You are on page 1of 7

Sneeuwwitje

en Rozenrood
toneelstuk voor de eerste klas

uitgevoerd door de vrijeschool Driebergen


Bewerking: Dorothé Jansen
Toneel klas 1: Sneeuwitje en Rozenrood

Rollen
Moeder
Rozenboompje wit
Rozenboompje rood
Sneeuwwitje
Rozenrood
Haasje
Ree
Hert
Vogel 1
Vogel 2
Engel
Lammetje
Duifje 1
Beer
Dwerg
Boom 1
Boom 2
Vis
Riet 1
Riet 2
Adelaar
Koning
Koningin
Broer
Marktkoopman/vrouw 1
Marktkoopman/vrouw 2
Marktkoopman/vrouw 3
Marktkoopman/vrouw 4
Sneeuwwitje en Rozenrood

Zingen allen tot we allemaal zitten:


Witte rozen, rode rozen bloeien in de tuin voor het huisje klein.
moeder in (schommel)stoel in haar huisje
twee rozenstruikjes bij het raam
Sneeuwwitje en Rozenrood zijn aan het werk

Allen: Een weduwe woonde eenzaam in een klein huis


Daar was ook Sneeuwwitje en Rozenrood hun thuis
In de tuin bij het raam
Zag je twee rozenstruikjes staan
De een had bloemen als bloed zo rood
De ander had witte bloemen, ze waren even groot

De meisjes waren ijverig en goed


Ze deden hun werk vol trouw en moed
De een was wat stil en zacht
De ander speelde wat meer met een lach
Gingen altijd samen, hand in hand door het leven
Deelden alles wat hen werd gegeven

Moeder blijft in “huisje”


Sneeuwwitje en Rozenrood lopen arm in arm rond in “bos” doen wat we zeggen
De dieren gaan aan de kant klaar zitten
Terwijl we spreken doen de dieren wat we zeggen

Allen: Soms liepen ze samen door het bos


Plukten bessen van bessenstruikjes los
Geen dier was voor de meisjes bang, want
Het haasje kwam eten uit hun hand
Een ree at grasjes aan hun zij
Een hert sprong vrolijk aan hen voorbij
De vogels zongen mooi hun lied
Ongeluk overkwam hen niet

Dieren gaan weer zitten


Engel gaat klaar staan aan de kant
Sneeuwwitje en Rozenrood gaan liggen op de grond

Allen: Eens op een nacht in het bos


Bleven ze slapen op het mos
Ze sliepen daar tot de morgen
Hun moeder maakte zich geen zorgen
Allen: Toen de zon aan de hemelstond
Danste daar een meisje in het rond
Zij had de kinderen bewaakt
Zodat ze niet in een afgrond waren geraakt
Ze vonden dit natuurlijk fijn

Sneeuwwitje en Rozenrood huppelen naar huis naar hun moeder

Allen: Hun moeder sprak:


Moeder: Dat zal jullie beschermengel wel zijn

fluit; melodie witte rozen/ rode rozen, kinderen neuriën mee


Sneeuwwitje en Rozenrood spelen dat ze aan het werk zijn,
Spelen verder wat ze spreken: grendel op. de deur en bij de haard en moeder gaan
zitten.
Duifje en lammetje gaan erbij zitten
Beer, gaat klaar staan

Allen: De meisjes werkten, zomer en winter, ijverig en net


De moeder kreeg bloemen bij haar bed
De ketel hing boven het vuur glimmend als goud
Want buiten was het guur en koud

Door de deur met de grendel werd de veiligheid bewaard


dan las moeder hen voor bij de haard
daar lag ook een lammetje op de grond
een duifje wat slapend op een stokje stond

Toen ze op een avond zo gezellig zaten


Klopte er iemand die wilde binnengelaten

Beer klopt op deur/ drie trommelslagen

Moeder: Ach het is een reiziger die zoekt onderdak


Allen: Wat schrokken ze toen een beer zijn kop de hoek om stak
De beer sprak;
Beer: wees maar niet bang jullie armen
Ik wil me alleen wat bij het vuur verwarmen

Beer gaat bij de haard liggen, Sneeuwwitje en Rozenrood spelen wat we spreken

Allen: De beer lag rustig bij het vuur


Ze waren niet bang meer op den duur
Ze veegden zijn vacht schoon van sneeuw
Gingen daarna met hem stoeien
Ze gingen slapen met een geeuw
De kooltjes in de haard bleven gloeien
Vanaf die tijd kwam keer op keer
Iedere avond die grote beer
Beer en Sneeuwwitje spelen wat we spreken

Allen: In het voorjaar ging de beer op pad


Hij moest bewaken in het bos zijn schat
Tegen de boze dwerg
Dat vonden de meisjes wel erg
Sneeuwwitje maakte de deur voor hem open
De beer kon zo naar buiten lopen
Zijn vacht bleef hangen aan een haak in het hout
Sneeuwwitje dacht dat zij wat zag glimmen als goud
De beer verdween toen vlug
Naar het bos terug

fluit; melodie witte rozen/ rode rozen, kinderen neuriën mee


Boom en dwerg gaan klaar staan op toneel
Sneeuwwitje en Rozenrood gaan naar het bos

Allen: Ook de kinderen werkten weer in het bos alras


Er lag een stam in het groene gras
Daar sprong iets op en neer onbedaard
Het was een dwergje met een lange witte baard
Hij sprak:
Dwergje: wat staan jullie daar domme meiden
Probeer mij liever te bevrijden
Rozenrood: Maar mannetje waarom zit je vast?
Dwergje: Ach met kloven klapte juist de bast
Zodat mijn baard is vast gaan zitten
Hé, sta eens niet zo te pitten
Sneeuwwitje: Heb geduld ik zal je baardje
Wel even knippen met dit schaartje
Allen: Hij pakte zijn zak vol goud toen snel
Dwergje: Mijn baard afknippen wat denken jullie wel

fluit; melodie witte rozen/ rode rozen, kinderen neuriën mee


Riet, dwerg en vis gaan klaar staan en al spelen
Sneeuwwitje en Rozenrood wandelen naar de rivier

Allen: Later waren ze bij de beek


Ze wilden gaan vissen juist deze week
Ze zagen iets springen, ze wisten het niet
Warempel daar hing de dwerg in het riet
Rozenrood: Dwerg waar wil je naar toe?
Dwerg: Haal mij eens los of ben je soms moe?
Zie je niet dat mijn baard
Bij het vissen
verstrikt is geraakt.
Allen: begon de dwerg te sissen
De vis die trok de dwerg naar het water
Dwerg: Doe nú toch iets en geen seconde later
Allen: De meisjes probeerden hem te bevrijden
Sneeuwwitje: Dwerg je moet weer even lijden
Dwerg: Nu sta ik werkelijk paf
Knippen jullie het beste stuk van mijn baardje af!
Allen: Hij pakte zijn parels en verdween
Achter een hele grote steen

fluit; melodie witte rozen/ rode rozen, kinderen neuriën mee


Adelaar gaat rondcirkelen, dwergje zit angstig op grond
Sneeuwwitje en Rozenrood gaan over de hei

Allen: Toen Sneeuwwitje en Rozenrood naar de stad wilden lopen


Om garen, naalden, veters en band te gaan kopen
Liepen ze over de paarse hei
Het was zonnig en ze waren blij

Daar vloog hoog in de lucht


Een machtige adelaar zijn cirkelvlucht
Toen hij een duik naar beneden deed
Hoorden zij een verschrikkelijke kreet
Snel liepen zij om hulp te geven
Daar zagen zij het dwergje in de klauwen beven
Ze rukten en trokken en maakten hem vrij
Dwerg: Zeg zijn jullie gek geworden, doe voorzichtig met mij
Mijn jasje is helemaal gescheurd
Zoiets is nog nooit gebeurt
Allen: Hij pakte edelstenen, een grote zak vol
En glipte in zijn dwergenhol

fluit; melodie witte rozen/ rode rozen, kinderen neuriën mee


Dwerg af
Sneeuwwitje en Rozenrood gaan over de hei
De marktkooplieden gaan klaarstaan bij hun mandje cq stalletje

Allen: De meisjes waren nu wel gewend


Aan het gemopper van die kleine vent
Zij liepen verder naar de stad
En kochten daar van alles wat
Marktkoopman 1: Hier koop toch mijn mooie garen
Marktkoopman 2: Hier kunt u de mooiste veters vergaren
Marktkoopman 3: Hier koop toch wat van mijn band
Marktkoopman 4: Stop deze naalden maar in uw mand

fluit; melodie witte rozen/ rode rozen, kinderen neuriën mee


Marktkooplieden af
Dwerg gaat zitten met zijn edelstenen op lapje
Beer/Prins gaat klaarstaan
Beer, meisjes en dwerg spelen wat wij spreken
Allen: Ze liepen naar huis over de hei
Het plekje van de dwerg voorbij
Maar alle mensen wat was dat
Hij zat daar met een mooie schat
Die glansde in de avond zon
En schitterde zo mooi als maar kon
Dwerg: Wat staan jullie daar te gapen
Ga naar huis, ga toch slapen
Allen: Toen klonk er plotseling gebrom heel luid
Een grote beer kwam zijn schuilplaats uit
Dwerg: Lieve beer laat mij toch leven
Al mijn schatten zal ik je geven
Allen: Maar de beer zwaaide zijn poot op en neer
Het dwergje viel en bewoog niet meer
De meisjes vluchtten angstig en snel
Beer: Sneeuwwitje, Rozenrood jullie kennen mij toch wel
Allen: de stem werd door hen herkend,
Hij was van de beer hen goed bekend
De beer verloor daarop zijn vacht
Een knappe man in gouden pracht
Sprak:
Prins: ik ben een zoon van een koning
De dwerg nam mijn schatten naar zijn woning
Hij betoverde mij in een beer
De betovering die werkt nu niet meer

fluit; melodie witte rozen/ rode rozen, kinderen neuriën mee


Koning en koningin, broer, moeder, rozenstruikjes, Sneeuwwitje en Rozenrood
allemaal op plaats

Allen: Aan Sneeuwwitje de prins zijn trouw toen zwoer


Rozenrood trouwde met zijn broer
Ze deelden de grote schat heel wijs
En woonden allen in het paleis
Ze leefden nog jaren met hun moeder te samen
De rozenstruikjes bloeiden ieder jaar prachtig bij de ramen.

Allemaal gaan staan en zingen:


Witte rozen, rode rozen bloeien voor het raam, blijven steeds te saam.*
Blijven zingen tot we allemaal uit zaal zijn.

* liedje uit: Sprookjesspelen van B. Gradenwitz v. Bemmelen

You might also like