Tentamen dynamica 1

Hogeschool INHOLLAND herfst 2002

Vraagstuk 1 (a = 15 p. b = 15 p.)
Een massa wordt vanuit rust losgelaten. Zijn versnelling
bedraagt vanaf dat moment: a = 4 - 20.s m/s2 , waarbij s de
positie weergeeft ten opzichte van de ruststand.
a. Tot hoever valt de massa maximaal naar beneden?
b. Hoe groot is de maximale snelheid tijdens de neergaande
beweging ?

Vraagstuk 2 (a = 5 p. b = 15 p.)
De massa van de motor met zijn berijder is 200 kg. De motor
begint op t = 0 te rijden in een cirkelvormige baan met een
straal van 300 m. Zijn versnelling in tangentiële richting
bedraagt: at = 2 + 0,2.t m/sec2.
a. Hoe groot is de snelheid na 10 sec.?
b. Hoe groot moet de wrijvingskracht tussen de banden en het
wegdek minimaal zijn om te voorkomen dat de motor weg
slipt?

Vraagstuk 3 (a = 10 p. b = 10 p.)
Het zwaartepunt van de atleet met massa 70 kg, bevindt zich
op t = 0 op een hoogte van 2,5 m vanaf de grond. Zijn verticale
snelheid is dan 2 m/sec. Vanaf dat moment oefent de polsstok
een kracht uit op de atleet van F = 750 + 120.y2 N, waarbij
geldt dat y = 0 op t = 0. Op y = 1,5 m laat de atleet de stok los,
waarna alleen de zwaartekracht nog werkzaam is.
a. Hoe groot is de totale arbeid die van y = 0 tot y = 1,5 m
wordt verricht op de atleet?
b. Wat is de maximale hoogte (gerekend vanaf de grond) dat
het zwaartepunt van de atleet bereikt?

Vraagstuk 4 (a = 10 p. b = 10 p.)
Een kogel met een massa van 28 gram wordt in een blok hout
met een massa van 45 kg geschoten en verdwijnt daarin. Het
blok beweegt daardoor naar rechts en wijkt uit tot een
maximale hoek van 7o (zie de tekening).
a. Laat zien dat de toename van de potentiële energie van het
blok en de kogel 3,29 Joule bedraagt.
b. Hoe groot was de snelheid van de kogel vlak voor de inslag?

Totaal te behalen punten: 90 + 10 (cadeau) = 100 punten