You are on page 1of 5

Toets Nederlands vragenboekje

4 vwo TP1

Je hebt 100 minuten de tijd om deze toets te maken. Deze toets bestaat uit 16
vragen. Je kunt maximaal 38 punten behalen. Achter elke vraag staat hoeveel
punten je met het juiste antwoord kunt halen.

Bij deze toets hoort een tekstbijlage.

Lees voor je begint deze aanwijzingen goed door:


 Beantwoord de open vragen in volledige zinnen, in correct Nederlands.
 Bij alle niet meerkeuzevragen wordt de spelling beoordeeld, bij vragen waarbij je
gevraagd wordt in volledige zinnen antwoord te geven beoordelen we ook de
grammaticale correctheid. Bij fouten gaan er punten af van het totaal aantal
behaalde punten.
1 – 3 fouten -1
4 – 6 fouten -2
7 en meer -3
 Geef bij meerkeuzevragen één duidelijk leesbaar antwoord.
 Als je iets moet citeren, doe dat dan zo: ‘Onlangs moest…mening geven.’ (r. 1)
 Geef niet meer antwoorden (zinnen, redenen, voorbeelden, e.d.) dan er worden
gevraagd. Als er bijvoorbeeld één reden wordt gevraagd en je geeft meer dan
één reden, wordt alleen de eerste reden in de beoordeling meegeteld.
 Indien er een maximum aantal woorden voor een antwoord wordt gegeven,
overschrijd dat dan niet. Doe je dat wel dan wordt alles na het maximum niet
meer beoordeeld. Noteer achter je antwoord hoeveel woorden je gebruikt.

-1-
Lezen
Lees tekst 1 in de tekstbijlage eerst verkennend en daarna nauwkeurig.

1. In de inleiding (alinea 1 en 2) wordt een anekdote verteld en impliciet een


standpunt geformuleerd. Hoe luidt dat standpunt?
Geef antwoord in een correct geformuleerde volledige zin. (2 pt.)

2. Van welk verband is er sprake tussen alinea 4 en 5? Leg je antwoord inhoudelijk


uit. Formuleer je antwoord in een of meer volledige zinnen (3 pt)

3. In de tekst verschillen presentatoren en de auteur van de tekst van mening over


het doel van journalistiek.
a. Citeer de zin die de mening van dergelijke presentatoren over het doel van
journalistiek het best verwoordt. (1 pt.)
b. Citeer de zin die de mening van de auteur over het doel van journalistiek het
best verwoordt. (1 pt.)

4. Welk doel komt uit deze tekst het meest naar voren? (1 pt.)
A. De auteur wil de lezers ervan overtuigen dat onderzoekende media meer
bijdragen aan de samenleving dan media waar vooral meningen worden
gegeven.
B. De auteur wil de lezers informeren over de grote druk die op mensen wordt
gelegd om overal een mening over te hebben.
C. De auteur wil de lezers laten nadenken over de vraag of het zielig is dat
ouders hun peuter op YouTube zetten.
D. De auteur wil lezers activeren om alleen iets te posten als het echt iets
toevoegt aan wat er al is en als het met respect voor anderen gebeurt.

-2-
5. 'Doordat extreme berichten online goed scoren, is het uiten van heftige,
ongefundeerde meningen in rap tempo genormaliseerd.' (r. 27-29)
a. Is dit citaat eerder een feit of een mening? (1 pt.)
b. Leg je antwoord uit. (2 pt.)

6. ‘Heftige persoonlijke uitingen, die zijn interessant’ (kopje boven alinea 5)


Leg uit waarom tegenwoordig ook in het echte leven deze uitingen interessant
gevonden worden en welke rol sociale media daarin spelen.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. (2 pt)

7. ‘Allemaal mensen die ook ‘gewoon een eigen mening hebben.’ (r.34-35)
Leg uit waarom de auteur hier aanhalingstekens heeft gebruikt. (2 pt.)

8. Vragen over de structuur van de tekst.


a. Van welke vaste tekststructuur vertoont deze tekst de meeste kenmerken?
(1 pt.)
b. In de tekst staan meerdere vragende zinnen. Wat is de functie van die vragen
binnen deze vaste tekststructuur? (1 pt.)

9. Citeer de kernzin van alinea 7? (1 pt.)

-3-
10. ‘Maar dat is verder mijn mening.’ (r. 50)
In alinea 7 wordt deze mening gegeven en onderbouwd. Neem het schema over
en vul het in. Je kunt hiervoor niet citeren, maar blijf wel dicht bij de tekst. (3 pt.)
Standpunt:
Argument:
Tegenargument: maar als je geen meningen hebt, ben je geen mens of heb
je geen emoties
Ontkrachting
tegenargument
(weerlegging):

Vragen bij tekst 2


11. Het brongebruik maakt tekst 2 minder betrouwbaar. Noteer twee oorzaken en leg
per oorzaak uit waarom die de tekst minder betrouwbaar maakt.
Gebruik maximaal veertig woorden voor je antwoord. (4 pt.)

12. Alinea 1 is de lead, alinea 2 is de inleiding. Welke twee van de onderstaande


functies heeft de inleiding? (2 pt.)
A. aandacht trekken F. historisch overzicht geven
B. centrale vraag stellen G. onderwerp introduceren
C. definitie geven H. opbouw van de tekst uitleggen
D. deskundige introduceren I. stelling geven
E. dilemma voorleggen

13. In tekst 1 komen vijf verschillende onderzoeken van het CCC aan bod. Noteer de
onderzoeken die besproken worden. Nummer je antwoorden. Baseer je
antwoord op alinea 3 tot en met 6. (3 pt.)

14. In alinea 5 staat: “Een mooi voorbeeld is de ontdekking dat het mogelijk is om
met bacteriële enzymen aardappelzetmeel langzamer verteerbaar te maken.”
(r. 43-45)

-4-
Leg in eigen woorden uit waarom dit een mooie ontdekking is. Gebruik maximaal
veertig woorden voor je antwoord. (4 pt.)

15. Welke functie vervult het tekstgedeelte Rapport (alinea 4) in de tekst? (1 pt.)
A. aanleiding
B. argument
C. definitie
D. uitleg
E. voorbeeld

16. Leg in eigen woorden uit waarom zaken die het CCC ontwikkelt waarschijnlijk
snel op de markt zullen zijn. Baseer je antwoord op de inhoud van alinea 8.
Gebruik maximaal vijftig woorden voor je antwoord. (3 pt.)

-Einde van de toets-

-5-

You might also like