf, maar is het aanbevolen om de regels voor alleenstaande
constructies te gebruiken, gedefinieerd in de §§ 7.3 en 7.4. van de norm NBN EN 1991-1-4.
Deze situaties worden niet behandeld in dit Rapport.

Nota 18 : als men het heeft over de openingen van een gebouw dient men niet alleen de kleine
gevelopeningen in open toestand, de opengaande vleugels, de schoorstenen, … te beschouwen,
maar ook de intrinsieke permeabiliteit, zoals de luchtlekken rondom de deuren, vensters en
technische installaties, en de lekken doorheen de gebouwschil. De intrinsieke permeabiliteit
schommelt doorgaans tussen 0,01 % en 0,1 % van het geveloppervlak.

Een zijde van een gebouw wordt doorgaans als dominant beschouwd wanneer de oppervlakte
van de openingen in deze zijde minstens gelijk is aan het dubbel van de oppervlakte van de
opningen en de luchtlekken in de andere zijden van het gebouw.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 50


2009
In het geval van een gebouw met een dominante zijde dient men de binnendruk te beschouwen
als een fractie van de buitendruk ter hoogte van de openingen in de dominante zijde en de
waarden te gebruiken die gegeven worden door de hierna vermelde uitdrukkingen (a) en (b) :
− wanneer de oppervlakte van de openingen in de dominante zijde gelijk is aan het dubbel van
de oppervlakte van de openingen in de andere zijden : cpi = 0,75 . cpe (a)
− wanneer de oppervlakte van de openingen in de dominante zijde minstens gelijk is aan het
drievoud van de oppervlakte van de openingen in de andere zijden : cpi = 0,90 . cpe (b)
waarbij cpe de waarde van de buitendrukcoëfficiënt ter hoogte van de openingen in de dominante
zijde voorstelt.

Wanneer deze openingen zich bevinden in zones waar een verschillende buitendruk heerst, is het
aanbevolen om een gemiddelde oppervlaktegewogen cpe-waarde te gebruiken.

Als de oppervlakte van de openingen in de dominante zijde 2 tot 3 keer groter is dan de
oppervlakte van de openingen in de andere zijden, kan men voor de bepaling van cpi overgaan
tot een lineaire interpolatie tussen (a) en (b).

Voor gebouwen zonder dominante zijde dient men de binnendrukcoëfficiënt cpi te bepalen aan
de hand van afbeelding 33. De coëfficiënt cpi is immers afhankelijk van de verhouding tussen de
hoogte en de diepte van het gebouw (h/d) en van de permeabiliteitscoëfficiënt μ voor elke
windrichting θ. De permeabiliteitscoëfficiënt μ wordt bepaald met behulp van de volgende
uitdrukking :

μ=
∑ de oppervlakte van deopeningen waarvoor cpe negatief isof gelijk isaan 0
∑ de oppervlakte van alle openingen

Nota 19 : voor de waarden tussen h/d = 0,25 en h/d = 1,0 mag een lineaire interpolatie
worden toegepast.
c pi

0,4 0,33
0,35
0,3
0,25
0,2
0,15
0,1
0,05
0 μ
-0,05 0,3 0,35 0,4 0,45 0,5 0,55 0,6 0,65 0,7 0,75 0,8 0,85 0,9 0,95 1
-0,1
-0,15
-0,2
-0,25 _ _ cpicpi ≤ 0,25)
(h/d(h/d 0,25)
-0,3 cpi (h/d>1,0)
___ cpi (h/d > 1,0)
-0,35
-0,4
-0,45
-0,5
-0,55 0,33

Afbeelding 33 Binnendrukcoëfficiënten van toepassing op gelijkmatig verdeelde openingen.

Nota 20 : dit diagram is van toepassing op gevels en op daken van gebouwen met of zonder
binnenwanden.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 51


2009
Referentiehoogte zi

De referentiehoogte zi die gebruikt moet worden voor de binnendrukken is gelijk aan de


referentiehoogte ze voor de buitendrukken die uitgeoefend worden op de zijden die, gelet op hun
openingen, bijdragen tot het ontstaan van de binnendruk. Indien er meerdere openingen
aanwezig zijn, is het aangeraden om de grootste waarde van ze te gebruiken ter bepaling van zi.

Als vereenvoudigde hypothese wordt er in de formules ter bepaling van de rekenwaarden voor
de belastingen van uitgegaan dat de referentiehoogte voor de binnendruk zi gelijk is aan de
referentiehoogte voor de buitendruk ze (zie § 4.6).

Nota 21 : toevallige (accidentele) situaties


Wanneer een buitenopening, zoals een deur of een venster, dominant is in geopende toestand
(bv. als men deze vergeet te sluiten), maar in de uiterste grenstoestand (bv. bij hevige wind) als
gesloten wordt beschouwd, dient men de situatie met de deur of het venster in geopende
toestand als een toevallige (accidentele) ontwerpsituatie te beschouwen, overeenkomstig de norm
EN 1990. Dergelijke toevallige (accidentele) situaties komen in dit document niet aan bod.

Nota 22 : de controle van de toevallige (accidentele) ontwerpsituatie is erg belangrijk voor hoge
binnenwanden (met een groot risico op gevaar), die weerstand moeten bieden aan de volledige
externe windbelasting, vermits er openingen aanwezig zijn in de gebouwschil.

4.1.2.5.3.2. Druk uitgeoefend op meerwandige muren en daken

De uitgeoefende winddruk moet voor elke wand (of gebouwschil) afzonderlijk berekend
worden.

De permeabiliteit μ van een wand wordt gedefinieerd als de verhouding tussen de totale
oppervlakte van de luchtlekken en de totale wandoppervlakte. Een wand wordt als
ondoordringbaar beschouwd als de waarde van µ kleiner is dan 0,1 %.

Wanneer één enkele wand permeabel (luchtdoorlaatbaar) blijkt te zijn, dient men de winddruk
op de ondoordringbare wand te bepalen aan de hand van het verschil tussen de binnendruk en de
buitendruk van de wind, zoals voorgestel in afbeelding 34.
We1 W e2

Wind (+) (-)

Afbeelding 34 Winddruk op een oppervlak.


De nettodruk die op een muur, een dak of een element wordt uitgeoefend, is gelijk aan het verschil
tussen de drukken die op de tegenoverliggende oppervlakken worden uitgeoefend, rekening houdend
met hun tekens. Een druk, uitgeoefend in de richting van het oppervlak, wordt beschouwd als positief,
terwijl een onderdruk die zich van het oppervlak verwijdert, beschouwd wordt als negatief.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 52


2009
Wanneer minstens twee wanden permeabel (luchtdoorlaatbaar) blijken te zijn, zal de windruk op
elke wand afhankelijk zijn van :
• de relatieve stijfheid van de wanden
• de binnen- en de buitendruk
• de afstand tussen de wanden
• de permeabiliteit (doorlaatbaarheid) van de wanden
• de openingen aan de omtrek van de luchtspouw tussen de wanden.

Nota 23 : het is raadzaam om de winddruk op de stijfste wand gelijk te stellen aan het verschil
tussen de binnen- en de buitendruk.

Indien de omtrek van de luchtspouw tussen de wanden luchtdicht is (afbeelding 35 (a)) en de


vrije afstand tussen de wanden kleiner is dan 100 mm (bij een volledige afwezigheid van
luchtcirculatie in het warmte-isolatiemateriaal, mag dit materiaal beschouwd worden als een
onderdeel van één van de wanden), mogen de volgende regels worden toegepast als eerste
benadering :
• voor muren en daken met een ondoordringbare binnenwand (gebouwschil) en een permeabele
(luchtdoorlaatbare) buitenwand waarvan de permeabiliteit nagenoeg gelijkmatig verdeeld is,
kan de winddruk op de buitenwand berekend worden aan de hand van cp,net = 2/3 . cpe (voor
overdrukken) en van cp,net = 1/3 . cpe (voor onderdrukken). De winddruk op de binnenwand
kan berekend worden aan de hand van cp,net = cpe – cpi
• voor muren en daken met een ondoordringbare binnenwand en een eveneens
ondoordringbare, doch stijvere buitenwand, kan de winddruk op de buitenwand berekend
worden aan de hand van cp,net = cpe – cpi
• voor muren en daken met een permeabele (luchtdoorlaatbare) binnenwand waarvan de
permeabiliteit nagenoeg gelijkmatig verdeeld is en een ondoordringbare buitenwand, kan de
winddruk op de buitenwand berekend worden aan de hand van cp,net = cpe – cpi, terwijl de
winddruk op de binnenwand berekend wordt aan de hand van cp,net = 1/3 . cpi
• voor muren en daken met een ondoordringbare buitenwand en een eveneens ondoordringbare,
doch stijvere binnenwand, kan de winddruk op de buitenwand berekend worden aan de hand
van cp,net = cpe, terwijl de winddruk op de binnenwand berekend wordt aan de hand van cp,net =
cpe – cpi.

Bovenstaande regels zijn niet van toepassing in aanwezigheid van luchttoevoeropeningen die de
spouw verbinden met een andere zijde van het gebouw dan deze waarin de gevel zich bevindt
(afbeelding 35 (b)).

(a)

(b)

(a) Omtrek van de luchtspouw tussen gesloten wanden


(b) Omtrek van de luchtspouw tussen open wanden
Afbeelding 35 Details van de hoeken van meerwandige buitenmuren.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 53


2009
4.1.2.5.4. Specifiek geval van kleine constructies in reliëf op gevels of daken

Elementen die voornamelijk vlak zijn (luifels, borstweringen, …)

De cp-coëfficiënten die men in aanmerking dient te nemen voor elementen in reliëf op een gevel
of een dak (vrijstaande muren, luifels, opstanden) zijn weergegeven in afbeelding 36
(dakterassen worden in dit document niet behandeld).

Voor de luifels die in het dakvlak gelegen zijn en voor de opstanden moet er langs de hoekzones
(afbeelding 25, afbeelding 29 - zones F) een drukcoëfficënt cf gehanteerd worden, die gelijk is
aan het verschil tussen de coëfficiënt cpe die overeenkomt met zone F uit tabel 7 of tabel 9 en de
coëfficiënt cpe die overeenkomt met zone D uit tabel 4.

Op elementen met een oppervlakte kleiner dan 10 m² zijn de overige hoofdstukken van
toepassing.

Wind

Wind

Wind

Afbeelding 36 cp-coëfficiënten van elementen in reliëf op constructies.

Volumes (veranda’s, glazen daken, …)

Indien het volume slechts een deel van de gevel inneemt (zie afbeelding 37), is de volgende
regel van toepassing :
• A de kleinste waarde van h, b1, b2
• B de grootste waarde van c, d1, d2
• X de kleinste waarde van x1, x2.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 54


2009
Als B ≤ 0,5 A en X ≥ 0,25 A, maakt de veranda deel uit van de gevel waaraan deze is
vastgemaakt (zelfde cpe als de gevel). In de andere gevallen wordt deze beschouwd als een
vrijstaande constructie en zijn de cpe voor daken van toepassing.

Afbeelding 37 Volumes die slechts een deel van de gevel of het dak innemen.

Indien het volume slechts een deel van het dak inneemt (zie afbeelding 37), mogen voor het
glazen dak de volgende zones buiten beschouwing gelaten worden :
1. de hoekzones (F : zie afbeelding 25 of afbeelding 29; zones 3 en 7 : zie afbeelding 27;
zones 3 en 6 : afbeelding 31) :
a. indien de hoek van het glazen dak minstens met de in afbeelding 37 aangegeven waarden
(e1/8 en e2/8) van de overeenkomstige hoek van het dak verwijderd is4
b. indien de hoogte van de hoekzone van het glazen dak ten opzichte van de hoek van het dak
kleiner is dan 0,1 keer de hoogte van de overeenkomstige hoek
2. de randzones (G : zie afbeelding 25 of afbeelding 29; zones 1, 2, 8 en 9 : zie afbeelding 27;
zones 1, 2 en 7 : zie afbeelding 31) indien de twee hoekzones (zie 1. hierboven) die grenzen
aan de dakrand niet in aanmerking genomen worden.

4.2. Belasting veroorzaakt door het eigengewicht


De bepaling van het eigengewicht geschiedt door het raadplegen van de catalogi van de
producenten waarin de geometrische karakteristieken en het gewicht van de bestanddelen van
het bouwwerk opgenomen zijn. Men kan hiertoe tevens gebruik maken van de waarden uit de
norm NBN EN 1991-1-1:2002 ‘Eurocode 1. Belastingen op constructies. Deel 1-1 : Algemene
belastingen – Volumieke gewichten, eigengewicht, opgelegde belastingen voor gebouwen’
(gehomologeerde versie + Nationale Bijlage).

4
Ter herinnering : e1 = minimale waarde van b1 en 2h; e2 = minimale waarde van b2 en 2h.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 55


2009
Tabel 12 Waarden voor het eigengewicht.
Materialen Volumieke massa ρ [kg/m3]
Staal 7800
Aluminium 2700
Hout (NBN EN 338) (gemiddelde waarden)
Sterkteklasse
C14 350
C16 370
C18 380
C22 410
C24 420
C27 450
C30 460
C35 480
C40 500
C50 550
D30 640
D40 700
D60 840
Kunststoffen
Acrylplaten 1200
Polystyreen (geëxpandeerd of in korrels) 25
PVC 700
Schuimisolatieplaten 30-40
Vensterglas 2500
Houten platen
Multiplex
ruw multiplex (naaldhout en berk) 600
gelamineerde plaat en meubelplaat met 400
staafjesbinnenlaag
Spaanplaten 800
Cementgebonden spaanplaten 1200
Vezelplaten voor gebouwen
hardboard 1000
medium hardboard 800
isolatieplaten (met vezels) 400

Uitdrukking van de belasting veroorzaakt door het eigengewicht

Gewoonlijk wordt het eigengewicht gk uitgedrukt als de som van de elementen die een druk
uitoefenen op het te berekenen element :

gk = Σi ρi Vi
waarbij ρi = het volumieke gewicht van het element i
Vi = het volume van het element i.

Deze belasting kan zowel een puntlast als een lineaire belasting zijn.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 56


2009
4.3. Belasting veroorzaakt door sneeuw
Sneeuw kan zich op verschillende manieren op een dak afzetten, al naargelang van de vorm van
het dak, zijn thermische eigenschappen, de ruwheid van zijn oppervlak, de hoeveelheid warmte
die onder het dak opgewekt wordt, de aanwezigheid van gebouwen in de omgeving, de
kenmerken van het omliggende terrein en de plaatselijke weersomstandigheden, in het bijzonder
de windsnelheden, de temperatuurschommelingen en de neerslagfrequentie (regen of sneeuw).
De afzetting van sneeuw kan bovendien het resultaat zijn van een ophoping uit verschillende
richtingen of van één of meerdere sneeuwbuien tijdens eenzelfde klimaatgebeurtenis.

De bepaling van de sneeuwbelasting gebeurt volgens de norm NBN EN 1991-1-3 ‘Belastingen


op constructies. Sneeuwbelasting’ (gehomologeerde versie + Nationale Bijlage) (zie eveneens
het artikel «Een nieuwe norm ter bepaling van de sneeuwbelasting» verschenen in de WTCB-
Dossiers, Katern nr. 6, 2e trimester 2005). Gewoonlijk neemt men bij deze bepaling de
gelijkmatig verdeelde sneeuwlaag, opgehoopt tijdens een natuurlijke sneeuwbui bij kalm weer in
aanmerking, alsook de vorm van het dak en de verdeling van de sneeuw als gevolg van de wind.

Deze specificaties zijn van toepassing voor de hellende wanden van daken met één of twee
dakschilden, die gekenmerkt zijn door duidelijke onderbrekingen. Voor andere situaties
verwijzen we naar de norm NBN EN 1991-1-3.

De sneeuwbelasting wordt algemeen uitgedrukt door de volgende vergelijking :


s = rsk . μ i . ce . ct . sk, waarbij :
− sk de karakteristieke sneeuwbelasting per m² op het maaiveld voorstelt, zoals weergegeven
in tabel 13 en in afbeelding 38
− µ een vormcoëfficiënt voor de sneeuwbelasting voorstelt, die afhangt van de vorm van de
beschouwde wand. Over het algemeen kunnen er twee fundamentele belastingssituaties
geïdentificeerd worden voor de bepaling van de coëfficiënten :
1. deze van een gelijkmatig verdeelde sneeuwbelasting over het volledige dak, die enkel
beïnvloed wordt door de vorm van het dak, vóór de herverdeling van de belasting
tengevolge van andere weersinvloeden. Deze situatie is waarschijnlijk tijdens sneeuwval
bij matige wind
2. deze van een ongelijkmatig verdeelde sneeuwbelasting, die het resultaat is van een
herverdeling van de sneeuw van de ene plaats naar een andere op het dak, bijvoorbeeld als
gevolg van de wind.
In afbeelding 39 zijn de waarden voor de vormcoëfficiënten voor de sneeuwbelasting
samengevat
− ce en ct respectievelijk de blootstellingscoëfficiënt en de thermische coëfficiënt voorstellen
(waarvan het product gewoonlijk gelijkgesteld wordt aan 1); zie de norm NBN EN 1991-1-3
− rsk de terugkeerperiode voor de sneeuw voorstelt
Voor de hoofdconstructie, de verankeringen en de secundaire constructies werd een
terugkeerperiode van 50 jaar (rsk = 1) als referentie genomen. Voor de niet-structurele
elementen werd de terugkeerperiode aangepast. Volgens de specificaties van de norm NBN
EN 1991-1-3 (Bijlage D) en de Belgische Bijlage kan de terugkeercoëfficiënt van de sneeuw
als volgt uitgedrukt worden :
6
1−V × × [ln(− ln(1 − 1 / n)) + 057722]
rsk =
sn
= π , waarbij :
sk 1 + 2,5923 × V
− sn : de sneeuwbelasting op de grond die overeenkomt met een terugkeerperiode van n jaar
− n : het aantal jaren

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 57


2009
− V : de variatiecoëfficiënt van de jaarlijkse maximale sneeuwbelasting. Volgens de
Belgische Bijlage NBN EN 1991-1-3 ANB heeft deze een waarde van :
V = (1,01 + 0,00248 × A) /(1 + 0,00614 × A) , waarbij A de hoogte (in meter) voorstelt.
Tabel 13 Sneeuwbelasting.
Sneeuwbelasting sk [kN/m²] Hoogte [m]
sk = 0,5 A ≤ 100
sk = 0,5 + 0,007(A-100)/6 100 ≤ A ≤ 700

sk
700

600

500

400
A(m)

300
sk
200

100

0
0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1 1,1 1,2
Sk (KN/m²)
Afbeelding 38 Sneeuwbelasting.

Coefficients de forme
Vormcoëfficiënt
1,7
1,6
1,5 μ2
1,4
1,3
1,2
1,1 μ1
1
0,9 μ2
μ

0,8 μ1
0,7
0,6
0,5
0,4
0,3
0,2
0,1
0
0 10 20 30 40 50 60 70
Pente de toiture α°
Dakhelling α°
Afbeelding 39 Vormcoëfficiënten voor de sneeuwbelastingen – Hellende daken.

Tabel 14 Vormcoëfficiënten – Daken met één dakschild.


Hoek van het dakschild ten opzichte
0° ≤ α ≤ 30° 30° < α < 60° α ≥ 60°
van de horizontale
Vormcoëfficiënt μ1 0,8 0,8 (60 - α)/30 0,0
Vormcoëfficiënt μ2 0,8 + 0,8 α/30 1,6 –

4.3.1. Daken met één dakschild

De vormcoëfficiënten voor de sneeuwbelasting μ1 die gebruikt zouden moeten worden voor


daken met één dakschild zijn opgenomen in tabel 14 en afbeelding 39 voor het geval waarbij de
sneeuw ongehinderd van de dakrand kan vallen. Wanneer het dak uitgerust is met voorzieningen
WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 58
2009
die de sneeuw kunnen tegenhouden of wanneer de onderrand eidigt tegen een borstwering, een
sneeuwbarrière of eender welk ander obstakel, mag de vormcoëfficiënt niet worden beperkt tot
een waarde die kleiner is dan 0,8. De te beschouwen schikking van de belasting is weergegeven
in afbeelding 40.

Afbeelding 40 Vormcoëfficiënten – Daken met één enkel dakschild.

4.3.2. Daken met twee dakschilden

De te beschouwen belastingen voor daken met twee dakschilden zijn weergegeven in


afbeelding 41; de μ1-waarden zijn opgenomen in tabel 14 en voorgesteld in afbeelding 39.

De vormcoëfficiënten voor de sneeuwbelasting uit tabel 14 en afbeelding 39 gelden voor het


geval waarbij de sneeuw ongehinderd van de dakrand kan vallen. Wanneer het dak uitgerust is
met uitrustingen die de sneeuw kunnen tegenhouden of wanneer de onderrand eindigt tegen een
borstwering, een sneeuwbarrière of eender welk ander obstakel, mag de vormcoëfficiënt niet
worden beperkt tot een waarde die kleiner is dan 0,8.

Afbeelding 41 Vormcoëfficiënten – Daken met twee dakschilden.


Wanneer de sneeuwbelasting gelijkmatig verdeeld is, is het geval (i) van toepassing.
Wanneer de sneeuwbelasting ongelijkmatig verdeeld is, zijn de gevallen (ii) en (iii) van toepassing.

4.3.3. Daken tegen een grote opgaande constructie

De coëfficiënten voor de sneeuwbelasting die gebruikt zouden moeten worden voor een dak
tegen een grote opgaande constructie kunnen gedefinieerd worden als volgt :
− μ 1 = 0,8 (in de veronderstelling van een lager gelegen plat dak)

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 59


2009
− μ 2 = μ s + μ w, waarbij :
- μ s de vormcoëfficiënt van de sneeuwbelasting tengevolge van de afglijding van sneeuw
van het bovenste dak voorstelt. Voor α < 15° is μ s gelijk aan 0; voor α > 15° wordt μ s
bepaald door de toepassing van een bijkomende belasting die gelijk is aan 50 % van de
maximale sneeuwbelasting die aangrijpt op het dakschild dat aan het bovenste dak grenst
en berekend wordt volgens de voorgaande paragrafen
- μ w de vormcoëfficiënt voor de sneeuwbelasting tengevolge van de wind voorstelt :
μ w = (b1 + b2)/2h ≤ γh/sk
met de beperking 0,8 ≤ μ w ≤ 2
en waarbij γ het volumieke gewicht van de sneeuw voorstelt, dat in deze berekening
gelijkgesteld mag worden aan 2 kN/m³
− de lengte van de sneeuwhoop is begrensd tot ls = 2h, met de beperking 5 m ≤ ls ≤ 15 m.

Nota 24 : indien b2 < ls moet de coëfficiënt aan de rand van het onderste dak bepaald worden
door interpolatie tussen µ1 en µ2, en moet de grens van de sneeuwbelasting ingekort worden tot
aan de grens van het onderste dak (b2).

(i)
(i) µ1
µ1 b2
(ii)
(ii) µs µs
µ2 µ2
µw µw
µ1 µ1
ls ls

α α

h h

b1 b2 b1 b2 (<ls)

Afbeelding 42 Vormcoëffciënten indien er uitgesproken niveauverschillen zijn.


Wanneer de sneeuwbelasting gelijkmatig verdeeld is, is geval (i) van toepassing.
Wanneer de sneeuwbelasting ongelijkmatig verdeeld is, is geval (ii) van toepassing.

Nota 25 : wij willen erop wijzen dat de µ-coëfficiënten geen rekening houden met de effecten
van een impact van een grote hoeveelheid sneeuw, afkomstig van het bovenste dak, vermits deze
situatie uitzonderlijk is. Doorgaans valt de sneeuw geleidelijk en met kleine hoeveelheden van het
bovenste dak naar beneden naarmate het sneeuwtapijt van het dak schuift en zijn de effecten
van deze impact gering in vergelijking tot de totale statische rekenbelasting. Dit geldt des te meer
indien het dak uitgerust is met bakgoten of met sneeuwbarrières.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 60


2009
4.4. Belastingen veroorzaakt door de borstweringsfunctie
4.4.1. Inleiding

De borstweringsfunctie is gedefinieerd in § 2.2.8. De productnormen voor gordijngevels en


vensters, met name de NBN EN 13830 en de NBN EN 13451-1, bevatten slechts weinig
informatie over de borstweringsfunctie in een gevel. Ondanks het feit dat deze normen voor de
belastingen naar de Eurocodes verwijzen, specificeren ze geen enkele coëfficiënt, noch
criterium. De Eurocodes verwijzen dan weer naar de Nationale Bijlagen, die bepaalde
beoordelingsparameters definiëren en de geïnteresseerde lezer verder doorverwijzen naar de
bijzondere specificaties voor de beschouwde producten (STS, NBN, …).

Om een einde te maken aan deze verwarrende situatie heeft dit document zich tot doel gesteld
om de bestaande eisen samen te vatten en aanbevelingen te formuleren voor de beoordeling van
gevels die volgens de ontwerpvoorwaarden een borstweringsfunctie moeten vervullen.

4.4.2. Beoordelingsparameters

4.4.2.1. Beschermingshoogte (H)

De beschermingshoogte H is de hoogte waarover de borstweringsfunctie in al zijn pertinente


aspecten moet worden verzekerd naargelang van de ontwerpvoorwaarden. De hoogte H wordt
gedefinieerd ten aanzien van de ontwerpvoorwaarden (zie § 4.4.2.6). Deze is begrepen tussen
0,9 en 1,2 m, maar kan worden beperkt tot 0,80 m indien voldaan wordt aan de berekening van
een fictieve hoogte Hf = h + 0,5 x l ≥ 1,0 m, waarbij l de dikte van de gevel ter hoogte van de
beschermingshoogte H voorstelt, zoals aangegeven in de afbeeldingen.

4.4.2.2. Valhoogte (hc)

De valhoogte hc is de hoogte vanaf het niveau van de vloer onderaan tot het hoogste niveau van
het vaste kader (zie afbeeldingen hierna).

4.4.2.3. Referentiehoogte voor de beschermingshoogte (h)

In norm NBN B 25-002-1 wordt de referentiehoogte voor de beschermingshoogte h gedefinieerd


als de hoogte langs de risicozijde tussen van het niveau van de afgewerkte bodem en het hoogste
niveau van het vaste kader van het schrijnwerk (dwarsregel).

4.4.2.4. Toegankelijkheid van de gevel

De twee zijden van de gevel, d.w.z. zowel langs binnen als langs buiten, kunnen toegankelijk
zijn. Volgens de norm NBN B 25-002-1 dient men plaatsen die rechtstreeks toegankelijk zijn
voor het publiek als volgt te onderscheiden van plaatsen die niet rechtstreeks toegankelijk zijn
voor het publiek :
- publiek toegankelijke plaatsen zijn plaatsen waar zich een groot en onbepaald aantal personen
kan ophouden : trottoirs, aangelegde paden, speelplaatsen, ingangen van gebouwen die

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 61


2009
uitgeven op de openbare weg, terrassen en commercieel uitgebate horecaruimten, voor het
publiek toegankelijke tuinen en parken, …
- plaatsen die niet rechtstreeks toegankelijk zijn voor het publiek zijn plaatsen waar slechts
een beperkt en geautoriseerd aantal personen is toegestaan : terrassen en niet-commercieel
uitgebate ruimten, niet voor het publiek toegankelijke tuinen en parken, interne ingangen.

De menselijke activiteitenzones worden in de norm NBN S 23-002 als volgt ingedeeld :


− publiek toegankelijke plaatsen
− de gebruikscategorieën A tot E voor gebouwen.

Dit Rapport raadt aan om de belastingswaarden te onderscheiden die gedefinieerd worden in


tabel 15. De dynamische en statische belastingen zijn slechts van toepassing op de toegankelijke
zijde(n) van de gevel.

Nota 26 : wanneer de gevel naast de borstweringsfunctie nog een bijkomende


beveiligingsfunctie dient te vervullen (bv. bescherming tegen projectielen, neervallende
voorwerpen, …) moeten er bijkomende eisen geformuleerd worden, naargelang van het te
verzekeren veiligheidsniveau. De meeste afbeeldingen uit § 4.4 illustreren de situatie waarbij het
buitenniveau lager ligt dan het binnenniveau (dit geval komt het meest voor). Wanneer dit niet zo
is, bv. in het geval weergegeven in afbeelding 43, zijn de hierna beschreven regels van
toepassing, die tot doel hebben de personen te beschermen tegen verwondingen of tegen het
risico om van buiten naar binnen te vallen.

4.4.2.5. Belastingen op een gevel die een borstweringsfunctie vervult

4.4.2.5.1. Statische veranderlijke belastingen

4.4.2.5.1.1. Rekenwaarde van de statische belastingen

Statische belastingen kunnen omschreven worden als het (al dan niet aanzienlijke) gedrum van
een bewegende mensenmassa dat geen aanleiding geeft tot schokken, maar wel tot een druk op
de bescherming. Deze belastingen zijn genormaliseerd in de Eurocode NBN EN 1991-1-1
(§ 6.4), die deze beschouwt als horizontale belastingen qk op borstweringen en voor het
preciseren van de bijkomende belastingen verwijst naar de ontwerpnorm prNBN B 03-004
‘Borstweringen’ (in voorbereiding), vermits deze de bijkomende verticale belastingen definieert.

Men kan vier belastingen onderscheiden, die weergegeven worden door het symbool Ab om ze
niet te verwarren met andere belastingen (afbeelding 43) :
− drie horizontale belastingen Ah :
1. qk,h : een lineaire horizontale kracht die gelijkmatig op de gevelstructuur (dwarsregel)
wordt uitgeoefend ter hoogte van de beschermingshoogte H, gelegen tussen 800 en 1200
mm van de afgewerkte vloer, of bij gebrek aan een structuur, tussen 800 en 1200 mm van
de afgewerkte vloer op het vulelement op de meest ongunstige hoogte. In het laatste
geval (vulelement) dient men de kracht te laten aangrijpen over een breedte van 100 mm
2. Qkh,1 : een geconcentreerde horizontale kracht voor de plaatselijke controle ter hoogte
van de beschermingshoogte H, die wordt uitgeoefend op een vierkant oppervlak (100 mm
x 100 mm) op de meest ongunstige plaats

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 62


2009
3. Qkh,2 : een geconcentreerde horizontale kracht voor de plaatselijke controle onder de
beschermingshoogte H, die wordt uitgeoefend op een vierkant oppervlak (100 mm x
100 mm) op de meest ongunstige plaats
− één verticale belasting :
4. Qkv,3 : een verticale belasting die wordt uitgeoefend op de dwarsregel die dienst doet als
leuning op de meest ongunstige plaats.
De aanbevolen waarden voor de belastingen zijn opgegeven in tabel 15 naargelang van het
specifieke gebruik van het gebouw. Het gaat hier om de brutowaarden. De nettowaarden worden
verkregen door vermenigvuldiging met de begeleidende coëfficiënten en de partiële
coëfficiënten uit de tabellen van § 4.6. De veranderlijke belastingen Ab moeten onafhankelijk
van elkaar beschouwd worden.

Tabel 15 Belastingen voor de borstweringsfunctie.


Lineaire Puntbelastingen (kN)
Gebruikscategorieën belasting Qk,h1 op de Qk,h2 onder de Q kv,3 op de
(EN 1991-1-1) en qk,h beschermings- beschermings- beschermings-
hoogte hoogte hoogte
(kN/m)
A Huishoudelijke en residentiële activiteiten
Eengezinswoningen en appartementen
Vertrekken van woongebouwen en huizen; kamers en 0,5 1,0 0,5 1,0
zalen van ziekenhuizen; kamers van hotels en tehuizen;
keukens en toiletten, …
B Kantoren 1,0 1,0 0,5 1,0
C Plaatsen waar veel mensen samenkomen (de
oppervlakken van de categorieën A, B, D en E
uitgezonderd) 1,0 1,0 0,5 1,0
C1 : plaatsen met tafels, … (bv. scholen, cafés,
restaurants, feestzalen, leeszalen, receptiezalen, …)
C2 : plaatsen met vaste stoelen (bv. kerken, theaters en
bioscopen, conferentiezalen, amfitheaters, 1,0 1,0 0,5 1,0
vergaderzalen, wachtzalen, …)
C3 : plaatsen zonder obstakels voor het personenverkeer
(bv. musea, tentoonstellingszalen, … en ingangen van 1,0 1,0 0,5 1,0
openbare en administratieve gebouwen, hotels, …)
C4 : plaatsen waar fysieke activiteiten mogelijk zijn (bv.
1,0 1,0 0,5 1,0
discotheken, turnzalen, toneelzalen, …)
C5 : plaatsen waar een grote mensenmassa kan
samenkomen (bv. gebouwen waar openbare
evenementen kunnen plaatsgrijpen, zoals concertzalen,
sportzalen met inbegrip van de tribunes, terrassen en
toegangszones, …). Horizontale afstand tussen de
borstwering, de stoelenrijen of de afscheidingen (*) :
3m 5,0 2,0 0,5 1,0
2m 3,0 2,0 0,5 1,0
D Handelsoppervlakken
D1 : detailhandelsruimten (bv. magazijnen, 1,0 1,0 0,5 1,0
papierhandels, winkels van kantoormaterialen, …)
E Oppervlakken die zich lenen voor de opslag van grote
volumes goederen, toegangszones inbegrepen 2,0 1,0 0,5 1,0
(bv. opslagruimten, met inbegrip van bibliotheken)
Publiek toegankelijke plaatsen buiten (zie § 4.4.2.4). 1,0 1,0 0,5 1,0
(*) Overeenkomstig het KB van 2 juni 1999 houdende de in voetbalstadions na te leven veiligheidsnormen (BS van 10 juli 1999).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 63


2009
4.4.2.5.1.2. Controle van de statische belastingen door proeven

Wanneer de ontwerpvoorwaarden zodanig zijn dat er geen berekening kan uitgevoerd worden
(bv. als gevolg van de materiaaleigenschappen, de assemblagetechnieken, …) of dat deze geen
bevredigende controle oplevert, moet de stabiliteit onder statische belasting worden nagegaan
aan de hand van proeven volgens de ontwerpnorm prNBN B 03-004 ‘Borstweringen’ (in
voorbereiding), rekening houdend met de ligging van de gevel.

4.4.2.5.2. Dynamische belastingen

De controle onder dynamische belastingen gebeurt door middel van schokproeven volgens de
norm NBN B 25-002-1 (§ 5.2.2.10.2 of § 5.2.3.10.2) naargelang van de ontwerpsituatie. De
plaatsen waar de schokken uitgeoefend worden, zijn weerggeven in § 4.4.2.5.4.

Afbeelding 43 Voorbeeld van de controle van de borstweringsfunctie in een gevel.

Nota 27 : de norm NBN EN 13049 (Ramen. Botsing met een zacht en zwaar lichaam) stelt de
aangrijpingspunten voor de schokken voor. Ze preciseert echter ook dat men één prototype per
aangrijpingspunt mag gebruiken.

Nota 28 : § 5 van de norm NBN EN 14019 (Gordijnmuren. Weerstand tegen stootbelasting)


stelt de aangrijpingspunten voor de schokken voor. De voorschriften uit § 4.4.2.5.4 van dit
document kunnen een alternatief vormen.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 64


2009
4.4.2.5.3. Vereenvoudigende aanbevelingen

Statische en dynamische belastingen zijn conventionele belastingen. Om het aantal


belastingsgevallen niet nodeloos te vermenigvuldigen, worden in de volgende paragrafen
conventionele aangrijpingspunten voor de belastingen aanbevolen, evenals een
controleprogramma voor schrijnwerkelementen waarvan mag worden aangenomen dat zij een
borstweringsfunctie vervullen in de ontwerpvoorwaarden.

We willen erop wijzen dat de kracht Qkv,3 enkel van toepassing is voor opengaande
schrijnwerkelementen indien er een dwarsregel aanwezig is waarop de verticale belasting kan
aangrijpen. In de praktijk zou het element waarop de belasting uitgeoefend wordt een minimale
breedte van 100 mm moeten vertonen om in aanmerking te komen.

4.4.2.5.4. Positie van de statische en dynamische belastingen

Hierna geven wij voor de verschillende schrijnwerktypes die geïllustreerd worden in de


volgende afbeeldingen een overzicht van de aangrijpingspunten voor de dynamische
(schokenergie) en de statische ontwerpbelastingen. Het spreekt echter voor zich dat al deze
belastingen niet onder alle omstandigheden van toepassing zullen zijn. In § 4.4.2.6 wordt
namelijk aanbevolen om de belastingen te beschouwen rekening houdend met welbepaalde
ontwerpsituaties.

Verder willen we erop wijzen dat :


• voor vensters enkel de aangrijpingspunten van de dynamische belastingen op de
vulelementen aanbevolen worden
• voor gordijngevels de aanbevolen aangrijpingspunten van de dynamische belastingen zich op
de vulelementen en op de weerstandsprofielen bevinden.

De valhoogten van de impactor zijn vermeld in de norm NBN B 25-002-1 (§ 5.2.2.10.2 of


§ 5.2.3.10.2).

De symbolen die gebruikt worden om de belastingen weer te geven, zijn opgenomen in tabel 16.
Tabel 16 Symbool en voorstelling van de belastingen Ab.
Symbool Belastingen Ab Voorstelling
Lineaire horizontale kracht op de beschermingshoogte

Geconcentreerde horizontale kracht op de beschermingshoogte

Geconcentreerde kracht onder de beschermingshoogte

Verticale belasting op de dwarsregel van een opengaande vleugel


– Schokken (de valhoogten van de impactor voor de schokproeven
zijn weergegeven in de NBN B 25-002-1)

4.4.2.5.4.1. Dwarsregel op de beschermingshoogte H

Wanneer de dwarsregel zich op de beschermingshoogte bevindt, grijpen de belastingen qk,h, Qkh,1


en Qkv,3 aan op de horizontale dwarsregel. De kracht Qkh,2 grijpt aan in het midden van de
vensterborstwering.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 65


2009
Men beschouwt de volgende schokken :
• voor vensters : één enkele schok is aanbevolen, in het midden van de vensterborstwering
• voor gordijngevels : drie schokken zijn aanbevolen : één in het midden van de
vensterborstwering, één in het midden van de dwarsregel op de beschermingshoogte en één
op de stijl op de veiligheidshoogte.

Afbeelding 44 Aangrijpingspunten voor de belastingen Ab en voor de schokken in geval van een


dwarsregel op de beschermingshoogte H.

4.4.2.5.4.2. Dwarsregel onder de beschermingshoogte H

Wanneer de dwarsregel zich onder de beschermingshoogte bevindt, grijpen de belastingen qk,h en


Qkh,1 aan op het vulpaneel op de beschermingshoogte H en de kracht Qkh,2 in het midden van de
vensterborstwering en het midden van de dwarsregel.

Men beschouwt de volgende schokken :


• voor vensters : twee schokken zijn aanbevolen : één in het midden van de vensterborstwering,
de andere in het midden van de breedte van het vulpaneel op de beschermingshoogte
• voor gordijngevels : vier schokken zijn aanbevolen : één in het midden van de
vensterborstwering, één in het midden van de dwarsregel onder de beschermingshoogte, één
in het midden van de breedte van het vulpaneel op de beschermingshoogte en één op de stijl
op de beschermingshoogte.

Afbeelding 45 Aangrijpingspunten voor de belastingen Ab en voor de schokken in geval van een


dwarsregel onder de beschermingshoogte H.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 66


2009
In het geval van een opengaande vleugel voorziet de norm NBN B 25-002-1 :
− ofwel een borstwering die de veiligheid tot op de beschermingshoogte H moet verzekeren
− ofwel een beperking van de opening met de volgende eis :
indien het mogelijk is het venster slechts gedeeltelijk te openen om het risico op vallen
door het venster te voorkomen (bv. openingsbegrenzer), moet het schrijnwerk in open
toestand aan de schokproeven onderworpen worden.

We beschouwen het specifieke geval, voorgesteld in afbeelding 46 :


− voor de borstwering : de belastingen qk,h, Qkh,1 en Qkv,3 grijpen aan op de borstwering op de
beschermingshoogte H; Qkv,2 grijpt aan op het vulelement
− voor het schrijnwerk met opengaande vleugel : Qkv,3 grijpt aan op de dwarsregel en Qkh,2 op
het midden van het vulelement en het midden van de dwarsregel
Men beschouwt de volgende schokken :
− voor vensters : twee schokken zijn aanbevolen : één in het midden van de
vensterborstwering en één in het midden van de breedte van de vleugel op de
beschermingshoogte
− voor gordijngevels : vier schokken zijn aanbevolen : één in het midden van de
vensterborstwering, één in het midden van de dwarsregel onder de beschermingshoogte,
één in het midden van de breedte van het vulpaneel op de beschermingshoogte en één op
de stijl op de beschermingshoogte.

Afbeelding 46 Aangrijpingspunten voor de belastingen Ab en voor de schokken in geval van een


dwarsregel onder de beschermingshoogte H, met een vensterborstwering en een borstwering.

4.4.2.5.4.3. Geen dwarsregel of dwarsregel boven de beschermingshoogte H

Wanneer de dwarsregel zich boven de beschermingshoogte bevindt, grijpen de belastingen qk,h


en Qkh,1 aan op het vulpaneel op de beschermingshoogte H en de kracht Qkh,2 op de kleinste
hoogte tussen H en het midden van de vensterborstwering. Men beschouwt de volgende
schokken :
• voor vensters : één enkele schok is aanbevolen; de gekozen hoogte is de kleinste hoogte
tussen H en het midden van het vulpaneel

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 67


2009
• voor gordijngevels : twee schokken zijn aanbevolen : één op de stijl op de veiligheidshoogte
en de andere op de kleinste hoogte tussen H en het midden van het vulpaneel.

Afbeelding 47 Aangrijpingspunten voor de belastingen Ab en voor de schokken in geval van een


dwarsregel boven de beschermingshoogte H.

4.4.2.6. Controleprogramma, rekening houdend met de ontwerpvoorwaarden

4.4.2.6.1. Algemeenheden

Nota 29 : gangbaar schrijnwerk is doorgaans niet in staat om de belastingen op te nemen die


gepaard gaan met een borstweringsfunctie voor de specifieke gebruiken C5 en E. Het is dan ook
aangewezen om een borstwering te voorzien die onafhankeijk is van het schrijnwerk, in
overeenstemming met de ontwerpnorm prNBN B 03-004 (in voorbereiding).

De belangrijkste ontwerpparameters voor het risico – en dus ook voor de keuze van de prestaties
voor het buitenschrijnwerk – zijn :
• de referentiehoogte voor de beschermingshoogte h (zie § 4.4.2.3)
• de valhoogte hc (zie § 4.4.2.2)
• de aanwezigheid van vaste en opengaande delen
• de hoogte he tussen het grondniveau buiten en het hoogste niveau van het vaste kader
(dwarsregel) van het schrijnwerk. De externe schokproeven zijn slechts van toepassing
wanneer he ≤ H
• de beschermingshoogte H (zie § 4.4.2.1).

Indien het buitenschrijnwerk toegankelijk is langs beide zijden (menselijke activiteitenzones aan
weerszijden van het schrijnwerk) volgens de voorwaarden, gedefinieerd in § 5.2.2.10.2 of
§ 5.2.3.10.2 van NBN B 25-002-1 (h < 0,9 m en/of he < 0,9 m), moeten de statische en
dynamische belastingen voor de borstweringsfunctie zowel van binnen naar buiten als van
buiten naar binnen worden uitgeoefend (zie voorbeeld in afbeelding 43 en de voorschriften van
§ 4.4).

4.4.2.6.2. Steunmuur of tegengevel op een hoogte groter dan of gelijk aan H

Wanneer de referentiehoogte van de steunmuur groter is dan of gelijk is aan H, hoeft het
buitenschrijnwerk normaalgesproken geen borstweringsfunctie te vervullen, vermits de
WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 68
2009
beschermingshoogte toereikend is (zie § 2.2.8). In dit geval dient men voor de
borstweringsfunctie van het schrijnwerk geen enkele controle uit te voeren, noch door
berekening, noch op basis van proeven. Wat het glastype betreft, schrijft de norm NBN S 23-002
(§ 4.4.2.2.1, geval 3, tabel 5) evenmin veiligheidsglas voor. De toepassing van veiligheidsglas
wordt alleen aanbevolen wanneer het gebouw tot een specifieke gebruikscategorie behoort en
indien er in de ontwerpsituatie redelijkerwijze andere schokken voorzienbaar zien dan
accidentele schokken, veroorzaakt door een menselijk lichaam (bv. schokken veroorzaakt door
een bal in een sportzaal, op een speelplaats).

Afbeelding 48 Veiligheid van personen – Steunmuur met een hoogte gelijk aan de
beschermingshoogte H.

4.4.2.6.3. Hoogte van een steunmuur of van een tegengevel indien h < H en voor een
valhoogte hc ≤ 1,50 m

Gelet op de definitie van de borstweringsfunctie uit § 2.2.8, moet in dit geval enkel de preventie
van verwondingen door contact met grote glasscherven worden verzekerd. Vermits de valhoogte
hc ≤ 1,50 m, is de bescherming tegen struikelen en uit het venster vallen normaalgesproken
immers niet noodzakelijk. Dit impliceert dat :
− dezelfde voorschriften van kracht zullen zijn, ongeacht het feit of het buitenschrijnwerk
(venster of gordijngevel) nu opengaande delen omvat of niet
− voor het schrijnwerk enkel de controle onder dynamische belasting (schokproeven) dient
uitgevoerd te worden.

Afbeelding 49 Veiligheid van personen – Steunmuur met h < H en hc ≤ 1,50 m.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 69


2009
Wat het glastype betreft, schrijft de norm NBN S 23-002 (§ 4.4.2.2.1, geval 1, tabel 5) een
veiligheidsglas van breuktype C (gehard glas) of B (gelaagd glas) voor. Om de correcte keuze
van het glastype mogelijk te maken, kan men een beroep doen op § 4.4.2 van de norm.

4.4.2.6.4. Hoogte van een steunmuur of van een tegengevel indien h < H en voor een
valhoogte hc > 1,50 m

4.4.2.6.4.1. Geval van schrijnwerk zonder opengaande vleugels onder de hoogte H

Gelet op de definitie van de borstweringsfunctie (§ 2.2.8), moet in dit geval enkel de


bescherming tegen uit het venster vallen en de preventie van verwondingen door contact met
grote glasscherven worden verzekerd. Vermits de gevel geen opengaande vleugels bevat, is de
bescherming tegen struikelen normaalgesproken immers niet noodzakelijk.

Indien er op een hoogte ht < 0,45 m boven het niveau van de afgewerkte vloer een dorpel of een
ander element met een breedte e van meer dan 0,3 m aanwezig is, waarop het mogelijk is een
voet te plaatsen, wordt de beschermingshoogte H berekend vanaf het hoogste niveau van dit
element (zie afbeelding 50B).

De controle van de borstweringsfunctie moet gebeuren volgens de aanbevelingen uit § 4.4.2.6.5


(samenvattende tabellen).

Wat het glastype betreft, schrijft de norm NBN S 23-002 (§ 4.4.2.2.1, geval 2, tabel 5) een
veiligheidsglas van het breuktype B (gelaagd glas) voor. Om de correcte keuze van het glastype
mogelijk te maken, kan men een beroep doen op § 4.4.2 van de norm.

Afbeelding 50 Veiligheid van personen – Steunmuur h < H en hc > 1,50 m – Vaste


schrijnwerkelementen.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 70


2009
4.4.2.6.4.2. Geval van schrijnwerk met opengaande vleugels

Gelet op de definitie van de borstweringsfunctie (§ 2.2.8), kan het buitenschrijnwerk in dit geval
enkel de preventie van verwondingen door contact met grote glasscherven verzekeren. Zodra :
− de gevel een opengaande vleugel bevat waarlangs de doorgang van een menselijk lichaam
mogelijk is,
− de hoogte van de steunmuur h < H,
− de valhoogte hc > 1,50 m,
is het immers noodzakelijk het risico op struikelen en door het venster vallen te waarborgen.
Deze functies kunnen niet vervuld worden door het schrijnwerk.

In dit geval legt de norm NBN B 25-002-1 (§ 5.2.2.10.2.2 en § 5.2.3.10.2.2) de eis op om de


muuropening te voorzien van een borstwering overeenkomstig de norm NBN B 03-004 (in
voorbereiding), die de beschermingshoogten aangeeft.

De breedte van de gevel l mag geïntegreerd worden in de breedte van de borstwering.

Indien er op een hoogte ht < 0,45 m boven het niveau van de afgewerkte vloer een dorpel of een
ander element met een breedte e van meer dan 0,3 m aanwezig is, waarop het mogelijk is een
voet te plaatsen, wordt de beschermingshoogte H berekend vanaf het hoogste niveau van dit
element (zie afbeelding 51B).

Afbeelding 51 Veiligheid van personen – Steunmuur h < H en hc > 1,0 m – Schrijnwerk met
opengaande vleugel – Gevallen A, B, C.

Wat het glastype betreft, schrijft de norm NBN S 23-002 (§ 4.4.2.2.1, geval 2) voor de situaties
A en B (afbeelding 51) het gebruik van veiligheidsglas van het breuktype C (gehard glas) of B
(gelaagd glas) voor. Voor situatie C legt de norm het gebruik van een breuktype A (floatglas) op.
Om de correcte keuze van het glastype mogelijk te maken, kan men een beroep doen op § 4.4.2
van de norm.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 71


2009
Voor de in afbeelding 51 voorgestelde situatie C wordt geen enkele schrijnwerkcontrole
aanbevolen.

In het geval D uit afbeelding 52, zorgen de borstwering en de vensterborstwering er samen voor
dat de wand een borstweringsfunctie kan vervullen. Het voorkomen van struikelen wordt
verzekerd door de borstwering, terwijl een val uit het venster wordt tegengegaan door de
borstwering en de vensterborstwering samen. De vensterborstwering moet dus behandeld
worden in overeenstemming met de eisen uit § 4.4.2.6.4.1 en de borstwering volgens de norm
NBN B 03-004. De opengaande vleugel moet op zijn beurt in staat zijn om het risico op
verwondingen door contact te minimaliseren. Om de juiste keuze van het glastype mogelijk te
maken, kan men een beroep doen op de norm NBN S 23-002 (§ 4.4.2).

Afbeelding 52 Veiligheid van personen – Vensterborstwering met h < H en hc > 1,5 m –


Schrijnwerk met opengaande vleugel – Geval D.

4.4.2.6.5. Samenvattende tabellen voor de beoordeling van de borstweringsfunctie

In de tabellen 17, 18 en 19 wordt een samenvatting gegeven voor de beoordeling van de


borstweringsfunctie in een gevel, rekening houdend met de gebruikscategorie en de
ontwerpvoorwaarden.

Hierbij worden de volgende symbolen gebruikt :


• N : niet van toepassing
• NBW : niet van toepassing, aanwezigheid van een borstwering vereist
• S xxx : berekening in de gebruikgsgrenstoestand onder de belasting Ab xxx (zie hieronder
voor de details)
• SU xxx : berekening in de gebruiksgrenstoestand en in de uiterste grenstoestand onder de
belasting Ab xxx
• ≤ H : dynamische belasting (schok) die hoogstens aangrijpt op de beschermingshoogte; de in
de tabel aangegeven waarde is de valhoogte van de in de norm NBN B 25-002-1 bepaalde
impactor
• Prof : belasting die aangrijpt op het profiel
• Vul : belasting die aangrijpt op het vulelement
• h : referentiehoogte voor de beschermingshoogte (zie § 4.4.2.3).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 72


2009
De belastingen Ab zijn gedetailleerd in tabel 15. Ter herinnering :
o qk,h : lineaire kracht (kN/m)
o Qk,h1 en Qk,h2 : geconcentreerde horizontale krachten (horizontale puntbelastingen) (kN)
o Qk,v3 : geconcentreerde verticale kracht (verticale puntbelasting) (kN).

Nota 30 : de in tabel 15 vermelde belastingen zijn brutobelastingen. De nettorekenwaarden


worden verkregen door deze waarden te vermenigvuldigen met de begeleidende coëfficiënten
en de partiële coëfficiënten, opgegeven in de tabellen van § 4.6.

De aangrijpingspunten van de belastingen zijn vermeld in § 4.4.2.5.4.

Wanneer er geen valgevaar bestaat, d.w.z. indien hc ≤ 1,5 m moet de controle van de prestaties
in deze tabellen enkel beschouwd worden als een aanbeveling. Wanneer het risico op vallen
daarentegen reëel is, d.w.z. als h < H en hc > 1,5 m, moet het geheel der controles uitgevoerd
worden.

Wat de dynamische belastingen (schokken) betreft, kan men voor bijkomende informatie terecht
in de norm NBN B 25-002-1.

De tabellen 17 en 18 hebben betrekking op belastingen die kunnen aangrijpen binnenin het


gebouw, terwijl tabel 19 van toepassing is op externe belastingen.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 73


2009
Tabel 17 Borstweringsfunctie – Belastingen voor de gebruikscategorieën A, B, D en E.
h < H en hc > 1,5 m
h≥H h < H en hc ≤ 1,5 m
Venster Gevel
Categorie Belasting Opengaande Vast Opengaande vleugel Vast
Venster Gevel Venster Gevel
vleugel
Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul
qk,h N N N N N N N N NBW N S 0,5 N NBW N SU 0,5 N
Statisch

Qk,h1 N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N


A 1 1
Qk,h2 N N N N N N N N S 0,5 ( ) N S 0,5 N SU 0,5 ( ) N SU 0,5 N
Qk,v3 N N N N N N N N S 1,0 (2) N N (3) N SU 1,0 (2) N N (3) N
Dyn ≤H N N N N N 300 300 300 N 300 N 300 300 300 300 300
qk,h N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N
Statisch

Qk,h1 N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N


B Qk,h2 N N N N N N N N S 0,5 (1) N S 0,5 N SU 0,5 (1) N N N
Qk,v3 N N N N N N N N S 1,0 (2) N N (3) N SU 1,0 (2) N N (3) N
Dyn ≤H N N N N N 450 450 450 N 450 N 450 450 450 450 450
qk,h N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N
Statisch

Qk,h1 N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N


D Qk,h2 N N N N N N N N S 0,5 (1) N S 0,5 N SU 0,5 (1) N SU 0,5 N
Qk,v3 N N N N N N N N S 1,0 (2) N N (3) N SU 1,0 (2) N N (3) N
Dyn ≤H N N N N N 700 700 700 N 700 N 700 700 700 700 700
qk,h N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW SU 1,0 SU 1,0 SU 1,0
Statisch

Qk,h1 N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW SU 1,0 SU 1,0 SU 1,0


E Qk,h2 N N N N N N N N S 0,5 (1) N S 0,5 N SU 0,5 (1) SU 0,5 SU 0,5 SU 0,5
Qk,v3 N N N N N N N N S 1,0 (2) N N (3) N SU 1,0 (2) N N (3) N
Dyn ≤H N N N N N 700 700 700 N 700 N 700 700 700 700 700
(1) Uitsluitend op de dwarsregels op of onder de beschermingshoogte H (§ 4.4.2.6.4.2, geval D).
(2) Uitsluitend op de bovenste dwarsregel die zich onder de opengaande vleugel bevindt op een hoogte ≤ H (§ 4.4.2.6.4.2, geval D).
(3) Uitsluitend op de dwarsregels op of onder de beschermingshoogte H (§ 4.4.2.6.4.1, geval C).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 74


74
2009
Tabel 18 Borstweringsfunctie – Belastingen voor de gebruikscategorie C.
h < H en hc > 1,50 m
h≥H h < H en hc ≤ 1,50 m
Venster Gevel
Categorie Belasting Opengaande Vast Opengaande vleugel Vast
Venster Gevel Venster Gevel
vleugel
Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul
qk,h N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N
Statisch

Qk,h1 N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N


C1 Qk,h2 N N N N N N N N S 0,5 (1) N S 0,5 N SU 0,5 (1) N SU 0,5 N
2 3 2
Qk,v3 N N N N N N N N S 1,0 ( ) N N( ) N SU 1,0 ( ) N N (3) N
Dyn ≤H N N N N N 700 700 700 N 700 N 700 700 700 700 700
qk,h N N N N N N N N NGC N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N
Statisch

Qk,h1 N N N N N N N N NGC N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N


C2 – C3 Qk,h2 N N N N N N N N S 0,5 (1) N S 0,5 N SU 0,5 (1) N SU 0,5 N
Qk,v3 N N N N N N N N S 1,0 (2) N N (3) N SU 1,0 (2) N N (3) N
Dyn ≤H N N N N N 450 450 450 N 700 N 700 700 700 700 700
qk,h N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N
Statisch

Qk,h1 N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N


C4 Qk,h2 N N N N N N N N S 0,5 (1) N S 0,5 N SU 0,5 (1) N SU 0,5 N
Qk,v3 N N N N N N N N S 1,0 (2) N N (3) N SU 1,0 (2) N N (3) N
Dyn ≤H N N N N N 700 700 700 N 700 N 700 700 700 700 700
qk,h N N N N N N N N NBW N S 5,0 N NBW SU 5,0 SU 5,0 SU 5,0
(4)
Statisch

S 3,0 SU 3,0 SU 3,0 SU 3,0


Qk,h1 N N N N N N N N NBW N S 2,0 N NBW SU 2,0 SU 2,0 SU 2,0
C5
Qk,h2 N N N N N N N N S 0,5 (1) N S 0,5 N SU 0,5 (1) SU 0,5 SU 0,5 SU 0,5
Qk,v3 N N N N N N N N S 1,0 (2) N N (3) N SU 1,0 (2) N N (3) N
Dyn ≤H N N N N N 700 700 700 N 700 N 700 700 700 700 700
1
() Uitsluitend op de dwarsregels op of onder de beschermingshoogte H (§ 4.4.2.6.4.2, geval D).
(2) Uitsluitend op de bovenste dwarsregel die zich onder de opengaande vleugel bevindt op een hoogte ≤ H (§ 4.4.2.6.4.2, geval D).
(3) Uitsluitend op de dwarsregels op of onder de beschermingshoogte H (§ 4.4.2.6.4.1, geval C).
(4) De te kiezen waarde is opgegeven in tabel 15.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 75


75
2009
Tabel 19 Borstweringsfunctie – Belastingen, afhankelijk van de toegankelijkheid.
h < H en hc > 1,50 m
h≥H h < H en hc ≤ 1,50 m
Venster Gevel
Categorie Belasting Opengaande Vast Opengaande vleugel Vast
Venster Gevel Venster Gevel
vleugel
Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul Prof Vul
qk,h N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N
Statisch

Toegankelijk Qk,h1 N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N


voor het Qk,h2 N N N N N N N N S 0,5 (1) N S 0,5 N SU 0,5 (1) N SU 0,5 N
publiek Qk,v3 N N N N N N N N S 1,0 (1) N N (3) N SU 1,0 (2) N N (3) N
Dyn ≤H N N N N N 700 700 700 N 700 N 700 700 700 700 700
Niet qk,h N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N
Statisch

rechtstreeks Qk,h1 N N N N N N N N NBW N S 1,0 N NBW N SU 1,0 N


toegankelijk Qk,h2 N N N N N N N N S 0,5 (1) N S 0,5 N SU 0,5 (1) N SU 0,5 N
voor het Qk,v3 N N N N N N N N S 1,0 (2) N N (3) N SU 1,0 (2) N N (3) N
publiek Dyn ≤H N N N N N 300 300 300 N 300 N 300 300 300 300 300
(1) Uitsluitend op de dwarsregels op of onder de beschermingshoogte H (§ 4.4.2.6.4.2, geval D).
(2) Uitsluitend op de bovenste dwarsregel die zich onder de opengaande vleugel bevindt op een hoogte ≤ H (§ 4.4.2.6.4.2, geval D).
(3) Uitsluitend op de dwarsregels op of onder de beschermingshoogte H (§ 4.4.2.6.4.1, geval C).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 76


76
2009
4.5. Ontbinding van de belastingen
4.5.1. De wind

Men laat de wind w gewonlijk loodrecht aangrijpen op de gevelwanden of de daken, waarbij


deze ofwel een overdruk ofwel een onderdruk uitoefent. Deze kracht wordt uitgedrukt in Pa
(N/m²) en belast de betrokken elementen voornamelijk op doorbuiging.

4.5.2. Het eigengewicht

Het eigengewicht gk is een verticale blijvende (permanente) belasting. Deze wordt uitgedrukt in
N/m² (Pa), in N/strekkende meter of in N, en kan ontbonden worden in :
− een component loodrecht op de constructie, gk┴, die een moment veroorzaakt :
gk┴ = gk . cos(θ)
− een evenwijdige component, gk//, die een axiale belasting teweegbrengt in de stijlen en een
moment in de dwarsregels : gk// = gk . sin (θ).

4.5.3. Sneeuw

De sneeuw sk is een verticale veranderlijke (variable) belasting, die in aanmerking moet


genomen worden bij hellingen tussen 0° en 60°, waarop deze een druk uitoefent. Deze kracht
wordt uitgedrukt in N per m² horizontale oppervlakte (Pa), en kan ontbonden worden in :
− een component loodrecht op de constructie, s┴, die een moment veroorzaakt : s┴ = sk . cos²(θ)
− een evenwijdige component, s//, die een axiale belasting teweegbrengt in de stijlen en een
moment in de dwarsregels : s// = sk . cos(θ) . s sin(θ).

4.5.4. Belastingen veroorzaakt door de borstweringsfunctie

De horizontale veranderlijke (variabele) belastingen worden uitgedrukt in N/m of in N, en


kunnen ontbonden worden in :
− een component loodrecht op de constructie, Ah ┴, die een doorbuiging veroorzaakt :
Ah ┴ = Ah . sin(θ)
− een evenwijdige component, Ah //, die een axiale belasting teweegbrengt in de stijlen en een
moment in de structurele dwarsregels : Ah // = Ah . cos(θ).

De verticale veranderlijke (variabele) belastingen worden uitgedrukt in N en kunnen ontbonden


worden in :
− een component loodrecht op de constructie, Qkv,3┴, die een doorbuiging veroorzaakt :
Qkv,3┴ = Qkv,3 . sin(θ)
− een evenwijdige component, Qkv,3//, die een axiale belasting teweegbrengt in de stijlen en een
moment in de structurele dwarsregels : Qkv,3// = Qkv,3 . cos(θ).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 77


2009
sk
w gk
w
gk┴
sk┴ cos(θ) θ°
θ°
sk cos(θ)
gk// gk
sk// cos(θ)
Qkv,3
Ah θ° Qkv,3 //
θ°
Ah//
Qkv,3 ┴
Ah ┴

θ° θ°
Afbeelding 53 Ontbinding van de windbelasting, het eigengewicht, de sneeuwbelasting en de
belastingen veroorzaakt door de borstweringsfunctie.

4.6. Rekenwaarde voor de belastingen, voor hun combinaties en


criteria voor de grenstoestanden
4.6.1. In aanmerking nemen van het gunstige effect van de blijvende
(permanente) en veranderlijke (variabele) belastingen

De veranderlijke (variabele) belastingen die in aanmerking genomen werden in dit Rapport, zijn
de windbelasitng, de sneeuwbelasting en de belastingen veroorzaakt door de
borstweringsfunctie. De voornaamste blijvende (permanente) belasting is het eigengewicht.

Regels van toepassing op alle belastingscombinaties


Wanneer een veranderlijke (variabele) belasting een gunstig effect heeft in een
belastingscombinatie (vermindering van de resultante Fd), moet ook de belastingscombinatie
waarin deze veranderlijke belasting gelijk is aan nul in aanmerking genomen worden.
Wanneer een blijvende (permanente) belasting een gunstig effect heeft in een
belastingscombinatie (m.a.w. indien deze aanleiding geeft tot een vermindering van de
resulterende rekenwaarde Fd), moet deze gunstige blijvende (permanente) belasting in de
belastingscombinatie in rekening gebracht worden door een partiële coëfficiënt γG,inf = 1.
Deze regels kunnen een belangrijke invloed hebben op de dimensionering van het berekende
element, in het bijzonder indien het gedrag van het materiaal afhankelijk is van de
toepassingsduur van de belasting (kmod en/of kdef voor glas en hout).
Wanneer men in het geval van een hellende gevel een ontbinding maakt van de belastingen
evenwijdig met of loodrecht op het oppervlak van het berekende element, is het mogelijk dat één
component van de belasting een gunstig effect heeft, terwijl de andere een ongunstig effect
heeft. In voorkomend geval dient men deze in aanmerking te nemen volgens hun
respectievelijke effect (zie voorbeeld in bijlage 6).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 78


2009
4.6.2. Geval van gevels

4.6.2.1. Rekenwaarden voor de belasting veroorzaakt door de winddruk Fd(w)

Rekening houdend met de verschillende coëfficiënten voor de grenstoestanden, kan de


winddruk w (zie § 4.1.2) als volgt uitgedrukt worden :
− in de gebruiksgrenstoestand (GGT) : Fd(w) = ψ 1 . ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
− in de uiterste grenstoestand (UGT) : Fd(w) = γQ . ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
waarbij :
− Fd(w) : de rekenwaarde voor de windbelasting
− γQ : de partiële coëfficiënt voor de wind
− ψ1 : de begeleidende coëfficiënt voor de wind
− γM : de partiële coëfficiënt voor de materialen (zie hoofdstuk 5)
− Xd : de rekenwaarde voor de materialen (zie hoofdstuk 5).

De rekenwaarden voor de belasting veroorzaakt door de winddruk Fd(w) en de criteria voor de


grenstoestanden zijn opgenomen in tabel 20.

4.6.2.2. Rekenwaarden voor de belasting veroorzaakt door het eigengewicht Fd(gk)

Rekening houdend met de verschillende coëfficiënten voor de grenstoestanden, kan de belasting


veroorzaakt door het eigengewicht gk (zie § 4.2) als volgt uitgedrukt worden :
− in de gebruiksgrenstoestand : Fd(gk) = gk
− in de uiterste grenstoestand : Fd(gk) = γG gk
waarbij :
− Fd(gk) : de rekenwaarde voor het eigengewicht
− γG : de partiële coëfficiënt voor het eigengewicht
− γM : de partiële coëfficiënt voor de materialen (zie hoofdstuk 5)
− Xd : de rekenwaarde voor de materialen (zie hoofdstuk 5).

De rekenwaarden voor de belasting veroorzaakt door het eigengewicht en de criteria voor de


grenstoestanden zijn opgenomen in tabel 22.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 79


2009
Hoofdconstructie Verankering van de
Parameters Secundaire constructie
(veranda’s, categorie 3) secundaire constructie (3)
Terugkeerperiode van de wind - cprob² 50 jaar - cprob² = 1 50 jaar - cprob² = 1 50 jaar - cprob² = 1
Partiële coëfficiënt voor de wind γQ 1,5 1,35 1,25
Begeleidende coëfficiënt voor de
– 0,90 0,90
frequente belastingen ψ 1
Waarden voor de winddruk
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) Zie Eurocodes en
Fd(w) = 0,90 ce(z)qref 50jaar .cp Fd(w) = 0,90 ce(z)qref 50jaar .cp
Fd(w) = ψ 1. ce(z)qref 50jaar cprob² . cp normen
Uiterste grenstoestanden (UGT) Zie Eurocodes en
Fd(w) = 1,35 ce(z)qref 50jaar .cp Fd(w) = 1,25 ce(z)qref 50jaar .cp
Fd(w) = γQ. ce(z)qref 50jaar cprob² . cp normen
Vensters en
Gordijngevels en veranda’s
Criteria voor de grenstoestanden veranda’s
(categorie 2)
(categorie 1)
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) Vervorming (4)
Zie Eurocodes en
(2) y ≤ L/200 indien L ≤ 3,0 m
normen y ≤ L/225 of
y ≤ 5 + L/300 indien 3,0 m < L < 7,5 m
≤ 13 mm
y ≤ L/250 indien L ≥ 7,5 m
Uiterste grenstoestanden (UGT) Ed(w) ≤ Xd / γM (1) Ed(w) ≤ Xd / γM (1) Geen controle Ed(w) ≤ Xd / γM (1)
1
( ) Ed vertegenwoordigt de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door de winddruk (overdruk of onderdruk).
(2) De verankeringen worden gewoonlijk enkel berekend in de uiterste grenstoestand. Indien nodig, moet het gebruiksgeschiktheidscriterium van de gebruiksgrenstoestand bepaald
worden, rekening houdend met de ontwerpsituatie.
(3) Bepaalde gevelontwerpen voorzien verankeringen die zowel in staat moeten zijn de windbelastingen als het eigengewicht op te nemen. In voorkomend geval dient men de
belastingen uit deze tabel op te tellen bij deze uit tabel 21.
(4) Het voorgestelde vervormingscriterium kan aangepast worden naargelang van de ontwerpvoorwaarden (materialen, techniek, …)
Tabel 20 Bepaling van de belasting veroorzaakt door de winddruk Fd (w) op de schrijnwerkelementen – Gevels (1).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk


80
2009
Tabel 21 Bepaling van de belasting veroorzaakt door de winddruk Fd(w) op de schrijnwerkelementen – Gevels (2).
Verlijming van het SGG (2) of
Parameters Vulelementen
bevestiging van de vulelementen
Terugkeerperiode van de wind - cprob² 25 jaar - cprob² = 0,92 25 jaar - cprob² = 0,92
Partiële coëfficiënt voor de wind γQ 1,1 1,1
Begeleidende coëfficiënt voor de frequente belastingen ψ1 – 0,90
Waarden voor de winddruk
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) : – Fd(w) = 0,83 ce(z)qref 50jaar . cp
Fd(w) = ψ 1 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Uiterste grenstoestanden (UGT) : Fd(w) = 1,01 ce(z)qref 50jaar . cp Fd(w) = 1,01 .ce(z)qref 50jaar . cp
Fd(w) = γQ ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Criteria voor de grenstoestanden
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) – Vervorming of belasting (3)
Uiterste grenstoestanden (UGT) Ed(w) ≤ Xd / γM (1) Ed(w) ≤ Xd / γM (1)
( 1) Ed vertegenwoordigt de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door de winddruk.
( 2) Naast het in rekening brengen van de wind voor de dimensionering van de verlijmingshoogte hc,, dient men bij de dimensionering van het SGG (in geval van
schuifspannningen) ook het effect van het temperatuursverschil in aanmerking te nemen, met het oog op de bepaling van de verlijmingsdikte e (zie
ETAG 002, SGG, bijlage B).
( 3) Vervorming en/of belasting naargelang van de productspecificaties.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk


81
2009
Tabel 22 Bepaling van de belasting veroorzaakt door het eigengewicht Fd(gk) op de schrijnwerkelementen – Gevels (1).
Hoofdconstructie Verankering van de secundaire
Parameters Secundaire constructie
(veranda’s, categorie 3) constructie
Partiële coëfficiënt voor het
1,35 1,20 1,15
eigengewicht γG
Waarden voor de belasting veroorzaakt door het eigengewicht
Gebruiksgrenstoestanden Fd(gk) = gk (3) Fd(gk) = gk
(GGT) : Fd(gk) = gk
Zie Eurocodes en normen
Uiterste grenstoestanden Fd(gk) = 1,20 gk Fd(gk) = 1,15.gk
(UGT) : Fd(gk) = gk γG
Vensters en veranda’s Gordijngevels en
Criteria voor de grenstoestanden
(categorie 1) veranda’s (categorie 2)
Gebruiksgrenstoestanden Vervorming (3)
(GGT) Zie Eurocodes en normen (2)
y ≤ L/500 of ≤ 3 mm y ≤ L/500 of ≤ 3 mm
Uiterste grenstoestanden Ed(gk) ≤ Xd /γm Ed(gk) ≤ Xd /γm (1) Geen controle Ed(gk) ≤ Xd /γm (1)
(UGT)
(1) Ed vertegenwoordigt de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door het eigengewicht.
(2) De verankeringen worden gewoonlijk enkel berekend in de uiterste grenstoestand. Indien nodig, moet het gebruiksgeschiktheidscriterium van de gebruiksgrenstoestand
bepaald worden, rekening houdend met de ontwerpsituatie.
(3) Dit vervormingscriterium geldt voor de eventuele dwarsregel wanneer het vulpaneel niet in staat is de belasting op te nemen. Het criterium kan aangepast worden
naargelang van de maximaal toegelaten vervorming, zonder het vulpaneel te raken. Wanneer de opspanning van de dwarsregel op het vulpaneel toegelaten is, moet de
stabiliteit van het vulelement gecontroleerd worden onder verticale belastingen. Indien nodig, dient men een voldoende ruimte te laten voor de drainering en de
ventilatie. Indien de dwarsregels erg assymetrisch zijn of de belastingen zeer excentrisch, kan het noodzakelijk blijken de dwarsregel te berekenen onder torsie. Het
criterium moet dan bepaald worden, rekening houdend met het behoud van de functionele prestaties van het bouwwerk.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk


2009
82
Tabel 23 Bepaling van de belasting veroorzaakt door het eigengewicht Fd(gk) op de
schrijnwerkelementen – Gevels (2).
Verlijming van het SGG en
Parameters bevestiging van de Vulelementen
vulelementen
Partiële coëfficiënt voor het eigengewicht γG 1,1 1,1
Waarden voor de belasting veroorzaakt door het eigengewicht
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) : – – (3)
Fd(gk) = gk
Uiterste grenstoestanden (UGT) : Fd(gk) = 1,1 gk (2) Fd(gk) = 1,1 gk
Fd(gk) = gk γG
Criteria voor de grenstoestanden
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) – –
Uiterste grenstoestanden (UGT) Ed(gk) ≤ Xd /γm (1) –
(1) Ed vertegenwoordigt de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door het eigengewicht.
(2) Gewoonlijk wordt het eigengewicht van de vulelementen opgenomen door toebehoren ad hoc. De verlijming
van het SGG wordt op haar beurt zodanig gedimensioneerd dat deze de effecten van het temperatuurverschil
kan opnemen. Wanneer de verlijming het gewicht van de vulelementen opneemt, moeten de schuifspanningen
in de verlijming van het SGG in de gevel gecontroleerd worden door de afschuifcomponent van Fd(gk) te
combineren met de effecten tengevolge van het temperatuurverschil, met het oog op de bepaling van de
verlijmingsdikte e van het SGG (ETAG 002, bijlage B).
(3) In de meeste ontwerpsituaties voor gevels wordt de vervorming van het vulelement onder zijn eigengewicht
niet in aanmerking genomen.

4.6.2.3. Rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door de


borstwering (Ab), de wind (w) en het eigengewicht (gk)

Om te controleren of men voor de borstweringsfunctie de statische belastingen (zie § 4.4.2.5.1)


in aanmerking moet nemen volgens de gebruikscatergorieën, dient men een beroep te doen op de
tabellen 17 en 19. In voorkomend geval, gelet op de aanwezigheid van de volgende belastingen :
• Ab = qk,h, Qkh,1, Qkh,2, Qkv,3 (zie § 4.4)
• gk (zie § 4.2),
• w (zie § 4.1)
en rekening houdend met de verschillende coëfficiënten voor de grenstoestanden, dient men :
− in de gebruiksgrenstoestand vier afzonderlijke combinaties in aanmerking te nemen :
Fd(1) = ψ1 qk,h + ψ2 .ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Fd(2) = ψ1 Qkh,1+ ψ2 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Fd(3) = ψ1 Qkh,2 + ψ2 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Fd(4) = ψ1 Qkv,3 + gk
− in de uiterste grenstoestand vier afzonderlijke rekenwaarden in aanmerking te nemen :
Fd(1) = γQ qk,h + γQ ψ0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Fd(2) = γQ Qkh,1 + γQ ψ0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Fd(3) = γQQkh,2 + γQ ψ0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Fd(4) = γQ Qkv,3 + γG gk
waarbij :
− Fd(X) : de rekenwaarde voor de belastingscombinatie
− γQ : de partiële coëfficiënt voor de veranderlijke belastingen
− ψ0 : de coëfficiënt voor de gecombineerde waarde voor de wind
− ψ1 : de begeleidende coëfficiënt voor de wind
− γM : de partiële coëfficiënt voor de materialen (zie hoofdstuk 5)
− Xd : de rekenwaarde voor de materialen (zie hoofdstuk 5).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 83


2009
Wanneer een belasting zeer excentrisch is ten aanzien van de profielas, dient men rekening te
houden met de veroorzaakte torsiemomenten. De rekenwaarden en de criteria voor de
grenstoestanden zijn opgenomen in de tabellen 24 en 25.

Afbeelding 54 De borstweringsfunctie van een verticale gevel – Belastingen op en vervorming van


de dwarsregels.

Qkv,3 is enkel
van toepassing
in geval van een
opengaande
vleugel

Afbeelding 55 De borstweringsfunctie van een verticale gevel – Belastingen op en vervorming van


de stijlen.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 84


2009
Hoofdconstructie
Parameters (veranda’s, Verankering van de secundaire constructie Secundaire constructie
categorie 3)
ψ0 ψ1 ψ2 ψ0 ψ1 ψ2
Begeleidende coëfficiënt –
0,3 0,7 0,0 0,3 0,7 0,0
γQ γG γG γQ γQ γG
Partiële coëfficiënt voor de belastingen
1,50 1,35 1,20 1,35 1,25 1,15
Waarden voor de belastingscombinaties
Gebruiksgrenstoestanden (GGT)
Fd(1) = ψ1 qk,h + ψ2 .ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(1) = 0,7 qk,h + 0,0.ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(1) = 0,7 qk,h + 0,0.ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Zie Eurocodes en
Fd(2) = ψ1 Qkh,1.+ ψ2 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(2) = 0,7 Qkh,1+ 0,0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(2) = 0,7 Qkh,1+ 0,0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
normen
Fd(3) = ψ1 Qkh,2 + ψ2 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp – Fd(3) = 0,7 Qkh,2 + 0,0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp (5)
Fd(4) = ψ1 Qkv,3 + gk Fd(4) = 0,7 Qkv,3 + gk Fd(4) = 0,7 Qkv,3 + gk
Uiterste grenstoestanden (UGT)
Fd(1) = γQ qk,h + γQ ψ0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(1) = 1,35 qk,h + 0,4 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(1) = 1,25 qk,h + 0,375 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Zie Eurocodes en
Fd(2) = γQ. Qkh,1 + γQ ψ0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(2) = 1,35 Qk,1 + 0,4 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(2) = 1,25 Qk,1 + 0,375 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
normen
Fd(3) = γQ .Qkh,2 + γQ ψ0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp – Fd(3) = 1,25 Qk,2 + 0,375 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp (5)
Fd(4) = γQ Qkv,3 + γG gk Fd(4) = 1,35 Qkv,3 + 1,2.gk Fd(4) = 1,25 Qkv,3 +1,15. gk
Vensters en Gordijngevels en veranda’s
Criteria voor de grenstoestanden veranda’s (categorie 2)
(categorie 1)
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) Vervorming van de stijlen en de dwarsregels
(zie afbeelding 54 en afbeelding 55) (6)
Zie Eurocodes en (1) y┴ ≤ L/200 y┴ ≤ L/200 indien L ≤ 3,0 m
y┴ ≤ 5 + L/300 indien 3,0 m < L < 7,5 m
normen y// ≤ L/500 of y┴ ≤ L/250 indien L ≥ 7,5 m
≤ 3 mm (3) (4) y// ≤ L/500 of ≤ 3 mm (3)(4)
Uiterste grenstoestanden (UGT) Ed(w) ≤ Xd / γM (2) Geen controle Ed(w) ≤ Xd / γM (2)
1
( ) Deze worden gewoonlijk enkel in de UGT berekend. Indien nodig, moet het gebruiksgeschiktheidscriterium van de uiterste grenstoestand bepaald worden, rekening houdend met de
ontwerpsituatie.
(2) Ed vertegenwoordigt de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door de belastingscombinatie.
(3) Dit vervormingscriterium geldt voor de eventuele dwarsregel onder de blijvende component Fd = gk wanneer het vulpaneel niet in staat is Fd(4) op te nemen. Het criterium kan aangepast
worden naargelang van de maximaal toegelaten vervorming, zonder het vulpaneel te raken. Wanneer de opspanning van de dwarsregel op het vulelement toegelaten is, moet de
stabiliteit van het vulelement gecontroleerd worden onder Fd(4). Indien nodig, dient men een voldoende ruimte te laten voor de drainering en de ventilatie.
(4) Dit vervormingscriterium geldt voor de stijlen en de eventuele dwarsregel op de veiligheidshoogte, onder de belastingen Fd(1) en Fd(2), die afzonderlijk in aanmerking genomen worden.
Dit criterium kan eventueel ook toegepast worden op de belasting Fd(3), wanneer deze aangrijpt op de dwarsregel (zie noot (5) hierna).
5
( ) Van toepassing op de situatie uit § 4.4.2.5.4.2 en afbeelding 46, wanneer de dwarsregel zich op een lagere hoogte bevindt dan de beschermingshoogte H.
(6) Het voorgestelde vervormingscriterium kan aangepast worden naargelang van de ontwerpvoorwaarden (materialen, techniek, …).
Tabel 24 Bepaling van de gecombineerde belasting veroorzaakt door de borstwering, het eigengewicht en de wind Fd(Ab, gk, w) op gevels.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk


85
2009 85
Verlijming van het SGG en bevestiging van de
Parameters Vulementen
vulelementen
Begeleidende coëfficiënt ψ0 ψ1 ψ2 ψ0 ψ1 ψ2
0,3 0,7 0,0 0,3 0,7 0,0
Partiële coëfficiënt voor de belastingen γQ γG γQ γG
1,1 1,1 1,1 1,1
Waarden voor de belastingscombinaties
Gebruiksgrenstoestanden (GGT)
Fd(1) = ψ1 qk,h + ψ2 .ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(1) = 0,7 qk,h + 0,0.ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(1) = 0,7 qk,h + 0,0.ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Fd(2) = ψ1 Qkh,1 + ψ2 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(2) = 0,7 Qkh,1+ 0,0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(2) = 0,7 Qkh,1 + 0,0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp (4)
Fd(3) = ψ1 Qkh,2 + ψ2 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(3) = 0,7 Qkh,2 + 0,0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(3) = 0,7 Qkh,2 + 0,0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Fd(4) = ψ1 Qkv,3 + gk – Fd(4) = 0,7 Qkv,3 +1,0 gk (3)
Uiterste grenstoestanden (UGT)
Fd(1) = γQ qk,h + γQ ψ0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(1) = 1,1 qk,h + 0,33 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(1) = 1,1 qk,h + 0,33 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Fd(2) = γQ Qkh,1 + γQ ψ0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(2) = 1,1 Qkh,1 + 0,33 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(2) = 1,1 Qkh,1 + 0,33 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Fd(3) = γQ Qkh,2 + γQ ψ0 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(3) = 1,1 Qkh,2 + 0,33 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(3) = 1,1 Qkh,2 + 0,33 ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Fd(4) = γQ Qkv,3 + γG gk – Fd(4) = 1,1 Qkv,3 +1,1 gk
Criteria voor de grenstoestanden
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) (1) (1) (3)
Uiterste grenstoestanden (UGT) Ed(w) ≤ Xd / γM (2) Ed(w) ≤ Xd / γM (2) (3)
(1) Deze worden gewoonlijk enkel in de UGT berekend. Indien nodig, moet het gebruiksgeschiktheidscriterium van de gebruiksgrenstoestand bepaald worden,
rekening houdend met de ontwerpsituatie en/of de materialen.
(2) Ed vertegenwoordigt de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door de belastingscombinatie.
(3) Wanneer de opspanning van de dwarsregel op het vulelement toegelaten is, moet de stabiliteit van het vulelement gecontroleerd worden onder de verticale
belastingen Fd(4).
(4) Uitsluitend van toepassing op het vulelement wanneer er geen leuning of dwarsregel aanwezig is op de beschermingshoogte (situatie uit § 4.4.2.5.4.2 en
afbeelding 45).
Tabel 25 Bepaling van de gecombineerde belasting veroorzaakt door de borstwering, het eigengewicht en de wind Fd(Ab, gk, w) op gevels
(vervolg).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk


86
2009 86
4.6.3. Geval van daken en hellende gevels

In de volgende paragrafen worden de vervormingscriteria zowel uitgedrukt voor een belasting


evenwijdig met het beglazingsvlak (y//) als voor een belasting loodrecht op het beglazingsvlak (y┴)
(afbeelding 56).

E//
E┴
y// y┴

E//
E┴

θ°
y┴

Afbeelding 56 Aanduiding van de vervormingen van een hellende gevel.

Om de resulterende belastingen evenwijdig met (E//) en loodrecht op (E┴) het berekende element te
kunnen bekomen, dient men de verschillende belastingen (eigengewicht, wind, sneeuw,
borstweringsfunctie, zie § 4.5) te ontbinden.

4.6.3.1. Rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door de wind en het


eigengewicht Fd(w,gk)

Gelet op de aanwezigheid van w (zie § 4.1) en gk (zie § 4.2), en rekening houdend met de
verschillende coëfficiënten voor de grenstoestanden, wordt de belasting Fd(g,w) :
− in de gebruiksgrenstoestand :
Fd (g,w) = gk + ψ 1.w
Fd (g,w) = gk + ψ 1. ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
− in de uiterste grenstoestand :
Fd (g,w) = γG .gk + γQ .w
Fd (g,w) = γG gk + γQ. ce(z)qref 50jaar cprob² . cp

De rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door de wind en het eigengewicht


Fd(g,w) evenals de criteria voor de grenstoestanden zijn opgenomen in tabel 26.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 87


2009
Hoofd-
constructie Verankering van de secundaire
Parameters Secundaire constructie
(veranda’s, constructie
categorie 3)
Partiële coëfficiënt voor het eigengewicht en de γG γQ γG,sup γG,inf γQ γG,sup γG,inf γQ
wind - NBN EN 1990 ANB tabellen A1.2 (B) 1,35 1,5 1,20 1 1,35 1,15 1 1,25
Begeleidende coëfficiënt voor de frequente
– 0,90 0,90
belastingen ψ 1 (wind)
Terugkeerperiode van de wind cprob² cprob² = 1 50 jaar - cprob² = 1 50 jaar - cprob² = 1
Waarden voor de belasting veroorzaakt door het eigengewicht en de wind
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) (3)
Fd(g,w) = gk + 0,9 ce(z)qref 50jaar .cp Fd(g,w) = gk + 0,9 ce(z)qref 50jaar cp
Fd(g,w) = gk + ψ 1.ce(z)qref 50jaar cprob². cp
Zie
Uiterste grenstoestanden (UGT) (3) : meest Eurocodes
ongunstige combinatie en normen
Fd,1(g,w) = γG,sup .gk + γQ. ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd,1(g,w) = 1,20 gk + 1,35 ce(z)qref 50jaar . cp Fd,1(g,w) = 1,15 gk + 1,25 ce(z)qref 50jaar . cp
Fd,2(g,w) = γG,inf .gk + γQ. ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd,2(g,w) = 1,00 gk + 1,35 ce(z)qref 50jaar . cp Fd,2(g,w) = 1,00 gk + 1,25 ce(z)qref 50jaar . cp
Dakvensters en Lichte structuren en veranda’s
Criteria voor de grenstoestanden
veranda’s (categorie 1) (categorie 2)
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) Vervorming voor de stijlen en de kepers (6)
y┴ ≤ L/250 indien L ≤ 3,5 m
Zie
(2) 4
y┴ ≤ L/250 ( ) y┴ ≤ 4 + L/330 indien 3,5 m < L < 7,5 m
Eurocodes
y// = 1/500 of 3 mm (5) y┴ ≤ L/275 indien L ≥ 7,5 m (4)
en normen
y// = 1/500 of ≤ 3 mm (5)
Uiterste grenstoestanden (UGT) Ed(g,w) ≤ Xd /γM (1) Geen controle Ed(g,w) ≤ Xd /γM (1) (5)
1
( ) Ed vertegenwoordigt de rekenwaarde van de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door het eigengewicht en de wind.
(2) De verankeringen worden gewoonlijk enkel berekend in de uiterste grenstoestand. Indien nodig, moet het gebruiksgeschiktheidscriterium van de gebruiksgrenstoestand bepaald worden, rekening houdend met de
ontwerpsituatie. In bepaalde gevelontwerpen wordt een onderscheid gemaakt tussen verankeringen die uitsluitend in staat zijn om het eigengewicht op te nemen en deze die uitsluitend bestemd zijn om de
windbelastingen op te nemen. In voorkomend geval wordt enkel de uitgeoefende belasting in aanmerking genomen en wordt de andere niet beschouwd.
(3) Indien een veranderlijke belasting een gunstig effect heeft (vermindering van de resultante Fd), moet de belastingscombinatie waarin deze veranderlijke belasting gelijk is aan nul eveneens in aanmerking genomen
worden.
(4) Dit criterium kan verstrengd worden om een eventuele waterstagnatie te voorkomen.
(5) Het criterium y// = 1/500 of 3 mm is ook van toepassing op de dakrand (dakgoot), als maximale vervorming tussen kolommen. Indien het vulpaneel niet in staat is de belasting op te nemen, geldt dit
vervormingscriterium voor de eventuele dwarsregel onder de blijvende component van Fd = gk. Het criterium kan aangepast worden naargelang van de maximaal toegelaten vervorming, zonder het vulpaneel te
raken. Wanneer de opspanning van de dwarsregel op het vulelement toegelaten is, moet de stabiliteit van het vulelement gecontroleerd worden (zie tabel 27). Indien nodig, dient men een voldoende ruimte te laten
voor de drainering en de ventilatie.
(6) Het voorgestelde vervormingscriterium kan aangepast worden naargelang van de ontwerpvoorwaarden (materialen, helling, drainage, …)
Tabel 26 Bepaling van de belasting veroorzaakt door het eigengewicht en de wind Fd(g,w) op hellende schrijnwerkelementen (1).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 88


2009
Verlijming van het SGG (2)
Parameters Vulelementen
en verankering van de vulelementen
γG γQ γG γQ
Partiële coëfficiënt voor het eigengewicht en de wind
1,1 1,1 1,1 1,1
Begeleidende coëfficiënt voor de frequente belastingen ψ 1 (wind) - 0,90
Terugkeerperiode voor de wind 25 jaar - cprob² = 0,92 25 jaar - cprob² = 0,92
Waarden voor de belasting veroorzaakt door het eigengewicht en de wind
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) (5)
Fd(g,w) = gk +ψ 1. ce(z)qref 50jaar cprob² . cp - Fd (g,w) = gk + 0,83.ce(z)qref 50jaar .cp
Uiterste grenstoestanden (UGT) (5) : -
meest ongunstige combinatie
Fd,1 (g,w) = γG,sup .gk + γQ. ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd,1 (g,w) = 1,1.gk + 1,01 ce(z)qref 50jaar cp Fd,1 (g,w) = 1,1.gk + 1,01 ce(z)qref 50jaar cp
Fd,2 (g,w) = γG,inf .gk + γQ. ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd,2 (g,w) = 1,0.gk + 1,01 ce(z)qref 50jaar cp Fd,2 (g,w) = 1,0.gk + 1,01 ce(z)qref 50jaar cp
Criteria voor de grenstoestanden
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) - Vervorming of belasting (3) (4)
Uiterste grenstoestanden (UGT) Ed(g,w) ≤ Xd /γM ( )2
Ed(g,w) ≤ Xd /γM (1) (4)
(1) Ed vertegenwoordigt de rekenwaarde van de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door het eigengewicht en de wind.
(2) Voor de dimensionering en de verlijming van het SGG (zie bijlage B, ETAG 002) :
− «hc» onder trek : wanneer de verlijming van het SGG onderworpen is aan een blijvende trekkracht, dient men veiligheidsvoorzieningen aan te wenden die zodanig
berekend zijn dat ze in staat zijn de resultante E┴ van de belastingscombinatie Fd,(g,w) op te nemen
− «hc» onder druk : de verlijming van het SGG is in staat een beperkte blijvende druk op te nemen, die opgegeven wordt door de producent. Indien de druk groter is,
moet een gepaste opspanning worden voorzien om de drukresultante E┴ van de belastingscombinatie Fd(g,w) over te brengen op het verlijmingskader.
− «e» : in het geval van schrijnwerk dat uitgerust is met voorzieningen om de afschuifcomponent van het eigengewicht op te nemen, wordt «e» zodanig gedimensioneerd
dat de effecten tengevolge van het temperatuurverschil kunnen worden opgevangen. Bij gebrek aan een dergelijke voorziening, wordt «e» zodanig gedimensioneerd dat
de afschuifcomponent van het eigengewicht (1,1 gk), gecombineerd met de belasting tengevolge van het temperatuurverschil, kan worden opgevangen.
(3) Vervorming en/of belasting naargelang van de productspecificaties.
(4) Wanneer de opspanning van de dwarsregel op het vulelement toegelaten is, moet de stabiliteit van het vulelement gecontroleerd worden onder de belasting E// van de
rekenwaarden Fd.
(5) Indien een veranderlijke belasting een gunstig effect heeft (vermindering van de resultante Fd), moet de belastingscombinatie waarin deze veranderlijke belasting gelijk is
aan nul eveneens in aanmerking genomen worden.
Tabel 27 Bepaling van de belasting veroorzaakt door het eigengewicht en de wind Fd(g,w) op hellende schrijnwerkelementen (2).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 89


2009
4.6.3.2. Rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door sneeuw en het
eigengewicht Fd(gk, sk)

De belastingen gk en sk worden opgegeven ten aanzien van de verticale. In geval van een hellend
bouwwerk dient men de belastingen te ontbinden volgens de helling van de as, aan de hand waarvan
de berekening wordt uitgevoerd (E// en E┴, zie afbeelding 56). Gelet op de aanwezigheid van sk (zie
§ 4.3) en gk (zie § 4.2), en rekening houdend met de verschillende coëfficiënten voor de
grenstoestanden, wordt de belasting Fd(g,s) :
− in de gebruiksgrenstoestand : Fd(g,s) = gk + rsk.μ i .sk
− in de uiterste grenstoestand : Fd(g,s) = γG .gk + rsk.μ i .γQ .sk.

De rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door sneeuw en het eigengewicht


Fd(g,s) evenals de criteria voor de grenstoestanden zijn opgenomen in de tabellen 28 en 29.

4.6.3.3. Rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door de wind, sneeuw


en het eigengewicht Fd(gk, w, sk)

De belastingen gk en sk worden opgegeven ten aanzien van de verticale, terwijl de windbelasting


loodrecht op het vlak van het hellende schrijnwerk aangrijpt. De belastingen moeten ontbonden
worden volgens de helling van de as, aan de hand waarvan de berekening wordt uitgevoerd (E// en
E┴, zie afbeelding 56).

Gelet op de aanwezigheid van sk (zie § 4.3), gk (zie § 4.2) en w (zie § 4.1), en rekening houdend met
de verschillende coëfficiënten voor de grenstoestanden, moet de meest ongunstige van de volgende
twee combinaties in aanmerking genomen worden :
− ofwel is de dominante veranderlijke belasting de sneeuw en de begeleidende belasting de wind :
Fd(C1) = rekenwaarde voor de gecombineerde belasting door het eigengewicht, sneeuw en de wind
− ofwel is de dominante veranderlijke belasting de wind en de begeleidende belasting de sneeuw :
Fd(C2) = rekenwaarde voor de gecombineerde belasting door het eigengewicht, de wind en sneeuw.

In de gebruiksgrenstoestand

De frequente combinatie is van toepassing (omkeerbaarheid van het grenstoestandscriterium) :


− Fd (C1) : Fd (C1) = gk + ψ1. rsk . μ i . sk + ψ2 .w
Fd (C1) = gk + ψ1. rsk . μ i sk + ψ2. ce(z)qref 50jar cprob² . cp
in dit geval is ψ2 = 0 (zie ANB NBN EN 1990); dit belastingsgeval werd dus reeds besproken
− Fd (C2) : Fd (C2) = gk + ψ1.w + ψ2 rsk. μ i .sk
Fd (C2) = gk + ψ1 . ce(z)qref 50jaar cprob² . cp + ψ2. rsk. μ i .sk
in dit geval is ψ2 = 0 (zie ANB NBN EN 1990)
Fd (C2) = gk + ψ1 . ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
Dit belastingsgeval werd reeds besproken.

De controle van de gebruiksgrenstoestand bij de belastingscombinatie veroorzaakt door het


eigengewicht, de wind en sneeuw moet dus gebeuren volgens de belastingen en de criteria voor de
gebruiksgrenstoestand, opgenomen in § 4.6.3.1 en § 4.6.3.2.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 90


2009
Hoofd-
constructie Verankering van de secundaire
Parameters Secundaire constructie
(veranda’s, constructie
categorie 3)
Partiële coëfficiënten voor het γG γQ γG γQ rsk γG γQ rsk
eigengewicht en sneeuw 1,35 1,5 1,20 1,35 1 1,15 1,25 1
Waarden voor de belasting veroorzaakt door het eigengewicht en sneeuw
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) (5)
Zie
Fd(g,s) = gk + rsk . μ i . sk Fd(g,s) = gk + μ i.sk (4) Fd(g,s) = gk + μ i.sk
Eurocodes en
Uiterste grenstoestanden (UGT) (5)
normen
Fd(g,s) = γG . gk + γQ . rsk . μ i . sk Fd(g,s) = 1,2.gk + 1,35.μ i.sk Fd(g,s) = 1,15.gk + 1,25.μ i.sk
Dakvensters en Lichte structuren en veranda’s (categorie
Criteria voor de grenstoestanden
veranda’s (categorie 1) 2)
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) Vervorming van de stijlen (kepers) en de dwarsregels (6)

Zie y┴ ≤ L/250 (4) y┴ ≤ L/250 indien L ≤ 3,5 m


(2) y// = 1/500 of 3 mm (3) y┴ ≤ 4 + L/330 indien 3,5 m < L < 7,5 m
Eurocodes en
normen y┴ ≤ L/275 indien L ≥ 7,5 m (4)
y// = 1/500 of ≤ 3 mm (3)
Uiterste grenstoestanden (UGT) Ed(g,s) ≤ Xd /γm (1) Geen controle Ed(g,s) ≤ Xd /γm (1)
1
( ) Ed vertegenwoordigt de rekenwaarde van de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door de belastingscombinatie.
(2) De verankeringen worden gewoonlijk enkel berekend in de uiterste grenstoestand. Indien nodig, moet het gebruiksgeschiktheidscriterium van de gebruiksgrenstoestand bepaald
worden, rekening houdend met de ontwerpsituatie.
(3) Het criterium y// = 1/500 of 3 mm is ook van toepassing op de dakrand (dakgoot), als maximale vervorming tussen twee kolommen.
Indien het vulpaneel niet in staat is de belasting op te nemen, geldt dit vervormingscriterium tevens voor de eventuele dwarsregel onder de blijvende component van Fd = gk. Het
criterium kan aangepast worden naargelang van de maximaal toegelaten vervorming, zonder het vulpaneel te raken. Wanneer de opspanning van de dwarsregel op het vulelement
toegelaten is, moet de stabiliteit van het vulelement gecontroleerd worden (zie tabel 29). Indien nodig, dient men een voldoende ruimte te laten voor de drainering en de ventilatie.
(4) Behoudens andersluidende specificaties voor het bouwwerk of de materialen (constructies, vulelementen, …).
(5) Indien een veranderlijke belasting een gunstig effect heeft (vermindering van de resultante Fd), moet de belastingscombinatie waarin deze veranderlijke belasting gelijk is aan nul
eveneens in aanmerking genomen worden (zie § 4.6.1).
(6) Het voorgestelde vervormingscriterium kan aangepast worden naargelang van de ontwerpvoorwaarden (materialen, helling, drainering, …).
Tabel 28 Bepaling van de belasting veroorzaakt door het eigengewicht en sneeuw Fd (g, s) op hellende schrijnwerkelementen (1).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 91


2009
Verlijming van het SGG en verankering van de
Parameters Vulelementen
vulelementen
Partiële coëfficiënten voor het γG γQ rsk γG γQ rsk
eigengewicht en sneeuw 1,1 1,1 0,88 1,1 1,1 0,88
Waarden voor de belasting veroorzaakt door het eigengewicht en sneeuw
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) (5)
Fd(g,s) = gk + rsk . μ i . sk – Fd(g, s)= gk +0,88.μ isk
Uiterste grenstoestanden (UGT) (5)
Fd(g,s) = γG . gk + γQ rsk . μ i . sk Fd(g, s)= 1,1.gk + 0,965.μ i.sk (2) Fd(g, s) = 1,1 gk + 0,965.μ i.sk
Criteria voor de grenstoestanden
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) – Vervorming of belasting (3) (4)
Uiterste grenstoestanden (UGT) Ed(g, s) ≤ Xd /γm (1) Ed(g, s) ≤ Xd /γm (1) (4)
(1) Ed vertegenwoordigt de rekenwaarde van de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door de belastingscombinatie, naargelang van de
ontwerpsituatie.
(2) Voor de dimensionering en de verlijming van het SGG (zie bijlage B, ETAG 002) :
− «hc» onder trek : wanneer de verlijming van het SGG onderworpen is aan een blijvende trekkracht, dient men veiligheidsvoorzieningen aan
te wenden die zodanig berekend zijn dat ze in staat zijn de resultante E// van de belastingscombinatie Fd,(g, w) op te nemen
− «hc» onder druk : de verlijming van het SGG is in staat een beperkte blijvende druk op te nemen, die opgegeven wordt door de producent.
Indien de druk groter is, moet een gepaste opspanning worden voorzien om de drukresultante E┴ van de belastingscombinatie Fd (g, s) over
te brengen op het verlijmingskader
− «e» : in het geval van schrijnwerk dat uitgerust is met een voorziening om de afschuifcomponent van het eigengewicht op te nemen, wordt
«e» zodanig gedimensioneerd dat de afschuifcomponent van het eigengewicht (1,1 gk), gecombineerd met de belasting tengevolge van het
temperatuurverschil, kan worden opgevangen.
(3) Vervorming en/of belasting naargelang van de productspecificaties.
(4) Wanneer de opspanning van de dwarsregel op het vulelement toegelaten is, moet de stabiliteit van het vulelement gecontroleerd worden onder de
belasting E// van de rekenwaarden Fd.
(5) Indien een veranderlijke belasting een gunstig effect heeft (vermindering van de resultante Fd), moet de belastingscombinatie waarin deze
veranderlijke belasting gelijk is aan nul eveneens in aanmerking genomen worden.

Tabel 29 Bepaling van de belasting veroorzaakt door het eigengewicht en sneeuw Fd(g, s) op hellende
schrijnwerkelementen (2).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 92


2009
In de uiterste grenstoestand

De fundamentele combinatie is van toepassing. In dit geval is ψ0 = 0,3 (zie ANB NBN EN 1990,
tabel A 1.1, nota (3)) en
− Fd (C1) : Fd (C1) = γG .gk + γQ . rsk. μ i .sk + γQ ψ0 .w
Fd (C1) = γG .gk + γQ . rsk. μ i.sk + γQ ψ0 .ce(z)qref 50jaar cprob² . cp
− Fd (C2) : Fd (C2) = γG gk + γQ .w+ γQ .ψ0 . rsk. μ i.sk
Fd (C2) = γG .gk + γQ ce(z)qref 50jaar cprob² . cp + γQ ψ0 . rsk. μ i.sk
waarbij
− Fd(X) : de rekenwaarde van de belastingscombinatie
− γQ : de partiële coëfficiënt voor de wind of de sneeuw
− ψ0 : de coëfficiënt voor de combinatiewaarde voor de wind of de sneeuw
− ψ1 : de begeleidende coëfficiënt voor de windbelasting
− γM : de partiële coëfficiënt voor de materialen (zie hoofdstuk 5)
− Xd : de rekenwaarde voor de materialen (zie hoofdstuk 5).

Het heeft geen zin om rekening te houden met de wind in onderdruk. In voorkomend geval zou
het eigengewicht immers een gunstig effect hebben (γG,inf = 1), net zoals de sneeuw (γQ,inf = 0),
en komen we terug tot het geval Fd(g,w) dat hiervoor reeds geanalyseerd werd.

De rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door de wind, het eigengewicht en


de sneeuw Fd (g, w, s) evenals de criteria voor de grenstoestanden zijn opgenomen in de
tabellen 30 tot 32.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 93


2009
Hoofd-
constructie
Parameters Verankering van de secundaire constructie
(veranda’s,
categorie 3)
γG γQ γG γQ
Partiële coëfficiënten voor het eigengewicht, de wind en sneeuw
1,35 1,50 1,20 1,35
Coëfficiënt die de combinatiewaarde voor een veranderlijke
– 0,30
belasting ψ0 defineert
50 jaar -
Terugkeerperiode voor de wind cprob² 50 jaar - cprob² = 1
cprob² = 1
50 jaar - rsk
Terugkeerperiode voor de sneeuw rsk 50 jaar - rsk = 1
=1
Waarden voor de belasting veroorzaakt door het eigengewicht, de wind en sneeuw
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) –
Zie
Uiterste grenstoestanden (UGT)
Eurocodes
Fd(C1) = γG . gk + γQ . rsk. μ i.sk + γQ ψ0 . ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(C1) = 1,20 gk + 1,35.μ i sk + 0,4. ce(z)qref 50jaar cp (2)
en normen
Fd(C2) = γG . gk + γQ ce(z)qref 50jaar cprob² . cp + γQ. ψ0 . rsk.μ i.sk Fd(C2) = 1,20. gk + 1,35. ce(z)qref 50jaar . cp + 0,4 μ i.sk (2)
Criteria voor de grenstoestanden
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) Zie –
Eurocodes
Uiterste grenstoestanden (UGT) Ed(C1) ≤ Xd /γM - Ed(C2) ≤ Xd /γM (1)
en normen
(1) Ed vertegenwoordigt de rekenwaarde van de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door de belastingscombinatie.
(2) Indien een veranderlijke belasting een gunstig effect heeft (vermindering van de resultante Fd), moet de belastingscombinatie waarin deze
veranderlijke belasting gelijk is aan nul eveneens in aanmerking genomen worden (zie § 4.6).
Tabel 30 Bepaling van de gecombineerde belasting veroorzaakt door het eigengewicht, de wind en sneeuw Fd(C1), Fd(C2) op
hellende schrijnwerkelementen (1).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk


2009 94
Parameters Secundaire constructie
Partiële coëfficiënten voor het eigengewicht, de wind en γG γQ
sneeuw 1,15 1,25
Coëfficiënt die de combinatiewaarde voor een veranderlijke
0,30
belasting ψ0 defineert
Terugkeerperiode voor de wind cprob² 50 jaar - cprob² = 1
Terugkeerperiode voor de sneeuw rsk 50 jaar - rsk = 1
Waarden voor de belasting veroorzaakt door het eigengewicht, de wind en sneeuw
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) –
2
Uiterste grenstoestanden (UGT) ( )
Fd(C1) = γG . gk + γQ . rsk. μ i.sk + γQ ψ0 . ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(C1) = 1,15. gk + 1,25. μ i . sk + 0,375. ce(z)qref 50jaar cp
Fd(C2) = γG . gk + γQ ce(z)qref 50jaar cprob² . cp + γQ.ψ0 . rsk.μ i.sk Fd(C2) = 1,15. gk + 1,25. ce(z)qref 50jaar cp + 0,375 μ i .sk
Dakvensters en veranda’s Lichte structuren en
Criteria voor de grenstoestanden
(categorie 1) veranda’s (categorie 2)
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) – –
Ed(C1) ≤ Xd /γM
Uiterste grenstoestanden (UGT) Geen controle
Ed(C2) ≤ Xd /γM (1)
(1) Ed vertegenwoordigt de rekenwaarde van de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door de belastingscombinatie.
(2) Indien een veranderlijke belasting een gunstig effect heeft (vermindering van de resultante Fd), moet de belastingscombinatie waarin deze
veranderlijke belasting gelijk is aan nul eveneens in aanmerking genomen worden (zie § 4.6.1).
Tabel 31 Bepaling van de gecombineerde belasting veroorzaakt door het eigengewicht, de wind en sneeuw Fd(C1),
Fd(C2) op hellende schrijnwerkelementen (2).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk


2009 95
Verlijming van het SGG (2) en verankering van
Parameters Vulelementen
de vulelementen
Partiële coëfficiënten voor het eigengewicht, de wind en γ G γQ γG γQ
sneeuw 1,1 1,1 1,1 1,1
Combinatiewaarde voor een veranderlijke belasting ψ0 0,30 0,30
Terugkeerperiode voor de wind 25 jaar - cprob² = 0,92 25 jaar - cprob² = 0,92
Terugkeerperiode voor de sneeuw 25 jaar - rsk = 0,88 25 jaar - rsk = 0,88
Waarden voor de belasting veroorzaakt door het eigengewicht, de wind en sneeuw
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) – –
3
Uiterste grenstoestanden (UGT) ( )
Fd(C1) = γG. gk + γQ . rsk. μ i . sk+ γQ . ψ0.ce(z)qref 50jaar cprob² . cp Fd(C1) = 1,1.gk+0,965.μ i .sk + 0,3.ce(z)qref 50jaar .cp Fd(C1) = 1,1 gk + 0,965.μ i sk + 0,30ce(z)qref 50jaar.cp
Fd(C2) = γG .gk + γQ. ce(z)qref 50jaar cprob² . cp + γQ. ψ0. rsk. μ i.sk Fd(C2) = 1,1 gk + 1,01 ce(z)qref 50jaar.cp + 0,29 . μ i . sk Fd(C2) = 1,1 gk + 1,01 ce(z)qref 50jaar.cp + 0,29 μ i sk
Criteria voor de grenstoestanden
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) – –
Uiterste grenstoestanden (UGT) Ed(C1) ≤ Xd /γm - Ed(C2) ≤ Xk /γm (1) Ed(C1) ≤ Xd /γm - Ed(C2) ≤ Xk /γm (1)
(1) Ed vertegenwoordigt de rekenwaarde van de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door de belastingscombinatie.
(2) Voor de dimensionering en de verlijming van het SGG (zie bijlage B, ETAG 002) :
− «hc» moet onder trek gedimensioneerd worden volgens de meest ongunstige combinatie tussen Fd (C1) en Fd (C2)
− «hc» onder trek : wanneer de verlijming van het SGG onderworpen is aan een blijvende trekkracht, dient men veiligheidsvoorzieningen aan te wenden die zodanig berekend
zijn dat ze in staat zijn de resultante E┴ van de belastingscombinatie Fd op te nemen
− «hc» onder druk : de verlijming van het SGG is in staat om een beperkte blijvende druk op te nemen, die opgegeven wordt door de producent. Indien de druk groter is, moet
een gepaste opspanning worden voorzien om de drukresultante E┴ van de belastingscombinatie Fd (C) over te brengen op het verlijmingskader
− «e» : in het geval van schrijnwerk dat uiterust is met een voorziening om de afschuifcomponent van het eigengewicht op te nemen, moet «e» zodanig gedimensioneerd worden
dat de effecten tengevolge van het temperatuurverschil kunnen worden opgevangen. Bij gebrek aan een dergelijke voorziening, wordt «e» zodanig gedimensioneerd dat de
afschuifresultante E// van het eigengewicht en de sneeuw, gecombineerd met de belasting door het temperatuurverschil, kan worden opgevangen.
(3) Indien een veranderlijke belasting een gunstig effect heeft (vermindering van de resultante Fd), moet de belastingscombinatie waarin deze veranderlijke belasting gelijk is aan nul
eveneens in aanmerking genomen worden.
Tabel 32 Bepaling van de gecombineerde belasting veroorzaakt door het eigengewicht, de wind en sneeuw Fd(C1), Fd(C2) op hellende
schrijnwerkelementen (3).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk


2009 96
4.6.3.4. Rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door de
borstweringsfunctie, het eigengewicht en de wind Fd(Ab, gk, w)

Men dient de tabellen 17 tot 19 te consulteren om na te gaan of men voor de borstweringsfunctie


de statische belastingen (zie § 4.4.2.5.1) in aanmerking moet nemen naargelang van de
gebruikscategorieën. Elke belasting veroorzaakt door de borstweringsfunctie (zie tabel 15) wordt
individueel gecombineerd met de belastingen veroorzaakt door het eigengewicht en de wind.
Wanneer een belasting een grote excentriciteit vertoont ten opzichte van de as van het profiel,
dient men rekening te houden met de veroorzaakte torsiemomenten.

Afbeelding 57 Globale voorstelling van de belastingen veroorzaakt door


de borstweringsfunctie en het eigengewicht.

4.6.3.4.1. Geval van stijlen

De belastingen veroorzaakt door het eigengewicht gk, de wind w en de borstweringsfunctie qk,h,


Qkh,1 en Qkv,3 kunnen ontbonden worden in componenten evenwijdig met (//) en loodrecht op (┴)
de gevel. De evenwijdige resultante E// uit zich door een axiale belasting in de stijl. De
loodrechte resultante E┴ uit zich door een moment in de stijl dat gecontroleerd moet worden
volgens de criteria uit de volgende tabellen. De combinatie van gk en Qkh,2 hoeft niet
gecontroleerd te worden.
Geval 3
Geval 2
Geval 1

Afbeelding 58 Combinatie van Fd(qk,H, gk ) in de stijlen van een hellend schrijnwerkelement.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk


2009 97
4.6.3.4.2. Geval van dwarsregels

De verticale belastingen veroorzaakt door het eigengewicht gk, de wind w en de


borstweringsfunctie qk,h, Qkh,1 en Qkv,3 worden ontbonden in een component evenwijdig met (//)
en loodrecht op (┴) de gevel. De evenwijdige en loodrechte resultanten uiten zich respectievelijk
door een evenwijdige en een loodrechte buiging. Daarom moeten ze gecontroleerd worden
volgens de criteria uit de volgende tabellen.

Afbeelding 59 Combinatie van Fd(Qk,v,3, gk, w) in de dwarsregels van een hellend


schrijnwerkelement.

Afbeelding 60 Belastingscombinatie veroorzaakt door de borstweringsfunctie Ah = Fd(qkh) of


Fd(Qkh,1) of Fd(Qkh,2), het eigengewicht gk en de wind w.

4.6.3.4.3. Geval van vulpanelen en hun bevestiging

Wanneer er geen leuning of dwarsregel voorhanden is die in staat is de belastingen qk,h, Qkh,1 en
Qkh,2 op te nemen, moeten deze belastingen in aanmerking genomen worden bij de
dimensionering van de vulpanelen, voor zover dit aanbevolen wordt in de tabellen 17 tot 19 (zie
ook voorbeelden uit de afbeeldingen 43, 45 en 47 en uit § 4.4).
WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk
2009 98
4.6.3.4.4. Belastingscombinatie veroorzaakt door de borstweringsfunctie, door het
eigengewicht en de wind

Deze belastingscombinatie wordt enkel in aanmerking genomen indien vermeld in de tabellen 17


tot 19. Gelet op de belastingen veroorzaakt door de borstweringsfunctie Ab (zie § 4.4), het
eigengewicht gk (zie § 4.2) en de wind w (zie § 4.1), en rekening houdend met de verschillende
coëfficiënten voor de grenstoestanden, dient men de vier rekenwaarden afzonderlijk te
beschouwen :
− in de gebruiksgrenstoestand :
Fd(C1) = gk +ψ1.qk,h +ψ2 w
Fd(C2) = gk +ψ1.Qkh,1 +ψ2 w
Fd(C3) = gk +ψ1.Qkh,2 + ψ2 w
Fd(C4) = gk + ψ1.Qkv,3 +ψ2 w
ψ
in dit geval mag 1 gelijkgesteld worden aan 0,7 en ψ2 aan 0 (zie ANB NBN EN 1990)
− in de uiterste grenstoestand :
Fd(C1) = γG gk + γQ qk,h + ψ0 γQ w
Fd(C2) = γG gk + γQ Qkh,1+ ψ0 γQ w
Fd(C3) = γG gk + γQ Qkh,2+ ψ0 γQ w
Fd(C4) = γG gk + γQ Qkv,3 + ψ0. γQ w
in dit geval mag ψ0 gelijkgesteld worden aan 0,3 (zie ANB NBN EN 1990).

In deze vergelijkingen is :
− Fd(X) : de rekenwaarde voor de belastingscombinatie
− γQ : de partiële coëfficiënt voor de wind
− γG : de partiële coëfficiënt voor het eigengewicht
− ψ0 : de begeleidende coëfficiënt voor de combinatiewaarde van de wind
− ψ1 : de begeleidende coëfficiënt voor de belastingen veroorzaakt door de borstweringsfunctie
− ψ2 : de begeleidende coëfficiënt voor de quasi-blijvende windbelasting
− γM : de partiële coëfficiënt voor de materialen (zie hoofdstuk 5)
− Xd : de rekenwaarde voor de materialen (zie hoofdstuk 5).

De rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door de borstweringsfunctie en het


eigengewicht Fd(C) evenals de criteria voor de grenstoestanden zijn opgenomen in de tabellen 33
tot 35.

4.6.3.5. Rekenwaarden voor de belastingscombinatie veroorzaakt door de


borstweringsfunctie, het eigengewicht en sneeuw Fd(Ab, gk, sk)

Deze belastingscombinatie hoeft doorgaans niet in aanmerking genomen te worden.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk


2009 99
Hoofdconstructie
Verankering van de secundaire
Parameters (veranda’s,
constructie
categorie 3)
ψ0 ψ1 ψ2
γG γQ
Partiële coëfficiënten en begeleidende 0,3 0,7 0,0
coëfficiënten γG,sup γG,inf γQ
1,35 1,5
1,20 1,0 1,35
Waarden voor de belastingscombinatie
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) (4) :
Fd(C1) = gk +ψ1.qk,h +ψ2 w Fd1 (C1) = gk + 0,7 . qk,h
Zie Eurocodes en
Fd(C2) = gk +ψ1.Qkh,1 +ψ2 w Fd2 (C2) = gk + 0,7.Qkh,1
normen
Fd(C3) = gk +ψ1.Qkh,2 + ψ2 w –
Fd(C4) = gk + ψ1.Qkv,3 +ψ2 w Fd4 (C4) = g k + 0,7.Qkv,3
3 4
Uiterste grenstoestanden (UGT) ( ) ( ) :
Fd1,1 (C1) = γG,sup gk + γQ qk,h + ψ0 γQ w Fd1,1 (C1) = 1,2 gk + 1,35 qk,h+ 0,4 w
Fd1,2 (C1) = γG,inf gk + γQ qk,h + ψ0 γQ w Fd1,2 (C1) = 1,0 gk + 1,35 qk,h + 0,4 w

Fd2,1 (C2) = γG,sup gk + γQ Qkh,1+ ψ0 γQ w Fd2,1 (C2) = 1,2 gk + 1,35 Qkh,1 + 0,4 w
Fd2,2 (C2) = γG,inf gk + γQ Qkh,1+ ψ0 γQ w Zie Eurocodes en Fd2,2 (C2) = 1,0 gk + 1,35 Qkh,1 + 0,4 w
normen
Fd3,1 (C3) = γG,sup gk + γQ Qkh,2 + ψ0 γQ w –
Fd3,2 (C3) = γG,inf gk + γQ Qkh,2+ ψ0 γQ w –

Fd4,1 (C4) = 1,2 gk + 1,35 Qkv,3 + 0,4 w


Fd4,1 (C4) = γG,sup gk +γQ Qkv,3 + ψ0. γQ w
Fd4,2 (C4) = 1,0 gk + 1,35 Qkv,3 + 0,4 w
Fd4,2 (C4) = γG,inf gk + γQ Qkv,3 + ψ0. γQ w
Criteria voor de grenstoestanden
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) Zie Eurocodes en (2)
Uiterste grenstoestanden (UGT) normen Ed(g,w) ≤ Xk/γM (1)
(1) Ed vertegenwoordigt de rekenwaarde van de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door de belastingscombinatie.
(2) De verankeringen worden gewoonlijk enkel in de UGT berekend. Indien nodig, moet het gebruiksgeschiktheidscriterium
van de GGT bepaald worden, rekening houdend met de ontwerpsituatie.
(3) Fdx,y (Cx) : de eerste numerieke index stelt het belastingsgeval voor; er worden vier belastingsgevallen onderscheiden.
Wanneer de tweede numerieke index gelijk is aan 1, is de vergelijking van toepassing indien de belasting door het
eigengewicht een ongunstig effect heeft. Wanneer deze index gelijk is aan 2, is de vergelijking van toepassing als de
belasting door het eigengewicht een gunstig effect heeft.
(4) Indien een veranderlijke belasting een gunstig effect heeft (vermindering van de resultante Fd), moet de
belastingscombinatie waarin deze veranderlijke belasting gelijk is aan nul eveneens in aanmerking genomen worden (zie
§ 4.6.1)
Tabel 33 Bepaling van de belasting Fd(g,Ab,w) op hellende schrijnwerkelementen (1).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 100
2009
Parameters Secundaire constructie
Partiële coëfficiënten en begeleidende γG,sup γG,inf γQ ψ0 ψ1 ψ2
coëfficiënten 1,15 1,0 1,25 0,3 0,7 0,0
Waarden voor de belastingscombinatie
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) (6)
Fd(C1) = gk +ψ1.qk,h +ψ2 w Fd1 (C1) = gk + 0,7.qk,h
Fd(C2) = gk +ψ1.Qkh,1 +ψ2 w Fd2 (C2) = gk + 0,7.Qkh,1
Fd(C3) = gk +ψ1.Qkh,2 + ψ2 w Fd3 (C3) = gk + 0,7.Qkh,2 (5)
Fd(C4) = gk + ψ1.Qkv,3 +ψ2 w Fd4 (C4) = gk + 0,7.Qkv,3
Uiterste grenstoestanden (UGT) (2) (6)
Fd1,1 (C1) = γG,sup gk + γQ qk,h + ψ0 γQ w Fd1,1 (C1) = 1,15 gk + 1,25 qk,h+ 0,375 w
Fd1,2 (C1 ) = γG,inf gk + γQ qk,h + ψ0 γQ w Fd1,2 (C1) = 1,0 gk + 1,25 qk,h + 0,375 w

Fd2,1 (C2) = γG,sup gk + γQ Qkh,1+ ψ0 γQ w Fd2,1 (C2) = 1,15 gk + 1,25 Qkh,1+ 0,375 w
Fd2,2 (C2) = γG,inf gk + γQ Qkh,1+ ψ0 γQ w Fd2,2 (C2) = 1,0 gk + 1,25 Qkh,1 + 0,375 w

Fd3,1 (C3 ) = γG,sup gk + γQ Qkh,2+ ψ0 γQ w Fd3,1 (C3) = 1,15 gk + 1,25 Qkh,2+ 0,375 w (5)
Fd3,2 (C3 ) = γG,inf gk + γQ Qkh,2+ ψ0 γQ w Fd3,2 (C3) = 1,0 gk + 1,25 Qkh,2 + 0,375 w (5)

Fd4,1 (C4) = γG,sup gk +γQ Qkv,3 + ψ0. γQ w Fd4,1 (C4) = 1,15 gk + 1,25 Qkv,3 + 0,375 w
Fd4,2 (C4) = γG,inf gk + γQ Qkv,3 + ψ0. γQ w Fd4,2 (C4) = 1,0 gk + 1,25 Qkv,3+ 0,375 w
Dakvensters en veranda’s Lichte structuren en veranda’s
Criteria voor de grenstoestanden
(categorie 1) (categorie 2)
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) Vervorming van de stijlen en de dwarsregels
(zie afbeelding 58 en afbeelding 59) (7)
y┴ ≤ L/250 indien L ≤ 3,5 m
y┴ ≤ L/200 ( ) ( )
4 5
y┴ ≤ 4 + L/330 indien 3,5 m < L < 7,5 m
y// ≤ L/500 of ≤ 3 mm (3) y┴ ≤ L/275 indien L ≥ 7,5 m (4) (5)
y// = 1/500 of ≤ 3 mm (3)
Uiterste grenstoestanden (UGT) Geen controle Ed(g,w) ≤ Xd /γM (1)
(1) Ed vertegenwoordigt de rekenwaarde van de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door de belastingscombinatie.
(2) Fdx,y (Cx) : de eerste numerieke index geeft het belastingsgeval weer; er worden dus vier belastingsgevallen onderscheiden.
Wanneer de tweede numerieke index gelijk is aan 1, is de vergelijking van toepassing indien de belasting veroorzaakt door het
eigengewicht een ongunstig effect heeft. Wanneer deze index gelijk is aan 2, is de vergelijking van toepassing als de belasting
veroorzaakt door het eigengewicht een gunstig effect heeft.
(3) Dit vervormingscriterium geldt voor de eventuele dwarsregel onder de blijvende component van Fd = gk wanneer het vulpaneel
niet in staat is de belasting E// op te nemen. Het criterium kan aangepast worden naargelang van de maximaal toegelaten
vervorming, zonder het vulpaneel te raken. Wanneer de opspanning van de dwarsregel op het vulelement toegelaten is, moet de
stabiliteit van het vulelement gecontroleerd worden (zie tabel 35). Indien nodig, dient men een voldoende ruimte te laten voor de
drainering en de ventilatie.
(4) Dit vervormingscriterium geldt voor de stijlen en de eventuele dwarsregel op de veiligheidshoogte, onder de belastingen E┴. Dit
criterium kan eventueel ook toegepast worden op de belasting E┴, wanneer Qkh,2 aangrijpt op de dwarsregel (zie nota (5) hierna).
5
( ) Van toepassing op de situatie uit § 4.4.2.5.4.2 en uit afbeelding 45, wanneer de dwarsregel zich op een lagere hoogte bevindt dan
de beschermingshoogte H.
(6) Indien een veranderlijke belasting een gunstig effect heeft (vermindering van de resultante Fd), moet de belastingscombinatie
waarin deze veranderlijke belasting gelijk is aan nul eveneens in aanmerking genomen worden.
(7) Het voorgestelde vervormingscriterium kan aangepast worden naargelang van de ontwerpvoorwaarden (materialen, helling,
drainage, …).
Tabel 34 Bepaling van de belasting Fd(g,Ab,w) op hellende schrijnwerkelementen (2).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 101
2009
Verlijming van het SGG (2) of verankering van de
Parameters Vulelementen
vulelementen
γG γQ ψ0 ψ1 ψ2 γG γQ ψ0 ψ1 ψ2
Partiële coëfficiënt voor de belastingen
1,1 1,1 0,3 0,7 0,0 1,1 1,1 0,3 0,7 0,0
Waarden voor de belastingscombinatie
Gebruiksgrenstoestanden (GGT) (5)
Fd(C1) = gk +ψ1.qk,h +ψ2 w Fd(C1) = gk +0,7.qk,h Fd(C1) = 1,0.gk +0,7.qk,h
Fd(C2) = gk +ψ1.Qkh,1 +ψ2 w Fd(C2) = gk +0,7.Qkh,1 Fd(C2) = 1,0.gk +0,7.Qkh,1
Fd(C3) = gk +ψ1 Qkh,2 + ψ2 w Fd(C3) = gk +0,7.Qkh,2 Fd(C3) = 1,0.gk +0,7.Qkh,2
Fd(C4) = gk + ψ1.Qkv,3 +ψ2 w Fd(C4) = gk + 0,7.Qkv,3 (4) Fd(C4) = 1,0.gk + 0,7.Qkv,3 (4)

Uiterste grenstoestanden (UGT) (5)


Fd1 (C1) = γG, gk + γQ qk,h + ψ0 γQ w Fd1,(C1) = 1,1 gk + 1,1 qk,h Fd1,(C1) = 1,1 gk + 1,1 qk,h
Fd2 (C2) = γG gk + γQ Qkh,1+ ψ0 γQ w Fd2 (C2) = 1,1 gk + 1,1 Qkh,1 Fd2 (C2) = 1,1.gk + 1,1.Qkh,1
Fd3 (C3) = γG gk + γQ Qkh,2+ ψ0 γQ w Fd3 (C3) = 1,1 gk + 1,1 Qkh,2 Fd3 (C3) = 1,1 gk + 1,1.Qkh,2
Fd4 (C4) = γG gk +γQ Qkv,3 + ψ0. γQ w Fd4 (C4) = 1,1 gk + 1,1 Qkv,3 Fd4 (C4) = 1,1 gk + 1,1.Qkv,3

Criteria voor de grenstoestanden


Gebruiksgrenstoestanden (GGT) - Vervorming of belasting (3)
Uiterste grenstoestanden (UGT) Ed(g, Ab ) ≤ Xd /γM (1) Ed(g, Ab ) ≤ Xd /γM (1)
(1) Ed vertegenwoordigt de rekenwaarde van de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door de belastingscombinatie.
(2) Voor de dimensionering en de verlijming van het SGG (zie bijlage B, ETAG 002) :
− hc onder trek : wanneer de verlijming van het SGG onderworpen is aan een blijvende trekkracht, dient men veiligheidsvoorzieningen aan te wenden, die zodanig berekend
zijn, dat ze in staat zijn de resultante E┴ van de belastingscombinatie Fd op te nemen
− hc onder druk : de verlijming van het SGG is in staat een beperkte blijvende druk op te nemen, die opgegeven wordt door de producent. Indien de druk groter is, moet een
gepaste opspanning worden voorzien om de drukresultante E┴ van de belastingscombinatie Fd over te brengen op het verlijmingskader.
(3) Vervorming en/of belasting naargelang van de productspecificaties.
(4) Het is doorgaans onmogelijk om de belasting Qkv,3 rechtstreeks toe te passen op het vulelement (zie § 4.4). Wanneer de opspanning van de dwarsregel op het vulelement
toegelaten is, moet de stabiliteit van het vulelement gecontroleerd worden in het geval van een opengaande vleugel, onder de resultante E// van de belastingscombinatie Fd4.
(5) Indien een veranderlijke belasting een gunstig effect heeft (vermindering van de resultante Fd), moet de belastingscombinatie waarin deze veranderlijke belasting gelijk is aan
nul eveneens in aanmerking genomen worden (zie § 4.6.1).
Tabel 35 Bepaling van de belasting Fd(g,Ab,w) op hellende schrijnwerkelementen (3).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 102
2009
5. ONTWERPWAARDEN VAN DE MATERIALEN (eenheden N
en mm)

Toepassingsgebied van de Eurocodes


Vervormings-
Karakt. Reken- Partiële en
1 modulus en
Karakteristieke weerstand van de materialen ( ) waarde waarde wijzigings-
vervormingscoëf-
[N/mm²] [N/mm²] coëfficiënten
ficiënt [N/mm²]
Aluminium (NBN EN 755) Xk Xd γM (3)
Legering EN AW 6060 T5 - e < 5 mm - Rp0,2 = 120 120 1,0
Legering EN AW 6060 T66 - e < 3 mm - Rp0,2 = 160 160 1,0 E0 = 70 000
Legering EN AW 6063 T5 - e < 3 mm - Rp0,2 = 130 130 1,0
Legering EN AW 6063 T66 - e < 10 mm - Rp0,2 = 200 200 1,0
Staal (waarden voor profielen) Xk Xd γM (3)
NBN EN 10327
Versteviging van PVC-profielen – – 1,0
Gegalvaniseerd staal DX 51D
NBN EN 10025-2 E0 = 210 000
S235 - e ≤ 16 mm - ReH = 235 235 1,0
S355 - e ≤ 16 mm - ReH = 355 355
NBN EN 10088-2 (roestvrij staal)
X5CrNi 8-10 - 1.4301 - e < 8 mm Rp0,2 = 230 230 1,0
X5CrNi 8-10 - 1.4301 - e < 75 mm Rp0,2 = 210 210
Hout – Blijvende belastingen (2)
Massief hout klasse C24 (NBN EN 338) Xk Xd γM kmod
E0 = 11 000
Buiging 24 11,0 1,3 0,6 kdef = 0,8
Axiale druk 21 9,7 1,3 0,6 Efin = E0/(1+kdef)
Afschuiving 2,5 1,15 1,3 0,6
Efin = 6 111 MPa
Axiale trek 15 6,9 1,3 0,6
Hout – Kortetermijnbelastingen (2)
Massief hout klasse C24 (NBN EN 338) Xk Xd γM kmod E0 = 11 000
Buiging 24 16,6 1,3 0,9 kdef = 0,8
Axiale druk 21 14,5 1,3 0,9 ψ2 = 0
Afschuiving 2,5 1,7 1,3 0,9 Efin=E0/(1+ψ2.kdef)
Axiale trek 15 1,3 0,9 Efin = 11 000
10,3
2
Hout – Combinatie van blijvende en kortetermijnbelastingen ( )
Massief hout klasse C24 (NBN EN 338) Xk Xd γM kmod E0 = 11 000
Buiging 24 16,6 1,3 0,9 kdef = 0,8
ψ2 = 0
Axiale druk 21 14,5 1,3 0,9
Ecal = X MPa
Afschuiving 2,5 1,7 1,3 0,9 Zie (2) (§ 3) en
Axiale trek 15 10,3 1,3 0,9 bijlage 5
(1) In deze tabel zijn enkel de eigenschappen van de meest gebruikte materialen voor schrijnwerk opgenomen. Wanneer er andere
materialen worden gebruikt, moet de opsteller van het bestek een beroep doen op de normen of de technische fiches met
betrekking tot de materialen in kwestie.
(2) Wat de houteigenschappen betreft, geeft de norm NBN EN 338 een overzicht van de verschillende houtklassen en hun
karakteristieke waarden :
1. blijvende belastingen :
− modulus voor de belasting veroorzaakt door het eigengewicht (NBN EN 1995-1-1, tabellen 2.1 en 2.2) : blijvende
belasting en gebruikscategorie 2 volgens EN 1995-1-1 (§ 2.3.1.3, kdef = 0,8, tabel 3.2) : Efin = E0/(1+kdef)

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 103
2009
− de rekenwaarde Xd van een houteigenschap wordt gedefinieerd door : Xd = kmod Xk/γM, waarbij kmod de mogelijkheid biedt
om het effect van de belastingsduur en de vochtigheid op de weerstand in aanmerking te nemen (EN 1995-1-1, tabel 3.1,
eigengewicht kmod = 0,6)
2. kortetermijnbelastingen :
− modulus E0 voor de windbelasting (NBN EN 1995-1-1, tabellen 2.1 en 2.2) : kortetermijnbelasting en gebruikscategorie
2 volgens EN 1995-1-1 (§ 3.2, tabel 3.2, kdef = 0,8, tabel 4.1) : E0 = ogenblikkelijke modulus die overeenstemt met de
kortetermijnbelastingen
− mechanische karakteristieken voor de windbelasting : de rekenwaarde Xd voor een houteigenschap wordt gedefinieerd
door : Xd = kmod Xk/γM, waarbij kmod de mogelijkheid biedt om het effect van de belastingsduur en de vochtigheid op de
weerstand in aanmerking te nemen (NBN EN 1995-1-1, tabel 3.1, wind kmod = 0,9)
3. combinatie van de blijvende en de kortetermijnbelastingen :
− berekening van de vervorming :
gebruikscategorie 2 (NBN EN 1995-1-1, § 2.3.1.3)
belastingsduur (NBN EN 1995 -1-1, tabellen 2.1 en 2.2) :
ƒ eigengewicht : blijvende belasting
ƒ wind, sneeuw en belastingen door de borstweringsfunctie : kortetermijnbelastingen
Men dient de totale doorbuiging µ fin te berekenen door de som te maken van de doorbuiging van elke belasting volgens het
principe van de NBN EN 1995-1-1 (§ 2.2.3) : µ fin = µ fin,G + µ w +µ sk+ µ Ab waarbij
voor de bijvende belastingen µ fin,G = µ inst,G (1+kdef)
voor de dominante veranderlijke belasting µ Q,1 = µ inst,Q,1 (1+ ψ2 kdef)
voor veranderlijke begeleidende belastingen µ Q = µ fin,Q,i (ψ0,i+ ψ2,i kdef), waarin
µ inst = de doorbuiging met de modulus E0
kdef = 0,8 volgens EN 1995-1-1 (§ 2.3.1.2, tabel 3.2)
ψ2 = 0 volgens NBN EN 1990–ANB (§ A1.2.2, tabel A1.1)
ψ0 opgegeven wordt in § 4.6. In ons geval wordt deze altijd gebruikt voor de berekening in de UGT en dus niet
voor een berekening van de doorbuiging. Rekening houdend met deze twee vereenvoudigende elementen, stelt
bijlage 5 een bepalingsmethode voor de gewogen gemiddelde modulus Em voor, die toegepast kan worden op de
blijvende en de kortetermijnbelastingen, teneinde de doorbuiging in één enkele berekening te kunnen bepalen
− de rekenwaarde Xd van een houteigenschap wordt gedefinieerd door : Xd = kmod Xk/γM, waarbij kmod de mogelijkheid biedt
om het effect van de belastingsduur en de vochtigheid op de weerstand in aanmerking te nemen. In het geval van een
combinatie van belastingen met een verschillende duur, dient men de kmod van de belasting met de kortste duur te
gebruiken (EN 1995-1-1, § 3.1.3, tabel 3.1, combinatie van de wind, sneeuw en het eigengewicht) : kmod = 0,9.
( ) De waarde van de coëfficiënt γM voor staal en aluminium is 1. Dit betekent echter niet dat deze materialen perfect betrouwbaar
3

zouden zijn, noch dat er geen onzekerheden bestaan omtrent hun eigenschappen of het model (dimensionale schommelingen, ...).
De reden hiervoor is historisch. De Eurocodes voor de belastingen werden immers oorspronkelijk ontwikkeld voor beton. Voor
de andere materialen werden de partiële coëfficiënten γM zodanig aangepast dat men dezelfde γQ-waarden als voor beton
verkreeg. Dit heeft tot gevolg dat de γQ-coëfficiënt voor andere materialen dan beton een bepaalde mate van onzekerheid inhoudt
(zie ook NBN EN 1990, bijlage C, § C9, γSd). De weerstand en de onzekerheden voor de berekening van deze materialen hebben
statische variatiecoëfficiënten die lager zijn dan deze voor beton.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 104
2009
Buiten het toepassingsgebied van de Eurocodes (1)
Glas
Buigsterkte Xk γM Xg,d kmod
uitgegloeid glas (NBN EN 572-1) 45 1,8
E0 = 70 000
halfgehard glas (NBN EN 1863-1) 70 1,8 Zie bijlage 7
gehard glas (NBN EN 12150-1) 120 1,8
Verlijmingskit voor SGG (2)
τdes/ γM γc
Ru,5
Γ∞ E0 (zie ETA)
Siliconen ETA ETA ETA ETA
(1) In deze tabel zijn enkel de eigenschappen van de meest gebruikte materialen voor schrijnwerk opgenomen.
Wanneer er andere materialen worden gebruikt, moet de opsteller van het bestek een beroep doen op de
normen of de technische fiches met betrekking tot de materialen in kwestie.
(2) De ETAG 002 over SGG schrijft een veiligheidscoëfficiënt γtot van 6 voor, waarmee de berekening van τdes
mogelijk wordt, uitgaande van Ru,5 (Ru,5 uit ETAG 002 = Xk uit de Eurocodes). Wanneer het eigengewicht van
de vulelementen wordt opgenomen door de verlijming van het SGG, is het bovendien noodzakelijk rekening
te houden met de kruipcoëfficiënt γc :
Γ∞ = R u,5 /( γM γc).
In de praktijk wordt de coëfficiënt γtot = 6 vaak geassimileerd met γM, wat niet zelden aanleiding geeft tot een
overdimensionering. De bepalingsmethode van γtot uit de Europese specificaties (ETAG 002, EN 13022, EN
15434) is niet bevredigend, aangezien γtot bepaald wordt ten aanzien van de breuk van de verlijmingskit. Door
deze coëfficiënt in aanmerking te nemen zal een stijve kit met een hoge E0-modulus niet dezelfde
betrouwbaarheid vertonen dan een minder stijve kit die een hoge verlenging (rek) bij breuk vertoont, vermits
de krommen voor de spanning/verlenging (rek) totaal verschillend zijn. Het zou veel meer in
overeenstemming zijn met de filosofie van de Eurocodes om het werkingsgebied van de hechtingskitten (een
werkingsgebied omschreven door een maximale verlenging van 12,5 % wordt doorgaans aanvaard) en een
partiële coëfficiënt γM (aan de hand van de veranderlijkheid van het materiaal en de rekenmethoden) te
bepalen. De coëfficiënt γM zou dan toegepast kunnen worden op de karakteristieke spanning op de grens van
het werkingsgebied (12,5 % verlenging). De proeven, uitgevoerd aan de hand van de huidige gegevens tonen
aan dat de coëfficiënt γM in dat geval de waarde 2 zou benaderen, wat geruststellend is voor de ontwerpers
die gewend zijn te werken met de semi-probabilistische benadering. Een materiaal dat een partiële coëfficiënt
van 6 nodig heeft, wordt immers gekenmerkt door een grote veranderlijkheid, wat niet correct is voor het hier
beschouwde geval.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 105
2009
6. REFERENTIEDOCUMENTEN
1. NBN EN 1990:2002 Eurocode. Grondslag voor constructief ontwerp.
2. NBN EN 1990 ANB:2005 Eurocode 0. Grondslag voor het constructief ontwerp.
Bijlage A1 : toepassing op gebouwen. Nationale Belgische Bijlage.
3. NBN EN 1990/A1:2006 Eurocode. Grondslagen van het constructief ontwerp.
4. NBN EN 1991-1-1:2002 Eurocode 1. Belastingen op constructies. Deel 1-1 : algemene
belastingen. Dichtheden, eigengewicht en opgelegde belastingen voor gebouwen.
5. NBN EN 1991-1-1 ANB:2005 Eurocode 1. Belastingen op constructies. Deel 1.1 :
algemene belastingen. Volumieke gewichten, eigengewicht en opgelegde belastingen
voor gebouwen. Nationale Belgische Bijlage.
6. NBN EN 1991-1-3:2003 Eurocode 1. Belastingen op constructies. Deel 1-3 : algemene
belastingen. Sneeuwbelasting.
7. NBN EN 1991-1-3 ANB:2005 Eurocode 1. Belastingen op constructies. Deel 1-3 :
algemene belastingen. Sneeuwbelasting. Nationale Belgische Bijlage.
8. NBN EN 1991-1-4:2005 Eurocode 1. Belastingen op constructies. Deel 1-4 : algemene
belastingen. Windbelasting.
9. NBN EN 1991-1-5:2004 Eurocode 1. Belastingen op constructies. Deel 1-5 : algemene
belastingen. Thermische belasting.
10. NBN EN 1993-1-1:2005 Eurocode 3. Ontwerp en berekening van staalconstructies.
Deel 1-1 : algemene regels en regels voor gebouwen.
11. NBN EN 1995-1-1:2005 Ontwerp en berekening van houtconstructies. Deel 1-1 :
algemeen. Gemeenschappelijke regels en regels voor gebouwen.
12. NBN ENV 1999-1-1:1998 Eurocode 9. Ontwerp en berekening van
aluminiumconstructies. Deel 1-1 : algemene regels.
13. NBN B 03-003:2003 Vervormingen van draagsystemen. Vervormingsgrenswaarden.
Gebouwen.
14. NBN B 25-002-1:2008 Buitenschrijnwerk. Deel 1 : algemene voorschriften.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 106
2009
BIJLAGE 1 REFERENTIESNELHEID VAN DE WIND Vb,0

vb,0 = 26 m/s
m/sec vb,0 = 25 m/s
m/sec

vb,0 = 24 m/s
m/sec

vb,0 = 23 m/s
m/sec

Referentiesnelheid van de wind vb,0 [m/s]


[m/sec]

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 107
2009
Snelheid vb,0 [m/s] Provincie Arrondissement Steden - Gemeenten
Uitsluitend Vresse-sur-Semois, Gedinne, Beauraing,
Namen Dinant
Houyet, Rochefort, Bièvre
Virton, Aarlen, Neufchâteau, Bastenaken Alle
Luxemburg Uitsluitend Marche-en-Famenne, Hotton, Erezee, Manhay,
23 Marche-en-Famenne
La-Roche-en-Ardenne, Tenneville, Nassogne, Rendeux
Uitsluitend Burg-Reuland, Sankt-Vith, Amel, Bullingen,
Luik Verviers Butgenbach, Waimes, Malmédy, Stavelot, Stoumont,
Lierneux, Trois-Ponts
Thuin Alle
Uitsluitend Chapelle-lez-Herlaimont, Courcelles, Pont-à-
Henegouwen Celles, Les-Bons-Villers, Fleurus, Farciennes, Aiseau-
Charleroi
Presles, Gerpinnes, Charleroi, Montigny-le-Tilleul,
Fontaine-l’Évêque
Philippeville, Namen Alle
Namen Uitsluitend Hastière, Onhaye, Yvoir, Dinant, Ciney,
Dinant
24 Hamois, Havelange, Somme-Leuze
Hoei, Waremme, Luik Alle
Uitsluitend Plombières, Kelmis, Lontzen, Raeren, Eupen,
Luik Baelen, Jalhay, Spa, Theux, Pepinster, Olne, Herve,
Verviers
Aubel, Thimister-Clermont, Dison, Verviers, Umbourg,
Welkenraedt
Luxemburg Marche-en-Famenne Uitsluitend Durbuy
Limburg Tongeren Uitsluitend Voeren
West-Vlaanderen Kortrijk Alle
Aalst, Dendermonde, Oudenaarde, Sint-
Oost-Vlaanderen Alle
Niklaas
Antwerpen, Vlaams-Brabant,
25 Alle Alle
Waals-Brabant
Limburg Alle Alle, uitgezonderd Voeren
Doornik, Ath, Soignies, Bergen Alle
Henegouwen
Charleroi Uitsluitend Seneffe en Manage
Veurne, Oostende, Brugge, Diksmuide,
West-Vlaanderen Alle
Ieper, Roeselaere, Tielt
26
Henegouwen Moeskroen Alle
Oost-Vlaanderen Eeklo, Gent Alle

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 108
2009
Dynamische piekdruk qp(z) (N/m²) voor vb,0 = 23 m/s.

Dynamische piekdruk qp(z) (N/m²) – cprob² = 1


Hoogte Terreincategoriën
ze (m) I II III IV
200 1595 1514 1312 1082
175 1561 1477 1272 1042
150 1522 1434 1226 997
125 1477 1384 1173 945
100 1423 1325 1110 882
95 1410 1311 1096 868
90 1397 1297 1081 854
85 1383 1282 1065 838
80 1369 1266 1048 822
75 1354 1249 1031 805
70 1337 1232 1012 787
65 1320 1213 992 767
60 1301 1192 971 747
55 1281 1170 948 724
50 1259 1147 923 700
45 1235 1121 896 674
40 1209 1092 866 646
35 1179 1060 833 614
30 1145 1023 795 577
28 1130 1007 778 562
26 1114 989 761 545
24 1096 971 742 527
22 1078 951 721 507
20 1057 929 699 487
18 1035 905 675 464
16 1011 879 648 439
14 983 850 619 412
12 952 816 585 381
10 915 778 546 345
9 895 756 524 345
8 872 731 500 345
7 846 704 473 345
6 817 674 443 345
5 782 638 408 345
2 621 471 408 345
1 509 471 408 345

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 109
2009
bij v b,0 = 23 m/s en cprob² = 1 (50 jaar)
Druk qp met
200

190
IV III II I
180

170

160

150

140

130

120

110
ze [m]

100

90

80

70

60

50

40

30

20

10

0
300 500 700 900 1100 1300 1500 1700
2
Piek dynasmishe
Dynamische drukqqp p[N/m
piekdruk [N/m²]]

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 110
2009
Dynamische piekdruk qp(z) (N/m²) voor vb,0 = 24 m/s.

Dynamische piekdruk qp(z) (N/m²) – cprob² = 1


Hoogte Terreincategorieën
ze (m) I II III IV
200 1737 1649 1428 1178
175 1700 1608 1385 1135
150 1658 1561 1335 1086
125 1608 1507 1278 1029
100 1549 1442 1209 961
95 1535 1428 1193 946
90 1521 1412 1177 930
85 1506 1396 1160 913
80 1491 1379 1142 895
75 1474 1360 1122 876
70 1456 1341 1102 856
65 1437 1320 1080 835
60 1417 1298 1057 813
55 1395 1274 1032 789
50 1371 1249 1005 763
45 1345 1220 976 734
40 1316 1189 943 703
35 1283 1154 907 668
30 1246 1114 866 629
28 1230 1096 847 611
26 1212 1077 828 593
24 1194 1057 807 573
22 1173 1035 785 552
20 1151 1012 761 530
18 1127 986 735 505
16 1100 957 706 478
14 1070 925 673 448
12 1036 889 637 414
10 997 847 595 376
9 974 823 571 376
8 949 796 545 376
7 921 767 516 376
6 889 733 483 376
5 852 695 445 376
2 676 512 445 376
1 554 512 445 376

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 111
2009
bij v b,0 = 24 m/s en cprob² = 1 (50 jaar)
Druk qp met
200

190
IV III II I
180

170

160

150

140

130

120

110
ze [m]

100

90

80

70

60

50

40

30

20

10

0
300 500 700 900 1100 1300 1500 1700
Piek dynasmishe
Dynamische drukqqpp[N/m²]
piekdruk

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 112
2009
Dynamische piekdruk qp(z) (N/m²) voor vb,0 = 25 m/s.

Dynamische piekdruk qp(z) (N/m²) – cprob² = 1


Hoogte Terreincategorieën
ze (m) I II III IV
200 1884 1789 1550 1278
175 1844 1745 1503 1231
150 1799 1694 1449 1178
125 1745 1636 1386 1116
100 1681 1565 1312 1043
95 1666 1549 1295 1026
90 1651 1532 1277 1009
85 1634 1514 1258 990
80 1617 1496 1239 971
75 1599 1476 1218 951
70 1580 1455 1196 929
65 1559 1433 1172 907
60 1537 1409 1147 882
55 1514 1383 1120 856
50 1488 1355 1091 828
45 1459 1324 1059 797
40 1428 1290 1023 763
35 1393 1252 984 725
30 1352 1208 939 682
28 1335 1189 920 663
26 1316 1169 899 643
24 1295 1147 876 622
22 1273 1123 852 599
20 1249 1098 826 575
18 1223 1070 797 548
16 1194 1039 766 519
14 1162 1004 731 486
12 1125 965 691 450
10 1081 919 645 408
9 1057 893 620 408
8 1030 864 591 408
7 999 832 559 408
6 965 796 524 408
5 924 754 482 408
2 733 556 482 408
1 602 556 482 408

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 113
2009
met v b,0 = 25 m/s en cprob² = 1 (50 jaar)
Druk qp bij
200

190
IV III II I
180

170

160

150

140

130

120

110
ze [m]

100

90

80

70

60

50

40

30

20

10

0
400 600 800 1000 1200 1400 1600 1800
Piek dynasmishe
Dynamische drukqqpp[N/m²]
piekdruk

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 114
2009
Dynamische piekdruk qp(z) (N/m²) voor vb,0 = 26 m/s.

Dynamische piekdruk qp(z) (N/m²) – cprob² = 1


Hoogte Terreincategorieën
ze (m) 0 I II III IV
200 2069 2038 1935 1676 1383
175 2029 1995 1887 1625 1332
150 1983 1945 1833 1567 1274
125 1930 1887 1769 1500 1207
100 1866 1818 1693 1419 1128
95 1851 1802 1675 1400 1110
90 1836 1785 1657 1381 1091
85 1819 1768 1638 1361 1071
80 1802 1749 1618 1340 1050
75 1784 1730 1597 1317 1028
70 1765 1709 1574 1293 1005
65 1744 1687 1550 1268 980
60 1722 1663 1524 1241 954
55 1698 1637 1496 1212 926
50 1672 1609 1465 1180 895
45 1644 1578 1432 1145 862
40 1612 1544 1395 1107 825
35 1576 1506 1354 1064 784
30 1536 1463 1307 1016 738
28 1518 1444 1286 995 718
26 1499 1423 1264 972 696
24 1478 1401 1240 948 673
22 1456 1377 1215 921 648
20 1431 1351 1187 893 622
18 1405 1323 1157 862 593
16 1376 1291 1123 828 561
14 1343 1256 1086 790 526
12 1305 1216 1043 748 486
10 1261 1170 994 698 441
9 1236 1143 966 670 441
8 1208 1114 935 639 441
7 1177 1081 900 605 441
6 1142 1043 861 566 441
5 1100 1000 815 522 441
2 903 793 601 522 441
1 765 651 601 522 441

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 115
2009
met v b,0 = 26 m/s en cprob² = 1 (50 jaar)
Druk qp bij
200

190
IV III II I 0
180

170

160

150

140

130

120

110
ze [m]

100

90

80

70

60

50

40

30

20

10

0
400 600 800 1000 1200 1400 1600 1800 2000
Piek dynasmishe
Dynamische druk q
piekdruk qpp[N/m²]

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 116
2009
BIJLAGE 2
BEPALING VAN DE MEEST ONGUNSTIGE
BUITENDRUKCOËFFICIËNTEN cpe VOOR EEN GEVEL
Uitgaande van de zones A, B, C en D uit afbeelding 21, kan men voor de drie windrichtingen
θ = 0°, 90° en 90°(+) zeven zones onderscheiden met verschillende belastingscombinaties. Deze
worden voorgesteld in de volgende afbeelding, waarbij :
• d : de lengte van de puntgevel, evenwijdig met de wind
• e : de minimale waarde van b en 2h.

Cas
Geval 3 waarbij ≥ 5d
3 où ei ei 5d i i
Ve

Wind θ = (+)
90°(+) 90
nt
θ=

3
°

Geval Cas
1 waarbij
1 e <ed
i < di
i i
7 Cas 22où
Geval ei dei i ≥ di
waarbij
1
6
2
Wind θ =θ0°=
0° 3 4
t h
V en 3 4 5

d
Ve 90 °
Wind
nt
θ =θ =
90
°

Aan de hand van tabel 4 worden in de volgende tabellen cpe-waarden geformuleerd voor de drie
windrichtingen.

1. Geval e < d
Tabel A2.1 cpe,10-coëfficiënten van de zones voor de windrichtingen θ = 0°, θ = 90° en θ = 90°(+).
h/d = 5 - cpe,10 h/d = 1 - cpe,10 h/d ≤ 0,25 - cpe,10
Zone Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind
θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+) θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+) θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+)
1. D0 = 0,8 B90 = -0,8 B90 = -0,8 D0 = 0,8 B90 = -0,8 B90 = -0,8 D0 = 0,7 B90 = -0,8 B90 = -0,8
2. D0 = 0,8 A90 = -1,2 C90 = -0,5 D0 = 0,8 A90 = -1,2 C90 = -0,5 D0 = 0,7 A90 = -1,2 C90 = -0,5
3. A0 = -1,2 D90 = 0,8 E90 = -0,7 A0 = -1,2 D90 = 0,8 E90 = -0,5 A0 = -1,2 D90 = 0,7 E90 = -0,3
4. B0 = -0,8 D90 = 0,8 E90 = -0,7 B0 = -0,8 D90 = 0,8 E90 = -0,5 B0 = -0,8 D90 = 0,7 E90 = -0,3
5. C0 = -0,5 D90 = 0,8 E90 = -0,7 C0 = -0,5 D90 = 0,8 E90 = -0,5 A0 = -1,2 D90 = 0,7 E90 = -0,3
6. E0 = -0,7 A90 = -1,2 C90 = -0,5 E0 = -0,5 A90 = -1,2 C90 = -0,5 E0 = -0,3 A90 = -1,2 C90 = -0,5
7. E0 = -0,7 B90 = -0,8 B90 = -0,8 E0 = -0,5 B90 = -0,8 B90 = -0,8 E0 = -0,3 A90 = -0,8 B90 = -0,8

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 117
2009
Tabel A2.2 cpe,1-coëfficiënten van de zones voor de windrichtingen θ = 0°, θ = 90° en θ = 90°(+).
h/d = 5 - cpe,1 h/d = 1 - cpe,1 h/d ≤ 0,25 - cpe,1
Zone Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind
θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+) θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+) θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+)
1. D0 =1,0 B90 = -1,1 B90 = -1,1 D0 =1,0 B90 = -1,1 B90 = -1,1 D0 =1,0 B90 = -1,1 B90 = -1,1
2. D0 =1,0 A90 = -1,4 C90 = -0,5 D0 =1,0 A90 = -1,4 C90 = -0,5 D0 =1,0 A90 = -1,4 C90 = -0,5
3. A0 = -1,4 D90 =1,0 E90 = -0,7 A0 = -1,4 D90 =1,0 E90 = -0,5 A0 = -1,4 D90 =1,0 E90 = -0,3
4. B0 = -1,1 D90 =1,0 E90 = 0,7 B0 = -1,1 D90 =1,0 E90 = -0,5 B0 = -1,1 D90 =1,0 E90 = -0,3
5. C0 = -0,5 D90 =1,0 E90 = -0,7 C0 = -0,5 D90 =1,0 E90 = -0,5 C0 = -0,5 D90 =1,0 E90 = -0,3
6. E0 = -0,7 A90 = -1,4 C90 = -0,5 E0 = -0,5 A90 = -1,4 C90 = -0,5 E0 = -0,3 A90 = -1,4 C90 = -0,5
7. E0 = -0,7 B90 = -1,1 B90 = -1,1 E0 = -0,5 B90 = -1,1 B90 = -1,1 E0 = -0,3 A90 = -1,1 B90 = -1,1

2. Geval e ≥ d
Tabel A2.3 cpe,10-coëfficiënten van de zones voor de windrichtingen θ = 0°, θ = 90° en θ = 90°(+).
h/d = 5 - cpe,10 h/d = 1 - cpe,10 h/d ≤ 0,25 - cpe,10
Zone Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind
θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+) θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+) θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+)
1. D0 = 0,8 B90 = -0,8 B90 = -0,8 D0 = 0,8 B90 = -0,8 B90 = -0,8 D0 = 0,7 B90 = -0,8 B90 = -0,8
2. D0 = 0,8 A90 = -1,2 B90 = -0,8 D0 = 0,8 A90 = -1,2 B90 = -0,8 D0 = 0,7 A90 = -1,2 B90 = -0,8
3. A0 = -1,2 D90 = 0,8 E90 = -0,7 A0 = -1,2 D90 = 0,8 E90 = -0,5 A0 = -1,2 D90 = 0,7 E90 = -0,3
4. B0 = -0,8 D90 = 0,8 E90 = -0,7 B0 = -0,8 D90 = 0,8 E90 = -0,5 B0 = -0,8 D90 = 0,7 E90 = -0,3
5. B0 = -0,8 D90 = 0,8 E90 = -0,7 B0 = -0,8 D90 = 0,8 E90 = -0,5 B0 = -0,8 D90 = 0,7 E90 = -0,3
6. E0 = -0,7 A90 = -1,2 B90 = -0,8 E0 = -0,5 A90 = -1,2 B90 = -0,8 E0 = -0,3 A90 = -1,2 B90 = -0,8
7. E0 = -0,7 B90 = -0,8 B90 = -0,8 E0 = -0,5 B90 = -0,8 B90 = -0,8 E0 = -0,3 A90 = -0,8 B90 = -0,8

Tabel A2.4 cpe,1-coëfficiënten van de zones voor de windrichtingen θ = 0°, θ = 90° en θ = 90°(+).
h/d = 5 - cpe,1 h/d = 1 - cpe,1 h/d ≤ 0,25 - cpe,1
Zone Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind
θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+) θ = 0° θ = 90° θ = 90 (+) θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+)
1. D0 =1,0 B90 = -1,1 B90 = -1,1 D0 =1,0 B90 = -1,1 B90 = -1,1 D0 =1,0 B90 = -1,1 B90 = -1,1
2. D0 =1,0 A90 = -1,4 B90 = -1,1 D0 =1,0 A90 = -1,4 B90 = -1,1 D0 =1,0 A90 = -1,4 B90 = -1,1
3. A0 = -1,4 D90 =1,0 E90 = -0,7 A0 = -1,4 D90 =1,0 E90 = -0,5 A0 = -1,4 D90 =1,0 E90 = -0,3
4. B0 = -1,1 D90 =1,0 E90 = 0,7 B0 = -1,1 D90 =1,0 E90 = -0,5 B0 = -1,1 D90 =1,0 E90 = -0,3
5. B0 = -1,1 D90 =1,0 E90 = -0,7 B0 = -1,1 D90 =1,0 E90 = -0,5 B0 = -1,1 D90 =1,0 E90 = -0,3
6. E0 = -0,7 A90 = -1,4 B90 = -1,1 E0 = -0,5 A90 = -1,4 B90 = -1,1 E0 = -0,3 A90 = -1,4 B90 = -1,1
7. E0 = -0,7 B90 = -1,1 B90 = -1,1 E0 = -0,5 B90 = -1,1 B90 = -1,1 E0 = -0,3 A90 = -1,1 B90 = -1,1

3. Geval e ≥ 5d
Tabel A2.5 cpe,10-coëfficiënten van de zones voor de windrichtingen θ = 0°, θ = 90° en θ = 90°(+).
h/d = 5 - cpe,10 h/d = 1 - cpe,10 h/d ≤ 0,25 - cpe,10
Zone Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind
θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+) θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+) θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+)
1. D0 = 0,8 A90 = -1,2 A90 = -1,2 D0 = 0,8 A90 = -1,2 A90 = -1,2 D0 = 0,7 A90 = -1,2 A90 = -1,2
2. D0 = 0,8 A90 = -1,2 A90 = -1,2 D0 = 0,8 A90 = -1,2 A90 = -1,2 D0 = 0,7 A90 = -1,2 A90 = -1,2
3. A0 = -1,2 D90 = 0,8 E90 = -0,7 A0 = -1,2 D90 = 0,8 E90 = -0,5 A0 = -1,2 D90 = 0,7 E90 = -0,3
4. A0 = -1,2 D90 = 0,8 E90 = -0,7 A0 = -1,2 D90 = 0,8 E90 = -0,5 A0 = -1,2 D90 = 0,7 E90 = -0,3
5. A0 = -1,2 D90 = 0,8 E90 = -0,7 A0 = -1,2 D90 = 0,8 E90 = -0,5 A0 = -1,2 D90 = 0,7 E90 = -0,3
6. E0 = -0,7 A90 = -1,2 A90 = -1,2 E0 = -0,5 A90 = -1,2 A90 = -1,2 E0 = -0,3 A90 = -1,2 A90 = -1,2
7. E0 = -0,7 A90 = -1,2 A90 = -1,2 E0 = -0,5 A90 = -1,2 A90 = -1,2 E0 = -0,3 A90 = -1,2 A90 = -1,2

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 118
2009
Tabel A2.6 cpe,1-coëfficiënten van de zones voor de windrichtingen θ = 0°, θ = 90° en θ = 90°(+).
h/d = 5 - cpe,1 h/d = 1 - cpe,1 h/d ≤ 0,25 - cpe,1
Zone Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind Wind
θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+) θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+) θ = 0° θ = 90° θ = 90°(+)
1. D0 = 1,0 A90 = -1,4 A90 = -1,4 D0 = 1,0 A90 = -1,4 A90 = -1,4 D0 = 1,0 A90 = -1,4 A90 = -1,4
2. D0 = 1,0 A90 = -1,4 A90 = -1,4 D0 = 1,0 A90 = -1,4 A90 = -1,4 D0 = 1,0 A90 = -1,4 A90 = -1,4
3. A0 = -1,4 D90 = 1,0 E90 = -0,7 A0 = -1,4 D90 = 1,0 E90 = -0,5 A0 = -1,4 D90 = 1,0 E90 = -0,3
4. A0 = -1,4 D90 = 1,0 E90 = -0,7 A0 = -1,4 D90 = 1,0 E90 = -0,5 A0 = -1,4 D90 = 1,0 E90 = -0,3
5. A0 = -1,4 D90 = 1,0 E90 = -0,7 A0 = -1,4 D90 = 1,0 E90 = -0,5 A0 = -1,4 D90 = 1,0 E90 = -0,3
6. E0 = -0,7 A90 = -1,4 A90 = -1,4 E0 = -0,5 A90 = -1,4 A90 = -1,4 E0 = -0,3 A90 = -1,4 A90 = -1,4
7. E0 = -0,7 A90 = -1,4 A90 = -1,4 E0 = -0,5 A90 = -1,4 A90 = -1,4 E0 = -0,3 A90 = -1,4 A90 = -1,4

De meest ongunstige situaties uit de volgende tabellen resulteren uit de vergelijking van de
cpe-coëfficiënten van de zones 1 en 7; 2 en 6; 3 en 5; 1 en 4 en 2 en 3, zoals geïllustreerd in de
volgende afbeelding.

bi = richting loodrecht
bi = richting
op de windrichting i
loodrecht op de
ei =windrichting
minimum i
h tussen bi en 2h
ei = minimum van
bi en 2h

1
e 90

1
°
/5

2
2
b 0°

3 4 3
/d
90

°
=0
°

e 90

θ
nd
°
/5

Wi e0°/5 e0°/5
d0° / b90°
W
in
d
θ
=
90
°

Voor de cpe,10-coëfficiënten

Tabel A2.7 Vergelijking van de cpe,10-coëfficiënten voor 0,25 < h/d < 5.
cpe,10 voor 0,25 < h/d < 5
Resultaat Resultaat
Zone Eerste Tweede
Gevallen 1 en 2 Geval 3
vergelijking vergelijking
(e < 5d) (e ≥ 5d)
1
1 cpe = -0,8
7 1
cpe = 0,8
4 4
cpe = -1,2
2
2 cpe = 0,8
6 cpe = -1,2
2
3 cpe = 0,8
3
5

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 119
2009
Tabel A2.8 Vergelijking van de cpe,10-coëfficiënten voor h/d ≤ 0,25.
cpe,10 voor h/d ≤ 0,25
Resultaat Resultaat
Zone Eerste Tweede
Gevallen 1 en 2 Geval 3
vergelijking vergelijking
(e < 5d) (e ≥ 5d)
1
1 cpe = -0,8
7 1
cpe = 0,7
4 4
cpe = -1,2
2
2 cpe = 0,7
6 cpe = -1,2
2
3 cpe = 0,7
3
5

Dit resulteert in de gegevens, opgenomen in de volgende tabel.

Tabel A2.9 Resultaten, verkregen voor cpe,10.


cpe,10 voor 0,25 < h/d < 5 cpe,10 voor h/d ≤ 0,25
Zone
e < 5d e ≥ 5d e < 5d e ≥ 5d
cpe = -0,8 cpe = -0,8
1
cpe = 0,8 cpe = -1,2 cpe = 0,7 cpe = -1,2
cpe = -1,2 cpe = 0,8 cpe = -1,2 cpe = 0,7
2
cpe = 0,8 cpe = 0,7

Voor de cpe,1-coëfficiënten

Tabel A2.10 Vergelijking van de cpe,1-coëfficiënten voor 0,25 < h/d < 5.
cpe,1 voor 0,25 < h/d < 5
Resultaat Resultaat
Zone Eerste Tweede
Gevallen 1 en 2 Geval 3
vergelijking vergelijking
(e < 5d) (e ≥ 5d)
1
1 cpe = -1,1
7 1
cpe = 1,0
4 4
cpe = -1,4
2
2 cpe = 1,0
6 cpe = -1,4
2
3 cpe = 1,0
3
5

Tabel A2.11 Vergelijking van de cpe,1-coëfficiënten voor h/d ≤ 0,25.


cpe,1 voor h/d ≤ 0,25
Resultaat Resultaat
Zone Eerste Tweede
Gevallen 1 en 2 Geval 3
vergelijking vergelijking
(e < 5d) (e ≥ 5d)
1
1 cpe = -1,1
7 1
cpe = 1,0
4 4
cpe = -1,4
2
2 cpe = 1,0
6 cpe = -1,4
2
3 cpe = 1;0
3
5

Dit resulteert in de gegevens, opgenomen in de volgende tabel.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 120
2009
Tabel A2.12 Resultaten, verkregen voor cpe,1.
cpe,1 voor h/d < 5
Zone
e < 5d e ≥ 5d
cpe = -1,1
1
cpe = 1,0
cpe = -1,4
cpe = 1,0
cpe = -1,4
2
cpe = 1,0

Zie ook tabel 5 en tabel 6.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 121
2009
BIJLAGE 3
BEPALING VAN DE MEEST ONGUNSTIGE
BUITENDRUKCOËFFICIËNTEN cpe VOOR DAKEN MET ÉÉN ENKEL
DAKSCHILD

A.3.1 Bepaling van de cpe,10-coëfficiënten


Uitgaande van de zones F, G, H en I uit afbeelding 25 en de vier gecombineerde windrichtingen
θ = 0°, 90°, 90°(+) en 180° uit afbeelding 26, kan men in afbeelding 27 tien zones onderscheiden
met verschillende belastingscombinaties. Dankzij dit schema was het mogelijk de cpe,1- en cpe,10-
coëfficiënten te bepalen voor een hoek van 5°, 15°, 30°, 45°, 60° en 75° (zie tabel A3.1).

Tabel A3.1 Drukzones voor de windrichtingen θ = 0°, θ = 90°, θ = 90°(+) en θ = 180°.


Zone Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1. G0 H90 H180 I90
2. F0 H90 H180 I90
3. F0 F90 inf H180 I90
4. H0 F90 inf H180 I90
5. H0 G90 H180 I90
6. H0 F90 sup H180 I90
7. H0 F90 sup F180 I90
8. H0 H90 F180 I90
9. H0 H90 G180 I90
10. H0 H90 H180 I90

cpe,10 – Helling van 5°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1. G0 -1,2 +0,0 H90 -0,6 H180 -0,8 I90 -0,5
2. F0 -1,7 +0,0 H90 -0,6 H180 -0,8 I90 -0,5
3. F0 -1,7 +0,0 F90 inf -2,1 H180 -0,8 I90 -0,5
4. H0 - 0,6 +0,0 F90 inf -2,1 H180 -0,8 I90 -0,5
5. H0 - 0,6 +0,0 G90 -1,8 H180 -0,8 I90 -0,5
6. H0 - 0,6 +0,0 F90 sup -2,1 H180 -0,8 I90 -0,5
7. H0 - 0,6 +0,0 F90 sup -2,1 F180 -2,3 I90 -0,5
8. H0 - 0,6 +0,0 H90 -0,6 F180 -2,3 I90 -0,5
9. H0 - 0,6 +0,0 H90 -0,6 G180 - 1,3 I90 -0,5
10. H0 - 0,6 +0,0 H90 -0,6 H180 -0,8 I90 -0,5

cpe,10 – Helling van 15°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1. G0 -0,8 +0,2 H90 -0,8 H180 -0,9 I90 -0,7
2. F0 -0,9 +0,2 H90 -0,8 H180 -0,9 I90 -0,7
3. F0 -0,9 +0,2 F90 inf -1,6 H180 -0,9 I90 -0,7
4. H0 -0,3 +0,2 F90 inf -1,6 H180 -0,9 I90 -0,7
5. H0 -0,3 +0,2 G90 -1,9 H180 -0,9 I90 -0,7
6. H0 -0,3 +0,2 F90 sup -2,4 H180 -0,9 I90 -0,7
7. H0 -0,3 +0,2 F90 sup -2,4 F180 -2,5 I90 -0,7
8. H0 -0,3 +0,2 H90 -0,8 F180 -2,5 I90 -0,7
9. H0 -0,3 +0,2 H90 -0,8 G180 -1,3 I90 -0,7
10. H0 -0,3 +0,2 H90 -0,8 H180 -0,9 I90 -0,8

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 122
2009
cpe,10 – Helling van 30°
Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1. G0 -0,5 +0,7 H90 -1,0 H180 -0,8 I90 -0,8
2. F0 -0,5 +0,7 H90 -1,0 H180 -0,8 I90 -0,8
3. F0 -0,5 +0,7 F90 inf -1,3 H180 -0,8 I90 -0,8
4. H0 -0,2 +0,4 F90 inf -1,3 H180 -0,8 I90 -0,8
5. H0 -0,2 +0,4 G90 -1,5 H180 -0,8 I90 -0,8
6. H0 -0,2 +0,4 F90 sup -2,1 H180 -0,8 I90 -0,8
7. H0 -0,2 +0,4 F90 sup -2,1 F180 -1,1 I90 -0,8
8. H0 -0,2 +0,4 H90 -1,0 F180 -1,1 I90 -0,8
9. H0 -0,2 +0,4 H90 -1,0 G180 -0,8 I90 -0,8
10. H0 -0,2 +0,4 H90 -1,0 H180 -0,8 I90 -1,0

cpe,10 – Helling van 45°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1. G0 -0,0 +0,7 H90 -1,0 H180 -0,7 I90 -0,9
2. F0 -0,0 +0,7 H90 -1,0 H180 -0,7 I90 -0,9
3. F0 -0,0 +0,7 F90 inf -1,3 H180 -0,7 I90 -0,9
4. H0 -0,0 +0,6 F90 inf -1,3 H180 -0,7 I90 -0,9
5. H0 -0,0 +0,6 G90 -1,4 H180 -0,7 I90 -0,9
6. H0 -0,0 +0,6 F90 sup -1,5 H180 -0,7 I90 -0,9
7. H0 -0,0 +0,6 F90 sup -1,5 F180 -0,6 I90 -0,9
8. H0 -0,0 +0,6 H90 -1,0 F180 -0,6 I90 -0,9
9. H0 -0,0 +0,6 H90 -1,0 G180 -0,5 I90 -0,9
10. H0 -0,0 +0,6 H90 -1,0 H180 -0,7 I90 -0,9

cpe,10 – Helling van 60°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1. G0 +0,7 H90 -1,0 H180 -0,5 I90 -0,7
2. F0 +0,7 H90 -1,0 H180 -0,5 I90 -0,7
3. F0 +0,7 F90 inf -1,2 H180 -0,5 I90 -0,7
4. H0 +0,7 F90 inf -1,2 H180 -0,5 I90 -0,7
5. H0 +0,7 G90 -1,2 H180 -0,5 I90 -0,7
6. H0 +0,7 F90 sup -1,2 H180 -0,5 I90 -0,7
7. H0 +0,7 F90 sup -1,2 F180 -0,5 I90 -0,7
8. H0 +0,7 H90 -1,0 F180 -0,5 I90 -0,7
9. H0 +0,7 H90 -1,0 G180 -0,5 I90 -0,7
10. H0 +0,7 H90 -1,0 H180 -0,5 I90 -0,7

cpe,10 – Helling van 75°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1. G0 +0,8 H90 -1,0 H180 -0,5 I90 -0,5
2. F0 +0,8 H90 -1,0 H180 -0,5 I90 -0,5
3. F0 +0,8 F90 inf -1,2 H180 -0,5 I90 -0,5
4. H0 +0,8 F90 inf -1,2 H180 -0,5 I90 -0,5
5. H0 +0,8 G90 -1,2 H180 -0,5 I90 -0,5
6. H0 +0,8 F90 sup -1,2 H180 -0,5 I90 -0,5
7. H0 +0,8 F90 sup -1,2 F180 -0,5 I90 -0,5
8. H0 +0,8 H90 -1,0 F180 -0,5 I90 -0,5
9. H0 +0,8 H90 -1,0 G180 -0,5 I90 -0,5
10. H0 +0,8 H90 -1,0 H180 -0,5 I90 -0,5

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 123
2009
A.3.2 Bepaling van de cpe,1-coëfficiënten
De tabellen met de cpe,1-coëfficiënten werden verkregen door het volgen van dezelfde redenering
als voor de cpe,10-coëfficiënten.

cpe,1 – Helling van 5°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1. G0 -2,0 +0,0 H90 -1,2 H180 -1,2 I90 -0,5
2. F0 -2,5 +0,0 H90 -1,2 H180 -1,2 I90 -0,5
3. F0 -2,5 +0,0 F90 inf -2,4 H180 -1,2 I90 -0,5
4. H0 -1,2 +0,0 F90 inf -2,4 H180 -1,2 I90 -0,5
5. H0 -1,2 +0,0 G90 -2,0 H180 -1,2 I90 -0,5
6. H0 -1,2 +0,0 F90 sup -2,6 H180 -1,2 I90 -0,5
7. H0 -1,2 +0,0 F90 sup -2,6 F180 -2,5 I90 -0,5
8. H0 -1,2 +0,0 H90 -1,2 F180 -2,5 I90 -0,5
9. H0 -1,2 +0,0 H90 -1,2 G180 -2,0 I90 -0,5
10. H0 -1,2 +0,0 H90 -1,2 H180 -1,2 I90 -0,5

cpe,1 – Helling van 15°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1. G0 -1,5 + 0,2 H90 -1,2 H180 -1,2 I90 -1,2
2. F0 -2,0 + 0,2 H90 -1,2 H180 -1,2 I90 -1,2
3. F0 -2,0 + 0,2 F90 inf -2,4 H180 -1,2 I90 -1,2
4. H0 -0,3 + 0,2 F90 inf -2,4 H180 -1,2 I90 -1,2
5. H0 -0,3 + 0,2 G90 -2,5 H180 -1,2 I90 -1,2
6. H0 -0,3 + 0,2 F90 sup -2,9 H180 -1,2 I90 -1,2
7. H0 -0,3 + 0,2 F90 sup -2,9 F180 -2,8 I90 -1,2
8. H0 -0,3 + 0,2 H90 -1,2 F180 -2,8 I90 -1,2
9. H0 -0,3 + 0,2 H90 -1,2 G180 -2,0 I90 -1,2
10. H0 -0,3 + 0,2 H90 -1,2 H180 -1,2 I90 -1,2

cpe,1 – Helling van 30°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1. G0 - 1,5 + 0,7 H90 -1,3 H180 -0,8 I90 -1,2
2. F0 - 1,5 + 0,7 H90 -1,3 H180 -0,8 I90 -1,2
3. F0 - 1,5 + 0,7 F90 inf -2,0 H180 -0,8 I90 -1,2
4. H0 - 0,2 + 0,4 F90 inf -2,0 H180 -0,8 I90 -1,2
5. H0 - 0,2 + 0,4 G90 -2,0 H180 -0,8 I90 -1,2
6. H0 - 0,2 + 0,4 F90 sup -2,9 H180 -0,8 I90 -1,2
7. H0 - 0,2 + 0,4 F90 sup -2,9 F180 -2,3 I90 -1,2
8. H0 - 0,2 + 0,4 H90 -1,3 F180 -2,3 I90 -1,2
9. H0 - 0,2 + 0,4 H90 -1,3 G180 -1,5 I90 -1,2
10. H0 - 0,2 + 0,4 H90 -1,3 H180 -0,8 I90 -1,2

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 124
2009
cpe,1 – Helling van 45°
Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1. G0 -0,0 + 0,7 H90 -1,3 H180 -0,7 I90 -1,2
2. F0 -0,0 + 0,7 H90 -1,3 H180 -0,7 I90 -1,2
3. F0 -0,0 + 0,7 F90 inf -2,0 H180 -0,7 I90 -1,2
4. H0 -0,0 + 0,6 F90 inf -2,0 H180 -0,7 I90 -1,2
5. H0 -0,0 + 0,6 G90 -2,0 H180 -0,7 I90 -1,2
6. H0 -0,0 + 0,6 F90 sup -2,4 H180 -0,7 I90 -1,2
7. H0 -0,0 + 0,6 F90 sup -2,4 F180 -1,3 I90 -1,2
8. H0 -0,0 + 0,6 H90 -1,3 F180 -1,3 I90 -1,2
9. H0 -0,0 + 0,6 H90 -1,3 G180 -0,5 I90 -1,2
10. H0 -0,0 + 0,6 H90 -1,3 H180 -0,7 I90 -1,2

cpe,1 – Helling van 60°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1. G0 + 0,7 H90 -1,3 H180 -0,5 I90 -1,2
2. F0 + 0,7 H90 -1,3 H180 -0,5 I90 -1,2
3. F0 + 0,7 F90 inf -2,0 H180 -0,5 I90 -1,2
4. H0 + 0,7 F90 inf -2,0 H180 -0,5 I90 -1,2
5. H0 + 0,7 G90 -2,0 H180 -0,5 I90 -1,2
6. H0 + 0,7 F90 sup -2,0 H180 -0,5 I90 -1,2
7. H0 + 0,7 F90 sup -2,0 F180 -1,0 I90 -1,2
8. H0 + 0,7 H90 -1,3 F180 -1,0 I90 -1,2
9. H0 + 0,7 H90 -1,3 G180 -0,5 I90 -1,2
10. H0 + 0,7 H90 -1,3 H180 -0,5 I90 -1,2

cpe,1 – Helling van 75°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1. G0 + 0,8 H90 -1,3 H180 -0,5 I90 -0,5
2. F0 + 0,8 H90 -1,3 H180 -0,5 I90 -0,5
3. F0 + 0,8 F90 inf -2,0 H180 -0,5 I90 -0,5
4. H0 + 0,8 F90 inf -2,0 H180 -0,5 I90 -0,5
5. H0 + 0,8 G90 -2,0 H180 -0,5 I90 -0,5
6. H0 + 0,8 F90 sup -2,0 H180 -0,5 I90 -0,5
7. H0 + 0,8 F90 sup -2,0 F180 -1,0 I90 -0,5
8. H0 + 0,8 H90 -1,3 F180 -1,0 I90 -0,5
9. H0 + 0,8 H90 -1,3 G180 -0,5 I90 -0,5
10. H0 + 0,8 H90 -1,3 H180 -0,5 I90 -0,5

De diagrammen uit afbeelding 28 werden opgesteld door voor eenzelfde zone de cpe,10- en cpe,1-
waarden te nemen van de verschillende dakhellingen.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 125
2009
BIJLAGE 4
BEPALING VAN DE MEEST ONGUNSTIGE
BUITENDRUKCOËFFICIËNTEN cpe VOOR DAKEN MET TWEE
DAKSCHILDEN

Uitgaande van de zones F, G, H, I en J uit afbeelding 29 en de vier windrichtingen θ = 0°, 90°,


90°(+) en 180°, en gelet op de symmetrie van de belastingen en de windwerking, was het
mogelijk acht zones met een verschillende belastingscombinatie te onderscheiden (afbeelding 30
en tabel 10).

Zone Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)


1 G0 H90 I180 I90
2 F0 H90 I180 I90
3 F0 F90 I180 I90
4 H0 F90 I180 I90
5 H0 G90 I180 I90
6 H0 G90 J180 I90
7 H0 H90 J180 I90
8 H0 H90 I180 I90

A.4.1 Bepaling van de cpe,10-coëfficiënten

cpe,10 – Helling van -45°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -0,6 H90 -1,0 I180 -0,7 I90 -0,9
2 F0 -0,6 H90 -1,0 I180 -0,7 I90 -0,9
3 F0 -0,6 F90 -1,4 I180 -0,7 I90 -0,9
4 H0 -0,8 F90 -1,4 I180 -0,7 I90 -0,9
5 H0 -0,8 G90 -1,2 I180 -0,7 I90 -0,9
6 H0 -0,8 G90 -1,2 J180 -1,0 I90 -0,9
7 H0 -0,8 H90 -1,0 J180 -1,0 I90 -0,9
8 H0 -0,8 H90 -1,0 I180 -0,7 I90 -0,9

cpe,10 – Helling van -30°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -0,8 H90 -1,0 I180 -0,6 I90 -0,9
2 F0 -1,1 H90 -1,0 I180 -0,6 I90 -0,9
3 F0 -1,1 F90 -1,5 I180 -0,6 I90 -0,9
4 H0 -0,8 F90 -1,5 I180 -0,6 I90 -0,9
5 H0 -0,8 G90 -1,2 I180 -0,6 I90 -0,9
6 H0 -0,8 G90 -1,2 J180 -0,8 I90 -0,9
7 H0 -0,8 H90 -1,0 J180 -0,8 I90 -0,9
8 H0 -0,8 H90 -1,0 I180 -0,6 I90 -0,9

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 126
2009
cpe,10 – Helling van -15°
Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -1,3 H90 -0,8 I180 -0,5 I90 -0,8
2 F0 -2,5 H90 -0,8 I180 -0,5 I90 -0,8
3 F0 -2,5 F90 -1,9 I180 -0,5 I90 -0,8
4 H0 -0,9 F90 -1,9 I180 -0,5 I90 -0,8
5 H0 -0,9 G90 -1,2 I180 -0,5 I90 -0,8
6 H0 -0,9 G90 -1,2 J180 -0,7 I90 -0,8
7 H0 -0,9 H90 -0,8 J180 -0,7 I90 -0,8
8 H0 -0,9 H90 -0,8 I180 -0,5 I90 -0,8

cpe,10 – Helling van -5°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -1,2 H90 -0,7 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
2 F0 -2,3 H90 -0,7 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
3 F0 -2,3 F90 -1,8 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
4 H0 -0,8 F90 -1,8 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
5 H0 -0,8 G90 -1,2 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
6 H0 -0,8 G90 -1,2 J180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
7 H0 -0,8 H90 -0,7 J180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
8 H0 -0,8 H90 -0,7 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6

cpe,10 – Helling van +5°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -1,2 +0,0 H90 -0,7 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
2 F0 -1,7 +0,0 H90 -0,7 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
3 F0 -1,7 +0,0 F90 -1,6 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
4 H0 -0,6 +0,0 F90 -1,6 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
5 H0 -0,6 +0,0 G90 -1,3 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
6 H0 -0,6 +0,0 G90 -1,3 J180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
7 H0 -0,6 +0,0 H90 -0,7 J180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
8 H0 -0,6 +0,0 H90 -0,7 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6

cpe,10 – Helling van +15°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -0,8 +0,2 H90 -0,6 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
2 F0 -0,9 +0,2 H90 -0,6 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
3 F0 -0,9 +0,2 F90 -1,3 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
4 H0 -0,3 +0,2 F90 -1,3 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
5 H0 -0,3 +0,2 G90 -1,3 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
6 H0 -0,3 +0,2 G90 -1,3 J180 -1,0 +0,0 I90 -0,5
7 H0 -0,3 +0,2 H90 -0,6 J180 -1,0 +0,0 I90 -0,5
8 H0 -0,3 +0,2 H90 -0,6 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 127
2009
cpe,10 – Helling van +30°
Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -0,5 +0,7 H90 -0,8 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
2 F0 -0,5 +0,7 H90 -0,8 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
3 F0 -0,5 +0,7 F90 -1,1 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
4 H0 -0,2 +0,4 F90 -1,1 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
5 H0 -0,2 +0,4 G90 -1,4 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
6 H0 -0,2 +0,4 G90 -1,4 J180 -0,5 +0,0 I90 -0,5
7 H0 -0,2 +0,4 H90 -0,8 J180 -0,5 +0,0 I90 -0,5
8 H0 -0,2 +0,4 H90 -0,8 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5

cpe,10 – Helling van +45°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -0,0 +0,7 H90 -0,9 I180 -0,2 +0,0 I90 -0,5
2 F0 -0,0 +0,7 H90 -0,9 I180 -0,2 +0,0 I90 -0,5
3 F0 -0,0 +0,7 F90 -1,1 I180 -0,2 +0,0 I90 -0,5
4 H0 -0,0 +0,6 F90 -1,1 I180 -0,2 +0,0 I90 -0,5
5 H0 -0,0 +0,6 G90 -1,4 I180 -0,2 +0,0 I90 -0,5
6 H0 -0,0 +0,6 G90 -1,4 J180 -0,3 +0,0 I90 -0,5
7 H0 -0,0 +0,6 H90 -0,9 J180 -0,3 +0,0 I90 -0,5
8 H0 -0,0 +0,6 H90 -0,9 I180 -0,2 +0,0 I90 -0,5

cpe,10 – Helling van +60°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 +0,7 H90 -0,8 I180 -0,2 I90 -0,5
2 F0 +0,7 H90 -0,8 I180 -0,2 I90 -0,5
3 F0 +0,7 F90 -1,1 I180 -0,2 I90 -0,5
4 H0 +0,7 F90 -1,1 I180 -0,2 I90 -0,5
5 H0 +0,7 G90 -1,2 I180 -0,2 I90 -0,5
6 H0 +0,7 G90 -1,2 J180 -0,3 I90 -0,5
7 H0 +0,7 H90 -0,8 J180 -0,3 I90 -0,5
8 H0 +0,7 H90 -0,8 I180 -0,2 I90 -0,5

cpe,10 – Helling van +75°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 +0,8 H90 -0,8 I180 -0,2 I90 -0,5
2 F0 +0,8 H90 -0,8 I180 -0,2 I90 -0,5
3 F0 +0,8 F90 -1,1 I180 -0,2 I90 -0,5
4 H0 +0,8 F90 -1,1 I180 -0,2 I90 -0,5
5 H0 +0,8 G90 -1,2 I180 -0,2 I90 -0,5
6 H0 +0,8 G90 -1,2 J180 -0,3 I90 -0,5
7 H0 +0,8 H90 -0,8 J180 -0,3 I90 -0,5
8 H0 +0,8 H90 -0,8 I180 -0,2 I90 -0,5

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 128
2009
A.4.2 Bepaling van de cpe,1-coëfficiënten

cpe,1 – Helling van -45°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -0,6 H90 -1,3 I180 -0,7 I90 -1,2
2 F0 -0,6 H90 -1,3 I180 -0,7 I90 -1,2
3 F0 -0,6 F90 -2,0 I180 -0,7 I90 -1,2
4 H0 -0,8 F90 -2,0 I180 -0,7 I90 -1,2
5 H0 -0,8 G90 -2,0 I180 -0,7 I90 -1,2
6 H0 -0,8 G90 -2,0 J180 -1,5 I90 -1,2
7 H0 -0,8 H90 -1,3 J180 -1,5 I90 -1,2
8 H0 -0,8 H90 -1,3 I180 -0,7 I90 -1,2

cpe,1 – Helling van -30°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -1,5 H90 -1,3 I180 -0,6 I90 -1,2
2 F0 -2,0 H90 -1,3 I180 -0,6 I90 -1,2
3 F0 -2,0 F90 -2,1 I180 -0,6 I90 -1,2
4 H0 -0,8 F90 -2,1 I180 -0,6 I90 -1,2
5 H0 -0,8 G90 -2,0 I180 -0,6 I90 -1,2
6 H0 -0,8 G90 -2,0 J180 -1,4 I90 -1,2
7 H0 -0,8 H90 -1,3 J180 -1,4 I90 -1,2
8 H0 -0,8 H90 -1,3 I180 -0,6 I90 -1,2

cpe,1 – Helling van -15°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -2,0 H90 -1,2 I180 -0,5 I90 -1,2
2 F0 -2,8 H90 -1,2 I180 -0,5 I90 -1,2
3 F0 -2,8 F90 -2,5 I180 -0,5 I90 -1,2
4 H0 -1,2 F90 -2,5 I180 -0,5 I90 -1,2
5 H0 -1,2 G90 -2,0 I180 -0,5 I90 -1,2
6 H0 -1,2 G90 -2,0 J180 -1,2 I90 -1,2
7 H0 -1,2 H90 -1,2 J180 -1,2 I90 -1,2
8 H0 -1,2 H90 -1,2 I180 -0,5 I90 -1,2

cpe,1 – Helling van -5°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -2,0 H90 -1,2 I180 -0,6 +0,2 I90 -1,2
2 F0 -2,5 H90 -1,2 I180 -0,6 +0,2 I90 -1,2
3 F0 -2,5 F90 -2,5 I180 -0,6 +0,2 I90 -1,2
4 H0 -1,2 F90 -2,5 I180 -0,6 +0,2 I90 -1,2
5 H0 -1,2 G90 -2,0 I180 -0,6 +0,2 I90 -1,2
6 H0 -1,2 G90 -2,0 J180 -0,6 +0,2 I90 -1,2
7 H0 -1,2 H90 -1,2 J180 -0,6 +0,2 I90 -1,2
8 H0 -1,2 H90 -1,2 I180 -0,6 +0,2 I90 -1,2

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 129
2009
cpe,1 – Helling van +5°
Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -2,0 +0,0 H90 -1,2 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
2 F0 -2,5 +0,0 H90 -1,2 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
3 F0 -2,5 +0,0 F90 -2,2 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
4 H0 -1,2 +0,0 F90 -2,2 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
5 H0 -1,2 +0,0 G90 -2,0 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
6 H0 -1,2 +0,0 G90 -2,0 J180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
7 H0 -1,2 +0,0 H90 -1,2 J180 -0,6 +0,2 I90 -0,6
8 H0 -1,2 +0,0 H90 -1,2 I180 -0,6 +0,2 I90 -0,6

cpe,1 – Helling van +15°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -1,5 +0,2 H90 -1,2 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
2 F0 -2,0 +0,2 H90 -1,2 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
3 F0 -2,0 +0,2 F90 -2,0 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
4 H0 -0,3 +0,2 F90 -2,0 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
5 H0 -0,3 +0,2 G90 -2,0 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
6 H0 -0,3 +0,2 G90 -2,0 J180 -1,5 +0,0 I90 -0,5
7 H0 -0,3 +0,2 H90 -1,2 J180 -1,5 +0,0 I90 -0,5
8 H0 -0,3 +0,2 H90 -1,2 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5

cpe,1 – Helling van +30°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -1,5 0,7 H90 -1,2 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
2 F0 -1,5 0,7 H90 -1,2 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
3 F0 -1,5 0,7 F90 -1,5 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
4 H0 -0,2 0,4 F90 -1,5 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
5 H0 -0,2 0,4 G90 -2,0 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5
6 H0 -0,2 0,4 G90 -2,0 J180 -0,5 +0,0 I90 -0,5
7 H0 -0,2 0,4 H90 -1,2 J180 -0,5 +0,0 I90 -0,5
8 H0 -0,2 0,4 H90 -1,2 I180 -0,4 +0,0 I90 -0,5

cpe,1 – Helling van +45°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 -0,0 +0,7 H90 -1,2 I180 -0,2 +0,0 I90 -0,5
2 F0 -0,0 +0,7 H90 -1,2 I180 -0,2 +0,0 I90 -0,5
3 F0 -0,0 +0,7 F90 -1,5 I180 -0,2 +0,0 I90 -0,5
4 H0 -0,0 +0,6 F90 -1,5 I180 -0,2 +0,0 I90 -0,5
5 H0 -0,0 +0,6 G90 -2,0 I180 -0,2 +0,0 I90 -0,5
6 H0 -0,0 +0,6 G90 -2,0 J180 -0,3 +0,0 I90 -0,5
7 H0 -0,0 +0,6 H90 -1,2 J180 -0,3 +0,0 I90 -0,5
8 H0 -0,0 +0,6 H90 -1,2 I180 -0,2 +0,0 I90 -0,5

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 130
2009
cpe,10 – Helling van +60°
Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 +0,7 H90 -1,0 I180 -0,2 I90 -0,5
2 F0 +0,7 H90 -1,0 I180 -0,2 I90 -0,5
3 F0 +0,7 F90 -1,5 I180 -0,2 I90 -0,5
4 H0 +0,7 F90 -1,5 I180 -0,2 I90 -0,5
5 H0 +0,7 G90 -2,0 I180 -0,2 I90 -0,5
6 H0 +0,7 G90 -2,0 J180 -0,3 I90 -0,5
7 H0 +0,7 H90 -1,0 J180 -0,3 I90 -0,5
8 H0 +0,7 H90 -1,0 I180 -0,2 I90 -0,5

cpe,1 – Helling van +75°


Zone
Wind θ = 0° Wind θ = 90° Wind θ = 180° Wind θ = 90°(+)
1 G0 +0,8 H90 -1,0 I180 -0,2 I90 -0,5
2 F0 +0,8 H90 -1,0 I180 -0,2 I90 -0,5
3 F0 +0,8 F90 -1,5 I180 -0,2 I90 -0,5
4 H0 +0,8 F90 -1,5 I180 -0,2 I90 -0,5
5 H0 +0,8 G90 -2,0 I180 -0,2 I90 -0,5
6 H0 +0,8 G90 -2,0 J180 -0,3 I90 -0,5
7 H0 +0,8 H90 -1,0 J180 -0,3 I90 -0,5
8 H0 +0,8 H90 -1,0 I180 -0,2 I90 -0,5

De diagrammen uit afbeelding 32 werden opgesteld door voor eenzelfde zone de cpe,10- en cpe,1-
waarden te nemen van de verschillende dakhellingen.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 131
2009
BIJLAGE 5
BEREKENING VAN DE GEMIDDELDE ELASTICITEITSMODULUS Em
VOOR DE DIMENSIONERING VAN HOUTEN SCHRIJNWERK
Wanneer een dragend element uit massief hout blootgesteld wordt aan blijvende belastingen Ap
(eigengewicht, gewicht van de vulelementen, …) en aan kortetermijnbelastingen At (wind,
sneeuw), is het mogelijk een gemiddelde elasticiteitsmodulus Em te berekenen die toelaat de
totale vervorming µ fin in één enkele stap te bepalen.

Deze bijlage is van toepassing op voorwaarde dat de blijvende belastingen Ap en de


kortetermijnbelastingen At hetzelfde belastingsschema vertonen (bv. gelijkmatig verdeelde
belastingen over de volledige lengte van het element, trapezoïdale belastingen,
puntbelastingen, …) en in hetzelfde vlak liggen.

At

Ap
L L
Afbeelding A5.1 Voorbeelden van belastingsschema’s.

Volgens de principes van de norm NBN EN 1995-1-1 (§ 2.2.3), is de totale vervorming gelijk
aan de som van de vervormingen van de blijvende belastingen en de kortetermijnbelastingen :
µ fin = µ At + µ Ap

Als men de gelijkmatig verdeelde belastingen in aanmerking neemt, krijgt men :


5 × (At + A p ) × L4 5 × At × L4 5 × A p × L4
= +
384 × E m × I E0 E0
384 × × I 384 × ×I
(1 + ψ 2 × k def ) 1 + k def

5 × L4
Indien men de vergelijking vereenvoudigt door en indien de waarde ψ2 = 0 (NBN EN
384 × I
1990-ANB, § A1.2.2) en kdef = 0,8 (NBN EN 1995-1-1, § 2.3.1.2, tabel 3.2), krijgt men :
At + Ap At Ap
= +
Em E0 E 0
1,8
en

At + A p
E m = E0
(A
t + 1,8 × A p )

5 × L4
Opmerking : de vereenvoudiging door maakt de formule van Em onafhankelijk van het
384 × I
belastingsschema.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 132
2009
Voorbeeld
We beschouwen :
− een gelijkmatig verdeelde blijvende belasting Ap (eigengewicht) = 1200 N/m = 1,200 N/mm
− een gelijkmatig verdeelde kortetermijnbelasting At = 800 N/m = 0,8 N/mm
− een balk met sectie 8/23 en een lengte tussen de steunpunten L = 5000 mm

E0 = 11 000 MPa
75 × 225 3
I 8 x 23 = = 71191406,62 mm 4
12
1,2 + 0,8
E m = 110000 × = 7432 N / mm²
0,8 + 1,8 × 1,2
5 × (At + A p )× L4
μ fin =
384 × E m × I
5 × (1,2 + 0,8) × 5000 4
μ fin =
384 × 71191406 × 7432
= 30,76 mm

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 133
2009
BIJLAGE 6
ILLUSTRATIEF VOORBEELD VAN HET GUNSTIGE OF ONGUNSTIGE
EFFECT VAN DE BELASTING OP DE BEREKENING VAN EEN
SECUNDAIRE CONSTRUCTIE

A6.1 Ontwerpsituatie
We beschouwen het volgende glazen dak :
• gebouw met een normale wandindeling
• afmetingen van het glazen dak : breedte = 4,5 m, overspanning L = 4 m
• hoogte van het bouwwerk vanaf de grond : 8 m
• ligging van het terrein :
ƒ lage vegetatie met geïsoleerde obstakels
ƒ hoogte : 200 m
• hart-op-hartafstand van de draagbalken : 0,7 m, houtkwaliteit C24 volgens NBN EN 338
• helling α = 5°
• glazen vulelement met een totale dikte van 10 mm
• het glazen dak ligt in het midden van een dak met één enkel dakschild.

0,70

4,00
4,20

α =5°

A6.2 Analyse van het ontwerp : type secundaire constructie

• Totale oppervlakte : 4,2 m x 4 m = 16,8 m²


• Overspanning : 4 m
Dit schrijnwerkgeheel is dus een glazen dak (zie § 3.1 en § 3.4).

A6.3 Belastingen op de secundaire constructie

A6.3.1 Eigengewicht

• Lineair gewicht van het profiel = 100 N/m


• Gewicht van het glas 33.2-12-4 = 10 x 25 x 0,7 = 175 N/m
Totaal op de keper : gk = 275 N/m
• gk┴ = 275 *cos (5°) = 273,9 N (zie § 4.5)
• gk// = 275 *sin (5°) = 24 N
Men dient dus niet over te gaan tot de ontbinding van de belastingen.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 134
2009
A6.3.2 Wind

We beschouwen : w = ce(z)qref 50jaar . cprob² . cp


cp = cpe - cpi
• ce(z) qref 50 jaar = 994 Pa (vb0 = 26 m/s - ruwheidsklasse 2)
• belastingsoppervlak : A = 0,7 x 4 = 2,8 m² (zie § 4.1.2.5.2)
• cpi = +0,2 (overdruk binnen)
-0,3 (onderdruk binnen)
(zie § 4.1.2.5.3.1)
• cpe-coëfficiënt op één enkel dakschild (zie afbeelding 28, zone 10) :
o cpe,10 = -0,80 (onderdruk buiten)
o cpe,1 = -1,20
cpe,A = cpe,1 - (cpe,1 -cpe,10) log10 A (afbeelding 19)
cpe 2,8 = -1,20 – (-1,20 + 0,80) log10 2,8
cpe 2,8 = -1,02
Totaal : w = 994 * (-1,02 - 0,2) = -1212 N/m²
w = 994 * (-1,02 + 0,3) = -716N/m²

Totaal op de keper : w = -0,7 * 1212 = -849 N/m


Totaal op de keper : w = - 0,7 * 716 = -501 N/m
• cpe,10 = cpe,1 = +0,2 in overdruk op één enkel dakschild (zie afbeelding 28, zone 10)
Totaal : w = 994 * (0,2 –(-0,3)) = 497 N/m²
Totaal op de keper : w = 0,7 * 497 = 348 N/m

A6.3.3 Sneeuw

• sk = 0,5 + 0,007(A-100)/6 = 0,616 kN/m² (zie tabel 13)


• μ i = 0,8 (zie tabel 14)
Totaal : sk = 0,493 kN/m² = 493 N/m²
Totaal op de keper : sk = 0,7 * 493 = 345 N/m

A6.4 Belastingscombinaties

A6.4.1 Gebruiksgrenstoestand

Eigengewicht + wind (zie tabel 26)


Belastingen : Fd(g,w) = gk + 0,9 ce(z)qref 50jaar cp
− Wind in onderdruk = 275+ 0,9*(- 849) = -489 N/m
− Wind in overdruk = 275+ 0,9*(348) = 588 N/m
Rekening houdend met voetnoot (3) van tabel 26 (zie ook § 4.6.1) : Fd (g,w) = gk + 0 = 275 N/m
Materiaal (zie § 5, nota 2.2 en bijlage 5)
Hout – Combinatie van blijvende en veranderlijke belastingen :
w + gk 275 + (0,9 × 849 )
− Wind in onderdruk : Em = E0 = 11000 = 9076 MPa
(wt + 1,8 × g k ) (849 × 0,9 ) + 1,8 × 275
w + gk 275 + (0,9 × 348)
− Wind in overdruk : Em = E0 = 11000 = 8005MPa
(wt + 1,8 × g k ) (348 × 0,9 ) + 1,8 × 275
E0 11000
Hout – Blijvende belasting : E fin =
(1 + kdef ) 1,8 = 6111MPa
=

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 135
2009
Berekening van de vervorming en controle van het criterium
De keper wordt onderworpen aan een gelijkmatig verdeelde belasting over de volledige lengte.
Tabel 26 geeft de maximale vervormingscriteria op. We willen eraan herinneren dat y//, gezien
de zwakke helling, niet gecontroleerd wordt. Het toe te passen criterium is dus :
y┴ ≤ 4+ L/330
4 + 4000/330 = 16,12 mm.
Controle onder de windbelasting (overdruk) en het eigengewicht : de vereiste inertie bedraagt
5 × (w + g k ) × L4 5 × (588 / 1000) × 4000 4
I= = = 15.188.116 mm4,
384 × E m × y ⊥ 384 × 8005 × 16,12
wat overeenstemt met een sectie van 7 x 15 = 70*150³/12 = 19.687.500 mm4.
De controle onder de combinatie veroorzaakt door het eigengewicht en de wind in onderdruk is
niet nodig.
Controle onder het eigengewicht :
5 × ( g k ) × L4 5 × (275 / 1000) × 4000 4
I= = = 9.305.380 mm4,
384 × E fin × y ⊥ 384 × 6111 × 16,12
wat overeenstemt met een sectie van 7 x 15.

Eigengewicht + sneeuw (zie tabel 28)


Belastingen : Fd(g,s) = gk + μ i sk = 275 + 345 = 620 N/m
Rekening houdend met voetnoot (5) van tabel 28 (zie ook § 4.6.1) : Fd(g,s) = gk + 0 = 275 N/m
(reeds in aanmerking genomen hierboven)
Materiaal (zie § 5, nota’s 2.2, 2.3 en bijlage 5)
Hout – Combinatie van blijvende en kortetermijnbelastingen :
µ i × sk + g k 620
E m = E0 = 11000 = 8119 MPa
((µ i × sk ) + 1,8 × g k ) 345 + 1,8 × 275
Berekening van de vervorming en controle van het criterium
De keper wordt onderworpen aan een gelijkmatig verdeelde belasting over de volledige lengte.
Tabel 28 geeft de maximale vervormingscriteria op. We willen erop wijzen dat y//, gezien de
zwakke helling, niet gecontroleerd wordt. Het toe te passen criterium is dus :
y┴ ≤ 4 + L/330
4 + 4000/330 = 16,12 mm.
Controle onder de sneeuwbelasting en het eigengewicht : de vereiste inertie I bedraagt
5 × (µ i × s k + g k ) × L4 5 × (620 / 1000) × 4000 4
I= = = 15.790.753 mm4,
384 × E m × y ⊥ 384 × 8119 × 16,12
wat overeenstemt met een sectie van 7 x 15 = 19.687.500 mm4.

Besluit voor de gebruiksgrenstoestand : sectie van 7 x 15 = 19.687.500 mm4.

A6.4.2 Uiterste grenstoestand

Men dient na te gaan of de sectie, bepaald voor de gebruiksgrenstoestand, voldoet aan de criteria
voor de uiterste grenstoestand.

Berekening van de belasting en controle van het criterium


De keper wordt onderworpen aan een gelijkmatig verdeelde belasting over de volledige lengte.
Tabel 26 geeft de criteria voor de uiterste grenstoestand op. We willen erop wijzen dat σ//, gezien
de zwakke helling, niet gecontroleerd wordt. Het toe te passen criterium is dus : Ed ≤ Xk /γM.
In ons geval dienen we de buigbelasting te controleren : Ed(g,w) = σ(g,w).

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 136
2009
Controle onder de windbelasting en het eigengewicht : de vergelijking voor de buigbelasting is :
⎛ Fd × L2 ⎞ h
⎜ ⎟×( )
⎜ ⎟ F × L2 × h
M ×v ⎝ 8 ⎠ 2
σ= = = d , waarbij
I I 16 × I
M = het buigmoment (N.mm)
v = de afstand van de neutrale as tot het uiteinde van de sectie = helft van de keperhoogte = h/2
h = de hoogte van de keper
L = de lengte van de keper (mm)
I = de inertie van de sectie (mm4)
σ = de buigspanning
Fd = de resultante van de belastingscombinatie (N/mm).

Materiaal (zie § 5, nota’s 2.2 en 2.3)


Hout – Combinatie van blijvende en veranderlijke belastingen :
X 24
X d = k mod × k = 0,9 × = 16,6 MPa
(γ M ) 1,3
X 24
Hout – Blijvende belasting : X d = k mod × k = 0,6 × = 11MPa
(γ M ) 1,3

Eigengewicht + wind (zie tabel 26)


Fd,1(g,w) = 1,15 gk + 1,25 ce(z)qref 50jaar cp = 1,15*275 +1,25*(+348) = 751,25 N/m
Fd,2(g,w) = 1,00 gk + 1,25 ce(z)qref 50jaar cp = = 1,00*275 +1,25*(- 849) = -786,25 N/m
Fd × L2 × h 0,786 × 4000 2 × 150
σ= = = 5,98MPa ≤ 16,6 MPa.
16 × I 16 × 19687500
Rekening houdend met voetnoot (3) van tabel 26 (zie § 4.6.1) : Fd(g,w) = 1,15 gk + 0 = 316 N/m
Fd × L2 × h 0,316 × 4000 2 × 150
σ= = = 2,4MPa ≤ 11 MPa.
16 × I 16 × 19687500

Eigengewicht + sneeuw (zie tabel 28)


Belastingen : Fd(g,w) = 1,15 gk + 1,25 μ i sk = 1,15 x 275 + 1,25 x 345 = 748 N/m
Rekening houdend met voetnoot (5) van tabel 28 (zie § 4.6.1) : Fd(g,w) = 1,15 gk + 0 = 316 N/m
(reeds in aanmerking genomen hierboven)
F × L2 × h 0,748 × 4000 2 × 150
σ= d = = 5,7 MPa ≤ 16,6 MPa.
16 × I 16 × 19687500

Eigengewicht + sneeuw + wind (zie tabel 31)


Fd(C1) = 1,15. gk + 1,25. μ i . sk + 0,37. ce(z)qref 50jaar cp
1,15.275 + 1,25.345 + 0,37. 348 = 876 N/m (wind in overdruk)
In toepassing van § 4.6.1 : 275 + 0 + 0,37. (-849) = -39,13 N/m (wind in onderdruk)
Fd(C2) = 1,15. gk + 1,25. ce(z)qref 50jaar cp + 0,37 μ i .sk
1,15.275 + 1,25.348 + 0,37. 345 = 879 N/m
In toepassing van § 4.6.1 : 275 + 1,25. (-849) + 0 = -786,25 N/m (wind in onderdruk) = Fd,2
(cf. hierboven)
F × L2 × h 0,879 × 4000 2 × 150
σ= d = = 6,69MPa
16 × I 16 × 19687500

Besluit voor de uiterste grenstoestand : sectie van 7 x 15.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 137
2009
BIJLAGE 7 BEREKENING VAN HET GLAS

INHOUD

A7-1. GLASBREUKMECHANISMEN ............................................................................................... 139


A7-2. KARAKTERISTIEKEN VAN GLAS........................................................................................ 140
A7-2.1.Algemene fysische eigenschappen .................................................................................. 140
A7-2.2.Mechanische eigenschappen ........................................................................................... 140
A7-2.2.1.Uitgegloeid glas (float).................................................................................... 140
A7-2.2.2.Dubbele isolerende beglazing.......................................................................... 141
A7-2.2.2.1.Inwendige druk in de isolerende beglazing......................................... 141
A7-2.2.2.2.Krachtenverdeling over de lagen van een isolerende beglazing ......... 143
A7-2.2.2.2.1.Eerste benadering ................................................................. 143
A7-2.2.2.2.2.Meer precieze berekening .................................................... 143
A7-2.2.3.Driedubbele beglazing..................................................................................... 143
A7-2.2.4.Gelaagd glas .................................................................................................... 144
A7-3. REKENMODELLEN .................................................................................................................. 146
A7-3.1.Algemeen .......................................................................................................................... 146
A7-3.1.1.Gebruiksgrenstoestand : berekening van de vervorming ................................ 146
A7-3.1.2.Uiterste grenstoestand : berekening van de spanning...................................... 146
A7-3.1.3.Lineair model................................................................................................... 146
A7-3.1.4.Niet-lineair model............................................................................................ 146
A7-3.1.5.Symbolen en afkortingen................................................................................. 146
A7-3.2.Gelijkmatig belaste rechthoekige plaat, gewoon opgelegd op twee randen................ 147
A7-3.2.1.UGT – Berekening van de belasting................................................................ 147
A7-3.2.2.GGT – Berekening van de vervorming ........................................................... 147
A7-3.3.Gelijkmatig belaste rechthoekige plaat, gewoon opgelegd op vier randen................. 148
A7-3.3.1.Studie van de belasting .................................................................................... 148
A7-3.3.2.Studie van de vervorming................................................................................ 149
A7-3.4.Controle van de eigenfrequentie van beglazingen ........................................................ 149
A7-4. BELASTINGSCOMBINATIES EN CONTROLE VAN DE GRENS-
TOESTANDEN.......................................................................................................................... 150
A7-4.1.Verticale gevel .................................................................................................................. 150
A7-4.2.Hellende gevel of hellend dak ......................................................................................... 151

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 138
2009
A7-1. Glasbreukmechanismen

De teksten uit dit hoofdstuk vormen een beknopte samenvatting van diverse
wetenschappelijke artikels.

Tijdens zijn fabricage kan het glas aan het oppervlak een (min of meer groot) aantal gebreken
en microscheurtjes vertonen, die onzichtbaar zijn voor het blote oog, omdat de afstand tussen
de randen van de gebreken kleiner is dan de golflengte van het licht, waardoor er bijna geen
zichtbare reflectie optreedt.

Wanneer het glas echter belast wordt, worden deze gebreken groter en verspreiden ze zich in
het glas. De factoren die deze verspreiding beïnvloeden zijn :
• de snelheid en de tijdsduur van de belasting : naarmate de belasting langer duurt, zal de
glassterkte lager zijn
• de belastingsgraad ten opzichte van de breukgrens
• de eventuele aanwezigheid van water (onder al zijn verschijningsvormen)
• de temperatuur
• de samenstelling van het glas (niet bepalend in het geval van genomaliseerd glas).

Als men de verspreidingssnelheid uitdrukt aan de hand van de hierboven vermelde factoren,
kan men ruwweg drie snelheden onderscheiden :
• een nulsnelheid : dit wil zeggen dat het geheel der factoren die inwerken op het oppervlak
geen verslechtering ten opzichte van de oorspronkelijke toestand veroorzaakt
• een lage snelheid : de gebreken verspreiden zich langzaam in het glas, maar maar doch op
zulke wijze dat ze verenigbaar blijven met een gebruik waarbij de mechanische sterkte
nodig is om de gebruiksveiligheid te waarborgen
• een hoge snelheid, die, afhankelijk van de combinatie van de factoren, leidt tot een snelle
breuk.

De breuk van uitgegloeid floatglas onder spanning, tengevolge van de verspreiding van de
gebreken van het oppervlak, wordt aangeduid als statische vermoeiing. Dit leidt tot
dimensioneringsmethoden die afwijken van de courant gebruikte methoden. Deze zijn
gebaseerd op de studie van de afmetingen van de microscheurtjes (crack size design) rekening
houdend met de glaskenmerken (oorspronkelijke afmeting van de microscheurtjes, …), met
het berekende element (plaat, balk, steunpunt, …) en met de belastingswijze. Ook de kwaliteit
van de versnijding en de bewerking van het glas is hierbij van belang.

Wat de dynamische vermoeiing betreft, blijkt uit bepaalde studies dat er, in vergelijking tot
een statische belasting, voor een lage verspreidingssnelheid geen bijkomende beschadiging
optreedt als gevolg van het cyclische karakter van de belasting. In tegenstelling tot andere
materialen waarvoor een cyclische belasting wel destructiever is dan een statische, vertoont
glas geen beduidende dynamsiche vermoeiing. Wanneer het glas niet langer belast wordt,
recupereert het in zekere mate zijn initiële sterkte.

Deze bijlage heeft enerzijds tot doel om een rekenmethode voor de meest voorkomende
glazen vulelementen voor te stellen, en anderzijds om coëfficiënten voor de materialen te
formuleren die – in combinatie met de coëfficiënten voor de belastingscombinaties – toelaten
om een voldoende betrouwbaarheid te waarborgen. De methode beperkt zich tot belastingen
en belastingscombinaites die gelijkmatig verdeeld zijn over vierkante of rechthoekige platen
die gewoon opgelegd zijn op twee of vier randen.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 139
2009
A7-2. Karakteristieken van glas

A7-2.1. Algemene fysische eigenschappen

De algemeen erkende fysische glaseigenschappen zijn opgenomen in de normen met


betrekking tot de verschillende glastypes : voor uitgegloeid glas (float) : NBN EN 572-1; voor
halfgehard glas : NBN EN 1863-1; voor gehard glas : NBN EN 12150-1.

Gewoonlijk worden de volgende waarden weerhouden :


- volumieke massa ρ = 2 500 kg/m³
- elasticiteitsmodulus (Young-modulus) E = 70 000 MPa
- Poisson-coëfficiënt ν = 0,20.

A7-2.2. Mechanische eigenschappen

A7-2.2.1. Uitgegloeid glas (float)

De rekenwaarde voor de spanning in het glas wordt als volgt uitgedrukt :


k mod × k sp × ffgg,k
g ,d =
;k
X
Xg,d , waarbij
γM,A
M ;A

- fg,k : de karakteristieke buigsterkte, gelijk aan 45 N/mm2


- γM,A : de partiële coëfficiënt voor uitgegloeid glas, gelijk aan 1,80
- ksp : de profielfactor van het oppervlak (cf. tabel A7-1)
- kmod : de tijdsduurfactor van de belasting of de belastingscombinatie.

Tabel A7-1 Oppervlaktefactor ksp.


Glastype ksp
Uitgegloeid floatglas 1,0
Figuurglas 0,75
Gawapend gepolijst glas 0,75
Gewapend figuurglas 0,60

De factor kmod drukt de vermindering van de berekende buigspanning uit, naargelang van de
tijdsduur van de belasting of de belastingscombinatie. Voor uitgegloeid glas bedraagt
1

k mod = 0,663 × t 16
waarbij 0,25 ≤ kmod ≤ 1 en waarbij «t» uitgedrukt wordt in uur.

De «t»-waarde vertegenwoordigt de tijd die overeenstemt met de integratie van het spectrum
van de belasting, m.a.w. :
− voor een constante belasting : de toepassingsduur van de belasting
− voor een veranderlijke belasting : de integraal van het spectrum van de belasting,
teruggebracht op de piekbelasting.

Wat de wind betreft, dient men dus niet zozeer rekening te houden met de tijd die
overeenkomt met de piekdruk (veroorzaakt door een rukwind), maar veeleer met een tijd «t»,
die overeenstemt met het spectrum van de druk (storm), teruggebracht op de piekdruk van de

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 140
2009
storm voor de gekozen terugkeerperiode. De volgende tabel stelt de karakteristieke duur van
elke afzonderlijke belasting voor, evenals de tijdsduurfactor kmod.

Tabel A7-2 Tijdsduurfactor kmod.


Spectrum van de belasting Tijd «t» die
overeenstemt
Veranderlijke belastingen qk,i met de kmod,ind
Tijdsduur Karakteristiek integraal van
het spectrum
Herhaalde
Stormwind w kort 10 minuten 0,74
piekdrukken
Sneeuw sk gemiddeld Constante druk 1 maand 0,44
Borstweringsfunctie Ab kort Eén enkele piekdruk 0,5 minuut 0,89
Blijvende belastingen gk of andere
Eigengewicht gk of andere lang Onveranderlijke druk 25 jaar 0,30

In het geval van een belastingscombinatie verkrijgt men de kmod,combi-factor door rekening te
houden met elke nettobelasting en zijn kmod,ind-factor, via de volgende vergelijking :
σ g k + σ q k ,1 + ∑ σ q k ,i
k mod, combi = i
, waarbij
σ gk σ q k ,1 σ q k ,i
+ +∑
k mod,ind ,qk k mod, ind ,qk 1 i k mod,ind , qki
− σg,k : de buigspanning tengevolge van het eigengewicht γG.gk
− σq,k,1 : de buigspanning tengevolge van de dominante veranderlijke belasting γQ,1.qk,1
− σq,k,i : de buigspanning tengevolge van de begeleidende veranderlijke belasting
ψ0,i.γQ,ki.qk,i.

Als men uitgaat van de veronderstelling dat alle belastingen gelijkmatig verdeeld zijn over het
gehele oppervlak, is de volgende equivalente vergelijking toepasbaar voor het lineaire model
en levert deze gewoonlijk een aanvaardbare benadering op voor het niet-lineaire model :
γ G × g k + γ Q ,1 × q k ,1 + ∑ γ qk ,i ×ψ 0,i × q k ,i
k mod, combi = i

γ G × gk γ × q γ Qk ,i ×ψ 0,i × q k ,i
+ +∑
Q ,1 k ,1

k mod,ind , gk k mod, ind ,qk 1 i k mod,ind ,qki

A7-2.2.2. Dubbele isolerende beglazing

A7-2.2.2.1. Inwendige druk in de isolerende beglazing

Een isolerende beglazing kan het voorwerp uitmaken van inwendige drukverschillen. Deze
worden vooral veroorzaakt door de temperatuurschommelingen en hoogteverschillen tussen
de plaats waar de isolerende beglazing geproduceerd werd en haar uiteindelijke plaats van
toepassing. Zodra de beglazing afgekit wordt, kunnen de variaties van de atmosferische druk
bovendien het evenwicht tussen de inwendige druk en de uitwendige druk van de beglazing
verstoren, wat aanleiding kan geven tot een vervorming. Deze vervorming vertaalt zich door
de uitrekking van de dichtingsvoeg en door de doorbuiging van de beglazing. Dit verschijnsel
is dus niet isochoor, zodat een geringe vervorming van de isolerende beglazing reeds kan

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 141
2009
leiden tot een aanzienlijke vermindering van de inwendige druk. Deze drukverschillen zijn
voor de courante situaties bijgevolg verwaarloosbaar.

Indien de beglazing omwille van haar ontwerp niet kan vervormen, zullen de schommelingen
van de inwendige druk echter aanleiding geven tot aanzienlijke spanningen. Een volledige
benadering is evenwel enkel mogelijk met behulp van gesofisticeerde computerapparatuur,
hetzij met de eindige-elementenmethode, hetzij door gebruik te maken van ingewikkelde
fysische formules waarbij rekening gehouden wordt met parameters zoals de karakteristieken
van de ingesloten gassen, de temperatuur, de druk die tijdens de fabricage heerste in het
atelier, de atmosferische druk, ...

Pe i + Δi i
PPi +

Δb
Δ
Δg
Δ
b
g

Afbeelding A7 - 1 Isolerende beglazing – Vervorming Δpi.

Wij stellen bijgevolg voor om de volgende handelswijze te volgen. In aanwezigheid van een
weinig vervormbare isolerende beglazing, d.w.z. :
- indien de glasdikte van de isolerende beglazing overgedimensioneerd werd ten opzichte
van de rekenwaarden voor de belastingen of de belastingscombinatie uit § A7-4 (bv. een
explosiebestendige of kogelwerende beglazing, …)
- indien één van de afmetingen kleiner is dan 0,7 m,
wordt aanbevolen rekening te houden met de minimale glasdikten die opgegeven zijn in
tabel A7-3. Hierin is ‘a’ de kleine zijde van de beglazing en ‘λ = b/a’ de verhouding tussen de
grote en de kleine zijde van de beglazing.

Tabel A7-3 Beglazing – Inwendige druk – Minimale dikten.


Minimale dikten
a (m) λ≤1 λ ≤ 2,5 λ ≥ 2,5
0,4 4+4 5+5 6+6
0,5 4+4 4+4 6+6
0,6 4+4 4+4 4+4

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 142
2009
A7-2.2.2.2. Krachtenverdeling over de lagen van een isolerende beglazing

A7-2.2.2.2.1. Eerste benadering

De belasting of de resulterende belastingscombinatie verdeelt zich als volgt over de glaslagen.


Indien h1 en h2 de nominale dikten van de lagen van de isolerende beglazing voorstellen,
berekent men de coëfficiënten voor de belastingsverdeling zoals hierna weergegeven :
h13 h23
1  3 2  3  1  1 .
h1  h23 h1  h23

Rekening houdend met de inwendige druk in de isolerende beglazing, verdeelt de resulterende


belasting zich dus als volgt :
 voor het glas met glasdikte h1 : Fd,1 = 1 x Fd
 voor het glas met glasdikte h2 : Fd,2 = 2 x Fd.

A7-2.2.2.2.2. Meer precieze benadering

Als men preciezer wil zijn, kan men rekening houden met het feit dat de externe belastingen
Fde,1 en Fde,2, die elk aangrijpen op één van de twee lagen van de isolerende beglazing
gedeeltelijk opgenomen worden door de andere laag van de isolerende beglazing. De externe
belastingen Fde,1 en Fde,2 verdelen zich als volgt over elk van beide lagen van de beglazing :
Fd,1 = (1 +  x 2) x Fde,1 + (1- ) x 1 x Fde,2
Fd,2 = (1 -  x 2 x Fde,1 + (2 +  x 1) x Fde,2.

In deze uitdrukkingen vertegenwoordigt φ de factor voor de isolerende beglazing, die


overeenstemt met :
1
 , waarbij
1  ( a / a*) 4
 a : de breedte (kortste zijde) van de beglazing
 a* : de karakteristieke breedte van de beglazing, die gelijk is aan
0 , 25
 s  h3  h3 
a*  28,9   3 1 3 2  , waarin
 
 h1  h2  k 5 
- s : de breedte van de afstandhouder
- k5 : de factor voor de volumeverandering, die gegeven wordt door de volgende
vergelijking :
 z 
2 
16   

k 5   1  0, 4198  0, 22  exp 6,8    
1,33 

, 
waarvoor z1 gegeven wordt in § A7-3.3.2, en λ de slankheid van de glasplaat voorstelt
(λ = a/b).

=a/b 1,0 0,9 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1
k5 0,0194 0,0237 0,0288 0,0350 0,0372 0,0421 0,0587 0,0676 0,0767 0,0857
 z 

k 5   1  0, 4198  0, 22  exp 6,8    
2 
16   
1,33 
 

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 143
2009
A7-2.2.3. Driedubbele beglazing

Indien h1, h2 en h3 de dikten van de lagen van de isolerende beglazing voorstellen (met h2 : de
middelste glaslaag), berekent men de coëfficiënten voor de belastingsverliezen als volgt :
h3 h23 h33
 1  3 13  2   3  .
h1  h2  h33 h13  h23  h33 h13  h23  h33

De resulterende belasting uit zich dus zoals hierna weergegeven :


 voor het glas met glasdikte h1 : Fd,1 = 1 x Fd
 voor het glas met glasdikte h2 : Fd , 2   2  Fd
 voor het glas met glasdikte h3 : Fd,3 = 3 x Fd.

A7-2.2.4. Gelaagd glas

Gelaagd glas is monolitisch glas dat bestaat uit verschillende lagen die over hun volledige
oppervlak gesolidariseerd zijn door middel van een organische tussenlaag. Deze tussenlaag
kan al dan niet in staat zijn de afschuifkrachten tussen de lagen van het gelaagde glas over te
dragen, afhankelijk van zijn kwaliteit, de tijdsduur van de belastingen en de temperatuur. Om
rekening te houden met dit aspect werd een effectieve dikte hef in het rekenmodel ingevoerd.

Wanneer de tijdsduur van de belasting of de belastingscombinatie kort is, is de PVB-


tussenlaag van het gelaagde veiligheidsglas gewoonlijk in zekere mate in staat om de
overdracht van de afschuifkrachten tussen de glaslagen te waarborgen.

Bij de bepaling van de vervorming, is de effectieve dikte die in aanmerking genomen wordt in
de berekening gelijk aan :
hef ;w  3 1     ihi3     h 
i i
3
.

Voor de bepaling van de spanning in de laag j, is de effectieve dikte die in aanmerking


genomen wordt in de berekening gelijk aan :
h 
ef ; w
3

hef ; ; j  .
h j  2    hm ; j 

In deze uitdrukkingen is :
  : de overdrachtscoëfficiënt, begrepen tussen 0 (geen overdracht van de afschuifkrachten)
en 1 (volledige overdracht van de afschuifkrachten)
 hi en hj : de nominale dikten van de glaslagen
 hm;j : de afstand tussen het midden van de laag j en het midden van het gelaagde glas,
zonder de dikte van de tussenlagen in rekening te brengen.

Wanneer de glaslagen dezelfde spanningsrekenwaarden vertonen, is de effectieve dikte die in


aanmerking moet genomen worden gelijk aan de minimale dikte, verkregen bij de berekening
van de effectieve dikte hef,σ,j van de verschillende lagen, hef,σ = minimum hef,σ,j.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 144
2009
h1

h2 hm;1
hm;2
1

hm;3
2 h3

1 Midden van de dikte van elke glaslaag


2 Midden van de dikte van het gelaagde glas
Afbeelding A7 - 2 Bepaling van de dikte van een gelaagd glas.

De waarde van de overdrachtscoëfficiënt ϖ kan opgegeven worden door de fabrikant en moet


bovendien wetenschappelijk onderbouwd zijn. Bij gebrek aan nadere informatie, of in
gevallen die afwijken van de hiervoor vermelde, dient men rekening te houden met een
overdrachtscoëfficiënt ϖ van 0,0.
Tabel A7- 4 Overdrachtscoëfficiënt ϖ voor de afschuifkrachten van de tussenlaag.
Belastingen op de gevel t ϖ
Wind Fd (w) 10 minuten 0,2
Borstweringsfunctie Fd (Ab) 1 minuut 0,2
Belastingen en belastingscombinaties op hellende daken en gevels 0,0

De tabel hieronder geeft de effectieve dikten voor de berekening van de spanning en de


overeenkomstige vervorming voor een gelaagd veiligheidsglas, opgebouwd uit twee lagen
met gelijke dikte.

Tabel A7- 5 Equivalente dikten voor gelaagd glas.


Dikte van het glas ϖ = 0,2 (belastingen van korte duur) ϖ = 0,0
(mm) hef;w (mm) hef;σ;j (mm) hef;w (mm) hef;σ;j (mm)
3+3 4,42 4,90 3,78 4,24
4+4 5,89 6,53 5,04 5,66
5+5 7,34 8,17 6,30 7,07
6+6 8,84 9,80 7,56 8,49
8+8 11,79 13,06 10,08 11,31
10 + 10 14,74 16,33 12,60 14,14

Nota A7-1 : de berekening van de belastingsverdeling tussen de lagen van een gelaagd glas
gebeurt met behulp van de equivalente dikte onder vervorming «hef;w».

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 145
2009
A7-3. Rekenmodellen

A7-3.1. Algemeen

A7-3.1.1. Gebruiksgrenstoestand : berekening van de vervorming

De berekening van de vervorming kan zeer nuttig zijn, onder meer wanneer er voldaan moet
worden aan een aantal functionele criteria :
- bij gebruik van thermisch behandeld glas dat blootstaat aan zware belastingen (bv. om het
onveiligheidsgevoel van de gebruikers bij sterke wind te vermijden)
- bij gebruik van producten waarbij de vervorming beperkt moet blijven om de goede
werking ervan te waarborgen (bv. isolerende beglazing).

In dergelijke gevallen dient men de maximale vervorming te bepalen ten opzichte van de
functionaliteit die men wenst te verzekeren. Voor isolerende beglazingen wordt in bijlage B3
van de norm NBN EN 1279-5 aanbevolen om de vervorming van de randen van de beglazing
te beperken tot 1/200 of tot maximum 12 mm.

A7-3.1.2. Uiterste grenstoestand : berekening van de spanning

De uiterste grenstoestand moet altijd gecontroleerd worden.

A7-3.1.3. Lineair model

Het lineaire model is doorgaans precies genoeg voor beglazingen waarbij de vervorming in de
gebruiksgrenstoestand niet groter is dan 1 maal de glasdikte. Dit is gewoonlijk het geval
wanneer de spanning in het glas in de uiterste grenstoestand beperkt is tot minder dan 20 MPa
(bv. in geval van uitgegloeid floatglas). We willen er ook op wijzen dat de strikt
noodzakelijke glasdikte met de lineaire methode des te meer overschat wordt, naarmate de
slankheid van de beglazing λ (= a/b) dichter bij 1 ligt.

A7-3.1.4. Niet-lineair model

Het niet-lineaire model is geschikt voor beglazingen waarbij de vervorming in de


gebruiksgrenstoestand hoger is dan 1 maal de glasdikte. Dit is gewoonlijk het geval wanneer
de spanning in het glas groter is dan 20 MPa (bv. in geval van thermisch behandeld glas).
Voor bepaalde glasproducten (bv. isolerende beglazing) dient de vervorming beperkt te
worden om hun goede werking en duurzaamheid te waarborgen.

A7-3.1.5. Symbolen en afkortingen

In de formules van § A7-3.2 dient men erop toe te zien dat er voor de diverse parameters
homogene eenheden gehanteerd worden, met name de Newton (N) en de millimeter (mm) :
• a, de kleinste afmeting van de glasplaat [mm]
• b, de grootste afmeting van de glasplaat [mm]
• A, de oppervlakte van de glasplaat : A = a x b [mm²]

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 146
2009
• λ, de slankheid van de glasplaat : λ = a/b
• k1, de spanningscoëfficiënt
• k4, de vervormingscoëfficiënt
• h, de nominale dikte van de beglazing [mm]
• p*, de adimensionale belastingscoëfficiënt
• Fd, de rekenwaarde van de belastingscombinatie [N/mm²]
• L, de vrije overspanning van de glasplaat [mm]
• emin,w, de minimale glasdikte die beantwoordt aan het vervormingscriterium in de GGT
• emin,σ, de minimale glasdikte die beantwoordt aan het belastingscriterium in de UGT
• ymax, de maximale doorbuiging die beantwoordt aan het vervormingscriterium in de GGT
[mm]
• wmax, de maximale doorbuiging [mm].

A7-3.2. Gelijkmatig belaste rechthoekige plaat, gewoon opgelegd op twee


randen

In dit geval is er geen uitgesproken verschil tussen het lineaire en het niet-lineaire model.

Vermits het eenvoudigere lineaire model wordt aangenomen, dient de te voorziene nominale
glasdikte h aan de volgende eisen te voldoen : h ≥ emin,σ en h ≥ emin,w. Voor de bepaling van
emin,σ en emin,w verwijzen we naar de volgende paragrafen.

A7-3.2.1. UGT – Berekening van de belasting

De maximale spanning wordt berekend aan de hand van de volgende formule :


2
⎛L⎞
σ max = 0,75 × ⎜ ⎟ × Fd .
⎝h⎠
Hieruit kan men de minimale dikte van de beglazing afleiden, die beantwoordt aan het
belastingscriterium :
L2
emin ,σ = 0,75 × × Fd
X g ,d

A7-3.2.2. GGT – Berekening van de vervorming

De maximale vervorming wordt berekend met behulp van de volgende formule :


60 × L4 × Fd
wmax = .
384 × E × h³

Hieruit kan men de minimale nominale dikte van de beglazing afleiden, die beantwoordt aan
het vervormingscriterium :
60 × Fd × L4
emin , w = 3 .
384 × E × y max

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 147
2009
A7-3.3. Gelijkmatig belaste rechthoekige plaat, gewoon opgelegd op vier
randen

De hierna vermelde formules zijn geldig voor een Poisson-coëfficiënt 0,20 ≤ ν ≤ 0,24.

A7-3.3.1. Studie van de belasting

De maximale spanning in de plaat wordt gegeven door de vergelijking :


A
σ max = k1 × 2 × Fd ,
h
1
waarin : k1 = 0, 5 ,
⎡1 p *2 ⎤
4 x 4⎢ 2 + 2
⎣ z2 ( 2 ⎥
z3 + ( z4 × p *) ⎦ )
⎡ ⎛ ⎛ ⎛1 ⎞
1, 073
⎞ ⎞⎤
⎜ ⎜
met z 2 = 24 × λ × ⎢0,0447 + 0,0803 × 1 − exp − 1,17 × ⎜ − 1⎟ ⎟ ⎟⎥
⎢⎣ ⎜ ⎜ ⎝ λ ⎠ ⎟ ⎟⎥
⎝ ⎝ ⎠ ⎠⎦
2
⎛1 ⎞
z 3 = 4,5 × ⎜ − 1⎟ + 4,5
⎝λ ⎠
⎛1 ⎞
z 4 = 0,585 − 0,05 × ⎜ − 1⎟
⎝λ ⎠
en p*, de adimensionale belastingscoëfficiënt die de volgende waarden aanneemt :
− voor het lineaire rekenmodel (kleine vervorming) : p* = 0 (in de praktijk moet in het
model een p*-waarde van 0,00001 ingevoerd worden om geen mathematische
onbepaaldheid te hebben)
− voor het niet-lineaire rekenmodel (grote vervorming) :
2
⎛ A ⎞ Fd
p* = ⎜ 2 ⎟
× .
⎝ 4× h ⎠ E

De volgende tabel geeft de waarde van de belastingscoëfficiënt k1 op, rekening houdend met
p* en met de slankheid van de plaat.

Tabel A7- 6 Belastingscoëfficiënt k1


Adimensionale belastingscoëfficiënt p*
λ = a/b
0 1 2 3 5 10 20 50 100 200 300
1,0 0,268 0,261 0,244 0,223 0,190 0,152 0,135 0,130 0,129 0,128 0,128
0,9 0,287 0,278 0,258 0,234 0,197 0,155 0,137 0,131 0,130 0,129 0,129
0,8 0,304 0,295 0,273 0,247 0,205 0,159 0,138 0,131 0,130 0,130 0,130
0,7 0,314 0,306 0,285 0,261 0,218 0,165 0,140 0,130 0,129 0,129 0,129
0,6 0,314 0,309 0,294 0,274 0,235 0,176 0,143 0,129 0,127 0,126 0,126
0,5 0,300 0,298 0,290 0,279 0,253 0,197 0,151 0,128 0,124 0,123 0,122
0,4 0,268 0,268 0,266 0,262 0,252 0,221 0,171 0,129 0,119 0,116 0,116
0,3 0,217 0,217 0,217 0,216 0,215 0,208 0,189 0,141 0,116 0,107 0,105
0,2 0,149 0,149 0,149 0,149 0,149 0,149 0,148 0,140 0,123 0,100 0,091
0,1 0,075 0,075 0,075 0,075 0,075 0,075 0,075 0,075 0,075 0,074 0,073

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 148
2009
A7-3.3.2. Studie van de vervorming

De maximale vervorming in de plaat wordt gegeven door de vergelijking :


A2 F
wmax = k 4 × 3 × d ,
h E
waarin :
0.5
⎡⎛⎛ 1 0, 5
1 ⎞⎤
⎜ 2⎞
⎢ ⎜⎜ 4 + 4 × p * ⎟⎟ − 2 ⎟ ⎥
⎢ ⎜⎝ ⎝ z1 ⎠ z1 ⎟ ⎥

⎢ ⎥
⎢ 2 ⎥
⎢ ⎥
⎢⎣ ⎥⎦
k4 = ,
16 × p *
met
⎡ ⎛ ⎛ ⎛1 ⎞
1, 097
⎞ ⎞⎤
( 2
) 2 ⎜


z1 = 192 × 1 − ν × λ × ⎢0,00406 + 0,00896 × 1 − exp − 1,123 × ⎜ − 1⎟
⎜ λ
⎟ ⎟⎥
⎟ ⎟⎥
⎢⎣ ⎝ ⎝ ⎝ ⎠ ⎠ ⎠⎦
en p* zoals opgegeven in § A7-3.3.1.

z1
Nota A7-2 : wanneer de belastingscoëfficiënt p* = 0, is de vervormingscoëfficiënt k 4 = .
16

De volgende tabel geeft de waarde van de vervormingscoëfficiënt k4, rekening houdend met
de belastingscoëfficiënt p* en de slankheid van de plaat λ.

Tabel A7- 7 Vervormingscoëfficiënt k4.


Adimensionale belastingscoëfficiënt p*
λ = a/b 0 1 2 3 5 10 20 50 100 200 300
1,0 0,0461 0,0414 0,0354 0,0310 0,0255 0,0189 0,0137 0,0088 0,0062 0,0044 0,0036
0,9 0,0452 0,0409 0,0351 0,0309 0,0254 0,0188 0,0136 0,0088 0,0062 0,0044 0,0036
0,8 0,0437 0,0399 0,0346 0,0305 0,0253 0,0188 0,0136 0,0087 0,0062 0,0044 0,0036
0,7 0,0404 0,0377 0,0333 0,0297 0,0248 0,0186 0,0136 0,0087 0,0062 0,0044 0,0036
0,6 0,0354 0,0339 0,0309 0,0281 0,0240 0,0183 0,0134 0,0087 0,0062 0,0044 0,0036
0,5 0,0287 0,0281 0,0267 0,0251 0,0222 0,0176 0,0132 0,0086 0,0062 0,0044 0,0036
0,4 0,0208 0,0207 0,0204 0,0199 0,0187 0,0159 0,0125 0,0085 0,0061 0,0044 0,0036
0,3 0,0128 0,0128 0,0127 0,0127 0,0125 0,0119 0,0105 0,0079 0,0059 0,0043 0,0035
0,2 0,0059 0,0059 0,0059 0,0059 0,0059 0,0059 0,0058 0,0055 0,0048 0,0038 0,0033
0,1 0,0015 0,0015 0,0015 0,0015 0,0015 0,0015 0,0015 0,0015 0,0015 0,0015 0,0015

A7-3.4. Controle van de eigenfrequentie van beglazingen

Indien de eigenfrequentie n van het glas kleiner is dan 5 Hz, verdwijnt het verwaarloosbare
karakter van de trillingen en kan het nodig worden deze in aanmerking te nemen, hetzij door
de veiligheid tegen trillingen na te gaan, hetzij door de eigenfrequentie te verhogen. Trillingen
doen zich voornamelijk voor in elementen met een grote overspanning.

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 149
2009
In het geval van een enkele beglazing, opgelegd op twee of vier randen, is de eigenfrequentie
van de eerste trillingsmodulus n1 gelijk aan :
π ⎛⎜ ⎛a⎞
2
⎞ E × hef ;w
3

n1 = × 1 + ⎜ ⎟ ⎟×

2 ⎝ ⎝b⎠ ⎟ 12 × 10 −9 × ρ × htot × a 4 × (1 − ν ²)

waarbij
− a : de kleinste afmeting van de beglazing [mm]
− b : de grootste afmeting van de beglazing [mm]
− E : de elasticiteitsmodulus = 70000 [N/mm²]
− hef,w : de glasdikte in geval van monolitisch glas of de effectieve dikte bij vervorming in
geval van gelaagd glas [mm]
− htot : de totale dikte van de beglazing [mm]
− ρ : de dichtheid van het glas = 2,5
− ν : de Poisson-coëfficiënt van het glas = 0,2.

Aan de hand van deze uitdrukking en de glaskarakteristieken verkrijgen we dan de volgende


formule :
⎛ ⎛ a ⎞2 ⎞ hef , w
3

n1 = 2,4489 × 10 × 1 + ⎜ ⎟ ×
6 ⎟
⎜ ⎝b⎠ ⎟ htot × a 4
⎝ ⎠
n1 ≥ 5Hz .

A7-4. Belastingscombinaties en controle van de grenstoestanden


A7-4.1. Verticale gevel

Vulelement
Belasting
Rekenwaarde Criterium
Doorgaans niet noodzakelijk. Het eventuele
vervormingscriterium dat geformuleerd moet
GGT : Fd(w) = 0,83 ce(z)qref 50jaar cp worden, betreft de functionaliteit of de duurzaamheid
Wind
van het product
UGT : Fd(w) = 1,01 ce(z)qref 50jaar cp Ed(w) ≤ Xg,d

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 150
2009
A7-4.2. Hellende gevel of hellend dak

Belastings- Vulelement
combinatie Rekenwaarde Criterium
Doorgaans niet noodzakelijk. Het eventuele
GGT : vervormingscriterium dat geformuleerd moet
Eigengewicht Fd(g,w) = gk + 0,83 ce(z)qref 50jaar cp worden, betreft de functionaliteit of de
+ wind duurzaamheid van het product
UGT :
Ed(w) ≤ Xg,d
Fd (g,w) = 1,1 gk + 1,01 ce(z)qref50jaar cp
Doorgaans niet noodzakelijk. Het eventuele
GGT : vervormingscriterium dat geformuleerd moet
Eigengewicht
Fd(g,s) = gk + 0,88.µ i.sk worden, betreft de functionaliteit of de
+ sneeuw duurzaamheid van het product
UGT : Fd(g,s) = 1,1 gk + 0,965 µ i.sk Ed(w) ≤ Xg,d
Eigengewicht
UGT : Fd(g,w,s) =
+ wind Ed(w) ≤ Xg,d
1,1.gk + 0,965.µ i.sk +0,30 ce(z)qref 50jaar cp
+ sneeuw
Eigengewicht
UGT : Fd(g,s,w) =
+ sneeuw Ed(w) ≤ Xg ,d
1,1 gk +1,01 ce(z)qref 50jaar cp+ 0,29 µ i.sk
+ wind
Eigengewicht UGT : Fd(g,w,s) = 1,1 gk Ed(w) ≤ Xg,d

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 151
2009
Verantwoordelijke uitgever : Carlo De Pauw
WTCB, Lombardstraat 42
1000 BRUSSEL

D/2009/0611/02

WTCB-Rapport nr. 11 Toepassing van de Eurocodes op het ontwerp van buitenschrijnwerk 152
2009
B R U S S E L
Maatschappelijke zetel
Lombardstraat 42
B-1000 Brussel
e-mail : info@bbri.be
algemene directie
02/502 66 90
 02/502 81 80

Z A V E N T E M
Kantoren
Lozenberg 7
B-1932 Sint-Stevens-Woluwe
(Zaventem)
02/716 42 11
 02/725 32 12

technisch advies - communicatie - kwaliteit


toegepaste informatica bouw
planningtechnieken
ontwikkeling & valorisatie

publicaties
02/529 81 00
 02/529 81 10

L I M E L E T T E
Proefstation
Avenue Pierre Holoffe 21
B-1342 Limelette
02/655 77 11
 02/653 07 29

onderzoek & innovatie


laboratoria
vorming
documentatie
bibliotheek

HEUSDEN-ZOLDER
Demonstratie- en informatiecentrum
Marktplein 7 bus 1
B-3550 Heusden-Zolder
011/22 50 65
 02/725 32 12

ICT-kenniscentrum voor
bouwprofessionelen (ViBo)

You might also like