You are on page 1of 110

DRIEMAANDELIJKSE PUBLICATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN 0577-2028 – PRIJSKLASSE : A11

WTCB
EEN UITGAVE VAN HET WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJF

TECHNISCHE
VOORLICHTING 214 GLAS EN
GLASPRODUCTEN,
FUNCTIES VAN BEGLAZING

December 1999
T E C H N I S C H E
VOORLICHTING GLAS EN
GLASPRODUCTEN,
FUNCTIES VAN BEGLAZING
Deze Technische Voorlichting werd door een werkgroep opgesteld in het kader enerzijds van de
werkzaamheden van het Technisch Comité Glaswerken en anderzijds van de Technologische Adviseer-
dienst “Gebouwomhulsel”, gesubsidieerd door de Gewesten.

Samenstelling van het Technisch Comité

Voorzitter : D. Adams, Cobelver nv, Brussel


Leden : Aannemers van glaswerken
P. Canipel, Canipel Glaswerken bvba, Wetteren
L. Delvoie, sprl Delvoie, Seraing
J. Devilers, Aluglaver sa, Montignies-sur-Sambre
D. Lefevere, Glashandel Lefevere nv, Torhout
Y. Leroi, Leroi Industries nv, Hasselt
E. Mathar, Glaserei Mathar, Eupen
J.P. Quarante, Batiglass sprl, Genval
P. Vigoureux, Vigoureux P. Glaswerken, Wijnegem
Verbond van de glasindustrie
R. Nokerman, Glaverbel, Brussel
F. Serruys, Saint Gobain Glass, Brussel
F. Symoens, Solaglas Polypane Benelux nv, St.-Niklaas
Unfiver
J. Bal, Soliver
A. Legrain, Mirorlux bvba, Heule
en
J. Dekeyser (Seco), P. Keukeleire (raadgevend ingenieur bij studiebureau BEEMM)
Animator : E. Meert, technologische adviseur (WTCB)
Rapporteur : D. Raymaekers (WTCB)

Samenstelling van de werkgroep

Coördinator : R. Nokerman (Glaverbel)


Leden : E. Meert (WTCB), F. Serruys (Saint Gobain Glass)
Rapporteur : D. Raymaekers (WTCB)

Namen ook deel aan de studie van deze Nota : E. Dupont (WTCB), G. Janssen (Glaverbel),
J. Lecompte (Saint Gobain Glass), R. Stassen (Glaverbel).

WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJF


WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947
Maatschappelijke zetel : Violetstraat 21-23 te 1000 Brussel

Dit is een publicatie van technische aard. De bedoeling ervan is de resultaten van praktijkonderzoek voor
de bouwsector te verspreiden.

Het, zelfs gedeeltelijk, overnemen of vertalen van de tekst van deze Technische Voorlichting is slechts
toegelaten na schriftelijk akkoord van de verantwoordelijke uitgever.

◆ TV 214 – december 1999


LIJST VAN DE GEBRUIKTE SYMBOLEN

VOORWOORD

1 INLEIDING
INHOUD
1.1 Glas door de jaren heen ........................................................... 7
1.2 Glas en fundamentele eisen van de BPR ................................ 7

2 GLAS EN GLASPRODUCTEN

2.1 Samenstelling van het glas ...................................................... 8


2.2 Voornaamste eigenschappen van glas ..................................... 8
2.3 Soorten glas en beglazing ........................................................ 8
2.3.1 Basisproducten ......................................................................... 10
2.3.2 Speciale basisproducten ........................................................... 12
2.3.3 Afgeleide producten ................................................................. 13
2.3.4 Identificatie van de beglazingen .............................................. 19
2.3.5 Andere dan glasproducten ....................................................... 20
2.4 Afmetingen en toleranties ........................................................ 20
2.4.1 Methoden voor de controle van de afmetingen ...................... 20
2.4.2 Basisproducten ......................................................................... 21
2.4.3 Afgeleide producten ................................................................. 23
2.5 Gebreken in het glas ................................................................ 28
2.6 Bewerken van glas ................................................................... 28
2.6.1 Snijden van de basisproducten tot de gebruiksafmetingen ..... 28
2.6.2 Randbewerking ........................................................................ 28
2.6.3 Uitvoering van gaten en uitsparingen ..................................... 29
2.7 Opslag en behandeling van glas .............................................. 31
2.7.1 Opslag ...................................................................................... 31
2.7.2 Verplaatsing ............................................................................. 31

3 FUNCTIES VAN BEGLAZING

3.1 Regeling van licht en zonnewarmte ........................................ 33


3.1.1 Elektromagnetische straling ..................................................... 33
3.1.2 Energie- en lichtfactoren ......................................................... 34
3.1.3 Beheersen van de thermische effecten van de zonnestraling . 36
3.1.4 Verlichting, zichtbaarheid, verduistering ................................ 43
3.1.5 Gecombineerde benadering van de beschermingen tegen
licht en energie ......................................................................... 46
3.2 Bestandheid tegen weersinvloeden - warmte-isolatie ............. 46
3.2.1 Bescherming tegen regen, sneeuw en wind ............................ 46
3.2.2 Warmte-isolatie ........................................................................ 46
3.2.3 Condensatie .............................................................................. 53
3.3 Geluidsisolatie .......................................................................... 55
3.3.1 Geluidsbronnen ........................................................................ 55
3.3.2 Verschillende soorten geluidsisolerende beglazing ................ 57
3.3.3 Keuze van geluidsisolerende beglazing .................................. 61
3.4 Veiligheid ................................................................................. 62
3.4.1 Risico van verwondingen en vallen ........................................ 63
3.4.2 Inbraakweerstand ..................................................................... 65
3.4.3 Weerstand tegen vuurwapens en ontploffing .......................... 66
3.4.4 Brandweerstand ........................................................................ 66

2 TV 214 – december 1999


3.5 Decoratie en architectuur ......................................................... 69
3.5.1 Verschillende soorten sierglas ................................................. 69
3.5.2 Architectuur ............................................................................. 69

4 GLASKEUZE

4.1 Keuzeproblematiek .................................................................. 71


INHOUD
4.2 Verschillende mogelijke combinaties ...................................... 71
4.2.1 Thermische isolatie .................................................................. 71
4.2.2 Thermische isolatie + akoestische isolatie .............................. 71
4.2.3 Thermische isolatie + veiligheid ............................................. 71
4.2.4 Thermische isolatie + akoestische isolatie + veiligheid ......... 72
4.2.5 Een van de voorgaande keuzen + zonwering.......................... 72
4.3 Samenvatting ............................................................................ 72
4.4 Beschrijving voor bestekken ................................................... 73
4.5 Voorbeelden ............................................................................. 75

5 BEREKENING VAN DE BEGLAZINGSDIKTE

5.1 Dikte van gevelbeglazingen ..................................................... 76


5.2 Dikte van hellende beglazing .................................................. 76
5.3 Equivalentie tussen de dikten van de verschillende
beglazingssoorten ..................................................................... 78
5.3.1 Gehard glas .............................................................................. 78
5.3.2 Halfgehard glas ........................................................................ 79
5.3.3 Gelaagd glas en dubbele beglazingen ..................................... 79
5.4 Doorbuiging van beglazing ..................................................... 80
5.4.1 Inleiding ................................................................................... 80
5.4.2 Berekening van de doorbuiging .............................................. 80

BIJLAGE 1 Glas door de eeuwen heen ............................................................................................... 82


BIJLAGE 2 Eigenschappen van sodo-calciet-silicaatglas .................................................................... 85
BIJLAGE 3 Berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënt U van beglazingen ............................. 88
BIJLAGE 4 Berekening van de temperatuur van de beglazing ........................................................... 90
BIJLAGE 5 Akoestische begrippen ...................................................................................................... 92
BIJLAGE 6 Overeenkomst NBN S 23-002 - NBN EN/prEN ............................................................. 97
BIJLAGE 7 Lexicon Nederlands - Frans ............................................................................................. 100

LITERATUURLIJST ............................................................................................................................ 103

3 TV 214 – december 1999


LIJST VAN DE GEBRUIKTE
SYMBOLEN
SYMBOOL BETEKENIS EENHEID

c Massieke warmte J/(kg.K)

cpe Buitendrukcoëfficiënt –

cpi Binnendrukcoëfficiënt –

e Dikte van een glasplaat mm

e* Dikte van de tussenlaag van een gelaagde beglazing mm

eeq Equivalente dikte van een glasplaat mm

f Frequentie Hz

f Doorbuiging mm

fcr Kritische frequentie van een glasplaat Hz

g Totale energietransmissiecoëfficiënt of zonnefactor –

he Warmteovergangscoëfficiënt aan het buitenoppervlak W/(m2.K)

hi Warmteovergangscoëfficiënt aan het binnenoppervlak W/(m2.K)

hs Thermische (of warmte)geleidbaarheid van een gaslaag W/(m2.K)

ht Thermische (of warmte)weerstand van de componenten van een beglazing W/(m2.K)

k Veiligheidscoëfficiënt –

n Brekingsindex –

p Geluidsdruk Pa

p0 Referentiedruk (akoestiek) Pa

q Warmtestroom W/m2

qe Thermische reëmissiefactor naar buiten –

qi Thermische reëmissiefactor naar binnen –

s Dikte van de gaslaag mm

t Toleranties op de nominale afmetingen volgens het vlak mm

w Winddruk Pa

B, H Nominale afmetingen van een glasplaat volgens het vlak mm

C Automatische sluiting (brand) –

C Absorptiefactor voor roze ruis dB

Ctr Absorptiefactor voor verkeerslawaai dB

E Elasticiteitsmodulus N/mm2

E Dichtheid (brand) min

I Isolatie (brand) min

G Eigen gewicht van de beglazing kg of Pa

4 TV 214 – december 1999


SYMBOOL BETEKENIS EENHEID

G Glijmodulus N/mm2

Nu Nusselt-getal –

P Thermische permeantie W/(m2.K)

Q Warmtehoeveelheid W

Lp Geluidsdrukniveau dB

R Thermische weerstand (warmteweerstand) (m2.K)/W

R Draagvermogen (brand) min

R Geluidsverzwakkingsindex dB

Rw Gewogen geluidsverzwakkingsindex dB

S Rookdoorgang (brand) min

Sn Sneeuwbelasting Pa

U Warmtetransmissiecoëfficiënt W/(m2.K)

W Straling (brand) min

α Lineaire uitzettingscoëfficiënt m/(m.K)

αe Directe absorptiefactor van de zonne-energie –

ε Gecorrigeerd emissievermogen –

εn Normaal emissievermogen –

λ Golflengte nm

λ Thermische geleidbaarheid (warmtegeleidbaarheid) W/(m.K)

υ Coëfficiënt van Poisson –

ρ Volumieke massa kg/m3

ρe Directe weerkaatsingsfactor van de zonne-energie –

ρv Lichtweerkaatsingsfactor –

τe Directe transmissiefactor van de zonne-energie –

τv Lichttransmissiefactor –

φe Invallende zonne-energie W/m2

5 TV 214 – december 1999


VOORWOORD

Deze Technische Voorlichting vervangt die paragrafen van TV 113 “Glaswerken” [82]
en de TV 176 “Glas in daken” die de glasproducten en hun prestaties beschrijven. De
plaatsing van de beglazing zal in een later te publiceren Nota worden behandeld.

Dit document is voornamelijk gebaseerd op de normen terzake en op de ontwerpnormen


van het CEN TC 129 “Glass in buildings”. Hij bevat de essentiële informatie uit die
normen, waardoor naar een enkel document kan verwezen worden in plaats van naar een
bibliotheek van normen (zie literatuurlijst). Daar die normen – en zeker die ontwerp-
normen – voortdurend evolueren, is het dan ook wenselijk informatie in te winnen bij het
Belgisch Instituut voor Normalisatie (BIN) om die evolutie te volgen.

Ook waren op het ogenblik van de opstelling van deze Nota bepaalde CEN-documenten
niet beschikbaar in hun definitieve versie. Bepaalde onderwerpen worden bovendien niet
door het CEN behandeld. In die gevallen werd de norm NBN S 23-002 (equivalent aan
de STS 38) [18] als referentiedocument gebruikt. Dat geldt onder meer voor de waarden
van de breuksterkte van glas en de methode voor de berekening van de dikten.

Ten behoeve van de duidelijkheid staan de paragrafen of waarden overgenomen uit de


norm NBN S 23-002 (STS 38) duidelijk in de tekst aangegeven.

Belangrijk is voorts dat iedere nieuwe Europese norm goedgekeurd door het CEN TC129
en omgevormd in een Belgische norm een hoofdstuk van de norm NBN S 23-002 (STS 38)
vervangt; deze is bijgevolg niet langer actueel. Bijlage 6 geeft de overeenkomst tussen de
paragrafen van de NBN S 23-002 en de Europese normen die ze vervangen of zullen
vervangen.

6 TV 214 – december 1999


1 INLEIDING

1.1 GLAS DOOR Ofschoon glas al meerdere mil- De bijzonder snelle technische evolutie van de jong-
DE JAREN HEEN lennia gekend is (*), werd het ste jaren heeft het Technisch Comité Glaswerken
jarenlang enkel gebruikt om van het WTCB aangezet de huidige kennis samen
openingen af te sluiten die het daglicht moesten te vatten in een Technische Voorlichting.
doorlaten. De windwerking was de voornaamste
parameter die de karakteristieken van het glas beïn-
vloedde. 1.2 GLAS EN FUN- Volgens de
DAMENTELE EISEN Europese
Op het einde van de jaren 40 vond het concept van VAN DE BPR (**) richtlijn over
de dubbele beglazing, bedoeld om de warmte-iso- bouwproducten
latie te verbeteren, ingang. De definitieve doorbraak worden de bouwmaterialen en bouwwerken onder-
kwam echter in onze streken slechts ten gevolge steld te voldoen aan 6 fundamentele eisen. Ook de
van de energiecrisis van de jaren 70. glasproducten moeten aan die eisen voldoen; deze
TV legt uit hoe ze daaraan beantwoorden :
In de loop van de jaren werd de zonnestraling steeds ◆ mechanische sterkte en stabiliteit : de beglazing
belangrijker bij de keuze van de beglazing. De con- voor gevels moet berekend worden uitgaande
trole van de lichtsterkte en de warmtewinsten werd van de windwerking (hoofdstuk 5). In sommige
mogelijk dankzij de ontwikkeling van specifieke gevallen moet er bijkomend rekening gehouden
coatingstechnieken, die tevens de warmte-isolatie worden met thermische breuk (§ 3.1.3.4, p. 42).
van de beglazing verbeterden. De berekening van beglazing met een dragende
functie (vloeren, trappen) wordt in deze Nota
Bovendien worden aan de beglazing regelmatig niet behandeld
andere eisen gesteld, zoals veiligheid bij schokken ◆ brandveiligheid : in bepaalde gevallen moet de
en inbraakbeveiliging. Het gebruik van gehard en beglazing een zekere brandweerstand hebben
gelaagd glas heeft geleid tot een verbetering van (§ 3.4.4, p. 66)
die eigenschappen. ◆ hygiëne, gezondheid en milieu : glas geeft geen
verontreinigende stoffen af die nadelig zijn voor
Wat de geluidsisolatie betreft, is ze ook beter ge- de gezondheid, absorbeert geen vocht en laat
worden door gebruik van dubbel glas met speciale die niet binnendringen
gassen of met gelaagd glas, die heel nuttig zijn in ◆ gebruiksveiligheid : op plaatsen waar er gevaar
onze steeds luidruchtigere samenleving. is voor de veiligheid van personen, kan glas
bepaalde karakteristieken hebben om vallen te
Naast de genoemde functies speelt ook het esthe- voorkomen wegens het wegvallen van de be-
tische uitzicht van een beglaasde gevel een belang- scherming (leuning) of om verwondingen te
rijke rol. Toepassing van de technieken van het vermijden wegens contact met scherpe of snij-
Structureel Gelijmd Glaswerk (SGG) of Structu- dende randen (§ 3.4, p. 62). Bij toepassing van
reel Verankerd Glaswerk (SVG) kan hier een bij- glas als draagvloer of als trap kan de opper-
drage leveren. vlakte van het glas zodanig behandeld worden
dat het risico te vallen door uitschuiven beperkt
Ten slotte begint glas ook als constructief element wordt
te worden gebruikt. ◆ bescherming tegen lawaai : de beglazing draagt
bij tot de geluidsisolatie van de gebouwen (§ 3.3,
Ofschoon bepaalde hierboven vermelde eisen te- p. 55)
genstrijdig zijn (bijvoorbeeld een maximale licht- ◆ energiebesparing en warmte-isolatie : de hui-
doorlatendheid gekoppeld aan een minimale ener- dige beglazing draagt bij tot de warmte-isolatie
gietoevoer in de zomer), wenst men ze vaak te com- van de gebouwen en de energiebesparing, zo-
bineren. wel ’s zomers als ’s winters (zonnecontrole,
§§ 3.1 en 3.2, p. 33 à 55).

(*) Bijlage 1 geeft een bondig historisch overzicht van glas en (**) BPR : Europese richtlijn met betrekking tot bouwproducten
beglazing. (CE 89/106).

7 TV 214 – december 1999


2 GLAS EN
GLASPRODUCTEN

Dit hoofdstuk beschrijft : Tabel 1 Samenstelling van sodo-calciet-silicaatglas


◆ het glas als materiaal dat voor de vervaardiging (massaverhouding).
van glasproducten wordt gebruikt (samenstel-
VÓÓR SMELTING NA SMELTING
ling, eigenschappen)
◆ de verschillende soorten beglazing en hun ver- zand (SiO2) 58 % SiO2 69 à 74 %
vaardigingswijze veldspaat (SiO2 , Na2O 12 à 16 %
◆ de afmetingen van glasproducten en de toleran- Al2O3 , K2O, Na2O) 3% CaO 5 à 12 %
ties daarop
kalk (CaO) 4% MgO 0à6%
◆ de toegelaten onvolkomenheden
dolomiet (CaO , MgO) 17 % Allerlei 0à3%
◆ het snijden van het glas en het afwerken van de
randen soda (Na2O) 18 %
◆ de na te leven voorzorgen bij de opslag en de
behandeling van de producten.

Het houdt rekening met de Europese normen en 2.2 VOORNAAM- Tabel 2 geeft
ontwerpnormen over glasproducten. Behoudens STE EIGENSCHAP- de voornaam-
uitdrukkelijk anders vermeld, zijn alle gegeven cij- PEN VAN GLAS ste eigenschap-
fers en waarden afkomstig uit deze Europese nor- pen van sodo-
men en ontwerpnormen. calciet-silicaatglas. Meer details zijn opgenomen
in Bijlage 2 (p. 85).

2.1 SAMENSTELLING Glas voor beglazing van


VAN HET GLAS gebouwen is samenge- 2.3 SOORTEN Afgewerkt glas wordt
steld uit : GLAS EN verkregen door het in
◆ kiezelzand, dat als verglazende massa wordt BEGLAZING § 2.1 beschreven
gebruikt mengsel tot zijn
◆ natriumcarbonaat (soda), dat als smeltmiddel smeltpunt (≈ 1500 °C) te verhitten en vervolgens af
wordt gebruikt om de smelttemperatuur van het te koelen en te verwerken. Naar gelang van het
silicium te verlagen gebruikte procédé kunnen verscheidene soorten glas
◆ kalk, die als stabilisator dient om aan het glas worden vervaardigd.
zijn chemische bestandheid te verlenen
◆ diverse metaaloxiden, die de mechanische ei- Onder de glasproducten wordt een onderscheid
genschappen en de bestandheid tegen weersin- gemaakt tussen :
vloeden verbeteren en het zijn eventuele kleur ◆ de basisproducten, d.w.z. de sodo-calciet-sili-
verlenen. caatglasproducten zoals die uit de oven komen,
zonder verdere bewerking
Gelet op zijn samenstelling wordt deze glassoort ◆ de speciale basisproducten, d.w.z. de glaspro-
“sodo-calciet-silicaatglas” genoemd. Het merendeel ducten (die uit de oven komen en geen verdere
van de in de bouw gebruikte glasproducten is van bewerking ondergaan hebben), die een andere
dit type, met uitzondering van bepaalde speciale samenstelling hebben dan de sodo-calciet-
producten (borosilicaatglas, vitrokeramisch glas) silicaatglasproducten
die in § 2.3.2 (p. 12) worden beschreven. ◆ de verwerkte producten, d.w.z. de producten die
worden bekomen door verwerking van de basis-
De samenstelling van sodo-calciet-silicaatglas producten of speciale basisproducten tot nieuwe
wordt gegeven in tabel 1. Afgezien van de in die producten met verschillende eigenschappen.
tabel genoemde elementen kunnen de glasproducten
nog geringe hoeveelheden andere stoffen bevatten, Tabel 3 geeft de verschillende soorten glas en
daar een deel van de grondstof uit gerecycleerd beglazing die verder in dit hoofdstuk beschreven
glas bestaat. worden.

8 TV 214 – december 1999


Tabel 2
EIGENSCHAPPEN WAARDE
Voornaamste
Volumieke massa ρ bij 18 °C (*) 2500 kg/m3 eigenschappen
van sodo-calciet-
Elasticiteitsmodulus E (*) 70 000 N/mm2 silicaatglas.

Coëfficiënt van Poisson υ (*) 0,2

Mohs-hardheid (*) 6

Smelttemperatuur (***) ≈ 1500 °C

Verwekingstemperatuur (***) ≈ 600 °C

Lineaire uitzettingscoëfficiënt α (*) 9.10-6 m/(m.K)

Warmtegeleidingscoëfficiënt λ (*) 1 W/(m.K)

Massieke warmte “c” (*) 700 J/(kg.K)

Breuksterkte bij buiging :


- uitgegloeid glas (**) 41,2 N/mm2
- halfgehard glas (**) (****)
- thermisch gehard glas (**) 196,0 N/mm2

Waarde beschouwd voor de berekening van de buiging :


- uitgegloeid glas (**) 16,5 N/mm2
- halfgehard glas (**) (****)
- thermisch gehard glas (**) 49,0 N/mm2

Druksterkte (***) 1000 N/mm2

Warmtetransmissiecoëfficiënt (enkel glas van 4 mm) (*) 5,8 W/(m2.K)

Brekingsindex “n” ten overstaan van lucht (*) 1,5

Lichttransmissie (enkel glas van 4 mm) (***) 0,90

Zonnefactor (enkel glas van 4 mm) (***) 0,87

Normaal emissievermogen van ongecoat glas of van gecoat


glas zonder invloed op het emissievermogen (*) 0,88

(*) Waarden afkomstig van de normen NBN EN 572 [6] en NBN EN 673 [7].
(**) Waarden afkomstig van de norm NBN S 23-002 (STS 38) [18].
(***) Waarden afkomstig van andere (niet-normatieve) bronnen dan de normen NBN
EN 572, NBN EN 673 en NBN S 23-002.
(****) De norm NBN S 23-002 (STS 38) geeft geen waarde van de breuksterkte bij
buiging voor halfgehard glas; die waarde alsook de toe te passen veiligheids-
coëfficiënt moeten worden bepaald in een technische goedkeuring of, indien die
ontbreekt, worden dezelfde waarden genomen als voor uitgegloeid glas.

Tabel 3
BASISPRODUCTEN SPECIALE BASISPRODUCTEN VERWERKTE PRODUCTEN
Glasproducten.
Floatglas Borosilicaatglas Thermisch gehard glas
Figuurglas Glaskeramiek Halfgehard glas
Draadglas Glas met hoog loodgehalte Chemisch gehard glas
Profielglas Gelaagd glas
Getrokken glas Gecoat glas
Vormgegoten glas Dubbel glas
Geblazen glas Gebogen glas
Spiegel
Sierglas
Chromogeen glas

9 TV 214 – december 1999


1
A 2 Afb. 1 Floatprocédé.
3
4 1. Smeltoven
2. Uitgloeioven
3. Controle op gebreken
4. Versnijden
A tot E : zie § 2.3.1.1

B C D E

2.3.1 BASISPRODUCTEN Alle in deze paragraaf beschreven vlakke basispro-


ducten zijn van uitgegloeid glas. De term ‘uitge-
2.3.1.1 FLOATGLAS gloeid’ staat tegenover halfgehard of gehard glas
(§ 2.3.3, p. 13).
Het glas wordt vervaardigd volgens het float-pro-
cédé. Dit volledig automatische procédé, ontwik-
keld in 1959, vervangt tegenwoordig nagenoeg 2.3.1.2 FIGUURGLAS
volledig de trekprocédés (zie § 2.3.1.5, p. 12). Het
omvat de volgende fasen : Figuurglas is uitgegloeid, vlak, doorschijnend, al
◆ de grondstoffen worden gedoseerd en in de dan niet gekleurd glas, bekomen door continugieten,
smeltoven (afbeelding 1-1) gevoerd (afbeel- waarvan een of beide zijden tekeningen vertonen
ding 1A); het smelten gebeurt bij een tempera- die ontstaan door de glasplaat tijdens het walsen
tuur van ongeveer 1550 °C (afbeelding 1B) tussen getextureerde rollen te leiden (afbeeldingen 2
◆ de temperatuur daalt vervolgens tot ongeveer en 3).
1100 à 1300 °C (afbeelding 1C); het mengsel
komt dan op een bad smeltend metaal (afbeel-
ding 1D) waarop het vlakglas met een constante 2.3.1.3 DRAADGLAS OF GEPANTSERD/
dikte wordt gevormd; aan de uitgang van het GEWAPEND GLAS
metaalbad is de temperatuur gedaald tot 600 °C
◆ het glas komt dan in een uitgloeioven (afbeel- Het is glas waarin tijdens de vervaardiging metaal-
ding 1-2) waar het geleidelijk en gecontroleerd draad wordt verwerkt (afbeelding 5); deze pantse-
afkoelt tot 50 °C; dit dient om de inwendige ring heeft tot doel glasscherven ter plaatse te hou-
spanningen uit te schakelen en het glas later te den bij glasbreuk, maar neemt geen deel aan de
kunnen snijden. Om die reden wordt dit glas- mechanische sterkte. De sterkte van gewapend glas
type uitgegloeid glas genoemd is kleiner dan die van ongewapend glas, omdat het
◆ aan de uitgang van de uitgloeioven ondergaat draadnet de intrinsieke sterkte van het glas vermin-
het glas nog een automatische controle van de dert.
gebreken (afbeelding 1-3) alvorens te worden
versneden (afbeelding 1-4). Omwille van de wapening en de daaruit voort-
vloeiende verzwakking, kan draadglas niet worden
Floatglas is uitgegloeid, transparant, helder of ge- gehard. Het gebruik in gelaagd glas of dubbel glas
kleurd vlakglas, waarvan beide vlakken effen en is eveneens afgeraden (geen waarborg).
evenwijdig zijn. Dat is het meest gebruikte basis-
product.

1 2 Afb. 2 Vervaardigings-
4 procédé van figuurglas.
3 5
1. Smeltoven
2. Getextureerde rollen
3. Uitgloeioven
4. Controle op gebreken
5. Versnijden

10 TV 214 – december 1999


Afb. 3 Voorbeelden van figuurglas.

2 Afb. 4 Vervaardigings-
1 procédé van draadglas.
4 1. Smeltoven
3 5
2. Plaatsing van het
draadnet
3. Uitgloeioven
4. Controle op gebreken
5. Versnijden

Afb. 5 Voorbeeld Afb. 7 Voorbeelden van combinaties van profielglas voor


van draadglas. de uitvoering van warmte-isolerende wanden.

Afb. 6
Profielglas.

2.3.1.4 GEPROFILEERD GLAS glas van te maken.

Het gaat om uitgegloeid glas dat wordt bekomen Geprofileerd glas kan tot dubbelwandige gehelen
door continugieten gevolgd door walsen en een worden verwerkt door de voegen te dichten met
vormproces; meestal is het profiel U-vormig (af- een kit (silicone); verschillende combinaties zijn
beelding 6). Tijdens de vervaardiging kan metaal- mogelijk (afbeelding 7).
draad worden ingewerkt om er gepantserd profiel-

11 TV 214 – december 1999


Dubbelwandig profielglas wordt voornamelijk Afb. 8 Trekprocédés.
gebruikt voor gebouwen met een lage vochtig- A. PROCÉDÉ LIBBEY-OWENS B. PROCÉDÉ FOURCAULT EN
heidsgraad om condensatieproblemen tussen de PITTSBURGH
wanden uit te sluiten.

Het kan zowel voor binnen- als buitenwanden


worden gebruikt, maar niet waar veiligheidsglas
vereist is (glas in daken, risico van vallen, zie
§ 3.4, p. 62).

2.3.1.5 GETROKKEN GLAS

Historisch gezien was het door de Belg Fourcault


rond 1920 ontwikkelde trekprocédé het eerste ma-
chinaal procédé voor de vervaardiging van vlak-
glas. De methode bestaat in het continu trekken De normontwerpen prEN 1051 [28] en 12725 [36]
van een glasplaat met behulp van een soort kam die bevatten meer details omtrent glazen siertegels en
in het smeltende glasbad wordt gedompeld. Die bouwstenen en hun gebruik in wanden.
plaat wordt met vuur gepolijst en vervolgens uit-
gegloeid in de oven en machinaal versneden. Het
trekken uit het smeltende glasbad gebeurt steeds 2.3.1.7 GEBLAZEN GLAS
verticaal, terwijl het uitgloeien ofwel verticaal (pro-
cédé Fourcault en Pittsburgh) ofwel horizontaal Geblazen glas wordt vervaardigd door middel van
(procédé Libbey-Owens) gebeurt (afbeelding 8). een oud artisanaal procédé, het blazen, waarmee een
uitgebreid kleurengamma kan bekomen worden. Dit
Dit product wordt steeds minder gebruikt omdat procédé wordt nog toegepast voor de vervaardiging
het uitzicht gebreken vertoont. Bij sommige restau- van gekleurd glas voor glas-in-loodramen.
ratiewerken is er wel vraag naar omwille van zijn
“antiek” aspect.
2.3.2 SPECIALE BASISPRODUCTEN
2.3.1.6 VORMGEGOTEN GLAS 2.3.2.1 BOROSILICAATGLAS

Hieronder verstaat men doorschijnende glazen ele- Borosilicaatglas bevat tussen 7 en 15 % booroxide.
menten die gegoten zijn, hetzij in de vorm van sier- Zijn uitzettingscoëfficiënt bedraagt één- tot twee-
tegels, hetzij in de vorm van bouwstenen (d.w.z. derden van die van sodo-calciet-silicaatglas. Het
glazen elementen die luchtdicht zijn en die door- vertoont voorts een zeer goede zuurbestandheid.
gaans samengesteld zijn uit twee of meer aan el-
kaar gelaste delen, afbeelding 9) of nog in de vorm Borosilicaatglas wordt onder andere gebruikt voor
van blokken (d.w.z. glazen elementen die volgens schermen van open haarden.
het persprocédé vervaardigd zijn en die stevig met
elkaar verbonden zijn om een luchtdicht oppervlak Meer gegevens over de samenstelling en de eigen-
te verkrijgen). Die elementen mogen niet worden schappen van borosilicaatglas vindt men in de norm
gebruikt voor de bouw van dragende constructie- NBN EN 1748-1 [10].
delen.

Afb. 9 Glazen 2.3.2.2 GLASKERAMIEK


bouwsteen.
Glaskeramiek is samengesteld uit een kristallijne
fase en een residuele vitreuze fase. Ze kan worden
vervaardigd met het floatprocédé of met een trek-
procédé. Vervolgens ondergaat ze een thermische
behandeling die een deel van het glas op gecontro-
leerde wijze omvormt in een fijngekristalliseerde
fase, waardoor ze eigenschappen verkrijgt die ver-
schillen van die van het basisproduct. De voornaam-
ste van die eigenschappen zijn een elasticiteitsmo-
dulus van 90 000 N/mm2 en een lineaire uitzettings-
coëfficiënt α van omzeggens nul.

12 TV 214 – december 1999


Glaskeramiek wordt onder andere gebruikt voor Afb. 10 Voorbeeld van spanningszone geïnduceerd in
kookplaten. thermisch gehard glas (e = dikte van het glas).
trek druk
Meer details omtrent de samenstelling en eigen-
schappen van glaskeramiek vindt men in de norm
NBN EN 1748-2 [11].

2.3.2.3 GLAS MET EEN HOOG e


LOODGEHALTE 0,2 e

Het gaat om glas met een loodgehalte van de orde


van 70 %, waardoor het in staat is X- en γ-stralen
sterk te verzwakken. Het is gevoelig voor oxidatie; het glas worden opgewekt. De kern staat onder trek-
men moet dus contact met water en detergenten spanning, terwijl de zones nabij de glasvlakken
vermijden. De volumieke massa is ongeveer het onder drukspanning staan (afbeelding 10). Bij bui-
dubbele van die van klassiek glas. Het wordt ge- gen van de glasplaat moeten de drukspanningen
bruikt voor de glazen wanden van medische en in- aan het oppervlak dan ook worden gecompenseerd
dustriële radiologiezalen. alvorens trekspanningen aan het oppervlak ontstaan
die tot glasbreuk kunnen leiden. De bestandheid
van dit type glas tegen mechanische en thermische
2.3.3 AFGELEIDE PRODUCTEN belastingen is dus groter dan bij uitgegloeid glas.

2.3.3.1 THERMISCH GEHARD GLAS Men onderscheidt twee procédés van thermisch
harden (afbeelding 11) :
Thermisch gehard glas (zo genoemd in tegenstel- ◆ verticaal harden : het glas wordt tijdens het har-
ling tot uitgegloeid glas) is glas dat een thermische den aan klemmen opgehangen
behandeling heeft ondergaan om een grotere sterkte ◆ horizontaal harden : het glas ligt tijdens het
te verkrijgen en de fragmentatie te wijzigen. Het harden op horizontale rollen.
glas wordt eerst verhit tot ongeveer 600-650 °C
alvorens het bruusk wordt afgekoeld met lucht. Thermisch gehard glas vertoont fundamenteel ver-
Bijgevolg koelt de buitenzijde van de glasplaat af schillende karakteristieken ten opzichte van deze
vóór de kern, waardoor permanente spanningen in van de basisproducten waarmee het vervaardigd
wordt :

Afb. 11 Thermische hardingsprocédés.

A. HORIZONTALE HARDING

B. VERTICALE HARDING

13 TV 214 – december 1999


◆ het kan na de harding niet meer worden versne- UITGEGLOEID GLAS THERMISCH Afb. 12
GEHARD GLAS Breken van
den, gezaagd, geboord of bewerkt, omdat daar-
door belangrijke spanningen in het glas ontstaan; uitgegloeid
glas en van
versnijden of eventueel boren van gaten moet
thermisch
dus vóór het hardingsproces gebeuren (voor gehard glas.
meer details omtrent het snijden en boren, zie
§ 2.6, p. 28)
◆ het heeft een beduidend hogere mechanische
sterkte en schoksterkte; de norm NBN S 23-002
(STS 38) [18] geeft als breuksterkte bij buiging
van thermisch gehard glas een waarde van
196 N/mm2, tegen 41,2 N/mm2 voor uitgegloeid
glas (*)
◆ het heeft een beduidend hogere sterkte tegen
thermische schokken (zie § 3.1.3.4, p. 42) : het
is bestand tegen een temperatuurverschil van
ongeveer 200 °C, daar waar voor uitgegloeid
glas breuk kan ontstaan bij verschillen van de Indien het glas langzaam afkoelt (geval van uit-
orde van 30 °C. Die waarde is echter zeer ver- gegloeid glas), dan hebben alle NiS-deeltjes de tijd
anderlijk en onder meer afhankelijk van de om gedurende de afkoeling van het glas hun struc-
kwaliteit van de randafwerking van het glas tuur bij lage temperatuur te bereiken. De volume-
◆ in geval van breuk valt het uiteen in niet-snij- schommelingen van de insluitingen kunnen wor-
dende brokjes die kleiner zijn dan bij uitgegloeid den opgenomen door de nog pastavormige toestand
glas, wat snijgevaar beperkt; gehard glas wordt van het glas en vormen alzo geen gevaar voor glas-
daarom voor bepaalde toepassingen als veilig- breuk.
heidsglas beschouwd (§ 3.4)
◆ door thermisch harden is gehard glas minder Bij thermisch gehard glas daarentegen bereikt het
vlak dan uitgegloeid glas; bovendien laten de NiS zijn stabiele structuur bij hoge temperatuur bij
klemmen die bij verticaal harden worden ge- het begin van de harding, wanneer het glas wordt
bruikt, sporen na (hardingspunten). De toleran- verhit tot ongeveer 650 °C. De daaropvolgende
ties voor de vlakheid en de hardingspunten zijn bruuske afkoeling laat het NiS onvoldoende tijd
opgenomen in § 2.4.3.1 (p. 23) om zijn stabiele structuur bij lage temperatuur te
◆ door de drukspanningen die aan het oppervlak bereiken, alvorens het glas volledig vast geworden
van gehard glas worden opgewekt, wordt het is. De omvorming zal dus doorgaan bij de bedrijfs-
glas anisotroop. Onder natuurlijk licht varieert temperatuur van het glas en de daarmee verbonden
de weerkaatsing van punt tot punt en kan het volumetoename kan spontane glasbreuk veroorza-
oppervlak van de glasplaat verschillende ge- ken.
kleurde tekeningen vertonen ten gevolge van
de interferentieverschijnselen, hardingsbloemen Om het risico op glasbreuk te beperken, wordt soms
genoemd. Die interferenties vloeien voort uit een zogenaamde heat soak-behandeling uitgevoerd.
het gevolg van de thermische behandeling en Die behandeling bestaat erin het glas in een oven
mogen niet als een gebrek worden beschouwd. gedurende een bepaalde tijd op te warmen tot een
bepaalde temperatuur om de omvormingsreactie
Afbeelding 12 toont hoe thermisch gehard glas en van het NiS te versnellen. De eventuele breuk ten
uitgegloeid glas breken. gevolge van de aanwezigheid van kritieke NiS-
deeljtes zal zich tijdens die behandeling voordoen.

DE “HEAT SOAK”-BEHANDELING VOOR Afhankelijk van het latere gebruik van het ther-
THERMISCH GEHARD GLAS misch gehard glas, moet in het bestek worden ver-
meld of het een heat soak-behandeling moet onder-
Glas kan insluitingen van nikkelsulfide (NiS) be- gaan. In geval van dragende constructiedelen (lig-
vatten. De insluitingen hebben een diameter van gers, SGG, SVG, …) moeten alle glaselementen
enkele microns (µm) tot enkele millimeters (mm) die behandeling ondergaan.
en vertonen de eigenaardigheid dat hun kristal-
structuur verschilt bij lage en bij hoge temperatuur,
zodat hun volume groter is bij lage temperatuur.

(*) Ter informatie geeft de ontwerpnorm prEN 12150 een waarde van 120 N/mm2 voor thermisch gehard floatglas. Die waarde werd
gevonden met de berekeningsmethode voor beglazingen gegeven in de prEN 13474 [41] en mag volgens de norm NBN S 23-002
niet worden gebruikt.

14 TV 214 – december 1999


Opmerking : de voorwaarden voor de heat soak- Afb. 13 Breukbeeld van halfgehard glas.
behandeling (temperatuurstijging, duur, …) wor-
den momenteel genormaliseerd (CEN TC 129 WI
129055).

2.3.3.2 HALFGEHARD GLAS (“THERMISCH


VERSTERKT GLAS” GENOEMD
VOLGENS HET prEN 1863 [31])

Dit glas heeft een thermische behandeling onder-


gaan vergelijkbaar met de thermische harding, maar
waarbij het bekomen spanningsniveau lager ligt dan
dat van gehard glas, omdat de koeling langzamer
verliep.

Halfgehard glas vertoont fundamenteel verschil-


lende karakteristieken ten opzichte van deze van de
basisproducten waarmee het vervaardigd werd : 2.3.3.3 CHEMISCH GEHARD GLAS
◆ het kan na de thermische behandeling niet meer
worden versneden, gezaagd, geboord of be- Het doel is hetzelfde als bij thermische harding,
werkt; het eventuele versnijden of boren van maar de behandeling gebeurt door een chemisch
gaten moet dan ook ervóór gebeuren (voor meer procédé. Het glas wordt ondergedompeld in een
details zie § 2.6, p. 28) bad met gesmolten zouten bij een temperatuur van
◆ zijn breuksterkte bij buiging is groter dan deze ongeveer 400 °C. Daarbij ontstaat chemische uit-
van uitgegloeid glas; nochtans geeft de norm wisseling van K+-ionen uit het bad gesmolten zou-
NBN S 23-002 geen waarde op, die dan ook ten KNO3 met de ionen Na+ uit het glas. De K+-
geval per geval moet worden opgenomen in een ionen (afmetingen 2,66 Å) nemen de plaats in van
technische goedkeuring (*) de Na+-ionen (afmetingen 1,96 Å). Vermits deze
◆ het heeft een hogere sterkte tegen thermische grotere afmetingen hebben, induceren zij druk-
schokken dan uitgegloeid glas : het is bestand spanningen aan de oppervlakte van het glas, dat
tegen temperatuurverschillen van ongeveer zodoende meer weerstand kan bieden. De onder-
100 °C, terwijl zich bij uitgegloeid glas breuk dompelingsduur is bepalend voor het bekomen
kan voordoen vanaf een temperatuurverschil van spanningsniveau. De spanningsverdeling vertoont
ongeveer 30 °C; die waarde is echter zeer ver- niet dezelfde vorm als bij thermisch gehard glas
anderlijk en onder meer afhankelijk van de (afbeelding 14).
kwaliteit van de randafwerking van het glas
◆ bij glasbreuk kunnen de scherven (vergelijk- De norm NBN S 23-002 (STS 38) definieert een
baar met deze van uitgegloeid glas) kwetsuren waarde voor de breuksterkte bij buiging voor che-
veroorzaken; het wordt daarom nooit als veilig- misch gehard glas van 353 N/mm2 (**).
heidsglas beschouwd; het breukbeeld van half-
gehard glas is gemakkelijk te herkennen aan de Afb. 14 Voorbeeld van de opgewekte spanningen in
stervorm (afbeelding 13) chemisch gehard glas (e = dikte van het glas).
◆ het kan dezelfde interferentieverschijnselen ver-
trek druk
tonen als thermisch gehard glas
◆ vermits halfgehard glas nooit problemen met
nikkelsulfide-insluitingen opgeleverd heeft, is
een heat soak-behandeling overbodig. ≈ 20 µm

(*) Ter informatie geeft het normontwerp prEN 1863 een waarde (**) Ter informatie geeft het normontwerp prEN 12337 een breuk-
van de breuksterkte bij buiging van 70 N/mm2 voor halfgehard sterkte bij buiging van 150 N/mm2 voor chemisch gehard
floatglas. Die waarde werd gevonden met de berekenings- floatglas. Die waarde werd gevonden met de berekenings-
methode voor beglazingen gegeven in de prEN 13474 [41] en methode voor beglazingen gegeven in de prEN 13474 [41]
mag volgens de norm NBN S 23-002 niet worden gebruikt. en mag volgens de norm NBN S 23-002 niet worden gebruikt.

15 TV 214 – december 1999


Omwille van zijn zeer hoge sterkte wordt chemisch procédé toegepast waarbij aan de omtrek van het
gehard glas weinig gebruikt in gebouwen en is het glas een afstandhouder wordt geplaatst, waarna het
vooral bestemd voor toepassingen in de luchtvaart vloeibare hars tussen de glasplaten gegoten wordt
en voor verlichting. en dat hars vervolgens gehard wordt onder UV-
lampen door een polymerisatiereactie.

2.3.3.4 GELAAGD GLAS


2.3.3.5 GECOAT GLAS
Gelaagd glas is samengesteld uit ten minste twee
glasplaten die over hun gehele oppervlakte opeen- Gecoat glas wordt bekomen door aanbrengen van
gelijmd zijn met een tussenlaag (afbeelding 15). een of meerdere lagen anorganisch materiaal (mees-
Die tussenlaag kan bestaan uit een (of meerdere) tal op één zijde van het glas), om de fysische eigen-
kunststoffolies, een hars of een gel en heeft tot doel schappen (zonnefactor, warmtedoorgangscoëfficiënt,
de glasplaten aan elkaar te lijmen en daardoor bij- kleur) en/of de optische eigenschappen (lichttrans-
komende prestaties aan het eindproduct te verle- missie en -weerkaatsing) ervan te wijzigen.
nen.
Gecoat glas kan volgens drie criteria worden ge-
Afb. 15 rangschikt :
Voorbeelden van ◆ de fabricagemethode van de coating (pyroly-
twee- en drielaagse thisch, onder vacuüm of door harding)
beglazingen. ◆ de plaats van de coating op de beglazing tijdens
de verwerking
◆ de gekozen toepassing van de beglazing.

Gecoat glas kan in de meeste gevallen worden ge-


hard, halfgehard, gelaagd of gebogen.

De verschillende toepassingen van gecoat glas (zon-


weerkaatsend, warmte-isolerend, lichtregelend, …)
worden gedetailleerd behandeld in hoofdstuk 3.
tussenlagen

Er bestaan drie fabricagemethoden van gecoat glas :


Die prestaties kunnen bestaan in de beperking van ◆ pyrolythische neerslag van oxiden of mengsels
het gevaar voor kwetsuren bij glasbreuk, inbraak- van oxiden : dergelijke afzetting gebeurt con-
beveiliging, beveiliging tegen vuurwapens en ont- tinu bij hoge temperatuur (500 tot 700 °C) tij-
ploffingen, brandbeveiliging, geluidsisolatie, deco- dens de vervaardiging van het glas, bij het ver-
ratie, … Al deze toepassingen worden besproken laten van het gesmolten metaalbad (afbeel-
in hoofdstuk 3. ding 17); die coatings hebben een goede duur-
zaamheid en worden daarom harde coatings
De fabricatiemethode van gelaagd glas hangt af van genoemd
de tussenlaag. Voor kunststoffolies gaat het om een ◆ coating onder vacuüm : die coatings kunnen
walsprocédé, d.w.z. dat de folie(s) tussen de glas- bestaan uit ofwel oxiden, ofwel metalen. De
platen wordt(en) geplaatst, de eventuele luchtbel- neerslag gebeurt bij omgevingstemperatuur, bui-
len weggewalst worden en dat de onderlinge hech- ten de glasfabricagelijn, in een magnetron; het
ting verkregen wordt door het geheel in een auto- gaat om een hermetisch gesloten ruimte die een
claaf te plaatsen aan hoge druk en temperatuur (af- neutraal gas bevat en waarin onder zeer lage
beelding 16). In geval van harsen wordt een giet- druk een potentiaalverschil tussen twee elektro-

Afb. 16 PVB
Vervaardiging van
glasplaten
gelaagd glas met
tussenlagen van
kunststoffolie.

wassen van de plaatsing van walsen behandeling in uitkomen van


glasplaten de PVB-folies autoclaaf gelaagd
glas

16 TV 214 – december 1999


1 2 Afb. 17 Afzetting van
3 4
5 pyrolythische coatings bij
het verlaten van de oven.
1. Smeltoven
2. Neerslag van oxiden
3. Uitgloeioven
4. Controle op gebreken
5. Versnijden

den wordt gecreëerd. Onder die omstandighe- 2.3.3.6 DUBBELE BEGLAZING


den geeft de kathode metaalionen af, waarvan
sommige zich op het glasoppervlak afzetten Dubbele beglazing is samengesteld uit twee glas-
(afbeelding 18). De productielijn bevat meer- platen die in de fabriek worden samengevoegd en
dere opeenvolgende kamers om meerlaagse af- door een hermetisch gesloten ruimte worden ge-
zettingen uit te voeren (bijvoorbeeld een hecht- scheiden die lucht of een ander gedehydreerd gas
coating op het glas, gevolgd door een tweede bevat (afbeelding 19). Het hoofddoel van die
coating die de gewenste eigenschappen aan het assemblage bestaat in het uitbaten van het isole-
glas verleent en door een derde coating die be- rende vermogen van de lucht- of gaslaag om zo-
scherming moet bieden tegen mechanische en doende de warmtedoorgangscoëfficiënt U van de
chemische inwerkingen). De sterkte van die coa- beglazing te verlagen. Het isolerende vermogen van
tings hangt af van de chemische samenstelling. de beglazing kan nog op verschillende manieren
Aanvankelijk waren ze zeer bros en moesten in worden verbeterd (coatings met een lage emissie,
de dubbele beglazing worden aangebracht om …, zie § 3.2, p. 46).
beschadiging te voorkomen. Tegenwoordig zijn
ze sterker, ofschoon ze nog altijd zwakker zijn De zijden van dubbele beglazing worden conven-
dan de pyrolythische coatings en ze niet altijd tioneel genummerd in “positie” 1 tot 4 van buiten
bij enkel glas kunnen worden toegepast naar binnen (afbeelding 19).
◆ coating door onderdompeling : dit procédé, dat
nagenoeg niet meer gebruikt wordt, bestaat erin Dubbele beglazing bestaat uit de volgende onder-
het glas onder te dompelen in een oplossing. delen :
Deze behandeling leidt tot tweezijdig gecoat ◆ twee glasplaten
glas in tegenstelling tot beide voorgaande pro- ◆ een afstandhouder om de breedte van de ruimte
cédés. tussen de twee glasplaten in te stellen

Afb. 18 Magnetron. magneet

anode
1. vrijkomen van elektronen kathode
N ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;
S
;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;
N
metalen scherm
4. het gas botst tegen het
magnetische velden scherm en maakt
metaaldeeltjes los die
zich op het glas
2. diffusie van neutraal gas afzetten

3. botsing gas-elektron 5. de metaaldeeltjes


worden gericht door het
magnetisch veld en naar
het glas geprojecteerd
vacuümpomp

bewegend glas

17 TV 214 – december 1999


Afb. 19 Dubbele BUITEN BINNEN
beglazing : bestanddelen
en nummering van glasplaten
de zijden.

droge lucht en/of gas

afstandhouder
opening voor
vochtabsorptie
eerste

AAAAAAAA
dichtingsscherm

AAAAAAAA
droogmiddel

AAAAAAAA
tweede
dichtingsscherm
1 2 3 4

◆ twee dichtingsschermen die water- en vocht- ◆ de aanduidingen vervat in de onderha-


infiltratie in de gesloten spouw maximaal moe- vige voorschriften STS 38 niet nageleefd
ten beperken; het eerste is van polyisobutyleen werden voor wat betreft de diktebepaling
en het tweede bestaat meestal uit polyurethaan, van het vereiste glas
silicon of polysulfide ◆ de oorspronkelijke staat van de dubbele
◆ een droogmiddel dat in de afstandhouder wordt beglazingen toevallig of met opzet ge-
gebracht, bestemd om het ingesloten gas te dro- wijzigd of beschadigd werd door afgrui-
gen en de waterdamp te absorberen die eventueel zelen, doorsnijden, slijpen of aanbren-
in de loop van de tijd door diffusie doorheen de gen van een zonwerende film of bedek-
randdichting zou dringen. kingslaag
◆ de beglazingen aan abnormale mechani-
De goede werking van het droogmiddel en van de sche belastingen worden onderworpen,
dichtingsschermen is bepalend voor de levensduur teweeggebracht door de beweging van
van de beglazing. Indien het droogmiddel niet lan- de constructie, door een slecht gedrag
ger doeltreffend is of de randafdichting niet langer van de ramen enz.
hermetisch is, dan kan in de spouw condensatie ◆ de stagnatie van water (condensatiewater
ontstaan en moet de beglazing worden vervangen. en/of inzijpelingswater) in de sponning
niet doelmatig verhinderd werd. Deze
De kwaliteitswaarborg voor dubbele beglazing, kan verhinderd worden door een doel-
voorzien in de technische goedkeuringen (ATG), matige drainering.”
bedraagt 10 jaar, ofschoon de werkelijke levens-
duur gewoonlijk veel langer is. De samenstelling van dubbele beglazing wordt aan-
gegeven door drie waarden (in mm), d.i. : de dikte
De voorwaarden verbonden aan die waarborg wor- van de buitenplaat, van de lucht- of gasspouw en
den in de norm NBN S 23-002 (STS 38) als volgt van de binnenplaat (bijvoorbeeld : 4/12/6 staat voor
omschreven : een buitenplaat van 4 mm, een spouw van 12 mm
“Voor elke isolerende beglazing die behan- en een binnenplaat van 6 mm).
deld, vervoerd en opgeslagen werd volgens
de voorschriften van de fabrikant, en ge- Een isolerende beglazing is aan vervormingen on-
plaatst volgens de onderhavige voorschrif- derhevig. Inderdaad, de spouw wordt tijdens de
ten STS 38, waarborgt de verkoper het niet- productie afgesloten bij een bepaalde temperatuur
vertroebelen van het zicht, door vorming van en luchtdruk. Nochtans, de latere luchtdruk- en
condensatie of door het vastzetten van stof temperatuurschommelingen veroorzaken een lichte
op de binnenzijden van de ruiten gedurende welving van de glasplaten, die bepaalde optische
10 jaar. De waarborg begint te lopen vanaf verschijnselen tot gevolg kunnen hebben. Die zijn
de datum van de factuur aan de koper ge- natuurlijk en onvermijdelijk.
bruiker zonder dat deze datum kan aanvan-
gen voor het verstrijken van de fabricatie- De warmte-isolatie kan worden gekoppeld aan een
termijn die onuitwisbaar is aangebracht. akoestische isolatie alsook aan een zonwering en
Deze waarborg geldt niet voor glasbreuk en aan bepaalde functies van veiligheid en inbraakbe-
vervalt indien : scherming.

18 TV 214 – december 1999


CONCAVE VORM CONVEXE VORM GEBOGEN GLAS Afb. 20
Fabricage en
voorbeeld van
gebogen glas.

2.3.3.7 GEBOGEN GLAS

Dit type glas wordt gebogen bij de verwekings-


temperatuur (≈ 600 °C) waardoor het de kromming
krijgt van de vorm waarop het wordt geplaatst (af-
beelding 20). Gebogen glas kan gehard, gelaagd of – fotochromische beglazingen : hun optische
gecoat zijn en ook in de vorm van dubbele beglazing eigenschappen worden gewijzigd onder in-
voorkomen. vloed van het ultraviolette licht, waardoor een
variatie van de absorptie van de zonnestraling
optreedt (voorbeeld : zonnebrilglazen die ver-
2.3.3.8 SPIEGELS donkeren); de reactietijd van die beglazingen
is van de orde van enkele minuten en de da-
Het glas is behandeld om beelden te weerspiege- ling van de lichttransmissie is groter dan die
len. Het fabricageprocédé van spiegels wordt ver- van de energietransmissie
zilveren genoemd. De norm NBN EN 1036 [8] geeft – thermochromische beglazingen : hun eigen-
meer details over spiegels. schappen veranderen ten gevolge van een che-
misch proces veroorzaakt door een tempera-
tuurwijziging wanneer de beglazing de over-
2.3.3.9 SIERGLAS gangstemperatuur bereikt
– thermotrope beglazingen : het principe is het-
Er kunnen tal van technieken worden toegepast zelfde als voor thermochromische beglazin-
(zeefdruk, emailleren, matteren, zandstralen, …) om gen, behalve dat de verandering van eigen-
sierglas te vervaardigen; details hieromtrent vindt schappen via een fysisch proces gebeurt
men in § 3.5.1 (p. 69). ◆ elektrisch geactiveerde chromogene beglazingen :
– beglazingen met vloeibare kristallen : onder
invloed van een elektrisch veld kan men de
2.3.3.10 CHROMOGEEN GLAS oriëntatie van de kristallen wijzigen en de
beglazing ofwel ondoorschijnend, ofwel
Het gaat om glas met veranderlijke eigenschappen. doorschijnend maken; dergelijke beglazing is
Zo bestaat er niet- elektrisch geactiveerd glas, waar- bestemd voor binnenwanden, bijvoorbeeld
bij de omgevingsvoorwaarden de verandering van van vergaderzalen of voor buitenwanden van
toestand bepalen (temperatuur, lichtinval, …), en dubbele beglazing
elektrisch geactiveerd glas, waarbij de verandering – elektrochromische beglazingen : hun principe
van toestand wordt teweeggebracht door toepas- berust op de injectie of expulsie van elektro-
sing van een elektrische stroom, d.w.z. rechtstreeks nen en ionen die een verkleuring veroorzaken,
door ingrijpen van de gebruiker op de beglazing. teneinde de weerkaatsingsintensiteit te kunnen
regelen afhankelijk van de lichtsterkte.
Momenteel verkeert het merendeel van dit soort
beglazing nog in de ontwikkelings- en prototype- De toepassingen van bepaalde van die beglazingen
fase en wordt er nog verder gewerkt om de fabri- worden beschreven in § 3.1 (p. 33).
cage van die producten in grote afmetingen en op
grote schaal mogelijk te maken. Men kan ervan
uitgaan dat die producten de komende jaren in de 2.3.4 IDENTIFICATIE VAN
handel zullen worden gebracht. DE BEGLAZINGEN

Hierna wordt een bondige beschrijving opgenomen Ofschoon de meting van de dikte van enkele of
van de verschillende soorten chromogene beglazing dubbele beglazing doorgaans geen problemen op-
[53] : levert, is het vaak vrij moeilijk de aard van een
◆ niet-elektrisch geactiveerde chromogene begla- beglazing duidelijk te identificeren, eens die in het
zing : schrijnwerk zit.

19 TV 214 – december 1999


Afb. 21 Controle van de toleranties op de 1
afmetingen B en H.
2
1. Rechthoeken voor de controle van de
tolerantie
2. Glasplaat
B. Richting loodrecht op de
verplaatsingsrichting van de glasbaan op
de fabricagelijn
H. Richting evenwijdig met de verplaatsing
van de glasbaan op de fabricagelijn B-t B+t

H-t

H+t

Wat gecoat glas betreft, zijn sommige coatings dui- ◆ de standaardmaten, d.w.z. de afmetingen van
delijk zichtbaar, wat niet wegneemt dat de aard en de glasplaten zoals die van de fabricagelijn ko-
de eigenschappen van die coating soms moeilijk te men, zonder verdere bewerking noch versnij-
bepalen zijn. ding
◆ de vaste maten, d.w.z. de afmetingen van het
Bij veiligheidsbeglazing is het niet zo eenvoudig glas dat uit platen met standaardmaten gesne-
gehard glas en gelaagd glas te onderscheiden, be- den is en bestemd is voor een latere bewerking
halve wanneer van het laatste een of meerdere ran- of voor rechtstreeks gebruik als beglazing.
den zichtbaar zijn. Het breukpatroon maakt duide-
lijk of men te maken heeft met uitgegloeid, gehard Om na te gaan of een glasplaat voldoet aan de to-
of gelaagd glas. leranties ten opzichte van zijn nominale afmetin-
gen in het vlak B en H, tekent men twee rechthoe-
ken (met hetzelfde centrum en met evenwijdige
2.3.5 ANDERE DAN GLASPRODUCTEN zijden), de ene met de nominale afmetingen ver-
hoogd met de absolute waarde van de tolerantie
Er bestaan nog andere doorzichtige stoffen, zoals “t”, de andere met de nominale afmetingen vermin-
kunststoffen, bijvoorbeeld metacrylaat (beter ge- derd met de absolute waarde van de tolerantie “t”
kend onder de handelsnaam plexiglas) of polycar- (afbeelding 21-1). Om aanvaard te worden, moet
bonaat. Dat laatste product biedt een hoge schok- de glasplaat (afbeelding 21-2) binnen de grote recht-
sterkte. hoek vallen en tezelfdertijd rond de kleine recht-
hoek blijven.
Die producten worden bijvoorbeeld gebruikt voor
de vervaardiging van dakkoepels en komen soms De waarden van B, H en “t” zijn in de tabellen van
ook voor in de samenstelling van meerlaags ge- §§ 2.4.2 en 2.4.3 opgenomen voor de verschillende
laagd glas met een zeer hoog beschermingsniveau glassoorten.
tegen inbraak en vuurwapens.

2.4.1.2 HAAKSHEID
2.4 AFMETINGEN EN
TOLERANTIES Om de haaksheid van een glasplaat na te gaan
(d.w.z. of de hoeken voldoende dicht 90° benade-
2.4.1 METHODEN VOOR DE CON- ren), gebruikt men dezelfde methode als voor de
TROLE VAN DE AFMETINGEN controle van de toleranties op de afmetingen in het
vlak (afbeelding 21). Indien een ruit voldoet aan de
2.4.1.1 PLAATAFMETINGEN toleranties op de afmetingen in het vlak, dan vol-
doet ze ook aan de criteria van de haaksheid (en
Bij de bespreking van de toleranties op de afmetin- vice versa).
gen van glasproducten onderscheidt men twee soor-
ten afmetingen :

20 TV 214 – december 1999


Tabel 4 Nominale
GLASSOORT B (mm) H (mm) TOLERANTIE “t” (mm)
afmetingen
Floatglas 3210 4500, 5100 of 6000 ±5 (standaardmaten) in het
vlak en toleranties “t”
Getrokken glas 2440 à 2880 1600 à 2160 ±5 op die afmetingen voor
floatglas, getrokken
Figuurglas 1260 à 2520 2100 à 4500 ± 3 indien dikte ≤ 6 glas, figuurglas en
± 4 indien dikte > 6 draadglas.

Draadglas 1980 à 2540 1650 à 3820 ±4

Voor profielglas bepaalt men bovendien de hoek- Voor draadglas mogen de metalen draden of draad-
afwijking “z” van de flens (afbeelding 22), die klei- netten geen afwijkingen vertonen (buitenhaaksheid,
ner moet zijn dan 1,0 mm. golven of bogen) groter dan 15 mm/m.

Voor profielglas (afbeelding 23) gelden volgende


2.4.1.3 DIKTE nominale afmetingen en toleranties :
◆ lengte H : meervouden van 250 mm, met een
De reële dikte van een beglazing wordt gedefinieerd maximum van 7000 mm (tolerantie : ± 3 mm)
als het gemiddelde van vier metingen, ieder geno- ◆ breedte B : van 232 tot 498 mm (tolerantie :
men in het midden van de randen met een nauw- ± 2,0 mm)
keurigheid van 0,01 mm, behalve in het geval van ◆ flenshoogte “d” : van 41 tot 60 mm (tolerantie :
dubbele beglazing waarvoor de dikte overeenstemt ± 1,0 mm).
met het gemiddelde van de dikten aan de hoeken en
in het midden van de zijden. De metingen worden
Afb. 23
uitgevoerd met een schroefmaat. De diktewaarden Afmetingen
“e” en de overeenkomstige toleranties zijn opgeno- van
men in de tabellen van §§ 2.4.2 en 2.4.3 voor de profielglas.
verschillende glassoorten.
z
Afb. 22 d H
Hoekafwijking “z”
e
van de flens bij
geprofileerd glas.
B

z
Voor de toleranties op de vaste afmetingen (ge-
bruiksmaten) komen er in de Europese normen geen
2.4.2 BASISPRODUCTEN gegevens voor; er wordt daarom verwezen naar de
waarden opgenomen in de norm NBN S 23-002
2.4.2.1 PLAATAFMETINGEN (STS 38). Tabel 5 geeft die toleranties afhankelijk
van de dikte van de beglazing en in overeenstem-
De toleranties op de afmetingen van de basispro- ming met de voorschriften van die norm.
ducten opgenomen in de norm NBN EN 572 [6]
hebben betrekking op de standaardmaten. De in
tabel 4 gegeven waarden tonen welke maximum- 2.4.2.2 DIKTE
grootten verkrijgbaar zijn bij de fabrikanten. De
afmeting H stemt overeen met de richting evenwij- Tabel 6 geeft de beschikbare nominale dikten “e”,
dig met de verplaatsing van de glasbaan op de de bijhorende toleranties en de gemiddelde opper-
fabricagelijn; de afmeting B stemt overeen met de vlaktemassa voor floatglas, figuurglas, getrokken
richting loodrecht op de verplaatsingsrichting van glas en draadglas. Tabel 7 geeft de nominale dikten
die baan. en de geldende toleranties voor profielglas.

Die afmetingen en overeenkomstige toleranties


worden gegeven in tabel 4.

21 TV 214 – december 1999


Tabel 5 Toleranties “t” voor floatglas, getrokken glas en draadglas (vaste maten).
NOMINALE FLOATGLAS GETROKKEN GLAS DRAADGLAS
DIKTE
(mm) B en H < 1,5 m B of H > 1,5 m B en H < 1,5 m B of H > 1,5 m B en H < 1,5 m B of H > 1,5 m

2 – – ±2 ±3 – –

3 ±2 ±3 ±2 ±3 – –

4 ±2 ±3 ±2 ±3 – –

5 ±2 ±3 ±2 ±3 – –

6 ±2 ±3 ±2 ±3 ±2 ±3

8 ±3 ±4 ±3 ±4 – –

10 ±3 ±4 ±3 ±4 – –

12 ±3 ±4 ±3 ±4 – –

15 ±5 ±6 ±5 ±6 – –

19 ±5 ±6 ±5 ±6 – –

Tabel 6 Nominale dikten “e”, bijhorende toleranties en gemiddelde oppervlaktemassa van floatglas,
figuurglas, getrokken glas en draadglas.
NOMINALE TOLERANTIES OP DE DIKTE (mm) GEMIDDELDE
DIKTE “e” OPPERVLAKTEMASSA
(mm) FLOATGLAS FIGUURGLAS GETROKKEN DRAADGLAS (kg/m2)
GLAS

3 ± 0,2 ± 0,5 ± 0,2 – 7,5

4 ± 0,2 ± 0,5 ± 0,2 – 10,0

5 ± 0,2 ± 0,5 ± 0,3 – 12,5

6 ± 0,2 ± 0,5 ± 0,3 - 0,0 / +1,4 15,0

8 ± 0,3 ± 0,8 ± 0,4 – 20,0

10 ± 0,3 ± 1,0 ± 0,5 - 0,9 / + 0,9 25,0

12 ± 0,3 – ± 0,6 – 30,0

15 ± 0,5 – – – 37,5

19 ± 1,0 – – – 47,5

25 ± 1,0 – – – 62,5

Tabel 7 Nominale
NOMINALE DIKTE TOLERANTIES OP
dikten “e” en
“e” (mm) DE DIKTE (mm)
bijhorende
toleranties voor 6 ± 0,2
profielglas.
7 ± 0,2

Tabel 8 Toleranties “t”


B OF H (mm) DIKTE ≤ 12 mm DIKTE > 12 mm
voor thermisch gehard
glas (vaste maten). ± 2,5 (harding in horiz. stand)
< 2000 ± 3,0
± 3,0 (harding in vertic. stand)

tussen 2000 en 3000 ± 3,0 ± 4,0

> 3000 ± 4,0 ± 5,0

22 TV 214 – december 1999


2.4.3 AFGELEIDE PRODUCTEN Afb. 25 Algemene en plaatselijke doorbuiging van gehard
glas. plaatselijke
2.4.3.1 THERMISCH GEHARD GLAS doorbuiging
algemene doorbuiging
A. AFMETINGEN IN HET VLAK
300 mm
De toleranties op de nominale afmetingen in het
vlak van thermisch gehard glas zijn opgenomen in B of H
tabel 8.

In het geval van glas gehard in verticale stand moet ontwerp prEN 12150 [33]. De toelaatbare maxi-
eveneens de randvervorming gecontroleerd worden, mumwaarden van die doorbuigingen worden gege-
omdat de klemmen die tijdens het harden worden ven in tabel 9.
gebruikt om het glas op te hangen, op het glas-
oppervlak zogenaamde “hardingspunten” achterlaten.
B. DIKTEN
Opdat gehard glas conform zou zijn, moet (afbeel-
ding 24) : Voor de vervaardiging van gehard glas gebruikt
◆ het centrum van de hardingspunten op maximum men een van de in § 2.3.1 (p. 10) beschreven
20 mm van de rand van de glasplaat liggen basisproducten. De dikte en de toleranties moeten
◆ de randvervorming aan het hardingspunt maxi- bijgevolg aan de vereisten voldoen van de overeen-
mum 2 mm bedragen (d.w.z. kleiner dan de to- stemmende producten (§ 2.4.2, p. 21).
leranties vermeld in tabel 8)
◆ het optische-vervormingsoppervlak een kleinere
straal hebben dan 100 mm. 2.4.3.2 HALFGEHARD GLAS (OF
THERMISCH VERSTERKT GLAS)
Afb. 24 Maximale vervormingen van de hardingspunten.
A. AFMETINGEN IN HET VLAK
≤ 2 mm ≤ 20 mm
De toleranties op de nominale afmetingen in het
vlak van halfgehard glas zijn opgenomen in ta-
≤ 100 mm hardingspunt
bel 10.

De eisen met betrekking tot de “hardingspunten”


zijn dezelfde als voor thermisch gehard glas. De
toegelaten waarden voor de plaatselijke en alge-
Tenslotte, gelet op de aard van de hardingsprocédés, mene doorbuiging worden gegeven in tabel 11.
is thermisch gehard glas niet even vlak als uit-
Tabel 10
gegloeid glas. Om de grootte-orde van dat verschijn- B OF H (mm) TOLERANTIES “t” (mm)
Toleranties
sel te kunnen definiëren, onderscheidt men de be- “t” voor
< 2000 ± 2,5 (harding in horiz. stand)
grippen van plaatselijke doorbuiging (gemeten over halfgehard
± 3,0 (harding in vertic. stand)
een afstand van 300 mm) en algemene doorbuiging glas (vaste
(gemeten over de gehele afmeting B of H) (afbeel- tussen 2000 en 3000 ± 3,0 afmetingen).
ding 25). De precieze methode voor de meting van
de doorbuiging wordt beschreven in het norm- > 3000 ± 4,0

Tabel 9 Toelaatbare maximumwaarden voor de Tabel 11 Toelaatbare maximumwaarden voor de


algemene en plaatselijke doorbuigingen van thermisch algemene en plaatselijke doorbuiging bij halfgehard glas.
gehard glas.
HARDINGS- GLASTYPE ALGEMENE PLAATSELIJKE
HARDINGS- GLASTYPE ALGEMENE PLAATSELIJKE PROCÉDÉ DOORBUIGING DOORBUIGING
PROCÉDÉ DOORBUIGING DOORBUIGING (mm/mm) (mm/300 mm)
(mm/mm) (mm/300 mm)
Floatglas 0,003 0,3
Floatglas 0,003 0,5 Horizontaal
Horizontaal Andere 0,004 0,5
Andere 0,004 0,5
Verticaal Alle typen Fabrikant raadplegen
Verticaal Alle typen 0,005 1,0

23 TV 214 – december 1999


B. DIKTEN B. DIKTEN

Voor de dikten is halfgehard glas een van de in Voor de vervaardiging van chemisch gehard glas
§ 2.3.1 (p. 10) beschreven basisproducten en moet wordt een van de in § 2.3.1 (p. 10) beschreven
het bijgevolg aan de overeenstemmende toleranties basisproducten gebruikt. De dikten en toleranties
voldoen (§ 2.4.2, p. 21). moeten bijgevolg aan de desbetreffende voorschrif-
ten voldoen (§ 2.4.2, p. 21).

2.4.3.3 CHEMISCH GEHARD GLAS


2.4.3.4 GELAAGD GLAS
A. AFMETINGEN IN HET VLAK
A. AFMETINGEN IN HET VLAK
De toleranties op de nominale afmetingen in het
vlak van chemisch gehard glas zijn opgenomen in De toleranties op de nominale afmetingen in het
tabel 12. vlak van gelaagd glas worden gegeven in tabel 14.
Tabel 12 Bovendien moet de alignering van de randen van
B OF H (mm) TOLERANTIES “t” (mm)
Toleranties
een gelaagd-glasplaat aan bepaalde eisen voldoen :
“t” voor < 2000 ± 2,5
chemisch de verschuiving “d” van gelaagd glas wordt be-
gehard glas tussen 2000 en 3000 ± 3,0
paald als de maximumafstand tussen de randen van
(vaste de verschillende samenstellende platen (afbeel-
maten). > 3000 ± 4,0 ding 26). De waarden van die toelaatbare maxi-
mumverschuiving worden gegeven in tabel 15.
Wat de vlakheid van chemisch gehard glas betreft, In geval van dik en bijgevolg zwaar gelaagd glas
wordt enkel de algemene doorbuiging beschouwd (bijvoorbeeld glas dat tegen vuurwapens bestand
(afbeelding 25). De toelaatbare maximumwaarden is, zie § 3.4, p. 62) zijn die toleranties overdreven.
voor die doorbuiging worden in tabel 13 gegeven. Immers, wanneer de rand waarop het glas geplaatst
wordt, “verschoven” is, dan zal een enkele van die
platen het volle gewicht van de beglazing opnemen
Tabel 13 Toelaatbare maximumwaarden voor de
en bijgevolg kans lopen te breken.
algemene doorbuiging van chemisch gehard glas.

GLASTYPE MAX. WAARDE V.D. ALGEMENE De plaatsing moet dan ook gebeuren op een vlak-
DOORBUIGING (mm/mm) geslepen rand indien de beglazing zwaarder is
dan 100 kg of dikker is dan 34 mm.
Floatglas en 0,002
getrokken glas Het vlakslijpen behoort tot de taken van de vakman
die het gelaagd glas op de gebruiksmaten snijdt.
Figuurglas 0,003

Tabel 14
TYPE B OF H (mm) DIKTE ≤ 8 mm DIKTE > 8 mm
Toleranties “t” (mm) ME-
voor gelaagd glas TING DIKTE VAN TEN MINSTE 1 PLAAT
(standaardmaten en IEDERE PLAAT MET DIKTE ≥10 mm
vaste maten). < 10 mm
STANDAARD-

max. 6000 + 5,0 + 6,0 + 8,0


MATEN

x 2310 - 3,0 - 4,0 - 6,0

< 1100 + 2,0 + 2,5 + 3,5


- 2,0 - 2,0 - 2,5
< 1500 + 3,0 + 3,5 + 4,5
- 2,0 - 2,0 - 3,0
MATEN

< 2000 + 3,0 + 3,5 + 5,0


- 2,0 - 2,0 - 3,5
VASTE

< 2500 + 4,5 + 5,0 + 6,0


- 2,5 - 3,0 - 4,0
> 2500 + 5,0 + 5,5 + 6,5
- 3,0 - 3,5 - 4,5

24 TV 214 – december 1999


Tabel 15 2.4.3.5 GECOAT GLAS
B OF H (mm) MAXIMUMVER-
Toelaatbare
SCHUIVING “d” (mm)
maximum- Het glasproduct waarop de coating wordt aange-
waarde van ≤ 1000 2,0 bracht, wordt vervaardigd uit een van de eerder
de verschui-
tussen 1000 en 2000 3,0 beschreven basisproducten of afgeleide producten
ving “d”.
(zie overeenstemmend product) en moet bijgevolg
tussen 2000 en 4000 4,0 voldoen aan de overeenkomstige toleranties, zowel
> 4000 6,0 voor de afmetingen in het vlak als voor de dikten.

Afb. 26 B; H ± t
Verschuiving “d” 2.4.3.6 ISOLERENDE BEGLAZING
van gelaagd
glas. A. AFMETINGEN IN HET VLAK
;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;; Voor isolerende beglazing bestaat elk van de samen-
stellende glasplaten uit een van de eerder beschreven
d d producten (zie overeenstemmend product) en moet
bijgevolg aan de desbetreffende toleranties voldoen.
Bovendien moet de afgewerkte isolerende beglazing
B. DIKTEN zelf voldoen aan de eisen opgenomen in tabel 17.

De tolerantie op de dikte van gewalst gelaagd glas


(met kunststoffolies) is gelijk aan de som van de B. DIKTEN
toleranties op de glascomponenten (zie overeen-
komstige glasproducten). Men moet geen rekening De werkelijke dikte van een dubbele beglazing mag
houden met de tussenlaag indien haar dikte “e*” van de nominale dikte niet meer verschillen dan de
kleiner is dan 2 mm; een tolerantie van ± 0,2 mm toleranties vermeld in tabel 18 (p. 26).
wordt wel beschouwd voor de tussenlaag indien ze
dikker is dan 2 mm.
2.4.3.7 GEBOGEN GLAS
De tolerantie op de dikte van gegoten gelaagd glas
is gelijk aan de som van de toleranties op de glas- Gebogen glas komt niet voor onder de producten
componenten (zie overeenkomstige glasproducten) die door het Europees Comité voor Normalisatie
en de gegoten tussenlaag (hars), waarvan de waar- (CEN) worden genormaliseerd, omdat de vervaar-
den in tabel 16 worden gegeven. diging van gebogen glas sterk afhangt van het ma-
terieel waarover de fabrikant voor het buigen van
Tabel 16 het glas beschikt. Niettemin geven wij hieronder de
DIKTE e* VAN DE TOLERANTIES (mm)
Toleranties op de parameters die het mogelijk maken een gebogen
TUSSENLAAG (mm)
dikte “e*” van glas te definiëren evenals de toleranties die tijdens
gegoten tussenlagen. e* < 1 ± 0,4 het vervaardigingsproces zouden moeten worden
nageleefd.
1 ≤ e* < 2 ± 0,5

2 ≤ e* < 3 ± 0,6
A. PARAMETERS VOOR HET TYPEREN VAN
3 ≤ e* ± 0,7 GEBOGEN GLAS

Gebogen glas kan worden getypeerd aan de hand


Indien een kunststofplaat wordt gebruikt (bijvoor- van de volgende parameters (afbeelding 27, p. 27) :
beeld polycarbonaat), dan neemt men voor die plaat ◆ de lengte L : de afmeting van de rechte zijde
dezelfde toleranties aan als die van floatglas van ◆ de ontwikkeling D : de afmeting van de gebo-
dezelfde dikte, behalve wanneer de kunststofplaat gen zijde
een Europese Technische Goedkeuring draagt, die ◆ de dikte “e” van het glasproduct
de daarbij horende tolerantie vermeldt. ◆ de hoek α (in graden) : de hoek in het centrum
die de boog bepaalt
De norm NBN EN ISO 12543-5 [16] bepaalt de ◆ de straal R : de straal van de cirkel waartoe de
toleranties in het geval van brandbestendig gelaagd boog behoort
glas en gelaagd glas met tussenlagen van verschil- ◆ de koorde C : de afmeting van het segment dat
lende typen. de uiteinden van de boog verbindt
◆ de pijl F : de grootste afstand tussen de koorde
en de boog.

25 TV 214 – december 1999


Tabel 17
B OF H (mm) NOMINALE DIKTE VAN DE TOLERANTIES “t”(mm)
Toleranties “t” op
COMPONENTEN (mm)
isolerende
beglazingen DUBBELE BEGLAZING BESTAANDE UIT TWEE PLATEN UITGEGLOEID GLAS
(vaste maten).
≤ 3000 ≤6 ± 2,0
>6 ± 3,0

> 3000 ≤6 ± 3,0


>6 ± 4,0

DUBBELE BEGLAZING BESTAANDE UIT TWEE PLATEN + 1,0


UITGEGLOEID GLAS MET LASNAAD (*) - 2,0

DUBBELE BEGLAZING BESTAANDE UIT TEN MINSTE EEN GEHARDE OF HALFGEHARDE GLASPLAAT

≤ 2000 ± 3,0

tussen 2000 en 3000 ± 4,0

> 3000 ± 5,0


DUBBELE BEGLAZING ≤ 8 mm ± 4,0
BESTAANDE UIT FIGUURGLAS > 8 mm ± 5,0

DUBBELE BEGLAZING BESTAANDE UIT TEN MINSTE EEN TOTALE DIKTE TOTALE DIKTE GELAAGD > 8 mm
PLAAT GELAAGD GLAS GELAAGD
≤ 8 mm IEDERE PLAAT TEN MINSTE 1
< 10 mm PLAAT ≥ 10 mm

< 1100 ± 2,0 + 2,5/- 2,0 + 3,5/- 2,5

tussen 1100 en 1500 + 3,0/- 2,0 + 3,5/- 2,0 + 4,5/- 3,0

tussen 1500 en 2000 + 3,0/- 2,0 + 3,5/- 2,0 + 5,0/- 3,5

tussen 2000 en 2500 + 4,5/- 2,5 + 5,0/- 3,0 + 6,0/- 4,0

≥ 2500 + 5,0/- 3,0 + 5,5/- 3,5 + 6,5/- 4,5

(*) Dit beglazingstype wordt in België niet meer vervaardigd.

Tabel 18
EERSTE GLASPLAAT TWEEDE GLASPLAAT TOLERANTIES (mm)
Toleranties op de
dikte van isolerende Uitgegloeid glas Uitgegloeid glas ± 1,0
beglazingen.
Uitgegloeid glas Halfgehard of gehard glas ± 1,5

Uitgegloeid glas Gelaagd glas met folie ± 1,0 (*)


± 1,5 (**)

Uitgegloeid glas Figuurglas ± 1,5

Halfgehard of gehard glas Halfgehard of gehard glas ± 1,5

Halfgehard of gehard glas Gelaagd glas met folie ± 1,5

Halfgehard of gehard glas Figuurglas ± 1,5

Gelaagd glas met folie Gelaagd glas met folie ± 1,5

Gelaagd glas met folie Figuurglas ± 1,5

(*) Dikte van iedere plaat ≤ 6 mm en totale dikte ≤ 12 mm.


(**) Andere gevallen dan deze onder (*).

26 TV 214 – december 1999


Afb. 27 Parameters om Afb. 28 Meten van de rechtheid van de randen en van de
gebogen glas te typeren. wringing van gebogen glas.
e D L : lengte
D : ontwikkelde lengte
E : dikte ∆R
L α : middelpuntshoek van
de boog
∆R ∆R
R : buigstraal
C : koorde
F : pijl

F
C ∆T ∆T
α R

Het is bovendien belangrijk te vermelden of die


parameters betrekking hebben op de concave of H
convexe zijde van het gebogen glas. Tenzij uit-
drukkelijk anders vermeld, hebben de aanduidin-
gen betrekking op de concave zijde (afbeelding 27). koorde

De hoeken α die kunnen worden uitgevoerd, han-


gen af van de gewenste straal R en de ontwikkelde
lengte D.

Voor gebogen glas met een constante krommings- B. TOLERANTIES


straal bestaan de volgende betrekkingen tussen die
verschillende parameters (α in graden, de andere Tabel 19 geeft de toleranties op de verschillende
parameters in dezelfde lengte-eenheid) : afmetingen van gebogen glas.
C2 F
R = +
8F 2 2.4.3.8 SPIEGELS
R . α . π
D =
180 A. AFMETINGEN IN HET VLAK
C α
= R . sin De toleranties “t” op de afmetingen in het vlak van
2 2
spiegels zijn opgenomen in tabel 20.
C α.
F = . tg
2 4
Tabel 19 Toleranties voor gebogen glas. B. HAAKSHEID
AFMETINGEN TOLERANTIES
De tolerantie op de haaksheid van spiegels wordt,
Lengte L ± 3 mm in tegenstelling tot de andere glasproducten, uitge-
drukt door het lengteverschil tussen de afmetingen
Ontwikkeling D ± 3 mm van de diagonalen van de spiegel.
Dikte “e” zie overeenstemmend product
Voor spiegels waarvan de afmetingen hoogstens
Rechtheid v.d. randen (afb. 28) ∆R = ± 3 mm/m gelijk zijn aan 2000 mm, moet het verschil kleiner
zijn dan 3 mm.
Wringing (afb. 28) ∆T = ± 5 mm/m
Voor spiegels waarvan een of twee afmetingen gro-
Tabel 20 ter zijn dan 2000 mm, moet het verschil kleiner zijn
B OF H (mm) TOLERANTIE “t” (mm)
Toleranties op dan 4 mm.
de afmetingen in FABRICAGEMATEN
het vlak van
spiegels ± 5,0 mm
(fabricagematen
en vaste maten). VASTE MATEN

≤ 2000 ± 1,0

> 2000 ± 1,5

27 TV 214 – december 1999


Tabel 21 voor het snijden van grote glasplaten zijn kantel-
NOMINALE DIKTE TOLERANTIES
Toleranties op de (mm) (mm) baar om de ruiten in verticale stand te kunnen plaat-
dikte van sen (afbeelding 29). Ze zijn voorzien van uitschuif-
spiegels. 2 ± 0,2 bare inrichtingen of van blaasmonden om het glas
3 ± 0,2 te verplaatsen zonder gevaar voor krassen.
4 ± 0,2
Het eigenlijke snijden gebeurt manueel of automa-
5 ± 0,2 tisch (afbeelding 29). Bij automatisch snijden wordt
6 ± 0,2 de bewerking computergestuurd (met name om de
glasplaten optimaal te kunnen benutten). Het glas
wordt diep ingesneden met een wolframcarbide-
schijf en vervolgens op die insnijding afgebroken
door op een van de snijranden te drukken.
C. DIKTEN

De toleranties op de dikte van spiegels zijn opge- Afb. 29 Snijtafel (Bottero - type : 340 BCS).
nomen in tabel 21.

2.5 GEBREKEN Om de kwaliteit van de fabri-


IN HET GLAS cage van glasproducten te be-
oordelen, worden twee soorten
criteria gebruikt :
◆ optisch criterium : het gaat over de waarneming
van het beeld (en de eventuele vervorming) van
voorwerpen doorheen het glas en is enkel van
toepassing op transparante glasproducten. De
voornaamste gebreken die de optische kwaliteit
kunnen aantasten, zijn oppervlaktevervormin- Bij het snijden van draadglas moet men de draden
gen en een gebrekkige homogeniteit van de glas- met een draaiende beweging breken (door ver-
massa. De optische kwaliteit wordt beoordeeld moeidheid).
door visuele waarneming
◆ aspect : de kwaliteit van het aspect kan worden Voor het snijden van tweelaagse beglazingen moet
aangetast door de aanwezigheid van : men beschikken over een tafel met een snijuitrusting
– plaatselijke gebreken : kleine vaste of gasvor- langs onder en langs boven van de glasplaat gekop-
mige insluitingen (luchtbellen, steentjes, ...) peld aan een systeem voor het snijden van de kunst-
– lineaire of uitgebreide gebreken : plaatselijke stoffen tussenlaag. Het snijden van meerlaagse be-
afzettingen, sporen of vervormingen van het glazingen gebeurt met een diamantzaag gekoppeld
oppervlak over een grote lengte of oppervlakte aan een watersproeisysteem om verhitting van het
(deuken, krassen, kamstrepen, afzettingen, in- glas te vermijden, ofwel met waterstraal.
drukken, …), die door visuele waarneming
worden beoordeeld
– gebreken in de figuren (figuurglas) of in het 2.6.2 RANDBEWERKING
draadnet (draadglas), beoordeeld door meten
van de vervormingen. Men onderscheidt gewoon gesneden randen en be-
werkte randen. De eerste krijgen na het snijden geen
De normen geldig voor ieder glasproduct vermel- bijkomende bewerking.
den de proefmethoden voor het kwantificeren van
de gebreken en grenzen waarboven het glasproduct Bewerkte randen kunnen van verschillende soorten
als afwijkend wordt beschouwd. zijn (zie afbeelding 30) :
◆ afgeschuinde kanten : de scherpe rand van het
glas wordt verwijderd
2.6 BEWERKEN VAN GLAS ◆ geslepen randen (ruw) : de randen worden
afgeschuind en de snede geslepen; er kunnen
2.6.1 SNIJDEN VAN DE glanzende delen zichtbaar blijven; ze hebben
BASISPRODUCTEN TOT DE een witachtig aspect
GEBRUIKSAFMETINGEN ◆ mat geslepen randen : geslepen randen die ver-
der worden gezoet; de sneden vertonen geen
Het snijden van glas gebeurt meestal in horizontale glanzende plekken meer
positie op een daartoe bestemde tafel. De tafels

28 TV 214 – december 1999


Afb. 30 Bewerken van MONOLITHISCH GELAAGD GLAS
de glasranden. GLAS

GEWOON GESNEDEN
GLAS ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;

AFGESCHUINDE
KANTEN ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;

;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;
GESLEPEN RANDEN ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;

;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;
MAT GESLEPEN
;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;

SCHUIN AFGESLEPEN

◆ gepolijste randen : mat geslepen randen die De kwaliteit van de randafwerking is van groot
bovendien gepolijst worden om de afgeschuinde belang voor de sterkte van het glas. Afgeschilferde
kanten en randen een mooi glanzend aspect te of afgesprongen randen vormen zwakke punten van
geven waaruit zich mechanische of thermische breuken
◆ schuin afgeslepen randen : gesatineerde of ge- van het glas gemakkelijker kunnen voordoen dan
polijste randen met een afschuining wanneer de rand geslepen is.
◆ gezaagde randen (voornamelijk voor gelaagd
glas) : deze randen worden bekomen door za-
gen; het aspect is vergelijkbaar met dat van 2.6.3 UITVOERING VAN GATEN EN
geslepen randen, maar zonder glanzende plek- UITSPARINGEN
ken noch afgeschuinde kanten
◆ randen gesneden met de waterstraal : voor ge- Gaten en uitsparingen worden uitgevoerd met
laagd glas, randen gesneden met de hogedruk- watergekoelde diamantgereedschap, ofwel met
waterstraal; het aspect is vergelijkbaar met dat hogedrukwaterstraal.
van geslepen randen, maar zonder glanzende
plekken noch afgeschuinde kanten. Voor uitgegloeid glas zijn de meeste snijvormen
mogelijk. Nochtans is dit type glas doorgaans on-
De randen worden doorgaans mat geslepen of ge- voldoende sterk om voorzieningen zoals gaten en
polijst wanneer ze na de plaatsing zichtbaar blij- uitsparingen te verdragen en breekt het dan ook
ven. vaak.

Het slijpen gebeurt met een vaste bandmachine (een Om dat verschijnsel te vermijden, gebruikt men
draaiende band met een bepaalde korrelgrootte komt halfgehard of gehard glas. In dat geval moet de
in contact met de rand van het glas; de machine is bewerking gebeuren vóór de thermische behande-
gekoppeld aan een watersproeier), een slijpsteen ling, omdat deze de verdeling van de spanningen
met waterstraal of een afschuinuitrusting. in het glas heeft gewijzigd, wat niet langer toelaat
het glas te snijden. (§ 2.3.3, p. 13). Bovendien
Die bewerkingen kunnen eveneens worden uitge- gelden beperkingen qua diameter en plaats van de
voerd voor gaten en uitsparingen. gaten om breuk zoveel mogelijk te voorkomen.

29 TV 214 – december 1999


2.6.3.1 BEPERKINGEN VOOR THERMISCH C. TOLERANTIES OP DE DIAMETER VAN DE GATEN
GEHARD GLAS EN HALFGEHARD
GLAS [31, 33] De toleranties op de diameter van de gaten worden
gegeven in tabel 22.
Hierna worden beperkingen opgenomen geldig voor
ronde gaten uitgevoerd in ruiten van minstens 4 mm Tabel 22
NOMINALE DIAMETER TOLERANTIES (mm)
dikte. Toleranties op
Ø (mm)
de diameter van
4 ≤ Ø ≤ 20 ± 1,0 de gaten.

A. DIAMETER VAN DE GATEN 20 ≤ Ø ≤ 100 ± 2,0

Er wordt aangeraden de diameter van de gaten niet 100 ≤ Ø fabrikant raadplegen


kleiner te nemen dan de glasdikte.

D. TOLERANTIES OP DE PLAATS VAN DE GATEN


B. PLAATS VAN DE GATEN
De plaats van een gat in het glas wordt weergege-
De toegelaten afstand tussen de rand van een gat en ven door zijn coördinaten “x” en “y”, gemeten van-
de rand van het glas, tussen de rand van een gat en uit een willekeurig referentiepunt (op of buiten het
de hoek van het glas en tussen twee gaten hangt af glas) tot in het centrum van het gat. De toleranties
van de glasdikte “e” (mm), van de afmetingen B en op de plaats van de gaten zijn identiek aan die van
H (mm) van het glas, van de diameter ø (mm) van de afmetingen in het vlak B en H van het gebruikte
het gat, van de vorm van het glas en van het aantal glastype (§ 2.4, p. 20). Afbeelding 34 geeft voor-
gaten. beelden van het meten van de positie van een gat
ten overstaan van een referentiepunt.
Hierna worden de na te leven beperkingen gegeven
voor glas met maximaal vier gaten :
◆ de afstand “a” tussen de rand van een gat en de Afb. 34 Voorbeelden van het meten van de positie
van een gat.
rand van het glas mag niet kleiner zijn dan twee-
maal de glasdikte (afbeelding 31) : a ≥ 2e
y
◆ de afstand “b” tussen twee gaten mag niet klei-
ner zijn dan tweemaal de glasdikte (afbeel-
ding 32) : b ≥ 2e
x
◆ de afstand “c” tussen de rand van een gat en de
y α
hoek van het glas mag niet kleiner zijn dan zes-
maal de glasdikte (afbeelding 32) : c ≥ 6e. y
x
Afb. 31 Plaats van het Afb. 32 Plaats van
gat ten overstaan van twee gaten ten
een glasrand. overstaan van elkaar.
2.6.3.2 ANDERE SOORTEN INSNIJDING
b ≥2e

Er bestaan nog tal van andere soorten insnijdingen


a≥2e van glas. Afbeelding 35 geeft er enkele voorbeel-
den van. Wij gaan hier niet verder op in omdat de
uitvoeringsmogelijkheden en de toleranties sterk
afhangen van het snijgereedschap waarover de
Afb. 33 Plaats van het gat ten
overstaan van een glashoek. werkplaats beschikt.

a≥2e
e
6

a≥2e
c

30 TV 214 – december 1999


Afb. 35 Voorbeelden van speciale insnijdingen in – lengte ten minste gelijk aan de helft van die
glas. van de beglazing
– hoogte gelijk aan die van de beglazing
◆ de steunvoeten moeten bedekt zijn met bij-
voorbeeld vilt of rubber
◆ de eerste ruit moet goed vlak tegen de rug van
de schraag worden geplaatst; de volgende wor-
den zonder te schuiven evenwijdig met de eer-
ste geplaatst; in geval van verschillende afme-
tingen moeten de grootste ruiten eerst worden
gestapeld
◆ de druk van de verpakkingsbanden moet steeds
zo vlug mogelijk gelost worden; indien opnieuw
veiligheidsbanden moeten aangebracht worden,
2.7 OPSLAG EN BEHANDE- mogen ze niet te vast worden aangetrokken
(vooral in het geval van samengestelde begla-
LING VAN GLAS
zingen) en moeten ze steeds van het glas wor-
2.7.1 OPSLAG den gescheiden door soepele strips.

2.7.1.1 IN KISTEN
OPMERKING : IRISATIEVERSCHIJNSELEN
De kisten moeten verticaal worden opgeslagen in
Indien tussen opgeslagen ruiten water of conden-
een droge en goed verluchte bergplaats om irisatie-
satie voorkomt en in contact met het glas blijft,
verschijnselen te vermijden (zie opmerking hier- worden daaruit basische elementen uitgeloogd,
naast). Ze mogen in geen geval horizontaal worden waardoor een fijn witachtig laagje op het glas-
gelegd, noch worden blootgesteld aan de zon of oppervlak verschijnt. Dat laagje kan normaliter
aan een andere warmtebron. worden afgewassen, behalve indien het contact te
langdurig was (waardoor de beglazing onbruik-
baar kan worden).
2.7.1.2 IN BULK

De opslag in bulk gebeurt in een droge en goed 2.7.2 VERPLAATSING


verluchte overdekte bergplaats, beschermd tegen
de zon en andere warmtebronnen (gevaar voor ther- Isolerende beglazing moet verticaal worden ver-
mische schokken). Bovendien moet men de vol- plaatst en ieder rechtstreeks contact met een hard
gende regels naleven : oppervlak moet worden vermeden.
◆ de opslaginstallaties, schragen en andere dra-
gers (afbeelding 36) moeten de volgende karak- Voor grote ruiten wordt aangeraden riemen (afb. 37)
teristieken hebben : of zuignappen (afb. 38) te gebruiken.
– helling begrepen tussen 6° (stabiliteit van de
stapel) en 10° (om vervormingen te vermij- Voor het verplaatsen van glasplaten met fabricage-
den) ten overstaan van het verticale vlak afmetingen (bij het verlaten van de oven) gebruikt
men takels met zuignappen gekoppeld aan een hijs-
toestel zoals een rolbrug.
Afb. 36 Schragen
voor de opslag van Afb. 37 Riem
het glas. voor het
verplaatsen
van glaswerk.

31 TV 214 – december 1999


Het wentelen van een beglazing om een van haar Afb. 38 Zuignap
hoeken kan breuk van die hoek veroorzaken. In- voor het verplaatsen
dien die handeling noodzakelijk is, moet ze als volgt van glaswerk.
uitgevoerd worden :
◆ voor beglazing met een massa kleiner dan on-
geveer 80 kg : op een soepel kussen
◆ voor beglazing met een massa groter dan onge-
veer 80 kg : met behulp van een aangepast hoek-
stuk.

32 TV 214 – december 1999


3 FUNCTIES VAN
BEGLAZING

Historisch gezien was de eerste functie die een Tabel 23


SOORT GOLFLENGTE
beglazing moest vervullen, licht binnenlaten en be- STRALING
Indeling van
scherming bieden tegen weer en wind. de elektro-
Gammastralen van 0 tot 0,01 nm (*) magnetische
straling
Dit hoofdstuk behandelt de verschillende functies X-stralen van 0,01 nm tot 10 nm volgens de
die een beglazing moet of kan vervullen, echter in golflengte.
een volgorde die verschilt van de historische ont- Ultraviolette stralen
wikkeling : (UV) : van 10 nm tot 380 nm
◆ regeling van de lichtsterkte en het doorzicht en – UVC van 10 nm tot 280 nm
beheersen van de binnenkomende zonnewarmte – UVB van 280 nm tot 315 nm
– UVA van 315 nm tot 380 nm
◆ bescherming tegen weer en wind, warmte-iso-
latie Zichtbare stralen van 380 nm tot 780 nm
◆ akoestische isolatie
◆ veiligheid van personen en beveiliging tegen Infraroodstralen
inbraak en brand (IR) : van 780 nm tot 106 nm
– nabije :
◆ decoratie.
. IRA van 780 nm tot 1400 nm
. IRB van 1400 nm tot 2500 nm
Ofschoon hier voornamelijk over de beglazing en – verre : IRC van 2500 nm tot 106 nm
minder over de ramen gesproken wordt, mag men
niet vergeten dat de prestaties van een venster Radiogolven van 106 nm tot meerdere km
(akoestische en thermische prestaties, inbraakweer-
(*) 1 nm = 1 nanometer = 10-9 m.
stand) afhankelijk zijn zowel van de beglazing als
van het raam. Vandaar dat beide onderdelen verge-
lijkbare prestaties dienen te vertonen. Afb. 39 Soorten elektromagnetische straling.

zonnestraling verwarmings-
3.1 REGELING De toevoer van licht en energie lichaam
VAN LICHT EN zijn intiem met elkaar verbon- (radiatoren)
ZONNEWARMTE den; bron hiervoor is de zonne-
straling. Deze paragraaf behan-
delt eerst de elektromagnetische straling, die be-
trekking heeft op die beide aspecten, dan bestu- UV
deert het afzonderlijk de manier waarop de vragen
van de gebruiker worden beantwoord, om ten slotte γ x UV nabije IR verre IR radiogolven
tot een gemengde benadering van het probleem te zicht-
baar
komen.

3.1.1 ELEKTROMAGNETISCHE
STRALING
280
0 0,01 10 380 780 2500 106 GOLFLENGTE
3.1.1.1 VERSCHILLENDE SOORTEN (nm)
STRALING
De soorten straling vermeld in tabel 23 kunnen
De elektromagnetische straling wordt gekenmerkt worden beïnvloed door de glasproducten :
door de snelheid, de frequentie en de golflengte λ. ◆ X- of gammastralen : glas met een hoog lood-
Tabel 23 en afbeelding 39 geven een indeling van gehalte biedt hiertegen bescherming (§ 2.3.2,
die stralingen afhankelijk van de golflengte. p. 12)

33 TV 214 – december 1999


ZONNE-ENERGIE Afb. 40 Zonnespectrum.
(W/(m2.µm)) Zichtbare
straling
1400

1200
Directe straling (luchtmassa 2)
1000
Diffuse straling bij helder weer
800 Diffuse straling bij bewolkt weer

600

400

200

0
0 500 1000 1500 2000 2500
GOLFLENGTE (nm)

◆ radiogolven : sommige computers van radar- De zon ligt aan de oorsprong van het zonnespec-
installaties kunnen worden gestoord door de trum. Door nucleaire kettingreacties straalt ze ron-
weerkaatste radiogolven; men kan zich daarte- dom een energie uit van 66 miljoen W/m2. Slechts
gen beschermen door elektrisch geleidende coa- een fractie van die energie, d.i. 1353 W/m2, bereikt
tings te gebruiken die dergelijke golven tegen- onze atmosfeer, dit is de zonneconstante.
houden.
De hoeveelheid energie die de aarde bereikt, is klei-
De controle van UV-stralen, zonnewarmte, licht- ner dan de zonneconstante, omdat de atmosfeer een
inval en de warmte-isolatie worden behandeld in deel van de zonnestraling (ongeveer 15 %) absor-
de paragrafen 3.1.3 tot 3.1.5 en 3.2. De controle beert en een ander deel (ongeveer 6 %) in de ruimte
hangt in alle gevallen samen met het zonnespectrum weerkaatst. De globale straling op het aardopper-
(of ten minste met een deel daarvan) en de warmte- vlak is de som van de directe en diffuse stralingen
isolatie bovendien met de verre IR (die overeen- (afbeelding 41). De ontvangen energie is boven-
stemmen met de warmtestraling geabsorbeerd en dien afhankelijk van het seizoen, de breedtegraad
terug uitgezonden door de voorwerpen). en de weersomstandigheden (bewolking), het re-
liëf, de luchtvervuiling, de oriëntatie van het op-
pervlak, …
3.1.1.2 ZONNESPECTRUM

De zonnestraling vormt slechts een klein deel van 3.1.2 ENERGIE- EN LICHTFACTOREN
het spectrum van de elektromagnetische golven.
Haar samenstelling wordt gegeven in tabel 24 en De energie- en lichtfactoren beschrijven de karak-
afbeelding 40. Die afbeelding toont drie curven : teristieken van de beglazing op het niveau van de
de straling voor een luchtmassa 2, dat wil zeggen transmissie, absorptie en weerkaatsing van het licht
voor een gemiddelde invalshoek van de zonnestra- en de energie.
len van 30°, alsook de diffuse straling bij bewolkt
en bij helder weer. Het spectrum van het zichtbare Afb. 41
licht maakt deel uit van het zonnespectrum. Invloed van
de atmosfeer weerkaatst
op de zonne-
straling.

Tabel 24 Samenstelling van het zonnespectrum. geabsorbeerd


SOORT GOLFLENGTE ENERGIEFRACTIE
STRALING (nm)
diffuus
UV (A en B) van 280 tot 380 ≈5%
direct
Zichtbaar van 380 tot 780 ≈ 50 %

IR (A en B) van 780 tot 2500 ≈ 45 %

34 TV 214 – december 1999


3.1.2.1 ENERGIEFACTOREN 3.1.2.2 LICHTFACTOREN

De totale invallende zonnestraling φe op een be- Naar analogie van de energiefactoren wordt bij de
glazing wordt opgesplitst in (afbeelding 42) : lichtfactoren enkel rekening gehouden met het
◆ een fractie ρe φe die naar buiten wordt weer- zichtbare deel van het zonnespectrum (van 380 tot
kaatst, met ρe de directe weerkaatsingsfactor van 780 nm).
de beglazing
◆ een fractie τe φe die door de beglazing doorgela- De lichttransmissiefactor τv en de lichtweerkaat-
ten wordt, met τe de directe transmissiefactor singsfactor ρv zijn respectievelijk de fracties van
van de beglazing het doorgelaten zichtbare licht en het door de
◆ een fractie αe φe die door de beglazing wordt beglazing weerspiegelde licht (afbeelding 43).
geabsorbeerd, met αe de directe absorptiefactor
van de beglazing. De door de beglazing geab- Aangezien de straling die door de beglazing wordt
sorbeerde energie wordt vervolgens opgedeeld geabsorbeerd geen enkele visuele waarde heeft,
in : wordt ze doorgaans buiten beschouwing gelaten.
– een fractie qi φe die terug naar binnen wordt
uitgestraald, met qi de thermische heruitzen- Afb. 43
dingsfactor naar binnen Lichtfactoren.
– een fractie qe φe die terug naar buiten wordt ρv : lichtweer-
uitgestraald, met qe de thermische heruitzen- kaatsingsfactor
dingsfactor naar buiten. τv : lichttrans-
missiefactor
Afb. 42
Energiefactoren.
τe : directe τv
transmissiefactor van ρv
de beglazing
αe : directe
absorptiefactor van
de beglazing τe
ρe : directe ρe
weerkaatsingsfactor buiten binnen
van de beglazing αe g
g : zonnefactor voor de
totale energie- Bij wijze van informatie geeft tabel 25 de waarden
qe qi
transmissie doorheen “g” en τv voor een enkele en een dubbele heldere
de beglazing buiten beglazing.
binnen

Tabel 25 Waarden “g” en τv van een enkele (EB) en een


De relatie tussen deze factoren wordt gegeven door dubbele (DB) heldere beglazing.
de betrekkingen : SOORT BEGLAZING ZONNEFACTOR LICHT-
ρe + τ e + α e = 1 g TRANSMISSIE τV
en
αe = qi + qe. Heldere EB 4 mm 0,87 0,90

Heldere DB 4-15-4 0,76 0,81


De zonnefactor “g” stelt de totale energietransmissie (mm)
doorheen de beglazing voor, dat wil zeggen de som
van de rechtstreeks doorgelaten straling en de ge-
absorbeerde straling die naar binnen wordt uitge-
zonden : 3.1.2.3 MOGELIJKE EN/OF WENSELIJKE
g = τe + qi. COMBINATIES VAN DE WAARDEN
VAN g EN τV
Opmerking : soms wordt de Shading Coefficient Sc
gebruikt; dat is de verhouding van de zonnefactor Afbeelding 44 toont de combinaties van de waar-
van de beschouwde beglazing t.o.v. de zonnefactor den “g” en τv; verschillende gevallen worden on-
g derscheiden :
van helder glas van 4 mm : Sc = . ◆ aangezien de zichtbare straling de helft van het
0, 87
zonnespectrum vormt (tabel 24), mag de zonne-
factor niet kleiner zijn dan de helft van de licht-
transmissie; dat stemt overeen met het zwarte

35 TV 214 – december 1999


bovenste gebied van de grafiek dat dus onmo- 3.1.3 BEHEERSEN VAN DE
gelijk kan worden bereikt THERMISCHE EFFECTEN VAN
◆ het bereiken van een hoge zonnefactor “g” (grote DE ZONNESTRALING
energie-inbreng) met een lage lichttransmissie
τv (weinig lichtinval) heeft weinig belang; dat A. OPWARMING VAN RUIMTEN - BROEIKASEFFECT
stemt overeen met het grijze gebied van de gra-
fiek De zon kan ruim beglaasde gebouwen sterk opwar-
◆ het lichte middelste gebied van de grafiek stemt men. De zonnewarmte dringt in een ruimte door
overeen met karakteristieken die theoretisch rechtstreekse transmissie of door uitstraling na
kunnen worden bereikt; bepaalde delen van dat absorptie door de beglazing. Die fractie van de
gebied zijn interessanter dan andere voor de zonnestraling die in een gebouw binnengedrongen
zonnebeheersing en de lichtinval : is, valt op de wanden, de vloer en de meubelen die
– ’s zomers is een lage zonnefactor “g” gecom- dat gedeeltelijk absorberen en daardoor dus opwar-
bineerd met een hoge lichttransmissie τv wen- men. Op hun beurt gaan ze die energie terug afge-
selijk ven in de vorm van warme infraroodstraling met
– ’s winters is een hoge zonnefactor “g” gecom- een golflengte van meer dan 2500 nm (verre IR).
bineerd met een hoge lichttransmissie τv wen- Aangezien glas nagenoeg ondoorschijnend is voor
selijk. straling met een grote golflengte, blijft deze in de
kamer opgesloten, waardoor de temperatuur gelei-
Alle punten van het lichte gebied kunnen in theorie delijk stijgt : dat is het broeikaseffect.
worden bereikt, hoewel met de huidige glaspro-
ducten niet al deze combinaties mogelijk zijn.
B. GEBRUIK VAN DE KAMERS
Opmerking : die keuzecriteria houden enkel reke-
ning met de energie- en lichttransmissie; in de prak- Het broeikaseffect wordt in woningen nagestreefd
tijk moet men bij de keuze van een beglazing even- tijdens de koude perioden van het jaar, omdat het
eens de eisen inzake warmte-isolatie (§ 3.2, p. 46) energiebesparend werkt. Daarentegen wordt het
in beschouwing nemen. zelden gewaardeerd in gebouwen uit de tertiaire
sector, waarin de hoge bezettingsgraad, het gebruik
van elektrische toestellen en kunstlicht de binnen-
temperatuur reeds omhoogjagen. In dergelijke ge-
Afb. 44 Combinaties zonnefactor “g” - lichttransmissie τv. vallen veroorzaakt het broeikaseffect eerder een
1 stijging van de kosten voor klimaatregeling. Voor
optimale karakteris- zulke gebouwen is een zonwering aangewezen.
tieken in de winter
LICHTTRANSMISSIE τv

optimale karakteris- C. ORIËNTATIE VAN DE VENSTERS


tieken in de zomer
0,5 De hoeveelheid zonnewarmte die binnenkomt,
hangt af van de oriëntatie van de vensters. Noorde-
lijk georiënteerde vensters laten het minst energie
binnen. Zuidelijk georiënteerde vensters daarente-
gen krijgen veel zon in de winter en weinig in de
zomer wegens hoogstaande zon. De westelijk en
oostelijk georiënteerde vensters krijgen het ganse
0 0,5 1 jaar door zon. De westelijk georiënteerde vensters
0 ZONNEFACTOR g
hebben bovendien het nadeel zon te krijgen op het
einde van de dag, nadat het gebouw gedurende de
dag reeds werd opgewarmd. Dat is bijgevolg de
meest kritieke oriëntatie wanneer men zich tegen
de warmte van de zon wenst te beschermen.

Afbeelding 45 toont de zonnewarmte die op een


zonnige dag op een verticale gevel valt volgens de
ligging en de seizoenen.

36 TV 214 – december 1999


Afb. 45 Bezonning op STRALINGSDICHTHEID VAN DE ZON IN DE WINTER
een verticale gevel 800
volgens de oriëntatie en ZUID
de seizoenen. 700

WARMTESTROOMDICHTHEID (W/m2) 600

500

400
WEST
OOST
300

200

100

0
4 6 8 10 12 14 16 18 20 22
TIJD (UUR)

STRALINGSDICHTHEID VAN DE ZON IN DE HERFST EN IN DE LENTE


800
ZUID
700
WARMTESTROOMDICHTHEID (W/m2)

OOST WEST
600

500

400

300

200

100

0
4 6 8 10 12 14 16 18 20 22
TIJD (UUR)

STRALINGSDICHTHEID VAN DE ZON IN DE ZOMER


800
OOST WEST
700
WARMTESTROOMDICHTHEID (W/m2)

600
ZUID
500

400

300

200

100

0
4 6 8 10 12 14 16 18 20 22
TIJD (UUR)

37 TV 214 – december 1999


D. MOGELIJKE OPLOSSINGEN Afb. 46
Absorberend
De opwarming door zoninstraling kan op verschei- glas.
dene manieren beperkt worden, nl. door :
◆ de oppervlakte van de beglazing te beperken tot
redelijke waarden, rekening houdend met het
volume en de thermische inertie van het ge-
bouw, en met de oriëntatie van de vensters
αe
◆ zonwerende beglazing te gebruiken
buiten binnen
◆ zonweringen te gebruiken (blinden, luiken, …)
zowel binnen als buiten of ingebouwd in de
dubbele beglazing
◆ architecturale beschermingen te gebruiken (uit-
kragende bouwdelen, zoals balkons).

In de toekomst zullen bepaalde soorten chromogeen


3.1.3.1 GEBRUIK VAN ZONWERENDE glas eveneens voor zonwering kunnen worden ge-
BEGLAZING bruikt.

Momenteel bestaan er drie soorten beglazing waar-


mee de zoninstraling kan worden geregeld, nl. : A. ABSORBEREND GLAS
◆ absorberend glas
◆ glas met reflecterende coatings Het is in de massa gekleurd glas (brons, grijs, groen,
◆ glas dat beide vorige eigenschappen in zich rose, blauw, …) door toevoeging van metaaloxiden
verenigt. aan het mengsel. Naar gelang van de kleur en de
dikte van het glas varieert de zonnefactor “g” van
0,4 tot 0,8.
Afb. 47 Karakteristieken 1 weerkaatsing 0
van energietransmissie, 0,9 0,1
absorptie
-absorptie en -weerkaatsing
van helder glas en van 0,8 0,2
absorberend glas (τv = 0,7 0,3
WEERKAATSING ρe
TRANSMISSIE τe

0,62 en g = 0,38).
0,6 0,4
A. HELDER 0,5 0,5
GLAS
0,4 transmissie 0,6
0,3 0,7
0,2 0,8
0,1 0,9
0 1
0 500 1000 1500 2000 2500
λ (nm)
1 0
0,9 weerkaatsing 0,1
0,8 0,2
0,7 0,3
WEERKAATSING ρe
TRANSMISSIE τe

0,6 0,4
B. ABSORBEREND
GLAS 0,5 0,5
absorptie
0,4 0,6
0,3 0,7
0,2 0,8
0,1 transmissie 0,9
0 1
0 500 1000 1500 2000 2500
λ (nm)

38 TV 214 – december 1999


Dit glas absorbeert een deel van de zonne-energie Doordat absorberend glas sneller opwarmt dan ge-
alvorens ze naar binnen en buiten door te geven woon glas, is het onderhevig aan thermische breuk,
(afbeelding 46). zodat de gepaste voorzorgen moeten worden ge-
troffen (§ 3.1.3.4, p. 42).
De verhouding tussen de naar binnen en naar bui-
ten uitgezonden energie hangt o.a. af van de wind-
snelheid en van de temperatuur van de binnen- en B. REFLECTEREND GLAS
buitenlucht. Om de naar buiten uitgestraalde warmte
zo goed mogelijk af te voeren, moet het absorbe- Dat is gecoat glas dat een deel van de invallende
rende glas zo weinig mogelijk inspringend worden zonne-energie weerkaatst (afbeelding 48).
geplaatst ten overstaan van het gevelvlak. In vlakke
gevels kan de geabsorbeerde warmte beter ontsnap-
pen en is de straling naar binnen kleiner. Afb. 48
Reflecterend glas.
Afbeelding 47 toont een voorbeeld van de energie-
transmissie door een onbehandelde heldere ruit en
een absorberende ruit.

Absorberend glas werd veel gebruikt toen de coa-


tingstechniek nog onvoldoende ontwikkeld was om
ρe
doeltreffend reflecterend glas te vervaardigen. Mo-
menteel wordt het steeds minder gebruikt voor zon-
wering.
buiten binnen

Afb. 49 A. HELDER GLAS


Transmissie-, absorp- 1 weerkaatsing 0
tie- en weerkaatsings-
0,9 absorptie 0,1
karakteristieken van
helder glas en van 0,8 0,2
reflecterend glas

WEERKAATSING ρe
0,7 0,3
(τv = 0,65 en
TRANSMISSIE τe

g = 0,35). 0,6 0,4


0,5 0,5
0,4 0,6
transmissie
0,3 0,7
0,2 0,8
0,1 0,9
0 1
0 500 1000 1500 2000 2500
λ (nm)
B. REFLECTEREND GLAS
1 0
0,9 0,1
0,8 0,2
WEERKAATSING ρe

0,7 0,3
TRANSMISSIE τe

weerkaatsing
0,6 0,4
0,5 0,5
0,4 0,6
0,3 absorptie 0,7
0,2 0,8
0,1 transmissie
0,9
0 1
0 500 1000 1500 2000 2500
λ (nm)

39 TV 214 – december 1999


Er bestaan verschillende soorten coatings : worden gebruikt (dikte, tint, coatings, …) wan-
◆ pyrolithische coatings op basis van metaaloxi- neer ze naast elkaar worden geplaatst.
den, die op floatglas of absorberend glas wor-
den afgezet; ze worden geplaatst in positie 1 of ◆ Een reflecterende beglazing weerspiegelt het
2, in enkel of dubbel glas licht afkomstig van het meest lichtgevende mi-
◆ coatings onder vacuüm op basis van metaaloxi- lieu. Wanneer het buiten donker is en het kunst-
den of metalen; aangezien die coatings breek- licht ontstoken is in een ruimte, wordt dit licht
baarder zijn dan de pyrolithische coatings, wor- naar binnen weerspiegeld. Er doet zich het om-
den ze in positie 2 geplaatst en moeten ze in gekeerde effect als overdag voor : er kan niet
bepaalde gevallen verplicht aan de binnenzijde meer naar buiten worden gekeken.
van de dubbele beglazing worden geplaatst; deze
coatings zijn in een uitgebreid aantal tinten ver-
krijgbaar. D. MOMENTEEL MOGELIJKE COMBINATIES VAN g
EN τV BIJ ABSORBEREND EN REFLECTEREND
Afbeelding 49 toont een voorbeeld van de energie- GLAS
transmissie door een onbehandelde heldere ruit en
een weerkaatsende ruit. Afbeelding 50 toont de gebieden van de grafiek g -
τv die men kan bereiken met de verschillende soor-
Zoals bij absorberend glas moet er bij gebruik van ten zonwerend glas gebruikt in een dubbele begla-
reflecterend glas opgelet worden voor thermische zing (6-12-6). Om de verschillende soorten begla-
breuk (§ 3.1.3.4, p. 42). zing te vergelijken, duidt die grafiek tevens de po-
sitie aan van helder enkel en dubbel glas en van
dubbel glas met hoog rendement (§3.2.2.2, p. 48).
C. OPMERKINGEN

◆ Om een bestaande heldere beglazing zonwerend 3.1.3.2 GEBRUIK VAN ZONWERINGEN [54]
te maken, kan men er reflecterende folies op
kleven. Zulke folies kunnen echter thermische Het regelen van de zoninstraling (en van de ver-
breuk veroorzaken. Bovendien vervalt in der- blinding) kan ook gebeuren met zonweringen (lui-
gelijke gevallen de tienjarige waarborg voor- ken, blinden, gordijnen, …). Deze hebben het voor-
zien in de norm NBN S 23-002 (STS 38) (zie deel dat men ’s zomers tegen de zon wordt be-
§ 2.3.3.6, p. 18). schermd en ’s winters van de zonne-energie kan
genieten. Ze hebben het nadeel dat ze het zicht naar
◆ Absorberende en reflecterende beglazingen zijn buiten beperken of verhinderen en minder of geen
getint; om kleurverschillen van de gevel te voor- daglicht binnenlaten.
komen, moet dus eenzelfde soort beglazing

1 Afb. 50 Mogelijke combinaties van de factoren “g”


en τv.
0,9
1 1 heldere EB 6 mm
0,8 2 heldere DB
2
7 3 3 DB met HR (hoog rendement)
0,7 4 absorberend glas
LICHTTRANSMISSIE τv

0,6 5 glas met pyrolithische coating voor zonwering


4 6 glas met coating onder vacuüm voor
zonwering
0,5 7 glas met coating onder vacuüm dat zonwering
en versterkte warmte-isolatie (HR) combineert
0,4
5
0,3

0,2

0,1
6
0
0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1
ZONNEFACTOR g

40 TV 214 – december 1999


Drie grote categorieën van zonwering worden on- ◆ automatisch : de automatische werking wordt
derscheiden : gestuurd door een aantal referentiegrootheden
◆ de binnenzonwering, die doeltreffend is voor (bezonning, buitentemperatuur, windsnelheid,
het beperken van de lichtsterkte, maar zeer be- regen, datum en uur, …). Ze werkt energie-
perkte prestaties biedt voor de bescherming te- besparend, trekt de luiken op bij sterke wind of
gen zonnewarmte; dergelijke zonweringen regen, ook als de bewoners afwezig zijn, of
absorberen en weerkaatsen immers de inval- anticipeert op de behoeften (bijvoorbeeld wor-
lende zonnestraling; wanneer de zonwering aan den de oostelijk gelegen kantoren afgeschermd
de binnenkant zit, wordt ze opgewarmd en geeft alvorens het personeel ’s morgens aankomt).
ze die warmte af aan de rest van de kamer Nochtans is het steeds aangeraden dat eenieder
◆ de buitenzonwering, die beide functies efficiënt de positie van de luiken individueel kan regelen
vervult, omdat de opwarming van de zonwering om een optimaal comfort te verzekeren.
geen invloed heeft op de binnentemperatuur
(afbeelding 51); men moet echter vermijden dat Tabel 26 geeft de zonnefactor “g” en de lichttrans-
de zonwering slechts een deel van de beglazing missie τv van verschillende soorten zonwering.
beschaduwt, om thermische breuk te voorko-
men (§ 3.1.3.4, p. 42); deze zonweringen verei-
sen regelmatig onderhoud en schoonmaak en 3.1.3.3 ARCHITECTURALE
moeten bestand zijn tegen weersinvloeden en BESCHERMINGEN
eventueel vandalisme
◆ de zonwering die in een dubbel glas ingebouwd Men kan eveneens gebruik maken van de bouw-
zit (rolgordijn of richtbare lamellen, afbeel- delen om zich tegen de zon te beschermen. Afbeel-
ding 52); dit systeem wordt oncomfortabel bij ding 53 geeft een voorbeeld van een uitstek van
langdurige bezonning door de opwarming van een gebouw dat zodanig ontworpen is dat hij de
het glas en het daaruit voortvloeiende warme- kamers ’s zomers tegen de zon beschermt, een deel
wandeffect; het biedt het voordeel dat de van de zonnestraling doorlaat in het voor- en najaar
zonwering zelf afgeschermd zit tegen vervui- en alle zonnestraling doorlaat in de winter. Die
ling. In het geval van rolgordijnen moet men oplossing kan gemakkelijk worden toegepast voor
opletten voor thermische breuk indien het gor- zuidelijk georiënteerde gevels, maar is moeilijker
dijn in een tussenstand staat (§ 3.1.3.4, p. 42) uitvoerbaar voor oostelijk en westelijk georiën-
teerde gevels; bovendien kan dergelijke bescher-
Richtbare zonwering kan op verscheidene manie- ming niet worden aangepast aan de omstandighe-
ren worden bediend : den.
◆ manueel
◆ gemotoriseerd (bediening met drukknop of af- Een speciaal geval van architecturale zonwering is
standsbediening) het gebruik van beplanting die in bepaalde perio-

Afb. 51 Vergelijking van de doeltreffendheid van binnen- en Afb. 52 Zonwering in de luchtspouw van een dubbele
buitenzonweringen (de zonnefactor is gelijk aan 0,15 in geval A en beglazing.
0,45 in geval B).
A. BUITEN- B. BINNEN- A. B. RICHTBARE
ZONWERING ZONWERING ROLGORDIJN LAMELLEN

buiten binnen buiten binnen

A
A A
A

A A
buiten binnen buiten binnen

41 TV 214 – december 1999


Tabel 26
ZONWERING g τv
Waarden “g”
en τv van
rolgordijnen 0,08 0,04
verschillende
soorten BUITEN uitschuifbare blinden (30° t.o.v. het verticale vlak) 0,09 –
zonwering.
uitschuifbare blinden (53° t.o.v. het verticale vlak) 0,11 –

INGEBOUWD blinden met lamellen 0,17 - 0,36 (*) 0,0 - 0,79 (*)

BINNEN rolgordijnen 0,39 0,03

(*) Waarden voor gesloten en open lamellen.

den van het jaar bescherming biedt tegen de zon Dat temperatuurverschil kan bijvoorbeeld ontstaan
(afbeelding 54). ten gevolge van :
◆ een temperatuurverschil tussen het zichtbare
deel en het gedeelte dat in de glassponning zit;
3.1.3.4 THERMISCHE BREUK dit risico bestaat voor zonwerende beglazing en
met name voor absorberende beglazing (afbeel-
Breuk door thermische schok ontstaat wanneer er ding 55)
tussen twee zones van uitgegloeid glas een te groot ◆ het feit dat een deel van de beglazing in de zon
temperatuurverschil optreedt. Wanneer de tempe- staat en het andere in de schaduw.
ratuur van het glas stijgt, zet het uit. Dit verschijn-
sel is niet nadelig indien de temperatuurstijging Thermische breuk ontstaat aan de rand van de
gelijkmatig over de gehele beglazing verloopt. Blijft beglazing, loodrecht op de rand en op de twee vlak-
echter een deel van de beglazing koud, dan kan het ken (afbeelding 56).
warme gedeelte zich niet vrij uitzetten, wat tot trek-
spanningen leidt die de breuksterkte van het glas Factoren die thermische breuk beïnvloeden, zijn (*) :
kunnen overtreffen. ◆ de oriëntatie van de gevels (de beglazing ge-
oriënteerd tussen - 60° en + 45° rond het noor-

Afb. 53 A. IN DE ZOMER B. IN DE WINTER C. IN DE LENTE EN


Architecturale IN DE HERFST
bescherming
(uitstek).

Afb. 54 B. IN DE ZOMER A. IN DE WINTER


Bescherming
door een
boom.

42 TV 214 – december 1999


Afb. 55 Principe van de thermische breuk. Afb. 56 Thermische glasbreuk.

;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;
trek
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;
warm gedeelte
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;; uitgegloeid glas thermische breuk kan voorkomen
;;;;;;;;;;;;;;;;
;;;;;;;;;;;;;;;; bij een temperatuurverschil van ongeveer 30 °C.
;;;;;;;;;;;;;;;;
koud gedeelte ;;;;;;;;;;;;;;;; Halfgehard glas wordt doorgaans gebruikt wanneer
;;;;;;;;;;;;;;;;
enkel thermische breuk moet worden vermeden;
gehard glas wordt gebruikt wanneer bovendien een
hogere mechanische sterkte wordt vereist.
den vormt geen problemen (afbeelding 57)
◆ de plaats van de beglazing (gevel, dak)
◆ de mogelijke beschaduwing van een deel van 3.1.4 VERLICHTING, ZICHTBAARHEID,
de beglazing (uitstekend bouwdeel, zonwering) VERDUISTERING
◆ de aanwezigheid op de beglazing van een blaas-
mond van het mechanische ventilatiesysteem 3.1.4.1 VERLICHTING VAN DE KAMERS
(warme of koude lucht)
◆ de nabijheid van een radiator Het probleem van de verlichting van de kamers is
◆ de nabijheid van een donker voorwerp achter ingewikkeld; daarom beperken wij ons hier tot en-
de beglazing kele algemene regels zonder in detail te treden.
◆ de aard, vorm en kleur van de ramen; de plaat- Bovendien beschouwen wij enkel woongebouwen
singsmethode van de beglazing in de sponning en niet kantoorgebouwen, waarbij bovendien reke-
◆ het gebruik van glas met een coating voor ning moet worden gehouden met de kunstmatige
schuiframen verlichting.
◆ de inspringende plaatsing van de ramen t.o.v.
de gevel
◆ de aard en afmetingen van het glas A. NATUURLIJKE VERLICHTING
◆ de afwerking van de glasranden : beschadigde
of afgeschilferde randen verhogen de kans op De beschikbare hoeveelheid daglicht in een omge-
thermische breuk, omdat die ontstaat vanuit de ving hangt af van de weersomstandigheden, het
zwakke punten. seizoen, het uur van de dag, de eventuele hinder-
nissen bij ramen en deuren enz.
Wanneer er gevaar voor thermische breuk bestaat,
wordt halfgehard of gehard glas toegepast dat be- Zoals de invallende energie is ook het invallende
stand is tegen temperatuurverschillen van respec- licht afhankelijk van de oriëntatie van het venster.
tievelijk ongeveer 200 °C en 100 °C, terwijl bij De noordelijke oriëntatie geniet nagenoeg niet van
de zon, zodat daar de natuurlijke verlichting het
meest constant is. De oostelijke en westelijke oriën-
N tatie alsook de zuidelijke oriëntatie in de winter
Afb. 57 daarentegen genieten van rechtstreekse lichtinval.
Thermische breuk -
Te beschouwen
60° 45° oriëntatie.
B. PLAATS VAN DE VENSTEROPENINGEN

W O Aangezien het licht zich rechtlijnig voortplant, zijn


te beschouwen het de bovenste zones van de vensteropeningen die
sector
een kamer in de diepte verlichten. Er wordt aange-
raden de beglazing derwijze te plaatsen, dat de
bovenrand op een hoogte ligt die ten minste gelijk
Z
is aan de helft van de kamerdiepte. Daklichten zijn
eveneens voordelig voor een goede verlichting.
(*) Voor de beoordeling van de thermische spanningen in glas,
zie FIV 01 [73].

43 TV 214 – december 1999


Afb. 58
Spreiding van het
licht volgens de
grootte en de
plaats van de
vensters.

Bovendien is de verspreiding van het licht eveneens schijnselen :


een sleutelfactor voor een goede verlichting. Het ◆ het thermisch harden van het glas kan leiden tot
volstaat niet voldoende licht in de ruimten te laten optische vervormingen, hardingsspectrum ge-
binnendringen, het moet ook nog evenwichtig wor- noemd (§ 2.3.3.1, p. 13)
den verdeeld. Aangezien het licht door de plafonds, ◆ in dubbel glas kunnen de weerkaatsings- en
vloeren en wanden wordt weerkaatst, moet men don- brekingsverschijnselen van de lichtstralen, die
kere kleuren vermijden omdat die het licht absorbe- zich voordoen in de verschillende raakvlakken
ren en donkere hoeken veroorzaken. glas-lucht (gas), optische interferenties veroor-
zaken, die tot gekleurde vlekken leiden; dit ver-
Men heeft er bijgevolg belang bij vensters te voor- schijnsel kan worden beperkt door twee ruiten
zien in meerdere wanden en op een vrij hoog ni- van verschillende dikte te gebruiken
veau (afbeelding 58). Is dat niet mogelijk, dan kan ◆ condensatie op de beglazing kan de zichtbaar-
men spelen met de weerkaatsing van de binnen- heid beperken of verhinderen. Op de binnen-
oppervlakken van de kamer, die dan als secundaire zijde van dubbele beglazing kan ze sterk wor-
lichtbronnen kunnen worden benut. Een oneven- den beperkt (§ 3.2.3, p. 53).
wicht tussen de lichtsterkte van verscheidene bron-
nen kan worden gecompenseerd door de keuze van Wanneer de lichtweerkaatsing de zichtbaarheid kan
glas met een aangepaste lichttransmissie (reflecte- hinderen (uitstalramen, kaders, …, afbeelding 59),
rend en absorberend glas, zie § 3.1.3, p. 36). zijn er verschillende oplossingen om het probleem
te beperken :
Ofschoon overvloedig licht aangenaam is, moet ◆ glas met een antireflecterende coating : het gaat
men verblinding door te sterke lichtbronnen ver- om oxide- of metaalcoatings die onder vacuüm
mijden. De vermindering van de oppervlakte van worden aangebracht en die de lichtweerkaatsing
de vensteropeningen is geen goede oplossing, om- maximaal beperken
dat ze het contrast tussen het venster en de muur ◆ glas gecoat door onderdompeling in een bad
waarin het zit, accentueert, waardoor het onbeha- ◆ met zuur gematteerd glas (voor gebruik in ka-
gen nog toeneemt. Verblinding kan wel worden ders, afbeelding 59).
verzwakt door het gebruik van gecoat glas met een
verminderde lichtdoorlatendheid.
3.1.4.3 VERDUISTERING – BESCHERMING
TEGEN INKIJK
C. OPPERVLAKTE VAN DE BEGLAZING
In bepaalde speciale gevallen wenst men de intimi-
Voor een goede natuurlijke verlichting van de ka- teit van de kamers te beschermen door inkijk te
mers moet de oppervlakte van de vensters vol- beperken. Dat kan worden bereikt met verschil-
doende groot zijn en de verhouding tussen ondoor- lende glasproducten :
schijnende elementen (bijvoorbeeld de onderver- ◆ doorschijnend en/of gekleurd glas : figuurglas,
delingen van de ramen) beperkt blijven. Aan te ra- gelaagd glas met PVB (mat of gekleurd), met
den is een beglaasde oppervlakte van ongeveer 1/8 zuur of zand gematteerd glas, glazen bouwste-
van de vloeroppervlakte voor woonkamers en keu- nen (afbeelding 60), opaalglas (dat wil zeggen
kens, en van ongeveer 1/10 tot 1/12 van de vloer- in de massa wit gekleurd), geëmailleerd of
oppervlakte voor slaapkamers. gezeefdrukt glas, in de massa gekleurd glas,
doorschijnende U-vormige glasprofielen (af-
beelding 61)
3.1.4.2 ZICHTBAARHEID DOOR ◆ dubbele beglazing met ingewerkte jaloezie
EEN BEGLAZING ◆ reflecterend glas : het beschermt een kamer
gedeeltelijk tegen inkijk in de mate dat het in de
De kwaliteit van de zichtbaarheid door een begla- kamer donkerder is dan erbuiten
zing kan worden beïnvloed door verschillende ver- ◆ chromogeen glas met vloeibare kristallen : het

44 TV 214 – december 1999


Afb. 59 Gebruik van normaal of antireflecterend glas.
A. NORMAAL GLAS B. ANTIREFLECTEREND GLAS

Afb. 60 Bescherming tegen inkijk door middel van een wand van glazen Afb. 61 Doorschijnende wanden van
bouwstenen. profielglas.

is glas dat vloeibare kristallen bevat waarvan de 3.1.4.4 VERKLEURING VAN WAREN IN
oriëntatie kan worden gewijzigd onder invloed UITSTALRAMEN
van een elektrisch veld; afhankelijk van die
oriëntatie wordt het glas al dan niet doorzichtig De zonnestraling is een energievorm die in bepaalde
(afbeelding 62). Dergelijk glas kan eveneens gevallen voorwerpen kan verkleuren die in uitstal-
worden gebruikt als beveiligingsmiddel in ban- ramen liggen. Die verkleuring is het gevolg van de
ken en postkantoren, om inkijk in de loketten te geleidelijke verbreking van de moleculaire verbin-
verhinderen dingen onder invloed van fotonen met een hoge
◆ spionspiegels, die een speciaal geval vormen : energie. De stralingen die dit verschijnsel veroor-
het gaat om glas waardoor slechts vanuit één zaken, zijn de ultraviolette stralen en, in mindere
zijde kan worden gekeken, dit om waar te ne- mate, het zichtbare licht met een korte golflengte
men zonder zelf gezien te worden (luchthavens, (violet en blauw). Bovendien veroorzaakt de zon-
grootwarenhuizen, …). Dergelijk glas is voor- nestraling temperatuurstijgingen die dit verschijn-
zien van een coating met een zeer lage licht- sel nog kunnen versnellen.
transmissie; men moet er daarbij voor zorgen
dat de lichtbronnen beduidend zwakker en dif- Sommige glasproducten kunnen verkleuring ver-
fuser zijn aan de spionzijde dan aan de te obser- hinderen of beperken :
veren kant.

45 TV 214 – december 1999


Afb. 62 Chromogeen glas met vloeibare kristallen onder en zonder spanning.
A. ONDER SPANNING B. ZONDER SPANNING

◆ gelaagd glas met een tussenlaag van PVB, die Op termijn zou chromogene beglazing (§ 2.3.3.10,
meer dan 99 % van de UV-stralen absorbeert p. 19) aan al die eisen kunnen voldoen. Afbeel-
◆ geel-oranje gekleurd glas dat gedeeltelijk het ding 63 toont de toepassingsmogelijkheden van de
violette en blauwe licht absorbeert verschillende soorten chromogeen glas.
◆ glas met een lage zonnefactor die de tempera-
tuurstijging beperkt.
3.2 BESTANDHEID TEGEN
Geen enkel glasproduct kan 100 % waarborgen dat WEERSINVLOEDEN -
geen verkleuring optreedt. Immers, ook kunstlicht kan WARMTE-ISOLATIE
in sommige gevallen dit verschijnsel veroorzaken.
3.2.1 BESCHERMING TEGEN REGEN,
SNEEUW EN WIND
3.1.5 GECOMBINEERDE BENADERING
VAN DE BESCHERMINGEN Wanneer de beglazing vakkundig in correct schrijn-
TEGEN LICHT EN ENERGIE werk wordt geplaatst, volstaat dat om infiltratie van
lucht, regen en sneeuw te weren.
In de meeste gevallen gaan de problemen van de
verlichting en de verwarming door de zon samen. Bij beglazing van daken moet de dakhelling ten
Bovendien variëren de wensen van de gebruiker minste 10° bedragen om lekken en water- of
volgens de perioden van het jaar en zijn ze tegen- sneeuwstagnatie te voorkomen.
strijdig (afbeelding 44, p. 36) :
◆ ’s winters wenst hij zoveel mogelijk van de zon Wat de windwerking betreft, geeft een beglazing
te genieten, wat een maximale transparantie met een gepaste dikte (hoofdstuk 4) voldoende
vereist waarborgen van stevigheid.
◆ ’s zomers wenst hij de bezonning maximaal te
beperken en toch voldoende licht te krijgen in
de kamers. 3.2.2 WARMTE-ISOLATIE
Afb. 63 Toegankelijke 1 Wat de warmte-isolatie betreft, volstaat enkel glas
domeinen met chromogeen 2 niet, zodat naar betere oplossingen moet worden
glas. 1
5 gezocht, wat trouwens verplicht is door de thermi-
1. Fotochromisch 3
LICHTTRANSMISSIE τv

2. Thermochromisch
sche reglementen van toepassing in de verschillende
4 hoog gewesten (§ 3.2.2.7, p. 53).
3. Thermotroop
niveau
4. Elektrochromisch
5. Vloeibare kristallen 0,5 5
3.2.2.1 WARMTETRANSMISSIE DOOR
BEGLAZING
1
4
laag Een temperatuurverschil tussen twee punten van een
2 niveau lichaam – hoe klein ook – leidt tot warmtestroming
3
0 van de warme naar de koude punten.
0 0,5 1
ZONNEFACTOR g

46 TV 214 – december 1999


Afb. 64 Warmtetransmissie
door glas (wanneer de
BINNEN straling BUITEN buitentemperatuur lager is dan
de binnentemperatuur).
convectie
convectie

geleiding

Die stroming kan op verscheidene manieren ge- met θi en θe = de temperatuur van de binnen- en
beuren : buitenomgeving (°C)
◆ door geleiding, dat wil zeggen in het materiaal R = de warmteweerstand van de begla-
zelf; de warmte plant zich voort van molecule zing ((m2.K)/W)
tot molecule U = 1/R = de warmtetransmissiecoëfficiënt
◆ door convectie in vloeistoffen en gassen; de van de beglazing (W/(m2.K)); die
temperatuurverschillen veroorzaken dichtheids- wordt bepaald als de hoeveelheid
verschillen die de moleculen in beweging zet- warmte die, in een stationair re-
ten en de temperaturen neigen te egaliseren gime, per oppervlakte-eenheid en
◆ door straling : die transmissiewijze gebeurt via voor een eenheidstemperatuurver-
elektromagnetische golven die doorheen een schil tussen de twee omgevingen,
milieu gaan die voor deze golven transparant is. doorheen de beglazing gaat.
Wanneer de golven een hindernis ontmoeten,
geven ze daaraan een deel van hun energie af in De hoeveelheid warmte Q (W) die doorheen een
de vorm van warmte; die transmissiewijze ver- beglazing met een oppervlakte S (m2) gaat van de
eist geen specifiek milieu; ze kan zich ook in warme naar de koude omgeving is dus gelijk aan :
het luchtledige voordoen. Q = S . U . (θi - θe).

De warmtetransmissie tussen de twee zijden van Voor een isotroop vast materiaal wordt de warmte-
het glas gebeurt in het geval van ondoorschijnend weerstand R bepaald als de verhouding tussen zijn
enkel glas enkel door geleiding en bij doorschij- dikte “e” (m) en zijn warmtegeleidingscoëffciënt λ
nend enkel glas door geleiding en door straling. Bij (W/(m.K)) :
dubbel glas gebeurt de transmissie in het glas door e
geleiding en straling, in de afstandhouder door ge- R = .
λ
leiding en in de gasspouw door geleiding, straling
en convectie. Het doel van dubbel glas bestaat erin De warmtegeleidingscoëfficiënt λ wordt bepaald
de warmteverliezen door geleiding in het glas te als de hoeveelheid warmte die in een seconde door
beperken, door de twee ruiten te scheiden door een een plaat van 1 m dikte en met een oppervlakte van
luchtspouw; deze luchtspouw mag echter niet dik- 1 m2 gaat, wanneer er tussen de twee oppervlakken
ker zijn dan 15 mm om de verliezen door convectie van 1 m2 een temperatuurverschil van 1 °C bestaat.
maximaal te beperken (§ 3.2.2.4, p. 50).
De warmtegeleidingscoëfficiënt van glas is gelijk
De warmtestroomdichtheid “q” (W/m2) die per se- aan 1 W/(m.K). Het is bijgevolg geen isolerend
conde doorheen de ruit gaat van de warme omge- materiaal, vermits enkel materialen waarvan de
ving naar de koude omgeving kan worden uitge- warmtegeleidingscoëfficiënt kleiner is dan
drukt door de betrekking : 0,065 W/(m.K) als dusdanig worden beschouwd.
q =
(θ i − θe )
= U (θ i − θ e )
R Om de warmteverliezen te minimaliseren, en dus
een maximale warmte-isolatie te bereiken, moet de
warmtegeleidingscoëfficiënt U van de beglazing zo
laag mogelijk zijn (dat wil zeggen dat de warmte-
weerstand R van de beglazing zo groot mogelijk
moet zijn).

47 TV 214 – december 1999


In de loop van de jaren werden verscheidene oplos- Een andere oplossing – dubbele ramen – bestaat,
singen uitgedacht om het isolerende vermogen van zoals de naam het zegt, uit twee ramen in serie
beglazing te verbeteren, vooral dan sedert de ener- geplaatst met een grote luchtspouw ertussen (ten
giecrisis van de jaren ’70. minste 150 mm). Dat systeem biedt een goede
thermische isolatie, maar is vooral doeltreffend
vanuit akoestisch oogpunt. Het wordt in België
3.2.2.2 DE VERSCHILLENDE SOORTEN weinig toegepast.
ISOLERENDE BEGLAZING

A. DUBBELE BEGLAZING C. EDELE GASSEN

De eerste soort warmte-isolerende beglazing was Een verdere verbetering bestaat in de vervanging
de dubbele beglazing. Het gaat om twee glasplaten van de lucht (λ = 0,025 W/(m.K), ρ = 1,23 kg/m3,
die van elkaar gescheiden zijn door een afstand- bij 10 °C, dat wil zeggen aan de voorwaarden ge-
houder om een spouw met droge lucht af te sluiten normaliseerd in de norm NBN EN 673 [7]) door
(§ 2.3.3.6, p. 17). Aangezien de warmtegeleidings- gassen met een lagere warmtegeleidingscoëfficiënt
coëfficiënt van lucht gelijk is aan 0,025 W/(m.K) om de geleiding te beperken en met een hogere
(bij 10 °C) en deze van het glas aan 1 W/(m.K), volumieke massa om de convectie te beperken
verbetert de luchtlaag het isolerende vermogen en (moeilijker in beweging te zetten).
vermindert de U-waarde van de beglazing.
In de praktijk gebruikt men regelmatig argon (λ =
0,017 W/(m.K), ρ = 1,70 kg/m3) en soms krypton
B. DRIEDUBBELE BEGLAZING EN AFGELEIDE (λ = 0,009 W/(m.K), ρ = 3,56 kg/m3) dat het nadeel
PRODUCTEN heeft momenteel nog duurder te zijn.

Aangezien de isolatie verbeterd wordt door de aan- In het geval van akoestisch isolerende dubbele
wezigheid van een luchtspouw, was de volgende beglazing (§ 3.3, p. 55) wordt soms het gas SF6
stap de vervaardiging van driedubbele beglazing, (zwavelhexafluoride, λ = 0,013 W/(m.K), ρ =
dat wil zeggen beglazing bestaande uit drie glas- 6,36 kg/m3) gebruikt. Dergelijke dubbele beglazing
platen gescheiden door twee luchtspouwen. biedt echter een minder goede warmte-isolatie dan
dubbel glas gevuld met lucht (warmtetransmissie-
Deze oplossing wordt nog slechts zelden toegepast coëfficiënt U van ongeveer 3,1 W/(m2.K)). In de
wegens haar dikte en gewicht, waardoor ze moei- praktijk wordt voor akoestisch isolerende beglazing
lijk in klassiek schrijnwerk ingepast kan worden. met gas de voorkeur gegeven aan mengsels argon/
SF6 of krypton/SF6.
Een variant op de driedubbele beglazing is de
beglazing met een of meerdere kunststoffolies die
in de luchtspouw gespannen worden (afbeel- D. BEGLAZING MET EEN HOOG RENDEMENT
ding 65), om meerdere luchtspouwen in serie te ver-
krijgen, zonder het gewicht van de beglazing te Dankzij de ontwikkeling van de coatingstechnieken
verhogen. Voor de zichtbaarheid moeten de folies is de isolatiekwaliteit van de beglazing nog verbe-
perfect gespannen zijn en mogen ze zich in de loop terd. De afzetting van een metaallaagje (bijvoor-
van de jaren niet vervormen. beeld zilver) op de beglazing levert zogenaamde
HR-beglazing op (ook beglazing met een laag emis-
Er bestaan eveneens folies met een laag emissiever- sievermogen of low E genoemd). Deze laagjes
mogen (zie punt D hierna) en/of met weerkaatsende worden doorgaans onder vacuüm afgezet en dienen
kenmerken voor de invallende zonne-energie.
Afb. 66
Afb. 65 Dubbele beglazing met een gespannen
Dubbele
kunststoffolie in de lucht- of gasspouw.
beglazing met
een hoog
rendement.
gespannen buiten binnen
folie

metalen
afstandhouder
thermohardende
kit 1 2 3 4

48 TV 214 – december 1999


omwille van hun brosheid aan de spouwzijde van Het is mogelijk coatings met een laag emissiever-
het dubbele glas te zitten. Ze worden doorgaans in mogen te combineren met coatings die de weer-
positie 3 geplaatst; de positie 2 heeft geen invloed kaatsing van de zon controleren. Het gaat dan om
op de isolatiekwaliteit, maar wel op de weerkaat- coatings onder vacuüm die deze twee effecten com-
singseigenschappen en bijgevolg op het aspect. bineren en die in positie 2 worden geplaatst.

Het emissievermogen is per definitie de verhou- Speciale gassen en coatings met een laag emissie-
ding tussen de energie die door een gegeven opper- vermogen kunnen gecombineerd worden.
vlak aan een gegeven temperatuur wordt afgege-
ven en die van een perfecte straler (dat wil zeggen
een zwart lichaam met een emissievermogen gelijk OPMERKING
aan 1) aan dezelfde temperatuur.
Men raadt aan “klassieke” dubbele beglazing en
Doel van de coating is de warmtestralen (verre IR- HR-dubbele beglazing niet naast elkaar te plaat-
stralen) die door de beglazing worden geabsorbeerd, sen, omdat er een licht kleurverschil bestaat (om-
naar binnen af te stralen. Immers, de voorwerpen wille van de aanwezigheid van het metaallaagje).
die zich in de kamers bevinden, stralen de verre IR
uit. Wanneer deze straling de beglazing bereikt,
absorbeert ze de warmte. Door het emissievermogen E. OVERIGE TOEKOMSTIGE VERBETERINGEN [53]
van de beglazing te verminderen, bevordert men de
emissie van die warmte naar binnen eerder dan naar Momenteel liggen een aantal verbeteringen ter stu-
buiten. Bijvoorbeeld betekent een emissievermogen die, zoals :
van 0,2 dat 80 % van de door de beglazing geabsor- ◆ beglazing onder vacuüm
beerde warmtestroom naar de kamers terug wordt ◆ transparante isolatiematerialen die in de spouw
gestraald. tussen de glasplaten worden aangebracht.

De ontwerpnorm prEN 12898 [38] beschrijft een


meetmethode voor het normale emissievermogen 3.2.2.3 BEREKENING VAN DE U-WAARDE
εn. In de praktijk gebruikt men een gecorrigeerde VAN EEN BEGLAZING
waarde van ε door het normale emissievermogen te
vermenigvuldigen met een factor die rekening houdt De norm NBN EN 673 [7] beschrijft de methode
met de hoekdistributie van het emissievermogen in voor de berekening van de warmtetransmissiecoëf-
de berekening van de warmteoverdracht. ficiënt U van een beglazing; ze wordt gegeven in
bijlage 3 (p. 88). De berekende waarde stemt over-
Een heldere glasplaat heeft een gecorrigeerd emis- een met de U-waarde in het centrum van de begla-
sievermogen van 0,837, terwijl pyrolithische coa- zing, dat wil zeggen zonder rekening te houden
tings waarden kunnen opleveren van ongeveer met het randeffect ten gevolge van de aanwezig-
0,150 en coatings onder vacuüm waarden lager dan heid van de afstandhouder die de warmteverliezen
0,100. vergroot.

Aangezien het om IR-stralen gaat met een langere Tabel 27 geeft de waarden van de warmtetransmis-
golflengte (§ 3.1, p. 33) dan deze van het zonne- siecoëfficiënt van verschillende soorten isolerende
spectrum, is het perfect mogelijk de zonne-energie beglazing. De meest courant gebruikte afstandhou-
doorheen een beglazing te laten dringen en tezelf- ders zijn die van 12 en 15 mm.
dertijd te verhinderen dat de warmte de kamer ver-
laat. Ter vergelijking heeft een ongeïsoleerde spouw-
muur een U-waarde van ongeveer 1,5 W/(m2.K);

SPOUW 4-x-4 4-x-4 HR (ε = 0,10)


Tabel 27
4-x-4-x-4
x (mm) Warmtetrans-
lucht argon krypton SF6 lucht argon krypton lucht missiecoëfficiënt
van verschil-
4 3,6 3,3 2,9 3,1 3,1 2,6 1,9 2,6 lende soorten
beglazing.
8 3,1 2,9 2,6 3,1 2,3 1,8 1,3 2,1

12 2,9 2,7 2,6 3,1 1,9 1,4 1,2 1,9

15 2,8 2,6 2,5 3,1 1,7 1,3 1,2 1,8

20 2,8 2,6 2,6 3,2 1,7 1,3 1,2 1,8

49 TV 214 – december 1999


de voorschriften van de Gewesten inzake warmte- van de warmtetransmissiecoëfficiënt volgens de
isolatie vereisen waarden kleiner dan of gelijk aan glasdikte. De U-waarde daalt met minder dan
0,6 W/(m2.K) voor muren gelegen tussen een be- 0,5 W/(m2.K) wanneer men glas gebruikt van
woonde kamer en de buitenomgeving. 19 mm in de plaats van 4 mm.

Afb. 68 Invloed van de glasdikte op de


3.2.2.4 INVLOED VAN DE VERSCHILLENDE warmtetransmissiecoëfficiënt.
PARAMETERS OP DE U-WAARDE 6,0
enkele beglazing
In deze paragraaf gaan wij dieper in op de invloed 5,5
op de U-waarde van de soort beglazing (enkel, 5,0
dubbel), de dikte van de afstandhouder en van de

U (W/(m2.K))
beglazing, de aard van de gassen en de aanwezig- 4,5
heid van coatings met een laag emissievermogen.
4,0

3,5
A. ENKEL EN DUBBEL GLAS
3,0 dubbele beglazing y-12-y
Zoals hierboven gezegd, vormt dubbele (en driedub- 2,5
bele) beglazing de basis van isolerende beglazing.
Afbeelding 67 geeft de warmtedoorgangscoëfficiënt 2,0
4 6 8 10 12 14 16 18
van enkele en dubbele beglazing volgens de lucht-
DIKTE VAN DE BEGLAZINGEN y (mm)
spouw. Driedubbele beglazing wordt eveneens ver-
meld, ofschoon die oplossing zelden wordt toegepast.
C. DIKTE VAN DE LUCHT- OF GASSPOUW
De warmtedoorgangscoëfficiënt van enkele begla-
zing ligt iets onder 6 W/(m2.K); voor dubbele
De breedte van de lucht- of gasspouw heeft een
beglazing bereikt men waarden van 2,8 tot
bepalende invloed op de U-waarde. De grafieken
3,0 W/(m2.K) en voor driedubbele beglazing onge-
van de afbeeldingen 67 tot 71 (uitgezonderd af-
veer 2 W/(m2.K).
beelding 68) worden gegeven met de dikte van de
lucht- of gasspouw op de abscis. Daarin ziet men
Afb. 67 Invloed van het aantal luchtlagen op de isolatie van een dat de U-waarde sterk daalt wanneer de luchtspouw
beglazing.
toeneemt van 4 tot 10 mm, waarbij het optimum
7 naar gelang van het geval gelegen is tussen 10 en
15 mm. Voor grotere breedten daalt de U-waarde
6 4-x-4 lucht niet langer omwille van de te grote convectie in de
4-x-4-x-4 lucht spouw. Vanuit akoestisch oogpunt (§ 3.3.2.2, p. 58),
5 enkele beglazing 4 mm
is een bredere spouw interessant; deze oplossing
U (W/(m2.K))

wordt echter zelden toegepast.


4

3 D. AARD VAN HET GAS

2 De isolatie bekomen met een dubbele beglazing


met luchtspouw kan worden verbeterd door een gas
1 te gebruiken dat nog beter isoleert dan lucht, zoals
4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 argon of krypton. Afbeelding 69 geeft de waarde
BREEDTE VAN DE AFSTANDHOUDER x (mm) van de warmtetransmissiecoëfficiënt voor derge-
lijke beglazing. De U-waarde die 2,8 tot
B. GLASDIKTE 3,0 W/(m2.K) bedraagt voor dubbele beglazing met
lucht daalt tot 2,6 à 2,7 W/(m2.K) bij vulling met
Glas isoleert slecht : zijn warmtegeleidingscoëffi- argon en 2,5 à 2,6 W/(m2.K) bij vulling met krypton.
ciënt λ is gelijk aan 1 W/(m.K). De verhoging van
de glasdikte heeft weinig invloed op de warmte- Het gebruik van SF6 daarentegen (om akoestische
isolatie. redenen, zie § 3.3) heeft een negatieve invloed op
de U-waarde.
Afbeelding 68 geeft voor enkel en dubbel glas (met
een constante luchtspouw van 12 mm) de waarde

50 TV 214 – december 1999


Afb. 69 Invloed van de aard van het gas op de Afb. 70 Invloed van de coatings met een laag emissievermogen
warmtetransmissiecoëfficiënt. op de warmtetransmissiecoëfficiënt.
3,8 4,0
4-x-4 lucht
3,6 4-x-4 lucht / ε= 0,15
3,5 4-x-4 lucht / ε= 0,10
3,4 4-x-4 lucht / ε= 0,05
4-x-4 lucht / ε= 0,02
3,2 4-x-4 SF6 3,0

U (W/(m2.K))
U (W/(m2.K))

3,0
2,5
2,8 4-x-4 lucht
4-x-4 argon 2,0
2,6
4-x-4 krypton
2,4 1,5
2,2
1,0
2,0 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24
4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 BREEDTE VAN DE AFSTANDHOUDER x (mm)
BREEDTE VAN DE AFSTANDHOUDER x (mm)

E. COATINGS MET EEN LAAG EMISSIEVERMOGEN Afb. 71 Samenvatting van de warmtetransmissiecoëfficiënt.

De coatings met een laag emissievermogen, on- 7,0


langs grootschalig in de handel gebracht, hebben 4-x-4 lucht
4-x-4 argon
de waarden van de warmtetransmissiecoëfficiënt 6,0 4-x-4 lucht / ε= 0,10
van beglazing nog verbeterd. Afbeelding 70 toont 4-x-4 argon / ε= 0,10
5,0 enkele beglazing 4 mm
die verbetering voor dubbele beglazing voorzien
U (W/(m2.K))

van coatings met verschillende waarden van het gewone


4,0
gecorrigeerde emissievermogen. Men bereikt daar- breedten
mee U-waarden van ongeveer 1,7 tot 1,3 W/(m2.K).
3,0

2,0
F. COMBINATIE VAN VERSCHEIDENE OPLOSSINGEN
1,0
Door de oplossingen beschreven in punten D en E te
combineren (coating met een laag emissievermogen 0
4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24
en edel gas), kunnen nog lagere U-waarden worden
BREEDTE VAN DE AFSTANDHOUDER x (mm)
bereikt, van de orde van 1,1 W/(m2.K) of zelfs lager.

Afbeelding 71 vat de waarden van de verschillende


soorten beglazing samen. Bij eengezinswoningen en appartementsgebouwen
met minder dan 5 verdiepingen is het voldoende de
forfaitaire waarden voor Uch en y (tabellen 28 en
3.2.2.5 WARMTEVERLIEZEN DOORHEEN 29) toe te passen en de in tabel 30 opgenomen
VENSTERS vereenvoudigde formules te gebruiken.

De waarde van de warmtetransmissiecoëfficiënt Uf


Tabel 28 Forfaitaire waarden voor de verliezen door de
(W/(m2.K)) van een venster wordt niet enkel be-
afstandhouder Ψ.
paald door de U-waarde (W/(m2.K) in het midden
van de beglazing (waarvan sprake in §§ 3.2.2.3 RAAMTYPE BEGLAZINGSTYPE Ψ (W/(m.K))
(p. 49) en 3.2.2.4 (p. 50), hierna Uvc afgekort), maar
ook door de U-waarde van het schrijnwerk (hier Metalen raam Alle 0,00
zonder thermische
Uch afgekort) en de lineaire waarde ψ (W/(m.K))
onderbreking
kenmerkend voor de verliezen door de afstandhou-
der. Andere Uch ≥ 2,0 W/(m2.K) 0,05
Uch < 2,0 W/(m2.K) 0,07
De norm NBN B 62-002 [4] geeft een berekenings-
methode voor die Uf-waarde, alsook voor Uch en ψ.

51 TV 214 – december 1999


Tabel 29 Forfaitaire waarden voor Uch (U-waarde van het schrijnwerk).

RAAMTYPE Uch (W/(m2.K))

Hout 1,8

PUR 2,9
Tabel 30 Vereenvoudigde formules voor de
PVC :
berekening van Uf (warmtetransmissiecoëfficiënt).
– met verschillende kamers zonder versteviging 1,5
– met verschillende kamers met versteviging 1,7
RAAMTYPE Uf (W/(m2.K))
– met een kamer zonder versteviging 2,8
– met een kamer met versteviging 3,0 Metalen raam 0,75 Uvc + 0,25 Uch + 3 ψ
Aluminium : Andere ramen 0,70 Uvc + 0,30 Uch + 3 ψ
– zonder thermische onderbreking 6,0
– met metalen puntonderbreking 4,8
– met continue thermische onderbreking 3,5; 3,8; 3,9 of 4,2 (*)

(*)Volgens het type thermische onderbreking (zie norm NBN B 62-002 [4]).

Tabel 31 Uf-waarde volgens de vereenvoudigde formules.

PVC ALUMINIUM OF METAAL

MEERDERE KAMERS 1 KAMER


zonder met
HOUT PUR
zonder met zonder met onder- punt- met thermische onderbreking
verste- verste- verste- verste- breking onder-
viging viging viging viging breking
Uvc
Uch ➙ 1,8 2,9 1,5 1,7 2,8 3,0 6,0 4,8 4,2 3,9 3,8 3,5

3,1 2,86 3,19 2,77 2,83 3,16 3,22 3,82 3,67 3,52 3,45 3,43 3,35
3,0 2,79 3,12 2,70 2,76 3,09 3,15 3,75 3,60 3,45 3,38 3,35 3,27
2,9 2,72 3,05 2,63 2,69 3,02 3,08 3,67 3,52 3,37 3,30 3,28 3,20
2,8 2,65 2,98 2,56 2,62 2,95 3,01 3,60 3,45 3,30 3,23 3,20 3,12
2,7 2,58 2,91 2,49 2,55 2,88 2,94 3,52 3,37 3,22 3,15 3,13 3,05
2,6 2,51 2,84 2,42 2,48 2,81 2,87 3,45 3,30 3,15 3,08 3,05 2,97
2,5 2,44 2,77 2,35 2,41 2,74 2,80 3,37 3,22 3,07 3,00 2,98 2,90
2,4 2,37 2,70 2,28 2,34 2,67 2,73 3,30 3,15 3,00 2,93 2,90 2,82
2,3 2,30 2,63 2,21 2,27 2,60 2,66 3,22 3,07 2,92 2,85 2,83 2,75
2,2 2,23 2,56 2,14 2,20 2,53 2,59 3,15 3,00 2,85 2,78 2,75 2,67
2,1 2,16 2,49 2,07 2,13 2,46 2,52 3,07 2,92 2,77 2,70 2,68 2,60
2,0 2,09 2,42 2,00 2,06 2,39 2,45 3,00 2,85 2,70 2,63 2,60 2,52
1,9 2,08 2,41 1,99 2,05 2,38 2,44 2,92 2,83 2,68 2,61 2,59 2,51
1,8 2,01 2,34 1,92 1,98 2,31 2,37 2,85 2,76 2,61 2,54 2,51 2,43
1,7 1,94 2,27 1,85 1,91 2,24 2,30 2,77 2,68 2,53 2,46 2,44 2,36
1,6 1,87 2,20 1,78 1,84 2,17 2,23 2,70 2,61 2,46 2,39 2,36 2,28
1,5 1,80 2,13 1,71 1,77 2,10 2,16 2,62 2,53 2,38 2,31 2,29 2,21
1,4 1,73 2,06 1,64 1,70 2,03 2,09 2,55 2,46 2,31 2,24 2,21 2,13
1,3 1,66 1,99 1,57 1,63 1,96 2,02 2,47 2,38 2,23 2,16 2,14 2,06
1,2 1,59 1,92 1,50 1,56 1,89 1,95 2,40 2,31 2,16 2,09 2,06 1,98
1,1 1,52 1,85 1,43 1,49 1,82 1,88 2,32 2,23 2,08 2,01 1,99 1,91
1,0 1,45 1,78 1,36 1,42 1,75 1,81 2,25 2,16 2,01 1,94 1,91 1,83
0,9 1,38 1,71 1,29 1,35 1,68 1,74 2,17 2,08 1,93 1,86 1,84 1,76
0,8 1,31 1,64 1,22 1,28 1,61 1,67 2,10 2,01 1,86 1,79 1,76 1,68
0,7 1,24 1,57 1,15 1,21 1,54 1,60 2,02 1,93 1,78 1,71 1,69 1,61
0,6 1,17 1,50 1,08 1,14 1,47 1,53 1,95 1,86 1,71 1,64 1,61 1,53
0,5 1,10 1,43 1,01 1,07 1,40 1,46 1,87 1,78 1,63 1,56 1,54 1,46

52 TV 214 – december 1999


Tabel 32
BUITEN- BINNEN- TEMPERATUUR VAN DE BINNENZIJDE VAN DE BEGLAZING (°C)
TEMPERA- TEMPERA- Temperatuur van
TUUR (°C) TUUR (°C) Enkele beglazing Dubbele beglazing Dubb. beglazing HR de binnenzijde
U = 5,8 W/(m2.K) U = 2,9 W/(m2.K) U = 1,2 W/(m2.K) van de
beglazing.
0 20 5,5 12,8 17,0

10 20 12,8 16,4 18,5

Tabel 31 geeft de waarden van de warmtetransmis- Het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (vanaf 24 ja-
siecoëfficiënt Uf van verschillende combinaties van nuari 2000) legt een warmtetransmissiecoëfficiënt
raam en beglazing. op lager dan 2,5 W/(m2.K), wat het gebruik van
hoog rendementsbeglazing in beide gevallen ver-
Die berekeningen volgens de norm NBN B 62-002 plicht maakt.
zullen op termijn vervangen worden door deze be-
schreven in het Europese normontwerp prEN Deze eisen betreffen alle beglazingen van het be-
10077-1 [32]. schermde volume van het gebouw, dat wil zeggen
de geïsoleerde buitenomhulling.

3.2.2.6 TEMPERATUUR VAN DE BEGLAZING


3.2.3 CONDENSATIE
De behaaglijkheid in een kamer hangt niet enkel af
van de temperatuur van de kamerlucht, maar ook 3.2.3.1 OPPERVLAKTECONDENSATIE OP
van de eventuele nabijheid van koude (of warme) DE RUITEN
oppervlakken. Tabel 32 geeft de temperatuur van
de binnenzijde van enkele en dubbele beglazing A. BINNENOPPERVLAK
voor verschillende binnen- en buitentemperaturen
(in stationair regime) en verschillende soorten be- De lucht in een kamer bevat een bepaalde hoeveel-
glazing. heid waterdamp afkomstig van de buitenlucht en
van bronnen binnenhuis (ademhaling, verdamping
Het gebruik van beglazing met een hoog rende- van water, …).
ment (HR) helpt niet enkel de energieverliezen
beperken, maar schakelt ook het effect uit van de Het absolute vochtgehalte is het aantal gram water-
koude (of warme) wand dat onbehaaglijk aanvoelt. damp in een kilo droge lucht. Die hoeveelheid kan
niet eindeloos toenemen : voor een gegeven tempe-
Bijlage 4 (p. 90) geeft de berekeningsmethode van ratuur, bestaat er een grens, absolute verzadi-
de temperatuur van de vlakken van een beglazing gingsvochtgehalte genoemd, die de maximum-
alsook enkele voorbeelden ervan. hoeveelheid waterdamp is die de lucht kan bevatten.
De temperatuur waaraan lucht verzadigd wordt met
vocht wordt dauwpunttemperatuur genoemd. Ta-
3.2.2.7 KEUZE VAN EEN ISOLERENDE bel 33 geeft de waarde van het absolute verzadi-
BEGLAZING - THERMISCHE gingsvochtgehalte (g/m3 droge lucht) volgens de
REGLEMENTEN temperatuur. Hoe meer de luchttemperatuur stijgt,
hoe meer vocht onder dampvorm de lucht kan be-
De Thermische Reglementen van de Gewesten leg- vatten.
gen een niet te overschrijden grenswaarde op voor
de warmtetransmissiecoëfficiënt Uf van een ven- Wordt de grens bereikt en daalt de temperatuur,
ster (zie § 3.2.2.5, p. 51). dan slaat het teveel aan vocht neer op alle opper-
vlakken of punten met een lagere temperatuur.
Het Vlaamse Gewest (sedert 1 september 1992) en Condensatie verschijnt dus des te sneller op de
het Waalse Gewest (sedert 1 december 1996) schrij- beglazing of het raam naarmate de temperatuur la-
ven een warmtetransmissiecoëfficiënt U voor klei- ger is en de binnenklimaat vochtiger is. Ze komt
ner dan 3,5 W/(m2.K) voor nieuw- of vernieuw- eerst voor in de hoeken en aan de omtrek van de
bouw waarvoor een bouwvergunning vereist is. beglazing en het raam, omwille van de grotere
Gebruik van dubbel glas is bijgevolg verplicht om warmteverliezen in die zones, door de afstand-
aan de eisen van die reglementen te voldoen. houder van de dubbele beglazing (afbeelding 72).

53 TV 214 – december 1999


Tabel 33 Afb. 72 Ontstaan van
TEMPERA- ABSOLUTE VERZADIGINGSVOCHT-
Absolute TUUR (°C) GEHALTE (g/kg DROGE LUCHT) BIJ oppervlaktecondensatie
verzadigings- EEN LUCHTDRUK VAN 1 BAR op de binnenzijde van
vochtgehalte een beglazing.
afhankelijk - 20 0,63
van de - 10 1,60
lucht-
0 3,78
temperatuur.
+ 10 7,63
+ 20 14,7
“Indien er gevaar is voor condensatie door de aard
+ 30 27,2
van de gebruikte materialen, worden de ramen
+ 40 48,8 voorzien van condensatiegootjes op alle plaatsen
die noodzakelijk zijn om het water te beletten in
kontakt te komen met delen van de bouw die niet
TV 153 “Vochthuishouding in gebouwen” [84] voorzien zijn om nat te worden.
geeft meer details omtrent die verschijnselen en
met name over de beoordeling van de oppervlakte- Het speciaal lastenkohier vermeldt speciale maat-
condensatie. regelen indien zij noodzakelijk zijn, zoals afvoer
naar buiten van condensatiewater; bij voorbeeld in
De nadelen van condensatie op beglazing zijn de het geval van lokalen met hevige of langdurige
volgende : waterdampontwikkeling of bij het gebruik van ven-
◆ verminderd doorzicht sters met enkel glas.
◆ rijmvorming
◆ vlekvorming op het glas, de vensterbanken en Er wordt aan herinnerd dat afvoersystemen van
borstweringen, te wijten aan afdruipend water condensatiewater in het algemeen een negatieve
(zie [25]) invloed hebben op de prestaties van het venster in
◆ schimmelvorming op de kit en/of de ramen verband met luchtdoorlaat en waterdichtheid.”
◆ het rotten van houten ramen.

De kamers met een hoge vochtproductie zijn : B. BUITENOPPERVLAK


◆ alle kamers waarin zich mensen bevinden
◆ keukens, badkamers, wasplaatsen In bepaalde speciale gevallen kan condensatie wor-
◆ slaapkamers den gevormd op de buitenzijde van de beglazing.
◆ zwembaden, wasserijen en stomerijen Dat verschijnsel doet zich ’s nachts en ’s ochtends
◆ bloemenwinkels, broeikassen voor op dubbele beglazing met een hoog rende-
◆ vergaderzalen, schoolruimten, cafés, restaurants ment, en enkel tijdens wolkenloze en windstille
◆ werkplaatsen waar stoom wordt gebruikt. nachten. Onder dergelijke omstandigheden doen de
sterke straling naar de hemel gecombineerd met
In een nieuw gebouw kan bouwvocht (afkomstig geringe warmteverliezen doorheen de beglazing de
van het drogen van beton, metselwerk, dekvloeren, temperatuur van de beglazing tot onder het dauw-
...) tijdelijk condensatie veroorzaken tijdens de eer- punt van de buitenlucht dalen, waardoor condensatie
ste maanden dat het bewoond wordt. op de beglazing wordt gevormd. Deze condensatie
komt eerst voor in het midden van de beglazing,
Om condensatie op de beglazing binnenshuis te dat wil zeggen op het best geïsoleerde gedeelte dat
bestrijden, moet men : een minimum aan energie van binnen ontvangt (af-
◆ de dampbronnen verminderen beelding 73).
◆ de vochtige lucht afvoeren via een doeltreffende
ventilatie Dit verschijnsel is natuurlijk en vergelijkbaar met
◆ de kamers voldoende verwarmen vochtafzetting op auto’s na een heldere nacht, of-
◆ isolerende beglazing en ramen gebruiken (ther- schoon het niet geregend heeft.
mische onderbreking voor ramen van alle ande-
re materialen dan hout).
Afb. 73 Ontstaan van
Bij dubbele beglazing worden meestal geen conden- oppervlaktecondensatie
op de buitenzijde van
satiegootjes meer voorzien. Hierna volgt een uit-
een beglazing.
treksel van de STS 52 “Buitenschrijnwerk” [58]
daarover :

54 TV 214 – december 1999


C. BESLUITEN Afb. 74 Geluidsdrukniveau van bepaalde
activiteiten.
µPa dB
Oppervlaktecondensatie, zowel op de binnen- als 200 000 000 140
buitenoppervlakken van dubbele beglazing, is een 130
verschijnsel dat niet altijd volledig kan worden uit-
geschakeld : 20 000 000 120
◆ condensatie op het binnenoppervlak kan sterk 110
worden beperkt door ventilatie en door isole- 2 000 000 100
rende beglazing en ramen te gebruiken; niette-
min ontstaat er altijd condensatie na een be- 90
200 000 80
paalde tijd in een kamer met een grote water-
70
dampbron (bijvoorbeeld douchecel), ongeacht
de kwaliteit van de beglazing 20 000 60
◆ condensatie op het buitenoppervlak doet zich 50
enkel voor onder welbepaalde omstandigheden 2000 40
en is een bewijs van de goede isolatiekwaliteit 30
van de beglazing. 200 20
10
3.2.3.2 INWENDIGE CONDENSATIE IN 20 0
DUBBELE BEGLAZING
Tabel 34 Maximaal toegelaten geluidsdrukniveaus.
Dit verschijnsel kwam reeds ter sprake in § 2.3.3.6
KAMERS GELUIDSDRUKNIVEAU
(p. 17). Het betekent het einde van de goede wer-
(dB)
king van de dubbele beglazing, vervanging is dan
ook nagenoeg onvermijdelijk. Slaapkamer, bibliotheek 20 à 30
Appartement, woonkamer 20 à 40
School 25 à 40
3.3 GELUIDS- In een gevel is het venster vaak
Film- en conferentiezaal 30 à 40
ISOLATIE het element met de zwakste
geluidsisolatie. Men moet dan Individueel kantoor 30 à 45
ook bijzondere aandacht besteden zowel aan de Collectief kantoor 40 à 50
beglazing als aan het raam. Dactylografiezaal, grootwarenhuis, 45 à 55
restaurant
De geluidsisolatie is een ingewikkeld domein, waar-
bij tal van factoren tussenbeide komen. Bijlage 5
(p. 92) geeft enkele begrippen en definities terzake. schreden worden, volgens de soort kamer en activi-
teit.
Wij beperken ons hier dan ook tot het geven van
enkele algemene en praktische aanduidingen om
de voornaamste problemen inzake het gebruik van 3.3.1.2 BUITENGELUIDEN
glas in ramen op te lossen. Veilige resultaten dien-
aangaande vergen echter een studie van terzake Het niveau en de tonaliteit van bijgeruisen, alsook
bevoegde personen. Het is ten zeerste aangeraden het niveau van het achtergrondgeluid dat men niet
de akoestische studie uit te voeren in de ontwerp- kan identificeren, zijn factoren waarmee men reke-
fase van het gebouw, omdat de oplossingen die na ning moet houden van in het ontwerpstadium, wil
het vaststellen van lawaaihinder worden aange- men een gevel op een correcte manier akoestisch
bracht, vaak kostelijk en weinig effectief zijn. kunnen isoleren.

Het buitengeluid heeft niet enkel een zeer verschil-


3.3.1 GELUIDSBRONNEN lend niveau volgens de bron, maar het kan ook een
andere tonaliteit hebben : snel wegverkeer heeft
3.3.1.1 GELUIDSNIVEAUS een andere tonaliteit dan het lage geluid van lang-
zamer rijdende autobussen of ander stadsvervoer.
Afbeelding 74 geeft bij wijze van voorbeeld het Het geluid van een vliegtuig of trein heeft nog een
geluidsdrukniveau van bepaalde dagelijkse activi- andere tonaliteit. Die parameter is des te belangrij-
teiten. Tabel 34 geeft de geluidsdrukniveaus die in ker voor het ontwerp van een gevel dat het in de
ideale omstandigheden niet zouden mogen over- praktijk bijzonder moeilijk is zich tegen lage tonen
te isoleren.

55 TV 214 – december 1999


Om dat te illustreren, geeft afbeelding 75 het spec- 80 Afb. 75
trum van twee soorten geluidsbronnen (stadsverkeer Spectra van
75
en autowegverkeer) die in zekere mate moeten het stads- en
worden gedempt door de beglazing om een vol- 70 autoweg-

GELUIDSISOLATIE (dB)
doende akoestisch comfort in een gebouw te verze- verkeer.
65
keren.
60
De geluidsniveaus die als niet hinderlijk worden
55
aangevoeld en dus het binnenhuiscomfort verzeke-
ren zijn afhankelijk van de soort omgeving waarin 50
het gebouw staat. Het door de beglazing dringende stadsverkeer
45 autosnelwegverkeer
lawaai wordt als meer hinderlijk ervaren in een zeer
rustige omgeving dan in een stadscentrum. Hoe 40

20

50
80

1250
2000
3150
5000
8000
31,5

125
200
315
500
800
groter het verschil tussen het lawaai van een speci-
fiek herkenbare bron die van buiten binnendringt
(voorbijrijden van een bromfietser bijvoorbeeld) en FREQUENTIE (Hz)
het onherkenbare achtergrondgeluid (veel hoger in
het stadscentrum), hoe meer het lawaai als hinder- met : Rw = de ééngetalswaarde, gewogen geluids-
lijk wordt ervaren. Met die gegevens moet de ont- verzwakkingsindex genoemd (dB)
werper rekening houden. C = de aanpassingsterm voor de rose ruis
(spectrum 1)
Ctr = de aanpassingsterm voor het verkeers-
3.3.1.3 EÉNGETALSWAARDE Rw (C; Ctr) lawaai (spectrum 2).

De geluidsisolatie van een element wordt uitge- De twee aanpassingstermen werden bepaald om
drukt door middel van een ééngetalswaarde waar- rekening te houden met de soort geluid waartegen
van de berekening genormaliseerd werd door de men zich moet isoleren : spectrum 1 (rose ruis)
normen van de reeks NBN EN ISO 717 [14, 15] stemt overeen met een overheersing van hoge en
(voor meer details zie Bijlage 5, p. 92). middelhoge frequenties en spectrum 2 (wegver-
keerslawaai) met een overheersing van lage en mid-
De ééngetalswaarde, die in feite uit drie termen delhoge frequenties.
bestaat, wordt als volgt bepaald :
Rw (C; Ctr) Om de prestaties te klasseren of eisen vast te leg-
gen, maakt men de som van de waarde van de
ééngetalswaarde en de overeenkomstige aanpas-

Tabel 35 Keuze van de


GELUIDSBRON Rw + C Rw + Ctr
aanpassingsterm voor de
bepaling van de te gebruiken Spelende kinderen x
ééngetalswaarde afhankelijk
van de aard van het geluid. Huishoudelijke bezigheden (spreken, muziek, radio, tv) x

Discotheekmuziek x

Snel rijdend wegverkeer (> 80 km/h) x

Traag rijdend wegverkeer x

Middelmatig tot snel rijdend spoorwegverkeer x

Traag rijdend spoorwegverkeer x

Luchtverkeer (straalvliegtuigen) op korte afstand x

Luchtverkeer (straalvliegtuigen) op grote afstand x

Propellervliegtuigen x

Bedrijven die lawaai in de midden- en hoge frequenties produceren x

Bedrijven die lawaai in de midden- en lage frequenties produceren x

56 TV 214 – december 1999


45
singsterm, die wordt gekozen afhankelijk van de Afb. 76
geluidsbron. De te beschouwen waarden om de Geluids-
geluidsisolatie van een beglazing te typeren zijn 40 isolatie-
dus, naar gelang van het geval, (Rw + C) of (Rw + spectrum
35 van enkel

GELUIDSISOLATIE (dB)
Ctr). Tabel 35 geeft aanduidingen omtrent de keuze
glas van 4
van de aanpassingsterm afhankelijk van de oor- en 8 mm
30
sprong van het geluid. dikte.

Het is belangrijk te vermelden dat de aldus beko- 25

men waarden van de geluidsverzwakkingsindex


20
overeenstemmen met metingen in het laboratorium, 4 mm glas Rw(C;Ctr)= 32 dB (-1;-2)
die doorgaans gunstiger zijn dan wat in de praktijk 8 mm glas Rw(C;Ctr)= 35 dB (-1;-3)
15
voorkomt met eenzelfde bron. In de praktijk is het

1000
1250
1600
2000
2500
3150
4000
5000
100
125
160
200
250
315
400
500
630
800
geluidsverzwakkingsniveau lager, dat wil zeggen
dat het geluidsdrukniveau binnen hoger zal zijn.
FREQUENTIE [Hz]
De ééngetalswaarden maken het mogelijk de
beglazing te klasseren afhankelijk van de geluids-
bron. Met andere woorden, indien een specifieke men de gemiddelde frequentie verdubbelt, en
beglazing een betere indicator heeft dan een andere dit tot ongeveer 800 Hz
soort beglazing, dan zal ze ook betere prestaties in ◆ in een tweede zone ondergaat de geluidsisolatie
situ leveren met dezelfde geluidsbron. een terugval ten gevolge van de coïncidentie
rond de kritische frequentie van de glasplaat; de
kritische frequentie fcr van een dunne ruit is de
3.3.2 VERSCHILLENDE SOORTEN frequentie waarvoor er een gelijkheid is tussen
GELUIDSISOLERENDE de vrije buigsnelheid op de wand en de lucht-
BEGLAZING snelheid, dat wil zeggen de frequentie waarbij
een ruit spontaan begint te trillen onder invloed
3.3.2.1 ENKELE BEGLAZING van een golf. Bij kamertemperatuur is die bij
12 800
De akoestische prestaties van enkele beglazing stij- benadering gelijk aan fcr =
, met “e”
e
gen met haar dikte : de dikte van de ruit in mm. De plaats van die
◆ voor geluidsbronnen gekenmerkt door Rw + Ctr zone hangt af van de elasticiteit van het mate-
schommelt de isolatie tussen 30 dB bij glas van riaal : hoe stijver het materiaal, hoe dichter de
4 mm en 37 dB bij glas van 19 mm coïncidentiezone de lage frequenties benadert.
◆ voor geluidsbronnen gekenmerkt door Rw + C Door de dikte van een enkele ruit te verhogen,
overschrijdt de geluidsisolatie de waarden Rw + wordt de kritische frequentie verplaatst naar een
Ctr met 1 tot 2 dB, en bereikt 31 dB bij glas van lager gelegen frequentiedomein. Tabel 36 geeft
4 mm en 39 dB bij glas van 19 mm. de kritische frequentie van enkele beglazing
volgens haar dikte
Afbeelding 76 toont het spectrum voor enkel glas ◆ in de derde zone wordt de isolatie gekenmerkt
van 4 en 8 mm dikte. door een snelle groei, in theorie met 9 dB bij
verdubbeling van de frequentie, maar in de prak-
Binnen die spectra kunnen drie zones worden on- tijk valt dit lager uit.
derscheiden :
◆ in een eerste zone stijgt de isolatie lichtjes; dat
Tabel 36 Kritische
kan worden verklaard door de massawet die zegt DIKTE (mm) KRITISCHE frequentie
dat theoretisch : FREQUENTIE (Hz)
(coïncidentie) van
– voor dunne wanden met oneindige afmetin- enkele beglazing
4 3200
gen, de geluidsisolatie met 6 dB stijgt bij afhankelijk van haar
5 2560 dikte.
verdubbeling van de gemiddelde frequentie
– indien de massa van de wand verdubbeld 6 2133
wordt, de geluidsisolatie met 6 dB stijgt bij 8 1600
gelijke frequentie. 10 1280
Nochtans hebben de wanden eindige afmetin- 12 1067
gen en produceren ze een bepaalde demping, 15 853
zodat die isolatiewinst doorgaans niet wordt
19 674
bereikt en hooguit 4 tot 5 dB bedraagt, wanneer

57 TV 214 – december 1999


Tabel 37 Akoestische prestaties van enkele en dubbele beglazing.

DUBBELE BEGLAZING ENKELE BEGLAZING

SAMENSTEL- Rw + C Rw + Ctr TOTALE DIKTE Rw + C Rw + Ctr


LING (mm) (dB) (dB) GLASDIKTE (mm) (dB) (dB)
(mm)

4-12-4 29 26 8 8 34 32

6-12-6 31 30 12 12 37 35

6-16-6 33 29 12 12 37 35

3.3.2.2 DUBBELE BEGLAZING 45


4-12-4 glas Rw(C;Ctr) = 30 dB (-1;-4) Afb. 77
8 mm glas Rw(C;Ctr) = 35 dB (-1;-3) Geluidsisolatie-
Uit de analyse van de laboratoriummetingen op 40 spectrum van
dubbele beglazing blijkt dat haar akoestische pres- dubbele

GELUIDSISOLATIE (dB)
35 beglazing
taties vaak lager liggen dan die van enkele beglazing
met een gelijke totale glasdikte; de verschillen kun- 4-12-4 en van
nen zelfs oplopen tot 6 dB. Tabel 37 geeft enkele
30 enkele
beglazing van
voorbeelden van gemeten waarden.
25 8 mm.

De globale prestaties in het laboratorium zijn de 20


volgende :
◆ voor geluidsbronnen gekenmerkt door Rw + Ctr 15
schommelt de isolatie tussen 26 dB voor dub-
100
125
160
200
250
315
400
500
630
800
1000
1250
1600
2000
2500
3150
4000
5000
bele beglazing van 4-12-4 en 34 dB voor dub-
bele beglazing van 10-15-6 FREQUENTIE [Hz]
◆ voor geluidsbronnen gekenmerkt door Rw + C
overschrijdt de geluidsisolatie de waarden van glazing bestaande uit twee glasplaten van dezelfde
Rw + Ctr met 1 tot 3 dB, en bereikt 31 dB voor dikte en een luchtspouw van 12 of 15 mm. Boven-
beglazing van 4-12-4 en 37 dB voor beglazing dien blijft de geluidsisolatie van dubbele beglazing
van 10-15-6. in het domein van de lage en middelhoge frequen-
ties beperkt.
Afbeelding 77 toont de geluidsisolatiespectra van
dubbele beglazing van 4-12-4 en van enkele Om het m-v-m-effect uit te schakelen, zou men de
beglazing van 8 mm. Naast een verzwakking van dikte van de luchtspouw tussen de ruiten moeten
de geluidsisolatie die overeenstemt met de kriti- verhogen, om de door de lucht gecreëerde veer
sche frequentie van de glasplaten (rond de 3200 Hz soepeler te maken. Die oplossing zou echter leiden
voor dubbele beglazing), stelt men – in vergelij- tot een overdreven dikte van de beglazing, die op
king met enkele beglazing – een minder goede iso- haar beurt dikker en dus zwaarder schrijnwerk zou
latie bij de lage frequenties vast. Dit verschijnsel vereisen. Ze verhoogt bovendien de convectie in de
wordt verklaard door het feit dat dubbele beglazing lucht- of gasspouw, wat ongunstig is vanuit het
zich gedraagt als een akoestisch stelsel van het type oogpunt van de thermische isolatie (§ 3.2.2.2, p. 48).
massa - veer - massa (m-v-m), dat ook een kritische Ze komt dan ook weinig voor in de praktijk.
frequentie heeft, gelegen in het domein van de lage
frequenties (rond 200 tot 300 Hz volgens de dikte). Men zou dus kunnen veronderstellen dat bij reno-
vatie de vervanging van enkele door dubbele
Tussen de resonantieput te wijten aan het beglazing niet interessant is. Die veronderstelling
m-v-m-stelsel en die te wijten aan de resonantie loopt echter mank om twee redenen :
van de individueel beschouwde glasplaten, stijgt ◆ de vervanging van de beglazing gaat meestal
de geluidsisolatie zeer snel (in theorie tot 18 dB bij gepaard met de vervanging van het raam, dat
verdubbeling van de frequentie). eveneens een betere geluidsisolatie zal bieden
dan het oude; men mag dus een verbetering van
Om efficiënt te zijn in het gebied van de bouw- de geluidsisolatie van het koppel beglazing-raam
akoestiek, zou de resonantiefrequentie van het verwachten
m-v-m-stelsel lager moeten zijn dan 100 Hz. Die ◆ wat de warmte-isolatie betreft (§ 3.2, p. 46), is
voorwaarde wordt niet vervuld door dubbele be- de winst ten gevolge van dubbele beglazing

58 TV 214 – december 1999


Tabel 38 Akoestische prestaties van enkele beglazing en van asymmetrische dubbele beglazing.

DUBBELE BEGLAZING ENKELE BEGLAZING

SAMENSTEL- Rw + C Rw + Ctr TOTALE DIKTE Rw + C Rw + Ctr


LING (mm) (dB) (dB) GLASDIKTE (mm) (dB) (dB)
(mm)

6-15-4 33 31 8 8 34 32

8-12-5 35 32 13 12 37 35

8-20-5 35 32 13 12 37 35

10-12-6 36 34 16 15 36 34

10-15-6 37 34 16 15 36 34

10-12-8 36 34 18 19 39 37

vergeleken met enkele beglazing dusdanig dat 3.3.2.4 DUBBELE BEGLAZING MET
het de enige te overwegen oplossing is. AKOESTISCHE GASSEN

Door de lucht in de spouw van dubbele beglazing


3.3.2.3 ASYMMETRISCHE DUBBELE te vervangen door een aangepast gas, wordt aan-
BEGLAZING zienlijke winst geboekt in de hoge en midden-
frequenties, terwijl de prestaties minder goed zijn
Om de geluidsisolatie van dubbele beglazing te in de lage frequenties (afbeelding 79). Dat vertaalt
verbeteren, kan men glasplaten met een voldoende zich, op het vlak van de indicatoren, door winst
verschillende dikte gebruiken, waarbij iedere ruit voor Rw, soms voor Rw + C, maar niet ten overstaan
de zwakheden van de andere opvangt wanneer de van het stadsverkeer (Rw + Ctr).
kritische frequentie wordt bereikt. Men heeft dan
een coïncidentieput in een breder frequentiedomein, Dit gas is SF6 (zwavelhexafluoride). Het heeft noch-
waarvan de pieken minder uitgesproken zijn (af- tans het nadeel de warmte-isolatie van dubbele
beelding 78, de put rond 3200 Hz verdwijnt). In dat beglazing te verminderen (§ 3.2.2.4, p. 50). SF6 is
geval leidt de verhoging van de massa vergeleken bovendien schadelijk voor het milieu. De Europese
met dubbele beglazing van 4-12-4 eveneens tot een Unie zal het gebruik ervan trouwens beperken vanaf
vermindering van de put aan de lage frequenties. het jaar 2000, en op termijn zelfs volledig verbie-
Tabel 38 vergelijkt de akoestische prestaties van den.
asymmetrische dubbele beglazing en van enkele
beglazing met vergelijkbare dikten. Dubbele beglazing met SF6 is dus af te raden, te-
meer daar het op termijn moet verdwijnen.

55 50
Afb. 78 Afb. 79
4-12-4 glas Rw(C;Ctr) = 30 dB (-1;-4)
Geluidsisolatie- 50 Geluids-
8-12-4 glas Rw(C;Ctr) = 36 dB (-2;-5) 45
spectrum van isolatie-
GELUIDSISOLATIE (dB)

dubbele 45 spectrum van


40
GELUIDSISOLATIE (dB)

beglazing 40 dubbele
4-12-4 en 35 beglazing
8-12-4. 35 4-6-4 met
30 lucht en met
30
akoestisch
25
25 gas.
20 4-6G-4 Rw(C;Ctr)= 32 dB(-3;-5)
20 4-6-4 Rw(C;Ctr)= 31dB (0;-2)

15 15
100
125
160
200
250
315
400
500
630
800
1000
1250
1600
2000
2500
3150
4000
5000

100
125
160
200
250
315
400
500
630
800
1000
1250
1600
2000
2500
3150
4000
5000

FREQUENTIE [Hz]
FREQUENTIE [Hz]

59 TV 214 – december 1999


Afb. 80 50 60
Afb. 81
Geluidsisolatie- 8
55 Geluidsisolatie-
44.2 PVB
spectra van 45 44.1,6 RC spectra van
50
enkele 44.2 PVBa
klassieke

GELUIDSISOLATIE (dB)
GELUIDSISOLATIE (dB)

beglazing van 40 45 dubbele


8 mm en van 40 beglazing, met
gelaagd glas 35 gelaagd glas
met PVB, PVBa 35
met PVB en met
en giethars met 30 30 gelaagd glas
een totale met hars.
25
glasdikte van 10-12-4/1.6RC/4 Rw(C;Ctr) = 44 dB (-2;-6)
25
8 mm. 20 10-12-44.2PVB Rw(C;Ctr) = 41 dB (-2;-4)
10-12-8 Rw(C;Ctr) = 37 dB (-1;-3)
15
20

100
125
160
200
250
315
400
500
630
800
1000
1250
1600
2000
2500
3150
4000
5000
100
125
160
200
250
315
400
500
630
800
1000
1250
1600
2000
2500
3150
4000
5000
FREQUENTIE [Hz]
FREQUENTIE [Hz]

3.3.2.5 GELAAGD GLAS Gelaagd glas kan eveneens worden gebruikt in ther-
misch isolerende dubbele beglazing. Afbeelding 81
Men onderscheidt drie soorten gelaagd glas : toont de daarbij bekomen verbeteringen.
◆ beglazing met een tussenlaag van giethars, ont-
wikkeld om de geluidsisolatie te verbeteren en
samengesteld uit twee glasplaten waartussen 1 OPMERKINGEN
tot 2 mm hars gepolymeriseerd is. Aangezien
het hars een lagere elasticiteitsmodulus heeft De plaatsingsrichting van asymmetrische beglazing
dan PVB, levert het een hogere demping en dus of beglazing met gelaagd glas heeft geen invloed
ook een hogere geluidsisolatie op op zijn akoestische prestaties. Bij gelaagd glas met
◆ beglazing met een tussenlaag van PVB (polyvi- een veiligheidsfunctie is het aangeraden het aan de
nylbutyral) : de eerste functie ervan is inbraak- binnenzijde te plaatsen om veiligheidsredenen bij
beveiliging en veiligheid (§ 3.4, p. 62); het le- glasbreuk (§ 3.4, p. 62).
vert echter ook een akoestische verbetering op;
die is optimaal wanneer de beglazing samenge-
steld is uit twee glasplaten en twee PVB-folies 3.3.2.6 DUBBELE RAMEN
met een dikte van 0,38 mm elk
◆ de akoestisch beter isolerende beglazing met Zoals reeds werd onderstreept in § 3.2.2.2 (p. 48),
PVB, het zogenaamde PVBa : dat type PVB is zijn dubbele ramen de beste oplossing voor de
recenter dan gewoon veiligheids-PVB die ont- geluidsisolatie. Dit systeem wordt in onze streken
wikkeld werd om een betere geluidsisolatie op echter weinig gebruikt. Om akoestisch doeltreffend
te leveren; dergelijke beglazing benadert de te zijn, moet de ruimte tussen de twee ramen ten
akoestische prestaties van gelaagd glas met giet- minste 150 mm bedragen.
hars en behoudt dezelfde kenmerken qua vei-
ligheid en inbraakbeveiliging als PVB. 70
Afb. 82
Geluidsisolatie-
Bij gelaagd glas stijgt de geluidsisolatie vooral in
spectrum van
de coïncidentiezone rond de kritische frequentie. 60
een dubbel
De geluidsisolatieput wordt beperkt door de tril- raam.
GELUIDSISOLATIE (dB)

lingsdemping ten gevolge van de tussenlaag. Dit


50
effect is meer uitgesproken bij hars en PVBa (af-
beelding 80). Bovendien wordt in dergelijke geval-
len de resonantieput verschoven naar de hoge fre- 40
quenties.
30

Het globale effect is voornamelijk waarneembaar


voor Rw + C, maar minder voor Rw + Ctr.
20
100
125
160
200
250
315
400
500
630
800
1000
1250
1600
2000
2500
3150

FREQUENTIE [Hz]

60 TV 214 – december 1999


Tabel 39
GELUIDSVERZWAKKINGS- GELUIDSVERZWAKKING (dB) BIJ DE MIDDEN-
Minimale INDEX EN AANPASSINGS- FREQUENTIE VAN DE OCTAAFBAND (Hz)
akoestische SAMENSTELLING (mm) FACTOREN (dB)
prestaties
van be- RW C Ctr 125 250 500 1000 2000 4000
paalde
beglazings- 3 28 - 1 - 4 14 19 25 29 33 25
soorten 4 29 - 2 - 3 17 20 26 32 33 26
GLAS

volgens 5 30 - 1 - 2 19 22 29 33 29 31
prEN 6 31 - 2 - 3 18 23 30 35 27 32
ENKEL

12758-1 8 32 - 2 - 3 20 24 29 34 29 37
[37]. 10 33 - 2 - 3 23 26 32 31 32 39
12 34 0 - 2 27 29 31 32 38 47
GELAAGD

2x3 32 -1 -3 20 23 29 34 32 38
GLAS
PVB

2x4 33 -1 -3 20 25 32 35 34 42
2x5 34 -1 -3 24 26 33 33 35 44

4 - 9 à 16 - 4 29 - 1 - 4 21 17 25 35 37 31
6 - 6 à 16 - 4 32 - 2 - 4 21 20 26 38 37 39
GLAS

6 - 6 à 16 - 6 31 - 1 - 4 20 18 28 38 34 38
8 - 6 à 16 - 4 33 - 1 - 4 22 21 28 38 40 47
ISOLEREND

8 - 6 à 16 - 6 35 - 2 - 6 20 21 33 40 36 48
10 - 6 à 16 - 4 35 - 2 - 5 24 21 32 37 42 43
10 - 6 à 16 - 6 35 - 1 - 3 24 24 32 37 37 44
6 - 6 à 16 - 6 gelaagd 33 - 2 - 5 20 19 30 39 37 46
6 - 6 à 16 - 10 gelaagd 37 - 1 - 5 24 25 33 39 40 49

55
Afb. 83 3.3.3 KEUZE VAN
Samenvatting 50 GELUIDSISOLERENDE
van de BEGLAZING
45
karakteristieken
GELUIDSISOLATIE (dB)

van bepaalde 40
soorten
Het is momenteel moeilijk nauwkeurige gegevens
akoestische 35 omtrent de keuze van geluidsisolerende beglazing
beglazing. te geven, omdat de normen inzake akoestiek in
30
evolutie verkeren en niet alle beschikbaar zijn.
25

20 Enerzijds definieert de norm NBN EN ISO 717


[14, 15] de geluidsisolatie op basis van een éénge-
15
4 talswaarde (§ 3.3.1.3, p. 56) en anderzijds bepaalt
8
44.2 PVB
10 de norm NBN S 01-400 [17] de minimale isolatie
van wanden afhankelijk van de woonvoorwaarden
100
125
160
200
250
315
400
500
630
800
1000
1250
1600
2000
2500
3150
4000
5000

44.2 PVBa
44.1,6 RC
4-12-4
en op basis van spectruminformatie.
4-12-8 FREQUENTIE [Hz]
4-16-44.2 PVBa
Die gegevens zijn dus niet vergelijkbaar en men
wacht dus best op de publicatie van een nieuwe
Afbeelding 82 toont het geluidsisolatiespectrum van Belgische norm (niet vóór eind 2000) die de geluids-
een dubbel raam. isolatiecriteria zal voorschrijven uitgaande van de
ééngetalswaarde (zie [68]).

3.3.2.7 SYNTHESE Niettemin blijven bepaalde basisprincipes geldig


die voor de glaskeuze kunnen worden gebruikt,
Afbeelding 83 vergelijkt de karakteristieken van de d.w.z. :
verschillende soorten akoestische beglazing. Ta- ◆ het geluidsisolatiepeil van de beglazing hangt
bel 40 geeft ter illustratie de in het laboratorium af van de omgeving : de nabijheid van een weg
geteste akoestische prestaties van een aantal begla- of een vliegveld vergt een hogere geluidsisolatie
zingssoorten. Die waarden moeten bij voorkeur dan een gebouw in een stille omgeving
worden gebruikt. Nochtans, wanneer men niet over ◆ de beglazingskeuze gebeurt aan de hand van
een proefrapport beschikt, geeft tabel 39 de mini- een vergelijking tussen het geluidsniveau waar-
male prestaties van bepaalde beglazingssoorten tegen men zich moet beschermen en het ge-
volgens de ontwerpnorm prEN 12758-1 [37]. wenste niveau van akoestisch comfort; het ver-

61 TV 214 – december 1999


Tabel 40 Akoestische prestaties van al dan niet gecommercialiseerde beglazing, uitgedrukt met behulp van de ééngetalswaarde.
BESCHRIJVING Rw C Ctr Rw + C Rw + Ctr NBN S 01-400 (1977) PROEFRAPPORT
[dB] [dB] [dB] [dB] [dB] categorie

Enkel glas
4 mm 32 -1 -2 31 30 Vc WTCB-onderzoeksrapport 1989
5 mm 31 -2 -2 29 29 Vc WTCB-onderzoeksrapport 1989
6 mm 34 -1 -2 33 32 Vc WTCB-onderzoeksrapport 1989
8 mm 35 -1 -3 34 32 Vc WTCB-onderzoeksrapport 1989
10 mm 37 -1 -2 36 35 Vc WTCB-onderzoeksrapport 1989
12 mm 37 0 -2 37 35 Vc WTCB-onderzoeksrapport 1989
19 mm 39 0 -2 39 37 Vb WTCB-onderzoeksrapport 1996

Gelaagde beglazing
Met giethars
9GH 4 mm - giethars - 4 mm 38 0 -2 38 36 Vb WTCB-onderzoeksrapport 1989
Met traditioneel PVB
33.1 PVB 3 mm - 1 laag PVB 0,38 mm - 3 mm 34 0 -3 34 31 Vc CDI d’Aubervilliers 1978
33.2 PVB 3 mm - 2 lagen PVB 0,38 mm - 3 mm 36 -1 -4 35 32 Vb CDI d’Aubervilliers 1979
44.2 PVB 4 mm - 2 lagen PVB 0,38 mm - 4 mm 35 -1 -3 34 32 Vc WTCB 1996 - AC 2834
44.4 PVB 4 mm - 4 lagen PVB 0,38 mm - 4 mm 37 -1 -2 36 35 Vb WTCB-onderzoeksrapport 1989
55.2 PVB 5 mm - 2 lagen PVB 0,38 mm - 5 mm 37 -1 -2 36 35 Vb CDI d’Aubervilliers 1978
66.2 PVB 6 mm - 2 lagen PVB 0,38 mm - 5 mm 39 -1 -4 38 35 Vb CDI d’Aubervilliers 1978
66.8 PVB 6 mm - 8 lagen PVB 0,38 mm - 6 mm 39 -1 -2 38 37 Vb WTCB-onderzoeksrapport 1989

Thermische beglazing met luchtvulling


4-12-4 4 mm - luchtspouw 12 mm - 4 mm 30 -1 -4 29 26 Vd WTCB-onderzoeksrapport 1989
6-15-4 6 mm - luchtspouw 15 mm - 4 mm 35 -2 -4 33 31 Vc WTCB 1991 - AC 2321
6-12-6 6 mm - luchtspouw 12 mm - 6 mm 32 -1 -2 31 30 Vc WTCB-onderzoeksrapport 1988
6-16-6 6 mm - luchtspouw 16 mm - 6 mm 35 -2 -6 33 29 Vc WTCB-onderzoeksrapport 1989
8-12-5 8 mm - luchtspouw 12 mm - 5 mm 36 -1 -4 35 32 Vb WTCB 1991 - AC 2320
8-20-5 8 mm - luchtspouw 20 mm - 5 mm 37 -2 -5 35 32 Vb WTCB 1993 - AC 2548
10-12-8 10 mm - luchtspouw 12 mm - 8 mm 37 -1 -3 36 34 Vb WTCB 1993 - AC 2548
10-15-6 10 mm - luchtspouw 15 mm - 6 mm 39 -2 -5 37 34 Vb WTCB 1989 - 341/4/2107
12-12-10 12 mm - luchtspouw 12 mm - 10 mm 37 -1 -2 36 35 Vc CDI 1993 - 623 950

Thermische beglazing met gasvulling


6-12G-4 6 mm - gasvulling 12 mm - 4 mm 38 -2 -7 36 31 Vb Vegla 1995
8-12G-5 8 mm - gasvulling 12 mm - 5 mm 38 -2 -6 36 32 Vb FIB GS 168/82
8-24G-4 8 mm - gasvulling 24 mm - 4 mm 43 -3 -9 40 34 Vb Vegla 1995
10-12G-4 10 mm - gasvulling 12 mm - 4 mm 41 -5 -10 36 31 Vc FIB GS 169/82
10-12G-6 10 mm - gasvulling 12 mm - 6 mm 40 -2 -5 38 35 Vb FIB GS 170/82
10-20G-9GH 10 mm - gasvulling 20 mm - 9 mm giethars 44 -2 -6 42 38 Va CDI 1993 - 623.956
11-12G-6 11 mm - gasvulling 12 mm - 6 mm 41 -2 -6 39 35 Vb WTCB 1993
11-15G-8 11 mm - gasvulling 15 mm - 8 mm 43 -4 -9 39 34 Vb WTCB 1993

Thermische, gelaagde beglazing


Met traditioneel PVB
6-12-44.2PVB 6 mm - luchtspouw 12 mm - 4 mm/ 2 lagen PVB 0,38 mm/ 4 mm 37 -1 -4 36 33 Vb WTCB 1991 - AC 2322
6-15-44.2 6 mm - luchtspouw 15 mm - 4 mm/ 2 lagen PVB 0,38 mm/ 4 mm 38 -2 -6 36 32 Vb WTCB 1989 - 341/4/2106
6-12-55.1PVB 6 mm - luchtspouw 12 mm - 5 mm/ 1 laag PVB 0,38 mm/ 5 mm 38 -1 -3 37 35 Vb WTCB 1992 - AC 2458
6-15-55.2PVB 6 mm - luchtspouw 15 mm - 5 mm/ 2 lagen PVB 0,38 mm/ 5 mm 41 -3 -7 38 34 Vb WTCB 1989 - 341/4/2108
6-12-66.2PVB 6 mm - luchtspouw 12 mm - 6 mm/ 2 lagen PVB 0,38 mm/ 6 mm 40 -1 -4 39 36 Vb TNO 1985
8-12-44.2PVB 8 mm - luchtspouw 12 mm - 4 mm/ 2 lagen PVB 0,38 mm/ 4 mm 41 -1 -4 40 37 Vb WTCB-onderzoeksrapport 1989
10-12-44.2PVB 10 mm - luchtspouw 12 mm - 4 mm/ 2 lagen PVB 0,38 mm/ 4 mm 41 -2 -4 39 37 Va WTCB 1991 - AC 2334
10-12-66.1PVB 10 mm - luchtspouw 12 mm - 6 mm/ 1 laag PVB 0,38 mm/ 6 mm 40 -1 -3 39 37 Vb WTCB 1993 - AC 2548
44.2PVB-15-44.2PVB 4 mm/2 lagen PVB/ 4 mm - luchtspouw 15 mm - 4 mm/ 2 lagen PVB/4 mm 38 -2 -6 36 32 Vb WTCB-onderzoeksrapport 1989
55.2PVB-24-33.2PVB 5 mm/2 lagen PVB/ 5 mm - luchtspouw 24 mm - 3 mm/ 2 lagen PVB/3 mm 42 -1 -6 41 36 Va TNO 1994 - 94-CBO-R1283
Met verbeterd PVB
4-12-33.2 4 mm - luchtspouw 12 mm - 3 mm/2 lagen verbeterd PVB 0,38 mm/ 3 mm 36 -1 -5 35 31 Vc TNO 1997 - 7.29.6.3265
6-12-44.2 6 mm - luchtspouw 12 mm - 4 mm/2 lagen verbeterd PVB 0,38 mm/ 4 mm 40 -2 -5 38 35 Vb WTCB 1997 - AC 2464
10-12-44.2 10 mm - luchtspouw 12 mm - 4 mm/2 lagen verbeterd PVB 0,38 mm/ 4 mm 42 -2 -6 40 36 Va TNO 1997 - 7.29.6.3265
12-20-44.2 12 mm - luchtspouw 20 mm - 4 mm/2 lagen verbeterd PVB 0,38 mm/ 4 mm 44 -1 -4 43 40 Va TNO 1997 - 7.29.6.3265
44.2-20-64.2 4 mm/ 2 lagen verbeterd PVB 0,38 mm/ 4 mm - luchtspouw 20 mm -
6 mm/2 lagen verbeterd PVB 0,38 mm/4 mm 51 -4 -10 47 41 Va TNO 1997 - 7.29.6.3265
Met giethars (GH)
6-12-55/1.5GH 6 mm - luchtspouw 12 mm - 5 mm/ 1 laag GH 1,5 mm/ 5 mm 41 -3 -7 38 34 Vb WTCB 1992
6-15G-9GH 6 mm - gasvulling 15 mm - 4 mm/ 1 à 1,5 mm GH/ 4 mm 41 -1 -4 40 37 Va CDI d’Aubervilliers 1993
10/12/FA 11 10 mm - luchtspouw 12 mm - 5 mm/ 1 à 1,5 mm GH/ 5 mm 44 -2 -6 42 38 Va CDI d’Aubervilliers 1986
PH9/20g/PH11 4 mm/1 à 1,5 mm GH/4mm - gasvulling 20mm - 5mm/ 1 à 1,5 mm GH/5mm 49 -2 -7 47 42 Va CDI d’Aubervilliers 1993
12-20G-PH11 12 mm - gasvulling 12 mm - 5 mm/ 1 à 1,5 mm GH/ 5 mm 47 -1 -5 46 42 Va TNO 1985

schil tussen die twee waarden is bepalend voor 3.4 VEILIGHEID Het begrip veilig-
de glaskeuze (rekening houdend met het feit dat heid is veelomvat-
de prestaties in situ altijd minder goed zijn dan tend :
die in laboratoriumomstandigheden) ◆ de bescherming van personen tegen verwon-
◆ het akoestische comfort in een kamer is afhan- ding door glasscherven en tegen vallen; indien
kelijk van de bezigheden waarvoor ze bestemd enkel bescherming tegen snijwonden vereist is,
is. is de verbrijzelingswijze van het glas belang-
rijk : men moet vermijden dat bij glasbreuk
scherven ontstaan die snijwonden kunnen ver-
oorzaken; indien bovendien bescherming tegen

62 TV 214 – december 1999


vallen vereist is, moet men ervoor zorgen dat A. UITGEGLOEID GLAS B. GELAAGD GLAS Afb. 84
het glas op zijn plaats blijft Verbrijzelings-
◆ de beveiliging tegen inbraak en vandalisme van wijze van
uitgegloeid glas
privéwoningen, winkels en kantoren; in dat ge-
en gelaagd glas.
val moet het glas op zijn plaats blijven om bin-
nendringen te vermijden
◆ de beveiliging tegen vuurwapens en ontplof-
fing in banken, postkantoren, ambassades, …
◆ de brandweerstand.

3.4.1 RISICO VAN VERWONDINGEN


EN VALLEN (*)

3.4.1.1 VERSCHILLENDE SOORTEN


VEILIGHEIDSGLAS Voorbeelden van notificatie :
◆ een beglazing 66.2 bestaat uit twee glasplaten
De soorten veiligheidsglas gebruikt als bescherming (floatglas) van 6 mm gescheiden door twee
tegen verwondingen en vallen zijn : PVB-folies van 0,38 mm dikte ieder
◆ gelaagd glas met een tussenlaag van PVB of ◆ een dubbele beglazing bestaande uit een glas-
(veiligheids)hars plaat van 4 mm, een luchtspouw van 12 mm en
◆ thermisch gehard glas een gelaagde glasplaat 66.2 wordt aangeduid
◆ eventueel gehard gelaagd glas. als 4/12/66.2 (van buiten naar binnen).

Vroeger werd ook draadglas gebruikt, maar het Gelaagd glas met hars wordt aangeduid met de dikte
wordt nu ontraden omdat door de verbrijzeling toch van de glasplaten en van de harslaag.
gevaar voor verwonding bestaat.
Volgens de norm NBN EN ISO 12543-2 [16] kan
gelaagd glas als gelaagd veiligheidsglas worden
A. GELAAGD GLAS beschouwd indien het ten minste voldoet aan de
weerstandsklasse 3B na de slingerproef beschreven
in de ontwerpnorm prEN 12600 [35].
Gelaagd glas is samengesteld uit ten minste twee
glasplaten, over hun gehele oppervlakte door een
tussenlaag aan elkaar gekleefd (§ 2.3.3.4, p. 16, en B. GEHARD GLAS
afbeelding 15). Voor gelaagd veiligheidsglas wordt
meestal een kunststoffolie van polyvinylbutyral Gehard glas is veiligheidsglas omwille van zijn
(PVB) gebruikt, hoewel ook een veiligheidshars manier van verbrijzeling (§ 2.3.3.1, p. 13). Het
kan geschikt zijn. Bij breuk blijven de glasscherven verbrokkelt immers in kleine, niet-snijdende stuk-
aan de tussenlaag kleven (ten minste gedurende jes (afbeelding 85).
bepaalde tijd en tot een bepaalde belasting, zie af-
beelding 84).

Gelaagd glas met een tussenlaag van PVB beschikt


A. UITGEGLOEID GLAS B. THERMISCH Afb. 85
GEHARD GLAS Verbrijzelings-
over een eigen nomenclatuur om de samenstelling
wijze van
te vermelden; die wordt gegeven in de vorm van uitgegloeid
twee cijfers die de dikte van de verschillende glas- glas en
platen in mm geven, gevolgd door een cijfer ge- thermisch
scheiden van de vorige door een punt, dat het aan- gehard glas.
tal (en niet de dikte) PVB-folies tussen twee glas-
platen geeft. De PVB-folies hebben een dikte van
0,38 mm.

(*) De in deze paragraaf gegeven beschouwingen omtrent de


keuze van veiligheidsglas zijn geïnspireerd op de norm NBN
S 23-002 (STS 38), maar zijn strenger dan die laatste; met
name sluit dit document draadglas uit voor toepassingen zoals
de bescherming tegen verwonding en val of de inbraakweer-
stand.

63 TV 214 – december 1999


Tabel 41 Bij breuk
Gehard glas wordt als veiligheidsglas beschouwd DIKTE MINIMUMAANTAL
(mm) SCHERVEN
vereist
wanneer het voldoet aan de verbrijzelingscriteria
minimumaantal
van de ontwerpnorm prEN 12150 [33], die even-
3 15 scherven voor
eens de proef beschrijft om die verbrijzeling te con-
thermisch gehard
troleren. 4 à 12 40 floatglas (volgens
prEN 12150 [33]).
Tabel 41 geeft het minimumaantal stukjes waarin 15 à 19 30
een ruit van thermisch gehard glas van 1100 mm x
360 mm moet verbrijzelen. Bovendien mag de
lengte van de grootste glasscherf niet groter zijn
dan 100 mm. men, omdat zijn verbrijzeling niet aan de eisen ter-
zake voldoet (afbeelding 86).

C. HALFGEHARD OF GEHARD GELAAGD GLAS


3.4.1.2 KEUZE VAN HET VEILIGHEIDSGLAS
In sommige gevallen zou men halfgehard of gehard
glas voor de vervaardiging van gelaagd glas kun- Bij de keuze van glas bedoeld om de veiligheid van
nen gebruiken. personen te verzekeren, dient rekening te worden
gehouden met het type risico :
Gehard gelaagd glas is daarvoor afgeraden, omdat ◆ gevaar voor verwonding : daar waar dat risico
het bij breuk verbrijzelt in kleine stukjes, waardoor moet worden vermeden, zoals bijvoorbeeld tele-
alle sterkte wegvalt. fooncellen, bushokjes, scheidingswanden (zon-
der niveauverschillen aan weerszijden), borst-
Halfgehard gelaagd glas wordt soms gebruikt (bij- weringen of balkons zonder valgevaar, is ge-
voorbeeld voor structureel verankerd glaswerk) hard glas geschikt omwille van zijn verbrijze-
wanneer men een breuksterkte bij buiging wenst lingswijze; gelaagd glas kan eveneens worden
die groter is dan die van floatglas. gebruikt. Dat glastype moet bovendien gehard
worden :
– wanneer het aan thermische schokken bloot-
D. DRAADGLAS (§ 2.3.1.3, p. 10) staat (het kan in dit geval ook halfgehard zijn)
– wanneer het gaat om volledig glazen deuren
Het gaat om glas waarin tijdens de vervaardiging om te kunnen weerstaan aan het uitsnijden
metaaldraden worden verwerkt om bij breuk de voor de plaatsing van het beslag (§ 2.6.3,
scherven bijeen te houden. p. 29).
In het geval van glas in daken moet gelaagd
Het gebruik van dergelijk glas is verboden als vei- glas worden gebruikt om verwonding van per-
ligheidsglas om vallen en verwondingen te voorko- sonen die zich onder het glas zouden bevinden
te vermijden, indien voorwerpen op het vlak-
glas zouden vallen
Afb. 86 ◆ gevaar voor kwetsuren en vallen (in de diepte) :
Verbrijzeling
op de plaatsen waar die twee gevaren moeten
van draadglas.
vermeden worden, mag uitsluitend gelaagd glas
worden gebruikt. Dat geldt bijvoorbeeld voor
borstweringen met valgevaar, vloeren en trap-
pen (*) (afbeeldingen 87 en 88).

In geval van dubbele beglazing moet de gelaagde


glasplaat worden geplaatst aan de zijde waar zich
de schok kan voordoen; eventueel moet men twee
gelaagd-glasplaten gebruiken indien de schok van
weerszijden kan komen. Dit betekent dat in daken
gelaagd glas zich verplicht aan de binnenzijde moet
bevinden. Dubbele beglazing bestaande uit een float
en een geharde glasplaat is zinloos vanuit veilig-
heidsstandpunt, omdat de gelijktijdige breuk van
beide glasplaten verwonding kan veroorzaken.

(*) De dimensionering van glazen vloeren en trappen zal in een


latere publicatie aan bod komen.

64 TV 214 – december 1999


Afb. 87 Glazen borstwering en trap. Afb. 88 Glazen vloer.

3.4.2 INBRAAKWEERSTAND nenzijde te plaatsen.

3.4.2.1 GLASSOORTEN De ontwerpnorm prEN 356 [26] bepaalt proef-


methoden om de beglazing te klasseren afhankelijk
De beveiliging tegen inbraak en vandalisme ter van de inbraakweerstand. Zo zijn acht klassen in
voorkoming van binnendringing (of in bepaalde stijgende orde van weerstand bepaald. De eerste
gevallen vlucht, zoals bij ziekenhuizen of gevange- vijf klassen (P1A tot P5A) zijn gebaseerd op de
nissen) gebeurt uitsluitend met gelaagd glas. valproef met een hard voorwerp, terwijl de vol-
gende drie klassen (P6B tot P8B) gebaseerd zijn op
de bijlproef.
3.4.2.2 KEUZE VAN HET VEILIGHEIDSGLAS

In het geval van gelaagd glas met PVB geeft ta- OPMERKING
bel 42 de richtwaarde van het aantal te gebruiken
PVB-folies afhankelijk van het gewenste veilig- Het gebruik van veiligheidsglas is enkel zinvol in-
heidsniveau. dien het schrijnwerk waarin de beglazing geplaatst
is dezelfde kenmerken van inbraakveiligheid ver-
Voor zover het gaat om beveiliging tegen vanda- toont, omdat de weerstand van het geheel bepaald
wordt door de zwakste schakel.
lisme, bescherming van woningen of klassieke dief-
stalbescherming in winkels, gebruikt men gelaagd Men moet dus vermijden dat het glas gemakkelijk
glas bestaande uit twee glasplaten en een toene- uit het raam komt of het raam uit de ruwbouw
mend aantal PVB-folies volgens de gewenste veilig- komt.
heidsgraad.
De ontwerpnorm prENV 1627 [43] bepaalt de
Voor een zeer hoge veiligheidsgraad gebruikt men schrijnwerkcategorieën volgens hun inbraak-
veelvoudig gelaagd glas. weerstand, alsook de combinaties van te gebruiken
categorieën van glas en raam, opdat het geheel
een weerstand van dezelfde orde zou hebben. Meer
In het geval van veiligheidsglas dat tegen inbraak
details omtrent die problematiek vindt men in de TV
moet beschermen en uit dubbele beglazing bestaat, 206 “Mechanische inbraakbeveiliging van schrijn-
wordt aangeraden het gelaagd glas langs de bin- werk en beglazing” [83].

65 TV 214 – december 1999


Tabel 42 Richtwaarde van het aantal tussen twee glasplaten (tenzij anders vermeld) te gebruiken PVB-lagen
afhankelijk van de gewenste beschermingsgraad.

BESCHERMINGS- BESCHERMINGSGRAAD AANTAL PVB- TOEPASSINGSVOORBEELDEN


TYPE FOLIES

Veiligheid zie § 3.4.1 (p. 63) (1 of) 2 Zie § 3.4.1 (p. 63)
van personen

Bescherming Bescherming tegen ongeorgani- 3 – Gelijkvloers van woningen


tegen seerd vandalisme – Winkelramen met beperkt risico of met
vandalisme omvangrijke voorwerpen

Bescherming tegen georganiseerd 4 – Alleenstaande woningen


vandalisme – Winkelramen met beperkt risico en met
omvangrijke voorwerpen
Inbraak- Winkelramen met hoog risico en met kleine
Hoge beschermingsgraad 6
vertraging voorwerpen

Zeer hoge beschermingsgraad Veelvoudige Winkelramen met een zeer hoog risico of met
tegen alle soorten steekwapens gelaagde zeer waardevolle voorwerpen
samenstellingen

3.4.3 WEERSTAND TEGEN VUURWA- enkel van toepassing op andere dan bedrijfsge-
PENS EN ONTPLOFFING bouwen. Een KB voor bedrijfsgebouwen is in voor-
bereiding.
Het gebruik van beglazing als bescherming tegen
vuurwapens en ontploffing is een zeer gespeciali- In het KB wordt een onderscheid gemaakt tussen
seerd gebied, zodat wordt aangeraden deskundigen twee begrippen :
terzake te raadplegen, om te bepalen welke glaspro- ◆ brandweerstand : de brandweerstand van een
ducten aan de gestelde eisen en verwachtingen vol- bouwelement (Rf) is de tijd uitgedrukt in minu-
doen. ten gedurende dewelke een bouwelement ge-
lijktijdig voldoet aan de criteria inzake stabili-
De voor die toepassingen gebruikte glasproducten teit, vlamdichtheid en warmte-isolatie. De norm
bestaan doorgaans uit meer dan 2 glasplaten, ge- voorziet Rf-graden gaande van 1/2 tot 6 uur. De
scheiden door talrijke PVB-folies; die samenstel- brandweerstand heeft betrekking op het gehele
lingen kunnen asymmetrisch zijn en ook andere bouwelement, en niet op een gedeelte ervan.
producten bevatten zoals polycarbonaatplaten en Het KB drukt de Rf-duur uit waaraan de ver-
polyurethaanfolies. schillende bouwelementen moeten voldoen
◆ brandreactie : de brandreactie van een product
De ontwerpnorm prEN 1063 [29] definieert een kenmerkt zijn vermogen om het vuur te voe-
proefmethode en weerstandsklassen voor kogelvrije den. Men onderscheidt verscheidene soorten
beglazing. bouwmaterialen :
– onbrandbaar materiaal : een bouwmateriaal
De ontwerpnorm prEN 13541 [42] definieert een wordt als onbrandbaar beschouwd als het tij-
proefmethode en weerstandsklassen voor ontplof- dens een genormaliseerde proef, gedurende
fingsvrij glas. dewelke het aan een voorgeschreven verhit-
ting wordt onderworpen, geen enkel uitwen-
dig teken van het vrijkomen van warmte ver-
3.4.4 BRANDWEERSTAND toont
– brandbaar materiaal : een bouwmateriaal
3.4.4.1 BELGISCHE REGLEMENTERING wordt als brandbaar beschouwd indien het niet
voldoet aan de voorwaarde van onbrandbaar-
De reglementering inzake brand wordt in België heid. De brandbaarheid is de neiging van een
bepaald in de basisnorm inzake brand- en ontplof- materiaal warmte af te geven volgens de ver-
fingspreventie, die werd gepubliceerd door het Ko- hitting waaraan het wordt blootgesteld
ninklijk Besluit van 19 december 1997. Dat KB is

66 TV 214 – december 1999


– ontvlambaar materiaal : ontvlambaarheid is ◆ dichtheid E : vermogen van een bouwelement
de neiging van een bouwmateriaal om tijdens met een scheidende functie te weerstaan aan de
een genormaliseerde proef tijdens dewelke het blootstelling aan vuur op slechts één zijde, zon-
aan een voorgeschreven verhitting wordt on- der doorgang van het vuur naar de andere zijde,
derworpen, gassen af te geven waarvan de wat tot ontvlamming leidt van het oppervlak
aard en de hoeveelheid kunnen leiden tot ver- tegenover het vuur of van ieder aanpalend ma-
branding in de gasfase, dat wil zeggen het teriaal
produceren van vlammen. ◆ straling W : vermogen van een bouwelement
met een scheidende functie te weerstaan aan de
Op basis hiervan worden de materialen gerangschikt blootstelling aan vuur op slechts een zijde ge-
in 5 categorieën, van A0 tot A4, A0 overeenstem- durende een bepaalde tijd, waarbij de uitge-
mend met onbrandbare materialen. Uitgegloeid glas straalde warmte, gemeten aan de beglazings-
en gehard glas worden beschouwd als onbrandbare oppervlakte, lager is dan een bepaald peil
materialen (klasse A0) en gelaagd glas met PVB ◆ isolatie I : vermogen van een bouwelement met
33.2 als moeilijk ontvlambaar (klasse A2). De an- een scheidende functie :
dere soorten gelaagd glas behoren tot klasse A1. – enerzijds te weerstaan aan de blootstelling aan
vuur op slechts één zijde, zonder doorgang
Het KB geeft eveneens de brandreactieklasse waar- van vuur wegens aanzienlijke warmtegelei-
toe de materialen volgens hun gebruik moeten be- ding van de aan het vuur blootgestelde zijde
horen. naar de niet aan het vuur blootgestelde zijde;
dit leidt tot ontvlamming van de niet aan het
vuur blootgestelde zijde of van materialen in
3.4.4.2 TOEKOMSTIGE EURONORM contact met die zijde
EN 357-1 – anderzijds een voldoende schild te vormen
tegen de warmte om personen dichtbij het
A. INLEIDING bouwelement te beschermen gedurende de
voor de betrokken klasse bepaalde periode
De ontwerpnorm prEN 357-1 [27] geeft een me- ◆ rookdoorgang S : vermogen van een bouw-
thode voor de classificatie van de brandweerstand element de doorgang van warme en/of koude
van beglaasde elementen. Onder beglaasd element gassen of van rook van de ene naar de andere
wordt verstaan een bouwelement met een of meer- zijde te beperken
dere glasproducten, geplaatst met steunblokjes in ◆ automatische sluiting C : vermogen van een
een raam en voorzien van dichtings- en bevesti- bouwelement een opening automatisch te slui-
gingsmaterialen. ten in geval van brand en/of rookontwikkeling.

In tegenstelling tot de Belgische reglementering Aan de hand van de prestaties bekomen volgens de
waarvoor de begrippen stabiliteit, vlamdichtheid en genormaliseerde proeven op monsters van beglaas-
warmte-isolatie een geheel vormen en onder de de elementen worden aan het beglaasde element
benaming “brandweerstand” bijeengebracht zijn, een of meerdere weerstandsklassen toegekend; de
beschouwt de Euronorm die gegevens afzonder- klassen worden uitgedrukt door de letter(s) die de
lijk. eis(en) weergeeft(geven), gevolgd door de over-
eenkomstige prestatietijd uitgedrukt in minuten.

B. TYPERING VAN DE BRANDWEERSTAND De prEN 357-1 geeft bovendien enerzijds de lijst


van de normen volgens dewelke de brandweer-
De brandweerstand wordt bepaald in termen van : standsproeven dienen te worden uitgevoerd, en
◆ draagvermogen R : vermogen van een bouw- anderzijds de mogelijke combinaties van weer-
element te weerstaan aan de blootstelling aan standsklassen voor beglaasde gehelen geplaatst in
vuur, op een of meerdere zijden, gedurende een muren, vloeren, daken, scheidingswanden, deuren,
bepaalde tijd zonder enig verlies van structu- gordijngevels en buitenmuren, liftdeuren, plafond-
rele stabiliteit membranen en hellende of horizontale beglaasde
gehelen.

67 TV 214 – december 1999


3.4.4.3 SOORTEN BRANDWEREND GLAS D. GELAAGD GLAS MET WATERIGE GEL

Wij beschrijven hier het gedrag van de verschil- Het gaat om beglazing samengesteld uit minstens
lende glasproducten ten overstaan van brand. Om twee gehard-glasplaten samengevoegd met een sta-
als brandwerend te worden gebruikt, moeten de len afstandhouder. De afstand tussen de platen
glasproducten vergezeld zijn van een proefrapport wordt gevuld met een transparante gel.
dat hun prestaties aantoont.
Bij brand wordt de waterige gel omgevormd onder
invloed van de warmte en geeft hij waterdamp af;
A. ENKELE BEGLAZING, GELAAGD GLAS MET PVB de gel wordt dan ondoorschijnend en vormt een
OF HARS EN DUBBELE BEGLAZING isolerend scherm.

Deze glasproducten kunnen niet als brandwerend


worden beschouwd omdat ze, van zodra de tempe- E. GELAAGD GLAS MET OPZWELLENDE
ratuur bruusk stijgt, door thermische schok breken. TUSSENLAAG
Vanaf 30 °C temperatuurverschil stelt men een
bepaalde percentage breuk vast van uitgegloeid glas Dat is gelaagd glas met een vaste tussenlaag die
en rond 60 °C breekt ongeveer 50 % van het glas. opzwelt bij brand. Onder normale omstandigheden
is de tussenlaag lichtdoorlatend. Bij brand zwelt ze
onder invloed van de hitte op, er vormt zich een
B. DRAADGLAS ondoorschijnend isolerend schuim dat de warmte-
uitwisselingen door convectie beperkt en de stra-
Bij brand breekt het glas maar blijft ter plaatse dank- ling nagenoeg volledig absorbeert (afbeelding 89).
zij het draadnet en behoudt zijn transparantie. Bo- Hoe groter het aantal tussenlagen, hoe groter de
vendien smelten de scheuren terug dicht van zodra brandweerstand van dit glas wordt.
de verwekingstemperatuur van het glas wordt be-
reikt. De vlammen slaan pas door wanneer de kruip
dermate groot geworden is dat de beglazing uit de OPMERKING
bovensponning komt.
Volgens de Belgische reglementering biedt alleen
een gelaagde beglazing met waterige gel of met
C. GEHARD GLAS een opzwellende tussenlaag voldoende bestandheid
om te kunnen genieten van een Rf-klasse (brand-
weerstand). Draadglas en gehard glas bereiken
De thermische harding van het glas verbetert zijn
nooit zo’n weerstand, maar zouden in aanmerking
treksterkte en weerstand tegen thermische schok- kunnen komen voor een “lagere” klassificatie zoals
ken. Dergelijk glas is bestand tot een temperatuur bepaald door de ontwerpnorm prEN 357-1.
van ongeveer 200 °C.

Bij brand wordt door de stijgende temperatuur voor- Afb. 89 Brandreactie van gelaagd glas met een opzwellende
eerst het glas onthard (vrijkomen van de spannin- tussenlaag.
gen); bij het bereiken van de verwekingstempera- tussenlagen gezwollen tussenlagen
tuur bezwijkt het dan onder het eigen gewicht.

68 TV 214 – december 1999


3.5 DECORATIE EN Glas speelt doorgaans een halfharden
ARCHITECTUUR belangrijke rol in de esthe- ◆ gezeefdrukt glas : men onderscheidt warm zeef-
tica van gebouwen en in de drukken, dat vergelijkbaar is met emailleren en
architectuur. dat bestaat in het afzetten van inkt of verf op het
glas door middel van een zeef en in zijn ver-
Glas vervult een decoratieve functie bij : glazing door harden, en het koud zeefdrukken,
◆ de esthetische aanblik van het gehele gebouw waarbij speciale inkt wordt gebruikt die men
van buitenuit gezien : sedert het einde van de laat drogen
jaren 1980 hebben Structureel Gelijmd Glas- ◆ matglas, dat wordt geëtst met een zuur, waar-
werk (SGG) en Structureel Verankerd Glaswerk door het plaatselijk of over het gehele opper-
(SVG) een hoge vlucht genomen vlak mat wordt; het zuur kristalliseert het glas-
◆ de decoratie in gebouwen : glazen deuren en oppervlak en verleent het een gezoet uitzicht;
wanden met motieven, spiegels, ... met dit procédé kunnen ook reliëf of motieven
◆ een oneindig gamma afgeleide producten die worden uitgevoerd
geen enkel verband meer hebben met het ge- ◆ gezandstraald glas, d.w.z. glas bespoten met
bouw. schuurmiddelen onder hoge druk; dit procédé
leidt tot gelijkmatige of multireliëfmotieven; die
Voor al die toepassingen kunnen zowel de tint als motieven kunnen worden gekleurd
de vorm van het glas variëren, zodat de uitvoerings- ◆ lakglas : glas waarop men lak heeft aangebracht
mogelijkheden ontelbaar zijn en hier onmogelijk ◆ gelaagd glas met een decoratieve tussenlaag
kunnen worden opgesomd. ◆ gekleurd glas, dat in de massa gekleurd is en
bekomen wordt door toevoeging van metaal-
oxiden aan het grondstoffenmengsel waaruit het
3.5.1 VERSCHILLENDE SOORTEN glas samengesteld is
SIERGLAS ◆ glas-in-lood (§ 2.3.1.7, p. 12)
◆ glazen tegels en bouwstenen (§ 2.3.1.6, p. 12).
Er bestaat een breed gamma sierglas, dat wil zeg-
gen glas dat een of verscheidene behandelingen
heeft ondergaan om het aspect of de esthetische 3.5.2 ARCHITECTUUR
aanblik te wijzigen, zoals :
◆ figuurglas, met op een of beide zijden tekenin- Alle glasproducten waarvan sprake in deze TV
gen, die worden bekomen door het glas tijdens kunnen voor architecturale doeleinden worden ge-
het walsen tussen rollen met een textuur te voe- bruikt. Wij kunnen daarop binnen het bestek van
ren (§ 2.3.1.2, p. 10) deze nota niet gedetailleerd ingaan. Vermeldens-
◆ gebogen glas, dat door warmvervormen de waard is echter de plaatsing van het glas volgens de
kromming krijgt van de vorm waarop het wordt principes van het Structureel Gelijmd Glaswerk (af-
geplaatst (§ 2.3.3.7, p. 19) beelding 90) en Structureel Verankerd Glaswerk
◆ geëmailleerd glas : op het glas wordt een laagje (afbeelding 92).
email afgezet en verglaasd tijdens het harden of

OPMERKING

In sterk beglaasde gevels (geval van Structureel Gelijmd Glas-


werk) worden regelmatig borstweringen gebruikt, dat wil zeggen
ondoorschijnend gemaakte beglazing of beglazing die vóór
ondoorschijnende wanden wordt geplaatst. Dergelijke beglazing
kan worden gecombineerd met een (thermisch) isolerend mate-
riaal. Afbeelding 91 toont borstweringen gecombineerd met een
isolatiemateriaal.

69 TV 214 – december 1999


Afb. 90 Voorbeeld
van structureel gelijmd
glaswerk (SGG).

Afb. 91
Borstweringen
met isolatie.

Afb. 92 Voorbeeld
van structureel
verankerd glaswerk
(SVG).

70 TV 214 – december 1999


4 GLASKEUZE

4.1 KEUZE- Een belangrijke fase in een pro- 4.2.2 THERMISCHE ISOLATIE +
PROBLEMATIEK ject is de juiste glaskeuze. De AKOESTISCHE ISOLATIE
paragrafen 3.1 tot 3.4 beschrij-
ven de verschillende functies van de beglazing en De akoestische prestaties van symmetrische dub-
geven voorts, functie per functie, de prestatie- bele beglazingen zijn zwakker dan die van enkele
niveaus die kunnen worden bereikt, naast aandui- beglazingen met een equivalente dikte. Om geluids-
dingen omtrent de glaskeuze. hinder te beperken, moet men zogenaamde “akoes-
tische” dubbele beglazingen gebruiken, d.i. in stij-
In de praktijk worden die functies vaak gecombi- gende orde van doeltreffendheid :
neerd. ◆ dubbele beglazing met twee glasplaten van ver-
schillende dikte
Dit hoofdstuk geeft informatie over de manier om ◆ dubbele beglazing met één gelaagd-glasplaat
de best mogelijke keuze te maken om die functies met PVB-tussenfolie (de eerste functie van der-
te combineren en dit voor de volgende soorten toe- gelijke beglazing is de veiligheid, ofschoon ook
passingen : de akoestische isolatie erdoor wordt verbeterd)
◆ residentiële sector : men bekommert zich voor- ◆ dubbele beglazing samengesteld uit één (of
namelijk over de thermische, akoestische en beide) plaat van gelaagd glas met tussenfolie
veiligheidsaspecten; de zonnecontrole is soms van PVBa of een giethars.
eveneens belangrijk (veranda’s, grote zuidelijk
gelegen beglaasde wanden)
◆ niet-residentiële sector : de vier in vorig punt 4.2.3 THERMISCHE ISOLATIE +
vermelde criteria dienen soms te worden be- VEILIGHEID
schouwd
◆ bepaalde bijzondere gevallen zoals stads- De verschillende glasproducten bieden elk een be-
meubilair (bushokjes bijvoorbeeld), waarbij de paald veiligheidsniveau, namelijk :
veiligheid primeert. ◆ de bescherming van personen tegen kwetsuren
(zonder valrisico) wordt verzekerd door gehard
Decoratieve overwegingen (§ 3.5, p. 69) worden in of gelaagd glas met PVB te gebruiken; het ge-
dit hoofdstuk niet behandeld. bruik bij dubbele beglazing van gehard glas ten
behoeve van de veiligheid heeft enkel zin in-
dien de tweede glasplaat gehard of gelaagd is;
4.2 VERSCHILLENDE immers, een dubbele beglazing bestaande uit
MOGELIJKE een geharde en een uitgegloeide glasplaat vol-
COMBINATIES doet niet aan de eis inzake kwetsuren bij gelijk-
tijdige breuk van de twee glasplaten; in het ge-
4.2.1 THERMISCHE ISOLATIE val van stadsmeubilair worden enkele gelaagde
beglazingen of geharde beglazingen gebruikt,
De Thermische Reglementen maken dubbele omdat de thermische isolatie hierbij van geen
beglazing verplicht in het Vlaamse en het Waalse belang is.
Gewest en dubbele beglazing met hoog rendement Om kwetsuren te voorkomen, moet het veilig-
in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (§ 3.2.2.6, heidsglas aan de kant worden geplaatst waar de
p. 53). schok zich kan voordoen. In bepaalde gevallen
en indien het gevaar zich aan weerszijden van
Dubbele beglazing met hoog rendement, die een de beglazing kan voordoen, kan men een dubbe-
U-waarde kleiner dan 2 W/(m2.K) heeft, is dus in le beglazing gebruiken bestaande uit twee (ge-
bepaalde streken van het land verplicht en is hoe laagde of geharde) platen veiligheidsglas
dan ook aan te bevelen omwille van haar energeti- ◆ de veiligheid van personen ten overstaan van
sche prestaties. kwetsuren en val (van personen) : in dat geval
voldoet enkel gelaagd glas
◆ dakbeglazingen moeten gelaagd zijn en het ge-
laagde glas moet aan de binnenzijde worden
geplaatst, om te vermijden dat personen door

71 TV 214 – december 1999


vallende glasscherven zouden kunnen worden In beide tabellen onderscheidt men :
verwond ◆ de gezochte prestaties die groter zijn dan die
◆ de bescherming tegen vandalisme en inbraak opgegeven voor enkele beglazing in tabel 43 en
van winkels of afgelegen woningen of in onvei- voor dubbele beglazing in tabel 44; ze worden
lige buurten gebeurt met gelaagd glas; in dit aangeduid met een kruis (X)
geval wordt aanbevolen het gelaagde glas aan ◆ de bereikte prestaties : in bepaalde gevallen
de binnenzijde te plaatsen om het risico te be- verbetert de bekomen beglazing eveneens an-
perken op verwonding van personen of schade dere functies die niet per se werden gezocht
aan voorwerpen die zich in de nabijheid van de (bijvoorbeeld verbetert gelaagd glas met PVB
beglazing zouden bevinden op het ogenblik van steeds de akoestische prestaties zelfs als het voor
de breuk; de keuze van de soort gelaagd glas veiligheidsdoeleinden wordt toegepast); die
volgens het veiligheidsniveau wordt gegeven in worden aangeduid met een zwarte bol (●)
§ 3.4.2.2, p. 65 ◆ de prestaties die niet verbeterd zijn ten opzichte
◆ de bescherming tegen vuurwapens, ontploffin- van de basisoplossing (enkele beglazing in ta-
gen en brand vallen buiten het raam van dit bel 43 en dubbele beglazing in tabel 44); ze
hoofdstuk. worden aangeduid met een streepje (–).

De beglazingen worden voorgesteld volgens de


4.2.4 THERMISCHE ISOLATIE + onderstaande symbolen :
AKOESTISCHE ISOLATIE +
VEILIGHEID
enkel glas
De thermische isolatie kan worden gecombineerd
met de akoestische isolatie en de veiligheid door
dubbele beglazing te gebruiken, ofwel waarvan één enkel glas, dikker dan
of beide platen uit gelaagd glas met PVB of PVBa het voorgaande
bestaan ofwel samengesteld uit een plaat gelaagd
glas en een plaat gehard glas. dubbele beglazing (DB)

4.2.5 EEN VAN DE VOORGAANDE gelaagd glas met PVB


KEUZEN + ZONWERING of PVBa
en/of en/of en

Zonwering om oververwarming van gebouwen gelaagd glas met giethars


(kantoren, veranda’s, grote zuidelijk georiënteerde
beglaasde wanden) te voorkomen, wordt vaak ge-
combineerd met andere functies. gecoat glas

Die functies worden verkregen door een beglazing


te gebruiken die de zoninval controleert (absorbe- gehard glas
rend of gecoat glas). Het absorberende glas wordt
aan de buitenzijde van de dubbele beglazing ge-
plaatst en de zonwerende coatings in positie 2.

VOORBEELDEN
4.3 SAMENVATTING De tabellen 43 (monoli-
DB bestaande uit een gecoate glasplaat
thische beglazing) en 44
en een gelaagd-glasplaat met PVB/
(dubbele beglazing) trachten een samenvatting te PVBa
geven van de mogelijke glaskeuzen volgens de
gezochte combinatie van functies. Die vereenvou- asymmetrische DB waarvan de dunste
digde tabellen houden geen rekening met de al dan glasplaat gehard is
niet bestaande combinaties wat betreft de begla-
zingsdikten.

72 TV 214 – december 1999


Tabel 43
BEREIKTE PRESTATIES
Samenvatting
VEILIGHEID voor de keuze
WARMTE-
AKOESTISCHE van
VEREISTE Verwonding Val/diefstal ZONNE-
BEGLAZING ISOLATIE monolithische
FUNCTIES ISOLATIE U CONTROLE
Rw (C, Ctr) beglazing.
(W/(m2.K)) Gehard of Klasse g, τv, kleur
(§ 3.2) (dB) (§ 3.3)
gelaagd prEN 356 (§ 3.1)
(§ 3.4) (§ 3.4)

– – – – –

– X – – –

– X X ● –

– – – X –

– – – X –

– ● ● X –

– – – – X (*)

(*) Halfgehard of gehard zonwerend glas indien er gevaar voor thermische breuk bestaat; indien het
om gelaagd glas gaat, moeten alle componenten halfgehard of gehard zijn.
X = beglazing met hogere prestaties dan die van enkele beglazing.
● = de bekomen beglazing verbetert tevens andere – niet noodzakelijk gezochte – functies.
– = geen verbetering ten opzichte van enkele beglazing.

4.4 BESCHRIJVING Een glasproduct kan op twee ◆ veiligheid :


VOOR BESTEKKEN manieren worden beschreven : – gehard glas : geen bijkomende vermelding
◆ door de te bereiken pres- – gelaagd glas : sterkteklasse (prEN 356 [26])
taties te bepalen (bij voorkeur te gebruiken; de – de positie van de veiligheidsglasplaten (bin-
karakteristieken die men voor iedere functie nen of buiten)
moet opgeven, worden hieronder opgesomd) – het eventueel gebruik van twee veiligheids-
◆ door de samenstelling van het product te bepalen. glasplaten om de dubbele beglazing samen te
stellen
De combinatie van beide methoden is niet ideaal, ◆ zonnecontrole :
omdat ze kan leiden tot voorstellen die in de praktijk – de waarden van de zonnefactor “g”, de licht-
soms onuitvoerbaar zijn (zo is het momenteel nog niet doorlatendheid τv en de gewenste kleur
mogelijk een U-waarde van 1,1 W/(m2.K) te bereiken – de lichtweerkaatsing kan eventueel eveneens
met helder glas; daarvoor is gecoat glas nodig). worden vermeld.
Opmerking : opgelet voor thermische schokken :
De bij het definiëren van de prestaties te bepalen nagaan of een geharde of halfgeharde beglazing
kenmerken voor iedere gezochte functie zijn de nodig is
volgende : ◆ combinaties : indien meerdere functies worden
◆ thermische isolatie : waarde van de warmte- gecombineerd, dan moet men de parameters
transmissiecoëfficiënt U (W/(m2.K)) vermelden die iedere van die functies kenmer-
◆ akoestische isolatie : ken. Vaak wordt dus slechts de U-waarde gege-
– waarde van de geluidsverzwakkingsindex Rw ven.
(C, Ctr) (dB)
– aard van het gewenste glas (asymmetrisch, Herinnering : in alle gevallen moet de begla-
gelaagd met hars, gelaagd met PVB of PVBa) zingsdikte worden bepaald afhankelijk van de
winddruk.

73 TV 214 – december 1999


Tabel 44 Samenvatting voor de keuze van een dubbele beglazing (DB).

BEKOMEN PRESTATIES
GLAS /
POSITIE VEILIGHEID
AKOESTISCHE
VEREISTE WARMTE- Verwonding ZONNE-
Val/diefstal ISOLATIE
FUNCTIES ISOLATIE U CONTROLE
Rw (C, Ctr)
Buit. Bin. (W/(m2.K)) Gehard of Klasse g, τv, kleur
(dB) (§ 3.3)
(§ 3.2) (§ 3.1)
1 2 3 4 gelaagd prEN 356
(§ 3.4) (§ 3.4)

– – – – –

X – – – –

De eerste oplossing stemt overeen met een “klassieke” DB, d.w.z. U ≈ 3 W/(m2.K); de
tweede oplossing stemt overeen met een DB met hoog rendement, d.w.z. U < 2 W/(m2.K);
OPMERKING in dat geval is er een coating in positie 3 (of 2). Voor alle hieronder beschouwde gevallen
moet eveneens een keuze worden gemaakt tussen DB en DB met hoog rendement; die twee
mogelijkheden werden niet weergegeven om de tabel niet nodeloos te verzwaren.

X X – – –

X X (**) X ● –

X X X ● –

X X X ● –

X – – X –

X – – X –

X ● (**) ● X –

X ● ● X –

X – – – X (*)

X X (**) X X –

X X X X –

X X X X –

(*) Halfgehard of gehard zonwerend glas indien er gevaar voor thermische breuk bestaat; indien het
om gelaagd glas gaat, moeten alle componenten halfgehard of gehard zijn.
(**) Bescherming tegen verwonding aan de zijde van het gelaagde glas.
X = beglazing met hogere prestaties dan die van enkele beglazing.
● = de bekomen beglazing verbetert tevens andere – niet noodzakelijk gezochte – functies.
– = geen verbetering ten opzichte van enkele beglazing.

74 TV 214 – december 1999


Tabel 44 Samenvatting voor de keuze van een dubbele beglazing (DB) (vervolg).
BEKOMEN PRESTATIES
GLAS /
POSITIE VEILIGHEID
AKOESTISCHE
VEREISTE WARMTE- Verwonding ZONNE-
Val/diefstal ISOLATIE
FUNCTIES ISOLATIE U CONTROLE
Rw (C, Ctr)
Buit. Bin. (W/(m2.K)) Gehard of Klasse g, τv, kleur
(dB) (§ 3.3)
(§ 3.2) (§ 3.1)
1 2 3 4 gelaagd prEN 356
(§ 3.4) (§ 3.4)

X X – – X

X X (**) X ● X (*)

X X X ● X (*)

X X X ● X

X – – X X (*)

X – – X X (*)

X ● (**) ● X X (*)

X ● ● X X (*)

X X (**) X X X (*)

X X X X X

X X X X X (*)

(*) Halfgehard of gehard zonwerend glas indien er gevaar voor thermische breuk bestaat; indien het
om gelaagd glas gaat, moeten alle componenten halfgehard of gehard zijn.
(**) Bescherming tegen verwonding aan de zijde van het gelaagde glas.
X = beglazing met hogere prestaties dan die van enkele beglazing.
● = de bekomen beglazing verbetert tevens andere – niet noodzakelijk gezochte – functies.
– = geen verbetering ten opzichte van enkele beglazing.

4.5 VOORBEELDEN De hiervoor vermelde prin- ◆ zonwerende beglazingen worden daarentegen


cipes kunnen worden geïl- minder vaak gebruikt in privé-woningen; het is
lustreerd met twee voorbeelden : echter wel nuttig voor grote zuidelijk gelegen
◆ voor kantoorgebouwen wordt vaak zonwerende vensters. Voor veranda’s kan men eveneens
beglazing gebruikt; op het gelijkvloers en in de zonwerend glas gebruiken voor het dak (gecom-
gemakkelijk bereikbare vensters kan men ge- bineerd met gelaagd glas omwille van de vei-
laagd glas voorzien als beveiliging tegen dief- ligheid) om oververwarming in de zomer te
stal; in een lawaaierige omgeving kan men be- vermijden (hoogstaande zon), terwijl het meer
glazing met een verbeterde geluidsisolatie ge- aangewezen is helder glas te gebruiken voor de
bruiken verticale wanden om de zon in de winter binnen
te laten (laagstaande zon).

75 TV 214 – december 1999


5 BEREKENING VAN
DE BEGLAZINGSDIKTE

De berekening van de beglazingsdikte wordt hier 5.1 DIKTE VAN De dikte van gevel-
niet in detail behandeld. Wij geven enkel de grote GEVEL- beglazingen is voor-
lijnen en wel om de volgende twee redenen : BEGLAZINGEN al afhankelijk van
◆ twee publicaties van het WTCB (TV 176 en de windbelasting op
Rapport nr. 2) behandelen die berekening in het glas. Die belasting hangt zelf af van :
detail ◆ de ligging van het gebouw (kust, platteland, stad,
◆ de normen met betrekking tot de wind- en …)
sneeuwbelasting enerzijds, en deze betreffende ◆ de positie van de beglazing in de gevel (al dan
de beglazingsdikte anderzijds worden vervan- niet nabij een hoek van het gebouw) en van de
gen door respectievelijk de Eurocodes “Wind” afmetingen van het gebouw
en “Sneeuw” (publicatie voorzien in 2002) en ◆ de hoogte van de beglazing ten opzichte van de
door de toekomstige rekennormen gebaseerd op grond
de prEN 13474-1 van het CEN TC 129 “Glass ◆ de eventuele inwendige verdeling in het gebouw
in buildings”. De berekening van de beglazings- en de luchtdoorlatendheid van het gebouw
dikte zal bijgevolg moeten worden herzien aan ◆ de eventuele nabijheid van een hoog gebouw
de hand van die nieuwe documenten. ◆ de eventuele nabijheid van een heuvel of hel-
ling van meer dan 5 %.
Wij vatten hier enkel samen de gevallen van gevel-
beglazingen en hellend glas (in daken, …). Specia- Rapport nr. 2 behandelt in detail in bijlage 1 de
le berekeningen zoals voor vloeren, traptreden of berekening van de windbelasting en in bijlage 2 de
aquariums zullen ter sprake komen in een latere berekening van de dikte van gevelbeglazingen, uit-
uitgave. gaande van de windbelasting. Hoofdstuk 2 van dat
rapport vereenvoudigt deze laatste berekening in
Die berekeningen kunnen op drie manieren gebeu- de vorm van gemakkelijk bruikbare tabellen. Een
ren : rekenvoorbeeld volgens de tabellen van het Rap-
◆ met de hand (zie voorbeeld op p. 78) port nr. 2 wordt op p. 77 gegeven.
◆ door de tabellen te volgen gegeven in het Rap-
port nr. 2 en de TV 176 (zie voorbeeld op p. 77) Hoofdstuk 3 van dat Rapport geeft eveneens in
◆ met behulp van een berekeningssoftware. tabelvorm de berekening van winkelramen met
stabilisatoren.
Er dient opgemerkt dat het resultaat van de basis-
berekening steeds geldt voor enkele beglazing.
Heeft de toepassing betrekking op gelaagd, gehard 5.2 DIKTE VAN Voor de berekening
en/of isolerend glas, dan moet men de dikte van de HELLENDE van de dikte van
enkele beglazing omrekenen naar de equivalente BEGLAZING hellende beglazin-
dikte van de gebruikte beglazing (§ 5.3, p. 78). gen dient men naast
de windwerking ook nog rekening te houden met
de sneeuwbelasting en met het eigen gewicht van
de beglazing. Details van die berekeningen worden
gegeven in de hoofdstukken 3 en 4 van TV 176. Op
p. 78 geven wij een voorbeeld van de te volgen
werkwijze.

76 TV 214 – december 1999


Rekenvoorbeeld volgens Rapport 2 (*).

BASISGEGEVENS

Referentie van de bouwplaats WTCB Limelette


..........................................

Windklasse I Kustgebied II Landelijk gebied III Verstedelijkt gebied IV Stad

Gebouwhoogte 16 m
..........

Lengte van de kleinste zijde van het gebouw 20 m


..........

Niveau van de bovenrand van de beglazing 12 m


..........

Gebouw met scheidingswanden (§ 2.4, p. 9) Neen Ja

Aantal steunzijden voor de beglazing 2 4

Kleine afmeting van de beglazing of afstand tussen 2 steunzijden 2,5 m


..........

Grote afmeting van de beglazing 3


.......... m

V
Aanpassingscoëfficiënt ce voor de glasdikte (§ 2.2, p. 6) (1,00 à 1,56) 1,16
..........

Breedte van de randzone (§ 2.3, p. 7) 3


.......... m

Gevelrand Middenzone van de gevel

V V
GLASDIKTE GLASDIKTE

Gebouw zonder Gebouw met Gebouw zonder Gebouw met


scheidingswanden scheidingswanden scheidingswanden scheidingswanden
4 steunz. 2 steunz. 4 steunz. 2 steunz. 4 steunz. 2 steunz. 4 steunz. 2 steunz.

Tabel 3 Tabel 5 Tabel 4 Tabel 6 Tabel 3 Tabel 5 Tabel 4 Tabel 6

Dikte van het enkel glas : Dikte van het enkel glas :
9,5
....... mm x coëfficiënt ce 1,16 11,02 mm
....... = ......... 9 mm x coëfficiënt c .......
....... 1,16 = .........
10,44 mm
e

Te kiezen glastype (§ 4, p. 25) 12


.............. Te kiezen glastype (§ 4, p. 25) 12
..............

(*) De referenties naar paragrafen in deze tabellen stemmen overeen met deze van Rapport nr. 2.

77 TV 214 – december 1999


GEDETAILLEERD REKENVOORBEELD F2 = 0,3 . 0,81 w+ + Gmax cos α + Sn cos2 α
= 622 Pa
PROBLEEM : we beschouwen een gebouw met schei- F3 = 1,6 (Gmax cos α + Sn cos2 α) = 649 Pa
dingswanden gelegen op een terrein van klasse II, F4 = 0,81 w- + Gmin cos α = - 797 Pa
op een hoogte lager dan 100 m. Het dak heeft een
helling van 50° ten overstaan van het horizontale Men heeft dus Fmax = F1 = 920 Pa.
vlak. In het centrale deel van het dak zit een begla-
zing van 0,7 m x 1,0 m, die op 4 randen rust. De 5°) Berekening van de beglazingsdikte (TV 176,
bovenrand van de beglazing bevindt zich op 10 me- § 4.1) :
ter boven de grond. b/a = 1,43 ➩ β = 0,680 (TV 176, tabel 4)
920 . 2, 5
TE VOLGEN WERKWIJZE e = 0, 680 . 1 = 5, 08 mm.
41, 2
1°) Berekening van de sneeuwbelasting (TV 176,
§ 3.1) : Sn = 500 Pa. 6°) Keuze van de beglazing

2°) Berekening van de winddruk (TV 176, § 3.2) : Gelet op de toleranties moet men een enkele be-
w = cp . qb glazing van 6 mm gebruiken. Vermits het gebruik
met : van enkele beglazing in daken echter niet toegela-
cpi = ± 0,3 ten is, moet men gelaagd glas gebruiken.
cpel = -1,2
cpe = 0,8 (glasoppervlakte kleiner dan 1 m2, cf. Vermits gelaagd glas bestaande uit twee glasplaten
TV 176, tabel 2) van 4 mm een equivalente dikte heeft van 5,38 mm
cp+ = 0,8 + 0,3 = 1,1 en cp- = -1,2 - 0,3 = - 1,5 (§ 5.3), is het dus geschikt.
qb = 810 Pa (TV 176, tabel 1).
Wenst men bovendien dubbele beglazing te gebrui-
Dus w+ = 891 Pa en w- = - 1215 Pa. ken, bestaande uit een enkel-glasplaat van 4 mm en
een gelaagd-glasplaat van 2 x 4 mm, is de equiva-
3°) Berekening van het eigen gewicht van de be- lente dikte 5,42 mm; deze dubbele beglazing is dus
glazing (TV 176, § 3.3) : geschikt.
het glas weegt 2,5 kg per m2 en per mm dikte.
In de veronderstelling dat de beglazing 10 mm a = de kleinste afmeting
dik is (hypothese nadien te controleren en bere- b = de grootste afmeting
kening over te doen indien de werkelijke dikte cp = drukcoëfficiënt
meer dan 10 mm bedraagt), heeft men dus, re- cpi = binnendrukcoëfficiënt
kening houdend met de toleranties : cpel = plaatselijke buitendrukcoëfficiënt
e = beglazingsdikte
Gmax = 310 Pa
qb = basiswindstuwdruk
Gmin = 290 Pa. w = totale winddruk
F = maximale belasting
4°) Berekening van de maximumbelasting (TV 176, G = gewicht van de beglazing
§ 3.4.) : Sn = sneeuwbelasting
F1 = 0,81 w+ + Gmax cos α = 920 Pa β = vormcoëfficiënt

5.3 EQUIVALENTIE De vereiste waarde 5.3.1 GEHARD GLAS


TUSSEN DE DIKTEN VAN van de glasdikte bere-
DE VERSCHILLENDE kend in §§ 5.1 en 5.2 Aangezien de buigsterkte van gehard glas groter is
BEGLAZINGSSOORTEN stemt altijd overeen dan die van uitgegloeid glas, moet de dikte van
met die van enkel uit- gehard glas – voor dezelfde belastingsvoorwaar-
gegloeid glas. Gebruikt men gehard, gelaagd of den – lager zijn dan die te voorzien in geval van
dubbel glas, dan moet men de equivalente dikte uitgegloeid glas.
bepalen ten overstaan van enkel uitgegloeid glas.
Tabel 45 geeft de waarden van de buigsterkte, van
de veiligheidscoëfficiënt en van de toelaatbare span-
ning (dat wil zeggen de verhouding van de twee
voornoemde waarden) voor uitgegloeid glas even-
als de verschillende soorten gehard glas.

78 TV 214 – december 1999


Tabel 45
GLASTYPE BUIGSTERKTE VEILIGHEIDS- WERKSPANNING COËFFICIËNT Buigsterkte,
(N/mm2) COËFFICIËNT (N/mm2) VOOR EQUIVA- veiligheids-
LENTE DIKTE
coëfficiënt,
toelaatbare
Uitgegloeid glas 41,2 2,5 16,5 spanning en
Thermisch gehard glas 196,0 4,0 49,0 0,58 equivalente
dikte-
Chemisch gehard glas (*) 353,0 5,0 of 7,0 (**) 70,6 of 50,4 0,48 of 0,57 coëfficiënt
voor gehard
(*) Ter informatie, want niet toepasbaar in het bouwbedrijf. glas.
(**) Men neemt de waarde 5 indien de glasranden niet zichtbaar zijn, en de waarde 7 in het
tegenovergestelde geval.

Om de vereiste dikte van gehard glas te vinden, 5.3.3 GELAAGD GLAS EN DUBBELE
past men de volgende regel van drie toe : BEGLAZINGEN
egehard = euitgegloeid . werkspanning uitgegl. glas .
De dikte van gelaagd glas of van dubbele beglazing
werkspanning gehard glas die effectief aan de sterkte deelneemt, zal kleiner
zijn dan de som van de dikten van de samenstel-
De vermenigvuldigingscoëfficiënt (dat wil zeggen lende glasplaten, omdat de overdracht van de
de waarde van de vierkantswortel) wordt gegeven krachtwerkingen tussen de glasplaten niet optimaal
in de laatste kolom van tabel 45. gebeurt.

Aangezien gehard glas eerder dunner is, zal zijn Tabel 46 geeft formules om de equivalente dikten
vervorming – bij gelijke mechanische belasting – voor gelaagd glas en dubbele beglazingen te bepa-
veel groter zijn (ongeveer 5 maal) dan die van uit- len. Die formules zijn gebaseerd op het feit dat de
gegloeid glas. Men moet dus de doorbuiging van door de beglazing te dragen belastingen recht even-
monolithische geharde beglazingen controleren om redig zijn met de derde macht van de beglazings-
onesthetische vervormingen te vermijden. dikte.

Er wordt geen rekening gehouden met de equiva- In die formules moet men de nominale dikte van de
lente dikte van gehard glas wanneer het in een dub- glasplaten verminderd met de absolute waarde van
bele beglazing wordt gebruikt, teneinde het goede de tolerantie gebruiken, wat overeenstemt met het
gedrag van de afstandhouder en van de dichtings- meest ongunstige geval.
schermen te behouden.
Tabel 47 geeft voorbeelden van equivalente dikten.

5.3.2 HALFGEHARD GLAS


Tabel 46 Equivalente dikte voor de berekening van de
Voor halfgehard glas mag een buigbreuksterkte spanningen in gelaagd glas en dubbele beglazing.
groter dan die van uitgegloeid glas enkel worden
GLASTYPE EQUIVALENTE DIKTE
gebruikt indien een Technische Goedkeuring die
waarde vermeldt. Symmetrisch gelaagd
glas (n glasplaten met e =e n
eq
In dat geval volgt men dezelfde redenering als in dikte e)
§ 5.3.1 om de equivalente dikte te bepalen.
Asymmetrisch gelaagd 3 3
e1 + e 2 + ... + e n
3
glas (e1 = grootste e eq = e1 3
dikte) e1

Symmetrische dubbele 2
beglazing e eq = e = 1,226 e
1,33

3 3
Asymmetrische dubbele e1 + e 2
beglazing (e1 > e2) e eq = e1 3
1,33 e1

79 TV 214 – december 1999


Tabel 47 Voorbeelden van equivalente dikten van gelaagd glas en van dubbele beglazing.

GELAAGD GLAS EQUIVALENTE DUBBELE EQUIVALENTE DUBBELE BEGLAZING EQUIVALENTE


(mm) DIKTE (mm) BEGLAZING (mm) DIKTE (mm) MET 1 GELAAGDE DIKTE (mm)
PLAAT (mm)

33 3,96 4+4 4,66 4+3 3 4,71

44 5,38 4+6 5,69 4+4 4 5,42

46 6,57 4+8 7,07 5+4 4 6,10

55 6,79 5+5 5,89 6+4 4 6,74

66 8,20 5+8 7,44 5+5 5 6,84

68 9,20 6+6 7,11 6+5 5 7,50

88 10,89 6+8 7,98 8+4 4 7,73

8 10 11,88 8+8 9,44 8+5 5 8,67

10 10 13,72 10+10 11,89 8+6 6 9,61

5.4 DOORBUIGING VAN VOORBEELD


BEGLAZING
Berekening van de doorbuiging van een verticale
5.4.1 INLEIDING beglazing van uitgegloeid glas op 4 steunpunten, van
1 m x 1 m oppervlakte, bij een winddruk van 823 Pa :
De beglazing kan in bepaalde gevallen sterk door- w ( Pa ) . k
buigen indien ze grote afmetingen heeft en/of ge- e (mm) = β . a (m) .
R ( N / mm 2 )
hard is. Bij gelijke belastingsvoorwaarden bedraagt
de dikte van gehard glas slechts 58 % van die van 823 . 2, 5
= 0,536 . 1 .
uitgegloeid glas, maar het vertoont een vijfmaal
41, 2
grotere doorbuiging, wat soms onesthetisch is en/of
een gevoel van onveiligheid geeft. = 3,8 mm (dus glas met een nominale dikte
van 4 mm)

5.4.2 BEREKENING VAN α . w (Pa) . a 4 ( m )


DE DOORBUIGING f (m) =
E ( N / mm 2 ) . e 3 ( m )
De doorbuiging van beglazingen onder invloed van 0, 044 . 823 . 1
=
de wind kan met de volgende formules worden 7 . 1010 . 0, 00383
berekend : = 0,009 m = 9,4 mm.
◆ beglazing op 2 steunpunten :
4 Wanneer men in hetzelfde geval gehard glas ge-
f (m) = 0,142 . w3 . a bruikt, komt men tot de volgende waarden :
E.e
e (mm) = β . a (m) . w ( Pa ) . k
◆ beglazing op 4 steunpunten : f (m) = α . w . 3a
4
R ( N / mm 2 )
E.e
met : f = doorbuiging van de beglazing (m) 823 . 4, 0
= 0,536 . 1 .
w = windbelasting (N/m2) 196, 0
a = kleinste afstand tussen de steunpunten (m)
= 2,2 mm (dus glas met een nominale dikte
E = elasticiteitsmodulus, 7 . 1010 N/m2
van 3 mm).
e = glasdikte (m)
α = een vormcoëfficiënt gegeven in tabel 48.

Tabel 48 Vormcoëfficiënt α voor beglazingen op 4 steunen.

b/a 1 1,2 1,4 1,6 1,8 2 2,5 3,0 ∞

α 0,044 0,062 0,077 0,091 0,102 0,111 0,123 0,134 0,142

80 TV 214 – december 1999


Indien men de doorbuiging wenst te berekenen van
α . w (Pa) . a 4 ( m )
f (m) = een dubbele beglazing of een gelaagde beglazing,
E ( N / mm 2 ) . e 3 ( m ) moet men eerst de equivalente dikte van die begla-
0, 044 . 823 . 1 zingen berekenen met behulp van de formules van
=
7 . 1010 . 0, 00283 tabel 49.
= 0,023 m = 23 mm.

Tabel 49 Equivalente dikte voor de berekening van de


doorbuiging van gelaagde en dubbele beglazing.

GLASTYPE EQUIVALENTE DIKTE

Symmetrisch gelaagd
3
glas (n glasplaten met e =e n
eq
dikte e)

Asymmetrisch gelaagd
3 3 3
glas (e1 = grootste eeq = 3 e1 + e 2 + ... + e n
dikte)

Symmetrische dubbele 2
e =e 3 = 1,146 e
beglazing eq 1,33

3 3
Asymmetrische dubbele e1 + e 2
beglazing (e1 > e2) e eq = 3
1,33

VOORBEELD

We berekenen de doorbuiging van een dubbele ◆ voor de gelaagde beglazing :


beglazing 4+4 en van een gelaagde beglazing 44 in eeq = 3,8 . 3
2 = 4,8 mm.
dezelfde omstandigheden als in het voorbeeld van
p. 80. De doorbuiging van die beglazingen bedraagt dus :
◆ voor de dubbele beglazing :
De equivalente dikten (volgens tabel 49) bedragen :
◆ voor de dubbele beglazing : 0, 044 . 823 . 1
f= = 6,1 mm
7 . 1010 . (0, 0044)
3

2
eeq = 3,8 . 3 = 4,4 mm ◆ voor de gelaagde beglazing :
1,33
0, 044 . 823 . 1
f= = 4,7 mm.
7 . 1010 . (0, 0048)3

81 TV 214 – december 1999


BIJLAGE 1

GLAS DOOR DE EEUWEN HEEN


1 OORSPRONG De oorsprong van glas dateert In de vroege Middeleeuwen werden beglazingen
van ongeveer 5000 jaar vóór vervaardigd door gesmolten glas te nemen met een
Christus. De Perzen hadden ontdekt dat bepaalde blaaspijp, die massa te centrifugeren en uit te bla-
soorten zand smolten in vuur en na afkoeling een zen tot een ronde vlakke glasplaat die vervolgens
doorschijnende stof opleverden. Inwoners van de rechthoekig werd versneden (afbeelding A1.2).
steden Tyrrus en Sidon in Fenicië waren omstreeks
4000 vóór Christus de eersten om glazen sieraden
te maken. De Egyptenaren beheersten het vormen Afb. A1.2 Geblazen
van glas voor sieraden en snuisterijen reeds vanaf vlakglas.
2000 vóór Christus.

Het blazen van glas met behulp van een buis werd
kort vóór onze jaartelling door de Syriërs ontdekt.

2 GLAS IN DE De Romeinen voerden de glas-


ARCHITECTUUR techniek in onze streken in voor
de vervaardiging van vazen en
andere holle voorwerpen. Ze gebruikten als eersten
glas in gebouwen en maakten in de eerste eeuw
vóór Christus de eerste ruiten. Daarbij werd het In de late Middeleeuwen (11de eeuw) werd dit sys-
gesmolten glas op een tafel uitgegoten (afbeel- teem geperfectioneerd. Het glas werd cilindervor-
ding A1.1) om kleine ruiten te maken waarvan en- mig geblazen, van die cilinder sneed men de twee
kele later in Pompeji werden teruggevonden. Dit uiteinden af, waarna hij in warme toestand in de
gietprocédé werd destijds niet verder ontwikkeld lengte werd doorgesneden en in een oven gekoeld
en viel in de loop der eeuwen in onbruik. De Ro- tot vlakglas. Dit procédé had het nadeel weinig
meinen vervaardigden ook mozaïek. productief te zijn en glasplaten van hoogstens 1 me-
ter op te leveren.
In 57 vóór Christus voerden de Romeinse legioe-
nen het gietprocédé in het Samberbekken in.
Afb. A1.3
Cilindervormig
geblazen
glaswerk.
Afb. A1.1
Gieten van het
glas bij de
Romeinen.

82 TV 214 – december 1999


Afb. A1.4
Gegoten glas.

Tijdens de 15de eeuw lag het centrum van de glas- geven, die het tijdens het zoeten verloren had. Daar-
industrie in Venetië, op het eilandje Murano. Men voor werd het glas door middel van een met een
beheerste er toen de vervaardiging van sieraden, in zwart doek beklede zachthouten plank gewreven.
de massa gekleurd glas, verguld of geëmailleerd De arbeider verplaatste de plank met behulp van een
glas alsook hoogwaardige spiegels waarvan het houten stok die aan het plafond opgehangen was en
geheim bijna twee eeuwen lang bewaard bleef. als veer voor de heen-en-weerbeweging diende (af-
beelding A1.5). Die bewerkingen waren tijdrovend :
Ten tijde van Lodewijk XIV moedigde Colbert de voor een glasplaat van 2 meter duurde het zoeten
fabricage van spiegelglas in Frankrijk aan om het 1 maand en het polijsten 12 dagen.
monopolie van Murano te doorbreken. Daarom werd
de Manufacture Royale des Glaces opgericht. De In de 18de eeuw werden talrijke glasfabrieken opge-
techniek van het cilindervormig geblazen glaswerk, richt in Duitsland, Engeland en Spanje.
die aanvankelijk nog werd gebruikt, werd geleide-
lijk vervangen door die van het gieten, waarbij het Tot het einde van de 19de eeuw bleeft de vervaardi-
smeltende glas op een met regels afgeboorde meta- ging van glas nagenoeg ongewijzigd door de eeu-
len tafel werd gegoten om de afmetingen en de dikte wen heen (gieten en blazen).
van het product te bepalen (afbeelding A1.4). Het
glas werd in halfviskeuze toestand met een koperen Afb. A1.5 Zoeten en
rol platgewalst en vervolgens meerdere dagen in een polijsten van glas.
koeloven geplaatst. Die techniek kwam stilaan in de
plaats van het cilindervormig geblazen glaswerk, en
verdrong die volledig vanaf 1763. Toen slaagde men
erin zeer hoogwaardige spiegels te vervaardigen
(spiegelgalerij van het kasteel van Versailles) en op
het einde van de 19de eeuw kon men glasplaten tot
3 m hoogte vervaardigen.

Het zowel geblazen als gegoten glas moest worden


gepolijst en gezoet. Het zoeten had tot doel beide
glasvlakken effen en evenwijdig te maken. Daar-
voor werden twee glasplaten met daartussen een
schuurmiddel tegen elkaar gewreven. De onderste
plaat werd op een tafel bevestigd en de bovenste
werd met pleister aan een wiel bevestigd om ze te
kunnen verplaatsen (afbeelding A1.5). Het polijsten
beoogde het glas zijn transparantie en glans terug te

83 TV 214 – december 1999


3 MODERNE In het begin van de 20ste eeuw 4 MODERNE Gehard glas ontstond
VERVAARDIGINGS- kende de glasnijverheid in Bel- GLASSOORTEN op verzoek van de
PROCÉDÉS gië een sterke opgang : meer autonijverheid en
dan 20 000 personen werden werd vanaf 1929 gebruikt voor voorruiten.
tewerkgesteld en de uitvoer overtrof 90 % van de
productie. Desondanks was die industrie tot dan De eerste dubbele beglazingen verschenen net voor
nog steeds weinig gemechaniseerd. de tweede wereldoorlog. Ze werden aanvankelijk
vervaardigd door de randen van de glasplaten aan
Tussen 1920 en 1930 werden de glasvervaardigings- elkaar te lassen en later door een loden lint tussen
technieken gemoderniseerd dankzij de machinale de twee ruiten te lassen. Ze waren breekbaar en er
trekprocédés (procédé Fourcault en vervolgens was bijna geen vraag naar dat product.
Pittsburgh en Libbey-Owens, zie afbeelding 8 in
§ 2.3.1.5, p. 12). Die vooruitgang werd voorname- Omstreeks 1965-1970 werden dubbele beglazingen
lijk mogelijk gemaakt door de verbetering van de met een metalen afstandhouder ontwikkeld en ken-
glasovens die continu gieten mogelijk maakten. den een zeer steile opgang tijdens de energiecrisis
van de jaren 70.
De koudbewerking (zoeten en polijsten) werd even-
eens verbeterd en de bewerkingstijd werd ingekort. Voor gecoat glas zijn de belangrijkste data :
De continue procédés voor het zoeten en polijsten ◆ 1964 : ontwikkeling van zachte coatings (con-
(uitgevoerd op de lopende band voor de ene zijde trole van de zoninstraling en verbeterde U-
en vervolgens na versnijding voor de andere) en waarde)
het zogenaamde twin-procédé (gelijktijdige behan- ◆ 1972 : ontwikkeling van pyrolithische coatings
deling van de twee zijden vóór de versnijding) voor de controle van de zonne-energie
maakten het mogelijk die bewerkingen continu en ◆ 1975 : ontwikkeling van pyrolithische coatings
geautomatiseerd door te voeren aan de uitgang van voor de vervaardiging van dubbele beglazingen
de uitgloeioven. met verbeterde U-waarde
◆ 1985 : ontwikkeling van kleurloze coatings on-
In 1959 werd het “float glass”-procédé (afbeel- der vacuüm voor een verbeterde warmte-isola-
ding 1, p. 10) in Engeland ontwikkeld door tie (verbeterde U-waarde).
Pilkington en ook in België toegepast vanaf het
begin van de jaren 60. Omwille van de vlakheid en Ofschoon gecoat glas al meer dan 30 jaar bestaat, is
evenwijdigheid van de glaszijden werd het zoeten zijn succes eerder recent, omdat de eerste coatings
en polijsten, dat nodig was in de oude procédés, het dubbele nadeel hadden van een zwakke licht-
overbodig. Tegenwoordig wordt nagenoeg alle transmissie en een sterke verkleuring.
vlakglas volgens dit procédé vervaardigd.

84 TV 214 – december 1999


BIJLAGE 2

EIGENSCHAPPEN VAN SODO-


CALCIET-SILICAATGLAS
1 MECHANISCHE De mechanische eigenschap-
OPMERKING
EIGENSCHAPPEN pen van sodo-calciet-silicaat-
glas zijn de volgende : Glas heeft een bijzondere vorm van de vaste toe-
◆ volumieke massa : ρ = 2500 kg/m3 stand, amorfe of glasachtige toestand genoemd.
◆ mechanisch gedrag : glas is een perfect elas- De meeste vaste stoffen bestaan uit kristallen : hun
tisch materiaal dat nooit een permanente ver- componenten vormen driedimensionale geometri-
vorming ondergaat (geen plastisch gedrag); het sche figuren die zich regelmatig herhalen over een
breekt bijgevolg bruusk en zonder voorteken lange afstand. De vaste stoffen die deze eigen-
van zodra zijn elasticiteitsgrens bereikt is schap niet bezitten, zijn zogenaamd amorf (vorme-
◆ elasticiteitsmodulus E : hij drukt de relatie uit loos); ze vertonen slechts een bepaalde orde over
korte afstand, met name op de minimale ionen- of
tussen de normaalspanning σ en de langsver-
molecuulgroepering, overeenstemmend met hun
vorming. Voor glas bedraagt E 70 000 N/mm2 chemische formule, en die geordende groepen vor-
◆ coëfficiënt van Poisson ν : wanneer men een men onregelmatige verbindingen in het gehele vo-
trekspanning op een proefstuk uitoefent, onder- lume van de vaste stof. Een dergelijke onregelma-
gaat het een verlenging en tezelfdertijd een ver- tigheid is ook eigen aan de vloeistoffen. Men kan
mindering van de doorsnede loodrecht op de de amorfe vaste stoffen daarom ook beschouwen
richting van de kracht. De coëfficiënt van als “onderkoelde”, gestolde vloeistoffen, omwille
Poisson is de verhouding tussen de eenheids- van hun bijzonder hoge viscositeit. Daaruit volgt
krimp loodrecht op de richting van de kracht en met name dat die materialen niet aan een wel-
bepaalde temperatuur smelten, maar geleidelijk
de eenheidsverlenging in de richting van de
verweken alvorens hun vloeibare toestand te berei-
kracht. Voor glas, v = 0,2 ken [61].
◆ glijmodulus G : hij drukt de betrekking uit tus-
sen de tangentiële kracht α en de dwarsvervor-
ming; hij kan worden berekend uit E en ν : G = Tabel A2.1 Mohs-hardheidsschaal.
E/2 (1 + ν) ≈ 29 166 N/mm2 KLASSE MATERIAAL KLASSE MATERIAAL
◆ Vickers-hardheid : 6,35 GN/m2
◆ Mohs-hardheid : 6. De Mohs-schaal is een em- 1 talk 6 orthoclaas
pirische hardheidsschaal voor de klassering van
2 gips 7 kwarts
niet-metalen en minerale elementen door ze te
vergelijken met verschillende mineralen die in 3 calciet 8 topaas
stijgende orde van hardheid geklasseerd zijn;
ieder element van de schaal kan alle voorgaande 4 spaat-fluor 9 natuurlijk korund
elementen bekrassen en kan niet door hen wor- 5 apatiet 10 diamant
den bekrast. De aangenomen vergelijkings-
elementen worden gegeven in tabel A2.1
◆ druksterkte : 1000 N/mm2 lijk van de proefmethode die wordt gebruikt om
◆ treksterkte : 10 N/mm 2 voor enkel glas, die waarde te bepalen
50 N/mm2 voor gehard glas. Het gaat hier enkel ◆ buigsterkte : ze is afhankelijk van de glassoort
om een richtwaarde bij wijze van informatie; in (zie tabel A2.2)
de werkelijkheid is die waarde sterk afhanke- ◆ schuifsterkte : 28 N/mm2.

85 TV 214 – december 1999


Tabel A2.2
GLASTYPE BREUKSTERKTE VEILIGHEIDS- TOELAATBARE
Buigsterkte van
(N/mm2) COËFFICIËNT k SPANNING (N/mm2)
verschillende
glassoorten. Uitgegloeid glas 2,5 16,5
41,2

Halfgehard glas (*) (voorbeeld) (93) (3) (31)

Thermisch gehard glas 196,0 4,0 49,0

Chemisch gehard glas (**) 353,0 5,0 of 7,0 (***) 70,6 of 50,4 (**)

(*) Enkel halfgehard glas met een technische goedkeuring (ATG) mag σ- en k-waarden hebben
die verschillen van die van uitgegloeid glas.
(**) Doorgaans niet gebruikt in gebouwen.
(***) Men neemt de waarde 5 indien de beglazingsranden niet zichtbaar zijn en de waarde 7 in
het tegenovergestelde geval.

2 OPTISCHE De optische eigenschappen van Voor glas is α = 9.10-6m/(m.K) (in het tempera-
EIGENSCHAPPEN sodo-calciet-silicaatglas zijn de tuurinterval + 20 °C, + 220 °C); dat betekent
volgende : dat een temperatuurverschil van 100 K, een
◆ brekingsindex n : wanneer een lichtstraal van meter glas met nagenoeg 1 mm verlengt
het ene milieu naar het andere gaat, wordt een ◆ thermische geleidbaarheid λ : dit is de warmte-
deel van de straal weerkaatst, en het comple- stroom per oppervlakte-eenheid die door 1 me-
mentaire deel gaat door het andere milieu waar- ter dikte van het materiaal gaat bij een tempera-
bij het een richtingsverandering, de zogenaamde tuurverschil van 1 K. Voor glas is die waarde λ
breking, ondergaat. De verhouding tussen de = 1 W/(m.K)
sinus van de invalshoek en deze van de brekings- ◆ warmtedoorgangscoëfficiënt U : hij vertegen-
hoek wordt brekingsindex genoemd (tabel A2.3) woordigt de warmtestroom die door 1 m2 wand
◆ energietransmissie : de absolute zonnefactor “g” gaat bij een temperatuurverschil van 1 K tussen
of totale energietransmissie wordt bepaald door binnen en buiten. De waarden van de warmte-
de verhouding tussen de totale energietransmis- doorgangscoëfficiënt worden gegeven in ta-
sie (dat wil zeggen de energie die rechtstreeks bel 27 (p. 49) voor verschillende soorten glas.
wordt overgedragen plus de energie die door Vereenvoudigd gesteld kan men zeggen dat een
convectie of straling na absorptie wordt over- enkele beglazing een U-waarde heeft van onge-
gedragen) en de totale invallende energie veer 6 W/(m2.K), een dubbele beglazing van
◆ lichttransmissie : de absolute lichttransmissie- ongeveer 3 W/(m2.K) en een dubbele beglazing
factor τv is de fractie van de dichtheid van de met hoog rendement van minder dan 2 W/(m2.K)
invallende lichtstraling die door het glas gaat in ◆ thermische permeantie “P” van een wand-
het zichtbare deel van het zonnespectrum. element : dit is de hoeveelheid warmte die, in
een stationair regime, door dit wandelement
Tabel A2.3 gaat, per tijdseenheid, per oppervlakte-eenheid
MILIEU BREKINGS-
Brekingsindex.
INDEX en per eenheid temperatuurverschil tussen de
twee zijden van het wandelement (W/m2.K)
Lucht/glas 0,67 ◆ warmteweerstand R van een wandelement : het
Glas/lucht 1,50 is het omgekeerde van de thermische permean-
Water/glas 0,88 tie. Hij is gelijk aan de verhouding tussen de
dikte “e” van het materiaal (uitgedrukt in me-
Glas/water 1,13 ter) en zijn warmtegeleidingscoëfficiënt λ : R =
e/λ ((m2.K)/W)
◆ warmtecapaciteit “c” : de hoeveelheid warmte
die nodig is om de temperatuur van de massa-
3 THERMISCHE Hierna volgen de thermische eenheid van een materiaal met 1 K te verhogen.
EIGENSCHAPPEN eigenschappen van sodo-cal- Voor glas c = 700 J/(kg.K)
ciet-silicaatglas : ◆ emissievermogen ε : het emissievermogen wordt
◆ verwekingstemperatuur : ≈ 600 °C bepaald als de verhouding tussen de energie die
◆ smelttemperatuur : ≈ 1500 °C door een oppervlak wordt afgegeven bij een ge-
◆ lineraire uitzettingscoëfficiënt α : die coëfficiënt geven temperatuur en die van een perfecte straler
geeft de verlenging van een materiaal per lengte- (dat wil zeggen een zwart lichaam met een
eenheid bij een temperatuurverschil van 1K. emissievermogen van 1), bij dezelfde tempera-

86 TV 214 – december 1999


tuur. De prEN 12898 [38] beschrijft een me- 4 AKOESTISCHE De akoestische ei-
thode voor de meting van het normale emissie- EIGENSCHAPPEN genschappen ma-
vermogen εn; in de praktijk gebruikt men de ken het voorwerp
gecorrigeerde waarde van het emissievermogen uit van Bijlage 5.
ε door het normale emissievermogen te verme-
nigvuldigen met een factor die rekening houdt
met de hoekdistributie van het emissievermogen 5 ELEKTRISCHE Dit soort glas heeft
in de berekeningen van de warmteoverdracht. EIGENSCHAPPEN de volgende elek-
Voor helder glas heeft men εn = 0,88 en ε = trische eigenschap-
0,837. pen :
◆ soortelijke weerstand : 5.107 Ω.m bij 1000 Hz
en 25 °C
◆ diëlektrische constante : 7,6 bij 1000 Hz en
25 °C.

87 TV 214 – december 1999


BIJLAGE 3

BEREKENING VAN DE WARMTE-


DOORGANGSCOËFFICIËNT U
VAN BEGLAZINGEN
1 ALGEMEEN De norm NBN EN 673 [7] de- 1 N 1 M ej
finieert de methode voor de be- = Rt = ∑ + ∑
i =1 ( h s ) i
= warmteweer-
ht j =1 λ j
rekening van de warmtedoorgangscoëfficiënt U van
beglazingen. De rekenwaarde stemt overeen met stand van de beglazing van oppervlak tot opper-
de U-waarde in het centrum van de beglazing, dat vlak ((m2.K)/W) = som van de warmtegeleidings-
wil zeggen zonder rekening te houden met de rand- coëfficiënten van de verschillende componenten
effecten te wijten aan de aanwezigheid van de van de beglazing.
afstandhouder die de warmteverliezen vergroot.
De waarden van de oppervlakkige warmteover-
Wij geven hieronder de vergelijkingen voor de be- gangscoëfficiënten tussen de wand en de buiten-
rekening van de U-waarde van verticale enkele en omgeving he en de oppervlakkige warmteover-
dubbele beglazingen; details van die berekening en gangscoëfficiënten tussen de wand en de binnen-
de oorsprong van de verschillende termen vindt men omgeving hi zijn respectievelijk gelijk aan 23 en
in de norm NBN EN 673. 8 W/(m2.K) voor verticale beglazingen.

De U -waarde in het centrale deel van een beglazing


wordt berekend met de volgende algemene formule : 2 ENKELE Voor enkele beglazin-
1 1 1 1 BEGLAZINGEN gen is die formule be-
= + + perkt tot :
U he ht hi
1 1 e 1
= + +
hi .
1 1 M e 1 λ
N
= + ∑ + ∑
j
+ U he
he i=1 ( h s ) j=1 λ j h i
i

met : VOORBEELD
he = oppervlakkige warmteovergangscoëfficiënt
tussen de wand en de buitenomgeving Enkele glasplaat van 4 mm :
(W/(m2.K)) 1
hi = oppervlakkige warmteovergangscoëfficiënt U = = 5,8 W/(m2.K).
1 0, 004 1
tussen de wand en de binnenomgeving + +
8 1 23
(W/(m2.K))
(hs)i = warmtegeleidingscoëfficiënt van de opeen-

ej
volgende gaslagen (W/(m2.K))
= dikte van de opeenvolgende vaste lagen van 3 DUBBELE Voor verticale dubbele
de beglazing (m) BEGLAZINGEN glasplaten wordt die
formule :
λj = warmtegeleidingscoëfficiënt van de mate-
rialen van de vaste lagen (W/(m.K)) 1 1 e 1 e 1
= + 1 + + 2 +
M = aantal vaste lagen van de beglazing U he λ hs λ hi .
N = aantal gaslagen van de beglazing

88 TV 214 – december 1999


De waarde hs wordt gegeven door : Nu = 115,3 . 0,0121,14 = 0,74
5, 14 B 5,14 0, 025
hs = + Nu hs = +
1 1 s 1 1 0, 012
+ − 1 + − 1
ε1 ε2 0, 837 0, 837
met : = 5,78 W/(m2 K)
s = dikte van de gasspouw (m) 1
Nu = A . s1,14; indien echter die waarde klei- ➨U = = 2,9 W/(m2.K).
0, 35
ner is dan 1, gebruikt men Nu = 1 voor
de berekening van hs
2°) Voor isolerende beglazing bestaande uit twee
ε1 en ε2 = de gecorrigeerde emissievermogens van
glasplaten van 4 mm, een luchtspouw “s” van
de twee glasplaten; voor ongecoat glas
12 mm en een coating met een normaal emissie-
of wanneer de coatings geen invloed op
vermogen εn van 0,12, moet men eerst het ge-
het emissievermogen hebben, gebruikt
corrigeerde emissievermogen van de coating
men de waarde ε = 0,837; wanneer het
bepalen. De prEN 12898 [38] (tabel A2.2) geeft
gaat om glas met een laag emissiever-
een equivalentiecoëfficiënt van 1,13 tussen het
mogen, moet men de waarde van het
normale emissievermogen en het gecorrigeerde
normale emissievermogen bepalen met
emissievermogen, indien het normale emissie-
behulp van een infraroodspectrometer
vermogen gelijk is aan 0,12. Men heeft dus :
(prEN 12898 [38]) en daaruit vervol-
ε = 1,13 . εn = 0,14.
gens het gecorrigeerde emissievermo-
gen afleiden (tabel A2.2 van de prEN)
Men kan dan de U-waarde van de beglazing
A en B = constanten afhankelijk van de soort gas,
berekenen :
waarvan de waarden worden gegeven
Nu = 115,3 . 0,0121,14 = 0,74 ➨ Nu = 1
in tabel A3.1.
5,14 0, 025
hs = +
Tabel A3.1 1 1 0, 012
GAS A B + − 1
Constanten A en 0,14 0, 837
B voor Lucht 115,3 0,025 = 2,78 W/(m2.K)
verschillende
gassen. Argon 122,8 0,017 1
U =
1 0, 004 1 0, 004 1
Krypton 197,6 0,009 + + + +
8 1 hs 1 23

1
=
Voor de berekening van de U-waarde van drievou- 1
0,18 +
dige en/of hellende beglazingen wordt verwezen hs
naar de norm NBN EN 673 [7].
1
➨ U = = 1,8 W/(m2.K).
0, 54
VOORBEELDEN
Opmerking : de U-waarden worden altijd afgerond
1°) Voor isolerende beglazing bestaande uit twee op het tiende (dat wil zeggen 1,74 wordt 1,7 en
glasplaten van 4 mm (zonder coating met een 1,75 wordt 1,8).
laag emissievermogen) en een luchtspouw van
12 mm, vindt men :
1
U =
1 0, 004 1 0, 004 1
+ + + +
8 1 hs 1 23

1
=
1
0,18 +
hs

89 TV 214 – december 1999


BIJLAGE 4

BEREKENING VAN DE TEMPERA-


TUUR VAN DE BEGLAZING
Aan de hand van de in § 3.2.2 (p. 46) ontwikkelde weerstand is dus gelijk aan 1/5,8 =
theorie kan men de temperatuur van beglazingen 0,17 (m2.K)/W; de hoeveelheid warmte die van
berekenen uitgaande van de onderstelling dat de de ene naar de andere omgeving gaat, is gelijk
warmte-uitwisselingen in stationair regime gebeu- aan :
ren. In dat geval is de warmtestroom “q” die door 20 - 0
de beglazing gaat gelijk aan de warmtestroom die q = = 116,0 W/m2.
0,17
door iedere van de componenten van de beglazing
gaat. Men heeft dus :

q =
(θ i − θe )
en q x =
(θ i
− θx ) Indien θvi de temperatuur van de binnenzijde
R Rx van de beglazing is, kan men schrijven :
met θx = temperatuur in het vlak “x” 20 - θ vi
q = 116,0 W/m2 = ➨ θvi = 5,5 °C.
Rx = warmteweerstand van de componenten 1
gelegen tussen de binnenomgeving en 8
het vlak “x” (afbeelding A4.1).
Voor θve vindt men :
Vermits men ondersteld heeft dat q = qx, heeft men
20 - θ ve
dus : q =
(θ i − θx )
.
q = 116,0 W/m2 = 1 0, 004 ➨ θve = 5,0 °C.
+
Rx 8 1

Al de termen van die vergelijking zijn gekend, met Afb. A4.2


uitzondering van de temperatuur θx, die men dus 20
Temperatuur-
kan berekenen. verloop in
18
een enkele
beglazing.
16
VOORBEELDEN
14
1°) We beschouwen een enkele beglazing van
TEMPERATUUR (°C)

4 mm; de buiten- en binnentemperaturen bedra- 12


gen respectievelijk 0 en 20 °C.
10
De warmtedoorgangscoëfficiënt van de begla-
zing is gelijk aan 5,8 W/(m2.K); haar warmte- 8

Afb. A4.1 5,5 6


Temperatuur in een 5,0
willekeurig punt 4
van de beglazing.
θe = buiten- θe θx θi 2
temperatuur
θx = temperatuur in afstand-
houder 0
het vlak x
θi = binnen- glasplaat 0 1 2 3 4 5
temperatuur DIKTE (mm)

90 TV 214 – december 1999


2°) We beschouwen een isolerende beglazing met Met θ*vi en θ*ve de temperaturen van de binnen-
twee glasplaten van 4 mm en een luchtspouw en buitenzijde van de buitenste glasplaat kan
van 12 mm. De buiten- en binnentemperaturen men schrijven :
zijn respectievelijk 0 en 20 °C.
θ*ve − 0
q = 58,0 W/m2 = ➨ θ*ve = 2,5 °C
1
Volgens dezelfde redenering als hierboven vindt
men de verschillende temperaturen van de 23
beglazing. en
θ*vi − 0
De warmtedoorgangscoëfficiënt van de begla- q = 58,0 W/m2 = ➨ θ*vi = 2,8 °C.
1 0, 004
zing is gelijk aan 2,9 W/(m2.K); zijn warmte- +
23 1
weerstand bedraagt dus 1/2,9 = 0,35 m2.K/W;
de hoeveelheid warmte die van de ene naar de
andere omgeving stroomt, is gelijk aan : Afb. A4.3 Temperatuurverloop in een dubbele beglazing
van 4 -12 -4.
20 - 0
q = = 58,0 W/m2. 20
0, 35 20
18

Met θvi en θve de temperaturen van de binnen- 16


en buitenzijde van de binnenste glasplaat, kan 14

TEMPERATUUR (°C)
men schrijven : 12,8
12,5 12
10
20 - θ vi
q = 58,0 W/m = 2
➨ θvi = 12,8 °C 8
1
6
8
en 2,5 4
2,8
2
20 - θ ve
q = 58,0 W/m2 = ➨ θve = 12,5 °C. 0
1 0, 004
+ 20
8 1 0 4 8 12 16
BEGLAZINGSDIKTE (mm)

91 TV 214 – december 1999


BIJLAGE 5

AKOESTISCHE BEGRIPPEN

1 GELUID, DRUK De bewegingen van een trillend 2 GELUIDS- In de praktijk gebruikt


EN FREQUENTIE lichaam verstoren het omrin- DRUKNIVEAU men voor de typering
gende milieu. Die verstoringen van de geluidssterkte
planten zich steeds verder in alle richtingen vanaf niet de geluidsdruk, omdat :
de bron tot het ontvangstorgaan. De voortplantings- ◆ het drukgamma te breed is : van 2.10-5 tot 20, en
snelheid hangt af van de fysische eigenschappen zelfs 100 Pa
van het milieu (bv. in lucht aan 20 °C : 340 m/s). ◆ de relatie tussen het menselijke oor en de ge-
Ze planten zich niet voort in een vacuüm. luidsdruk niet lineair maar logaritmisch verloopt.

Onder bepaalde omstandigheden zijn die verstorin- Een geluid wordt gekenmerkt door zijn geluids-
gen voor het oor waarneembaar : men hoort dan drukniveau Lp, bepaald door :
een geluid. Het geluid dat door het oor wordt waar-
p2 p
genomen, stemt overeen met een drukverschil op Lp = 10 log = 20 log (dB)
het trommelvlies dat via een milieu – doorgaans p 20 p0
lucht – wordt overgedragen. Het is dit drukverschil met p = de druk van de beschouwde geluidsgolf
dat het trommelvlies opvangt en dat het neuroakoes- p0 = de referentiedruk overeenstemmend met
tische systeem van het oor omzet in geluidswaar- de gehoorgrens = 2.10-5 Pa.
neming.
Die grootheid wordt uitgedrukt in decibel (dB).
Om een geluid volledig te typeren, moet men het
met twee grootheden bepalen : Tabel A5.1 geeft de overeenstemming tussen de
◆ zijn geluidsdrukniveau, uitgedrukt in Pa geluidsdruk (Pa), de geluidsdrukniveaus (dB) en
◆ zijn frequentie, die afhankelijk is van de duur het geluidsvermogen (W), alsook de daarmee ge-
van een volledige trilling en getypeerd wordt paard gaande fysiologische gewaarwording.
door het aantal trillingen per seconde, uitge-
drukt in Hertz (Hz); hoe hoger de frequentie
van een geluid, hoe scherper het klinkt. OPMERKINGEN

De gehoorgrens van het menselijke oor stemt over- ◆ Wanneer meerdere onafhankelijke geluids-
een met een drukniveau van 2.10-5 Pa; het oor kan bronnen in een punt de geluidsdrukken p1, p2,
zonder schade een druk verdragen tot 20 Pa, waar- p3, … produceren, dan wordt de resulterende
bij de pijngrens rond 100 Pa ligt. 2
druk “p” bepaald door p2 = p12 + p 22 + p 3 + …,
en is het resulterende geluidsdrukniveau gelijk
Wat de frequentie betreft, kan het oor geluiden aan :
waarnemen gaande van ongeveer 20 tot 20 000 Hz.
p12 + p 22 + p 32 + ...
Lp = 10 log .
p 20

Het is dus verkeerd de geluidsdrukniveaus bij


elkaar op te tellen.

◆ Twee geluiden met hetzelfde drukniveau geven


samen een geluid met een niveau dat 3 dB ho-
ger is dan dat van elke component.

92 TV 214 – december 1999


Tabel A5.1
FYSIOLOGISCH GELUIDSVERMOGEN (W) GELUIDSDRUK p GELUIDS-
EFFECT (Pa) DRUKNIVEAU Lp Geluidsvermogen,
(dB) geluidsdruk en
geluidsdrukniveau.
Verlies van 100 000 000 200 000 200
bewustzijn 10 000 000 190
1 000 000 20 000 180
100 000 170
10 000 2000 160
1000 150
Pijngrens 100 200 140
10 130
Gevaar 1 20 120
0,1 110
0,01 2 100
0,001 90
0,000 1 0,2 80
0,000 01 70
0,000 001 0,02 60
0,000 000 1 50
0,000 000 01 0,002 40
0,000 000 001 30
0,000 000 000 1 0,0002 20
0,000 000 000 01 10
Gehoorgrens 0,000 000 000 001 0,00002 0

Voorbeeld : indien een geluid een geluidsdruk van Uit die curven blijkt dus dat bij een hoog geluids-
10 Pa heeft, dan is het geluidsdrukniveau gelijk drukniveau, de waarneming van het oor minder af-
aan : hankelijk van de frequentie varieert dan bij lage
drukniveaus, dat wil zeggen dat de curven een steeds
10 2
Lp = 10 log = 114 dB. vlakker wordend verloop kennen. De maximale
( )
2
2 . 10 -5 gevoeligheid van het oor ligt bij ongeveer 4000 Hz.

Indien twee geluiden van 10 Pa worden gecombi- Uit die vaststellingen blijkt dat de geluidsisolatie
neerd, dan is het geluidsdrukniveau gelijk aan : niet even doeltreffend moet zijn voor alle frequen-
ties, maar voornamelijk in het bereik van 400 tot
10 2 + 10 2 3000 Hz.
Lp = 10 log = 117 dB.
(2 )
2
. 10 −5
De frequenties die van belang zijn voor de bouw-
akoestiek zijn die gelegen tussen 10 en 4000 Hz.
◆ Wanneer tussen twee geluiden een niveau-
verschil van meer dan 10 dB bestaat, is het re-
sulterende geluidsdrukniveau dat van het sterk- 4 GELUIDS- In werkelijkheid bestaan de
ste geluid. SPECTRUM geluiden waarmee wij ge-
confronteerd worden, niet
uit een herhaling van identieke frequentiecycli en
3 GEVOELIGHEID De gevoeligheid van ons oor is drukniveaus, maar uit een opeenstapeling van ge-
VAN HET niet gelijk voor alle frequen- luiden met een verschillende frequentie en druk,
MENSELIJKE OOR ties : het neemt de lage frequen- zodat men te maken heeft met een continu spec-
ties (minder dan 400 Hz) en de trum waarbinnen alle frequenties voorkomen. Om
zeer hoge frequenties (meer dan 7000 Hz) minder een dergelijk geluid voor te stellen, maakt men dus
goed waar. Afbeelding A5.1 (p. 94) toont de cur- geen meting voor iedere frequentie afzonderlijk,
ven van Fletcher en Munson, die voor 1000 Hz het maar men bepaalt wel het geluidsdrukniveau in be-
geluidsdrukpeil geven dat daadwerkelijk door het paalde intervallen.
oor wordt waargenomen en, voor de andere fre-
quenties, het geluidsdrukpeil dat nodig is opdat ons Ieder interval omvat alle frequenties die tussen twee
oor dezelfde intensiteit zou waarnemen als bij frequenties bestaan, de zogenaamde grensfrequen-
1000 Hz; die curven worden isofonen genoemd. ties.

93 TV 214 – december 1999


Afb. A5.1
Curven van
120
Fletcher en
Munson. 110
110
100

GELUIDSDRUKNIVEAU (REFERENTIE : 20 mPa) [dB]


100

90 90

80 80
70
70
60 60
50
50
40 40
30 30

20 20
10
10

-10
20 31,5 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000 12 500
FREQUENTIE [Hz]

In de akoestiek worden de gebruikte intervallen Tabel A5.2


GRENS- NOMINALE
octaven genoemd. Ze worden bepaald door een Grensfrequenties
FREQUENTIES (Hz) FREQUENTIES (Hz)
breedte waarbij de bovenste-grensfrequentie van het en nominale
interval f2 gelijk is aan het dubbele van de onder- 90 - 180 125 frequenties van
de octaafbanden
f1 180 - 355 250 van 100 tot
ste-grensfrequentie : = 2 f1. Bovendien duidt
f2 4000 Hz.
355 - 710 500
men het interval niet aan met zijn grenzen, maar
met zijn nominale frequentie fn, bepaald door : 710 - 1400 1000
fn = f1 . f2 . 1400 - 2800 2000

Wat de geluidsisolatie van gebouwen betreft, strekt 2800 - 5600 4000


het te beschouwen frequentiegamma zich uit van
100 tot 4000 Hz. Tabel A5.2 geeft de grens-
frequenties en de nominale frequenties van de product in een gestandaardiseerd proefraam wordt
octaafbanden in dit drukgamma. gevat, dat tussen twee meetcellen wordt geplaatst.

Het geluidsdrukniveau dat in iedere octaaf wordt In de eerste, de zogenaamde zendcel, produceert
gemeten, wordt dan uitgezet in een grafiek, geluids- een bron een sterk geluid waarvan de energie in het
spectrum genoemd (afbeelding A5.2). Hoe hoger frequentiedomein gelegen is dat van belang is voor
de curve, hoe groter de intensiteit van het door de de akoestiek van het gebouw. Het spectrum van dat
bron geproduceerde geluid. geluid wordt vervolgens continu gemeten.

Het gegenereerde geluid dringt binnen in de tweede


6 GELUIDSVER- De akoestische typering van cel, de zogenaamde ontvangstcel. De opbouw van
ZWAKKINGSINDEX een bouwproduct gebeurt die meetcellen is zodanig dat het in de ontvangstcel
EN GELUIDS- volgens een genormaliseerde meetbare geluid enkel afkomstig kan zijn van de
ISOLATIECURVE meetprocedure (zie [12, 13]). geluidstransmissie doorheen het geteste element.
Zo levert de glasfabrikant het Het aldus gemeten geluid kan worden verwerkt in
te testen element met de voorgeschreven afmetin- het ontvangstspectrum.
gen aan een akoestisch laboratorium, waar het

94 TV 214 – december 1999


Afb. A5.2 50
f Lp
Voorbeeld van
een geluids- 100 27
45
spectrum. 125 21
160 28
40 200 30
250 28
35 315 31
Lp [dB]

400 32
500 33
30 630 35
800 37
25
1000 37
1250 32
1600 31
20 2000 34
2500 38
15
3150 41
4000 44

1,25k

3,15k
1,6k

2,5k
1k

2k

4k
5k
100
125
150
200
250
315
400
500
630
800
5000 45
FREQUENTIE f [Hz]

Ervan uitgaand dat het geluid dat niet doorheen het 7 ÉÉNGETALS- In de praktijk wordt de
geteste element gaat (dempingspeil) als basis voor WAARDE geluidsisolatie in de
de bepaling van de geluidsisolatie dient, volstaat Rw (C; Ctr) technische documenta-
het per frequentieband het verschil tussen de ge- tie van de fabrikanten,
luidsdrukniveaus in de zend- en ontvangstcellen te de bestekken, reglementen en normen uitgedrukt
berekenen. Die manier om de beglazing te typeren door een ééngetalswaarde, eerder dan door een vol-
kan nochtans geen reproduceerbare resultaten op- ledig spectrum. Het voordeel van deze unieke waar-
leveren in andere laboratoria, noch in hetzelfde la- de is, dat de akoestische prestaties van de bouw-
boratorium, indien de omstandigheden verschillen. elementen gemakkelijk kunnen worden gerang-
Men moet bijgevolg een correctie doorvoeren re- schikt. Sedert 1996 is de berekening van die waarde
kening houdend met de oppervlakte van het geteste eengemaakt door de normen EN ISO 717 [14, 15].
element en met de al dan niet bestaande nagalm in
de ontvangstcel. De ééngetalswaarde, die in werkelijkheid uit drie
termen bestaat, wordt als volgt bepaald :
Wanneer men die correctie voor iedere octaafband Rw (C; Ctr)
toepast op het verschil tussen het geluidsdrukpeil met Rw = de ééngetalswaarde, gewogen geluids-
in de zend- en ontvangstcellen, bekomt men de verzwakkingsindex genoemd
geluidsverzwakkingsindex “R”. Door voor iedere C = de aanpassingsfactor voor een roze ge-
octaafband de waarden van de geluidsverzwak- luid (spectrum 1)
kingsindex in een grafiek uit te zetten, bekomt men Ctr = de aanpassingsfactor voor verkeersge-
een geluidsisolatiespectrum. Hoe hoger de curve, luid (spectrum 2).
hoe beter de isolatie van de beglazing in de over-
eenstemmende octaafband. De twee aanpassingstermen werden bepaald om
rekening te houden met de soort geluid waartegen
men zich wenst te isoleren : het spectrum 1 (roze
geluid) stemt overeen met een overheersing van
hoge en middelhoge frequenties en het spectrum 2
(wegverkeersgeluid) stemt overeen met een over-
heersing van lage en middelhoge frequenties. Die
spectra worden voorgesteld in afbeelding A5.3
(p. 96).

95 TV 214 – december 1999


Om de prestaties te rangschikken of om eisen vast waarden voor de typering van de geluidsisolatie
te leggen, telt men de ééngetalswaarde en de over- van een beglazing zijn dus, naar gelang van het
eenkomstige aanpassingsfactor (gekozen volgens geval, (Rw + C) of (Rw + Ctr).
de geluidsbron) bij elkaar op. De te beschouwen

Afb. A5.3 Spectra van een roze geluid en van een verkeersgeluid.
spectrum 1 : roze geluid
spectrum 2 : stadsverkeersgeluid
0
NIVEAU VAN DE SPECTRA

-5
- 10
(dB)

- 15
- 20
- 25
- 30
1000
1250
1600
2000
2500
3150
100
125
160
200
250
315
400
500
630
800

FREQUENTIE (Hz)

96 TV 214 – december 1999


BIJLAGE 6

OVEREENKOMST
NBN S 23-002 (STS 38) -
NBN EN / PREN
1 PROEVEN
ONDERWERP § STS NBN EN/prEN

SCHOKSTERKTE

Proef met een vallend hard voorwerp 00.33.51. en 52. prEN 356, §§ 6.1.,
7.1. en 8

Slingerproef 00.33.53. tot 56. prEN 12600

Weerstand tegen vuurwapens 00.33.57. prEN 1063

Proef met de bijl – prEN 356, §§ 6.2.,


7.2. en 9

ISOLERENDE BEGLAZING

Warmtedoorgangscoëfficiënt 38.12.03 NBN EN 673-674-


675 en prEN 1098

Hoeveelheid droogmiddel en waterabsorptiecapaciteit 00.34. prEN 1279-2

Dauwpunt 00.35. prEN 1279-2

Proef bij hoge temperatuur en hoge vochtigheidsgraad 00.37.55 prEN 1279-2

UV-bestralingsproeven 00.60 prEN 1279-4

Gaslek en -concentratie – prEN 1279-3

Fysische eigenschappen van kitten – prEN 1279-4

VEROUDERINGSPROEVEN

Veroudering van kitten en dichtingsprofielen voor metalen ramen 00.37.10 –

Versnelde veroudering van kitten en dichtingsprofielen voor 00.37.11 –


metalen ramen

Olieweerhoudend vermogen van kitten en dichtingsprofielen 00.37.20 –


voor metalen ramen

Verschillende proeven voor kitten en dichtingsprofielen 00.39., 47. en 59. –

97 TV 214 – december 1999


ONDERWERP § STS NBN EN / prEN

PRODUCTTOLERANTIES

Afmetingen 00.91.

Haaksheid van de kanten 00.92. Beschreven in de


verschillende
Vlakheid 00.94 productnormen
Kwaliteit van het uitzicht en eindafmetingen 00.97

ZONDER EQUIVALENT IN DE STS

Karakteristieken betreffende het licht en de energie NBN EN 410

Gelaagd glas : duurzaamheid bij hoge temperatuur, NBN EN ISO


vochtigheid en straling 12543-2, 3 en 4

Duurzaamheid van de lagen prEN 1096-2 en 3

Buigsterkte prEN 1288-1 tot 5,


prEN12603

Bepaling van het emissievermogen prEN 12898

Weerstand tegen ontploffing prEN 13541

Structural glazing (VEC) prEN 13022-3

Heat soak-behandeling WI 129055

2 MATERIALEN
ONDERWERP § STS NBN EN/prEN

03.6. KITTEN EN AFDICHTINGSPRODUCTEN VOOR GLASWERK

Kitten 03.61. prEN 12488

Vulproducten 03.62. prEN 12488

Allerlei dichtingen en speciale dichtingen 03.63. –

08.5. GLASPRODUCTEN

Algemeen - Eigenschappen NBN EN 572-1

Spiegelglas 08.51. NBN EN 572-2

Gewapend glas 08.51 NBN EN 572-3

Getrokken glas 08.52. NBN EN 572-4

Vormgegoten glas (bouwstenen, dakpannen, …) 08.53.12 prEN 1051

Figuurglas 08.53.22.1. en 53.3. NBN EN 572-5

Figuurdraadglas 08.53.22.2. en 53.3. NBN EN 572-6

Gegolfd gewapend glas 08.53.22.3. en 53.3. –

Geprofileerd glas, gewapend of niet 08.53.22.4. en 53.3. NBN EN 572-7

Spiegelglas, getrokken en gegoten glas met bijzondere 08.54. –


eigenschappen en/of aspecten

Keuze van het veiligheidsglasproduct 08.55.02. –

98 TV 214 – december 1999


ONDERWERP § STS NBN EN / prEN

Oorzaken van de beschadiging van het glas + risico’s 08.55.03. –

Gelaagd glas en spiegelglas 08.55.20. NBN EN ISO


12543-1, 5 en 6

Gehard of thermisch versterkt geëmailleerd 08.56. en 08.15.42. prEN 12150 (gehard)


glas en spiegelglas prEN 1863
(halfgehard)

Chemisch gehard glas 08.55.12 - 08.15.42 prEN 12337

Isolerende beglazingen 08.57.22. à 24. prEN 1279-1

Spiegel cf. NBN S 23-001 prEN 1036

ZONDER EQUIVALENT IN DE STS

Borosilicaatglas NBN EN 1748-1

Glaskeramiek NBN EN 1748-2

Gecoat glas prEN 1096-1

Brandwerend glas prEN 357-1

Akoestisch isolerend glas prEN 12758-1

Structural glazing (VEC) prEN 13022-1 en 2

Thermisch gehard borosilicaatglas prEN 13024-1

3 UITVOERING
ONDERWERP § STS NBN EN/prEN

Breukspanningen 38.02.2. prEN 13474-1 en 2

Glasdikte volgens belastingen 38.02.3. prEN 13474-1 en 2


+ eurocode 1-2-4

Vastzetting 38.03. prEN 14439

Voegen van de beglazing 38.04. prEN 12488

Plaatsing van de voegproducten 38.05 –

Plaatsing van enkele beglazingen 38.11. –

Plaatsing van isolerende beglazingen 38.12. –

Plaatsing van absorberende of weerkaatsende beglazingen 38.13. –

Plaatsing van profielglas 38.14. –

Plaatsing, klassen en keuze van veiligheidsglas 38.15. –

Plaatsing van deuren van thermisch gehard glas 38.2. –

Plaatsing van vormgegoten glas 38.3. prEN 12725,


WI 092 - 093

Spiegels 38.5. –

Structural glazing (VEC) – prEN 13022-4

99 TV 214 – december 1999


BIJLAGE 7

LEXICON
NEDERLANDS - FRANS
A F

Absorberend glas Verre absorbant


Figuurglas Verre imprimé
Afgeschuinde kant Arête abattue
Floatglas Float
Afstandhouder Espaceur
Antireflecterend glas Verre antireflets
G
Geblazen glas Verre soufflé
B
Gebogen glas Verre bombé
Gebrek Défaut
Beglazing Vitrage
Gecoat glas Verre à couches
Borosilicaatglas Verre borosilicate
Geëmailleerd glas Verre émaillé
Borstwering Allège
Gegoten glas Verre coulé
Brandglas Vitrail
Gegraveerd glas Verre gravé
Brandwerende beglazing Vitrage coupe-feu
Gelaagd glas Verre feuilleté
Gepolijste rand Bord poli
C
Geprofileerd glas Verre profilé
Geslepen Poli
Chemisch gehard glas Verre trempé
Geslepen rand Bord rodé
chimiquement
Getrokken glas Verre étiré
Chromogene beglazing Vitrage chromogène
Gezaagde rand Bord scié
Gezandstraald glas Verre sablé
D
Gezeefdrukt glas Verre sérigraphié
Glas Verre
Deur Porte
Glaskeramiek Vitrocéramique
Dikte Epaisseur
Glaslat Latte à vitrage, parclose
Doorbuiging Flèche
Glas met een kleine Verre à faible dilatation
Doorschijnend Translucide
uitzettingscoëfficiënt
Doorzichtig Transparent
Glas met laag Verre à basse émissivité
Draadglas Verre armé emissievermogen
Droogmiddel Dessiccatif Glazen bouwsteen Brique en verre
Dubbele beglazing Double vitrage Glazen tegel Pavé en verre
Dynamische Pression dynamique de
basiswinddruk base du vent

100 TV 214 – december 1999


H S

Haaksheid Equerrage Schuin afgeslepen rand Bord en biseau


Halfgehard glas Verre durci Slijpen van de randen Rodage des bords
Harding Trempe Snijden Coupe
Hardingsspectrum Fleur de trempe Spiegel Miroir
Structureel gelijmd Vitrage extérieur collé
I glaswerk (SGG) (VEC)
Structureel verankerd Vitrage extérieur attaché
glaswerk (SVG) (VEA)
Inbraakvertragende Vitrage retardateur
beglazing d’effraction
Irisatie Irisation T
Isolerende beglazing Vitrage isolant
Thermische breuk Casse thermique
K Thermisch gehard glas Verre trempé
thermiquement
Tolerantie Tolérance
Kant Arête
Trekprocédé Etirage (procédé)
Tussenlaag Intercalaire
L

U
Lakglas Verre laqué

Uitgegloeid glas Verre recuit


M
Uittrekking Etirage

Mat geslepen rand Bord rodé satiné


V
Matglas Verre maté

Veiligheidsbeglazing Vitrage de sécurité


R
Venster Fenêtre (= châssis
(= vensterrraam + glas) + vitrage)
Raam Châssis
Verschuiving Décalage
Rand Bord
Versplintering Fragmentation
Randbewerking Façonnage des bords
Verzilvering Argenture
Rand gesneden met Bord coupé au jet d’eau
Vlamwerend glas Vitrage pare-flammes
waterstraal
Vormgegoten glas Verre moulé
Rechthoekigheid Equerrage
(= haaksheid)
Reflecterend glas Verre réfléchissant
Ruit Vitre
Ruw gesneden Brut de coupe

101 TV 214 – december 1999


102 TV 214 – december 1999
LITERATUURLIJST
1. AFNOR 10. Belgisch Instituut voor Normalisatie
NF P 78-201-1/A1 Travaux de miroiterie- NBN EN 1748-1 Glas voor gebouwen. Bijzon-
vitrerie. Partie 1 : Cahier des clauses techniques. dere basisproducten. Deel 1 : Borosilicaatglas.
Amendement 1. Parijs, AFNOR, mei 1998. Brussel, BIN, oktober 1997.

2. AFNOR 11. Belgisch Instituut voor Normalisatie


NF X 10-020 Isolation thermique. Vocabulaire. NBN EN 1748-2 Glas voor gebouwen. Bijzon-
Parijs, AFNOR, december 1976. dere basisproducten. Deel 2 : Glaskeramiek.
Brussel, BIN, oktober 1997.
3. Association des amis de l’Unesco
Le verre dans l’architecture. Brussel, Associa- 12. Belgisch Instituut voor Normalisatie
tion des amis de l’Unesco, Les nouvelles du NBN EN ISO 140-1 Geluidleer. Meting van
patrimoine, nr. 77, september 1998. geluidwering in gebouwen en bouwdelen.
Deel 1 : Eisen voor laboratoriummeetruimten
4. Belgisch Instituut voor Normalisatie met onderdrukte zijdelingse overdracht. Brus-
NBN B 62-002 Berekening van de warmtedoor- sel, BIN, 1997.
gangscoëfficiënten van wanden van gebouwen.
Brussel, BIN, 1987. 13. Belgisch Instituut voor Normalisatie
NBN EN ISO 140-3 Geluidleer. Meting van
5. Belgisch Instituut voor Normalisatie geluidwering in gebouwen en bouwdelen.
NBN EN 410 Glas voor gebouwen. Bepaling Deel 3 : Laboratoriummeting van luchtgeluid-
van de licht- en zontoetredingeigenschappen van wering van bouwdelen. Brussel, BIN, 1995.
glas. Brussel, BIN, juli 1998.
14. Belgisch Instituut voor Normalisatie
6. Belgisch Instituut voor Normalisatie NBN EN ISO 717-1 Geluidleer. Bepaling van
NBN EN 572 Glas voor gebouwen - Basispro- de geluidisolatie in gebouwen en van gebouw-
dukten van glas. Brussel, BIN, maart 1995. delen. Deel 1 : Luchtgeluidisolatie. Brussel,
Deel 1 : Definities en algemene fysische en BIN, 1996.
mechanische eigenschappen.
Deel 2 : Floatglas. 15. Belgisch Instituut voor Normalisatie
Deel 3 : Gepolijst draadglas. NBN EN ISO 717-2 Geluidleer. Bepaling van
Deel 4 : Getrokken vensterglas. de geluidisolatie in gebouwen en van gebouw-
Deel 5 : Figuurglas. delen. Deel 2 : Kopgeluidisolatie. Brussel, BIN,
Deel 6 : Figuurdraadglas. 1996.
Deel 7 : Glazen kanaalprofielen met en zonder
draadinleg. 16. Belgisch Instituut voor Normalisatie
NBN EN ISO 12543 Glas voor gebouwen. Ge-
7. Belgisch Instituut voor Normalisatie laagd glas en gelaagd veiligheidsglas. Novem-
NBN EN 673 Glas voor gebouwen. Bepaling ber 1998.
van de warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde). Deel 1 : Definities en beschrijving van de on-
Berekeningsmethode. Brussel, BIN, februari derdelen.
1998. Deel 2 : Gelaagd veiligheidsglas.
Deel 3 : Gelaagd glas.
8. Belgisch Instituut voor Normalisatie Deel 4 : Beproevingsmethoden voor de duur-
NBN EN 1036 Glas voor gebouwen. Verzil- zaamheid.
verde floatglazen spiegels voor intern gebruik. Deel 5 : Afmetingen en randafwerking.
Brussel, BIN, april 1999. Deel 6 : Uiterlijk.

9. Belgisch Instituut voor Normalisatie 17. Belgisch Instituut voor Normalisatie


NBN EN 1096-1 Glas voor gebouwen. Gecoat NBN S 01-400 Kriteria van de akoestische iso-
glas. Deel 1 : Definities en classificatie. Brus- latie. Brussel, BIN, februari 1977.
sel, BIN, februari 1999.

103 TV 214 – december 1999


18. Belgisch Instituut voor Normalisatie 29. Europees Comité voor Normalisatie
NBN S 23-002 Glaswerk (STS 38). Brussel, prEN 1063 Glass in building. Security glazing.
BIN, 1989. Bullet-resistant glazing. Classification and test
method. Brussel, CEN, september 1996.
19. Carmeille Pierre
Vitrages. Produits verriers et de synthèse. Pa- 30. Europees Comité voor Normalisatie
rijs, CATED, december 1996. prEN 1279-1 Glass in building. Insulating glass
units. Part 1 : Generalities, dimensional toleran-
20. Carmeille Pierre en Grell Philippe ces and rules for the system description. Brus-
Verre dans la construction, la décoration et sel, CEN, december 1997.
l’ameublement. Parijs, CATED, december 1995.
31. Europees Comité voor Normalisatie
21. Carré H. prEN 1863 Glass in building. Heat strengthened
Le verre trempé, un nouveau matériau de soda lime silicate glass. Brussel, CEN, novem-
structure. Parijs, CSTB, Cahier du CSTB, ber 1998.
nr. 3003, livraison 385, december 1997.
32. Europees Comité voor Normalisatie
22. Commissie van de Europese Gemeenschap prEN 10077-1 Thermal performance of win-
Le verre plat dans le bâtiment. Luxemburg, dows, doors and shutters. Calculation of thermal
Direction générale Marché de l’information et transmittance. Part 1 : Simplified method. Brus-
innovation, Procédés industriels, Bâtiment et sel, CEN, maart 1999.
génie civil, Rapport EUR 8069, 1983.
33. Europees Comité voor Normalisatie
23. ... prEN 12150 Glass in building. Thermally
Condensatie op beglazing : soms aan de bin- toughened soda lime silicate safety glass. Brus-
nenkant, soms aan de buitenkant. Brussel, We- sel, CEN, december 1998.
tenschappelijk en Technisch Centrum voor het
Bouwbedrijf, WTCB-Tijdschrift, nr. 4, 1992. 34. Europees Comité voor Normalisatie
prEN 12337 Glass in building. Chemically
24. Dans P. strengthened soda lime silicate glass. Brussel,
Studie van de warmtewinst en van de natuur- CEN, januari 1999.
lijke verlichting van gebouwen. 1ste deel : De
zonnestraling. Brussel, Wetenschappelijk en 35. Europees Comité voor Normalisatie
Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf, Stu- prEN 12600 Glass in building. Pendulum test.
die- en researchrapport, nr. 10.1, 1967. Impact test method for flat glass and perfor-
mance requirements. Brussel, CEN, juli 1999.
25. Dugniolle E.
Lopers op gevelbeglazing. Brussel, Weten- 36. Europees Comité voor Normalisatie
schappelijk en Technisch Centrum voor het prEN 12725 Glass in building. Glass block
Bouwbedrijf, WTCB-Tijdschrift, nr. 4, 1994. walls. Design, dimensions and performance.
Brussel, CEN, januari 1997.
26. Europees Comité voor Normalisatie
prEN 356 Glass in building. Security glazing. 37. Europees Comité voor Normalisatie
Testing and classification of resistance against prEN 12758-1 Glass in building. Glazing and
manual attack. Brussel, CEN, oktober 1998. airborne sound insulation. Part 1 : Definitions
and determination of properties. Brussel, CEN,
27. Europees Comité voor Normalisatie februari 1997.
prEN 357-1 Glass in building. Fire resistant
glazed elements. Part 1 : Classification of fire 38. Europees Comité voor Normalisatie
resistance of transparent or translucent glass prEN 12898 Glass in building. Determination
products. Brussel, CEN, maart 1999. of the emissivity. Brussel, oktober 1998.

28. Europees Comité voor Normalisatie 39. Europees Comité voor Normalisatie
prEN 1051 Glass in building. Glass blocks and prEN 13024-1 Glass in building. Thermally
glass paver units. Definition, requirements, test toughened borosilicate safety glass. Part 1 :
methods and inspections. Brussel, CEN, decem- Specifications. Brussel, CEN, oktober 1997.
ber 1996.

104 TV 214 – december 1999


40. Europees Comité voor Normalisatie ventie van brand en ontploffing waaraan de
prEN 13424-1 Glass in building. Heat streng- nieuwe gebouwen moeten voldoen. Brussel,
thened borosilicate glass. Part 1 : Definition and Belgisch Staatsblad, 30.12.1997.
description. Brussel, CEN, december 1998.
52. Martin S., Vandaele L., Wouters P.
41. Europees Comité voor Normalisatie Vensters, bouwfysisch bekeken (1) : ontwikke-
prEN 13474-1 Glass in building. Design of glass lingen en trens. Brussel, Wetenschappelijk en
panes. Part 1 : General basis of design. Brussel, Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf,
CEN, januari 1999. WTCB-Tijdschrift, nr. 4, 1995.

42. Europees Comité voor Normalisatie 53. Martin S., Vandaele L., Wouters P.
prEN 13541 Glass in building. Specification for Vensters, bouwfysisch bekeken (2). Zonne-
explosion pressure resistant security glazing. warmte en daglichttoetreding. Brussel, Weten-
Classification and test method. Brussel, CEN, schappelijk en Technisch Centrum voor het
april 1999. Bouwbedrijf, WTCB-Tijdschrift, nr. 1, 1997.

43. Europees Comité voor Normalisatie 54. Ministère de la Région wallonne


prENV 1627 Windows, doors, shutters. Burglar Choisir une protection solaire. Jambes, Mi-
resistance. Requirements and classification. nistère de la Région wallonne, 1997.
Brussel, CEN, september 1997.
55. Ministère de la Région wallonne - Wetenschap-
44. Fédération française des professionnels du verre pelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbe-
Règles professionnelles verre bombé. Parijs, drijf - Centre interdisciplinaire de formation de
Fédération française des professionnels du verre, formateurs de l’Université de Liège
september 1994. Les fenêtres. Namen, Ministère de la Région
wallonne, DGTRE - Service de l’énergie, 1998.
45. Glaverbel
Geboben glas. Brussel, Glaverbel, december 56. Ministerie van Verkeer en Infrastructuur
1998. STS 38 Glaswerk. Brussel, MVI, Eengemaakte
Technische Specificaties, 1980.
46. Glaverbel
Glas : esthetiek en design. Brussel, Glaverbel, 57. Ministerie van Verkeer en Infrastructuur
mei 1998. STS 38 Addendum 1 : Veiligheidsbeglazing.
Brussel, MVI, Eengemaakte Technische Speci-
47. Hamon M. ficaties, 1987.
Du soleil à la terre. Une histoire de Saint-
Gobain. Malesherbes, J.C. Lattès, 1999. 58. Ministerie van Verkeer en Infrastructuur
STS 52 Buitenschrijnwerk. Algemene voor-
48. Ingelaere B. schriften. Brussel, MVI, Eengemaakte Techni-
Geluidsisolatie van vensters. Toepassing van de sche Specificaties, 1986.
nieuwe norm EN ISO 717-1:1996. Deel 1 :
akoestische prestaties van glas. Brussel, We- 59. Nationale Vereniging voor Beveiliging tegen
tenschappelijk en Technisch Centrum voor het Brand en Binnendringing
Bouwbedrijf, WTCB-Tijdschrift, nr. 1, 1998. Kenmerken van glas en brandbeveiliging. Brus-
sel, NVBB, NVBB-Magazine, nr. 130, april
49. Ingelaere B., Vermeir G. 1996.
Geluidsisolatie van vensters (Deel 2). Brussel,
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor 60. Nederlandse Glasbond
het Bouwbedrijf, WTCB-Tijdschrift, nr. 3, 1998. Glas ... inzicht in doorzicht. Rotterdam, Neder-
landse Glasbond, december 1980.
50. Institut du verre
La verrerie de St.-Just, un fleuron unique en 61. RAUC
son genre. Parijs, Verre, vol. 4, nr. 5, oktober Sciences et techniques du bâtiment. 5000 mots
1998. clés expliqués. Parijs, Editions du Moniteur,
Collection “Moniteur Référence”, 1983.
51. ...
KB van 19.12.1997 Koninklijk besluit tot wij- 62. Saint Gobain Vitrage
ziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 Mémento technique. Nanterre, Saint Gobain
tot vaststelling van de basisnormen voor de pre- Vitrage, 1996.

105 TV 214 – december 1999


63. Saint-Roch 74. Verbond der Glasindustrie
Le contrôle solaire. Brussel, Saint-Roch, 1994. Gebruik en toepassingen van glas. Brussel, Ver-
bond der Glasindustrie, FIV 03, juni 1997.
64. Saint-Roch
Gebogen glas 3D. Brussel, Saint-Roch, septem- 75. Verbond der Glasindustrie
ber 1996. Glaseigenschappen. Brussel, Verbond der Glas-
industrie, FIV 02, juni 1997.
65. Savaëte B.
Les verres à couches pour le bâtiment. Versail- 76. Vereinigte Glaswerke
les, Institut du verre - PROVER, Verre ... bulle- Technisches Handbuch - Glas am bau. Aachen,
tin d’information, vol. 6, nr. 3, juni 1992. VEGLA, 1998/99.

66. Savaëte B. 77. Verougstraete P.


Le verre face au feu. Versailles, Institut du Condensatie op of in dubbel glas : wat ermee ?
verre - PROVER, Verre ... bulletin d’informa- Brussel, Beter bouwen en verbouwen, nr. 128,
tion, vol. 7, nr. 4, augustus 1993. november 1997.

67. Scholze H. 78. Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor


Le verre : nature, structure et propriétés. Parijs, het Bouwbedrijf
Institut du verre, 2de uitgave, 1980. Dikte van gevelglas. Brussel, WTCB, Rapport
nr. 2, 1993.
68. Soubrier D.
Europese normalisatie inzake bouwakoestiek. 79. Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor
Deel 2. Brussel, Wetenschappelijk en Technisch het Bouwbedrijf
Centrum voor het Bouwbedrijf, WTCB-Tijd- Elementaire begrippen over warmtetransmissie.
schrift, nr. 2, 1999. Brussel, WTCB, Technische Voorlichting,
nr. 174, december 1988.
69. Soubrier D., Ingelaere B.
Akoestiek in de bouw. Brussel, Wetenschappe- 80. Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor
lijk en Technisch Centrum voor het Bouwbe- het Bouwbedrijf
drijf, Cursus-conferentie, nr. 65, 1991. Gelaagde veiligheidsbeglazing. Brussel, WTCB,
Digest nr. 9, 1999.
70. Uyttenbroeck J.
Belgische normen in de thermische reglemen- 81. Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor
ten van de Regio’s. Brussel, Wetenschappelijk het Bouwbedrijf
en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf, Glas in daken. Brussel, WTCB, Technische
WTCB-Tijdschrift, nr. 2, 1995. Voorlichting, nr. 176, juni 1989.

71. Uyttenbroeck J., Wouters P. 82. Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor


Een nieuwe genormaliseerde methode ter bepa- het Bouwbedrijf
ling van de k-waarde van vensters. Brussel, Glaswerk. Brussel, WTCB, Technische Voor-
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor lichting, nr. 113, maart 1977.
het Bouwbedrijf, WTCB-Tijdschrift, nr. 3-4,
1986. 83. Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor
het Bouwbedrijf
72. Van Den Bossche T. Mechanische inbraakbeveiliging van schrijn-
Enkele optische verschijnselen in dubbel glas. werk en beglazing. Brussel, WTCB, Technische
Brussel, Wetenschappelijk en Technisch Cen- Voorlichting, nr. 206, december 1997.
trum voor het Bouwbedrijf, WTCB-Tijdschrift,
nr. 3, 1994. 84. Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor
het Bouwbedrijf
73. Verbond der Glasindustrie Vochthuishouding in gebouwen. Brussel,
Evaluatie van de thermische spanningen in de WTCB, Technische Voorlichting, nr. 153, juni
beglazingen. Brussel, Verbond der Glasindus- 1984.
trie, FIV 01, februari 1997.

106 TV 214 – december 1999


107 TV 214 – december 1999
verantwoordelijke uitgever : Carlo De Pauw
WTCB, Violetstraat 21-23
1000 BRUSSEL

drukkerij : Claes Printing nv


lay-out : Meersman I.D.

108 TV 214 – december 1999


B R U S S E L
Maatschappelijke zetel
Violetstraat 21 - 23
B-1000 Brussel

algemene directie
☎ 02/502 66 90
02/502 81 80
publicaties
☎ 02/511 33 14
02/511 09 00

Z A V E N T E M
Kantoren
Lozenberg nr. 7
B-1932 Sint-Stevens-Woluwe
(Zaventem)
☎ 02/716 42 11
02/725 32 12

technisch advies - communicatie - kwaliteit


toegepaste informatica bouw
planningtechnieken
ontwikkeling & innovatie

L I M E L E T T E
Proefstation
Avenue Pierre Holoffe 21
B-1342 Limelette
☎ 02/655 77 11
02/653 07 29

onderzoek
laboratoria
vorming
documentatie
bibliotheek

You might also like