Professional Documents
Culture Documents
Schermafbeelding 2023-03-29 Om 20.46.36
Schermafbeelding 2023-03-29 Om 20.46.36
َ
1 Een pyjama ََ َم َن
امة
ِّ
2 Een leraar ُم َعلم
َ
3 Een dadel َتمَ ََرة
َْ
4 Een bureau َ َمكتب
5 َ Voor (plaatsbepaling) ََ أ ََم
ام
ك
ْ
1 Een knie ُرَك ََبة
َ
2 Een vis َس َمكة
َْ
3 Een hond كَلب
4 Een boek َ
ِك َتاب
5 Een bal َُك َرة
َل ََ
6 Hij at (eten) َ أك
7 Hij schreef (schrijven) َب ََ
َ كت
8 Voor jouw َ َ
َ ل
ك
َ
9 Hoeveel َكم
ُ ُ
10 Zij pakt vast َ تمَ ِس
ك
ب
1 Een uil َُبوم
َْ
2 Zij speelt met تَل َع ُب ََِبب
3 Een deur ََباب
Pagina 1 van 15
ُْ َ
4 Zij schrijft َت َكت ُب
َ
5 Groot َك َِبي
6 Een berg َج َبل
َ
7 Hij kleedde zich aan (zich َ َ ل ِب
س
aankleden)
8 Gefeliciteerd َُم ََب َارك
َْ
9 Een hart قَلب
10 koud ََب ِارد
ت
1 Een televisie
َْ
ِتل َفاز
2 Een vijg ََِتي
ُ
3 Een appel احةَ َ َتف
4 Een huis َبيت
5 Boeken ُُ
كتب
َ
6 Zij zat ََجل َست
َ
7 Zij tekent ت ُر ُس ُ َم
َ
8 Zij doet َُ َتفَ ََع
ل
ه
َ
1 Een halve maan لل
َ ِه
2 Een telefoon َ
َه ِاتف
3 Een kat ِه َرة
4 Een wieg َمهد
Pagina 2 van 15
5 Voor hem َُ
َله
َ َ
6 Hij ging (gaan) َ َ ذه
ب
ُ
7 Hij ه ََو
8 Zij ََ ِ ِ
ه
9 Holland
َ َ ُ
ولنَ َدا
َ َه
10 Een maand
َ
شهَر
أ
َ َ
1 Een konijn َأ َرنب
2 Een leeuw َأ َسد
3 Waar ََ أي
ن
َ
4 Ik َ َأنا
5 Jij (mannelijk) َ َ َأن
ت
6 Jij (vrouwelijk) َ ِ أ ُن
ت
7 Een hoofd َرأ ْس
َ
8 Een glas ُكأس
9 Mijn moeder َ ِ ّ َأ
م
10 Mijn vader َِ ِأ
ب
ر
ََ
1 Hij zag (zien) رأى
َ
2 Een granaatappel ُرم َانة
3 Een puntenslijper ِم ََياة
Pagina 3 van 15
َ َ
4 Een brief س َالةَ ِر
5 Een bed سير َِ َ
6 Een school َمدَ َر َسة
7 Hij gooide (gooien) َ َ َر
م
8 Klein ََص َِغي
َ َ
9 Een vlinder ف ََراشة
10 Hij sloeg (slaan) ََ ض
ب َ َ
ل
َ
1 Nee َل
2 Een citroen
َ ُ َ
لي َمونة
َ ُ
3 Speelgoed لع َبة
4 Een pen
ََ
قلم
5 Een koning َم ِلك
َ
6 Hij speelde (spelen) َ َ ل ِع
ب
َ َ
7 Zij zei ََقالت
8 Een baard ِلح َية
ََ
9 Spraak لم ََ ك
10 Hij vroeg (vragen) ََ َسأ
ل
د
1 Een haan ِديك
2 Een beer ُ
َدب
Pagina 4 van 15
َ
3 Een fiets در َاجة
4 Een hand َيد
َ
5 Een stad َم َِدينة
َ
6 Mijn land َبل ِدي
َ َ
7 Hij kwam binnen ََ دخ
ل
(binnenkomen)
8 Hij studeerde (studeren) َ َد َر
َس
9 Hind ِهند
10 Een doek/kleed ِمن َِديل
ن
َ
1 Een vuur َنار
َ َ
2 Een mier نملة
َ
3 Meisjes َب َنات
4 Een meisje ِبنت
5 Een haven َ
ِميناء
َ
6 Een rivier نهر
ُن َ
7 Wij َ ن ْح
ُ َ
8 Wij eten َُ نأ ك
ل
9 Wij drinken َُ ش
ب َ ْ َن
10 Wij gingen َ َ َ
ذهبنا
ي
Pagina 5 van 15
1 Een auto َسي َارة
2 Tussen ََ َب
ي
3 In َِ ِ
ف
َ َ ْ
4 Postkantoor َبَالي ِيد
ِ َمكت
َ
5 Een fluit ناي
6 Hij zit َُ َيج ِل
س
7 Zomer َصيف
8 Hij drink شب َ ْ َي
َُْ
9 Hij eet يأ كل
10 Kleren ِث َياب
ج
1 Een man َر ُجل
2 Nieuw َج ِديد
3 Een kameel َج َمل
َ
4 Een kip د َجاج
ُ ُ
5 Een armband دملج
6 Een bel َج َرس
7 Een moskee َمس ِجد
َ
8 Een timmerman نجار
9 Mooi َج ِميل
َ
10 Een boom ش َج َرة
Pagina 6 van 15
س
َ
1 Zij wast (wassen) تغ ِسل
ِّ
2 Een mes َِسكي
3 Tong ِل َسان
4 Markt ُسوق
ُ َ
5 Zij woont (wonen) تسكن
َ
6 Hij veegde (vegen) َ َم َس
ح
7 Schoolplein ةَالمد َر َسة
َ اح َ َس
8 Hij reisde (reizen) ََس َاف َر
9 Mijn naam َ ِ ِ اس
م
َ
10 Jouw naam َ اس ُم
ك
ع
َ َ َ
1 Vier ٲربعة
َ
2 Een wiel َع َجلة
3 Hij helpt (helpen) َ ُي َس ِاعد
4 Huishouden َ
َ ِ الَالبي
ت ٲع َم
َ
5 Zij helpen elkaar َيت َع َاون
6 Met َم ََع
7 Mijn tante َ ِ ِ َعم
ت
8 Mijn oom َ ِ ّ َع
م
َ
9 Op َ َع
ل
10 Snel سي ع َ
ِ
Pagina 7 van 15
ف
َ َ
1 Een raam ن ِافذة
ََ
2 Zij opende َفت َحت
3 Een jurk َ ُ
فستان
َ
4 Hij stond op (opstaan) َ َ َوق
ف
5 Een sleutel َ
ِمفتاح
َ
6 Hij was bang (bang zijn) ََ خ
اف
7 Een rij ََصف
َ
8 Aardig ل ِطيف
9 Boven
َ َ
َ فو
ق
ِّ َ ُ
10 Zij maakt schoon تنظف
ح
1 Een douche َحمام
َ
2 Beneden َ َ تح
ت
3 Een krokodil ِتم َساح
4 Hij draagt َيح ِمل
5 Een bord َصحن
َ
6 Hij was blij (blij zijn) ََ ف ِر
ح
ُ
7 Open َمفتوح
8 Wind ِري ح
9 Hij houdt van َُي ِحب
10 Goedemorgen
َ َ َ َ
َِ احَالخ
ي صبَ
Pagina 8 van 15
ز
1 Zij maakte mooi
َ َ
َ زين
ت
2 Een huis َم ِيل
3 Bloemen ُ ُ
زهور
َ َ
4 Een giraf ز َرافة
َ َ
5 Hij woog (wegen) َ َوز
ن
6 Een weegschaal ِم َيان
7 Hij bezoekt َي ُزور
8 Hij won (winnen)
َ َ
َ ف
از
9 Brood ُ
َخي
10 Slager َجزار
ص
ِّ ُ
1 Wij bidden َن َص ِل
َ
2 Apotheek َصيد ِل ّية
3 Een paard ِح َصان
َ َ
4 Hij schudde handen َ َصاف
ح
(handen schudden)
5 Een doos ُصندوق
6 Hij kwam aan (aankomen) ََ َو َص
ل
َ
7 Een fabriek َمصنع
Pagina 9 van 15
8 Geduld َ َص
ي
9 Een persoon
َ
شخص
10 Gebed َصالة
ق
ُ
1 Hij knipt َ َيق
ص
2 Kapper َحلق
3 Een schaar
َ
َِمقص
4 Een aap ِقرد
َ
5 Koffie قه َوة
6 Een weg َط ِريق
َ
7 Oud قديم
َ
8 Hij las (lezen) ق َ َرَأ
9 Hij meet َي ِقيس
10 Een verhaal ِقصة
َ
11 Zij springt تق ِفز
ُ
12 Dichtbij َ َ قر
ب
َ
13 Hij zei (zeggen) ََ ق
ال
ذ
1 Een wolf َِذﺋب
ُ
2 Oor ُأذن
Pagina 10 van 15
َ
3 Wat َماذا
ُ
4 Hij proeft َيذوق
ْ
5 Een leerling ِتل ِميذ
َ
6 Lekker ل ِذيذ
َ
7 Hij gaat َيذهب
ََ
8 Dit/deze (mannelijk) ه ذا
9 Dit/deze (vrouwelijk) َ
ه ِذ َِه
10 Het goud َ
الذهب
خ
َ
1 Een kast ِخ َزانة
َ
2 Ingang َمدخل
3 Mijn broer َ ِ ِ َأ
خ
4 Keuken َمط َبخ
5 Licht َ
خفيف
َ َ
6 Hij kwam binnen (binnen ََ دخ
ل
komen)
7 Uitgang َمخ َرج
8 Een raket َص ُاروخ
9 Mijn zus َ ِ أُخ
ت
10 Mijn oom َ
َِ ِ خ
ال
ش
1 Zonsopgang
ُْ
َس
ِ م الش َوقس
Pagina 11 van 15
َ َ
2 Een vork شوكة
3 Een zaag َ
ِمنشار
ُ
4 Hij zaagt َ ْ َين
ش
5 Thee
َ
شاي
6 Haar
َ
شع ر
7 Hij leefde (leven) ََ َع
اش
8 Een abrikoos ِمش ِمش
9 Drank شوب ُ ْ َم
10 Hij had dorst (dorst َ َ َع ِط
ش
hebben)
غ
َ
1 Bos غ َابة
2 Takken أغ َصان
ُ
3 Een kraai غ َراب
4 Een kraan َمغ ِسل
َ
5 Leeg ف ِارغ
َ
6 Morgen غدا
َ َ
7 Hij vertrok (vertrekken) غاد َ َر
ُ
8 Zonsondergang َ ِ غ ُروبَالشم
س
َ َ
9 Bedrag م بلغ
َ
10 Wij wassen نغ ِسل
Pagina 12 van 15
ط
َ
1 Een hamer ِمط َرقة
2
3 Een eend َبطة
4 Hij hamert َيط ُرق
5 Hij verbond (verbinden) َ َ َ َرب
ط
6 Actief, energiek َ َ
نشاط
7 Kind ِطفل
َ َ
8 Een tafel ط ِاولة
9 Simpel, eenvoudig َب ِسيط
ُ
10 Een oorbel قرط
ض
1 Zij bracht door َ َ
َقضت
(doorbrengen)
2 Zwak َ
ض ِعيف
َ
3 Een kikker ِضفد َعة
َ
4 Zij lacht تض َحك
5 Hij houdt vast َيق ِبض
(vasthouden)
6 Ziekte َم َرض
َ
7 Hij is aanwezig َ َيح
ض
َ
8 Doel غ َرض
Pagina 13 van 15
9 Breed َع ِريض
َ
10 Sport ِ َرياضة
ث
َ َ
1 Een vos ثعلب
َّ َ
2 Een driehoek ُمثلث
َ
3 Veel َك ِثي
َ
4 Een koelkast ثل َجة
َ
5 Zwaar ث ِقيل
6 Een standbeeld
َ
ِتمثال
7 Hij erft َي ِرث
8 Een overlevering َح ِديث
ّ
9 Hij vertelt ُي َحدث
ُ
10 Een slang ثع َبان
و
َ
1 Een roos َوردة
2 Dag َيوم
ُ
3 Zij maakt een foto ت َص ّور
4 Een gezicht َوجه
َ
5 Een kussen ِو َسادة
6 Lang َط ِويل
َ
7 Zoals نح ََو
َ
8 Hij kleurde (kleuren) لون
Pagina 14 van 15
9 Een fototoestel َُم َص ّو َر
10 Tijd َوقت
ظ
1 Schaduw َ ِظ
ل
َ
2 Een envelop ظرف
ُ
3 Hij kijkt َينظر
ُ
4 Nagel ظف ر
5 Zij wacht َ َ
تنت ِظر
6 Hij werd wakker (wakker
َ َ َ
َ استيق
ظ
worden)
َ َ
7 Hij merkte op (opmerken) َل َحظ
َ
8 Aardig, humoristisch ظ ِريف
َ
9 Schoon ن ِظيف
َّ
10 Een bril نظارة
Pagina 15 van 15