You are on page 1of 146

6

ET2014
I nte rActie
Auteurs
Leo Van Echelpoel methode fysica
Hans Bekaert
leerboek
Bieke De Wilde
Dirk Geeroms
Gilles Mertens
Stefan Meulemans
Oplossingen
Jan Vaernewijck (†)
Rita Van Peteghem
m.m.v.
Mieke De Cock die Keure
2] Oplossingen

11 Oefeningen
Deel 1 Kinematica en dynamica
11 Oefeningen
Indien de keuze van de x-as niet uitdrukkelijk vermeld wordt, kiezen we die as in de zin waarin het systeem beweegt of vertrekt

R E E K S 1 ( P . 100)
REEKS 1

HOOFDSTUK 2
4. Welke figuren kloppen niet? Wat is fout?
a) b)
2006.2
m lb 6.1 lb 100 m 100 m 200 m
1. Een auto heeft een olielek. Hoe zou je daarmee de beweging
HOOFDSTUK 1

blz 100 83
x x
van de auto kunnen registreren? oef 0 s 1 1 1s -2 m/s -3 m/s
REEKS 1

HOOFDSTUK 2
4. Welke figuren kloppen niet? d) Wat is fout?
2. Als je
Zoals bijde
eenbeweging van
tikker: als deeen
oliesysteem registreert
regelmatig eendruppel om de 1,0c)s valt,
meteen
lekt en bv. 200 m 100 m 2s met 0,0 1s,s x
a) x komt de eerste druppel b)
overeen
afstandssensor, kun je de tijdsintervallen ∆ t groot of klein
1. deEen
tweede
autodruppel metolielek.
1,0 s enzovoort.
Hoe zou jeDe positie de
vanbeweging
de druppel geeft de positie van de wagen weer op dat ogenblik. 200 m
200 m 100 m 100 m
heeft een daarmee
HOOFDSTUK 1

nemen. 1s 2s x 3 m/s 2 m/s x


van de auto kunnen registreren?
a) Wat is het nadeel als je de tijdsintervallen groot neemt? 0s 1s -2 m/s -3 m/s
b) Als je de tijdsintervallen erg klein neemt, vertoont de 5. Inc) 2009 vestigde
6.2 lb 6.1 lb Usain Bolt een
d) nieuw wereldrecord op de
2. Als je de beweging van een systeem registreert met een 200 m 100 m 2s 1s
snelheidsgrafiek grote onregelmatigheden. Verklaar. 100
blzx m 100
met een tijd van 9,58 s. Bereken zijn gemiddelde x
afstandssensor, kun je de tijdsintervallen ∆t groot of klein oef 2 1
snelheid.
nemen. 1s 2s 3 m/s 2 m/s
a) Wat is het nadeel als je de tijdsintervallen groot neemt?
b) Als je de tijdsintervallen erg klein neemt, vertoont de 5. In 2009 vestigde Usain Bolt een nieuw wereldrecord op de
snelheidsgrafiek grote onregelmatigheden. Verklaar. 100 m met een tijd van 9,58 s. Bereken zijn gemiddelde
snelheid.

∆ t groot ∆ t klein

3.
Na een feestje rijdt Bob huiswaarts. Op een bepaald ogen-
blik ziet hij in de verte een alcoholcontrole. Bespreek zijn 6. Een hovercraft stuift van Dover naar Duinkerke in
reactie bij elk van de onderstaande grafieken (bv. stoppen
∆ t groot ∆ t klein 55 min (afstand 36 km). Bereken zijn gemiddelde snel-
en terugkeren …). heid.
3. a)  Als je de tijdsintervallen Δt groot neemt, heb
Na een feestje rijdt Bob huiswaarts. Op een bepaald ogen- je geen informatie over de beweging in dat tijdsinterval.
a) b) 7 a) Jo rijdt 10 km met een snelheid van 20 km/h en
blikxziet hij in de verte een alcoholcontrole.
x Bespreek zijn 6. Een hovercraft stuift van Dover naar Duinkerke in
b)reactie
De snelheidsgrafiek kun je verkrijgen door de dan 10 kmelk
met een snelheidΔt.van 40 km/h.Δt,
bij elk van de onderstaande grafieken (bv.gemiddelde
stoppen snelheid te bepalen voor
55 min (afstand tijdsinterval
36 km). Bereken Hoe
zijnkleiner
gemiddelde snel-
hoe kleiner Δx in dat tijdsinterval, hoe groter de mogelijke relatieve Bereken
afwijking op zijnhoe
Δx, gemiddelde
groter desnelheid
mogelijkeover het hele traject.
schomme-
en terugkeren …). heid.
ling op vx,g. b) Leen rijdt 30 min met een snelheid van 20 km/h en dan
30 min met een snelheid van 40 km/h. Bereken haar
a) b) 7 a) Jo rijdt 10 km met een snelheid van 20 km/h en
Voorbeeld:
x x gemiddelde snelheid over het hele traject.
dan 10 km met een snelheid van 40 km/h.
• Δt = 1 s Δx = 1,00 m ± 0,01 m c) Maak voor beide gevallen de x(t)- en de vx(t)-grafiek.
Bereken zijn gemiddelde snelheid over het hele traject.
Voor Δx kun je waarden t tussen 0,99 m en 1,01 m meten. t
b) Leen rijdt 30 min met een snelheid van 20 km/h en dan
c) Voor vx,g kun je waarden meten d) tussen 0,99 / 1 s = 0,99 m/s en 1,01 8. m Welke
/30 uitspraken
1 smin
= 1,01
metm/s
zijn juist? Verklaar.
een snelheid van 40 km/h. Bereken haar
x waarden van v liggen tussenx 0,99 m/s en 1,01 m/s. Dat is een marge
De x van 0,02 m/s.
x,g gemiddelde snelheid over het hele traject.
• Δt = 0,1 s Δx = 0,10 m ± 0,01 m
c) Maak voor beide gevallen de x(t)- en de vx(t)-grafiek.
Voor Δx kun je waarden t tussen 0,09 m en 0,11 m meten. t
Voor vx,g kun je waarden meten tussen 0,09 / 0,1 s = 0,9 m/s en 0,11 / 0,1 s = 1,1 m/s
c) d) 8. Welke uitspraken zijn juist? Verklaar.
x waarden van vx,g liggen tussenx 0,9 m/s en 1,1 m/s. Dat is een marge van 0,2 m/s.
De
x

t t

= plaats politiepost
t1 t2 t3 t

a) Op t1 beweegt het voorwerp in de positieve zin van de


t t
x-as.
= plaats politiepost b) Op t2 beweegt het systeem met een constante snelheid.
c) Op t3 istde snelheid negatief.
t2 t3 t
1
d) De gemiddelde snelheid in het tijdsinterval [t1; t2]
a) Op t1 beweegt het voorwerp in de positieve zin van de
is nul.
x-as.
e) De verplaatsing tussen t1 en t3 is nul.
b) Op t2 beweegt het systeem met een constante snelheid.
f) Het voorwerp beweegt op t1 sneller dan op t3.
c) Op t is de snelheid negatief.
2. Als je de beweging van een systeem registreert met een 200 m 100 m 2s 1s
x x
afstandssensor, kun je de tijdsintervallen ∆t groot of klein
nemen. 1s 2s 3 m/s 2 m/s 3
a) Wat is het nadeel als je de tijdsintervallen groot neemt?
b) Als je de tijdsintervallen erg klein neemt, vertoont de 5. In 2009 vestigde Usain Bolt een nieuw wereldrecord op de
snelheidsgrafiek grote onregelmatigheden. Verklaar. 100 m met een tijd van 9,58 s. Bereken zijn gemiddelde
snelheid.

∆ t groot ∆ t klein

6.2 lb 6.1 lb
3. Na een feestje rijdt Bob huiswaarts. Op een bepaald ogen-
blz 100 83
blik ziet hij in de verte een alcoholcontrole. Bespreek zijn 6. Een
oef hovercraft
3 2 stuift van Dover naar Duinkerke in
reactie bij elk van de onderstaande grafieken (bv. stoppen 55 min (afstand 36 km). Bereken zijn gemiddelde snel-
en terugkeren …). heid.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


a) b) 7 a) Jo rijdt 10 km met een snelheid van 20 km/h en
x x dan 10 km met een snelheid van 40 km/h.
Bereken zijn gemiddelde snelheid over het hele traject.
b) Leen rijdt 30 min met een snelheid van 20 km/h en dan
30 min met een snelheid van 40 km/h. Bereken haar
gemiddelde snelheid over het hele traject.
c) Maak voor beide gevallen de x(t)- en de vx(t)-grafiek.
t t
c) d) 8. Welke uitspraken zijn juist? Verklaar.
x x x

eningen = plaats politiepost


t t

t1 t2 t3 t

a) Bob stopt op enige afstand van de politiepost, wacht even en rijdt er dana)metOpgrote
t1 beweegt hetvoorbij.
snelheid voorwerp in de positieve zin van de
b) Bob stopt op enige afstand van de politiepost, wacht even en rijdt dan terug. x-as.
b) daar.
c) Bob rijdt met een constante snelheid verder tot aan de politiepost en stopt Op t2 beweegt het systeem met een constante snelheid.
d) Bob stopt op enige afstand van de politiepost en wacht daar. c) Op t3 is de snelheid negatief.
d) De gemiddelde snelheid in het tijdsinterval [t1; t2]
is nul.
e) De 6.2verplaatsing
lb 6.1 lb tussen t1 en t3 is nul.
HOOFDSTUK 2

4. Welke figuren kloppen niet? Wat is fout?


f)blzHet100
voorwerp
83 beweegt op t1 sneller dan op t3.
a) b) oef 4 3
200 m 100 m 100 m 200 m
beweging x x

0s 1s -2 m/s -3 m/s
c) d)
een 200 m 100 m 2s 1s
Interactie_6.2_Lb.indb
x
100
x 5/08/15 11:2
of klein
1s 2s 3 m/s 2 m/s
neemt?
nt de
5. a)Infout:
2009investigde
de positieve
Usainzin vaneen
Bolt de nieuw
x-as nemen de x-waarden
wereldrecord op de toe.
aar. b)100
is mogelijk:
m met een tijd van 9,58 s. Bereken zijn gemiddelde het systeem in de negatieve zin van de x-as
vermits de snelheden negatief zijn, beweegt
c)snelheid.
is mogelijk (de x-as mag naar links wijzen!). Het systeem beweegt in tegengestelde zin van de x-as
d) fout: het systeem beweegt in negatieve zin van de x-as en dan is de snelheid negatief.

ogen-
ek zijn 6. Een hovercraft stuift van Dover naar Duinkerke in
toppen 55 min (afstand 36 km). Bereken zijn gemiddelde snel-
heid.
eningen
4] Oplossingen

HOOFDSTUK 2 HOOFDSTUK 2 HOOFDSTUK 2

4. Welke figuren kloppen niet? Wat is fout?


a) b)
200 m 100 m 100 m 200 m
beweging x x
4. Welke
0 sfiguren kloppen
1 s niet? Wat is fout?
-2 m/s -3 m/s
a)
c) 200 m b)
d) 100 m
een 200 m 100
100mm 2s 200
1 sm
beweging x x x
of klein 4. Welke figuren kloppen niet? Wat is fout?
0 1s s 1 2s s -2 m/s
3 m/s -3 m/s
2 m/s
a)
c) 200 m b)
d) 100 m
neemt?
een
beweging 200 m 100 m
100 m x 2s 200
1 sm x 6.2 lb 6.1 lb
nt klein
of de 5. In 2009 vestigde Usain Bolt een nieuw wereldrecord xop de
x
blz 100 83
aar. 100 0m1s met
s een tijd 1van
2s s 9,58 s.-2 m/s
3Bereken
m/s -3 m/s
zijn gemiddelde
2 m/s oef 5 4
neemt?
een snelheid.
c)
200 m 100 m
d)
2s 1s
x x
nt de
of klein 5. In 2009 vestigde Usain Bolt een nieuw wereldrecord op de
aar. 100 m1met
s een tijd van
2 s 9,58 s.3Bereken
m/s zijn gemiddelde
2 m/s
neemt? snelheid.
nt de 5. In 2009 vestigde Usain Bolt een nieuw wereldrecord op de
aar. 100 m met een tijd van 9,58 s. Bereken zijn gemiddelde
snelheid.

ogen-
ek zijn v
6. x,g
Een= Δx/Δt = 100
hovercraft m /van
stuift 9,78Dover
s = 10,2
naarm/s (= 36,8 in
Duinkerke km/h)
toppen 55 min (afstand 36 km). Bereken zijn gemiddelde snel-
ogen- heid.
6.2 lb 6.1 lb
ek zijn 6. Een hovercraft stuift van Dover naar Duinkerke in
7 a) blz 100 83
toppen 55 Jo
minrijdt 10 km36
(afstand met eenBereken
km). snelheidzijn
vangemiddelde
20 km/h ensnel-
oef 6 5
ogen- dan 10 km met een snelheid van 40 km/h.
heid.
ek zijn 6. EenBereken zijnstuift
hovercraft gemiddelde snelheid
van Dover over het hele
naar Duinkerke in traject.
toppen v b)
7 x,g =Leen
a) Jo
55 Δx/Δtrijdt
minrijdt = 30
36 min
km
10 km36
(afstand met/ met
55 een
min snelheid
=
eenBereken
km). 36 · 10
snelheidzijn
3 van 20 km/h en dan
m20 km/h60s)
/ (55
vangemiddelde · = 11 m/s (= 40 km/h)
ensnel-
30 min met een snelheid van 40
dan 10 km met een snelheid van 40 km/h.
heid. km/h. Bereken haar
gemiddelde
Bereken zijnsnelheid
gemiddelde oversnelheid
het heleovertraject.
het hele traject.
7 a)c) Maak
b) Leen voor
rijdt
Jo rijdt beide
1030kmmin gevallen
metmeteeneen de x(t)-
snelheid
snelheid en de
vanvan (t)-grafiek.
20vxkm/h
20 km/h
en en dan 6.2 lb 6.1 lb
t 30 min metmet
eeneen
snelheid vanvan
40 km/h. Bereken haar blz 100 83
dan 10 km snelheid 40 km/h.
8. Welke uitspraken zijn juist? Verklaar. oef 7 6
gemiddelde
Bereken zijnsnelheid
gemiddelde oversnelheid
het heleovertraject.
het hele traject.
c)x Leen
b) Maak rijdt
voor 30
beide
mingevallen
met eendesnelheid
x(t)- en van
de vx20
(t)-grafiek.
km/h en dan
t 30 min met een snelheid van 40 km/h. Bereken haar
8. Welke uitspraken
gemiddelde zijn juist?
snelheid overVerklaar.
het hele traject.
c)x Maak voor beide gevallen de x(t)- en de vx(t)-grafiek.
t
8. a)Welke uitspraken zijn juist? Verklaar.
t
x
10 km 10 km
20 km/h 40 km/ht
t1 t t3
t 30 min 2 15 min
a) Op t1 beweegt het voorwerp in de positieve zin van de
totaal: 45 min
x-as.
b) t1
Op t2 beweegt t2
het systeem t3 een constante snelheid.
met t
t vx,g = Δx/Δt = 20 km / 45 min = 20 · 103 m / (45 · 60 s) = 7,4 m/s = 27 km/h
c)
a) Op t is de snelheid negatief.
Op t31 beweegt het voorwerp in de positieve zin van de
d) De
x-as.gemiddelde snelheid in het tijdsinterval [t1; t2]
b)
is nul. t1 t2 t3 een constante snelheid. t
b) Op t2 beweegt het systeem met
e)
c)
a) De verplaatsing
Op t13 is 30 km tussen
de snelheid
beweegt t en
negatief.
het voorwerp
1 t is nul. 30zin
in3 de positieve kmvan de
f)
d) Het
De
x-as. voorwerp
gemiddelde20 beweegt
km/h
snelheid opint1 sneller
het dan op
40
tijdsinterval t .;t ]
km/h
[t
3
1 2
b) is nul. 10 min 20
Op t2 beweegt het systeem met een constante snelheid. min
e)
c) De verplaatsing
Op tussen
t3 is de snelheid 1 en t3 is
ttotaal:
negatief. 30nul.
min
f)
d) Het voorwerp beweegt op t sneller
De gemiddelde snelheid in 1het tijdsinterval dan op t[t
3.1; t2]

isv nul.
= Δx/Δt = 30 km / 60 min = 30 km/h
x,g
e) De verplaatsing tussen t1 en t3 is nul. 5/08/15 11:21
f) Het voorwerp beweegt op t1 sneller dan op t3.

5/08/15 11:21

5/08/15 11:21
5

c)

x (km) vx (km/h)

30 60

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


20 40

10 20

t (min) t (min)
30 45 60 30 45 60

x (km) vx (km/h)

30 60

20 40

10 20

t (min) t (min)
30 45 60 30 45 60
ogen-
6 ] Oplossingen
ek zijn 6. Een hovercraft stuift van Dover naar Duinkerke in
toppen 55 min (afstand 36 km). Bereken zijn gemiddelde snel-
heid.

7 a) Jo rijdt 10 km met een snelheid van 20 km/h en


dan 10 km met een snelheid van 40 km/h.
Bereken zijn gemiddelde snelheid over het hele traject.
b) Leen rijdt 30 min met een snelheid van 20 km/h en dan
30 min met een snelheid van 40 km/h. Bereken haar
gemiddelde snelheid over het hele traject.
c) Maak voor beide gevallen de x(t)- en de vx(t)-grafiek.
t
8. Welke uitspraken zijn juist? Verklaar. 6.2 lb 6.1 lb
blz 100 83
x oef 8 7

t1 t2 t3 t

a) Op t1 beweegt het voorwerp in de positieve zin van de


x-as.
b) Op t2 beweegt het systeem met een constante snelheid.
c) Op t3 is de snelheid negatief.
d) De gemiddelde snelheid in het tijdsinterval [t1; t2]
is nul.
e) De verplaatsing tussen t1 en t3 is nul. 101
f) Het voorwerp beweegt op t1 sneller dan op t3.

a) juist
b) juist
c) juist (het voorwerp beweegt in de negatieve zin van de 5/08/15
x-as) 11:21
d) niet juist: vx,g = Δx/Δt en Δx is niet gelijk aan nul
e) juist: Δx = x2 – x1 = 0 m
f) niet juist: de kromme is steiler op t3 dan op t1, dus op t3 is de snelheid (in absolute waarde!) het grootst.

6.2 lb 6.1 lb
9. De beweging van een systeem wordt gegeven door 13.blzJulie101vertrekt
83 met de fiets en versnelt tot 20,0 km/h
x(t) = 1,00 ∙ t2 – 2,00 ∙ t + 3,00 oefin 5,09 s. Bereken
8 haar gemiddelde versnelling.
a) Geef de eenheden voor elke coëfficiënt.
b) Maak de x(t)- en de vx(t)-grafiek tussen 0 s en 3 s. 14. Ik rijd 90,0 km/h en vertraag tot 60,0 km/h in 3,0 s.
c) Bepaal de positie op t = 0 s, 1,00 s en 2,00 s. Bereken mijn gemiddelde versnelling. KI N EM ATI CA E N DYN AM ICA

d) Bepaal de verplaatsing in [0 s; 1,00 s] en [1,00 s; 2,00 s].


e) Bepaal de snelheid op t = 0 s, 1,00 s en 2,00 s. 15. De vx(t)-grafiek geeft in grote lijnen weer hoe het
hoofd van een dummy beweegt tijdens een crashtest.
10. Bekijk voor elke grafiek of het voorwerp versnelt of ver- vx
a)traagt
x(t) =en of het
1,00 m/svoorwerp
2 in de
² · t2² - 2,00 m/spositieve
· t + 3,00ofmin de negatieve
zin van de x-as beweegt.
b)a)vx(t) b) vm/s
vx = dx/dt = 2,00 m/s ² · t – 2,00
2
x

t3 t4 t5
t t t1 t2 t

a) Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het


c) vx d) vx hoofd naar voor, naar achteren of niet beweegt.
b) Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het
x(t)-grafiek vx(t)-grafiekhoofd versnelt, vertraagt of een constante snel-
heid heeft.
t t
c) Op welk tijdstip is de versnelling van het hoofd
het grootst?
7

101

c) t = 0 s x = 3,00 m
t = 1,00 s x = 2,00 m
t = 2,00 s x = 3,00 m

d) Δx in [0 s;van
9. De beweging 1,00eens]systeem
= 2,00 mwordt
– 3,00 m = -1,00
gegeven doorm 13. Julie vertrekt met de fiets en versnelt tot 20,0 km/h

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


x(t)
Δx in [1,00 s;
2 2,00 s] = 3,00 m – 2,00 m = +1,00 m
= 1,00 ∙ t – 2,00 ∙ t + 3,00 in 5,0 s. Bereken haar gemiddelde versnelling.
a) Geef de eenheden voor elke coëfficiënt.
e)b) t = 0 de
Maak s vx =tussen
x(t)- en de vx(t)-grafiek -2,00 m/s
0 s en 3 s. 14. Ik rijd 90,0 km/h en vertraag tot 60,0 km/h in 3,0 s.
c) t = 1,00 s v
Bepaal de positie op t = 0 s, 1,00 x
= s0 m/s
en 2,00 s. Bereken mijn gemiddelde versnelling.

K I NE M AT I CA E N DYN AM I CA
d) t = 2,00
Bepaal des vx = 2,00
verplaatsing in [0 s; 1,00 s] enm/s
[1,00 s; 2,00 s].
e) Bepaal de snelheid op t = 0 s, 1,00 s en 2,00 s. 15. De vx(t)-grafiek geeft in grote lijnen weer hoe het
hoofd van een dummy beweegt tijdens een crashtest.
6.2 lb 6.1 lb
10. Bekijk voor elke grafiek of het voorwerp versnelt of ver- vx
blz 101 83
traagt en of het voorwerp in de positieve of in de negatieve oef 10 9
zin van de x-as beweegt.
a) vx b) vx

t3 t4 t5
t t t1 t2 t

a) Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het


c) vx d) vx hoofd naar voor, naar achteren of niet beweegt.
b) Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het
hoofd versnelt, vertraagt of een constante snel-
heid heeft.
t t
c) Op welk tijdstip is de versnelling van het hoofd
het grootst?
d) Beschrijf de beweging die het hoofd maakt bij
deze crashtest en geef een mogelijke verklaring.

11. a)Deversnelling
snelheidsvergelijking
in positieve van
zin een auto die vertrekt, wordt 16. Teken de bijbehorende ax(t)- en de x(t)-grafiek voor
gegeven door
b) vertraging in negatieve zin onderstaande vx(t)-grafiek.
vx(t) = 1,00
c) vertraging m/s4 ∙ t3 –zin
in positieve 4,75 m/s3 ∙ t2 + 7,00 m/s2 ∙ t vx
d)a)versnelling
Maak de vxin (t)- en de ax(t)-grafiek
negatieve zin voor het interval
[0 s; 3 s].
b) Bereken de gemiddelde versnelling in het interval
[0,20 s; 0,60 s].
t
c) Bereken de ogenblikkelijke versnelling op het ogenblik
0,40 s.
d) Bereken de oppervlakte onder de ax(t)-kromme tussen
0,20 s en 0,60 s.
e) Bereken de verandering van de snelheid ∆vx tussen
0,20 s en 0,60 s en vergelijk met d). Besluit?
f) Bespreek het teken van ax op t = 0,40 s en 1,50 s.

12. Een Ferrari F355 accelereert van 0 naar 100 km/h in 4,7 s.
Bereken de gemiddelde versnelling.
t3 t4 t5

8] Oplossingen t t t1 t2 t

a) Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het


c) vx d) vx hoofd naar voor, naar achteren of niet beweegt.
b) Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het
hoofd versnelt, vertraagt of een constante snel-
heid heeft.
t t
c) Op welk tijdstip is de versnelling van het hoofd
het grootst?
d) Beschrijf de beweging die het hoofd maakt bij
deze crashtest en geef een mogelijke verklaring.
6.2 lb 6.1 lb
11. De snelheidsvergelijking van een auto die vertrekt, wordt 16.blzTeken
101
de bijbehorende
84
ax(t)- en de x(t)-grafiek voor
gegeven door oefonderstaande
11 10 vx(t)-grafiek.
vx(t) = 1,00 m/s4 ∙ t3 – 4,75 m/s3 ∙ t2 + 7,00 m/s2 ∙ t vx
a) Maak de vx(t)- en de ax(t)-grafiek voor het interval
[0 s; 3 s].
b) Bereken de gemiddelde versnelling in het interval
[0,20 s; 0,60 s].
t
c) Bereken de ogenblikkelijke versnelling op het ogenblik
0,40 s.
d) Bereken de oppervlakte onder de ax(t)-kromme tussen
0,20 s en 0,60 s.
e) Bereken de verandering van de snelheid ∆vx tussen
0,20 s en 0,60 s en vergelijk met d). Besluit?
f) Bespreek het teken van ax op t = 0,40 s en 1,50 s.

12. Een
a) Ferrari
ax(t) = dvx  F355
/dt = accelereert van t0+naar
3,00 t 2 – 9,50 7,00100 km/h in 4,7 s.
Bereken de gemiddelde versnelling.


vx(t)-grafiek ax(t)-grafiek

b) ax,g = Δvx  /Δt = (2,706 m/s – 1,218 m/s) / 0,40 s = 3,7 m/s²


Interactie_6.2_Lb.indb 101 5/08/15 11:2
c) t = 0,40 s ax(t) = 3,68 m/s²

d)


oppervlakte = 1,488
eenheden: m/s2² · m = m/s

e) t = 0,20 s vx = 1,218 m/s


t = 0,60 s vx = 2,706 m/s
Δvx = 1,488 m/s
De oppervlakte onder de ax(t)-kromme in het interval [t1, t2] geeft de snelheidsverandering Δvx in dat tijdsinterval.
b) Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het
hoofd versnelt, vertraagt of een constante snel-
9
heid heeft.
t t
c) Op welk tijdstip is de versnelling van het hoofd
het grootst?
d) Beschrijf de beweging die het hoofd maakt bij
deze crashtest en geef een mogelijke verklaring.

11. De snelheidsvergelijking van een auto die vertrekt, wordt 16. Teken de bijbehorende ax(t)- en de x(t)-grafiek voor
gegeven door onderstaande vx(t)-grafiek.
vx(t) = 1,00 m/s4 ∙ t3 – 4,75 m/s3 ∙ t2 + 7,00 m/s2 ∙ t vx
a) Maak de vx(t)- en de ax(t)-grafiek voor het interval
[0 s; 3 s].
b) Bereken de gemiddelde versnelling in het interval
f)  t =[0,20
0,40 s;
s 0,60 s].
t
c) (= 3,68 m/s2) isversnelling
Bereken deaxogenblikkelijke positief. op het ogenblik
0,40 s. De snelheid (= 2,104 m/s) is positief, d.w.z. het voorwerp beweegt in de positieve zin van de x-as en
d) Bereken dehet voorwerp versnelt
oppervlakte onder de→ ax is positief.tussen
ax(t)-kromme
t =0,20
1,50s sen 0,60 s.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


e) (= -0,5 m/svan
Bereken deaxverandering ) isde
negatief.
2
snelheid ∆vx tussen
De snelheid
0,20 s en 0,60 (= 3,188
s en vergelijk metm/s) is positief, d.w.z. het voorwerp beweegt in de positieve zin van de x-as en
d). Besluit?
f) Bespreek hethetteken
voorwerp
van avertraagt
x op t = →
0,40a is negatief.
xs en 1,50 s.

12. Een Ferrari F355 accelereert van 0 naar 100 km/h in 4,7 s. 6.2 lb 6.1 lb
blz 101 84
Bereken de gemiddelde versnelling.
oef 12 11
101

101

ax,g = Δvx  /Δt = (100 km/h – 0 km/h) / 4,7 s = 27,8 m/s / 4,7 s = 5,9 m/s2

Interactie_6.2_Lb.indb 101 5/08/15 11:2


6.2 lb 6.1 lb
13. Julie vertrekt met de fiets en versnelt tot 20,0 km/h blz 101 84
in 5,0 s. Bereken haar gemiddelde versnelling. oef 13 12

s. 14. Ik =rijd
a Δv90,0/Δtkm/h en km/h
= (20,0 vertraag
– 0 tot 60,0/ km/h
km/h) 5,0 s =in5,56
3,0 s.
m/s / 5,0 s = 1,1 m/s2
x,g x  
13. Julie vertrekt met de fiets en
Bereken mijn gemiddelde versnelling.versnelt tot 20,0 km/h
CA E N DYN AMI CA

2,00 s]. in 5,0 s. Bereken haar gemiddelde versnelling.


15. De vx(t)-grafiek geeft in grote lijnen weer hoe het 6.2 lb 6.1 lb
s. 14. Ik rijd van
hoofd 90,0een
km/h en vertraag
dummy beweegttot 60,0 km/h
tijdens in 3,0 s.
een crashtest. blz 101 84
ver- vx Bereken mijn gemiddelde versnelling. oef 14 13
AMICA

2,00 s].
egatieve
MATI

15. De
a (t)-grafiek
=v Δv geeftkm/h
/Δt = (60,0 in grote lijnen
– 90,0 weer/ hoe
km/h) 3,0 shet
= (16,7 m/s – 25,0 m/s) / 3,0 s = - 2,8 m/s2
DYN

x,g x x  
K I NE

hoofd van een dummy beweegt tijdens een crashtest.


K I NE MATICA EN

ver- vx
egatieve
t3 t4 t5
t t1 t2 t

t3 t4
a) Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, tt45 en t5 of het
t hoofdt1 naar voor,t2 naar achteren of niet beweegt. t
b) Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het
hoofd versnelt, vertraagt of een constante snel-
a) heid
Bekijkheeft.
voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het
t
c) hoofd
Op welk naar voor,isnaar
tijdstip achteren ofvan
de versnelling niethetbeweegt.
hoofd
b) het
Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het
grootst?
d) hoofd versnelt,
Beschrijf vertraagt
de beweging dieofhet
een constante
hoofd maakt snel-
bij
heid
deze heeft.
crashtest en geef een mogelijke verklaring.
t
c) Op welk tijdstip is de versnelling van het hoofd
wordt hetde
16. Teken grootst?
bijbehorende ax(t)- en de x(t)-grafiek voor
d) Beschrijf devxbeweging
onderstaande (t)-grafiek.die het hoofd maakt bij
∙t deze crashtest en geef een mogelijke verklaring.
vx
al
10 ] Oplossingen

13. Julie vertrekt met de fiets en versnelt tot 20,0 km/h


in 5,0 s. Bereken haar gemiddelde versnelling.

s. 14. Ik rijd 90,0 km/h en vertraag tot 60,0 km/h in 3,0 s.


Bereken mijn gemiddelde versnelling.
2,00 s].
6.2 lb 6.1 lb
15. De vx(t)-grafiek geeft in grote lijnen weer hoe het
blz 101
hoofd van een dummy beweegt tijdens een crashtest.
oef 15
ver- vx
egatieve

t3 t4 t5
t t1 t2 t
101

a) Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het


hoofd naar voor, naar achteren of niet beweegt.
b) Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het
hoofd versnelt, vertraagt of een constante snel-
heid heeft.
t
c) Op welk tijdstip is de versnelling van het hoofd
het grootst?
d) Beschrijf de beweging die het hoofd maakt bij
deze crashtest en geef een mogelijke verklaring.

wordt 16. a)Teken


en b)de bijbehorende ax(t)- en de x(t)-grafiek voor
ven door t113. Julievvertrekt
onderstaande
met de
x(t)-grafiek.
naar fiets en versnelt tot 20,0
voren km/h snelheid
constante
·t vx t2 in 5,0 s. Bereken haar gemiddelde
naar voren versnelling.
vertraagt
.al t3 beweegt niet versnelt
n 0 s en 3 s. t414. Ik rijd 90,0 km/h
naaren vertraag tot 60,0 km/hversnelt
achteren in 3,0 s.
al2,00 s. t5 Bereken mijn gemiddelde versnelling.
naar achteren vertraagt
K IN EM AT I CA E N DYN AM ICA

[1,00 s; 2,00 s].


nenblik
2,00 s. 15. De tvx(t)-grafiek geeft in grote lijnen weert hoe het
c) op tijdstip 2
hoofd van een dummy beweegt tijdens een crashtest.
ersnelt
ussen of ver- d) vx
of in de negatieve
en

s.

4,7 s. t3 t4 t5
t t1 t2 t

A voor de tijdstippen
a) Bekijk B Ct1, t2, t3, t4 enDt5 of het
hoofd naar voor, naar achteren of niet beweegt.
b) Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het
A: beweging methoofd versnelt,
constante vertraagt of een constante snel-
snelheid
B: afremming heid
door heeft.
de gordel (het hoofd bevindt zich in het uiterste punt op tijdstip t3)
t
c) Op
C: hoofd slaat welk
terug tijdstip
naar is de(en
achteren versnelling
versnelt)van het hoofd
D: hoofd wordthet grootst?door de kopsteun (en beweegt nog naar achter)
afgeremd
d) Beschrijf de beweging die het hoofd maakt bij
deze crashtest en geef een mogelijke verklaring.
14/10/15 14:44
vertrekt, wordt 16. Teken de bijbehorende ax(t)- en de x(t)-grafiek voor
onderstaande vx(t)-grafiek.
7,00 m/s2 ∙ t vx
het interval
t3 t4 t5
t t1 t2 t 11

a) Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het


hoofd naar voor, naar achteren of niet beweegt.
b) Bekijk voor de tijdstippen t1, t2, t3, t4 en t5 of het
hoofd versnelt, vertraagt of een constante snel-
heid heeft.
t
c) Op welk tijdstip is de versnelling van het hoofd
het grootst?
d) Beschrijf de beweging die het hoofd maakt bij
deze crashtest en geef een mogelijke verklaring.
6.2 lb 6.1 lb
wordt 16. Teken de bijbehorende ax(t)- en de x(t)-grafiek voor blz 101 84
onderstaande vx(t)-grafiek. oef 16 14
∙t vx
al

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


al
t
enblik

ussen
102 ] Kinematica en dynamica
en

s. x ax

4,7 s.

t t

17. Onderstaande x(t)-grafiek is een stuk van een bergparabool. 26. Naar6.2aanleiding
lb 6.1 lb
van een treinongeval staat in een
blz 102 84
Teken de bijbehorende vx(t)- en de ax(t)-grafiek. krantenartikel
oef 17 15
: “Een trein die 140 km/h rijdt, heeft
600 à 700 m nodig om te stoppen”. Bereken de
x
gemiddelde versnelling van de trein.

27. Bereken de stopafstand als je pa 130 km/h rijdt, de


5/08/15 11:21 reactietijd 1,00 s is en de versnelling 6,00 m/s2.

t 28. Het is mistig en de zichtbaarheid is 50 m. Je


reactietijd is 1,0 s. Hoe groot mag je maximale
18. Voor de snelheidsvergelijking van een systeem geldt snelheid zijn? (versnelling 6,0 m/s2)
vx v (t) = 3,00 t3 – 2,00 t2 + 1,00 t + 2,00 ax
x
a) Geef de eenheden voor elke coëfficiënt. 29. Bereken de afgelegde weg als je versnelt van
b) Maak de vx(t)- en de ax(t)-grafiek tussen 0 s en 3 s. 60,0 km/h naar 80,0 km/h in 3,0 s.
c) Bereken de verplaatsing in [1,00; 2,00 s].
d) Bereken de snelheid op 1,00 s en op 2,00 s. 30. Op een vliegdekschip helpt een stoomkatapult
t t
e) Bereken de gemiddelde snelheid in [1,00 s; 2,00 s]. straaljagers voldoende te versnellen bij de start.
f) Bereken de gemiddelde versnelling in het interval Bereken de versnelling als een F14 op 80 m een
[1,00 s; 2,00 s]. snelheid van 260 km/h bereikt.
g) Bereken de ogenblikkelijke versnelling op 1,50 s.

19. Een speleoloog ontdekt in een grot een diepe put. Met een
ultrasone zender stuurt hij een geluidssignaal in de put. Na
1,48 s ontvangt hij de gereflecteerde puls. Hoe diep is de
put? (geluidssnelheid = 340 m/s)

20. Een Boeing 747 versnelt en bereikt vanuit rust na 15 s een


snelheid van 180 km/h. Bereken de versnelling en de ver-
plaatsing op de startbaan.

21. Ann rijdt 90,0 km/h en komt door te remmen tot stilstand
in 4,00 s. Bereken de afstand die tijdens het remmen wordt
afgelegd gedurende de eerste seconde en de laatste seconde.
12 ] Oplossingen

17. Onderstaande x(t)-grafiek is een stuk van een bergparabool. 26. Naar aanleiding van een treinongeval staat in een
Teken de bijbehorende vx(t)- en de ax(t)-grafiek. krantenartikel : “Een trein die 140 km/h rijdt, heeft
600 à 700 m nodig om te stoppen”. Bereken de
x
gemiddelde versnelling van de trein.

27. Bereken de stopafstand als je pa 130 km/h rijdt, de


reactietijd 1,00 s is en de versnelling 6,00 m/s2.

t 28. Het is mistig en de zichtbaarheid is 50 m. Je


reactietijd is 1,0 s. Hoe groot mag je maximale
6.2 lb 6.1 lb
18. Voor de snelheidsvergelijking van een systeem geldt snelheid zijn? (versnelling 6,0 m/s2)
blz 102 84
vx(t) = 3,00 t3 – 2,00 t2 + 1,00 t + 2,00 oef 18 16
a) Geef de eenheden voor elke coëfficiënt. 29. Bereken de afgelegde weg als je versnelt van
b) Maak de vx(t)- en de ax(t)-grafiek tussen 0 s en 3 s. 60,0 km/h naar 80,0 km/h in 3,0 s.
c) Bereken de verplaatsing in [1,00; 2,00 s].
d) Bereken de snelheid op 1,00 s en op 2,00 s. 30. Op een vliegdekschip helpt een stoomkatapult
e) Bereken de gemiddelde snelheid in [1,00 s; 2,00 s]. straaljagers voldoende te versnellen bij de start.
f) Bereken de gemiddelde versnelling in het interval Bereken de versnelling als een F14 op 80 m een
[1,00 s; 2,00 s]. snelheid van 260 km/h bereikt.
g) Bereken de ogenblikkelijke versnelling op 1,50 s.

a) vx(t)
19. Een = 3,00 m/s
speleoloog 4
· t3 - in
ontdekt 2,00
eenm/s3
grot· teen
2
² + diepe
1,00 m/s
put.2 ·Met
t + 2,00
een m/s
ultrasone zender stuurt hij een geluidssignaal in de put. Na
b)1,48
ax(t)s ontvangt
= 9,00 m/shij4 · de
t2² gereflecteerde
- 4,00 m/s3 · t +puls.
1,00Hoe
m/sdiep
2
is de
put? (geluidssnelheid = 340 m/s)

20. Een Boeing 747 versnelt en bereikt vanuit rust na 15 s een


snelheid van 180 km/h. Bereken de versnelling en de ver-
plaatsing op de startbaan.

21. Ann rijdt 90,0 km/h en komt door te remmen tot stilstand
in 4,00 s. Bereken de afstand die tijdens het remmen wordt
afgelegd gedurende de eerste seconde en de laatste seconde.


22. Een wagen rijdtvx(t)-grafiek
80,0 km/h als hij betrokken raakt bij een vx(t)-grafiek
frontale botsing. De gordel vangt de passagier op waardoor
c)die
detot
verplaatsing tussen
rust komt in 0,0301,00 s en 2,00
s. Bereken zijns is de oppervlakte
versnelling en de onder de 31.
vx(t)-kromme tussen deze
Zoek voorbeelden die tijdstippen = 10,1
de eerste wet van m
Newton
HOOFDSTUK 3

verplaatsing. illustreren.

23. Een sportieve wagen kan van 0 km/h naar 100 km/h ver- 32. Leg met de 1e wet van Newton uit wat er juist ge-
snellen in 9,3 s. Bereken de versnelling en de verplaatsing. beurt bij een whiplash.

24. Elise rijdt van Antwerpen naar Luik (= 100 km) met een snel- 33. An fietst van Gent naar Aalst (25,0 km) met een
heid van 110 km/h. Steven doet het traject aan 130 km/h. snelheid van 20,0 km/h. Tien minuten daarna ver-
Hoeveel minuten is hij vlugger? trekt Pieter uit Aalst naar Gent aan 15,0 km/h. Waar
en wanneer ontmoeten ze elkaar?

25. De stopafstand is gelijk aan de reactieafstand (EB) plus de
remafstand (EVB).
d)a) Stel
t = dat
1,00des reactietijdvgelijk
x
= 4,00 m/s1,0 s, de snelheid
is aan
50t =km/h2,00ens de vertraging
vx = 20,0
6,0 m/sm/s2. Bereken de stopafstand.
b) Idem voor snelheid 100 km/h.
e) vx,g = Δx/Δt = 10,08 m / 1,00 s = 10,1 m/s
Let op: de snelheid berekenen met de formule (vx1 + vx2) / 2 is fout!

f) ax,g = Δvx /Δt = (20,0 m/s – 4,00 m/s) / 1,00 s = 16,0 m/s2

g) t = 1,50 s ax = 15,25 m/s²


Interactie_6.2_Lb.indb 102 5/08/15 11:21
reactietijd 1,00 s is en de versnelling 6,00 m/s .

17. Onderstaande x(t)-grafiek is een stuk van een bergparabool. t 28. Het is mistig en de zichtbaarheid is 50 m. Je
26. Naar aanleiding van een treinongeval staat in een 13
reactietijd is 1,0 s. Hoe groot mag je maximale
Teken de bijbehorende vx(t)- en de ax(t)-grafiek. krantenartikel : “Een trein die 140 km/h rijdt, heeft
18. Voor de snelheidsvergelijking van een systeem geldt snelheid zijn? (versnelling 6,0 m/s2)
600 à 700 m nodig om te stoppen”. Bereken de
vx(t) =x3,00 t3 – 2,00 t2 + 1,00 t + 2,00
gemiddelde versnelling van de trein.
a) Geef de eenheden voor elke coëfficiënt. 29. Bereken de afgelegde weg als je versnelt van
b) Maak de vx(t)- en de ax(t)-grafiek tussen 0 s en 3 s. 60,0 km/h naar 80,0 km/h in 3,0 s.
27. Bereken de stopafstand als je pa 130 km/h rijdt, de
c) Bereken de verplaatsing in [1,00; 2,00 s].
reactietijd 1,00 s is en de versnelling 6,00 m/s2.
d) Bereken de snelheid op 1,00 s en op 2,00 s. 30. Op een vliegdekschip helpt een stoomkatapult
e) Bereken de gemiddelde snelheid in [1,00 s; 2,00 s]. straaljagers voldoende te versnellen bij de start.
f) Bereken de gemiddelde versnelling in het t
interval
28. Het is mistig en de zichtbaarheid is 50 m. Je
Bereken de versnelling
17. Onderstaande x(t)-grafiek is een stuk van een bergparabool. 26. Naar aanleiding
reactietijd is 1,0van eenals
s. Hoe
een F14 op staat
treinongeval
groot
80 m in
mag je maximale
eeneen
[1,00
Teken de s; 2,00
bijbehorendes]. v (t)- en de a (t)-grafiek. snelheid van
krantenartikel 260
: km/h
“Een bereikt.
trein die 140 km/h
2 rijdt, heeft
18. Voor de snelheidsvergelijking van een systeem geldt
x x snelheid zijn? (versnelling 6,0 m/s )
g) Bereken de ogenblikkelijke versnelling op 1,50 s. 600 à 700 m nodig om te stoppen”. Bereken de
vx(t) =x3,00 t3 – 2,00 t2 + 1,00 t + 2,00
a) Geef de eenheden voor elke coëfficiënt. gemiddelde
29. Bereken versnellingwegvanalsdejetrein.
6.2 lb de
6.1afgelegde
lb versnelt van
19. Een speleoloog ontdekt in een grot een diepe put. Met een
b) Maak de vx(t)- en de ax(t)-grafiek tussen 0 s en 3 s. 60,0102
blz km/h 84naar 80,0 km/h in 3,0 s.
ultrasone zender stuurt hij een geluidssignaal in de put. Na 27.oefBereken
19 de17stopafstand als je pa 130 km/h rijdt, de
c) Bereken de verplaatsing in [1,00; 2,00 s].
1,48 s ontvangt hij de gereflecteerde puls. Hoe diep is de
d) Bereken de snelheid op 1,00 s en op 2,00 s. reactietijd 1,00 s is enhelpt
30. Op een vliegdekschip de versnelling 6,00 m/s2.
een stoomkatapult
put? (geluidssnelheid = 340 m/s)
e) Bereken de gemiddelde snelheid in [1,00 s; 2,00 s]. straaljagers voldoende te versnellen bij de start.
t 28. Het is mistig en de zichtbaarheid
als een F14is op50 80
m. mJeeen

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


f) Bereken de gemiddelde versnelling in het interval Bereken de versnelling
20. De
Een Boeing 747 versnelt
voortplanting van de en bereikt isvanuit
geluidsgolf een rust na 15beweging:
eenparige s een reactietijd is 1,0 s. Hoe groot mag je maximale
[1,00 s; 2,00 s]. snelheid van 260 km/h bereikt.
snelheid
18. Voor Δx
g) Bereken
van 180 km/h. Bereken
de=snelheidsvergelijking
vx ·de
Δt ogenblikkelijke van de versnelling
een
versnelling systeemop
en de ver-
geldt
1,50 s. snelheid zijn? (versnelling 6,0 m/s2)
plaatsing
vx(t)==340op
3,00 de t3startbaan.
m/s 1,48 ts2 =+ 503
–· 2,00 1,00mt + 2,00
a) Geef de eenheden
19. Een speleoloog ontdekt in een grot voor elke coëfficiënt.
een diepe put. Met een 29. Bereken de afgelegde weg als je versnelt van
21. Dat
Ann
b) isrijdt
de
Maak 90,0
dubbele
de v km/h
(t)- en en
afstand,
de komt
a wantdoorhet
(t)-grafiek tegeluid
remmen
tussen gaat0tot
s enstilstand
naar 3 beneden
s. en terug naar boven.
60,0 km/h naar 80,0 km/h in 3,0 s.
ultrasone zender stuurt hij een geluidssignaal in de put. Na
x x
De in diepte
c) 4,00
Berekens.van
Bereken
de putdeisafstand
deverplaatsing 503 min/die 2 =tijdens
[1,00; 252 m.
2,00 hets].remmen wordt
1,48 s ontvangt hij de gereflecteerde puls. Hoe diep is de
afgelegd
d) Bereken gedurende
de snelheid de eerste seconde en de laatste seconde.
put? (geluidssnelheid = op
3401,00 m/s)s en op 2,00 s. 30. Op een vliegdekschip helpt een stoomkatapult
e) Bereken de gemiddelde snelheid in [1,00 s; 2,00 s]. straaljagers voldoende te versnellen bij de start.
22. Eenf) wagen rijdt
Bereken de 80,0 km/h versnelling
gemiddelde als hij betrokkenin het raakt bij een
interval Bereken
6.2 lb de
6.1 versnelling
lb als een F14 op 80 m een
20. Een Boeing 747 versnelt en bereikt vanuit rust na 15 s een
frontale
[1,00 botsing.
s; 2,00 De gordel vangt de passagier op waardoor
s]. blz 102 van
snelheid 84 260 km/h bereikt.
snelheid van 180 km/h. Bereken de versnelling en de ver-
die tot rust komt
g) Bereken in 0,030 s. Bereken zijn versnelling
op 1,50 s. en de 31.oefZoek20voorbeelden
18
die de eerste wet van Newton
opdedeogenblikkelijke versnelling
HOOFDSTUK 3

plaatsing startbaan.
verplaatsing. illustreren.
19. Een
21. Ann speleoloog
rijdt 90,0 iskm/h ontdekt in een
en komt doorgrotteeen
remmendiepetot put. Met een
stilstand
De versnelling
23. ultrasone
Een sportieve zenderwagen kan hij
stuurt vaneen 0 km/h naar 100 km/h
geluidssignaal in de ver-
put. Na 32. Leg met de 1e wet van Newton uit wat er juist ge-
in 4,00
ax =s.Δv Bereken
/Δt = de (180afstand
km/h die – 0tijdens
km/h) het / 15remmen
s = 50,0wordt m/s / 15 s = 3,3 m/s2
snellen
1,48 in 9,3 s. Bereken
s ontvangt hij de de versnelling en deHoe verplaatsing. beurt bij een whiplash.
de gereflecteerde
eerste secondepuls. diepseconde.
is de
x
afgelegd gedurende en de laatste
put? (geluidssnelheid = 340 m/s)
De verplaatsing is
24. Elise rijdt van Antwerpen naar Luik (= 100 km) met een snel- 33. An fietst van Gent naar Aalst (25,0 km) met een
22. Een wagen rijdt 80,0 km/h als hij betrokken raakt bij een
heidBoeing
20. frontale
Een van 110 +km/h.
v x1747 v xversnelt
Steven0en m/s
doet +het
bereikt50,traject
0 m/s aan
vanuit rust 130
na km/h.
15 s een snelheid van 20,0 km/h. Tien minuten daarna ver-
Δx =botsing. De 2
· ∆tgordel
= vangt de passagier · 15 sop waardoor
= 38 · 101 m/s
Hoeveel minuten
snelheid van 2180 is hij vlugger?
km/h. Bereken 2de versnelling en de ver- trekt Pieter uit Aalst naar Gent aan 15,0 km/h. Waar
die tot rust komt in 0,030 s. Bereken zijn versnelling en de 31. Zoek voorbeelden die de eerste wet van Newton
HOOFDSTUK 3

plaatsing op de startbaan. en wanneer ontmoeten ze elkaar?


verplaatsing. illustreren.
25. De stopafstand is gelijk aan de reactieafstand (EB) plus de
6.2 lb 6.1 lb
21. Annremafstand
rijdt 90,0 (EVB).
km/h en
23. Een sportieve wagen kankomt
van 0door km/h te naar
remmen 100 totkm/h stilstand
ver- met de841e wet van Newton uit wat er juist ge-
32.blzLeg 102
a)
in Stel dat
4,00 s. de reactietijd
Bereken de gelijkdie
afstand is aan 1,0 s,het
tijdens deremmen
snelheidwordt oef
snellen in 9,3 s. Bereken de versnelling en de verplaatsing. beurt21bij een
19 whiplash.
50 km/h
afgelegd en de vertraging
gedurende de eerste6,0 m/s2. Bereken
seconde en de laatstede stopafstand.
seconde.
b) Idem voor snelheid 100 km/h.
24. Elise rijdt van Antwerpen naar Luik (= 100 km) met een snel- 33. An fietst van Gent naar Aalst (25,0 km) met een

22. De Eenversnelling is 80,0 km/h als hij betrokken raakt bij een
heidwagen
van 110rijdt km/h. Steven doet het traject aan 130 km/h. snelheid van 20,0 km/h. Tien minuten daarna ver-
ax = botsing.
frontale Δvx /Δt =De (0gordel
km/h –vangt 90,0 km/h) / 4,00op s waardoor
Hoeveel minuten is hij vlugger? de passagier trekt Pieter uit Aalst naar Gent aan 15,0 km/h. Waar
die tot=rust-25,0 komtm/sin/0,0304,00 ss.=Bereken
- 6,25 m/s zijn2² versnelling en de 31. Zoek voorbeelden die dezeeerste wet van Newton
HOOFDSTUK 3

en wanneer ontmoeten elkaar?


verplaatsing.
25. De stopafstand is gelijk aan de reactieafstand (EB) plus de illustreren.
De snelheid neemt per seconde met 6,25 m/s af.
remafstand (EVB).
23. Een
Interactie_6.2_Lb.indb a)
sportieve wagen kan van 0 km/h naar 100 km/h ver-
102 Stel dat de reactietijd gelijk is aan 1,0 s, de snelheid
32. Leg met de 1e wet van Newton uit wat er juist ge- 5/08/15 11:21
0 snellen 50 km/hin 9,31ens.deBereken
vertraging de2versnelling
6,0 m/s2. Berekenen 3de verplaatsing.
de stopafstand. 4 beurt bij een whiplash. t (s)
25,0 18,8 12,5 6,3 0 vx (m/s)
b) Idem voor snelheid 100 km/h.
24. Elise rijdt van Antwerpen naar Luik (= 100 km) met een snel- 33. An fietst van Gent naar Aalst (25,0 km) met een
Voor heidde vanverplaatsing
110 km/h. Steven geldt doet het traject aan 130 km/h. snelheid van 20,0 km/h. Tien minuten daarna ver-
v x1 + v x2 is hij vlugger?
Hoeveel Δx =minuten · Δt trekt Pieter uit Aalst naar Gent aan 15,0 km/h. Waar
2 en wanneer ontmoeten ze elkaar?
25. Gedurende
De stopafstand de eersteis gelijk aan de reactieafstand (EB) plus de
seconde:
remafstand 25,0(EVB).
m/s + 18,8 m/s

Interactie_6.2_Lb.indb 102 Δx =
a) Stel dat de reactietijd · 1,0 s = 22 m 5/08/15 11:21
2 gelijk is aan 1,0 s, de snelheid
50 km/h en de vertraging 6,0 m/s2. Bereken de stopafstand.
Gedurende
b) Idem voor de laatste
snelheid seconde:
100 km/h.
6,3 m/s + 0 m/s
Δx = · 1,0 s = 3,2 m
2

Interactie_6.2_Lb.indb 102 5/08/15 11:21


g) Bereken de ogenblikkelijke versnelling op 1,50 s.
18. Voor de snelheidsvergelijking van een systeem geldt snelheid zijn? (versnelling 6,0 m/s2)
17. v (t) = 3,00 t3 – 2,00 t2 is+ 1,00 t + 2,00
19. Onderstaande
Een xspeleoloogx(t)-grafiek
ontdekt in een een stuk
grot eenvandiepe
een put.
bergparabool.
Met een 26. Naar aanleiding van een treinongeval staat in een
14 ] Oplossingen
a) Geef de eenheden voor elke coëfficiënt. 29. Bereken de afgelegde weg die
als 140
je versnelt van heeft
Teken de bijbehorende v
ultrasone zender stuurt hij (t)- en de a (t)-grafiek.
x een geluidssignaal
x in de put. Na krantenartikel : “Een trein km/h rijdt,
b) Maak de vx(t)- en de ax(t)-grafiek tussen 0 s en 3 s. 60,0 km/h naar 80,0 km/h in 3,0 s.
600 à 700 m nodig om te stoppen”. Bereken de
c) Berekenx de verplaatsing
1,48 s ontvangt hij de gereflecteerde puls. Hoe diep is de
in [1,00; 2,00 s].
put? (geluidssnelheid = 340 m/s) gemiddelde versnelling van de trein.
d) Bereken de snelheid op 1,00 s en op 2,00 s. 30. Op een vliegdekschip helpt een stoomkatapult
e) Bereken de gemiddelde snelheid in [1,00 s; 2,00 s]. straaljagers
27. Bereken voldoende tealsversnellen
de stopafstand je pa 130bij de start.
km/h rijdt, de
20. Een Boeing 747 versnelt en bereikt vanuit rust na 15 s een
f) Bereken de gemiddelde versnelling in het interval reactietijd 1,00 s is en de versnelling 6,00mm/s
Bereken de versnelling als een F14 op 80 een2.
snelheid van 180 km/h. Bereken de versnelling en de ver-
[1,00 s; 2,00 s]. snelheid van 260 km/h bereikt.
plaatsing op de startbaan.
g) Bereken de ogenblikkelijke versnelling op 1,50 s.
t 28. Het is mistig en de zichtbaarheid is 50 m. Je
21. Ann rijdt 90,0 km/h en komt door te remmen tot stilstand reactietijd is 1,0 s. Hoe groot mag je maximale
19. Voor
18. Een speleoloog ontdekt in eenvan
des.snelheidsvergelijking groteeneen diepe put. Met een snelheid zijn? (versnelling 6,0 m/s2)
in 4,00 Bereken de afstand die tijdenssysteem
het remmengeldt wordt
ultrasone zender
vx(t) =gedurende 3 stuurt hij
3,00 t – 2,00 2 een geluidssignaal in de put. Na
t + 1,00 t + 2,00
afgelegd de eerste seconde en de laatste seconde.
1,48
a) Geefs ontvangt
de eenheden hij devoorgereflecteerde
elke coëfficiënt.puls. Hoe diep is de 29. Bereken de afgelegde weg als je versnelt van
put?
b) Maak(geluidssnelheid
derijdtvx(t)-80,0
en de = 340 m/s)
ax(t)-grafiek tussen 0raakt s en bij
3 s.een 60,06.2km/h
lb 6.1naar
lb 80,0 km/h in 3,0 s.
22. Een wagen km/h als hij betrokken
blz 102 84
c) Bereken
frontale botsing.de verplaatsing in [1,00;
De gordel vangt 2,00 s]. op waardoor
de passagier
20. Een Boeing de 747snelheid
versneltop en bereikt oef 22 20
d) Bereken
die tot rust komt in 0,030 s.1,00 s envanuit
Bereken op
zijn2,00
rusts. na 15 s een
versnelling en de 30. Zoek
31. Op een vliegdekschip
voorbeelden die helpt een wet
de eerste stoomkatapult
van Newton

HOOFDSTUK 3
snelheid van 180 km/h. Bereken
e) Bereken de gemiddelde snelheid in [1,00 s; 2,00de versnelling en des].ver- straaljagers voldoende te versnellen bij de start.
verplaatsing. illustreren.
plaatsing
f) Bereken opdedegemiddelde
startbaan. versnelling in het interval Bereken de versnelling als een F14 op 80 m een

23. Snelheid
Een[1,00 omzetten
s; 2,00
sportieve wagens].naarkanm/s: 80,0 km/h
van 0 km/h naar 100 = 22,2
km/h m/sver- snelheid
32. Leg met devan1e260
wetkm/h bereikt.uit wat er juist ge-
van Newton
21. De
Ann
g) rijdt 90,0
versnelling
Bereken deiskm/h en komt door te remmen tot stilstand
snellen in 9,3 s.ogenblikkelijke versnelling
Bereken de versnelling en deop verplaatsing.
1,50 s. beurt bij een whiplash.
in 4,00
ax =s.Δv Bereken
/Δt = de (0 afstand
m/s – 22,2die m/s)
tijdens/ 0,030
het remmen
s = -74wordt
· 101 m/s2
x
afgelegd
19. Een gedurende de eerste seconde en de laatste seconde.
24. Elisespeleoloog
rijdt van Antwerpenontdekt innaar eenLuik
grot(=een 100diepe
km) metput.eenMetsnel-
een 33. An fietst van Gent naar Aalst (25,0 km) met een
De verplaatsing
ultrasone
heid van 110 zender is stuurt
km/h. hij doet
Steven een geluidssignaal
het traject aan in 130dekm/h.
put. Na snelheid van 20,0 km/h. Tien minuten daarna ver-
22. Een
1,48 wagen v x1rijdt
s ontvangt + v80,0
hij dekm/h
22,2alsm/s
hij betrokken
+ 0 puls.
m/s Hoe raakt bijiseen
Hoeveel
Δx minuten
=botsing. x2 hij=gereflecteerde
is· Δt vlugger? · 0,030 diep de m
s = 0,33 trekt Pieter uit Aalst naar Gent aan 15,0 km/h. Waar
frontale 2 De
put? (geluidssnelheid = 340 m/s) gordel vangt 2 de passagier op waardoor
en wanneer ontmoeten ze elkaar?
die tot rust komt in 0,030 s. Bereken zijn versnelling en de HOOFDSTUK 3 31. Zoek voorbeelden die de eerste wet van Newton
25. De stopafstand is gelijk aan de reactieafstand (EB) plus de
20. verplaatsing.
Een Boeing (EVB).
remafstand 747 versnelt en bereikt vanuit rust na 15 s een illustreren.
snelheid
a) Stel dat van de180 km/h. gelijk
reactietijd Bereken de versnelling
is aan 1,0 s, de snelheiden de ver- 6.2 lb 6.1 lb
23. plaatsing
Een sportieve wagen kan van 0 km/h2naar 100 km/h ver- met de841e wet van Newton uit wat er juist ge-
32.blzLeg 102
50 km/hopendedestartbaan.vertraging 6,0 m/s . Bereken de stopafstand.
snellen in 9,3 s. Bereken de versnelling en de verplaatsing. beurt23bij een
oef 21 whiplash.
b) Idem voor snelheid 100 km/h.
21. Ann rijdt 90,0 km/h en komt door te remmen tot stilstand
24. 100
Elise rijdt
km/h
in 4,00 s. =van
27,8
Bereken Antwerpen
m/s naar die
de afstand Luiktijdens
(= 100het km)remmen
met eenwordtsnel- 33. An fietst van Gent naar Aalst (25,0 km) met een
De heid van 110
versnelling
afgelegd gedurendekm/h.
is Steven doet het traject aan 130
de eerste seconde en de laatste seconde. km/h. snelheid van 20,0 km/h. Tien minuten daarna ver-
Hoeveel minuten
ax = Δv /Δt =is(27,8hij vlugger?
m/s – 0 m/s) / 9,3 s = 3,0 m/s2 trekt Pieter uit Aalst naar Gent aan 15,0 km/h. Waar
x

22. Een wagen rijdt 80,0 km/h als hij betrokken raakt bij een en wanneer ontmoeten ze elkaar?
25. De
Deafgelegde
stopafstand
frontale botsing. wegis(de gelijk
De aan vangt
de reactieafstand
verplaatsing)
gordel deis passagier(EB) plus de
op waardoor
Interactie_6.2_Lb.indb remafstand
102 + v x2
v x1(EVB). 5/08/15 11:21
die tot
Δx rust
= komt in · Δt0,030 s. Bereken zijn versnelling en de 31. Zoek voorbeelden die de eerste wet van Newton
HOOFDSTUK 3

a) Stel dat de2reactietijd gelijk is aan 1,0 s, de snelheid


verplaatsing. illustreren.
50 km/h 0 m/s + 27,8 m/s 2
= en de vertraging ·6,0 9,3m/s
s =.13 Bereken
· 101 mde stopafstand.
b) Idem voor 2
snelheid 100 km/h.
23. Een sportieve wagen kan van 0 km/h naar 100 km/h ver- 32. Leg met de 1e wet van Newton uit wat er juist ge-
snellen in 9,3 s. Bereken de versnelling en de verplaatsing. beurt bij een whiplash.

24. Elise rijdt van Antwerpen naar Luik (= 100 km) met een snel- 6.2 lb van
33. An fietst 6.1 lbGent naar Aalst (25,0 km) met een
blz 102 84
heid van 110 km/h. Steven doet het traject aan 130 km/h. snelheid van 20,0 km/h. Tien minuten daarna ver-
oef 24 22
Hoeveel minuten is hij vlugger? trekt Pieter uit Aalst naar Gent aan 15,0 km/h. Waar
Interactie_6.2_Lb.indb 102 en wanneer ontmoeten ze elkaar? 5/08/15 11:21
Uit  vx = Δx / Δtisvolgt
25. De stopafstand gelijk aan de reactieafstand (EB) plus de
Δt = Δx(EVB).
remafstand / vx
a) Stel dat de reactietijd gelijk is aan 1,0 s, de snelheid
Voor50Elise
km/his de tijdsduur
en de vertraging 6,0 m/s2. Bereken de stopafstand.
Δt 
= 100 km /
b) Idem voor snelheid 110 100
km/hkm/h.
= 0,909 h = 0,909 · 60 min = 54,5 min

Voor Steven is de tijdsduur


Δt = 100 km / 130 km/h
= 0,769 h = 46,2 min

Interactie_6.2_Lb.indb
Het 102 tijdsverschil is 5/08/15 11:21

46,2 min – 54,5 min = -8,3 min


afgelegd gedurende de eerste seconde en de laatste seconde.
15
22. Een wagen rijdt 80,0 km/h als hij betrokken raakt bij een
frontale botsing. De gordel vangt de passagier op waardoor
die tot rust komt in 0,030 s. Bereken zijn versnelling en de 31. Zoek voorbeelden die de eerste wet van Newton

HOOFDSTUK 3
verplaatsing. illustreren.

23. Een sportieve wagen kan van 0 km/h naar 100 km/h ver- 32. Leg met de 1e wet van Newton uit wat er juist ge-
snellen in 9,3 s. Bereken de versnelling en de verplaatsing. beurt bij een whiplash.

24. Elise rijdt van Antwerpen naar Luik (= 100 km) met een snel- 33. An fietst van Gent naar Aalst (25,0 km) met een
heid van 110 km/h. Steven doet het traject aan 130 km/h. snelheid van 20,0 km/h. Tien minuten daarna ver-
Hoeveel minuten is hij vlugger? trekt Pieter uit Aalst naar Gent aan 15,0 km/h. Waar
en wanneer ontmoeten ze elkaar?
25. De stopafstand is gelijk aan de reactieafstand (EB) plus de 6.2 lb 6.1 lb
blz 102 84
remafstand (EVB).
oef 25 23
a) Stel dat de reactietijd gelijk is aan 1,0 s, de snelheid
50 km/h en de vertraging 6,0 m/s2. Bereken de stopafstand.
b) Idem voor snelheid 100 km/h.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


a) 50 km/h = 14 m/s
reactieafstand (EB):
Δx = vx · Δt = 14 m/s · 1,0 s = 14 m

remafstand (EVB)
Interactie_6.2_Lb.indb 102 5/08/15 11:21
ax = Δvx /Δt → Δt = Δvx / ax = ( 0 m/s – 14 m/s) / (-6,0 m/s2)
= 2,3 s

v +v 14 m/s + 0 m/s
Δx = x1 x2 · Δt = · 2,3 s
2 2
= 16 m

stopafstand = 14 m + 16 m = 30 m

b) 100 km/h = 27,8 m/s


op analoge wijze:
reactieafstand = 28 m
remafstand
Δt = 4,6 s
Δx = 64 m

stopafstand = 28 m + 64 m = 92 m

arabool. 26. Naar aanleiding van een treinongeval staat in een 6.2 lb 6.1 lb
blz 102 84
krantenartikel : “Een trein die 140 km/h rijdt, heeft
oef 26 24
600 à 700 m nodig om te stoppen”. Bereken de
gemiddelde versnelling van de trein.


27. 140 km/h de
Bereken = 38,9 m/s
stopafstand als je pa 130 km/h rijdt, de
We nemen voor de
reactietijd 1,00 s is verplaatsing 650 m. 6,00
en de versnelling Invullen
m/s2in
.
v x1 + v x2
Δx = · Δt
28. Het is mistig en 2 de zichtbaarheid is 50 m. Je
reactietijd is 1,0 s. Hoe groot mag je maximale
geeft
t snelheid zijn?38,9
(versnelling 6,0 m/s2)
m/s + 0 m/s
650 m = · Δt
2
Δt = de
29. Bereken 33,4 s
afgelegde weg als je versnelt van
s. 60,0 km/h naar 80,0 km/h in 3,0 s.
De versnelling is
ax =vliegdekschip
30. Op een Δvx /Δt helpt een stoomkatapult
s]. = (0 –voldoende
straaljagers 38,9 m/s) te/ 33,4 s
versnellen bij de start.
al Bereken= -1,16 m/s²
de versnelling als een F14 op 80 m een
snelheid van 260 km/h bereikt.
.

Met een
put. Na
p is de
16 ] Oplossingen

arabool. 26. Naar aanleiding van een treinongeval staat in een


krantenartikel : “Een trein die 140 km/h rijdt, heeft
600 à 700 m nodig om te stoppen”. Bereken de
gemiddelde versnelling van de trein.

6.2 lb 6.1 lb
27. Bereken de stopafstand als je pa 130 km/h rijdt, de
blz 102 84
reactietijd 1,00 s is en de versnelling 6,00 m/s2. oef 27 25

28. 130
Hetkm/h
is mistig en m/s
= 36,1 de zichtbaarheid is 50 m. Je
reactieafstands. (EB):
reactietijd is 1,0 Hoe groot mag je maximale
2
t snelheid zijn? Δx = vx · Δt = 6,0
(versnelling 36,1m/s
m/s) · 1,00 s = 36,1 m

29. Bereken
de afgelegde
remafstand (EVB): weg als je versnelt van
s. 60,0 km/h naar
ax 80,0
= Δvxkm/h
/Δt → in Δt
3,0= s.Δvx / ax = ( 0 m/s – 36,1 m/s) / (-6,00 m/s2)
= 6,02 s
arabool. 30. Op een
26. Naar vliegdekschip
aanleiding helpt
van een een stoomkatapult
treinongeval staat in een
s]. straaljagers v
voldoende +tev versnellen
krantenartikel : “Eenx1treinx2die 14036,1 bij
km/hm/sde start.
+ heeft
rijdt, 0 m/s
Δx = · Δt = · 6,02 s
al Bereken de versnelling2
600 à 700 m nodig om te stoppen”. Bereken een
als een F14 op 80 m2 de
gemiddelde 260 =km/h
109 m
snelheid vanversnelling bereikt.
van de trein.
.
stopafstand:
27. Bereken 36,1 mals
de stopafstand + 109
je pam130
= 145 m rijdt, de
km/h
Met een reactietijd 1,00 s is en de versnelling 6,00 m/s2.
put. Na
6.2 lb 6.1 lb
p is de 28. Het is mistig en de zichtbaarheid is 50 m. Je
blz 102 85
reactietijd is 1,0 s. Hoe groot mag je maximale oef 28 26
t snelheid zijn? (versnelling 6,0 m/s2)
5 s een
de ver- v is de snelheid
29. xBereken van de weg
de afgelegde wagen.
als je versnelt van
s. 60,0reactieafstand
km/h naar 80,0(EB):
km/h in 3,0Δx s. = vx · Δt = vx · 1,00 s
v +v
remafstand (EVB): Δx = x1 x2 · Δt
stand 30. Op een vliegdekschip helpt een stoomkatapult 2
n s].
wordt straaljagers voldoende te versnellen =bijxde 0start.
v + m/s v
· Δt = x · Δt
seconde.
al Bereken de versnelling als een F14 op 80 m een 2 2
snelheid van 260
stopafstand: km/h bereikt. stopafstand = reactieafstand + remafstand
.ij een v
= vx · 1,0 s + x · Δt
aardoor 2
g eneen
Met de 31. Zoek voorbeelden die de eerste wet van Newton
HOOFDSTUK 3

De stopafstand moet kleiner zijn dan of gelijk aan 50 m:


put. Na illustreren. v
p is de vx · 1,0 s + x · Δt ≤ 50 m
2
ver- 32. Leg met de 1e wet van Newton uit wat er juist ge-
tsing. De remtijd
beurt Δt volgt
bij een uit
whiplash.
5 s een ax = Δvx /Δt → Δt = Δvx / ax = (0 m/s – vx) / (-6,0 m/s2) = vx / 6,0 m/s2²
en ver-
de snel- 33. An fietst van Gent naar Aalst (25,0 km) met een
m/h. Dus
snelheid van 20,0 v x km/h.
v x Tien minuten daarna ver-
trektvxPieter
· 1,0 suit
+ Aalst
· naar 2 ≤ 50
aanm15,0 km/h. Waar
2 6, 0 m/sGent
stand en wanneer ontmoeten ze elkaar?
nplus de
wordt Uitwerken geeft
seconde. vx + 12 m/s · vx – 60 · 101 m2/s2 ≤ 0
d
ijpafstand.
een Deze kwadratische ongelijkheid heeft als oplossing
aardoor vx ≤ 19 m/s (= 68 km/h)
g en de 31. Zoek voorbeelden die de eerste wet van Newton
HOOFDSTUK 3

illustreren.

ver- 32. Leg met de 1e wet van Newton uit wat er juist ge-
tsing. beurt bij een whiplash.
5/08/15 11:21
en snel- 33. An fietst van Gent naar Aalst (25,0 km) met een
m/h. snelheid van 20,0 km/h. Tien minuten daarna ver-
trekt Pieter uit Aalst naar Gent aan 15,0 km/h. Waar
17
arabool. 26. Naar aanleiding van een treinongeval staat in een
krantenartikel : “Een trein die 140 km/h rijdt, heeft
600 à 700 m nodig om te stoppen”. Bereken de
gemiddelde versnelling van de trein.

27. Bereken de stopafstand als je pa 130 km/h rijdt, de


reactietijd 1,00 s is en de versnelling 6,00 m/s2.
arabool. 26. Naar aanleiding van een treinongeval staat in een
28. krantenartikel
Het is mistig en: “Een
de zichtbaarheid
trein die 140iskm/h
50 m.rijdt,
Je heeft
reactietijd is 1,0 s. Hoe groot mag je maximale
600 à 700 m nodig om te stoppen”.2 Bereken de
t snelheid zijn?
gemiddelde (versnelling
versnelling van6,0
de m/s
trein.)
6.2 lb 6.1 lb
29.
27. Bereken
Bereken dede afgelegde
stopafstandweg
alsals je versnelt
je pa 130 km/h van
rijdt, de blz 102 85
s. 60,0 km/h naar 80,0 km/h in 3,0 s.
reactietijd 1,00 s is en de versnelling 6,00 m/s2. oef 29 27

30.
Op een
28. 60,0
Het km/hvliegdekschip
= 16,7
is mistig en de m/s helpt
en 80,0eenkm/h
zichtbaarheid stoomkatapult
= 22,2
is 50 m. Jem/s
s]. straaljagers voldoende te versnellen bij de start.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


De verplaatsing is
reactietijd is 1,0 s. Hoe groot mag je maximale
al
t Bereken de
snelheid zijn?versnelling
v x1 + (versnelling
v x2 als een F14
6,0m/s 2op 80 m een
m/s+ )22,2 m/s
16,7
snelheid
Δx = van 260 ·km/h
∆t = bereikt. · 3,0 s = 58 m
2 2
. 29. Bereken de afgelegde weg als je versnelt van
s. 60,0 km/h naar 80,0 km/h in 3,0 s.
Met een
put. Na 30. Op een vliegdekschip helpt een stoomkatapult 6.2 lb 6.1 lb
p s].
is de blz 102 85
straaljagers voldoende te versnellen bij de start. oef 30 28
al Bereken de versnelling als een F14 op 80 m een
snelheid van 260 km/h bereikt.
5. s een
de ver-
Met een
put. Na
pstand
is de
n wordt
seconde.
5 s een
ij een
de ver-
aardoor
g en de 31. Zoek voorbeelden die de eerste wet van Newton
HOOFDSTUK 3

stand illustreren.
n wordt
ver-
seconde. 32. Leg met de 1e wet van Newton uit wat er juist ge-
tsing. beurt bij een whiplash.
ij een
en snel-
aardoor 33. 260
An km/h
fietst van
= 72,2 Gentm/s naar Aalst (25,0 km) met een
m/h.
g en de snelheid
31. Het
Zoek van
voorbeelden
toestel 20,0
voert een km/h.
dieEVB Tien minuten
de uit:
eerste wet vandaarna ver-
Newton
HOOFDSTUK 3

trekt Pieter
illustreren. uit Aalst naar Gent aan 15,0 km/h. Waar
en wanneer + v x2
v x1 ontmoeten ze elkaar?
Δx = · Δt (1)
plus 2
ver- de 32. Leg met Δ dev 1e wet van Newton uit wat er juist ge-
x
tsing. beurt = een
ax bij (2)
whiplash.
d Δt
pafstand.
en snel-
33. De
Angegevens
fietst vaninvullen in (1)
Gent naar geeft
Aalst (25,0 km) met een
m/h. snelheid van 20,0 km/h. Tien minuten daarna ver-
0 m/s + 72,2 m/s
trekt80Pieter
m = uit Aalst naar Gent· Δtaan 15,0 km/h. Waar
2
en wanneer ontmoeten ze elkaar?
plus de Daaruit volgt Δt = 2,22 s
72,2 m/s – 0 m/s
d Invullen in (2) geeft ax = = 32,5 m/s2
2,22 s
pafstand. 5/08/15 11:21

5/08/15 11:21
Met een reactietijd 1,00 s is en de versnelling 6,00 m/s .
snelheid van 260 km/h bereikt.
put. Na
. 28. Het is mistig en de zichtbaarheid is 50 m. Je
p is18de] Oplossingen
reactietijd is 1,0 s. Hoe groot mag je maximale
Met
t een snelheid zijn? (versnelling 6,0 m/s2)
put. Na
5 s een
p is de 29. Bereken de afgelegde weg als je versnelt van
de ver-
s. 60,0 km/h naar 80,0 km/h in 3,0 s.

5 s een 30. Op een vliegdekschip helpt een stoomkatapult


stand
des].ver- straaljagers voldoende te versnellen bij de start.
n wordt
al
seconde. Bereken de versnelling als een F14 op 80 m een
snelheid van 260 km/h bereikt.
stand
.ij een
n wordt
aardoor
seconde.
Met
6.2 lb 6.1 lb
g eneende 31. Zoek voorbeelden die de eerste wet van Newton
HOOFDSTUK 3 HOOFDSTUK 3

blz 102 85
put. Na illustreren. oef 31 29
pijiseen
de
aardoor
ver- 32. Leg met de 1e wet van Newton uit wat er juist ge-

g en de 31. Zoek voorbeelden die de eerste wet van Newton
tsing. beurt bij een whiplash.
5 s een illustreren.
de
en ver-
snel- 33. An fietst van Gent naar Aalst (25,0 km) met een 6.2 lb 6.1 lb
ver- 32. Leg met de 1e wet van Newton uit wat er juist ge- blz 102 85
m/h. snelheid van 20,0 km/h. Tien minuten daarna ver-
tsing. beurt bij een whiplash. oef 32 30
trekt Pieter uit Aalst naar Gent aan 15,0 km/h. Waar
stand en wanneer ontmoeten ze elkaar?
enwordt
snel-
nplus 33. An fietst van Gent naar Aalst (25,0 km) met een

de
m/h.
seconde. snelheid van 20,0 km/h. Tien minuten daarna ver-
trekt Pieter uit Aalst naar Gent aan 15,0 km/h. Waar
d
ijpafstand.
een en wanneer ontmoeten ze elkaar?
plus de
aardoor
g en de 31. Zoek voorbeelden die de eerste wet van Newton
HOOFDSTUK 3

d illustreren.
pafstand.
ver- 32. Leg met de 1e wet van Newton uit wat er juist ge-
tsing. beurt bij een whiplash.

5/08/15 11:21 6.2 lb 6.1 lb


en snel- 33. An fietst van Gent naar Aalst (25,0 km) met een
blz 102 85
m/h. snelheid van 20,0 km/h. Tien minuten daarna ver- oef 33 31
trekt Pieter uit Aalst naar Gent aan 15,0 km/h. Waar
en wanneer ontmoeten ze elkaar? 5/08/15 11:21
plus de
We kiezen de x-as zoals in de figuur:
d
G 20,0 km/h A
pafstand. x
0 –15,0 km/h 25,0 km
10 min

De bewegingen zijn eenparig, dus x(t) = xo + vx · (t - to)


ik: x(t) = 0 m + 5,56 m/s · (t – 0 s)
Pieter: x(t) = 250 · 103 m – 4,17 m/s · (t – 600 s)
5/08/15 11:21

De plaats en het tijdstip van ontmoeting zijn resp. xontm en tontm:


xontm = 5,56 m/s · tontm
xontm = 250 · 103 m – 4,17 m/s · (tontm – 600 s)

Je kunt dit stelsel wiskundig of grafisch oplossen. Je vindt dan


tontm = 2826 s = 47,1 min
xontm = 15 715 m = 15,7 km
19
103

6.2 lb 6.1 lb
HOOFDSTUK 4

34. Bepaal telkens de x- en de y-component, de som


y en het sca- 39.blzWelke
103 grafieken
85 zijn onmogelijk? Verklaar.
lair product van de vectoren. a)
oef
a (10) y34 32 b) y
a) y b) y
a) y

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


a (10) 115°

KI N E M AT I CA E N DYN AMI CA
b (15)
30°
x t
b (10) x t
c) y d) y
c) y d) y
x x

b)
y
a (10) t x
t x

(10) 40. Teken voor elk geval de verplaatsingvector, bepaal het


115°
b (15) teken van ∆x en ∆y en duid de afgelegde weg aan.
30° a) y b) y
)

x x
x x
35. Bepaal het scalair product van de vectoren
a)
a) (3; -2) en (0; 3)
→ c) y d) y
a ax = 10 ay = 0
b) (5; 2) en (-1; -4)

b bx = -8,7 by = +5,0
36. →
Bepaal
→ de hoek tussen
→ → de vectoren→(2;→-3) en (5; -10).
a+b (a + b )x = 1,3 (a + b )y = 5,0 grootte van de somvector = 5,2
37. Bepaal

telkens de→x- en de y-component van de vector. x x
→ a · b = a · b · cos(→
a, b ) = 10 · 10 · cos 150° = -87
a) y b) y c) y
OF
→ →
a · b = ax · bx + ay · by = 10 · (-8,7) + 0 · 5,0 = -87 41. Voor de beweging van een voorwerp geldt
70°
15 x = 3,00 ∙ t2 + 5,00 ∙ t
b) 90°
10 y = 5,00 ∙ t3 + 2,00 ∙ t2 – 10,0 ∙ t + 5,00
→ 10
130°
a ax = 10 ay = 0 a) Teken de baan van het voorwerp tussen 0 s en
→ 1,00 s.
b x bx = -6,3 by x= -13,6 x b) Bepaal de positie van het systeem op t = 0,300 s
→ → →

a+b (→
a + b ) = 3,7 (→ a + b )y = -13,6 grootte van de somvectoren= op t = 0,800 s.
14,1  
d) y e) y x f) y c) Bepaal de snelheid v en de versnelling a op die


a · b = a · b · cos(→

a, b ) = 10 · 15 · cos 115° = -63 ogenblikken en teken die vectoren in de punten.
180°
OF d) Bepaal at, an en ρ voor die ogenblikken.
→ → 15
a · b = a10x · bx + ay · by = 10 · (-6,3) + 0 · (-13,6) = 15
-63
110° 45°

x x x

38. Teken de volgende vectoren en bepaal telkens de grootte


(grafisch en met de formule).
a) (-3; 5) b) (2; 0) c) (3; -2)
x x
30°

KI N E MAT I CA E N DYN
KI N
x t
b) b (10) x t
20 ] Oplossingen
y c) y d) y
a (10) c) y d) y
x x t x
t x
b)
(10) 40. Teken voor elk geval de verplaatsingvector, bepaal het
115°
y b (15) teken van ∆x en ∆y en duid de afgelegde weg aan.
HOOFDSTUK 4

30° 34. Bepaal telkens de x- en de y-component,


a (10) de som
y en het sca- 39. Welke grafieken zijn onmogelijk?
t b) y Verklaar. x
a) y
lair product van de vectoren. a) y t b) y x
) a (10)
a) y b) y
(10) a) y 40. Teken voor elk geval de verplaatsingvector, bepaal het
115°
b (15) teken van ∆x en ∆y en duid de afgelegde weg aan.
x a (10) x 115°

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


30° b (15) a) y b) y
x x
) 30° van de vectoren
35. Bepaal het scalair product
6.2 lb 6.1 lb
blz 103 85 x t
a) (3; -2) en b (10)
(0; 3) c)
oef y 35 33 x d) y t
b) (5; 2) en (-1; -4)
x x c) y d) y
c) y d) y

36. Bepaal
a) = ax · bx + ay · by = 3 · 0 + (-2) x· 3-3)
→ hoek tussen de vectoren (2;
a · bde en (5; -10).
= -6 xx x
35. Bepaal
→ →het scalair product van de vectoren
b) a · b = ax · bx + ay · by = 5 · (-1) + (-1) · (-4) = -1
a) (3; -2) en (0; 3)
37. b)
Bepaal telkens de x- en de y-component van de vector. c) y x d) y x
b) (5; 2) en (-1; -4)
a) y y b) y c) y
a (10) 6.2 lb 6.1 lb t x
36. Bepaal de hoek tussen de vectoren (2; -3) en (5; -10). t voorwerp geldt x
41.blzVoor de beweging van een
103
15 oef x36 2
70° de x- en de y-component
= 3,00 ∙ t + 5,00 ∙ t
37. Bepaal telkens 90° van de vector. 40. Tekeny = voor
5,00elk
∙ t3 geval x ∙ tverplaatsingvector,
+ 2,00de 2
– 10,0 ∙ t + 5,00 bepaal x het
(10) → → 115° 10
· by =y 2 · 5 + (-3) · (-10)c)=y40 130° (1)
aa)· by= a10x · bx +ba(15)
y b)
teken vande
a) Teken ∆xbaan
en ∆yvanen het
duidvoorwerp
de afgelegde weg
tussen 0 saan.
en
30° → →
→ a · b = a · b · cos(→ a, b ) a) y1,00 s. b) y
) 41. Voor de beweging van een voorwerp geldt
a = ax + ay = 2 2 + (–3) 2 = 3,6x
2 2x x b) Bepaal de positie van het systeem op t = 0,300 s
270° 2
15 x = 3,00 ∙ t2 + 5,00 ∙ t
2
b = bx + by = 5 + (–10) 90° 2
= 11,2 en op t = 0,800
3 s. 2
d)→y e)→ y f) → y 10 y = 5,00 ∙ t + 2,00 ∙ t – 10,0 ∙ t + 5,00 
a · b = a10· b · cos(a, b ) = 3,6 · 11,2 · cos(→
→ → a, b ) 130° (2) c) Bepaal de snelheid v en de versnelling a op die
x x a) Teken de baan van het voorwerp tussen 0 s en
ogenblikken en teken die vectoren in de punten.
180° 1,00 s.
Uit (1) en (2) volgtx x x
d) Bepaal at, an en ρxvoor die ogenblikken. x
35. Bepaal het scalair product
→ 15van de vectoren b) Bepaal de positie van het systeem op t = 0,300 s
3,610· 11,2 · cos(→
a + b )= 40 en op t = 0,800 s.
a) (3; -2) → en (0; 3) 45° 15
c) y  d) y 
d)b)y(5; a, b110°
cos(2)→ )= (-1;y -4)
en 0,992
e) f) y c) Bepaal de snelheid v en de versnelling a op die

(→ a, b ) = 7,2 ° ogenblikken en teken die vectoren in de punten.
x x 180° x
36. Bepaal de hoek tussen de vectoren (2; -3) en (5; -10). d) Bepaal at, an en ρ voor die ogenblikken.
15
38. Teken10de volgende vectoren en bepaal telkens 15 de grootte
37. (grafisch 110°
Bepaal telkens 45° 6.2 lb 6.1 lb
x x
en metdedex-formule).
en de y-component van de vector.
blz 103 85
a) ya) (-3; 5) b)b)y (2; 0) c) y-2)
c) (3; oef 37 34
x x x
41. Voor de beweging van een voorwerp geldt
38. Teken de volgende vectoren
15 en bepaal telkens de grootte x = 3,00 ∙ t2 + 5,00 ∙ t
70°
(grafisch en met de formule). 90° 10 y = 5,00 ∙ t3 + 2,00 ∙ t2 – 10,0 ∙ t + 5,00
a)10(-3; 5) b) (2; 0) c) (3; -2) 130° a) Teken de baan van het voorwerp tussen 0 s en
Interactie_6.2_Lb.indb 103 5/08/15 11:2
1,00 s.
x x x b) Bepaal de positie van het systeem op t = 0,300 s
en op t = 0,800 s.
d) y e) y f) y  
c) Bepaal de snelheid v en de versnelling a op die
Interactie_6.2_Lb.indb 103
ogenblikken en teken die vectoren in de punten. 5/08/15 11:2
180°
d) Bepaal at, an en ρ voor die ogenblikken.
15
10
15
110° 45°

x x x

38. Teken de volgende vectoren en bepaal telkens de grootte


x-comp y-comp
(grafisch en met de formule).
a) a) (-3;3,4
5) b)-9,4
(2; 0) c) (3; -2)
b) 0 15
c) 6,4 -7,7
d) -3,4 -9,4
e) -10,6 -10,6
Interactie_6.2_Lb.indb 103 5/08/15 11:2
f) -15 0
41. Voor de beweging van een voorwerp geldt
70°
15 x = 3,00 ∙ t2 + 5,00 ∙ t
90° 21
10 y = 5,00 ∙ t3 + 2,00 ∙ t2 – 10,0 ∙ t + 5,00
10
130°
a) Teken de baan van het voorwerp tussen 0 s en
1,00 s.
x x x b) Bepaal de positie van het systeem op t = 0,300 s
en op t = 0,800 s.
d) y e) y f) y  
c) Bepaal de snelheid v en de versnelling a op die
ogenblikken en teken die vectoren in de punten.
180°
d) Bepaal at, an en ρ voor die ogenblikken.
15
10
15
110° 45°

x x x
6.2 lb 6.1 lb
38. Teken de volgende vectoren en bepaal telkens de grootte blz 103 85
(grafisch en met de formule). oef 38 35
a) (-3; 5) b) (2; 0) c) (3; -2)

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


y y y

Interactie_6.2_Lb.indb 103 5/08/15 11:2

5
3

-2
2
103
-3

x x x

ax2 + ay2 = _- 3i + 5 2 = 5,8


2
a) grootte =

b) grootte = ax2 + ay2 = 2 2 + 0 2 = 2

c) grootte = ax2 + ay2 = 3 2 + _- 2i2 = 3,6

6.2 lb 6.1 lb
het sca- 39. Welke grafieken zijn onmogelijk? Verklaar.
blz 103 85
a) y
a (10) b) y oef 39 36
a) y b) y

115°
b (15)

x t
x t
c) y d) y
c) y d) y
x

t x
t x


40. b)Teken
Eenvoor
systeem kan de
elk geval opverplaatsingvector,
één ogenblik niet op tweehet
bepaal verschillende posities zijn.
teken van ∆x en ∆y en duid de afgelegde weg aan.
c) vy = dy/dt = ∞
a) y b) y

x x

c) y d) y
103

22 ] Oplossingen
115°

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


b (15)

x t
x t
c) y d) y
c) y d) y
x

t x
om
y en het sca- 39. Welke grafieken zijn t onmogelijk? Verklaar. x
a) y
a (10) b) y
voory elk geval de verplaatsingvector,
40. Teken a) y
b)bepaal het 6.2 lb 6.1 lb
blz 103 86
teken van ∆x en ∆y en duid de afgelegde weg aan. oef 40 37
a) y b) y
115°

KI N E M AT I CA E N DYN AMI CA
b (15)

x t
x t
c) y x d) y x
c) y d) y
x
c) y d) y

0).
t x
t x
tor. x x
40. Teken voor elk geval de verplaatsingvector, bepaal het
teken van ∆x en ∆y en duid de afgelegde weg aan.

41. Voor a)
de beweging van een voorwerp geldt
y b) y
x = 3,00 ∙ t2 + 5,00 ∙ t
10 y = 5,00 ∙ t3 + 2,00 ∙ t2 – 10,0 ∙ t + 5,00
→ ∆s 0 s ∆ →
a) Teken de baan∆vanr het voorwerp tussen enr
x 1,00 s. ∆s
x b) Bepaal de positie van het x systeem op t = 0,300 s x
en op t = 0,800 s.
 
c) Bepaal de snelheid v en de versnelling a op die
c) y d) y
ogenblikken en teken die vectoren in de punten.
180°
d) Bepaal at, an en ρ voor die ogenblikken.
(5; -10). ∆s
∆→r ∆→
r=0
∆s
de vector. x x
x

ootte a) Δx > 0; Δy < 0


41. Voor de beweging van een voorwerp geldt
b) Δx = 0; Δy > 0 2
x = 3,00 ∙ t + 5,00 ∙ t
c) Δx < 0; Δy < 0 3
10 y = 5,00 ∙ t + 2,00 ∙ t2 – 10,0 ∙ t + 5,00
30° d) Δx = 0; Δy = 0
a) Teken de baan van het voorwerp tussen 0 s en
1,00 s.
x b) Bepaal de positie van het systeem op t = 0,300 s
en op t = 0,800 s.
 
c) Bepaal de snelheid v en de versnelling a op die5/08/15 11:21
ogenblikken en teken die vectoren in de punten.
180°
d) Bepaal at, an en ρ voor die ogenblikken.

15

de grootte
a) y b) y

23

x x

c) y d) y

0).

tor. x x

6.2 lb 6.1 lb
41. Voor de beweging van een voorwerp geldt blz 103 86
x = 3,00 ∙ t2 + 5,00 ∙ t oef 41 38
10 y = 5,00 ∙ t3 + 2,00 ∙ t2 – 10,0 ∙ t + 5,00
a) Teken de baan van het voorwerp tussen 0 s en
1,00 s.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


x b) Bepaal de positie van het systeem op t = 0,300 s
en op t = 0,800 s.
 
c) Bepaal de snelheid v en de versnelling a op die
ogenblikken en teken die vectoren in de punten.
180°
d) Bepaal at, an en ρ voor die ogenblikken.


a) Gebruik een rekenprogramma zoals Excel, een grafisch rekentoestel om de baan te verkrijgen, of teken de baan op
x mm-papier.
Op de cd-rom vind je het Excel-bestand baan.xls en het Word-bestand baan.doc dat je daarvoor kunt gebruiken.
ootte

5/08/15 11:21

b)
0,30 s 0,80 s
x (m) 1,77 5,92
y (m) 2,32 0,84
r (m) 2,92 5,98
24 ] Oplossingen

c)
0,30 s 0,80 s
vx(t) = dx/dt = 6,00 t + 5,00 (m/s) 6,80 9,80
vy(t) = dy/dt = 15,0 t2² + 4,00 t – 10,0 (m/s) -7,45 2,80

v(t) = v x2 + v y2 (m/s) 10,1 10,2

0,30 s 0,80 s
ax(t) = dvx  /dt = 6,00 (m/s2) 6,00 6,00
ay(t) = dvy /dt = 30,0 t² + 4,00 t (m/s2) 13,0 28,0

a(t) = ax2 + ay2 (m/s2) 14,3 28,6



a
a

0,30 s


v

0,80 s

v

1 cm → 2 m/s

1 cm → 4 m/s2
25

ax · vx + ay · vy
d) at kan grafisch bepaald worden of met de formule at =
v
an kan grafisch bepaald worden of met de formule an = a 2 – a t2
ρ ρ volgt uit de formule an = v 2/ρ

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


104 ] Kinematica en dynamica 0,30 s 0,80 s
at (m/s )2
-5,55 (vertraagt) 13,5 (versnelt)
an (m/s2) 13,2 25,2
ρ (m) 7,73 4,13

→ →
Of het voorwerp versnelt of vertraagt, kun je grafisch gemakkelijk zien: als de hoek tussen v en a kleiner is dan 90°, is at
positief en versnelt het voorwerp; als de hoek groter is dan 90° vertraagt het voorwerp.

6.2 lb 6.1 lb
42. Bespreek volgende formules. Is de formule altijd, soms of 49. De maan voert bij benadering een ECB uit rond de
blz 104
nooit waar? Verklaar. oefaarde.
42 Bereken de grootte van de snelheid en de
versnelling van de maan.
dv
a) at =
dt
50. De aarde draait in een dag rond haar as.
b) a = an a) Bereken de hoeksnelheid van de aarde, waarbij je
c) a = at (kromlijnige beweging) aanneemt dat een dag gelijk is aan 24 h.
b) Zoek, bv. op internet, het verschil tussen een
d) a = at + an (at ≠ 0 en an ≠ 0) siderische dag en een zonnedag. Bereken de
hoeksnelheid van de aarde, waarbij je de correcte
e) ax = ax,g daglengte gebruikt.
∆v
f) ag = (ECB) 51. Iedereen op aarde voert een ECB uit omdat de aarde
∆t
rond haar as draait. Kabila zit op de evenaar; Bart
43. Een voorwerp beschrijft een kromlijnige baan. In een punt P
zit in Brussel op 51° NB. Bereken de hoeksnelheid,
a)is dealtijd
versnelling a = 20 m/s2.
(eigenschap) de grootte van de snelheid en de versnelling voor
Welke van de volgende combinaties zijn dan mogelijk? beide.
b) soms: a = 2a t2 + a n2 , dus als at gelijk is2aan nul, is a = an
a) an = -10 m/s en at = 30 m/s
c)b) anooit:
n = -10 a =m/s2a t2 + aen
2
n
en bijaeen m/s2 beweging is an niet gelijk
kromlijnige
t = 17,3 aan nul de frequentie waarmee je een bol aan een
52. Bereken
2 2
d)c) anooit,
n = +10 m/sa = aen
want 2
+ a n2 at = 10 m/s 2 touw met lengte 1,50 m horizontaal moet rondzwie-
d) an = +10 m/s2 en
t
at = -17,3 m/s ren zodat de bol een centripetale versnelling zou
e) soms (bij een EVB) hebben gelijk aan 9,81 m/s2.
f) 

44. De oprit Δ v
ag = van,de E17daaruit
maar in Burcht
volgt heeft
nieteen Δv
datkromtestraal
ag = : bijvan
een ECB is v constant en is Δv = 0, maar de gemiddelde versnelling
Δt Δt
190 m. Bereken de snelheid waarmee de bocht kan genomen → 53. Bereken de centripetale kracht op de aarde in haar
bij een ECB is over het algemeen niet nul (richting van v verandert!). Enkel als de snelheidsvector op t1 en t2 samenvalt
worden als de centripetale versnelling van een wagen baan rond de zon.
(dan2 is
8,0 m/s magΔt zijn.
gelijk aan één of meerdere periodes T), is ag = 0. Het antwoord is dus ‘soms’.
54. Bij het hamerslingeren wordt een bol met massa
45. De verplaatsing in een tijdsinterval kan 7,260 kg rondgezwierd. Bereken de kracht die de
a) groter zijn dan de afgelegde weg in dat tijdsinterval atleet moet uitoefenen op de kabel als de hamer
b) gelijk zijn aan de afgelegde weg in dat tijdsinterval een ECB beschrijft in een horizontaal vlak met straal
c) kleiner zijn dan de afgelegde weg in dat tijdsinterval 1,20 m en periode 0,85 s.

46. Zoek voorbeelden die de tweede wet van Newton illustreren. 55. a) In de film Point Break duikt een parachutist in
HOOFDSTUK 5

a) Beschrijf de situatie. vrije val achter iemand aan. Hoe kan hij ervoor
b) Welke krachten werken er op het systeem? zorgen dat hij de andere inhaalt?
c) Is er een resulterende kracht? b) Wat valt in vacuüm het snelst: een loden bol of
d) Wat is het effect van de resulterende kracht? een rubberen bol met dezelfde grootte?
42. Bespreek volgende formules. Is de formule altijd, soms of 49. De maan voert bij benadering een ECB uit rond de
nooit waar? Verklaar.
26 ] Oplossingen aarde. Bereken de grootte van de snelheid en de
versnelling van de maan.
dv
a) at =
dt
50. De aarde draait in een dag rond haar as.
b) a en
104 ] Kinematica
= andynamica
42. Bespreek volgende formules. Is de formule altijd, soms of a) Bereken
49. De maan voert de hoeksnelheid
bij benaderingvan eendeECB
aarde, waarbij
uit rond de je
nooit
c) a =waar?
at Verklaar. (kromlijnige beweging) aanneemt dat een dag gelijk is aan
aarde. Bereken de grootte van de snelheid en de 24 h.
b) Zoek, bv.van
versnelling op internet,
de maan. het verschil tussen een
d) dv
a) aat == at + an (at ≠ 0 en an ≠ 0) siderische dag en een zonnedag. Bereken de
dt
50. De hoeksnelheid
aarde draait invan eendedag
aarde,
rondwaarbij
haar as.je de correcte
b) ax==aanx,g
e) daglengte gebruikt.
a) Bereken de hoeksnelheid van de aarde, waarbij je
c) a = a∆v (kromlijnige beweging) aanneemt dat een dag gelijk is aan 24 h.
f) ag = t (ECB) 51. Iedereen
b) Zoek, bv. op opaarde voert een
internet, het ECB uit omdat
verschil tussende eenaarde
∆t
d) a = at + an (at ≠ 0 en an ≠ 0) rond haar
siderische as draait. Kabila zit op de evenaar;
dag en een zonnedag. Bereken de Bart
6.2 lb 6.1 lb
43. Een voorwerp beschrijft een kromlijnige baan. In een punt P zit
blz
in Brussel
hoeksnelheid
104 86
op van
51° de
NB.aarde,
Bereken de hoeksnelheid,
waarbij je de correcte
is
e) de
ax versnelling
= ax,g a = 20 m/s2. de grootte
oef daglengte
43 van de
39 gebruikt.snelheid en de versnelling voor
Welke van de volgende combinaties zijn dan mogelijk? beide.
∆v
a) aagn == -10 m/s2
f) en
(ECB) at = 30 m/s2 51. Iedereen op aarde voert een ECB uit omdat de aarde
42. b)
Bespreek ∆tvolgende 2 formules. Is de formule altijd, soms of 49.
an = -10 m/s en at = 17,3 m/s2 52. De maan voert bij benadering
Bereken
rond haardeasfrequentie waarmee
draait. Kabila
een ECB uit
zit opjedeeen bol rond
evenaar;
de
aanBart
een
nooit waar? Verklaar.
2 2 aarde.
touw Bereken de grootte van de snelheid en de
c) avoorwerp
43. Een n = +10 m/s beschrijfteneen kromlijnige
at = 10 m/s baan. In een punt P zit in met lengte
Brussel 1,50NB.
op 51° m horizontaal
Bereken demoet rondzwie-
hoeksnelheid,
d) de = dv 2
+10 m/s a = 20en 2 versnelling
rengrootte
zodat de van de
boldeeenmaan.
centripetale versnelling voor
zou
is an versnelling m/s . at = -17,3 m/s
2
de van snelheid en de versnelling
a) at = hebben gelijk aan 9,81 m/s2.
Welke van dt de volgende combinaties zijn dan mogelijk? beide.
44. a)
De aoprit van m/s
de E17
2 in en
Burcht heeft een kromtestraal
2 van 50. De aarde draait in een dag rond haar as.
d)190 an= aan-10
b)want =
is altijd positief en a
at = 30
= a 2 m/s2
+ a . 2 kan genomen a) Bereken de hoeksnelheid vanopdedeaarde, waarbij je
b) anm.=Bereken
n-10 m/s de snelheid
2
en waarmee t de m/s
at = 17,3 bocht
n 53.
52. Bereken de centripetale kracht
frequentie waarmee je eenaarde
bol aanin haar
een
worden aanneemt dat een dag gelijk is aan 24 h.
c) an= =aals
t+10de centripetale
m/s 2
en versnelling
(kromlijnige 10 van
m/s2een wagen
at = beweging) baan
touw rond de zon.1,50 m horizontaal moet rondzwie-
met lengte
8,0am/s 2
magm/szijn.
2 b) Zoek, bv. op internet, het verschil tussen een
d) = +10 en a = -17,3 m/s2 ren zodat de bol een centripetale versnelling zou
d) an= at + an (at ≠ 0 ent an ≠ 0) siderische dag en een zonnedag. Bereken de
54. Bij het hamerslingeren
hebben gelijk aan 9,81 wordtm/s2. een bol met massa
45. De
De oprit
verplaatsing in een tijdsinterval hoeksnelheid
6.2 lb 6.1 lb van de aarde, waarbij je dediecorrecte
44. van de E17 in Burcht heeft kan
een kromtestraal van 7,260 kg rondgezwierd. Bereken de kracht
blz daglengte 86 gebruikt.
de
e) x = ax,g
a) agroter zijn dan
104
190 m. Bereken dede afgelegde
snelheid weg indedat
waarmee tijdsinterval
bocht kan genomen atleet
53.oefBereken
44
moet
de40
uitoefenen
centripetale op de
kracht kabel
op als
de de
aarde hamer
in haar
b) gelijk∆v
worden zijn
als deaan de afgelegde
centripetale weg in dat
versnelling vantijdsinterval
een wagen een ECB
baan rond beschrijft
de zon. in een horizontaal vlak met straal
f)
c) akleiner (ECB)
g = 2 zijn dan de afgelegde weg in dat tijdsinterval 51. 1,20
Iedereen
m enop aarde voert
periode 0,85 s.een ECB uit omdat de aarde
8,0 m/s ∆tmag zijn.
rond haar as draait. Kabila zit op de evenaar; Bart
54. Bij het hamerslingeren wordt een bol met massa
43.
46. WeEen
Zoek voorwerp
voorbeelden beschrijft
die de een kromlijnige
tweede wetkanvanbaan.
Newton In illustreren.
een punt P zit In
55. 7,260
a) in Brussel
de op 51° NB. duikt
Bereken de hoeksnelheid,
45. De verplaatsing
aan datinade een tijdsinterval kg film Point
rondgezwierd. Break Bereken eendeparachutist
kracht die de in
HOOFDSTUK 5

is nemen
de versnelling = wagen
20 m/s een
2
. ECB uitvoert. de grootte van de snelheid en de versnelling voor
Voora) groter
a) Beschrijf
de van zijndedan
versnelling situatie.
de afgelegde weg in dat tijdsinterval
geldt vrijemoet
atleet val achter iemand
uitoefenen op aan. Hoe als
de kabel kandehijhamer
ervoor
Welke
b) Welke de volgende
krachten combinaties zijn dan mogelijk? beide.
b) gelijk
a) aa ==ω-10· rm/s zijn
2
= v2 /r en er opaweg
aan 2 dewerken
afgelegde het in
= 30
systeem?
dat tijdsinterval
m/s 2 eenzorgen dat hij de
ECB beschrijft in andere inhaalt? vlak met straal
een horizontaal
enb) c)dus
c) Is er eenzijn
n
kleiner resulterende
dan kracht? t
2 de afgelegde weg in dat tijdsinterval
b) Wat
1,20 m valt in vacuüm
en periode 0,85het
s. snelst: een loden bol of
n2 =is-10
d) aWat het m/s
effect vanende resulterende m/s2
at = 17,3 kracht? 52. Bereken de frequentie
een rubberen bol metwaarmee
dezelfde je grootte?
een bol aan een
c) v =
 a
a = +10 m/s2 · r 2
en at =2 102 m/s 2
touw met lengte 1,50 m horizontaal moet rondzwie-
46. Zoekn voorbeelden
= 8,0 m/s 2· die
190 de
m tweede
= 15 · 10wetmvan/s 2 Newton illustreren. 55. a) In de film Point Break duikt een parachutist in
6 5

2
47. d) n = +10 m/s autootje
EenaBeschrijf en metatmassa = -17,3 2,6m/s ren zodat de bolbaleen centripetale versnelling zou
HOOFDSTUK

a) radiogestuurd de situatie. kg beschrijft een 56. Jan gooit


vrije valeen
achter omhoog.
iemand aan.De bal
2 Hoebereikt
kan hijeen hoog-
ervoor
hebben gelijk aan 9,81 m/s .
HOOFDSTUK

De kromlijnige
b) Welke krachten
snelheid vbaan.
is Tussen
werkende erogenblikken
op het systeem? 0 s en 2,0 s wordt te van
zorgen10 m.datHoe groot
hij de was zijn
andere beginsnelheid?
inhaalt?
44. Dede oprit van de
beweging E17 in Burcht
beschreven 1door
heeft een kromtestraal van
c) Is er een resulterende
v = 39 m/s (= 14 · 10 km/h) kracht? b) Wat valt in vacuüm het snelst: een loden bol of
190x m.
= 4,00Bereken 3 de snelheid
t2 +de24,0waarmee de bocht kan genomen 53.
57. Bereken
Wout deuitcentripetale kracht5,00op de aarde in Be-haar
d) Wat – 18,0
is hett effect van t
resulterende kracht? eenvalt
rubberen eenbolboommetvanaf m hoogte.
dezelfde grootte?
worden
y = 1,00 als de
t2 centripetale versnelling van een wagen
+ 5,00 t baan rond de zon.
reken de snelheid waarmee hij op de aarde terecht
2
8,0 m/s metmag zijn. rekentoestel of met je pc de grafiek
47. Maak
Een radiogestuurdje grafisch autootje met massa 2,6 kg beschrijft een 56. komt.
Jan gooit een bal omhoog. De bal bereikt een hoog-
HOOFDSTUK 6

van de baanbaan. en bepaal voor 54. Bij het hamerslingeren wordt een bol met massa
kromlijnige Tussen de het ogenblik 1,30
ogenblikken 0 s ens:2,0 s wordt te van
6.2 lb106.1
m.lbHoe groot was zijn beginsnelheid?
45. De Fverplaatsing
, F , F, F , F in. een tijdsinterval kan 7,260 kg rondgezwierd. Bereken de kracht die de
de beweging
x y tbeschreven
n door blz 104 86
a) groter zijn3 dan de afgelegde weg in dat tijdsinterval atleet moet uitoefenen op de kabel als de hamer
x = 4,00 t – 18,0 t2 + 24,0 t 57.oefWout45valt uit
41 een boom vanaf 5,00 m hoogte. Be-
b) gelijk
48. Eeny paardenmolenzijn aan de afgelegde
heeft weg in dat tijdsinterval een ECB beschrijft in een horizontaal vlak met straal
= 1,00 t2 + 5,00 t diameter 12,0 m en draait 8,0 reken de snelheid waarmee hij op de aarde terecht
c) kleiner
toerenmet zijn
perjeminuut. dan de afgelegde weg in dat tijdsinterval 1,20 m en periode 0,85 s.
Maak grafisch rekentoestel of met je pc de grafiek komt.
Koendezitbaan
van op 2,0 en mbepaal
van hetvoormiddelpunt
het ogenblik en Sofie
1,30op s: 4,0 m.
46. Bepaal
Zoek voorbeelden die deals
tweede wet van Newton illustreren. 55. a) In de film Point Break duikt een parachutist in
HOOFDSTUK 5

zowel
Fx, Fy, F, Ft, Fn. voor Koen voor Sofie de hoeksnelheid, de
a) Beschrijf de situatie.
grootte van de snelheid en de versnelling. vrije val achter iemand aan. Hoe kan hij ervoor
b) Welke krachten werken er op het systeem? zorgen dat hij de andere inhaalt?
48. Een paardenmolen heeft diameter 12,0 m en draait 8,0
c) Is er een resulterende kracht? b) Wat valt in vacuüm het snelst: een loden bol of
toeren per minuut.
d) Wat is het effect van de resulterende kracht? een rubberen bol met dezelfde grootte?
Koen zit op 2,0 m van het middelpunt en Sofie op 4,0 m.
Bepaal zowel voor Koen als voor Sofie de hoeksnelheid, de
47. Een radiogestuurd autootje met massa 2,6 kg beschrijft een 56. Jan gooit een bal omhoog. De bal bereikt een hoog-
HOOFDSTUK 6

Interactie_6.2_Lb.indb grootte
104
kromlijnige
van de snelheid en de versnelling.
baan. Tussen de ogenblikken 0 s en 2,0 s wordt te van 10 m. Hoe groot was zijn beginsnelheid? 5/08/15 11:2

de beweging beschreven door


x = 4,00 t3 – 18,0 t2 + 24,0 t 57. Wout valt uit een boom vanaf 5,00 m hoogte. Be-
y = 1,00 t2 + 5,00 t reken de snelheid waarmee hij op de aarde terecht
Maak met je grafisch rekentoestel of met je pc de grafiek komt.
Interactie_6.2_Lb.indb van
104 de baan en bepaal voor het ogenblik 1,30 s: 5/08/15 11:2

Fx, Fy, F, Ft, Fn.

48. Een paardenmolen heeft diameter 12,0 m en draait 8,0


toeren per minuut.
Koen zit op 2,0 m van het middelpunt en Sofie op 4,0 m.
Bepaal zowel voor Koen als voor Sofie de hoeksnelheid, de
a) an = -10 m/s2 en at = 30 m/s2
∆v
b) a = -10 m/s 2
en at = 17,3 m/s2 52. Bereken de frequentie waarmee je een bol aan een
f) ang = (ECB) 51. Iedereen op aarde voert een ECB uit omdat de aarde27
∆t
c) an = +10 m/s 2
en at = 10 m/s2 touw met lengte 1,50 m horizontaal moet rondzwie-
2 rond haar as draait. Kabila zit op de evenaar; Bart
d) an = +10 m/s en at = -17,3 m/s2 ren zodat de bol een centripetale versnelling zou
43. Een voorwerp beschrijft een kromlijnige baan. In een punt P zit in Brussel op 51° NB. Bereken de hoeksnelheid,
hebben gelijk aan 9,81 m/s2.
is de versnelling a = 20 m/s2. de grootte van de snelheid en de versnelling voor
44. De oprit van de E17 in Burcht heeft een kromtestraal van
Welke van de volgende combinaties zijn dan mogelijk? beide.
190 m. Bereken de snelheid waarmee de bocht kan genomen 53. Bereken de centripetale kracht op de aarde in haar
a) an = -10 m/s2 en at = 30 m/s2
worden als de centripetale
2 versnelling van een
2 wagen baan rond de zon.
b) an =2-10 m/s en at = 17,3 m/s 52. Bereken de frequentie waarmee je een bol aan een
8,0 m/s mag zijn.
c) an = +10 m/s2 en at = 10 m/s2 touw met lengte 1,50 m horizontaal moet rondzwie-
2 54. Bij het hamerslingeren wordt een bol met massa
d) an = +10 m/s en at = -17,3 m/s2 ren zodat de bol een centripetale versnelling zou
45. De verplaatsing in een tijdsinterval kan 7,260 kg rondgezwierd. Bereken de kracht die de
hebben gelijk aan 9,81 m/s2.
a) groter zijn dan de afgelegde weg in dat tijdsinterval atleet moet uitoefenen op de kabel als de hamer
44. De oprit van de E17 in Burcht heeft een kromtestraal van
b) gelijk zijn aan de afgelegde weg in dat tijdsinterval een ECB beschrijft in een horizontaal vlak met straal
190 m. Bereken de snelheid waarmee de bocht kan genomen 53. Bereken de centripetale kracht op de aarde in haar
c) kleiner zijn dan de afgelegde weg in dat tijdsinterval 1,20 m en periode 0,85 s.
worden als de centripetale versnelling van een wagen baan rond de zon.
8,0 m/s2 mag zijn. 6.2 lb 6.1 lb
46. Zoek voorbeelden die de tweede wet van Newton illustreren. 55.blza) In
104de film
86 Point Break duikt een parachutist in
HOOFDSTUK 5

54. Bij het hamerslingeren wordt een bol met massa


a) Beschrijf de situatie. oef vrije
46 val42achter iemand aan. Hoe kan hij ervoor
45. De verplaatsing in een tijdsinterval kan 7,260 kg rondgezwierd. Bereken de kracht die de
b) Welke krachten werken er op het systeem? zorgen dat hij de andere inhaalt?
a) groter zijn dan de afgelegde weg in dat tijdsinterval atleet moet uitoefenen op de kabel als de hamer
c) Is er een resulterende kracht? b) Wat valt in vacuüm het snelst: een loden bol of
b) gelijk zijn aan de afgelegde weg in dat tijdsinterval een ECB beschrijft in een horizontaal vlak met straal

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


d) Wat is het effect van de resulterende kracht? een rubberen bol met dezelfde grootte?
c) kleiner zijn dan de afgelegde weg in dat tijdsinterval 1,20 m en periode 0,85 s.
47. Een
a) - radiogestuurd autootje met massa 2,6 kg beschrijft een 56. Jan gooit een bal omhoog. De bal bereikt een hoog-
HOOFDSTUK5 6

46. Zoek voorbeelden die de tweede wet van Newton illustreren. 55. a) In de film Point Break duikt een parachutist in
kromlijnige baan. Tussen de ogenblikken 0 s en 2,0 s wordt te van 10 m. Hoe groot was zijn beginsnelheid?
HOOFDSTUK

b)a)- Beschrijf de situatie. vrije val achter iemand aan. Hoe kan hij ervoor
de beweging beschreven door
c)b)- Welke krachten werken er op het systeem?
3 2 zorgen dat hij de andere inhaalt?
d)c)DexIs=resulterende
4,00 t – 18,0 t +zorgt
kracht
er een resulterende
57. Wout valt uit een boom vanaf 5,00 m hoogte. Be-
24,0 tvoor versnelling, vertraging en/of afbuiging.
kracht? b) Wat valt in vacuüm het snelst: een loden bol of
2
y = 1,00 t + 5,00 t reken de snelheid waarmee hij op de aarde terecht
d) Wat is het effect van de resulterende kracht? een rubberen bol met dezelfde grootte?
Maak met je grafisch rekentoestel of met je pc de grafiek komt.
van de baan en bepaal voor het ogenblik 1,30 s:
47. Een radiogestuurd autootje met massa 2,6 kg beschrijft een 56. Jan6.2gooit
lb 6.1 lb
een bal omhoog. De bal bereikt een hoog-
HOOFDSTUK 6

Fx, Fy, F, Ft, Fn. blz 104 86


kromlijnige baan. Tussen de ogenblikken 0 s en 2,0 s wordt te
oef
van
47
10 m.
43
Hoe groot was zijn beginsnelheid?
de beweging beschreven door
48. Een paardenmolen heeft diameter 12,0 m en draait 8,0
x = 4,00 t3 – 18,0 t2 + 24,0 t 57. Wout valt uit een boom vanaf 5,00 m hoogte. Be-
toeren per minuut.
y = 1,00 t2 + 5,00 t reken de snelheid waarmee hij op de aarde terecht
Koen zit op 2,0 m van het middelpunt en Sofie op 4,0 m.
Maak met je grafisch rekentoestel of met je pc de grafiek komt.
Bepaal zowel voor Koen als voor Sofie de hoeksnelheid, de
van de baan en bepaal voor het ogenblik 1,30 s:
grootte van de snelheid en de versnelling.
Fx, Fy, F, Ft, Fn.

48. InEen
de paardenmolen heeft we
oefening gebruiken diameter 12,0 m Voor
SI-eenheden. en draait 8,0
de eenvoud laten we die weg.
We toeren per eerst
bepalen minuut.
de versnelling en daaruit de kracht.
VoorKoendezitsnelheid
op 2,0 mgeldt
van het middelpunt en Sofie op 4,0 m.
Bepaal
Interactie_6.2_Lb.indb 104 v (t)zowel
x
= dx/dt =
voor 12,0
Koen· als
t2 –voor
36,0Sofie
· t + 24,0
de hoeksnelheid, de 5/08/15 11:2
grootte vy(t)van
= dy/dt = 2,00 ·en
de snelheid t +de5,00
versnelling.

Voor de versnelling geldt


ax(t) = dvx(t) = 24,0 · t – 36,0
ay(t) = 2,00
Interactie_6.2_Lb.indb 104 5/08/15 11:2
Voor t = 1,30 s is
vx = -2,5 ax = -4,8
vy = 8,00 ay = 2,00
v = 8,00 a = 5,2

Voor at geldt
ax · vx + ay · vy
at = = 3,4
v
Voor de kracht geldt
Fx = m · ax = -12
Fy = m · ay = 5,2
F= F x2 + F y2 = 13
Ft = m · at = 8,8
Fn = F 2 + F t2 = 9,6

Op de cd-rom vind je het Excel-bestand baan2.xls en het Word-bestand baan2.doc die de baan tonen. Let op: je moet een
orthonormaal assenstelsel gebruiken als je correcte metingen en constructies op de grafiek wilt uitvoeren!
28 ] Oplossingen

In de volgende figuur zijn voor het ogenblik 1,30 s achtereenvolgens getekend:


· de componenten Fx en Fy

· de kracht F
· de t- en de n-as voor dat punt (de t-as raakt aan de kromme in dat punt en kun je al

schattend tekenen … of teken eerst vanuit de componenten vx en vy de snelheid v.
De raaklijn valt daarmee samen.)
· de componenten Ft en Fn van de kracht.

Als je schuin over het blad kijkt, kun je goed zien dat de snelheid en de t-as raakt aan de baan.

Ft


F
Fy

Fx

Fn
n

1 cm → 2 N
46. Zoek voorbeelden die de tweede wet van Newton illustreren. 55. a) In de film Point Break duikt een parachutist in

HOOFDSTUK
a) Beschrijf de situatie. vrije val achter iemand aan. Hoe kan hij ervoor
b) Welke krachten werken er op het systeem? zorgen dat hij de andere inhaalt? 29
c) Is er een resulterende kracht? b) Wat valt in vacuüm het snelst: een loden bol of
d) Wat is het effect van de resulterende kracht? een rubberen bol met dezelfde grootte?

47. Een radiogestuurd autootje met massa 2,6 kg beschrijft een 56. Jan gooit een bal omhoog. De bal bereikt een hoog-
HOOFDSTUK 6

kromlijnige baan. Tussen de ogenblikken 0 s en 2,0 s wordt te van 10 m. Hoe groot was zijn beginsnelheid?
de beweging beschreven door
x = 4,00 t3 – 18,0 t2 + 24,0 t 57. Wout valt uit een boom vanaf 5,00 m hoogte. Be-
y = 1,00 t2 + 5,00 t reken de snelheid waarmee hij op de aarde terecht
Maak met je grafisch rekentoestel of met je pc de grafiek komt.
van de baan en bepaal voor het ogenblik 1,30 s:
Fx, Fy, F, Ft, Fn.

6.2 lb 6.1 lb
48. Een paardenmolen heeft diameter 12,0 m en draait 8,0
blz 104 86
toeren per minuut. oef 48 44
Koen zit op 2,0 m van het middelpunt en Sofie op 4,0 m.
Bepaal zowel voor Koen als voor Sofie de hoeksnelheid, de
grootte van de snelheid en de versnelling.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


Vermits de paardenmolen in 1 min 8,0 toeren maakt, is de periode
T = 60 s / 8,0 = 7,5 s
De hoeksnelheid is
104 ω = 2 π (rad) / T
Interactie_6.2_Lb.indb 5/08/15 11:2
= 2 π (rad) / 7,5 s = 0,84 (rad)/s

De hoeksnelheid is dezelfde voor Koen en voor Sofie.

De snelheid is
v = ω · r
Voor Koen:
v = 0,84 (rad)/s · 2,0 m = 1,7 m/s
Voor Sofie:
v = 0,84 (rad)/s · 4,0 m = 3,4 m/s

De versnelling is
a = ω2 · r
Voor Koen:
a = [0,84 (rad)/s]2² · 2,0 m = 1,4 m/s
Voor Sofie:
v = [0,84 (rad)/s]2² · 4,0 m = 2,8 m/s

6.2 lb 6.1 lb
ms of 49. De maan voert bij benadering een ECB uit rond de
blz 104 86
aarde. Bereken de grootte van de snelheid en de oef 49 45
versnelling van de maan.


50. We
De berekenen
aarde draait eerst
in eende hoeksnelheid:
dag rond haar as.
ω = 2 πde(rad)
a) Bereken / T
hoeksnelheid van de aarde, waarbij je
aanneemt= 2 π (rad)
dat een/ (2,36 · 106 s)is aan 24 h.
dag gelijk
b) Zoek, = 2,66
bv. op· 10
-6
rad/s het verschil tussen een
internet,
siderische dag en een zonnedag. Bereken de
De snelheid
hoeksnelheid is van de aarde, waarbij je de correcte
daglengte
v = ω · r gebruikt.
= 2,66 · 10-6 rad/s · 3,84 · 108 m
51. Iedereen = 102op ·aarde
101 m/s = 367
voert een· ECB
101 km/h
uit omdat de aarde
rond haar as draait. Kabila zit op de evenaar; Bart
n punt P De
zitversnelling
in Brussel op is 51° NB. Bereken de hoeksnelheid,
a =
 ω 2
· r
de grootte van de snelheid en de versnelling voor
beide. = (2,66 · 10 rad/s) ² · 3,84 · 10 m = 2,72 · 10 m/s ²
-6 2 8 -3 2
k?

52. Bereken de frequentie waarmee je een bol aan een


touw met lengte 1,50 m horizontaal moet rondzwie-
ren zodat de bol een centripetale versnelling zou
hebben gelijk aan 9,81 m/s2.
l van
genomen 53. Bereken de centripetale kracht op de aarde in haar
n baan rond de zon.
30 ] Oplossingen

ms of 49. De maan voert bij benadering een ECB uit rond de


aarde. Bereken de grootte van de snelheid en de
versnelling van de maan.
6.2 lb 6.1 lb
50. De aarde draait in een dag rond haar as.
blz 104 86
a) Bereken de hoeksnelheid van de aarde, waarbij je oef 50 46
aanneemt dat een dag gelijk is aan 24 h.
b) Zoek, bv. op internet, het verschil tussen een
siderische dag en een zonnedag. Bereken de
hoeksnelheid van de aarde, waarbij je de correcte
daglengte gebruikt.

51. a)
Iedereen op aarde voert
De hoeksnelheid is een ECB uit omdat de aarde
rond haar as draait.
ω = 2 π (rad)zit
Kabila / Top de evenaar; Bart
n punt P zit in Brussel op =51°
2 π (rad) / (24 hde0 hoeksnelheid,
NB. Bereken min 0 s)
de grootte van de= snelheid
2 π (rad)en de400
/ 86 versnelling
s voor
k? beide. = 7,272 · 10-5 rad/s


52. b) Een siderische
Bereken dagwaarmee
de frequentie is de tijdsduur
je eenwaarin
bol aandeeen
aarde 1 volledige omwenteling rond haar as maakt.
touw met lengte1 siderische dag = 23 hmoet
1,50 m horizontaal 56 min 4s
rondzwie-
ren zodat de bol een centripetale versnelling zou
hebben Watgelijk
wij een dag
aan m/s2. is een ‘zonnedag’: dat is de tijdsduur waarin de zon terug op dezelfde hoogte boven ons staat.
noemen,
9,81
l van 1 zonnedag = 24 h 0 min 0 s
genomen 53. Bereken de centripetale kracht op de aarde in haar
n baan rond de zon.

54. Bij het hamerslingeren wordt een bol met massa zon
7,260 kg rondgezwierd. Bereken de kracht die de
val atleet moet uitoefenen op de kabel als de hamer
al een ECB beschrijft in een horizontaal vlak met straal
rval 1,20 m en periode 0,85 s.

streren. 55. a) In de film Point Break duikt een parachutist in


vrije val achter iemand aan. Hoe kan hij ervoor
zorgen dat hij de andere inhaalt?
b) Wat valt in vacuüm het snelst: een loden bol of
een rubberen bol met dezelfde grootte?

si
ijft een de
56. Jan gooit een bal omhoog. De bal bereikt een hoog-
r
s wordt te van 10 m. Hoe grootiscwas zijn beginsnelheid?
he
da
'

57. Wout valt uit een boom vanafg5,00 m hoogte. Be-


reken de snelheid waarmee hij op de aarde terecht
afiek komt.
zo
nn
ed
ag
'

8,0

m.
eid, de
De correcte hoeksnelheid van de aarde is dus
ω = 2 π (rad) / T
= 2 π (rad) / (23 h 56 min 4 s)
= 2 π (rad) / 86 164 s
= 7,292 · 10-5 rad/s

5/08/15 11:21
31

ms of 49. De maan voert bij benadering een ECB uit rond de


aarde. Bereken de grootte van de snelheid en de
versnelling van de maan.

50. De aarde draait in een dag rond haar as.


a) Bereken de hoeksnelheid van de aarde, waarbij je
aanneemt dat een dag gelijk is aan 24 h.
b) Zoek, bv. op internet, het verschil tussen een
siderische dag en een zonnedag. Bereken de
hoeksnelheid van de aarde, waarbij je de correcte
daglengte gebruikt.

6.2 lb 6.1 lb
51. Iedereen op aarde voert een ECB uit omdat de aarde
blz 104 86
rond haar as draait. Kabila zit op de evenaar; Bart oef 51 47
n punt P zit in Brussel op 51° NB. Bereken de hoeksnelheid,
de grootte van de snelheid en de versnelling voor

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


k? beide.
r

52. De hoeksnelheid
Bereken is voorwaarmee
de frequentie beiden je een bol aan een
touwωmet = 7,272
lengte· 10 -5
1,50 rad/s
m horizontaal moet rondzwie-
(zie
ren oef.
zodat50de– bol
we rekenen met een zonnedag)
een centripetale versnelling zou
hebben gelijk aan 9,81 m/s2. 51°
l van De snelheid is ra
genomen v = ωde· rcentripetale kracht op de aarde in haar
53. Bereken
n baan rond de zon.
Voor Kabila is de straal r van de cirkel die hij beschrijft, gelijk aan de aardstraal
(we
54. rBij
a hethouden geen rekening
hamerslingeren wordtmet
eendebolafplatting
met massavan de aarde):
7,260v =kg7,272 · 10-5 rad/sBereken
· 6,371 ·de
10kracht
m = 463,3
die dem/s
6
rondgezwierd.
val atleet(=moet
1668uitoefenen
km/h) op de kabel als de hamer
al een ECB beschrijft in een horizontaal vlak met straal
rval Vermits
1,20 m Bart op 51°0,85
en periode NB zit,
s. is de straal van de cirkel die hij beschrijft
r = ra · cos 51° = 6,371 · 106 m · cos 51° = 4,0 · 106 m (= 40 · 102 km)
streren. 55. a) In de film Point Break duikt een parachutist in
Dus vrije val achter iemand aan. Hoe kan hij ervoor
zorgen
v = 7,272
dat ·hij
10de
-5
rad/s · 4,0
andere · 106 m = 29 · 101 m/s (= 10 · 102 km/h)
inhaalt?
b) Wat valt in vacuüm het snelst: een loden bol of
De versnelling
een rubberen is bol met dezelfde grootte?
a = ω2 · r
ijft een Voor Kabila:een bal omhoog. De bal bereikt een hoog-
56. Jan gooit
s wordt a =10(7,272
te van m. Hoe · 10groot
-5
rad/s)
was ²zijn
2
· 6,371 · 106 m = 0,03369 m/s2
beginsnelheid?
Voor Bart:
= (7,272
57. Woutavalt uit een· 10 -5
boom rad/s)²
vanaf· 4,0
5,00· 10
6
m = 0,021
m hoogte. Be-m/s
2

reken de snelheid waarmee hij op de aarde terecht


afiek komt.

8,0

m.
eid, de

5/08/15 11:21
50. De aarde draait in een dag rond haar as.
a) Bereken de hoeksnelheid van de aarde, waarbij je
32 ] Oplossingen
aanneemt dat een dag gelijk is aan 24 h.
b) Zoek, bv. op internet, het verschil tussen een
siderische dag en een zonnedag. Bereken de
hoeksnelheid van de aarde, waarbij je de correcte
daglengte gebruikt.

51. Iedereen op aarde voert een ECB uit omdat de aarde


rond haar as draait. Kabila zit op de evenaar; Bart
n punt P zit in Brussel op 51° NB. Bereken de hoeksnelheid,
de grootte van de snelheid en de versnelling voor
k? of beide.
ms 49. De maan voert bij benadering een ECB uit rond de
aarde. Bereken de grootte van de snelheid en de 6.2 lb 6.1 lb
52. Bereken de frequentie waarmee je een bol aan een
versnelling van de maan. blz 104 86
touw met lengte 1,50 m horizontaal moet rondzwie- oef 52 48
ren zodat de bol een centripetale versnelling zou
50. De aarde draait in een dag rond haar as.
hebben gelijk aan 9,81 m/s2
a) Bereken de hoeksnelheid .van de aarde, waarbij je
l van aanneemt dat een dag gelijk is aan 24 h.
genomen 53. Voor
Bereken de
bv.centripetale
de centripetale
b) Zoek, kracht
versnelling
op internet, op de tussen
geldt
het verschil aarde ineen
haar
n baan arond
= ω 2 de zon.
· r
siderische dag en een zonnedag. Bereken de
hoeksnelheid van de aarde, waarbij je de correcte
54. Invullen
Bij daglengte
het hamerslingeren
van degebruikt.
gegevens: wordt een bol met massa
7,2609,81 kg rondgezwierd.
m/s² = ω2 · 1,50Bereken m de kracht die de
val of
ms atleet
49. Iedereen
51. moet
De maan voert uitoefenen
op aarde op
bij benadering de
voert een ECB kabel
eenuit als
ECB de rond
uit
omdat hamer de
de aarde
al een
Daaruit
aarde.ECB beschrijft
volgt
Bereken de in een
grootte horizontaal
van de
rond haar as draait. Kabila zit op de evenaar; Bart vlak
snelheid met
en straal
de
rval
n punt P ω 1,20
zit inωmBrussel
versnelling=en2,56
periode
van rad/s
op de51°0,85
NB.s.Bereken de hoeksnelheid,
maan.
= 2 π (rad) / T
de grootte van de snelheid en de versnelling voor
streren. 55.
50. a)
Dus De In de film
aarde
beide. draaitPoint dagduikt
Break
in een rondeen haar parachutist
as. in
k?
vrije
T = val
2,45 achter
s iemand aan.
a) Bereken de hoeksnelheid van de aarde, waarbij jeHoe kan hij ervoor
en zorgendedat
aanneemt
52. Bereken hij een
dat
frequentiede andere
dag inhaalt?
gelijk
waarmee isjeaan
een24 bolh.aan een
b)
b) Wat
ƒ
Zoek, = valt
1/T
bv. in
=op1vacuüm
/ 2,45
internet,het
s = snelst:
0,407
het verschil
touw met lengte 1,50 m horizontaal moet rondzwie- een
Hz loden
tussen bol
eenof
een
rensiderischerubberen
zodat de bol dageenbol met
en een dezelfde
zonnedag.
centripetale grootte?
Bereken de
versnelling zou
hoeksnelheid
hebben gelijk aan 9,81 m/s .van de aarde,
2 waarbij je de correcte
56. Jandaglengte
gooit eengebruikt.bal omhoog. De bal bereikt een hoog-
lijft
vaneen
s wordt te van 10 m. Hoe groot was zijn beginsnelheid? 6.2 lb 6.1 lb
genomen 53. Bereken de centripetale kracht op de aarde in haar
blz 104 86
n 51. baan
Iedereenrondopdeaarde zon. voert een ECB uit omdat de aarde oef 53 49
57. Wout valt uit
rond haar een boom
as draait. Kabilavanafzit 5,00
op demevenaar;
hoogte. Bart
Be-
reken
zit in de snelheid waarmee hij op de de aarde terecht
n punt P 54. Voor
Bij deBrussel
het op 51°
hamerslingeren
centripetale NB. Bereken
wordt
kracht geldteen bolhoeksnelheid,
met massa
afiek komt.
de grootte van de snelheid
7,260F =kgmrondgezwierd.
· ω2 · r Bereken de kracht dievoor
en de versnelling de
k?
val beide. moet uitoefenen
atleet op de kabel als de hamer
· a 2 · r kin· reen horizontaal vlak met straal
2

al een ECB = mbeschrijft


T
rval 52. 1,20
Berekenm en deperiode
frequentie 0,85waarmee
s. je een bol aan een
8,0 Lettouweropmetdat je de 1,50
lengte correcte gegevens gebruikt.
m horizontaal Bv. m is de massa van de aarde, niet van de zon!
moet rondzwie-
7 n · 1,496 · 10 m
2
streren. renInzodat
55. a) F de de bol
film
= 5,976 · 10een
Point 24Break
kg · dduikt eenversnelling
centripetale2 · r parachutistzou in 11
m. hebben
vrije gelijk aan 9,81
val achter iemand 3 ,215 · 10 s
m/saan. . Hoe kan hij ervoor
eid,
l vande = 3,56 · 1022 N
zorgen dat hij de andere inhaalt?
genomen 53. Bereken
b) Wat valt de in
centripetale
vacuüm het kracht
snelst: opeen de aarde
loden inbolhaar
of
n baaneenrond de zon.bol met dezelfde grootte?
rubberen
6.2 lb 6.1 lb
ijft een 54.
56. Bij
Janhet hamerslingeren
gooit een bal omhoog. wordtDeeen
bal bol met een
bereikt massa
hoog- blz 104 86
s wordt 7,260
te van kg
10 rondgezwierd.
m. Hoe groot was Bereken de kracht die de
zijn beginsnelheid? oef 54 50
val atleet moet uitoefenen op de kabel als de hamer 5/08/15 11:21
al 57. een
WoutECBvaltbeschrijft
uit een boomin eenvanafhorizontaal vlak metBe-
5,00 m hoogte. straal
rval 1,20
rekenmdeensnelheid
periode waarmee
0,85 s. hij op de aarde terecht
afiek komt.
streren.
55. De
a) kracht die de
In de film Pointatleet
Break op duikt
de boleen
moet uitoefenen
parachutist in is de centripetale kracht. Daarvoor geldt
vrijeF = val
m·ω 2
· r
achter iemand aan. Hoe kan hij ervoor
= m ·dat
zorgen (2 ·hij
π /deT )andere
2
· r inhaalt?
8,0 b) Wat valt in vacuüm het snelst: een loden bol of
Invullen van de gegevens
een rubberen bol met geeftdezelfde grootte?
F = 7,260 kg · d 2 · r n · 1,20 m
2
m. 0, 85 s
ijft een
eid, de 56. Jan gooit een bal omhoog. De bal bereikt een hoog-
= 48 · 101 N
s wordt te van 10 m. Hoe groot was zijn beginsnelheid?

57. Wout valt uit een boom vanaf 5,00 m hoogte. Be-
reken de snelheid waarmee hij op de aarde terecht
afiek komt.
51. Iedereen op aarde voert een ECB uit omdat de aarde
52. Bereken de frequentie waarmee je een bol aan een
rond haar as draait. Kabila zit op de evenaar; Bart
touw met lengte 1,50 m horizontaal moet rondzwie- 33
n punt P zit in Brussel op 51° NB. Bereken de hoeksnelheid,
ren zodat de bol een centripetale versnelling zou
de grootte van de snelheid en de versnelling voor
hebben gelijk aan 9,81 m/s2.
k? beide.
l van
genomen 53. Bereken de centripetale kracht op de aarde in haar
52. Bereken de frequentie waarmee je een bol aan een
n baan rond de zon.
touw met lengte 1,50 m horizontaal moet rondzwie-
ren zodat de bol een centripetale versnelling zou
54. Bij het hamerslingeren wordt een bol met massa
hebben gelijk aan 9,81 m/s2.
7,260 kg rondgezwierd. Bereken de kracht die de
l van
val atleet moet uitoefenen op de kabel als de hamer
genomen 53. Bereken de centripetale kracht op de aarde in haar
al een ECB beschrijft in een horizontaal vlak met straal
n baan rond de zon.
rval 1,20 m en periode 0,85 s.
54. Bij het hamerslingeren wordt een bol met massa 6.2 lb 6.1 lb
streren. 55. a) In de film Point Break duikt een parachutist in blz 104 86
7,260 kg rondgezwierd. Bereken de kracht die de
vrije val achter iemand aan. Hoe kan hij ervoor oef 55 51
val atleet moet uitoefenen op de kabel als de hamer
zorgen dat hij de andere inhaalt?
al een ECB beschrijft in een horizontaal vlak met straal
b) Wat valt in vacuüm het snelst: een loden bol of
rval 1,20 m en periode 0,85 s.
een rubberen bol met dezelfde grootte?

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


streren. 55. a) In de film Point Break duikt een parachutist in
ijft een 56. a)
Jan
Hetgooit een bal
frontaal omhoog.
oppervlak zo De balmogelijk
klein bereikt een hoog-
maken, bv. duikvlucht.
vrije val achter iemand aan. Hoe kan hij ervoor
s wordt b)te Beiden
van 10 vallen
m. Hoeeven
groot was zijn beginsnelheid?
snel.
zorgen dat hij de andere inhaalt?
b) Wat valt in vacuüm het snelst: een loden bol of
57. Wout valt uit een boom vanaf 5,00 m hoogte. Be-
een rubberen bol met dezelfde grootte?
reken de snelheid waarmee hij op de aarde terecht
afiek komt. 6.2 lb 6.1 lb
ijft een 56. Jan gooit een bal omhoog. De bal bereikt een hoog- blz 104 86
s wordt te van 10 m. Hoe groot was zijn beginsnelheid? oef 56 52

57. De
Wout
bal valt
voertuiteen
eenEVB
boom
uit,vanaf 5,00geldt
bijgevolg m hoogte. Be- x
8,0 ax
reken de snelheid waarmee 2 hij op de aarde terecht
Δx = vxo · Δt + · (Δt)
afiek komt. 2
m. ax = Δvx /Δt
eid, de
We kiezen de x-as naar boven.
ax = –9,81 m2
Invullen geeft s
8,0
9, 81 m/s 2
10 m = vxo · Δt – · (∆t)2 (1)
m. 2 ∆x = + 10 m
0 – v xo
eid, de -9,81 m/s² = (2)
Δt 5/08/15 11:21

Uit (2) volgt


Δt = vxo / 9,81 m/s2²
vxo = ?
Dat invullen in (1) geeft
_v xoi
2
v xo 9, 81 m/s 2
10 m = vxo · – ·
_9, 81 m/s 2i
5/08/15 11:21
9, 81 m/s 2 2 2

Daaruit volgt
vxo = +14 m/s (positief omdat het voorwerp vertrekt in de positieve zin van de x-as)
54. Bij het hamerslingeren wordt een bol met massa
7,260 kg rondgezwierd. Bereken de kracht die de
atleet moet uitoefenen op de kabel als de hamer
val34 Oplossingen
]
al een ECB beschrijft in een horizontaal vlak met straal
rval 1,20 m en periode 0,85 s.

streren. 55. a) In de film Point Break duikt een parachutist in


vrije val achter iemand aan. Hoe kan hij ervoor
zorgen dat hij de andere inhaalt?
b) Wat valt in vacuüm het snelst: een loden bol of
een rubberen bol met dezelfde grootte?

ijft een 56. Jan gooit een bal omhoog. De bal bereikt een hoog-
s wordt te van 10 m. Hoe groot was zijn beginsnelheid?
x
6.2 lb 6.1 lb
57. Wout valt uit een boom vanaf 5,00 m hoogte. Be-
blz 104 86
reken de snelheid waarmee hij op de aarde terecht oef 57 53
afiek komt.
vxo = 0 m/s
We kiezen de x-as naar beneden
a
Δx = vxo · Δt + x · (∆t)2
8,0 2
ax = +9,81 m2 105
Invullen geeft  s
∆x = +5,00 m
m. 9, 81 m/s 2
5,00 m = 0 m/s · Δt + · (∆t)2
eid, de 2
Daaruit volgt
Δt = 1,01 s

Invullen in Δvx = ax · Δt geeft


vx2 – 0 m/s = 9,81 m/s2 · 1,01 s
vx2 = 9,91 m/s = 35,7 km/h
5/08/15 11:21

6.2 lb 6.1 lb
58. Een luchtballon bevindt zich op een hoogte van 440 m en 64. Alison slaat een tennisbal terug.
blz 105 87
beweegt verticaal naar beneden met een snelheid van 5,00 De
oef
bal
58
vertrekt
54
op 8,00 m van het
m/s als Tine haar fototoestel laat vallen. Hoelang duurt het net, horizontaal, op een hoogte
voordat het toestel beneden is? Met welke snelheid valt het van 1,10 m, met snelheid
op aarde? 140 km/h en vliegt loodrecht naar

K I NE MATI CA E N DYNA M I CA
het net. De hoogte van het net
is 0,91 m. Raakt de bal erover?

65. Zoek voorbeelden die de derde


HOOFDSTUK 7

wet van Newton illustreren


a) Beschrijf de situatie.
b) Welke zijn de twee systemen?
c) Waaruit blijkt dat systeem 1 op systeem 2 een
kracht uitoefent?
d) Waaruit blijkt dat systeem 2 op systeem 1 een
kracht uitoefent?

59. Een voorwerp wordt verticaal omhoog gegooid. Welke uit- 66. Een vlot met 10 personen aan boord meert aan en
We kiezen de x-as zoals in de figuur.
spraak is juist? wordt niet vastgelegd. Waarom is het risico om in het
In het hoogste punt is water te vallen veel groter voor de laatste dan voor de
Het fototoestel voert een EVB uit:
a) v = 0 en a a = 0 eerste die uitstapt?
b) vΔx en+ x · (∆t)
≠ 0= vxo · ∆t a = 02
2
c) v = 0 en a≠0 67. “Een paard staat voor een kar. Als het paard een
Δvx = ax · Δt
d) v ≠ 0 en a≠0 kracht uitoefent op de kar, oefent de kar een even
grote tegengestelde kracht uit op het paard volgens
Invullen van de gegevens:
60. Een kogel wordt met een Long Rifle horizontaal weggescho- de derde wet van Newton. Dus kan het paard de
9, 81 m/s 2
ten 440
met m = 5,00
een m/s van
snelheid · Δt 450
+ m/s van op · (∆t)2 (1) kar nooit in beweging krijgen!” Bespreek deze
2
1,60 m hoogte. Bereken het bereik van de kogel en de snel- redenering.
v – 5,00 m/s = 9,81 m/s2 · Δt (2)
heid x2waarmee hij op de grond terecht komt.
68. Welke wet van Newton wordt door volgende
HOOFDSTUK 8

Uit (2) volgt


61. Bij een ongeval komt
vx2 - 5,00 m/seen wagen in een dok terecht. Bere- fenomenen geïllustreerd? Verklaar.
y
ken Δt de =beginsnelheid2 van
= de wagen2 met de gegevens van de a) Een natte hond die zich afschudt.
9,81 m/s 9,81 m/s
figuur. b) Als je uit een boom valt, komt de aarde een (heel
klein) beetje naar boven.
c) Je kunt met één hand een plasticzakje van de rol
7,00 m trekken op de groenteafdeling in het warenhuis.
35

105

waarbij we vx2 – 5,00 m/s = y stellen.

Dat invullen in (1) geeft


y 9,51 m/s 2 y2
440 m = 5,00 m/s · 2 + ·
9,81 m/s 2 (9,81 m/s 2) 2 0 m/s

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


5,00 m/s
Daaruit volgt
y2
440 m · 9,81 m/s2 = 5,00 m/s · y + ²
2
58. Een luchtballon bevindt zich op een hoogte van 440 m en 64. Alison slaat een tennisbal terug.
beweegt
y2 + 10,0 m/s naar
verticaal · y – 863 · 10 mmet
beneden /s een
2 2
= 0snelheid van 5,00 De bal vertrekt op 8,00 m van het
m/s als Tine haar fototoestel laat vallen. Hoelang duurt het net, horizontaal, op een hoogte
Deze kwadratische
voordat het toestelvergelijking
beneden is?heeft 2 oplossingen:
Met welke snelheid valt het van 1,10 m, met snelheid
op aarde?
y1 = 88,0 m/s en y2 = -98,0 m/s 140 km/h en vliegt loodrecht naar

K I NE M AT I CA E N DYNA M I CA
het net. De hoogte van het net
Vermits vx2 – 5,00 m/s² = y geeft dat voor vx2 als de waarden 440 m
is 0,91 m. Raakt de bal erover?
+93,0 m/s en -93,0 m/s
65. Zoek voorbeelden die de derde
HOOFDSTUK 7

De snelheid vx2 is positief omdat het fototoestel beweegt in de positieve zin van de x-as, dus
wet van Newton illustreren
vx2 = +93,0 m/s
a) Beschrijf de situatie.x
b) Welke zijn de twee systemen?
Invullen in (2) geeft
c) Waaruit blijkt dat systeem 1 op systeem 2 een
Δt = 8,97 s
kracht uitoefent?
d) Waaruit blijkt dat systeem 2 op systeem 1 een
kracht uitoefent?
6.2 lb 6.1 lb
59. Een voorwerp wordt verticaal omhoog gegooid. Welke uit- 66.blzEen105
vlot met
87
10 personen aan boord meert aan en
spraak is juist? oefwordt
59niet 55
vastgelegd. Waarom is het risico om in het
In het hoogste punt is water te vallen veel groter voor de laatste dan voor de
a) v = 0 en a=0 eerste die uitstapt?
b) v ≠ 0 en a=0
c) v = 0 en a≠0 67. “Een paard staat voor een kar. Als het paard een
d) v ≠ 0 en a≠0 kracht uitoefent op de kar, oefent de kar een even
grote tegengestelde kracht uit op het paard volgens
60. Het
Eenjuiste
kogelantwoord
wordt met is een
c). Long Rifle horizontaal weggescho- de derde wet van Newton. Dus kan het paard de
Voorten de
mettopeengeldt
snelheid
altijdvan
vy =450
0. m/s van op kar nooit in beweging krijgen!” Bespreek deze
Bij 1,60
eenmverticale
hoogte.worpBereken
is vx het
= 0.bereik van de kogel en de snel- redenering.
Dus heid waarmee hij op de grond terecht komt.
v = v 2x + v 2y = 0 68. Welke wet van Newton wordt door volgende
HOOFDSTUK 8

61. Bij een ongeval komt een wagen in een dok terecht. Bere- fenomenen geïllustreerd? Verklaar.
Deken versnelling in de topvan
de beginsnelheid is niet nul, maar
de wagen metgelijk aan de valversnelling:
de gegevens van de a) Een natte hond die zich afschudt.
figuur. ax = 0 en ay = -g b) Als je uit een boom valt, komt de aarde een (heel
Dus vklein)
y
beetje naar boven.
a = a 2x + a 2y ≠ 0 c) Je kunt met één hand een plasticzakje van de rol
7,00 m trekken op de groenteafdeling in het warenhuis.
Je ziet dat ook op de vy(t)-grafiek: d) Een zwaar binnenschip kun je van de kant
wegduwen, maar dit gaat zeer langzaam.
e) Een honkbalknuppel op de hoedenplank van de
auto is levensgevaarlijk.
5,00 m ttop stap, gaat het bootje t
f) Als ik uit een roeibootje
In de top is de snelheid vy gelijk aan nul, maar ze verandert er wel: achteruit en kan ik in het water vallen.
= dvy  /dtwordt
62. Een avolleybal
y
≠ 0 boven het net op een hoogte van 2,50 m g) Het uitkloppen van een tapijtje.
horizontaal gesmasht met een snelheid van 10 m/s. Bereken h) Een ei gaat niet stuk als je het op een matras laat
het bereik van de bal. Waarom zal het bereik in realiteit klei- vallen.
ner zijn? i) De schoenen van een fietser die door een auto is
aangereden, vindt men dikwijls een eind verder
63. Een pijl wordt horizontaal weggeschoten met een beginsnel- terug.
a) Beschrijf de situatie.

KI N
b) Welke zijn de twee systemen?
36 ] Oplossingen c) Waaruit blijkt dat systeem 1 op systeem 2 een
105
kracht uitoefent?
d) Waaruit blijkt dat systeem 2 op systeem 1 een
kracht uitoefent?

59. Een voorwerp wordt verticaal omhoog gegooid. Welke uit- 66. Een vlot met 10 personen aan boord meert aan en
spraak is juist? wordt niet vastgelegd. Waarom is het risico om in het
In het hoogste punt is water te vallen veel groter voor de laatste dan voor de
a) v = 0 en a=0 eerste die uitstapt?
b) v ≠ 0 en a=0
c) v = 0 en a≠0 67. “Een paard staat voor een kar. Als het paard een
d) v ≠ 0 en a≠0 kracht uitoefent op de kar, oefent de kar een even
grote tegengestelde kracht uit op het paard volgens
6.2 lb 6.1 lb
60. kogel wordtbevindt
58. Een luchtballon met eenzichLongop Rifle horizontaal
een hoogte weggescho-
van 440 m en de derde
64.blzAlison
105slaat
wet van Newton. Dus kan het paard de
87een tennisbal terug.
ten met een
beweegt snelheid
verticaal naarvan 450 m/s
beneden metvaneenopsnelheid van 5,00 karbal
oefDe nooit in
56 beweging
60 vertrekt op 8,00 krijgen!”
m van hetBespreek deze
1,60als
m/s m hoogte.
Tine haarBereken het laat
fototoestel bereik van de
vallen. kogel duurt
Hoelang en de het
snel- redenering.
net, horizontaal, op een hoogte
heid waarmee
voordat hij opbeneden
het toestel de grond is?terecht
Met welkekomt.
snelheid valt het van 1,10 m, met snelheid
op aarde? 68. 140
Welke km/hwet en
vanvliegt
Newton wordt naar
loodrecht door volgende

HOOFDSTUK 8

KI N E M AT I CA E N DYN AMI CA
61. Het
Bij bereik
een ongevalbij eenkomt een wagen
horizontale worpiniseen dok terecht. Bere- fenomenen
het geïllustreerd?
net. De hoogte van hetVerklaar.
net
ken de beginsnelheid van de wagen met de gegevens van de a) 0,91
is Een m. natte hond
Raakt de die
bal zich afschudt.
erover?
2 · 1,60 m
figuur. d = vo · 2 · h = 450 m/s · = 257 m b) Als je uit een boom valt, komt de aarde een (heel
g 9,81 m/s 2 klein) beetje naar
65. Zoek voorbeelden die boven.
de derde

HOOFDSTUK 7
De snelheid v is c) Jevan
wet kunt met één
Newton hand een plasticzakje van de rol
illustreren
= vm2x + v 2y
v7,00 (1) trekken op
a) Beschrijf dede groenteafdeling in het warenhuis.
situatie.
d) Welke
b) Een zwaar zijn binnenschip kun je van de kant
de twee systemen?
De beweging t.o.v. de x-as is eenparig: wegduwen,
c) Waaruit maar
blijkt dat dit gaat zeer
systeem 1 oplangzaam.
systeem 2 een
vx = vo = 450 m/s (2) e) kracht
Een honkbalknuppel
uitoefent? op de hoedenplank van de
auto is levensgevaarlijk.
d) Waaruit blijkt dat systeem 2 op systeem 1 een
De tijdsduur Δt voor een 5,00 m
verplaatsing van 257 m langs de x-as is f) kracht
Als ik uit een roeibootje stap, gaat het bootje
uitoefent?
Δt = Δx / vx = 257 m / 450 m/s = 0,571 s achteruit en kan ik in het water vallen.
62.
59. Een volleybal
voorwerp wordt wordt boven hetomhoog
verticaal net op een hoogteWelke
gegooid. van 2,50
uit- m g) Het
66. Een vlotuitkloppen van eenaan
met 10 personen tapijtje.
boord meert aan en
Dehorizontaal
beweging
spraak gesmasht
t.o.v. de y-as
is juist? metiseen snelheid
eenparig van 10 m/s.DeBereken
veranderlijk. h) Eenniet
versnelling is de valversnelling.
wordt ei gaat niet stukWaarom
vastgelegd. als je het op risico
is het een matras laat
om in het
Dehet bereik
Intijdsduur
het van
voorde
hoogste debal.
punt isWaarom
verticale valzalis het bereik0,571
eveneens in realiteit
s. klei- vallen.
water te vallen veel groter voor de laatste dan voor de
Uit ner
a) v azijn?
=y 0= Δvy /Δt envolgt a = 0 i) De schoenen
eerste die uitstapt?van een fietser die door een auto is
b) vΔv = a
≠ 0y y en · Δt = -9,81 m/s
a=0
2
² · 0,571 s = -5,60 m/s aangereden, vindt men dikwijls een eind verder

63. Een vpijl – v
c) v =y20 y1 en =
wordt -5,60 m/s
horizontaala≠0 weggeschoten met een beginsnel- terug.
67. “Een paard staat voor een kar. Als het paard een
heid 0– 030m/s
d) vv≠y2van en= -5,60
m/s. am/s
Het doel≠ 0staat 10 m verder. Hoeveel zakt j) Een uitoefent
kracht slacentrifuge.
op de kar, oefent de kar een even
de pijl = -5,60
vy2 over die m/s
afstand? (3) k) Een vrachtwagen die
grote tegengestelde op sneeuw
kracht langzaam
uit op het tegen
paard volgens
(2) en (3) invullen in (1) en afronden, geeft
60. Een kogel wordt met een Long Rifle horizontaal weggescho- een auto glijdt, veroorzaakt toch
de derde wet van Newton. Dus kan het paard de veel schade.
ten vmet = 450eenm/s snelheid van 450 m/s van op kar nooit in beweging krijgen!” Bespreek deze
1,60 m hoogte. Bereken het bereik van de kogel en de snel- redenering.
heid waarmee hij op de grond terecht komt.
68. Welke wet van Newton wordt door volgende
HOOFDSTUK 8

61. Bij een ongeval komt een wagen in een dok terecht. Bere- 6.2 lb 6.1 lb
fenomenen geïllustreerd? Verklaar.
blz 105 87
ken
Interactie_6.2_Lb.indb 105
de beginsnelheid van de wagen met de gegevens van de a) Een natte hond die zich afschudt. 5/08/15 11:2
oef 61 57
figuur. b) Als je uit een boom valt, komt de aarde een (heel
klein) beetje naar boven.
c) Je kunt met één hand een plasticzakje van de rol
7,00 m trekken op de groenteafdeling in het warenhuis.
d) Een zwaar binnenschip kun je van de kant
wegduwen, maar dit gaat zeer langzaam.
e) Een honkbalknuppel op de hoedenplank van de
auto is levensgevaarlijk.
5,00 m f) Als ik uit een roeibootje stap, gaat het bootje
achteruit en kan ik in het water vallen.

62. Het
Eenbereik
volleybalbij een
wordthorizontale
boven hetworp net opis een hoogte van 2,50 m g) Het uitkloppen van een tapijtje.
horizontaal 2 · h met een snelheid van 10 m/s. Bereken
d = v o · gesmasht h) Een ei gaat niet stuk als je het op een matras laat
het bereik van deg bal. Waarom zal het bereik in realiteit klei- vallen.
Invullen
ner zijn?van de gegevens: i) De schoenen van een fietser die door een auto is
2 · 7,00 m aangereden, vindt men dikwijls een eind verder
5,00 m = vo · 2
63. Een pijl wordt horizontaal 9,81 m/s weggeschoten met een beginsnel- terug.
heid van
Daaruit volgt 30 m/s. Het doel staat 10 m verder. Hoeveel zakt j) Een slacentrifuge.
de pijl over die
vo = 17,5 m/s = 63,0 km/h afstand? k) Een vrachtwagen die op sneeuw langzaam tegen
een auto glijdt, veroorzaakt toch veel schade.
59. Een
1,60voorwerp
m hoogte. wordt verticaal
Bereken omhoog
het bereik vangegooid.
de kogelWelke
en deuit-
snel- 66. Een vlot met 10 personen aan boord meert aan en
redenering.
spraak is juist?hij op de grond terecht komt.
heid waarmee wordt niet vastgelegd. Waarom is het risico om in het
In het hoogste punt is 68. water
Welke te wet vallen veel groter
van Newton voordoor
wordt de laatste
volgendedan voor de37

HOOFDSTUK 8
61. a) = 0ongeval
Bijveen enkomt een
a = 0wagen in een dok terecht. Bere- eerste
fenomenen die uitstapt?
geïllustreerd? Verklaar.
b) ≠ 0beginsnelheid
kenv de en a = 0de wagen met de gegevens van de
van a) Een natte hond die zich afschudt.
c) v=0
figuur. en a≠0 67. “Een
b) Alspaard
je uitstaat voor een
een boom valt,kar.
komtAlsde
hetaarde
paardeen
een(heel
d) v ≠ 0 en a≠0 kracht
klein)uitoefent op deboven.
beetje naar kar, oefent de kar een even
grote
c) Je tegengestelde
kunt met één hand krachteenuitplasticzakje
op het paard vanvolgens
de rol
60. Een kogel wordt met een Long Rifle horizontaal weggescho-
7,00 m de derde
trekkenwet opvan Newton. Dus kaninhet
de groenteafdeling hetpaard de
warenhuis.
ten met een snelheid van 450 m/s van op kar nooit
d) Een in beweging
zwaar binnenschip krijgen!”
kun jeBespreek deze
van de kant
1,60 m hoogte. Bereken het bereik van de kogel en de snel- redenering.
wegduwen, maar dit gaat zeer langzaam.
heid waarmee hij op de grond terecht komt. e) Een honkbalknuppel op de hoedenplank van de
68. Welkeautowet van Newton wordt door volgende
is levensgevaarlijk.

HOOFDSTUK 8
61. Bij een ongeval komt 5,00 m
een wagen in een dok terecht. Bere- fenomenen
f) Als ik uitgeïllustreerd?
een roeibootjeVerklaar.
stap, gaat het bootje
ken de beginsnelheid van de wagen met de gegevens van de a) Een natte en
achteruit hond
kandie zich
ik in hetafschudt.
water vallen.
6.2 lb 6.1 lb
figuur.
62. Een volleybal wordt boven het net op een hoogte van 2,50 m b)
g)
blz
Als
Het
105
je uit een
uitkloppen boom
van valt,
een komt de aarde een (heel
tapijtje.
horizontaal gesmasht met een snelheid van 10 m/s. Bereken oefh) klein)
62 ei beetje
Een naar
gaat niet boven.
stuk als je het op een matras laat
het bereik van de bal. Waarom zal het bereik in realiteit klei- c) Je kunt met één hand een plasticzakje van de rol
vallen.
ner zijn?
7,00 m i) trekken
De schoenen op devan
groenteafdeling
een fietser dieindoor
het warenhuis.
een auto is
d) Een zwaar binnenschip
aangereden, vindt men kun je van
dikwijls eendeeind
kantverder

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


63. Het
Eenbereik
pijl wordt horizontaal
bij een weggeschoten
horizontale worp is met een beginsnel- wegduwen,
terug. maar dit gaat zeer langzaam.
heid van 30 m/s.2 · Het
h doel staat 10 m verder. Hoeveel zakt e) honkbalknuppel op de hoedenplank van de
j) Een slacentrifuge.
d = v o ·
g
de pijl over die afstand? k) auto is levensgevaarlijk.
Een vrachtwagen die op sneeuw langzaam tegen
2 · 5,00
2,50 mm f) Als
eenikauto uit een roeibootje
glijdt, veroorzaaktstap,toch
gaatveel
hetschade.
bootje
= 10 m/s · = 7,1 m achteruit en kan ik in het water vallen.
9,81 m/s 2
62. Een volleybal wordt boven het net op een hoogte van 2,50 m g) Het uitkloppen van een tapijtje.
Inhorizontaal
realiteit is gesmasht
het bereikmet
kleiner
een door de luchtweerstand.
snelheid van 10 m/s. Bereken h) Een ei gaat niet stuk als je het op een matras laat
het bereik van de bal. Waarom zal het bereik in realiteit klei- vallen.
ner zijn? i) De schoenen van een fietser die door een auto is
aangereden, vindt men dikwijls een eind verder
Interactie_6.2_Lb.indb 105 6.2 lb 6.1 lb 5/08/15 11:2
63. Een pijl wordt horizontaal weggeschoten met een beginsnel- terug.
blz 105 87
heid van 30 m/s. Het doel staat 10 m verder. Hoeveel zakt j)
oef
Een
63
slacentrifuge.
58
de pijl over die afstand? k) Een vrachtwagen die op sneeuw langzaam tegen
een auto glijdt, veroorzaakt toch veel schade.
g · x2
Het hoogteverlies wordt gegeven door .
2 · v 2o
Invullen van de gegevens geeft voor het hoogteverlies
9,81 m/s 2 · (10 m) 2
= 0,55 m
2 · (30 m/s) 2
Interactie_6.2_Lb.indb 105 5/08/15 11:2
105
38 ] Oplossingen

6.2 lb 6.1 lb
64. Alison slaat een tennisbal terug.
blz 105
De bal vertrekt op 8,00 m van het oef 64
net, horizontaal, op een hoogte
van 1,10 m, met snelheid
140 km/h en vliegt loodrecht naar
het net. De hoogte van het net
is 0,91 m. Raakt de bal erover?

65. Het
Zoek voorbeeldenisdie x 2 derde
g · de
HOOFDSTUK 7

hoogteverlies
2 · v 2o
wet van Newton illustreren
a) Beschrijf de situatie.
140 km/h (= 38,9 m/s) 105
b) Welke zijn de twee systemen?
c) Waaruit blijkt dat systeem 1 op systeem 2 een
kracht uitoefent?
d) Waaruit blijkt dat systeem 2 op systeem 1 een
kracht uitoefent?
1,10 m net (0,91 m)
66. Een vlot met 10 personen aan boord meert aan en
wordt niet vastgelegd. Waarom is het risico om in het
8,00 m
water te vallen veel groter voor de laatste dan voor de
eerste die
Invullen vanuitstapt?
de gegevens geeft voor het hoogteverlies
9,81 m/s 2 · (8,00 m) 2
67. “Een paard staat voor 2een kar.
Alsmhet paard een
= 0,21
2 · (38,9 m/s )
64. Alison slaat een tennisbal terug. de kar een even
kracht uitoefent op de kar, oefent
DeDebal
balheeft
grote bij het
tegengestelde
vertrekt netkracht
op 8,00 nog
m vaneen hoogte
uithet
op van volgens
het horizontaal,
net, paard op
- de 1,10 m – 0,21 m = 0,89 m
een hoogte van 1,10 m, met snelheid paard de
derde wet van Newton. Dus kan het
terwijl
kar het in
140 nooit
km/h net een hoogte
enbeweging
vliegt heeft
krijgen!”
loodrecht naarvan 0,91
net.m.
Bespreek
het deze
De hoogte
- De bal vliegt
redenering.
van het net bijgevolg tegen de bovenkant van het net.

68.0,91
is Welke wet van
m. Raakt Newton
de bal wordt door volgende
erover?
HOOFDSTUK 8

fenomenen geïllustreerd? Verklaar.


e 65. a)
Zoek Een natte honddie
voorbeelden diedezich afschudt.
derde 6.2 lb 6.1 lb
HOOFDSTUK 7

b) Als je uit een boom valt, komt de aarde een (heel blz 105 87
wet van Newton illustreren oef 65 59
a) klein)
Beschrijfbeetje naar boven.
de situatie.
c) Je kuntzijn
b) Welke metdeéén
tweehand een plasticzakje van de rol
systemen?
c) Waaruit blijkt dat systeem 1 opin
trekken op de groenteafdeling het warenhuis.
systeem 2 een
d) kracht
Een zwaar binnenschip
uitoefent? kun je van de kant
d) wegduwen,
Waaruit blijkt maar
dat dit gaat zeer
systeem 2 oplangzaam.
systeem 1 een
e) Een honkbalknuppel
kracht uitoefent? op de hoedenplank van de
auto is levensgevaarlijk.
f)
66. Een
a) - Als
vlotikmet
uit een roeibootje
10 personen aanstap,
boordgaat het aan
meert bootje
en
b)wordt achteruit en kan ik in het water vallen.
- niet vastgelegd. Waarom is het risico om in het
m g)enHet
c)water d)teuitkloppen
Devallen veelvan
resulterende een
groter tapijtje.
voor
kracht de laatste
zorgt voor dan voor de vertraging, afbuiging en/of vervorming van het systeem.
versnelling,
n h) Een ei gaat
eerste die uitstapt? niet stuk als je het op een matras laat
- vallen.
i)
67. “Een Depaard
schoenenstaatvanvooreen
eenfietser
kar. Alsdiehet
door een een
paard auto is
aangereden, vindt men dikwijls een
kracht uitoefent op de kar, oefent de kar een even eind verder
- groteterug.
tegengestelde kracht uit op het paard volgens
- j) Een
de derde slacentrifuge.
wet van Newton. Dus kan het paard de
k) Een
kar nooit vrachtwagen
in bewegingdiekrijgen!”
op sneeuw langzaam
Bespreek dezetegen
- een auto glijdt, veroorzaakt toch veel schade.
redenering.

68. Welke wet van Newton wordt door volgende


HOOFDSTUK 8

fenomenen geïllustreerd? Verklaar.


e a) Een natte hond die zich afschudt.
b) Als je uit een boom valt, komt de aarde een (heel
urt het net, horizontaal, op een hoogte
alt het van 1,10 m, met snelheid
140 km/h en vliegt loodrecht naar 39

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


het net. De hoogte van het net
is 0,91 m. Raakt de bal erover?

65. Zoek voorbeelden die de derde


HOOFDSTUK 7

m en 64. Alison slaat een tennisbal terug.


wet van Newton illustreren
n 5,00 De bal vertrekt op 8,00 m van het
a) Beschrijf de situatie.
urt het net, horizontaal, op een hoogte
b) Welke zijn de twee systemen?
alt het van 1,10 m, met snelheid
c) Waaruit blijkt dat systeem 1 op systeem 2 een
140 km/h en vliegt loodrecht naar

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


kracht uitoefent?
het net. De hoogte van het net
d) Waaruit blijkt dat systeem 2 op systeem 1 een
is 0,91 m. Raakt de bal erover?
kracht uitoefent?
65. Zoek voorbeelden die de derde
HOOFDSTUK 7

6.2 lb 6.1 lb
ke uit- 66. Een vlot met 10 personen aan boord meert aan en blz 105 87
wet van Newton illustreren
wordt niet vastgelegd. Waarom is het risico om in het oef 66 58
a) Beschrijf de situatie.
water te vallen veel groter voor de laatste dan voor de
b) Welke zijn de twee systemen?
eerste die uitstapt?
c) Waaruit blijkt dat systeem 1 op systeem 2 een

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


kracht uitoefent?

67. Wie vanpaard
“Een het vlot
staatstapt,
voor oefent een
een kar. Als(achterwaartse)
het paard een kracht uit op het vlot, waardoor dat achteruit beweegt. (Het vlot oefent
d) Waaruit blijkt dat systeem 2 op systeem 1 een
een kracht
kracht uit op de
uitoefent op persoon waardoor
de kar, oefent hij van
de kar een het
evenvlot kan stappen.)
kracht uitoefent?
Als de eerste
grote persoon kracht
tegengestelde van hetuitvlot
opstapt, is de volgens
het paard massa ervan nog groot (vlot + 9 personen) en is de versnelling ervan klein.
gescho- Als
de de laatste
derde wetpersoon van het
van Newton. Dusvlot
kanstapt, is de de
het paard massa ervan klein (enkel nog het vlot) en beweegt het met een grotere ver-
ke uit- 66. snelling
Een vlotnaar
met achteren.
10 personen aan boord meert aan en
kar nooit in beweging krijgen!” Bespreek deze
wordt niet vastgelegd. Waarom is het risico om in het
de snel- redenering.
water te vallen veel groter voor de laatste dan voor de
eerste die uitstapt?
68. Welke wet van Newton wordt door volgende
HOOFDSTUK 8

Bere- fenomenen geïllustreerd? Verklaar. 6.2 lb 6.1 lb


67. “Een paard staat voor een kar. Als het paard een blz 105 87
s van de a) Een natte hond die zich afschudt.
kracht uitoefent op de kar, oefent de kar een even oef 67 61
b) Als je uit een boom valt, komt de aarde een (heel
grote tegengestelde kracht uit op het paard volgens
klein) beetje naar boven.
gescho- de derde wet van Newton. Dus kan het paard de
c) Je kunt met één hand een plasticzakje van de rol
kar nooit in beweging krijgen!” Bespreek deze
trekken op de groenteafdeling in het warenhuis.
de snel- redenering.
d) Een zwaar binnenschip kun je van de kant
wegduwen, maar dit gaat zeer langzaam.
68. Het
Welke wetoefent
van Newton wordt dooruit
volgende
e) paard (ook) een
op kracht op de aarde en kan zich zo vooruit bewegen.
HOOFDSTUK 8

Een honkbalknuppel de hoedenplank van de


Bere- fenomenen geïllustreerd? Verklaar.
auto is levensgevaarlijk.
s van de a) Een natte hond die zich afschudt.
f) Als ik uit een roeibootje stap, gaat het bootje
b) Als je uit een boom valt, komt de aarde een (heel
achteruit en kan ik in het water vallen.
klein) beetje naar boven.
n 2,50 m g) Het uitkloppen van een tapijtje.
c) Je kunt met één hand een plasticzakje van de rol
Bereken h) Een ei gaat niet stuk als je het op een matras laat
trekken op de groenteafdeling in het warenhuis.
teit klei- vallen.
d) Een zwaar binnenschip kun je van de kant
i) De schoenen van een fietser die door een auto is
wegduwen, maar dit gaat zeer langzaam.
aangereden, vindt men dikwijls een eind verder
e) Een honkbalknuppel op de hoedenplank van de
eginsnel- terug.
auto is levensgevaarlijk.
el zakt j) Een slacentrifuge.
f) Als ik uit een roeibootje stap, gaat het bootje
k) Een vrachtwagen die op sneeuw langzaam tegen
achteruit en kan ik in het water vallen.
een auto glijdt, veroorzaakt toch veel schade.
n 2,50 m g) Het uitkloppen van een tapijtje.
Bereken h) Een ei gaat niet stuk als je het op een matras laat
teit klei- vallen.
i) De schoenen van een fietser die door een auto is
aangereden, vindt men dikwijls een eind verder
eginsnel- terug.
el zakt j) Een slacentrifuge. 5/08/15 11:21

k) Een vrachtwagen die op sneeuw langzaam tegen


een auto glijdt, veroorzaakt toch veel schade.

5/08/15 11:21
d) Waaruit blijkt dat systeem 2 op systeem 1 een
kracht uitoefent?
40 ] Oplossingen
ke uit- 66. Een vlot met 10 personen aan boord meert aan en
wordt niet vastgelegd. Waarom is het risico om in het
water te vallen veel groter voor de laatste dan voor de
eerste die uitstapt?

67. “Een paard staat voor een kar. Als het paard een
kracht uitoefent op de kar, oefent de kar een even
grote tegengestelde kracht uit op het paard volgens
gescho- de derde wet van Newton. Dus kan het paard de
kar nooit in beweging krijgen!” Bespreek deze
de snel- redenering.
6.2 lb 6.1 lb
68. Welke wet van Newton wordt door volgende
HOOFDSTUK 8

blz 105 87
Bere- fenomenen geïllustreerd? Verklaar. oef 68 62
s van de a) Een natte hond die zich afschudt.
b) Als je uit een boom valt, komt de aarde een (heel
klein) beetje naar boven.
c) Je kunt met één hand een plasticzakje van de rol
trekken op de groenteafdeling in het warenhuis.
d) Een zwaar binnenschip kun je van de kant
wegduwen, maar dit gaat zeer langzaam.
e) Een honkbalknuppel op de hoedenplank van de
auto is levensgevaarlijk.
f) Als ik uit een roeibootje stap, gaat het bootje
achteruit en kan ik in het water vallen.
n 2,50 m g) Het uitkloppen van een tapijtje.
Bereken h) Een ei gaat niet stuk als je het op een matras laat
teit klei- vallen.
i) De schoenen van een fietser die door een auto is
aangereden, vindt men dikwijls een eind verder
eginsnel- terug.
el zakt j) Een slacentrifuge.
k) Een vrachtwagen die op sneeuw langzaam tegen
een auto glijdt, veroorzaakt toch veel schade.

In elke voorbeeld gelden uiteraard de 3 wetten van Newton; toch is het zo dat één van de wetten duidelijk op de voorgrond
treedt.
a) 1e wet: de druppels water krijgen snelheid en vliegen weg als de beweging van de hond de andere kant opgaat.
b) 3e wet: de aarde oefent een kracht uit op jou en jij oefent een even grote tegengestelde kracht uit op de aarde.
c) 1e wet: de rol is in rust en blijft praktisch in rust. 5/08/15 11:21
d) 2e wet: de kracht die je uitoefent zorgt voor een versnelling; omdat de massa van het schip zo groot is, is de versnelling
erg klein.
e) 1e wet: bij een ongeval wordt de knuppel een levensgevaarlijk projectiel.
f) 3e wet: ik oefen een kracht uit op het bootje waardoor het achteruit gaat; het bootje oefent een kracht uit op mij waardoor
ik naar voor ga.
g) 1e wet: het tapijtje krijgt snelheid, maar het stof blijft ‘in rust’, waardoor het uit het tapijtje valt.
h) 2e wet: het ei stopt op de matras. Daarvoor is er een resulterende kracht nodig. Bij een val op een matras is de botsings-
tijd Δt groot, de versnelling klein dag = Δ v n en de kracht klein (F = m · a ).
→ →
Δt
i) 1e wet: de schoenen behouden hun snelheid en het lichaam van de fietser kan door de botsing een andere richting uitvlie-
gen.
j) 1e wet: er is een kracht nodig om de druppels een ECB te laten uitvoeren. Die kracht is de adhesie aan de sla. Als die
kracht te klein is, behouden de druppels hun bewegingsrichting en vliegen door de gaatjes rechtdoor (= naar buiten).
k) 1e wet: de vrachtwagen heeft een grote massa en behoudt zijn (weliswaar) kleine snelheid, waardoor de auto vervormd
wordt. Een grote massa is moeilijk tot rust te brengen (2e wet).
41
106 ] Kinematica en dynamica

106 ] Kinematica en dynamica


6.2 lb 6.1 lb
69. Altijd, soms of nooit waar? (met kracht wordt de 73.blzEen 106
Volkswagen
87
New Beetle (massa 1250 kg) rijdt
resulterende kracht bedoeld) met
oef een
69 constante
63 snelheid van 70 km/h op een
a) Kracht veroorzaakt verplaatsing. vlakke weg. De wrijvingskracht bedraagt 410 N.
b) Om een voorwerp in beweging te krijgen is er een kracht Teken en bereken alle krachten.
nodig.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


c) Als er op een voorwerp een kracht werkt, kan de snelheid 74. Chris Froome (massa van fiets + Chris is 74,3 kg)
nul zijn. rijdt met een constante snelheid van 21,3 km/h een
d) Om een voorwerp in beweging te houden is er een kracht helling van 10° op. Teken en bereken alle krachten
nodig. (verwaarloos de wrijving).
e) Kracht veroorzaakt versnelling.
f) Als op een voorwerp een kracht werkt, kan de versnelling 75. Een auto (massa 1250 kg) met caravan (massa 700 kg)
nul soms
69. Altijd, zijn. of nooit waar? (met kracht wordt de wordtVolkswagen
73. Een op een vlakke
Newweg in gang
Beetle getrokken
(massa door
1250 kg) een
rijdt
g) Als je in een
resulterende wagen
kracht zit die een bocht neemt, werkt op je
bedoeld) horizontale kabel die een kracht van 500 N
met een constante snelheid van 70 km/h op eenuitoefent.
lichaam een kracht die naar de buitenkant van de bocht
a) Kracht veroorzaakt verplaatsing. a) Bereken
vlakke weg. de
De versnelling van het
wrijvingskracht systeem.
bedraagt 410 N.
gericht is.
b) Om een voorwerp in beweging te krijgen is er een kracht Teken en bereken alle krachten. en de caravan
b) Bereken de krachten op de auto
nodig. (verwaarloos de wrijving).
70. a)Een
Nooit
c) Als
waar.
piloot
er op
Kracht
(massa 85,9iskg)
een voorwerp
nietvoert
de oorzaak
met een
een kracht
van
F-16verplaatsing.
werkt, een de
kan verticale
snelheid 74. Chris Froome (massa van fiets + Chris is 74,3 kg)
b)looping
Altijd uit
waar.
met straal 600 m. Rond het onderste punt is zijn 76. rijdt
Op een
nul zijn. metvliegdekschip
een constante landt een Tomcat
snelheid metkm/h
van 21,3 massaeen
c)snelheid
Ja, dat constant
kan: kracht
en zorgt aan
gelijk voor680
verandering
km/h. van snelheid. Iets dat nul is, kan
23,8 toch
ton veranderen.
tegen een snelheid van 220 km/h en komt
d) Om een voorwerp in beweging te houden is er een kracht helling van 10° op. Teken en bereken alle krachten
Bekijk bv.
Bereken een bankrekening.
nodig.zijn versnelling en teken de krachten op zijn li- met behulp van
(verwaarloos de een remkabel tot stilstand in 2,5 s.
wrijving).
d)chaam
Neen,inzie a).
dat punt. a) Bereken de vertraging en de kracht die de piloot
e) Kracht veroorzaakt versnelling.
e) Ja. (massa 76,0 kg) tijdens hetcaravan
remmen(massa
ondervindt.
f) Als op een voorwerp een kracht werkt, kan de versnelling 75. Een auto (massa 1250 kg) met 700 kg)
f) Neen: een kracht veroorzaakt een (vectoriële) versnelling en dat betekent b) toename
Bereken of
de afname
kracht vandesnelheid
op kabel. of afbuiging.
nul zijn. wordt op een vlakke weg in gang getrokken door een
g) Neen: de kracht die je de bocht doet nemen, is naar de binnenkant van de bocht gericht.
g) Als je in een wagen zit die een bocht neemt, werkt op je horizontale kabel die een kracht van 500 N uitoefent.
lichaam een kracht die naar de buitenkant van de bocht a) Bereken de versnelling van het systeem.
gericht is. b) Bereken de krachten op de auto en de caravan
(verwaarloos
6.2 lb 6.1 lb
de wrijving).
70. Een piloot (massa 85,9 kg) voert met een F-16 een verticale blz 106 88
looping uit met straal 600 m. Rond het onderste punt is zijn 76.oefOp een 70 vliegdekschip
64 landt een Tomcat met massa
snelheid constant en gelijk aan 680 km/h. 23,8 ton tegen een snelheid van 220 km/h en komt
Bereken zijn versnelling en teken de krachten op zijn li- met behulp van een remkabel tot stilstand in 2,5 s.
chaam in dat punt. a) Bereken de vertraging en de kracht die de piloot
(massa 76,0 kg) tijdens het remmen ondervindt.
b) Bereken de kracht op de kabel.

71. Teken de krachten op het systeem in de volgende situaties.


Is er een resulterende kracht?
a) Joris fietst met constante snelheid over een vlakke weg
naar huis.
b) Heleen fietst al remmend een steile helling af.
c) Hans is een duiker en daalt met constante snelheid in de 77. a) Bereken de grootte van de gravitatiekracht tussen
HOOFDSTUK 9

Caraïbische zee. twee vrachtwagens van 10,0 ton die op 5,00 m


d) Peter zit in een wagen die een bocht neemt met van elkaar staan.
constante snelheid. b) Bereken de gravitatiekracht van de maan op de
e) Bij een motorongeval vliegt Ben naar voor. tientonner (aarde, tientonner en maan in deze
Op de piloot werken in dat punt twee krachten: volgorde op één lijn).
72. Een Citroën
71. Teken → Jumpy heeft
op hetmassa 1400inkg en trekt opsituaties.
een c) Bereken de gravitatiekracht die de aarde op
Fz de
: dekrachten
zwaartekracht systeem
(kracht van de volgende
aarde op zijn lichaam)
vlakke, horizontale weg in
Is er→een resulterende kracht? 20,4 s op van 0 km/h tot de tientonner uitoefent. Bereken eveneens de
100Joris : de normaalkracht (kracht van de stoel op zijn lichaam)
Fkm/h. grootte van de zwaartekracht op die tientonner.
a) N
fietst met constante snelheid over een vlakke weg
Teken
naarenhuis.
bereken alle krachten tijdens het optrekken Wat kun je besluiten?
(verwaarloos
b) Heleen fietst de wrijving).
al remmend een steile helling af.
c) Hans is een duiker en daalt met constante snelheid in de 77. a) Bereken de grootte van de gravitatiekracht tussen
OFDSTUK 9

Caraïbische zee. twee vrachtwagens van 10,0 ton die op 5,00 m


d) Peter zit in een wagen die een bocht neemt met van elkaar staan.
42 ] Oplossingen

69. Altijd, soms of nooit waar? (met kracht wordt de 73. Een Volkswagen New Beetle (massa 1250 kg) rijdt
resulterende kracht bedoeld) met een constante snelheid van 70 km/h op een
a) Kracht veroorzaakt verplaatsing. vlakke weg. De wrijvingskracht bedraagt 410 N.
Volgens
b) Om een de tweede
voorwerpwetinvan Newtonteis krijgen is er een kracht
beweging Teken en bereken alle krachten.
→ → →
Fz + FN = m · a
nodig.
c) Als er op een voorwerp een kracht werkt, kan de snelheid 74. Chris Froome (massa van fiets + Chris is 74,3 kg)
Voornul
de zijn.
zwaartekracht geldt rijdt met een constante snelheid van 21,3 km/h een
d) OmFz =een
m ·voorwerp
g in beweging te houden is er een kracht y
helling van 10° op. Teken en bereken alle krachten
nodig.= 85,9 kg · 9,81 N/kg = 843 N (verwaarloos de wrijving).
e) Kracht veroorzaakt versnelling.
We
f) kiezen
Als op heteenassenstelsel
voorwerp een zoals in de
kracht figuurkan
werkt, ende
projecteren:
versnelling 75. Een auto (massa 1250 kg)→met caravan (massa 700 kg)
FN
x-as:
nul zijn. 0 + 0 = m · ax (1) wordt op een vlakke weg in gang getrokken door een
y-as:
g) Als je in een-Fzwagen
+ FN = zit
m ·die
ay een(2)
bocht neemt, werkt op je horizontale kabel die→een kracht van 500 N uitoefent.
F
lichaam een kracht die naar de buitenkant van de bocht a) Bereken de versnelling van het systeem. x
Uit (1) volgtis.
gericht b) Bereken de krachten op de auto en de caravan
ax = 0 →
Fz
(verwaarloos de wrijving).
70. Vermits
Een pilootde x-as in het
(massa 85,9punt aan de
kg) voert metbaan
eenraakt, geldt
F-16 een eveneens
verticale
at =uit
looping 0 met straal 600 m. Rond het onderste punt is zijn 76. Op een vliegdekschip landt een Tomcat met massa
snelheid constant en gelijk aan 680 km/h. 23,8 ton tegen een snelheid van 220 km/h en komt
Dan is zijn versnelling en teken de krachten op zijn li-
Bereken met behulp van een remkabel tot stilstand in 2,5 s.
2 2
= adatvermits
an in
chaam punt. a = a t + a n a) Bereken de vertraging en de kracht die de piloot
(massa 76,0 kg) tijdens het remmen ondervindt.
a is de normaalversnelling. Dus b) Bereken de kracht op de kabel.
a = an = v 2/ρ
= (680 km/h)2 / 600 m
= (189 m/s)2 · 600 m = 59,5 m/s2²


Vermits a naar het middelpunt wijst en op de y-as ligt, is
ay = a = 59,5 m/s2²

Invullen in (2) geeft:


-843 N + FN = 85,9 kg · 59,5 m/s2²
FN = 511 · 101 N + 843 N
= 595 · 101 N

6.2 lb 6.1 lb
71. Teken de krachten op het systeem in de volgende situaties.
blz 106 88
Is er een resulterende kracht? oef 71 65
a) Joris fietst met constante snelheid over een vlakke weg
naar huis.
b) Heleen fietst al remmend een steile helling af.
c) Hans is een duiker en daalt met constante snelheid in de 77. a) Bereken de grootte van de gravitatiekracht tussen
HOOFDSTUK 9

Caraïbische zee. twee vrachtwagens van 10,0 ton die op 5,00 m


d) Peter zit in een wagen die een bocht neemt met van elkaar staan.
constante snelheid. b) Bereken de gravitatiekracht van de maan op de
e) Bij een motorongeval vliegt Ben naar voor. tientonner (aarde, tientonner en maan in deze
volgorde op één lijn).
72. a)Een Citroën Jumpy heeft massa 1400 kg en trekt op een c) Bereken de gravitatiekracht die de aarde op
vlakke, horizontale→
Fweg in 20,4 s op van 0 km/h tot de tientonner uitoefent. Bereken eveneens de
N
100 km/h. grootte van de zwaartekracht op die tientonner.
Teken en→ bereken alle krachten
Fw

FJ
tijdens het optrekken Wat kun je besluiten?
(verwaarloos de wrijving).


Fz
constante snelheid en geen afbuiging: geen resulterende kracht

Interactie_6.2_Lb.indb 106 5/08/15 11:21


43

b) →
→ FN
Fw

K INE M ATICA E N DY NAM ICA



Fz
constante snelheid en geen afbuiging: geen resulterende kracht

c) →
Fa

Fw


Fz

constante snelheid en geen afbuiging: geen resulterende kracht

d)

→ →
Fc FN


Fz

constante snelheid maar afbuiging: resulterende kracht

e)


Fz

De enige kracht die op Ben werkt, is de zwaartekracht: die wijst verticaal naar beneden en
zorgt ervoor dat Ben een schuine worp uitvoert. Er is geen kracht die hem naar voren doet
vliegen (1e wet van Newton).
44 ] Oplossingen
71. Teken de krachten op het systeem in de volgende situaties.
Is er een resulterende kracht?
a) Joris fietst met constante snelheid over een vlakke weg
naar huis.
b) Heleen fietst al remmend een steile helling af.
c) Hans is een duiker en daalt met constante snelheid in de 77. a) Bereken de grootte van de gravitatiekracht tussen

HOOFDSTUK 9
Caraïbische zee. twee vrachtwagens van 10,0 ton die op 5,00 m
d) Peter zit in een wagen die een bocht neemt met van elkaar staan.
constante snelheid. b) Bereken de gravitatiekracht van de maan op de
e) Bij een motorongeval vliegt Ben naar voor. tientonner (aarde, tientonner en maan in deze
volgorde op één lijn).
6.2 lb 6.1 lb
72. Een Citroën Jumpy heeft massa 1400 kg en trekt op een c) Bereken de gravitatiekracht die de aarde op
blz 106 88
vlakke, horizontale weg in 20,4 s op van 0 km/h tot oef
de72tientonner
66
uitoefent. Bereken eveneens de
100 km/h. grootte van de zwaartekracht op die tientonner.
Teken en bereken alle krachten tijdens het optrekken Wat kun je besluiten?
(verwaarloos de wrijving).

Het systeem dat we beschouwen is de auto.


Op de auto werken drie krachten:
y

Fz : de zwaartekracht
Interactie_6.2_Lb.indb 106 5/08/15 11:21
→ →
FN : de normaalkracht FN

Fm : de motorkracht

Fm

Volgens de tweede wet van Newton is


→ → → x
Fz + FN + Fm = m · →
a →
Fz
We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:
x-as: 0 + 0 + Fm = m · ax (1)
y-as: -Fz + FN + 0 = m · ay (2)

De versnelling →
a ligt volgens de x-as en wijst naar voren, omdat de beweging rechtlijnig is en de wagen naar voor versnelt.
ay = 0

Berekening van ax:


ax = Δvx / Δt = (vx2 – vx1) / Δt =
= (100 km/h – 0 km/h) / 20,4 s
= 27,8 m/s / 20,4 s =
= 1,36 m/s2²

Uit (1) volgt


Fm = m · ax = 1400 kg · 1,36 m/s2 = 1,90 · 103 N = 1,90 kN

Uit (2) volgt


-Fz + FN = 0
FN = Fz = m · g
= 1400 kg · 9,81 N/kg = 13,7 · 103 N = 13,7 kN
45

6.2 lb 6.1 lb
73. Een Volkswagen New Beetle (massa 1250 kg) rijdt
blz 106 88
met een constante snelheid van 70 km/h op een
oef 73 67
vlakke weg. De wrijvingskracht bedraagt 410 N.
n kracht Teken en bereken alle krachten.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


snelheid 74. Het
Chris Froome
systeem dat(massa van fiets +isChris
we beschouwen is 74,3 kg)
de auto.
rijdt
Op de met
autoeen constante
werken snelheid van 21,3 km/h een
vier krachten:
n kracht helling
→ van 10° op. Teken en bereken alle krachten
Fz : de zwaartekracht y
(verwaarloos de wrijving).

FN : de normaalkracht
rsnelling 75. Een → auto (massa 1250 kg) met caravan (massa 700 kg) →
F : de motorkracht FN
wordtmop een vlakke weg in gang getrokken door een

kt op je Fw : de wrijvingskracht
horizontale kabel die een kracht van 500 N uitoefent.
→ →
e bocht a) Bereken de versnelling van het systeem. Fw Fm
b) Bereken de krachten op de auto en de caravan
Volgens de tweededewet
(verwaarloos van Newton is
wrijving).
ticale → → → → x
Fz + FN + Fm + Fw = m · →
a →
is zijn 76. Op een vliegdekschip landt een Tomcat met massa Fz
23,8 ton tegen een snelheid van 220 km/h en komt
We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:
n li- met x-as:
behulp0 +van
0 +een
Fm –remkabel
Fw = m · tot
ax stilstand (1)
in 2,5 s.
a) Bereken de vertraging en de kracht
y-as: -Fz + FN + 0 + 0 = m · ay die de
(2)piloot
(massa 76,0 kg) tijdens het remmen ondervindt.
b) Bereken de kracht op de kabel.
De versnelling →a is nul (geen versnelling, vertraging of afbuiging):
ax = 0 en ay = 0

Uit (1) volgt


Fm – Fw = 0
Fm = Fw = 410 N

Uit (2) volgt


-Fz + FN = 0
FN = Fz = m · g
= 1250 kg · 9,81 N/kg = 12,3 · 103 N = 12,3 kN

tuaties.

ke weg

eid in de 77. a) Bereken de grootte van de gravitatiekracht tussen


HOOFDSTUK 9

twee vrachtwagens van 10,0 ton die op 5,00 m


van elkaar staan.
b) Bereken de gravitatiekracht van de maan op de
tientonner (aarde, tientonner en maan in deze
volgorde op één lijn).
en c) Bereken de gravitatiekracht die de aarde op
de tientonner uitoefent. Bereken eveneens de
grootte van de zwaartekracht op die tientonner.
n Wat kun je besluiten?
46 ] Oplossingen

73. Een Volkswagen New Beetle (massa 1250 kg) rijdt


met een constante snelheid van 70 km/h op een
vlakke weg. De wrijvingskracht bedraagt 410 N.
n kracht Teken en bereken alle krachten.

6.2 lb 6.1 lb
snelheid 74. Chris Froome (massa van fiets + Chris is 74,3 kg)
blz 106 88
rijdt met een constante snelheid van 21,3 km/h een oef 74 68
n kracht helling van 10° op. Teken en bereken alle krachten
(verwaarloos de wrijving).

rsnelling 75. Het


Eensysteem dat we
auto (massa beschouwen
1250 is Chris(massa
kg) met caravan en zijn700
fiets.
kg)
Op dat systeem
wordt werken
op een vlakke drie
weg in krachten:
gang getrokken door een
kt op je horizontale
→ kabel die een kracht van 500 N uitoefent.
Fz : de zwaartekracht
e bocht a) Bereken de versnelling van het systeem.

FN : de normaalkracht
b) Bereken de krachten op de auto en de caravan
(verwaarloos
→ de wrijving).
FL : de spierkracht die Chris uitoefent
ticale
y
is zijn 76. Op een vliegdekschip landt een Tomcat met massa
23,8 ton tegen een snelheid van 220 km/h en komt
n li- met behulp van een remkabel tot stilstand in 2,5 s.
a) Bereken de vertraging en de kracht die de piloot → x
FN
(massa 76,0 kg) tijdens het remmen ondervindt. x 10°
→ →
b) Bereken de kracht op de kabel. FL Fz


Fz
10°
Volgens de tweede wet van Newton is
→ → →
Fz + FN + FL = m · →
a

We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:


x-as: -sin (10°) · Fz + 0 + FL = m · ax (1)
y-as: -cos (10°) · Fz + FN + 0 = m · ay (2)

De versnelling →
a is nul (geen versnelling, vertraging of afbuiging):
tuaties. ax = 0 en ay = 0

ke weg De zwaartekracht op het systeem is


Fz = m · g = 85,6 kg · 9,81 N/kg = 840 N

eid in de 77. Uit


a) (1) volgt de grootte van de gravitatiekracht tussen
Bereken
HOOFDSTUK 9

-sin (10°) · 840 N +van


twee vrachtwagens FL =10,0
0 ton die op 5,00 m
F = 15 · 10 1
vanL elkaar staan. N
b) Bereken de gravitatiekracht van de maan op de
Uit (2) volgt (aarde, tientonner en maan in deze
tientonner
-cos
volgorde(10°) op ·één
840lijn).
N + FN = 0
en F =
c) Bereken
N
83 · 10 1
N
de gravitatiekracht die de aarde op
de tientonner uitoefent. Bereken eveneens de
grootte van de zwaartekracht op die tientonner.
n Wat kun je besluiten?

5/08/15 11:21
47

73. Een Volkswagen New Beetle (massa 1250 kg) rijdt


met een constante snelheid van 70 km/h op een
vlakke weg. De wrijvingskracht bedraagt 410 N.
n kracht Teken en bereken alle krachten.

snelheid 74. Chris Froome (massa van fiets + Chris is 74,3 kg)
rijdt met een constante snelheid van 21,3 km/h een
n kracht helling van 10° op. Teken en bereken alle krachten
(verwaarloos de wrijving).

6.2 lb 6.1 lb
rsnelling 75. Een auto (massa 1250 kg) met caravan (massa 700 kg)
blz 106 88
wordt op een vlakke weg in gang getrokken door een oef 75 69
kt op je horizontale kabel die een kracht van 500 N uitoefent.
e bocht a) Bereken de versnelling van het systeem.
b) Bereken de krachten op de auto en de caravan

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


(verwaarloos de wrijving).
ticale
is zijn 76. a)Op een
Hetvliegdekschip landt een
systeem dat versnelt Tomcat
is het met auto
geheel: massaplus caravan.
23,8Optondat
tegen een snelheid van 220
systeem werken drie krachten: km/h en komt
n li- met behulp van → een remkabel tot stilstand in 2,5 s.
: de zwaartekracht
a) Bereken deFzvertraging op het
en de kracht diegeheel
de piloot

(massa 76,0 FN kg)
: detijdens het remmen
normaalkracht ondervindt.
op het geheel
b) Bereken de→kracht op de kabel.
Fk : de kracht van de kabel (500 N)

y y

→ →
FN FN

→ → →
Fk Fca Fk

x x
→ →
Fz Fz

tuaties.
Volgens de tweede wet van Newton is
→ → →
ke weg Fz + FN + Fk = m · → a

We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:
eid in de 77.
a) Bereken dex-as: 0 + van
grootte 0 + Fde = m · ax tussen(1)
k gravitatiekracht
HOOFDSTUK 9

y-as: -Fz +van


twee vrachtwagens + 0 =ton
FN 10,0 m · die
ay
op 5,00 m (2)
van elkaar staan.
b) Bereken de gravitatiekracht van de maan op de
De versnelling → a ligt volgens de x-as en wijst naar voren, omdat de beweging rechtlijnig is en de wagen naar voor
tientonner (aarde, tientonner en maan in deze
versnelt.
volgorde op één lijn).
ay = 0
en c) Bereken de gravitatiekracht die de aarde op
deUit
tientonner
(1) volgt uitoefent. Bereken eveneens de
grootte van de zwaartekracht op
500 N = (1250 kg + 700 kg) die tientonner.
· ax
n Wat kun je besluiten?
a = 0,256 m/s ² 2
x

y y
b) Om de krachten op de auto te bepalen, beschouwen we de auto als systeem.
Op de auto werken vier krachten:

Fz : de zwaartekracht op de auto → →
FN FN

FN : de normaalkracht op de auto 5/08/15 11:21
→ → → →
Fk : de kracht van de kabel (500 N) Fk Fca Fk

Fca : de kracht van de caravan op de auto
x x
→ →
Fz Fz
48 ] Oplossingen

Volgens de tweede wet van Newton is


→ → → →
Fz + FN + Fk + Fca = m · →
a

We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:
x-as: 0 + 0 + Fk – Fca = m · ax (1)
y-as: -Fz + FN + 0 + 0 = m · ay (2)

De kracht van de kabel op de auto is 500 N.


Uit (1) volgt
500 N – Fca = 1250 kg · 0,256 m/s2²
Fca = 180 N
y y y
De resulterende horizontale kracht op de auto is
Fa = 500 N – 180 N = 320 N
→ → →
FN op de caravan te bepalen, beschouwen we deFcaravan
Om de krachten N als systeem. FN
Op dat systeem werken drie krachten:
→ → → → →
Fk
Fz : de zwaartekracht Fca Fk Fac

FN : de normaalkracht
x x x

F→
ac
: de kracht van de auto op de caravan → →
Fz Fz Fz

De kracht van de auto op de caravan is even groot als (maar tegengesteld aan) de kracht van de caravan op de auto:
Fac = Fca = 180 N
Dat is de resulterende horizontale kracht op de caravan die zorgt voor de versnelling ervan.
Fc = 180 N
Controle:
Fc = m · ax
ax = Fac / m = 180 N / 700 kg = 0,257 m/s2²
Dat komt overeen met de waarde die we hierboven vonden.

Merk op dat de kracht die de kabel uitoefent zich verdeelt over auto en caravan:
Fk = Fa + Fc
500 N = 320 N + 180 N
vlakke weg. De wrijvingskracht bedraagt 410 N.
n kracht Teken en bereken alle krachten.
49
snelheid 74. Chris Froome (massa van fiets + Chris is 74,3 kg)
rijdt met een constante snelheid van 21,3 km/h een
n kracht helling van 10° op. Teken en bereken alle krachten
(verwaarloos de wrijving).

rsnelling 75. Een auto (massa 1250 kg) met caravan (massa 700 kg)
wordt op een vlakke weg in gang getrokken door een
kt op je horizontale kabel die een kracht van 500 N uitoefent.
e bocht a) Bereken de versnelling van het systeem.
b) Bereken de krachten op de auto en de caravan
(verwaarloos de wrijving).
ticale
6.2 lb 6.1 lb
is zijn 76. Op een vliegdekschip landt een Tomcat met massa blz 106 88
23,8 ton tegen een snelheid van 220 km/h en komt oef 76 70
n li- met behulp van een remkabel tot stilstand in 2,5 s.
a) Bereken de vertraging en de kracht die de piloot
(massa 76,0 kg) tijdens het remmen ondervindt.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


b) Bereken de kracht op de kabel.

tuaties.

ke weg

a) Het systeem dat we beschouwen is de piloot y


eid in de 77. a) Bereken de grootte van de gravitatiekracht tussen
HOOFDSTUK 9

Op dat systeem werken drie krachten: →


twee vrachtwagens van 10,0 ton die op 5,00 m FN

Fz : de zwaartekracht
van elkaar staan.
b) Bereken de→gravitatiekracht van de maan op de
FN : de normaalkracht
tientonner (aarde, tientonner en maan in deze
→ →
: delijn).
volgorde opFréén kracht die hem afremt (geleverd door de stoel, zijn gordel …) Fr
en c) Bereken de gravitatiekracht die de aarde op
deVolgens de tweede
tientonner wet van
uitoefent. Newton
Bereken is
eveneens de →
Fz
grootte van →de →zwaartekracht
→ → op
Fz + FN + Fr = m · a die tientonner.
n Wat kun je besluiten?
x
We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:
x-as: 0 + 0 – Fr = m · ax (1)
y-as: -Fz + FN + 0 = m · ay (2)
De versnelling →
a ligt volgens de x-as en wijst naar achteren, omdat de beweging rechtlijnig is en het vliegtuig vertraagt.
ay = 0
5/08/15 11:21

Berekening van ax:


ax = Δvx / Δt = (vx2 – vx1) / Δt =
= (0 km/h – 220 km/h) / 2,5 s
= -61,1 m/s / 2,5 s =
= -24 m/s2²

Uit (1) volgt


-Fr = 76,0 kg · (-24 m/s2)
Fr = 18 · 102 N
50 ] Oplossingen

73. Een Volkswagen New Beetle (massa 1250 kg) rijdt


met een constante snelheid van 70 km/h op een
vlakke weg. De wrijvingskracht bedraagt 410 N.
n kracht Teken en bereken alle krachten.

snelheid 74. Chris Froome (massa van fiets + Chris is 74,3 kg)
rijdt met een constante snelheid van 21,3 km/h een
n kracht helling van 10° op. Teken en bereken alle krachten
(verwaarloos de wrijving).

rsnelling 75. b)Een Het


autosysteem dat wekg)
(massa 1250 beschouwen
met caravanis(massa
het vliegtuig.
700 kg)
wordtOpop
dat systeem
een vlakke werken drie krachten:
weg in gang getrokken door een y
kt op je → die een kracht van 500 N uitoefent.
horizontale kabel
Fz : de zwaartekracht
e bocht a) Bereken de→versnelling van het systeem.
: de normaalkracht →
b) Bereken deFNkrachten op de auto en de caravan FN
→ de wrijving).
(verwaarloos
F : de kracht die het afremt (de kabel)
r
ticale →
Fr
is zijn 76. Op een vliegdekschip
Volgens de tweedelandt een Newton
wet van Tomcat is met massa
23,8 ton tegen→een x
→ snelheid
→ van 220 km/h en komt

n li-
met behulp vanFz +een
FN +remkabel
Fr = m · tot in 2,5 s.
a stilstand
a) Bereken de vertraging en de kracht die de piloot →
Fz
We kiezen
(massa 76,0het
kg)assenstelsel
tijdens het zoals
remmen in de figuur en projecteren:
ondervindt.
x-as: 0 + 0
b) Bereken de kracht op de kabel.– F r
= m · ax
(1)
y-as: -Fz + FN + 0 = m · ay (2)

Voor de versnelling vonden we reeds


ax = -24 m/s²
ay = 0

Uit (1) volgt


-Fr = 23,8 · 103 kg · (-24 m/s2)
Fr = 58 · 104 N

De remkracht van de kabel op het vliegtuig is even groot als de kracht van het vliegtuig op de kabel. De kracht op de
kabel is bijgevolg 58 · 104 N.

tuaties. Opmerking: in
 de praktijk wordt de remkracht niet alleen uitgeoefend door de kabel, maar ook door de motoren die een
tegenkracht geven.
ke weg

6.2 lb 6.1 lb
eid in de 77. a) Bereken de grootte van de gravitatiekracht tussen
HOOFDSTUK 9

blz 106 88
twee vrachtwagens van 10,0 ton die op 5,00 m oef 77 71
van elkaar staan.
b) Bereken de gravitatiekracht van de maan op de
tientonner (aarde, tientonner en maan in deze
volgorde op één lijn).
en c) Bereken de gravitatiekracht die de aarde op
de tientonner uitoefent. Bereken eveneens de
grootte van de zwaartekracht op die tientonner.
n Wat kun je besluiten?
G · m1 · m2
Voor de grootte van de gravitatiekracht geldt Fg =
r2
6,673 · 10 –11 Nm 2 /kg 2 · 10,0 · 10 3 kg · 10,0 · 10 3 kg
a) Fg = = 0,000 267 N = 2,67 · 10-4 N
(5,00 m) 2
6,673 · 10 –11 Nm 2 /kg 2 · 10,0 · 10 3 kg · 7, 35 · 105/08/15
22
kg 11:21
b) Fg = 8 6 2 = 0,344 N
(3, 84 · 10 - 6, 371 · 10 m)
51

aarde

tientonner

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


maan

107

6,673 · 10 –11 Nm 2 /kg 2 · 10,0 · 10 3 kg · 5, 976 · 10 24 kg


c) Fg = = 98,2 · 103 N
(6, 371 · 10 6 m) 2
Fz = m · g = 10,0 · 103 kg · 9,81 N/kg = 98,1 · 103 N

De grootte van de gravitatiekracht en van de zwaartekracht op de tientonner zijn (op een afronding na) gelijk.

6.2 lb 6.1 lb
78. De zon, Mars en Pluto bevinden zich op een bepaald 86. Bereken de valversnelling op
blz 107 88
ogenblik op een lijn. Bereken de resulterende a)
oef
de78
maan;
72
gravitatiekracht op Mars. b) Mars;
zon Mars Pluto c) Pluto.

KI NE MAT ICA E N DY NA MI CA
87. Wat is het verschil tussen massa, gewicht,
zwaartekracht en normaalkracht?
G · m1 · m2
79. Voor de grootte
Bereken van de gravitatiekracht
de gravitatiekracht van de zongeldt =
op deFg aarde. 88. In zijn ruimtepak leest Neil Armstrong op een
r2
Vergelijk deze met de middelpuntzoekende kracht op de weegschaal op aarde 245 kg af.
aarde.
zonWat kun je besluiten?Mars Pluto

80. De aarde voert een ECB uit rond de zon. Bereken daaruit de
massa van de zon.

81. De maan voert een ECB uit rond de aarde. Bereken daaruit
de afstand van de maan tot de aarde.

82. Een ruimteveer


© NASA

voert een ECB uit


rond de aarde op
300 km hoogte.
Bereken zijn a) Hoe groot is dat gewicht op aarde?
periode. b) Hoe groot is die massa op de maan?
c) Hoe groot is het gewicht op de maan?
d) Welke waarde leest hij op die weegschaal af op de
maan?
52 ] Oplossingen

107

De gravitatiekracht van de zon op Mars is


6,673 · 10 –11 Nm 2 /kg 2 · 1, 99 · 10 30 kg · 6, 42 · 10 23 kg
Fg = = 1,64 · 1021 N
(2, 28 · 10 11 m) 2

De gravitatiekracht van Pluto op Mars is


6,673 · 10 –11 Nm 2 /kg 2 · 1, 08 · 10 22 kg · 6, 42 · 10 23 kg
Fg = = 1,43 · 1012 N
(5, 91 · 10 12 - 2, 28 · 10 11 m) 2
78. De zon, Mars en Pluto bevinden zich op een bepaald 86. Bereken de valversnelling op
ogenblik op een lijn. Bereken de resulterende a) de maan;
De resulterende kracht
gravitatiekracht is
op Mars. Mars
b) Mars;
1,64 · 10 N – 1,43 · 10 N = 1,64 · 10 N
21 12 21
c) Pluto. 107
zon Mars Pluto
en wijst naar de zon. 1,64 · 1021 N 1,43 · 1012 N

K I NE M AT I CA E N DYNAM I CA
87. Wat is het verschil tussen massa, gewicht,
zwaartekracht en normaalkracht?

6.2 lb 6.1 lb
79. Bereken de gravitatiekracht van de zon op de aarde. 88. In zijn ruimtepak leest Neil Armstrong op een
blz 107 88
Vergelijk deze met de middelpuntzoekende kracht op de weegschaal op aarde 245 kg af.
oef 79 73
aarde. Wat kun je besluiten?

80. De
Degrootte van de
aarde voert een gravitatiekracht
ECB uit rond de van de Bereken
zon. zon op dedaaruit
aarde de
is gelijk aan
massa van · m1zon.
G de · m2
Fg =
r2
–11
81. De maan 6,673
voert een· 10ECB uit2 /kg
Nm rond2
· de
1,99 · 10 30
aarde. kg · 5, 976
Bereken · 10 24 kg
daaruit
78. De zon,=Mars en Pluto bevinden zich op11een 2bepaald = 3,55
86.· 10 22
N de valversnelling op
Bereken
de afstand van de maan tot (de aarde.
1, 496 · 10 m)
ogenblik op een lijn. Bereken de resulterende a) de maan;
De middelpuntzoekende
gravitatiekracht op Mars.kracht op de aarde (oef. 53 p. 104) is gelijk aan b) Mars;
82. Een ruimteveer 22
zon F = 3,56 · 10 N c) Pluto.
voertc een ECB uitMars Pluto

© NASA
rond de aarde op

KI NE MATICA EN DY NA MI CA
Besluit: d e grootte van de gravitatiekracht van de zon op de aarde en van 87.deWat
middelpuntzoekende kracht
is het verschil tussen op degewicht,
massa, aarde zijn (op
300 km hoogte.
een afronding na) gelijk. zwaartekracht en normaalkracht?
Bereken zijn a) Hoe groot is dat gewicht op aarde?
De kracht die nodig is om de aarde haar baan rond de zon te doen beschrijven (de middelpuntzoekende kracht) kan dus
periode. b) Hoe groot is die massa op de maan?
79. Berekengeleverd worden door van
de gravitatiekracht de gravitatiekracht van de zon op de aarde.
de zon op de aarde. 88. In zijn ruimtepak leest Neil Armstrong op een
c) Hoe groot is het gewicht op de maan?
Vergelijk deze met de middelpuntzoekende kracht op de weegschaal op aarde 245 kg af.
d) Welke waarde leest hij op die weegschaal af op de
aarde. Wat kun je besluiten?
maan?
80. De aarde voert een ECB uit rond de zon. Bereken daaruit de 6.2 lb 6.1 lb
89.blzLien107
staat 88
in een lift en draagt een zak
massa van de zon.
83. De aarde oefent op elke massa gravitatiekracht uit. Deze oeflevensmiddelen
80 74 met massa 12,6 kg.
kracht is gelijk aan de zwaartekracht en kun je meten met a) Waar grijpt het gewicht van de zak aan?
81. Uit
Deoef.
maan voert een ECB
3 volgt dat de
uit rond de aarde.
gravitatiekracht
Bereken daaruit
een dynamometer. Voor een massa vanop1,00
een kg
planeet die rond de zon draait,
vind je gelijk is aan
b) Bereken de centripetale
het gewicht kracht:
van de zak
de afstand van de maan tot de aarde.
9,81FgN.= Bepaal
Fc daaruit de massa van de aarde. (Hiertoe • als de lift in rust is;
moet G· mgekend· mp zijn.
mp · Daarom
v2 noemt men de proef van • als ze opwaarts vertrekt met versnelling
82. Een Gruimteveer
z
Cavendish2 waarbij =
= de waarde van (1)
G bepaald werd ‘het wegen 3,0 m/s2.
r ECB uit r
© NASA

voert een
van de aarde’.)
rond de aarde op
Vermits 90. Een ruimteveer voert een ECB uit rond de aarde op
300 km= ωhoogte.
84. Jorisv heeft = 2 massa
· reen ·r·r
van 60 kg. Bereken de zwaarte kracht 300 km hoogte.
Bereken zijn T a) Hoe groot is dat gewicht op aarde?
die op zijn lichaam werkt op a) Bereken de valversnelling op die hoogte.
periode.
wordt b) Hoe groot is die massa op de maan?
a) de(1)
aarde; b) Toon aan dat de astronauten gewichtloos zijn.
G ·maan;
mz · mp mp · (2 · r / T ) · r 2 2 c) Hoe groot is het gewicht op de maan?
b) de
= d) Welke waarde leest hij op die weegschaal af op de
c) Venus; r2 r
maan?
d) Jupiter;
Daaruit volgt
e) Saturnus. 2 3
mz = 4 · 2r · r 89. Lien staat in een lift en draagt een zak
83. De aarde oefent T Gop elke massa gravitatiekracht uit. Deze levensmiddelen met massa 12,6 kg.
85. a) Op welke hoogte is de valversnelling gehalveerd?
kracht is gelijk aan de zwaartekracht en kun je meten met a) Waar grijpt het gewicht van de zak aan?
b) Hoe groot is de valversnelling daar als je de invloed van
een dynamometer. Voor een massa van 1,00 kg vind je b) Bereken het gewicht van de zak
de maan mee in rekening brengt? Onderstel dat de aarde,
9,81 N. Bepaal daaruit de massa van de aarde. (Hiertoe • als de lift in rust is;
53

78. De zon, Mars en Pluto bevinden zich op een bepaald 86. Bereken de valversnelling op
ogenblik op een lijn. Bereken de resulterende a) de maan;
gravitatiekracht op Mars. b) Mars;
zon Mars Pluto c) Pluto.

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


87. Wat is het verschil tussen massa, gewicht,
zwaartekracht en normaalkracht?
Invullen van de gegevens geeft
79. Bereken de gravitatiekracht van de zon
(1,496 · 10 11opm)
de3 aarde. 88. In zijn ruimtepak leest Neil Armstrong op een
·r2
mz = deze4 met · = 2,00 · 1030 kg
Vergelijk (3,15 ·10 s) 6, 673 · 10 N · m 2kracht
7de 2middelpuntzoekende
–11
/kg 2 op de weegschaal op aarde 245 kg af.
aarde. Wat kun je besluiten?
Dat komt overeen met de waarde op de gegevenskaart.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


80. De aarde voert een ECB uit rond de zon. Bereken daaruit de
massa van de zon.

81. De maan voert een ECB uit rond de aarde. Bereken daaruit 6.2 lb 6.1 lb
blz 107 88
de afstand van de maan tot de aarde.
oef 81 75

82. De
Een ruimteveer van de aarde op de maan is gelijk is aan de centripetale kracht op de maan op haar baan rond de aarde:
gravitatiekracht

© NASA
voertF een
= Fc ECB uit
g
rond de aarde op
300 Gkm a
· mm mm · v 2
· mhoogte.
= = (1)
Berekenr zijn
2
r a) Hoe groot is dat gewicht op aarde?
periode.
Vermits b) Hoe groot is die massa op de maan?
v=ω·r= 2 · r ·r c) Hoe groot is het gewicht op de maan?
T d) Welke waarde leest hij op die weegschaal af op de
wordt (1) maan?
G · ma · mm mm · (2 · r / T ) 2 · r 2
= 89. Lien staat in een lift en draagt een zak
r2 r
83. De aarde oefent op elke massa gravitatiekracht uit. Deze levensmiddelen met massa 12,6 kg.
Daaruit
kracht volgt
is gelijk aan de zwaartekracht en kun je meten met a) Waar grijpt het gewicht van de zak aan?
G · ma · T 2
een rdynamometer.
3
= Voor een massa van 1,00 kg vind je b) Bereken het gewicht van de zak
9,81 N. Bepaal4 · r 2daaruit de massa van de aarde. (Hiertoe • als de lift in rust is;
moet G gekend zijn. Daarom
Invullen van de gegevens geeft noemt men de proef van • als ze opwaarts vertrekt met versnelling
Cavendish6,673waarbij de
–11waarde 2 van2 G bepaald werd
24 ‘het wegen
· 10 N · m /kg · 5,976 · 10 kg · (2,36 · 10 s) 6 2 3,0 m/s2.
van rde =aarde’.)
3
4 · r2
90. Een ruimteveer voert een ECB uit rond de aarde op
84. Daaruit volgteen massa van 60 kg. Bereken de zwaartekracht
Joris heeft 300 km hoogte.
r = zijn
die op 3,83lichaam
· 108 m werkt op a) Bereken de valversnelling op die hoogte.
a) de aarde; b) Toon aan dat de astronauten gewichtloos zijn.
Dat
b) komt
de maan;overeen met de waarde op de gegevenskaart.
c) Venus;
d) Jupiter;
e) Saturnus.

85. a) Op welke hoogte is de valversnelling gehalveerd?


b) Hoe groot is de valversnelling daar als je de invloed van
de maan mee in rekening brengt? Onderstel dat de aarde,
het punt en de maan op een rechte liggen.

Interactie_6.2_Lb.indb 107 5/08/15 11:2


zon Mars Pluto c) Pluto.

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


54 ] Oplossingen 87. Wat is het verschil tussen massa, gewicht,
zwaartekracht en normaalkracht?

79. Bereken de gravitatiekracht van de zon op de aarde. 88. In zijn ruimtepak leest Neil Armstrong op een
Vergelijk deze met de middelpuntzoekende kracht op de weegschaal op aarde 245 kg af.
aarde. Wat kun je besluiten?

80. De aarde voert een ECB uit rond de zon. Bereken daaruit de
massa van de zon.

81. De maan voert een ECB uit rond de aarde. Bereken daaruit
de afstand van de maan tot de aarde.
6.2 lb 6.1 lb
82. Een ruimteveer
blz 107 89

© NASA
voert een ECB uit oef 82 76
rond de aarde op
300 km hoogte.
Bereken zijn a) Hoe groot is dat gewicht op aarde?
periode. b) Hoe groot is die massa op de maan?
c) Hoe groot is het gewicht op de maan?
d) Welke waarde leest hij op die weegschaal af op de
maan?

89. Lien staat in een lift en draagt een zak


De gravitatiekracht van de aarde op het ruimteveer is gelijk aan
83. De aarde oefent op elke massa gravitatiekracht uit. Deze levensmiddelen met massa 12,6 kg.
de centripetale kracht op het ruimteveer op zijn baan rond de aarde:
kracht is gelijk aan de zwaartekracht en kun je meten met a) Waar grijpt het gewicht van de zak aan?
Fg = Fc →= →
een dynamometer. Voor een massa van 1,00 kg vind je b) Bereken het gewicht van de zak Fg Fc
2
G · m ·
9,81 N. Bepaal
a
m v
m · v
daaruit de massa van de aarde. (Hiertoe • als de lift in rust is;
= v = (1)
moet G gekend
r2 zijn.r Daarom noemt men de proef van • als ze opwaarts vertrekt met versnelling
Cavendish waarbij de waarde van G bepaald werd ‘het wegen 3,0 m/s2.
Vermits
van de aarde’.)2 · r
v=ω·r= ·r
T 90. Een ruimteveer voert een ECB uit rond de aarde op
84. Joris heeft een massa van 60 kg. Bereken de zwaartekracht 300 km hoogte.
wordt (1)
die op zijn lichaam werkt op 2 2 a) Bereken de valversnelling op die hoogte.
G · ma · mv mv · (2 · r / T ) · r
a) de aarde; = b) Toon aan dat de astronauten gewichtloos zijn.
r2
b) de maan; r
c) Venus;
Daaruit volgt
d) Jupiter; 2 3
T2 = 4 · r · r
e) Saturnus. (Let op: r is de afstand van de baan tot het middelpunt = r = ra + 300 km)
G · ma

85. Invullen van de


a) Op welke gegevens
hoogte
2
is degeeft
valversnelling gehalveerd?
b) Hoe 4 · r · (6,371 · 10 6 m +daar · 10je3 de
300 als m) 3invloed van
T 2 =groot is de valversnelling
-11 2 2
de maan6,673mee· 10 N · m /kg
in rekening · 5,976
brengt? · 10 24 kg
Onderstel dat de aarde,
het volgt
Daaruit punt enT =de542 maan · 10op1 een rechte liggen.
s = 90,3 min

Interactie_6.2_Lb.indb 107 5/08/15 11:2


81. De maan voert een ECB uit rond de aarde. Bereken daaruit
78. De zon, Mars
de afstand vanendePluto
maanbevinden zich op een bepaald
tot de aarde. 86. Bereken de valversnelling op 55
ogenblik op een lijn. Bereken de resulterende a) de maan;
82. gravitatiekracht
Een ruimteveer op Mars. b) Mars;
c) Pluto.

© NASA
zon
voerteen ECB uitMars Pluto
rond de aarde op

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


300 km hoogte. 87. Wat is het verschil tussen massa, gewicht,
Bereken zijn zwaartekracht
a) Hoe groot isendat
normaalkracht?
gewicht op aarde?
periode. b) Hoe groot is die massa op de maan?
79. Bereken de gravitatiekracht van de zon op de aarde. 88. In
c) zijn
Hoeruimtepak leest
groot is het Neil Armstrong
gewicht op een
op de maan?
Vergelijk deze met de middelpuntzoekende kracht op de weegschaal op aarde 245 kg af.
d) Welke waarde leest hij op die weegschaal af op de
aarde. Wat kun je besluiten? maan?

80. De aarde voert een ECB uit rond de zon. Bereken daaruit de 89. Lien staat in een lift en draagt een zak
massa vanoefent
de zon. 6.2 lb 6.1 lb
83. De aarde op elke massa gravitatiekracht uit. Deze levensmiddelen met massa 12,6 kg.
blz 107 89
kracht is gelijk aan de zwaartekracht en kun je meten met oefa) Waar
83 grijpt
77 het gewicht van de zak aan?
81. een
De maan voert een Voor
dynamometer. ECB uit
eenrond de aarde.
massa Bereken
van 1,00 kg vinddaaruit
je b) Bereken het gewicht van de zak
de afstand
9,81 van de
N. Bepaal maandetotmassa
daaruit de aarde.
van de aarde. (Hiertoe • als de lift in rust is;
moet G gekend zijn. Daarom noemt men de proef van • als ze opwaarts vertrekt met versnelling

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


82. Cavendish
Een ruimteveer waarbij de waarde van G bepaald werd ‘het wegen 3,0 m/s2.

© NASA
voertdeeen
van ECB uit
aarde’.)
rond de aarde op 90. Een ruimteveer voert een ECB uit rond de aarde op
84. De300
Joriskm hoogte.
heeft een massa van 60 kg. Bereken de zwaarte kracht
gravitatiekracht die de aarde op de massa uitoefent, wordt gegeven door300 km hoogte.
Bereken
die op zijn Gzijn
· lichaam
ma · m werkt op a) Bereken
a) Hoe grootdeisvalversnelling
dat gewicht opopaarde?
die hoogte.
F
periode. =
a) de aarde;r
g 2 b) Hoe groot is die massa op de maan?
b) Toon aan dat de astronauten gewichtloos zijn.
b) de maan; c) Hoe groot is het gewicht op de maan?
Invullen
c) Venus; van de gegevens geeft d) Welke waarde leest hij op die weegschaal → af op de
6,673 · 10 –11
Nm 2
/kg 2
· m · 1,00kg maan? Fg
d) Jupiter;
9,81 N = a
6 2
e) Saturnus. (6,371 · 10 m) ra
89. Lien staat in een lift en draagt een zak
Daaruit volgt
83.
85. De aarde
a) Op oefent op elke
is demassa gravitatiekracht uit. Deze levensmiddelen met massa 12,6 kg.
mawelke
= 5,97 hoogte
· 1024 kg valversnelling gehalveerd?
kracht is gelijk aan de zwaartekracht en kun
b) Hoe groot is de valversnelling daar als je de invloed van je meten met a) Waar grijpt het gewicht van de zak aan?
eendedynamometer.
maan mee met Voor een
in rekening massa
brengt? van 1,00 kg vind je b) Bereken het gewicht van de zak
Dat komt overeen de waarde op deOnderstel dat de aarde,
gegevenskaart.
9,81 N. Bepaal daaruit de massa
het punt en de maan op een rechte liggen. van de aarde. (Hiertoe • als de lift in rust is;
moet G gekend zijn. Daarom noemt men de proef van • als ze opwaarts vertrekt met versnelling
Cavendish waarbij de waarde van G bepaald werd ‘het wegen 3,0 m/s2.
van de aarde’.)
90. Een ruimteveer voert een ECB uit rond de aarde op
6.2 lb 6.1 lb
84. Joris heeft een massa van 60 kg. Bereken de zwaartekracht 300107
blz
km hoogte.
89
die op zijn lichaam werkt op a)
oef Bereken
84 78de valversnelling op die hoogte.
a) de aarde; b) Toon aan dat de astronauten gewichtloos zijn.
b) de maan;
Interactie_6.2_Lb.indb 107 5/08/15 11:2
c) Venus;
d) Jupiter;
e) Saturnus.

85. a) Op welke hoogte → is de valversnelling gehalveerd? →


De zwaartekracht Fz is gelijk aan de gravitatiekracht Fg. De grootte ervan wordt gegeven door
b) Hoe groot is
G · mp · m
de valversnelling daar als je de invloed van
de maan
Fg = mee
2
in rekening brengt? Onderstel dat de aarde,
het punt ren de maan op een rechte liggen.
Je vindt dan volgende resultaten:
a) aarde: Fz = 589 N
b) maan: Fz = 97,2 N
c) Venus: Fz = 534 N
d) Jupiter: Fz = 156 · 101 N
e) Saturnus: Fz = 642 N

Interactie_6.2_Lb.indb 107 5/08/15 11:2


kracht is gelijk aan de zwaartekracht en kun je meten met a) Waar grijpt het gewicht van de zak aan?
een dynamometer. Voor een massa van 1,00 kg vind je b) Bereken het gewicht van de zak
9,81 N. Bepaal daaruit de massa van de aarde. (Hiertoe • als de lift in rust is;
56 ] Oplossingen
moet G gekend zijn. Daarom noemt men de proef van • als ze opwaarts vertrekt met versnelling
Cavendish waarbij de waarde van G bepaald werd ‘het wegen 3,0 m/s2.
van de aarde’.)
90. Een ruimteveer voert een ECB uit rond de aarde op
84. Joris heeft een massa van 60 kg. Bereken de zwaartekracht 300 km hoogte.
die op zijn lichaam werkt op a) Bereken de valversnelling op die hoogte.
a) de aarde; b) Toon aan dat de astronauten gewichtloos zijn.
b) de maan;
c) Venus;
d) Jupiter;
e) Saturnus.

6.2 lb 6.1 lb
85. a) Op welke hoogte is de valversnelling gehalveerd?
blz 107
b) Hoe groot is de valversnelling daar als je de invloed van oef 85
de maan mee in rekening brengt? Onderstel dat de aarde,
het punt en de maan op een rechte liggen.

a)De valversnelling op een hoogte h wordt gegeven door


r a2
g (h) = go ·
(ra + h) 2
waarin go = 9,820 m/s2.

De hoogte h waarop de valversnelling gehalveerd is, volgt uit


Interactie_6.2_Lb.indb 107 go r a2 5/08/15 11:2
= go ·
2 (ra + h) 2
Invullen van de gegevens geeft
6 2

1 = (6,371 · 10 m)
2 (6,371 · 10 6 m + h) 2
Daaruit volgt
6,371 · 10 6 m + h = 2 · (6,371 · 10 6 m)
h = 2,639 · 106 m = 2639 km

b)De valversnelling op een afstand r van (het middelpunt van) een planeet met massa mp is
G · mp
g=
r2
De valversnelling o.w.v. de aarde is in dat punt gelijk aan
g = go / 2 = 9,820 m/s2 / 2
= 4,91 m/s2

De afstand r tot de maan voor dat punt is


r = 3,84 · 108 m – 6,371 · 106 m – 2,639 · 106 m
= 3,75 · 108 m

aarde 3,84 · 108 m

6,371 · 106 m 2,639 · 106 m

maan

De valversnelling o.w.v. de maan is


6,673 · 10 -11 Nm 2 /kg 2 · 7,35 · 10 22 kg

g = (3,75 · 10 8 m) 2
= 3,49 · 10-5 m/s2 = 0,000 0349 m/s2²

De resulterende valversnelling is
4,91 m/s2 – 0,000 0349 m/s2 = 4,91 m/s2

De maan heeft geen merkbare invloed op de valversnelling op die plaats.


107 57

6.2 lb 6.1 lb
86. Bereken de valversnelling op 107
blz 107 89
a) de maan; oef 86 80
b) Mars;
Pluto c) Pluto.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


87. DeWat is het verschil
valversnelling optussen massa,r van
een afstand gewicht,
(het middelpunt van) een planeet met massa mp is
G · mp
zwaartekracht en normaalkracht?
g=
r2
. 88. In zijn ruimtepak leest Neil Armstrong op een
p de Dat geeft volgende
weegschaal op aarderesultaten:
245 kg af.
a) maan: g = 1,62 m/s2.
Meestal gebruikt men de waarde 1,60 m/s2. (zie gegevenskaart)
aruit de b) Mars: g = 3,75 m/s2
86. c)Bereken
Pluto:
de valversnellingg =op
2,22 m/s2
a) de maan;
daaruit b) Mars;
Pluto c) Pluto.

87. Wat is het verschil tussen massa, gewicht, 6.2 lb 6.1 lb


blz 107
zwaartekracht en normaalkracht?
© NASA

oef 87

. 88. In zijn ruimtepak leest Neil Armstrong op een


weegschaal symbool betekenis eenheid aangrijpingspunt
p de a) Hoe grootopisaarde 245 kg op
dat gewicht af. aarde?
massa
b) Hoe groot is diemmassa op dede maan?
hoeveelheid materie waaruit een voorwerp bestaat kg geen

gewicht
c) Hoe groot is hetGgewicht
w opdedekracht
maan?die het voorwerp op zijn steun uitoefent N steun
aruit de d) → hij op die weegschaal af op de
Welke waarde leest
zwaartekracht Fz de gravitatiekracht die de aarde op het voorwerp uitoefent N voorwerp
maan? →
normaalkracht FN de kracht die de steun uitoefent op het voorwerp N voorwerp
daaruit 89. Lien staat in een lift en draagt een zak
Opmerking:
Deze levensmiddelen met massa 12,6 kg.

n met We gebruiken
1)a) Waar grijpt hetvoor het gewicht
gewicht het aan?
van de zak symbool Gw: G staat voor ‘gewicht’, w voor ‘weight’. Andere symbolen geven verwarring:
je b) Bereken
→ het gewicht van de zak
F (g van gewicht): wordt al gebruikt als symbool voor gravitatiekracht
© NASA

rtoe • g als de lift in rust is;



n •G (G
alsvan gewicht):vertrekt
ze opwaarts de grootte
metvan het gewicht is dan G en dat symbool staat voor de gravitatieconstante
versnelling
et wegen → 3,0 m/s2.
Fw (Fgroot
a) Hoe van kracht en w vanop
is dat gewicht weight):
aarde? wordt al gebruikt voor wrijvingskracht.
b) Hoe
90. Een groot is voert
ruimteveer die massa op de
een ECB uitmaan?
rond de aarde op
2) In sommige (oudere en anderstalige) leerboeken definieert men het gewicht als de zwaartekracht (of de gravitatie-
ekracht c) Hoe groot
300 kracht)
km hoogte. is het gewicht op de maan?
op het voorwerp.
d) Bereken
a) Welke waarde leest hij op die
de valversnelling weegschaal af op de
 Het leerplan definieert hetopgewicht
die hoogte.
van een voorwerp echter duidelijk zoals in dit leerboek gebeurt. Die definitie komt
maan?aan dat de astronauten gewichtloos zijn.
b) Toon
ook overeen met de ervaringen uit het dagelijkse leven: het aangrijpingspunt is weegschaal, het gewicht van een voor-
werp in lift die opwaarts vertrekt is kleiner, gewichtloosheid …
89. Lien staat in een lift en draagt een zak
Deze levensmiddelen met massa 12,6 kg.
n met a) Waar grijpt het gewicht van de zak aan?
je b) Bereken het gewicht van de zak
?rtoe • als de lift in rust is;
n van
oed • als ze opwaarts vertrekt met versnelling
et
de wegen
aarde, 3,0 m/s2.

90. Een ruimteveer voert een ECB uit rond de aarde op


ekracht 300 km hoogte.
a) Bereken de valversnelling op die hoogte.
b) Toon aan dat de astronauten gewichtloos zijn.
58 ] Oplossingen

86. Bereken de valversnelling op


a) de maan;
b) Mars;
Pluto c) Pluto.

87. Wat is het verschil tussen massa, gewicht,


zwaartekracht en normaalkracht?

6.2 lb 6.1 lb
. 88. In zijn ruimtepak leest Neil Armstrong op een
blz 107
p de weegschaal op aarde 245 kg af. oef 88

aruit de

daaruit
© NASA

a) Hoe groot is dat gewicht op aarde?


b) Hoe groot is die massa op de maan?
c) Hoe groot is het gewicht op de maan?
d) Welke waarde leest hij op die weegschaal af op de
maan?

89. a) 
LienHet
staat in eenislift
gewicht deen draagt
kracht opeen
het zak
steunvlak. Als de astronaut op een horizontaal oppervlak in rust staat, is het gewicht
Deze levensmiddelen met massa 12,6
even groot als de zwaartekracht: kg.
n met a) Waar grijptGhet
w
gewicht
= m ·g van de zak aan?
je b) Bereken het gewicht van de zak
= 245 kg · 9,81 m/s2
rtoe • als de lift in rust is;
= 240 · 10 N
1

n • als ze opwaarts vertrekt met versnelling


2
et wegen b) De3,0 m/sis
massa . 245 kg.

90. c)Een Op
ruimteveer
de maanvoert
is zijneen ECB uit rond de aarde op
gewicht
ekracht 300 km hoogte.
Gw = m · g
a) Bereken de valversnelling opm/s
= 245 kg · 1,60 die 2hoogte.
b) Toon aan dat =de392
astronauten
N gewichtloos zijn.

d)Op de weegschaal wordt de massa weergegeven (het gewicht wordt gedeeld door 9,81 m/s2).
Op de maan leest hij af
392 N / 9,81 m/s2 = 40,0 kg

?
oed van
de aarde,

14/10/15 16:33
86. Bereken de valversnelling op
a) de maan;
daaruit b) Mars; 59

Pluto c) Pluto.

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


87. Wat is het verschil tussen massa, gewicht,

© NASA
zwaartekracht en normaalkracht?

. 88. In zijn ruimtepak leest Neil Armstrong op een


p de a) Hoe grootopisaarde
weegschaal dat gewicht
245 kg op
af.aarde?
b) Hoe groot is die massa op de maan?
c) Hoe groot is het gewicht op de maan?
aruit de d) Welke waarde leest hij op die weegschaal af op de
maan?

6.2 lb 6.1 lb
daaruit 89. Lien staat in een lift en draagt een zak
blz 107
Deze levensmiddelen met massa 12,6 kg. oef 89
n met a) Waar grijpt het gewicht van de zak aan?
je b) Bereken het gewicht van de zak
rtoe • als de lift in rust is;

© NASA

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


n • als ze opwaarts vertrekt met versnelling
et wegen 3,0 m/s2.
a) Hoe groot is dat gewicht op aarde?
90. a)Een ruimteveer
Op
b) Hoe haar is voert
groothand. een ECB
die massa op deuitmaan?
rond de aarde op
ekracht 300 km hoogte.
c) Hoe groot is het gewicht op de maan?
b)a)
d) Bereken
Welke deinvalversnelling
Als dewaarde
lift rust
leestis,
hijisophetop
die die hoogte.
gewicht even af
weegschaal groot als de zwaartekracht op de zak:
op de
b)
Toon
maan? aan dat de astronauten
Gw = Fz gewichtloos zijn.
= m · g = 12,6 kg · 9,81 m/s2
89. Lien staat in een=lift 124enNdraagt een zak
Deze levensmiddelen met massa 12,6 kg.
n met Als zegrijpt
a) Waar opwaarts vertrektvan
het gewicht metdeeen
zakversnelling
aan? van 3,0 m/s2, is haar gewicht
je
b) Bereken het = m · (g van
Gwgewicht + a)
de zak (zie leerboek p. 90)
?rtoe • als de lift in = 12,6 kg · (9,81 m/s2² + 3,0 m/s2)
rust is;
oed
n van = 161vertrekt
• als ze opwaarts N met versnelling
de aarde,
et wegen 3,0 m/s2.

6.2 lb 6.1 lb
90. Een ruimteveer voert een ECB uit rond de aarde op
blz 107
ekracht 300 km hoogte. oef 90
a) Bereken de valversnelling op die hoogte.
b) Toon aan dat de astronauten gewichtloos zijn.

a)De valversnelling op een hoogte h wordt gegeven door


r a2
g (h) = go ·
(ra + h) 2 5/08/15 11:21

? waarin go = 9,820 m/s2.


oed van
de aarde, Invullen van de gegevens geeft
(6,371 · 10 6 m) 2
g = 9,820 m/s2 ·
(6,371 · 10 6 m + 300 · 10 6 m) 2
= 8,96 m/s ²
2

FN
b) De valversnelling ter hoogte van het ruimteveer is 8,96 m/s2.
Nochtans zijn de astronauten in het veer gewichtloos! We bewijzen dat nu. →
Fg
Op de astronaut werken 2 krachten:

Fg : de gravitatiekracht (kracht van de aarde op zijn lichaam)
→ 5/08/15 11:21
FN : de normaalkracht (kracht van de bodem op zijn lichaam)

Volgens de tweede wet van Newton is


→ →
Fg + FN = m · →
a
60 ] Oplossingen

Vermits de astronaut met het ruimteveer een ECB uitvoert, wijst de versnelling →
a naar het middelpunt. Het product m · →
a

is de centripetale kracht Fc op de astronaut. Dus
→ → →
Fg + FN = Fc
→ → →
FN = Fc - Fg
108 ] Kinematica en dynamica
→ →
De gravitatiekracht Fg is gelijk aan de centripetale kracht Fc. (zie oef. 89)
Dus

FN = 0

Vermits het gewicht even groot is als de normaalkracht, is


Gw = 0

De astronaut is gewichtloos.

91. Tijdens een rit op een roetsjbaan zit Sofie (massa 62,5 kg) in 94. Op 6.2 lb 6.1
welke lb
manier speelt wrijving een rol bij volgende
blz 107
het middelste wagentje. Rond punt P (het onderste punt) heeft zaken?
oef 91
ze een constante snelheid van 70,0 km/h. De kromtestraal van a) racewagens hebben brede banden;
de baan is op die plaats 50,0 m. b) handbal;
a) Teken en bereken de krachten op Sofie in dat punt. Hoe c) stappen;
groot is haar gewicht in dat punt? d) met een fiets een bocht nemen;
b) Waarom en waarin verschilt haar ervaring met die van e) als je met de mountainbike op een modderig pad
Peter die vooraan zit? naar boven klimt, slipt je achterwiel minder ge-
makkelijk als je wat naar achter gaat hangen;
f) het hitteschild van een ruimteveer.

95. Teken alle krachten op het systeem.


a) Je rijdt met je fiets aan een constante snelheid
een steile helling af.
b) Een puck beweegt wrijvingsloos over een horizon-
taal oppervlak.
Sofie
96. Waarom is het moeilijker een kast in beweging te
krijgen dan ze in beweging te houden?

Peter 97. Een trein heeft snelheid 140 km/h en doet een
noodstop. Door natte bladeren op de sporen is de
wrijvingscoëfficiënt tussen wielen en sporen 0,30.
Bereken de remafstand.

98. Een wagen met massa 1300 kg vertrekt op een ho-


rizontaal en verijsd wegdek. De wrijvingscoëfficiënt
P tussen banden en wegdek is 0,12.
a) Bereken de maximaal mogelijke versnelling.
b) Hoelang duurt het eer de wagen een snelheid van
40 km/h bereikt?
92. Een schaatser met
HOOFDSTUK 10

massa 75,6 kg laat 99. Hoe snel mag men rijden op een besneeuwd wegdek
zich ‘uitbollen’ (µs = 0,20) om eenzelfde remafstand te hebben als
op een ijsbaan. aan 50 km/h op een droog wegdek?
De dynamische
wrijvingscoëfficiënt 100. De opstelling in de figuur laat toe de
61

a) Op Sofie werken in dat punt twee krachten:



Fz: de zwaartekracht (kracht van de aarde op haar lichaam) y

FN: de normaalkracht (kracht van de stoel op haar lichaam)

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


Volgens de tweede wet van Newton is

→ → FN
Fz + FN = m · →
a

Voor de zwaartekracht geldt


Fz = m · g = 62,5 kg · 9,81 N/kg = 613 N → x
Fz
We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:
x-as: 0 + 0 = m · ax (1)
y-as: -Fz + FN = m · ay (2)

Uit (1) volgt ax = 0.


Vermits de x-as in het punt aan de baan raakt, geldt eveneens at = 0.
Dan is
an = a vermits a = a t2 + a n2

a is de normaalversnelling. Dus
a = an = v 2 / ρ
= (70,0 km/h)2 / 50,0 m
= (19,4 m/s)2 / 50,0 m = 7,53 m/s2²

Vermits →
a naar het middelpunt wijst en op de y-as ligt, is y
ay = a = 7,53 m/s2

Invullen in (2) geeft: →


a
-613 N + FN = 62,5 kg · 7,53 m/s2
FN = 613 N + 471 N x
= 1084 N
Vermits het gewicht even groot is als de normaalkracht, is
Gw = 1084 N

In normale omstandigheden (in rust, op een horizontaal oppervlak) is haar gewicht even groot als
de zwaartekracht (613 N).
Haar gewicht is nu
1084 / 613 = 1,77 maal groter.

Haar groter gewicht is de sensatie die Sofie ervaart in het onderste punt.

b) De wagentjes zullen versnellen zolang het zwaartepunt van het geheel (en dat is min of meer het midden) naar het on-
derste punt beweegt. Vermits Sofie in het midden zit, gaat zij met de hoogste snelheid door dat punt. Uit a) volgt dat de
normaalkracht (en dus haar gewicht) in dat punt dan groter is dan voor Peter die vooraan zit (en met een lagere snel-
heid dat punt passeert).
Om de sensatie maximaal te ervaren, moet je dus in de buurt van het zwaartepunt gaan zitten.
Sofie
96. Waarom is het moeilijker een kast in beweging te
62 ] Oplossingen krijgen dan ze in beweging te houden?

Peter 97. Een trein heeft snelheid 140 km/h en doet een
noodstop. Door natte bladeren op de sporen is de
wrijvingscoëfficiënt tussen wielen en sporen 0,30.
Bereken de remafstand.

98. Een wagen met massa 1300 kg vertrekt op een ho-


rizontaal en verijsd wegdek. De wrijvingscoëfficiënt
P tussen banden en wegdek is 0,12.
a) Bereken de maximaal mogelijke versnelling.
b) Hoelang duurt het eer de wagen een snelheid van
40 km/h bereikt?
6.2 lb 6.1 lb
92. Een schaatser met
HOOFDSTUK 10

blz 107
massa 75,6 kg laat 99.oefHoe 92
snel mag men rijden op een besneeuwd wegdek
zich ‘uitbollen’ (µs = 0,20) om eenzelfde remafstand te hebben als
op een ijsbaan. aan 50 km/h op een droog wegdek?
De dynamische
wrijvingscoëfficiënt 100. De opstelling in de figuur laat toe de
van het staal op het wrijvingscoëfficiënt tussen bv. een
ijs is 0,010. Bereken schoen en een tegel te bepalen.
de grootte van de Als de helling voorzichtig
wrijvingskracht. groter gemaakt wordt,
begint de schoen te
glijden bij een hoek a.
93. Voor
Op een blok hout
de grootte vanmet massa 150 g wordt
de wrijvingskracht horizontaal een
geldt Toon aan dat µs = tan a.
toenemende
Fw = µd · Fkracht
N
uitgeoefend. Bij een kracht
(1) van 1,10 N
Dekomt
grootte van de
het blok normaalkracht
juist in beweging.kun
Hoejegroot
bepalen
is demet de 2e wet van Newton.
statische 101. Curling is een precisiesport, waarbij een grote, platte,
wrijvingscoëfficiënt tussen het hout en de ondergrond? granieten steen over het ijs schuift. Met een bezem
Op het systeem ‘schaatser’ werken drie krachten: maakt men de weg naar het doel (een cirkel) zo glad
y
→ mogelijk. Bepaal de wrijvingscoëfficiënt tussen de
Fz : de zwaartekracht
steen en het ijs als de steen met een beginsnelheid

FN : de normaalkracht van 1,5 m/s een afstand
→ van 16,0 m aflegt.
→ FN
Fw : de wrijvingskracht →
a

Volgens de tweede wet van Newton is →


Fw
→ → →
Fz + FN + Fw = m · →
a
Interactie_6.2_Lb.indb 108 5/08/15 11:2
We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren: →
v

x-as: 0 + 0 – Fw = m · ax (2) Fz
y-as: -Fz + FN + 0 = m · ay (3) x

De versnelling →
a is naar achteren gericht, vermits de schaatser vertraagt in de positieve zin van de x-as:
ax = -a en ay = 0

Uit (3) volgt


-Fz + FN = 0
FN = Fz = m · g
= 75,6 kg · 9,81 N/kg = 742 N

Invullen in (1) geeft


Fw = 0,010 · 742 N = 7,4 N

Opmerking: in de volgende oefeningen kun je de normaalkracht telkens bepalen met de tweede wet van Newton. We zullen
echter, waar mogelijk, gebruik maken van het feit dat op een horizontaal oppervlak de normaalkracht even groot is als de
zwaartekracht, zoals blijkt uit de afleiding hierboven.
a) Bereken de maximaal mogelijke versnelling.
b) Hoelang duurt het eer de wagen een snelheid van
40 km/h bereikt? 63
92. Een schaatser met
HOOFDSTUK 10 massa 75,6 kg laat 99. Hoe snel mag men rijden op een besneeuwd wegdek
zich ‘uitbollen’ (µs = 0,20) om eenzelfde remafstand te hebben als
op een ijsbaan. aan 50 km/h op een droog wegdek?
De dynamische
wrijvingscoëfficiënt 100. De opstelling in de figuur laat toe de
van het staal op het wrijvingscoëfficiënt tussen bv. een
ijs is 0,010. Bereken schoen en een tegel te bepalen.
de grootte van de Als de helling voorzichtig
wrijvingskracht. groter gemaakt wordt,
begint de schoen te
glijden bij een hoek a.
6.2 lb 6.1 lb
93. Op een blok hout met massa 150 g wordt horizontaal een blz
Toon107
aan dat µs = tan a.
toenemende kracht uitgeoefend. Bij een kracht van 1,10 N oef 93
komt het blok juist in beweging. Hoe groot is de statische 101. Curling is een precisiesport, waarbij een grote, platte,
wrijvingscoëfficiënt tussen het hout en de ondergrond? granieten steen over het ijs schuift. Met een bezem
maakt men de weg naar het doel (een cirkel) zo glad

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


Voor de grootte van de wrijvingskracht geldt
mogelijk. Bepaal de wrijvingscoëfficiënt tussen de
Fw,max = µs · FN (1) steen en het ijs als de steen met een beginsnelheid
van 1,5 m/s een afstand
→ van 16,0 m aflegt.
FN
Als het blok juist in beweging komt bij een kracht van
1,10 N, is de maximale statische wrijvingskracht gelijk
aan 1,10 N:
→ →
Fw,max = 1,10 N Fw Fp

Interactie_6.2_Lb.indbDe normaalkracht
108 is even groot als de zwaartekracht: → 5/08/15 11:2
FN = Fz = m · g = 0,150 · 9,81 N/kg = 1,47 N Fz

Invullen in (1) geeft 1,10 N = µs · 1,47 N


Daaruit volgt µs = 0,748

5 kg) in 94. Op welke manier speelt wrijving een rol bij volgende 6.2 lb 6.1 lb
blz 107
unt) heeft zaken?
oef 94
traal van a) racewagens hebben brede banden;
b) handbal;
nt. Hoe c) stappen;
d) met een fiets een bocht nemen;
e van e) als je met de mountainbike op een modderig pad
naar boven klimt, slipt je achterwiel minder ge-
makkelijk als je wat naar achter gaat hangen;
f) het hitteschild van een ruimteveer.

95. a) 
TekenHetalle krachten
is een op hetdat
misconcept systeem.
brede banden bij racewagens meer wrijving geven
a) Je rijdt met je fiets aan een
In de formule voor de wrijvingskrachtconstante snelheid
komt de grootte van de contactoppervlakte immers niet voor:
een steile helling
Fw,max = µaf.s · FN
b) Een puck beweegt wrijvingsloos over een horizon-
 taal oppervlak.
Je kunt dat als volgt begrijpen: bij een grotere contactoppervlakte, wordt de zwaarte verdeeld over een grotere opper-
vlakte en is de kracht per m2 (waarmee de twee oppervlakken tegen elkaar gedrukt worden) kleiner. Dat wordt duidelijk
96. Waaromals jeisde
hetformule
moeilijker
schrijfteenals
kast in beweging te
krijgen dan zeFw,max
in beweging
= µs · FN /teAhouden?
·A
= µs · pN · A
97. Een trein heeft snelheid 140 km/h en doet een
noodstop. Door natte
Als A groter wordt,bladeren
wordt pNop de sporen
kleiner is deFw,max constant.
en blijft
wrijvingscoëfficiënt
 Waarom gebruikttussen men bij wielen en sporen
racewagens toch0,30.
brede banden, als die niet meer wrijving geven? (bredere banden geven zelfs
meerde
Bereken luchtweerstand!)
remafstand.

98. Een wagen met massa 1300 kg vertrekt op een ho-


rizontaal en verijsd wegdek. De wrijvingscoëfficiënt
tussen banden en wegdek is 0,12.
a) Bereken de maximaal mogelijke versnelling.
b) Hoelang duurt het eer de wagen een snelheid van
40 km/h bereikt?

99. Hoe snel mag men rijden op een besneeuwd wegdek


64 ] Oplossingen

Er zijn twee redenen:


· enerzijds zorgen brede banden voor een grotere stabiliteit;
· anderzijds worden de banden van racewagens gemaakt uit ‘zachte’ rubber. Zachte rubber vervormt meer en geeft meer
wrijving. (Vergelijk een (harde) tegelvloer met een (zacht) materiaal zoals tapijt: zie oef. 85)
Zachte rubber slijt echter snel weg. Vandaar dat racewagens pitstops nodig hebben (vnl. om banden te wisselen). Een
brede band slijt minder snel weg en kan één pitstop minder betekenen. Blijkbaar weegt dat op tegen het beetje meer
luchtweerstand dat bredere banden veroorzaken.

b) Neem de bal vast met één hand zoals handbalspelers dat doen: de wrijving tussen je huid en de bal zorgt ervoor dat de
bal niet valt (de kracht die je met je vingers op de bal uitoefent moet groot genoeg zijn!)

c) Dat wordt in het boek uitgelegd op p. 96.


y →
→ FN
d) De wrijvingskracht Fw zorgt ervoor dat je de bocht kunt nemen en vervult de rol van
centripetale kracht. Als de wrijvingskracht te klein is, glijdt je wiel weg en slip je.

e) Dat is een directe toepassing van de formule →


Fw
Fw,max = µs · FN
Als je je achterwiel meer belast, door op (en zover mogelijk achteraan) je zadel te
blijven zitten, is de kracht waarmee je achterband en het wegdek tegen elkaar ge-
drukt worden, groter en is de wrijvingskracht groter. →
Als je echter te veel naar achteren steunt, komt je voorwiel los van de grond en kun Fz
je niet meer sturen.
Bij het fietsen op een modderige helling komt het er op aan van het goede even- x
wichtspunt te vinden.

f) Als het ruimteveer bij zijn terugkeer door de atmosfeer vliegt (met een snelheid van ongeveer 20 000 km/h), ontstaat
er door de luchtweerstand veel warmte. Om het veer te beschermen tegen de temperatuurstijging (tot 3000 °C) is het
bekleed met hittetegels: die tegels isoleren en stralen warmte uit.
Op 1 februari 2003 verongelukte het ruimteveer Columbia bij zijn terugkeer in de atmosfeer door beschadigde hittete-
gels. Daarbij kwamen alle zeven astronauten om.

gloeiende brokstukken van de Columbia bij terugkeer door de atmosfeer

Op 3 augustus 2005, tijdens de vlucht met het ruimteveer Discovery, werd in de ruimte uit voorzorg een kleine herstel-
ling uitgevoerd aan de isolatie tussen de hittetegels.
65

5 kg) in 94. Op welke manier speelt wrijving een rol bij volgende
unt) heeft zaken?
traal van a) racewagens hebben brede banden;
b) handbal;
nt. Hoe c) stappen;
d) met een fiets een bocht nemen;
e van e) als je met de mountainbike op een modderig pad
naar boven klimt, slipt je achterwiel minder ge-
makkelijk als je wat naar achter gaat hangen;
f) het hitteschild van een ruimteveer.

95. Teken alle krachten op het systeem. 6.2 lb 6.1 lb


blz 107
a) Je rijdt met je fiets aan een constante snelheid
oef 95
5 kg) in 94. Op een
welkesteile helling
manier af. wrijving een rol bij volgende
speelt
unt) heeft b) Een
zaken? puck beweegt wrijvingsloos over een horizon-
taal oppervlak.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


traal van a) racewagens hebben brede banden;
b) handbal;
nt. Hoe 96. a)
Waarom
c) stappen; is het moeilijker een kast in beweging te b)
krijgen dan ze in beweging
d) met een fiets een bocht nemen; te houden? →
→ FN
e van e) als je met → de mountainbike F op een modderig pad
97. EennaartreinbovenF
heeft snelheid
N
slipt140 km/h en doet eenge-
w
klimt, je achterwiel minder
noodstop. Door natte bladeren op
makkelijk als je wat naar achter gaat hangen; de sporen is de →
wrijvingscoëfficiënt tussen wielen en sporen 0,30. Fz
f) het hitteschild van een ruimteveer.
Bereken de remafstand.

Fz Let op: sommige leerlingen zullen hier een derde
95. Teken alle krachten op het systeem.
98. Een wagen met massa 1300 kg vertrekt
a) Je rijdt met je fiets aan een constante snelheid op een ho- kracht tekenen die de puck doet voortbewegen!
rizontaal en verijsd wegdek. De wrijvingscoëfficiënt
5 kg) in Op een
94. tussen
welke steile helling
manier
banden enspeelt
af. wrijving een rol bij volgende
wegdek is 0,12. over een horizon-
unt) heeft b) Een
zaken? puck beweegt wrijvingsloos
a) Bereken de maximaal mogelijke versnelling.
traal van a) taal
b)
oppervlak.
racewagens
Hoelang duurthebben
het eer brede banden;
de wagen een snelheid van
b) 40
handbal;
km/h bereikt? 6.2 lb 6.1 lb
nt. Hoe 96. Waarom
c) stappen; is het moeilijker een kast in beweging te
blz 107
krijgen
d) met dan fiets
ze ineen beweging te houden?
99. Hoe sneleen mag men bochtopnemen;
rijden een besneeuwd wegdek oef 96
e van e) als je
(µs =trein met
0,20)heeft de mountainbike
om eenzelfde op
remafstandeen modderig pad
97. Om
Een de
naarkast
boven snelheid
in beweging
klimt, te140
slipt krijgen
jewegdek? entedoet
achterwiel
hebben
km/h(versnelling!),
eenge-
minder
als →
moet je een kracht F1 uitoefenen die juist ‘iets’ groter is dan de maximale
aan 50
noodstop. km/h Doorop een droog
statische als natte
je watbladeren
wrijvingskracht:
makkelijk naar achter op gaat
de sporen
hangen;is de
wrijvingscoëfficiënt
F
f)Dehet > F = µ · tussen
F wielen en sporen 0,30.
100. Bereken1 hitteschild
opstellingw,max in de svan N een laat
figuur ruimteveer.
toe de
de remafstand.
wrijvingscoëfficiënt tussen bv. een →
95. Om de kast
Teken
schoen alle
en
in beweging
krachten
een tegel optete
hethouden
systeem.
bepalen.
(constante snelheid), moet je een kracht F2 uitoefenen die gelijk is aan de dynamische
98. wrijvingskracht:
Een
a) wagen met met je massa
fiets 1300 kg vertrekt opsnelheid
een ho-
AlsJederijdt
rizontaal helling
en voorzichtig
verijsd
aan een
wegdek. De
constante
wrijvingscoëfficiënt
F
een = F
2 steile
= µ ·
hellingFN af.
groter
tussen gemaakt
w
banden
d wordt,
en wegdek is 0,12. over een horizon-
b) Een
begint puck
de schoenbeweegt te wrijvingsloos
a) Bereken
Vermits µ de
groter
taal oppervlak. maximaal
is dan µ mogelijke
, is µs · Fversnelling.
> µd · FN en bijgevolg F1 > F2.
glijden
b) Hoelangbij
s een
duurt hoekhetaeer. d de wagen N
een snelheid van
al een Toon
40 aan
km/h dat µs = tan a.
bereikt?
1,10 N 96. Waarom is het moeilijker een kast in beweging te
tische krijgen
101. Hoe
Curling daneen
ze precisiesport,
in beweging te houden?
99. snelismag men rijden op waarbij een grote,wegdek
een besneeuwd platte,
nd? granieten
µs =trein steen over het ijs schuift. Met een bezem
97. (Een
maakt
0,20)heeft
men
om eenzelfde
snelheid
deopweg naar
remafstand
140
het km/h
doel ente
(een
hebben
doet een
cirkel)
als
zo glad
6.2 lb 6.1 lb
aan 50 km/h
noodstop. een
Door natte droog wegdek?
bladeren op de sporen
blz 107
mogelijk. Bepaal de wrijvingscoëfficiënt tussenisdede
oef 97
wrijvingscoëfficiënt
steen en het ijsinals tussen wielen en sporen 0,30.
100. Bereken
De opstelling dede
de remafstand.
steenlaat
figuur mettoe
eendebeginsnelheid
van 1,5 m/s een afstand van
wrijvingscoëfficiënt tussen bv. een16,0 m aflegt.

98. Deschoen
Een wagenen een
remafstand tegel
metwordt
massa te1300
bepalen.
gegeven door
kg vertrekt op een ho-
Als de helling voorzichtig
rizontaal en verijsd
2 wegdek. De wrijvingscoëfficiënt
v
Δx =gemaakt
groter
tussen banden
2 · nd en· wordt,
g wegdek is 0,12.
begint
a) de schoen
Bereken te
Invullen van de maximaal
de gegevens mogelijke versnelling.
geeft
glijden bij een
b) Hoelang duurt hoek
het . 2 de wagen een snelheid van
aeer
al een Toon (140
µs = km/h)
Δxaan
40 = dat
km/h bereikt? tan a. = 26 · 101 m 5/08/15 11:21
1,10 N 2 · 0,30 · 9,81 m/s 2
tische 101. Hoe
99. Curling
snelismag
een men
precisiesport,
rijden op waarbij een grote,wegdek
een besneeuwd platte,
nd? granieten steen over het ijs schuift. Met een
(µs = 0,20) om eenzelfde remafstand te hebben als bezem
maakt
aan 50 men
km/hdeopwegeennaar hetwegdek?
droog doel (een cirkel) zo glad
mogelijk. Bepaal de wrijvingscoëfficiënt tussen de
100. steen en het ijsinals
De opstelling dede steenlaat
figuur mettoe
eendebeginsnelheid
van 1,5 m/s een afstand van 16,0
wrijvingscoëfficiënt tussen bv. een m aflegt.
schoen en een tegel te bepalen.
95. Teken alle krachten op het systeem.
a) Je rijdt met je fiets aan een constante snelheid
66 ] Oplossingen
een steile helling af.
b) Een puck beweegt wrijvingsloos over een horizon-
taal oppervlak.

96. Waarom is het moeilijker een kast in beweging te


krijgen dan ze in beweging te houden?

97. Een trein heeft snelheid 140 km/h en doet een


noodstop. Door natte bladeren op de sporen is de
wrijvingscoëfficiënt tussen wielen en sporen 0,30.
Bereken de remafstand.

98. Een wagen met massa 1300 kg vertrekt op een ho- 6.2 lb 6.1 lb
blz 107
rizontaal en verijsd wegdek. De wrijvingscoëfficiënt
oef 98
tussen banden en wegdek is 0,12.
a) Bereken de maximaal mogelijke versnelling.
b) Hoelang duurt het eer de wagen een snelheid van
40 km/h bereikt?

99. a)Hoe Opsnel


hetmag men rijden
systeem opwerken
‘wagen’ een besneeuwd wegdek
drie krachten:
(
µ s = 0,20) om →eenzelfde remafstand te hebben als
Fz : de zwaartekracht y
aan 50 km/h op → een droog wegdek?
FN : de normaalkracht →
a
→ →
100.
De opstellingFin m
:de
defiguur
krachtlaat
vantoe
de motor
de FN
wrijvingscoëfficiënt tussen bv. een
 De kracht
schoen en eendie de motor
tegel uitoefent en waardoor de wagen vertrekt
te bepalen. →
Fm
Als (versnelt), is maar mogelijk door de wrijving: de motor oefent via
de helling voorzichtig
de wielen
groter gemaakt enwordt,
de banden een kracht uit op het wegdek. Het wegdek
oefent
begint op de banden
de schoen te een even grote tegengestelde kracht uit, zodat x
de band
glijden in rust
bij een hoekisat.o.v.
. het wegdek (in dat punt) en een vast punt →
Fz
al een Toonontstaat
aan datwaarop
µs = tandeawagen
. zich a.h.w. kan afduwen (vergelijk dat
1,10 N met stappen).
→ →
tische 101.  De kracht
Curling is een tussen wegdekwaarbij
precisiesport, en banden is dus platte,
een grote, in essentie wrijvingskracht. Als de kracht Fm te groot is (groter dan Fw,max),
nd? slipt het
granieten wiel.over het ijs schuift. Met een bezem
steen
maakt men deFmweg ≤ Fnaar
w,max het doel (een cirkel) zo glad
mogelijk. BepaalFm ≤de · FN (1)
µswrijvingscoëfficiënt tussen de
steen en het ijs als de steen met een beginsnelheid
van Volgens
1,5 m/s de
eentweede
afstandwet vanvan Newton
16,0 is
m aflegt.
→ → →
Fz + FN + Fm = m · →
a

We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:


x-as: 0 + 0 + Fm = m · ax (2)
y-as: -Fz + FN + 0 = m · ay (3)
5/08/15 11:21
De versnelling →
a is naar voren gericht, vermits de wagen vertrekt in de positieve zin van de x-as: ax = +a en ay = 0

Uit (2) volgt


Fm = m · ax
en vermits
FN = Fz = m · g
geeft (1)
m · ax ≤ 0,12 · m · g
ax ≤ 0,12 · 9,81 m/s2
ax ≤ 1,2 m/s2

b) Als de kracht Fm constant is, voert de wagen een EVB uit en geldt
Δv x 40 km/h – 0 km/h
ax = → Δt = = 9,2 s
Δt 1,2 m/s 2
5 kg) in 96.
94. Waarom
Op welkeismanier
het moeilijker
speelt wrijvingeen kast in rol
een beweging te
bij volgende
unt) heeft krijgen
zaken? dan ze in beweging te houden?
traal van a) racewagens hebben brede banden; 67
97. Een trein heeft snelheid 140 km/h en doet een
b) handbal;
nt. Hoe noodstop.
c) stappen;Door natte bladeren op de sporen is de
wrijvingscoëfficiënt
d) met een fiets eentussen bocht wielen
nemen;en sporen 0,30.
e van Bereken
e) als je de
metremafstand.
de mountainbike op een modderig pad
naar boven klimt, slipt je achterwiel minder ge-
98. Eenmakkelijk
wagen met als massa
je wat 1300 kg vertrekt
naar achter op een ho-
gaat hangen;
rizontaal en verijsdvan
f) het hitteschild wegdek. De wrijvingscoëfficiënt
een ruimteveer.
tussen banden en wegdek is 0,12.
95. a) Bereken
Teken de maximaal
alle krachten op het mogelijke
systeem.versnelling.
b)
a) Hoelang duurt
Je rijdt met het eer
je fiets aandeeen wagen een snelheid
constante snelheidvan
40
eenkm/h
steilebereikt?
helling af.
b) Een puck beweegt wrijvingsloos over een horizon-
6.2 lb 6.1 lb
99. Hoetaalsneloppervlak.
mag men rijden op een besneeuwd wegdek
blz 107
(µs = 0,20) om eenzelfde remafstand te hebben als oef 99
aan 50 km/h
96. Waarom is hetopmoeilijker
een droog eenwegdek?
kast in beweging te
krijgen dan ze in beweging te houden?
100.DeDeremafstand
opstelling wordt gegeven
in de figuur laatdoor
toe de

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


wrijvings
97. Een trein coëfficiënt
heeft
v 2
snelheid tussen 140 bv. eenen doet een
km/h
Δx =
schoen en
noodstop. een
· nd tegel
2 Door g tebladeren
·natte bepalen.op de sporen is de
DeAls de hellingop
wrijvingscoëfficiënt
remafstand voorzichtig
hettussen
droge wielen
wegdeken is sporen 0,30.
groter gemaakt
Bereken wordt,
de remafstand.
(50 km/h) 2

Δx =de schoen te
begint
2 · 0,95 · 9,81 m/s 2
glijden
98. Een wagenbij een
met hoekmassaa1300 . kg vertrekt op een ho-
al een Toon aan
rizontaal= 10datm
en µs = tan
verijsd a. De wrijvingscoëfficiënt
wegdek.
1,10 N tussen banden en wegdek is 0,12.
tische 101.We vullen
Curling
a) isdie
Bereken eenremafstand
de maximaal in
precisiesport, voor hetversnelling.
waarbij
mogelijke besneeuwde
een wegdek:
grote, platte,
2
nd? granieten
b) Hoelang steen over vhet
10 m = duurt het eer de wagen ijs schuift. Met een bezem
een snelheid van
2
maakt men 2de
40 km/h · 0,20
weg naar
bereikt? · 9,81 hetm/sdoel (een cirkel) zo glad
Daaruit volgt
mogelijk. Bepaal de wrijvingscoëfficiënt tussen de
v
steen =en6,4
99. Hoe snel mag m/s
het ijsmen=als23rijden
dekm/h
steen op met
een een beginsnelheid
besneeuwd wegdek
van 1,5 m/s een afstand van 16,0
(µs = 0,20) om eenzelfde remafstand te hebben als m aflegt.
aan 50 km/h op een droog wegdek?

6.2 lb 6.1 lb
100. De opstelling in de figuur laat toe de
blz 107
wrijvingscoëfficiënt tussen bv. een oef 100
schoen en een tegel te bepalen.
Als de helling voorzichtig 5/08/15 11:21
groter gemaakt wordt,
begint de schoen te
glijden bij een hoek a.
al een Toon aan dat µs = tan a.
1,10 N
tische 101.WeCurling is een
bekijken de precisiesport, waarbij
situatie juist voor heteen grote,dat
moment platte,
de schoen begint te glijden. Op dat moment is de wrijvingskracht gelijk aan
nd? →granieten steen over het→ijs schuift. Met een bezem
Fw,max en is de versnelling a gelijk aan nul.
maakt men de weg naar het doel (een cirkel) zo glad
mogelijk. Bepaal de wrijvingscoëfficiënt tussen de x
Op het systeem ‘schoen’ werken drie krachten:
steen en het ijs als de steen met een beginsnelheid y →
→ FN
van F1,5
z
: de
m/szwaartekracht
een afstand van 16,0 m aflegt. →
→ Fw,max
FN : de normaalkracht
→ →
Fw,max : de maximale statische wrijvingskracht Fz

Volgens de tweede wet van Newton is


→ → →
Fz + FN + Fw,max = m · →
a
5/08/15 11:21

We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:


x-as: -sin α · Fz + 0 + Fw,max = m · ax
y-as: -cos α · Fz + FN + 0 = m · ay
en vermits →
a=0
sin α · Fz = Fw,max (1)
cos α · Fz = FN (2)
wrijvingscoëfficiënt tussen wielen en sporen 0,30.
Bereken de remafstand.
68 ] Oplossingen

98. Een wagen met massa 1300 kg vertrekt op een ho-


rizontaal en verijsd wegdek. De wrijvingscoëfficiënt
tussen banden en wegdek is 0,12.
a) Bereken de maximaal mogelijke versnelling.
b) Hoelang duurt het eer de wagen een snelheid van
40 km/h bereikt?

99. Hoe snel mag men rijden op een besneeuwd wegdek


(µs = 0,20) om eenzelfde remafstand te hebben als
aan 50 km/h op een droog wegdek?

100.(1) delen doorin(2)


De opstelling degeeft
figuur laat toe de
tan αcoëfficiënt
wrijvings = Fw,max / Ftussen
N bv. een
enschoen
vermitsen een tegel te bepalen.
Als Fde = µs · voorzichtig
helling
w,max
FN
isgroter gemaakt wordt,
tan de
begint = µs te
α schoen
glijden bij een hoek a.
al een Toon aan dat µs = tan a.
1,10 N
6.2 lb 6.1 lb
tische 101. Curling is een precisiesport, waarbij een grote, platte,
blz 107
nd? granieten steen over het ijs schuift. Met een bezem oef 101
maakt men de weg naar het doel (een cirkel) zo glad
mogelijk. Bepaal de wrijvingscoëfficiënt tussen de
steen en het ijs als de steen met een beginsnelheid
van 1,5 m/s een afstand van 16,0 m aflegt.

De remafstand wordt gegeven door

Δx = v2
2 · nd · g
Invullen van de gegevens geeft
5/08/15 11:21
(1,5 m/s) 2
16,0 m =
2 · nd · 9,81 m/s 2
Daaruit volgt
µd = 0,0072
69

109

109
Indien de keuze van de x-as niet uitdrukkelijk vermeld wordt, kiezen we die as in de zin waarin het systeem beweegt of vertrekt

R E E K S 2 ( P . 109)
REEKS 2 12. Tijdens een vorige editie van de ronde van Burkina
Faso vond een wonderbaarlijke ontsnapping plaats.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


6.2 lb 6.1 lb
1. Sarah rijdt 40 km/h en komt door te remmen tot stilstand in Ongezien slaagde een renner erin om in een tijdsver-
blz 109 89
4,0 s. Bereken haar remafstand. loop
oef van1 5 minuten
1 een voorsprong van 15 minuten
op te bouwen. Bespreek dit ‘mirakel’. Wat zou er

K I NE M AT I CA E N DYN AM I CA
2. 40Hoe
lang
km/h doet
= 11 het zonlicht erover om de aarde te bereiken?
m/s kunnen gebeurd zijn? Neem voor de snelheid van de
groep 25 km/h.
3. Toon∆xaan v x1 +de
v x2 remafstand recht evenredig is met het kwa-
= dat · Δt
2
draat van de beginsnelheid. 13. Hoelang duurt het voordat een atleet bij de start van
REEKS 2 11 m/s + 0 m/s 12. Tijdens
de 200 een
m het vorige editie hoort
startschot van dealsronde
hij 14van
m Burkina
van het
= · 4,0 s = 22 m Faso vond een wonderbaarlijke ontsnapping plaats.
4. Je rijdt 80 km/h.2Je reactietijd is 1,0 s. Welke afstand moet je pistool verwijderd is (geluidssnelheid = 340 m/s)?
1. Sarah
bewarenrijdt
ten40opzichte
km/h en komt
van door te remmen
je voorganger tot stilstand
(vertraging 6,0 m/s2in
)? Ongezien slaagde een renner erin om in een tijdsver-
4,0 s. Bereken haar remafstand. 14. loop van 5 minuten
De afstand tussen tweeeensteden
voorsprong van 500
bedraagt 15 minuten
km. Een 109
5. Een vrachtwagen rijdt 90 km/h. De chauffeur is verstrooid op te bouwen.
vliegtuigje doet Bespreek
over een dit ‘mirakel’.
vlucht heen Wat
en zou nor-
terug er

K I NE M AT I CA E N DYNA M I CA
6.2 lb 6.1 lb
2. Hoe lang doet
en merkt pas op het30zonlicht erover om de
m een stilstaande file.aarde te bereiken?
Na een reactietijd kunnen
maal gebeurd zijn? Neem voor de snelheid van de
blz 2 109
h 0 min. 89
2
van 1,0 s remt hij met vertraging 6,0 m/s . Komt hij tijdig groep 25
a)oefBereken
2
km/h.
de2gemiddelde snelheid.
3. DeToon aan dat
tijdsduur
tot is de
stilstand? Zo remafstand rechtsnelheid
niet, met welke evenredig is met
botst hetde
hij op kwa- b) Stel dat het bij de heenreis een tegenwind heeft
draat van
Δt van
staart de beginsnelheid.
= Δxde/ vfile? ∆x 13. Hoelang duurt
van 100 km/hhet(en
voordat
dus 100een atleet
km/h bij de
trager starten
vliegt) van
x
de 200 m het startschot hoort als hij 14 m van
bij de terugreis 100 km/h wind mee heeft (en dus het
4. Je
Eenrijdt
6. vrij80 km/h. Je
elektron in reactietijd
koper botstis bij 1,0kamertempera
s. Welke afstand tuurmoet
ge- je pistool
100 verwijderd
km/h snelleris vliegt).
(geluidssnelheid = 340 m/s)?
Doet het vliegtuig over
2
bewaren
middeld 4 ∙ 10 maal per s. Tussen twee botsingen legtm/s
ten opzichte
13 van je voorganger (vertraging 6,0 het)? de totale vlucht dan even lang, minder of meer?
elektron gemiddeld 2 ∙ 10-10 m af. Bereken afstand zon-aarde
de gemiddelde 14. De afstand
Reken uit, tussen
trek je twee steden
besluit bedraagt
en bewijs dit 500 km. Een
ook alge-
5. Een vrachtwagen
snelheid van het elektron. rijdt 90 km/h. De chauffeur is verstrooid vlieg tuigje
meen. doet over een vlucht heen en terug nor-
en merkt pas op 30 m een stilstaande file.
De afstand zon-aarde (zie tabel) is de afstand middelpunt-middelpunt. Dus Na een reactietijd maal 2 h 0 min.
2
7. van 1,0=rijdt
Δx
Michiel safstand
remt 60,0 hijzon-aarde
met vertraging
km/h en Lies 80,06,0
– straal zon m/s
km/h. . Komt
– straal
Ze haalt hij
aarde tijdigin.
Michiel 15. a)
EenBereken
marathon debedraagt
gemiddelde snelheid.
42,195 km. In 2003 liepen zo-
REEKStot
Als zestilstand?
2 naast
= 1,496 Zo
mekaar niet,
11 met welke snelheid
· 10 gekomen
m – 6,96zijn, · 10 remmen
8
m – 6,371 botst hij
6 op de
· 10 gelijktijdig
beiden b)
m = 1,489 · 10 m12. Tijdens
11 Stel
wel Pauleen dat het
vorige
Tergat bij de
bij de heenreis
editie van de
mannen eenronde
als tegenwind
Paula van heeft
Burkina
Ratcliffe bij de
staart
Invullen van
met eengeeft de file?
vertraging van 7,0 m/s2. Faso van
vrouwen 100
vondeen km/h
eennieuw (en dus
wonderbaarlijke 100 km/h trager
wereldrecordontsnapping vliegt) en
plaats.
met respectievelijk
1. Sarah Δt rijdt
a) Bereken = 1,489 40 · 10 en
de km/h
-11
remafstand m komt
/ 2,998
vandoor · 10te m/s
Michiel.
8
remmen tot stilstand in bij
Ongezien de terugreis
2 h 04 minslaagde 55 s eneen 100 km/h
2 h renner wind
15 min erin mee
25 s.omWelke heeft
in een (en dus
tijdsver-
afstand
6. Een
4,0 vrij
s. = elektron
496,7
Bereken
b) Welke snelheid s =
haarin koper
8,278 botst
min
remafstand. bij kamertempera
heeft Lies nog op het moment dat Michiel tuur ge- loop 100 vankm/h
5 sneller
minuten vliegt).
een Doet
voorsprong
moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul het vliegtuig
van 15 over
minuten
13
middeld 4 ∙ 10
stilstaat? Hoeveelmaalverderper s.dan Tussen
Michiel tweeis botsingen
Lies op datlegt het
ogen- op de totale
te bouwen.
aankomt (alsvlucht
zeBespreek
samen dan gelopen
even lang, minder
dit ‘mirakel’.
hadden)? Watofzoumeer?
er

KI N E MAT ICA E N DY NA MI CA
-10
elektron
2. Hoe lang
blik? gemiddeld
doet het 2 ∙
zonlicht10 m
eroveraf. Bereken
om de de
aarde gemiddelde
te bereiken? Reken
kunnen uit,
gebeurd trek je
zijn? besluit
Neem en bewijs
voor de dit ook
snelheid alge-
van de
snelheid van het elektron.
c) Welke afstand moet Lies nog afleggen tot stilstand vanaf groepmeen. 25 km/h.
16. Ik rijd 50 km/h en word ingehaald door een auto die
3. Toon 6.2 lb 6.1 lb
dataan dat de remafstand recht evenredig is met het kwa-
punt? 80 km/h rijdt. Op het moment dat hij me passeert,
7. draat
Michielvan rijdt
de60,0 km/h en Lies 80,0 km/h. Ze haalt Michiel in.
beginsnelheid. 15. Hoelang
13. Eenblzmarathon
trek ik
109
op met bedraagt
duurt 89
het constante
een 42,195
voordat een km. In 2003
atleet
versnelling deliepen
bijvan start
2,0 m/ zo-
van
Als ze naast mekaar gekomen zijn, remmen beiden gelijktijdig weloefPaul 3Tergat 3bij de mannen als Paula Ratcliffe bij de
8. Bij een demarrage versnelt Tom2 Boonen vanaf de2 200 m het startschot hoort
s . Na welke afstand heb ik de wagen ingehaald enals hij 14 m van het
4. Wemet
Je
42,0 een
rijdt
km/h.vertraging
80 km/h.
Na 10 Je svan 7,0hij
reactietijd
heeft m/s is
een . 1,0 s. Welke
voorsprong afstand
van moet je vrouwen
pistool
wat is dan een nieuw
verwijderd
mijn iswereldrecord
snelheid? met respectievelijk
(geluidssnelheid = 340 m/s)?
a) nemen
Bereken aandedat de rembeweging
remafstand van een EVB is:
Michiel. 2 2 h 04 min 55 s en 2 h 15 min 25 s. Welke afstand
bewaren
100 m opten het opzichte van je voorganger (vertraging 6,0 m/s )?
b) Welke + vpeloton.
vsnelheid x2 heeft Lies
Bereken
v x1 + nog
0 m/s zijn versnelling.
op het v x1
moment dat Michiel moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul
Δx = x1
· Δt = · Δt = · Δt (1) 14.
17. De afstand
snelheidtussen van een twee steden
wagen bedraagt
verandert 500 km.
eenparig Eenvx1
van
stilstaat? 2Hoeveel verder dan 2 Michiel is Lies 2 op dat ogen- aankomt (als ze samen gelopen hadden)?
5.
9. Een vrachtwagen
vliegtuig landt rijdtop 90eenkm/h. De chauffeur
vliegdekschip met is eenverstrooid
snelheid vlieg
tot vx2 tuigje
. doet over een vlucht heen en terug nor-
vanblik?
en 220 Δkm/h
merkt v x op
pas ven30 –komt
vmx1 eentot0 stilstaande
– v x1 in 2,0
rust v s.
file. Na eende
Bereken reactietijd
versnel- maal 2 h 0 min.is ax.
De versnelling
c) ax = afstand
Welke = x2 moet =Lies nog – x1 (2)
=afleggen 16. a)
van
ling 1,0 Δ t
die sderemt piloot Δ t
hij ondervindt
met vertraging Δ ten de Δ tm/s2tot
6,0afstand stilstand
. Komt
waarover vanaf
hij tijdig
het Ik rijd 50 km/h
Bereken
Bewijs datdevooren word
gemiddelde ingehaald
snelheid.
de verplaatsing door
geldteen auto die
dat punt?
tot stilstand? Zo niet, met welke snelheid botst hij op de 80 km/h rijdt.2 Op het
b) Stel datvx2het−bij 2 moment dat hij me passeert,
vx1de heenreis een tegenwind heeft
Uitvliegtuig
(2) volgtwordt afgeremd. ∆ikx op
trekvan = met een(en constante
staart van de file? 100 km/h
2 ∙ a dus 100versnelling
km/h tragervan 2,0 m/
vliegt) en
8. Bij een v x1
demarrage versnelt Tom Boonen vanaf s2
. Na welke x
afstand heb ik de wagen ingehaald en
10. MetΔt een= –bepaalde motor kun je van 0 tot 100 km/h versnel- bij de terugreis 100 km/h
b) Kan ∆x negatief zijn? Zo ja, wanneer? wind mee heeft (en dus
42,0 km/h. a 10 s heeft hij een voorsprong van
6. Een
len in vrij5,2 s.xNa
elektron Berekenin koper botst bij kamertemperatuur ge-
de versnelling. wat100is dankm/h mijn snelheid?
sneller vliegt). Doet het vliegtuig over
100
Dat m
invullenop het
in peloton.
13 geeft Bereken zijn versnelling.
(1)
middeld 4 ∙ 10 maal per s. Tussen twee botsingen legt het de totale vlucht dan even lang, minder of meer?
11. elektron
Bewijs v x12
gemiddeld 2 ∙ 10-10 m af. Bereken de gemiddelde 17. De Reken
snelheid uit,van
trekeen wagen en
je besluit verandert
bewijs dit eenparig
ook alge-van vx1
9. Een Δx =met
– integraalrekenen
vliegtuig landt op een vliegdekschip met een snelheid tot v .
snelheid
a) dat devan 2 · a
hetx elektron.
oppervlakte onder de vx(t)-curve tussen t1 en t2 meen.
x2

Devan 220 km/h


remafstand
gelijk is aan isen ∆x; komt
recht tot rust in
evenredig met2,0 vx1s.
2 Bereken de versnel-
² (bij constante ax). De versnelling is ax.
7. ling
Michiel
b) dat diede deoppervlakte
rijdt piloot
60,0 km/h ondervindt
en Liesde
onder en ade
80,0 afstandZewaarover
km/h. het in.
haalt Michiel
x(t)-curve tussen t1 en t2
a) Bewijs
15. Een marathon dat voor
2
bedraagt2
de verplaatsing
42,195 km. In geldt
2003 liepen zo-
vliegtuig
Als gelijk
ze naast wordtmekaar afgeremd. v − v
is aan ∆vx.gekomen zijn, remmen beiden gelijktijdig wel ∆ Paul
x= Tergat
x2 bijx1 de mannen als Paula Ratcliffe bij de
met een vertraging van 7,0 m/s2. vrouwen een2 nieuw ∙ ax wereldrecord met respectievelijk
70 ] Oplossingen

REEKS 2 12. Tijdens een vorige editie van de ronde van Burkina
Faso vond een wonderbaarlijke ontsnapping plaats.
1. Sarah rijdt 40 km/h en komt door te remmen tot stilstand in Ongezien slaagde een renner erin om in een tijdsver-
4,0 s. Bereken haar remafstand. loop van 5 minuten een voorsprong van 15 minuten
op te bouwen. Bespreek dit ‘mirakel’. Wat zou er

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


2. Hoe lang doet het zonlicht erover om de aarde te bereiken? kunnen gebeurd zijn? Neem voor de snelheid van de
groep 25 km/h.
3. Toon aan dat de remafstand recht evenredig is met het kwa-
draat van de beginsnelheid. 13. Hoelang duurt het voordat een atleet bij de start van 109
de 200 m het startschot hoort als hij 14 m van het
4. Je rijdt 80 km/h. Je reactietijd is 1,0 s. Welke afstand moet je pistool6.2 lb 6.1 lb is (geluidssnelheid = 340 m/s)?
verwijderd
blz 109 89
bewaren ten opzichte van je voorganger (vertraging 6,0 m/s2)?
oef 4 4
14. De afstand tussen twee steden bedraagt 500 km. Een
5. 80Een vrachtwagen
km/h = 22 m/s rijdt 90 km/h. De chauffeur is verstrooid vliegtuigje doet over een vlucht heen en terug nor-
en merkt pas op 30 m een stilstaande file. Na een reactietijd maal 2 h 0 min.
van 1,0 6,0 m/s2. Komt hij tijdig
s remt hij met vertraging remafstand
reactieafstand x a) Bereken de gemiddelde snelheid.
tot stilstand? Zo niet, met welke snelheid
80 km/h –6,0m/sbotst
2 hij op de b) Stel dat het bij de heenreis een tegenwind heeft
staart van de file? van 100 km/h (en dus 100 km/h trager vliegt) en
reactieafstand (EB): bij de terugreis 100 km/h wind mee heeft (en dus
6. EenΔxvrij=elektron
vx · Δt = in
22 koper botst
m/s · 1,0 s =bij22kamertempera
m tuur ge- 100 km/h sneller vliegt). Doet het vliegtuig over
middeld 4 ∙ 1013 maal per s. Tussen twee botsingen legt het de totale vlucht dan even lang, minder of meer?
REEKS 2 -10 12. Tijdens een vorige editie van de ronde van Burkina
elektron gemiddeld
remafstand (EVB): 2 ∙ 10 m af. Bereken de gemiddelde Reken uit, trek je besluit en bewijs dit ook alge-
Faso vond een wonderbaarlijke ontsnapping plaats.
snelheid Δvvan/Δt
ax =rijdt het→elektron.
Δt = Δvx / door
ax = (te0 remmen
m/s – 22totm/s ) / (-6,0inm/s²) meen.
1. Sarah x40 km/h en komt stilstand Ongezien slaagde een renner erin om in een tijdsver-
4,0 s. Bereken haar remafstand.= 3,7 s loop van 5 minuten een voorsprong van 15 minuten
7. Michiel rijdt 60,0 km/h en Lies 80,0 km/h. Ze haalt Michiel in. 15. Een marathon bedraagt 42,195 km. In 2003 liepen zo-
vx1 +mekaar
vx2 gekomen 22 m/s + 0remmen
m/s beiden gelijktijdig op te bouwen. Bespreek dit ‘mirakel’. Wat zou er

K I NE M AT I CA E N DYNA M I CA
Als ze naast zijn, wel Paul Tergat bij de mannen als Paula Ratcliffe bij de
2. HoeΔx lang= doet
2 het· Δzonlicht
t= erover · 3,7 s = 41 m
22 om de aarde te bereiken? kunnen gebeurd zijn? Neem voor de snelheid van de
met een vertraging van 7,0 m/s . vrouwen een nieuw wereldrecord met respectievelijk
groep 25 km/h.
a) Bereken=de22remafstand+ 41 m =van Michiel. 2 h 04 min 55 s en 2 h 15 min 25 s. Welke afstand
3. stopafstand
Toon aan dat demremafstand 63 m evenredig is met het kwa-
recht
b) Welke snelheid heeft Lies nog op het moment dat Michiel moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul
draat van de beginsnelheid. 13. Hoelang duurt het voordat een atleet bij de start van
stilstaat?
Je moet Hoeveel 63
dus minstens verder dan Michiel
m afstand is Lies
bewaren op dat
t.o.v. ogen-
je voorganger. aankomt (als ze samen gelopen hadden)?
de 200 m het startschot hoort als hij 14 m van het
blik?
4. Je rijdt 80 km/h. Je reactietijd is 1,0 s. Welke afstand moet je pistool verwijderd is (geluidssnelheid = 340 m/s)?
c) Welke afstand moet Lies nog afleggen tot stilstand vanaf 16. Ik rijd 50 km/h en word ingehaald door een auto die
bewaren ten opzichte van je voorganger (vertraging 6,0 m/s2)?
dat punt? 80 km/h rijdt. Op het moment dat hij me passeert,
14. De afstand tussen twee steden bedraagt 500 km. Een
trek ik 6.2
op met6.1een
lb constante versnelling van 2,0 m/
5. Een vrachtwagen rijdt 90 km/h. De chauffeur is verstrooid vlieg tuigjelb doet over een vlucht heen en terug nor-
8. Bij een demarrage versnelt Tom Boonen vanaf s2.blzNa welke
109 afstand
89 heb ik de wagen ingehaald en
en merkt pas op 30 m een stilstaande file. Na een reactietijd maal 2 h 0 min.
42,0 km/h. Na 10 s heeft hij een voorsprong van watoefis dan
5 mijn5 snelheid?
van 1,0 s remt hij met vertraging 6,0 m/s2. Komt hij tijdig a) Bereken de gemiddelde snelheid.
100 m op het peloton. Bereken zijn versnelling.
tot stilstand? Zo niet, met welke snelheid botst hij op de b) Stel dat het bij de heenreis een tegenwind heeft
17. De snelheid van een wagen verandert eenparig van vx1
staart van de file? van 100 km/h (en dus 100 km/h trager vliegt) en
9. Een vliegtuig landt op een vliegdekschip met een snelheid tot vx2.
bij de terugreis 100 km/h wind mee heeft (en dus
van 220 km/h en komt tot rust in 2,0 s. Bereken de versnel- De versnelling is ax.
6. 90Een
km/hvrij=elektron
m/s inondervindt
koper botst bij kamertemperatuur ge- 100 km/h sneller vliegt). Doet het vliegtuig over
ling die de25piloot en de afstand waarover het a) Bewijs dat voor de verplaatsing geldt
middeld 4 ∙ 1013 maal per s. Tussen twee botsingen legt het de totale 2vlucht2dan even lang, minder of meer?
vliegtuig wordt
reactieafstand afgeremd. vx2 − vx1
elektron gemiddeld 2 ∙ 10-10 m af. remafstand
Bereken de gemiddelde x Reken
∆ x = uit, trek je besluit en bewijs dit ook alge-
90
snelheid van km/hhet elektron. –6,0m/s2 meen. 2 ∙ ax
10. Met een bepaalde motor kun je van 0 tot 100 km/h versnel- b) Kan ∆x negatief zijn? Zo ja, wanneer?
len in 5,2 s. Bereken de versnelling.
7. Michiel rijdt 60,0 km/h en Lies 80,0 km/h. Ze haalt Michiel in. vx = ?15. Een marathon bedraagt 42,195 km. In 2003 liepen zo-
30 m
Als ze naast mekaar gekomen zijn, remmen beiden gelijktijdig wel Paul Tergat bij de mannen als Paula Ratcliffe bij de
11. Bewijs met integraalrekenen 2
met een vertraging
reactieafstand (EB): vanonder
7,0 m/s . vrouwen een nieuw wereldrecord met respectievelijk
a) dat de oppervlakte de vx(t)-curve tussen t1 en t2
a) Bereken de
Δx = visx ·aanremafstand
Δt =∆25 van Michiel. 2 h 04 min 55 s en 2 h 15 min 25 s. Welke afstand
gelijk x; m/s · 1,0 s = 25 m
b) Welke snelheid heeft Lies nog op het moment dat Michiel moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul
b) dat de oppervlakte onder de ax(t)-curve tussen t1 en t2
stilstaat? Hoeveel verder dan Michiel is Lies op dat ogen- aankomt (als ze samen gelopen hadden)?
gelijk is aan ∆vx.
blik? (EVB):
remafstand
c) Welke
ax = Δvafstand
x
/Δt →moet
Δt =Lies
Δvx /nog
ax =afleggen
( 0 m/s tot
– 25stilstand (-6,0 m/s2 ) 16.
m/s ) / vanaf Ik rijd 50 km/h en word ingehaald door een auto die
dat punt? = 4,2 s 80 km/h rijdt. Op het moment dat hij me passeert,
trek ik op met een constante versnelling van 2,0 m/
v x1 + v x2 25 m/s
8. Bij een
Δx =demarrage · Δversnelt
t= Tom+Boonen
0 m/s vanaf
· 4,2 s = 53 m s2. Na welke afstand heb ik de wagen ingehaald en
2 2
42,0 km/h. Na 10 s heeft hij een voorsprong van wat is dan mijn snelheid?
Interactie_6.2_Lb.indb 100
109 m op het peloton. Bereken zijn versnelling. 5/08/15 11:2
stopafstand = 25 m + 53 m = 78 m
17. De snelheid van een wagen verandert eenparig van vx1
9. Een vliegtuig landt op een vliegdekschip met een snelheid tot vx2.
van 220 km/h en komt tot rust in 2,0 s. Bereken de versnel- De versnelling is ax.
ling die de piloot ondervindt en de afstand waarover het a) Bewijs dat voor de verplaatsing geldt
vliegtuig wordt afgeremd. v 2 − vx12
∆ x = x2
2 ∙ ax
10. Met een bepaalde motor kun je van 0 tot 100 km/h versnel- b) Kan ∆x negatief zijn? Zo ja, wanneer?
len in 5,2 s. Bereken de versnelling.
71
109

Vermits deze afstand groter is dan 30 m, botst de vrachtwagen op de file.


Hij zal2de laatste 5 m nog wat vertragen. Die beweging is eenparig veranderlijk:
REEKS 12. Tijdens een vorige editie van de ronde van Burkina
v x1 + v x2 Faso vond een wonderbaarlijke ontsnapping plaats.
Δx = · Δt
1. Sarah rijdt 40 2 km/h en komt door te remmen tot stilstand in Ongezien slaagde een renner erin om in een tijdsver-
v –v
4,0 as.x Bereken
= x2 x1haar remafstand. loop van 5 minuten een voorsprong van 15 minuten

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


Δt
op te bouwen. Bespreek dit ‘mirakel’. Wat zou er

KI N E M AT I CA E N DYN AMI CA
2. Invullen
Hoe lang vandoet het zonlicht
de gegevens geeft erover om de aarde te bereiken? kunnen gebeurd zijn? Neem voor de snelheid van de
25 m/s + v x2 groep 25 km/h.
3. Toon5 aan m = dat de remafstand
2
· Δt recht evenredig(1)is met het kwa-
draat vanm/s v – 25 m/s
de 2beginsnelheid. 13. Hoelang duurt het voordat een atleet bij de start van
–6,0 = x2 (2)
Δt de 200 m het startschot hoort als hij 14 m van het
4. ΔtJeelimineren
rijdt 80 km/h. uit (2) en invullenisin1,0
Je reactietijd (1)s.geeft
Welke afstand moet je pistool verwijderd is (geluidssnelheid = 340 m/s)?
bewaren ten 25 opzichte 25 m/s (vertraging 6,0 m/s2)?
m/s + v x2vanv x2je–voorganger
5m= · (1) 14. De afstand tussen twee steden bedraagt 500 km. Een
2 –6,0 m/s 2

5. Een vrachtwagen rijdt 90 km/h. De chauffeur is verstrooid vliegtuigje doet over een vlucht heen en terug nor-
Daaruit
en merkt volgt
pas op 30 m een stilstaande file. Na een reactietijd maal 2 h 0 min.
van v1,0 = 24 m/s = 86 km/h
x2 s remt hij met vertraging 6,0 m/s2. Komt hij tijdig a) Bereken de gemiddelde snelheid.
tot stilstand? Zo niet, met welke snelheid botst hij op de b) Stel dat het bij de heenreis een tegenwind heeft
staart van de file? van 100 km/h (en dus 100 km/h trager vliegt) en
bij de terugreis 100 km/h wind mee heeft (en dus
6.2 lb 6.1 lb
6. Een vrij elektron in koper botst bij kamertemperatuur ge- 100 km/h sneller vliegt). Doet het vliegtuig over
13 blz 109
middeld 4 ∙ 10 maal per s. Tussen twee botsingen legt het de totale
oef 6 vlucht dan even lang, minder of meer?
elektron gemiddeld 2 ∙ 10-10 m af. Bereken de gemiddelde Reken uit, trek je besluit en bewijs dit ook alge-
snelheid van het elektron. meen.

7. DeMichiel rijdt 60,0


tijd tussen km/h enisLies 80,0 km/h. Ze haalt Michiel in.
2 botsingen 15. Een marathon bedraagt 42,195 km. In 2003 liepen zo-
Als ze naast mekaar gekomen zijn, remmen beiden gelijktijdig wel Paul Tergat bij de mannen als Paula Ratcliffe bij de
1 s = 3 · 10-14 s 2
metΔt een= vertraging van 7,0 m/s . vrouwen een nieuw wereldrecord met respectievelijk
4 · 10 13
a) Bereken de remafstand van Michiel. 2 h 04 min 55 s en 2 h 15 min 25 s. Welke afstand
De gemiddelde snelheid van het elektron is
b) Welke snelheid heeft Lies nog op het moment dat Michiel moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul
stilstaat? 2 · 10 –10verder
vx = Δx =Hoeveel m = 7dan
· 10Michiel
3
m/s = is7 Lies
km/sop dat ogen- aankomt (als ze samen gelopen hadden)?
blik? Δ t 3 · 10 –14 s
c) Welke afstand moet Lies nog afleggen tot stilstand vanaf 16. Ik rijd 50 km/h en word ingehaald door een auto die
dat punt? 80 km/h rijdt. Op het moment dat hij me passeert,
trek ik op met een constante versnelling van 2,0 m/
8. Bij een demarrage versnelt Tom Boonen vanaf s2. Na welke afstand heb ik de wagen ingehaald en
42,0 km/h. Na 10 s heeft hij een voorsprong van wat is dan mijn snelheid?
100 m op het peloton. Bereken zijn versnelling.
17. De snelheid van een wagen verandert eenparig van vx1
9. Een vliegtuig landt op een vliegdekschip met een snelheid tot vx2.
van 220 km/h en komt tot rust in 2,0 s. Bereken de versnel- De versnelling is ax.
ling die de piloot ondervindt en de afstand waarover het a) Bewijs dat voor de verplaatsing geldt
vliegtuig wordt afgeremd. v 2 − vx12
∆ x = x2
2 ∙ ax
10. Met een bepaalde motor kun je van 0 tot 100 km/h versnel- b) Kan ∆x negatief zijn? Zo ja, wanneer?
len in 5,2 s. Bereken de versnelling.

11. Bewijs met integraalrekenen


a) dat de oppervlakte onder de vx(t)-curve tussen t1 en t2
gelijk is aan ∆x;
b) dat de oppervlakte onder de ax(t)-curve tussen t1 en t2
gelijk is aan ∆vx.
KI N E M
4.
Je rijdt 80 km/h. Je reactietijd is 1,0 s. Welke afstand moet je pistool verwijderd is (geluidssnelheid = 340 m/s)?
bewaren ten opzichte van je voorganger (vertraging 6,0 m/s2)?
72 ] Oplossingen
14. De afstand tussen twee steden bedraagt 500 km. Een
5. Een vrachtwagen rijdt 90 km/h. De chauffeur is verstrooid vliegtuigje doet over een vlucht heen en terug nor-
en merkt pas op 30 m een stilstaande file. Na een reactietijd maal 2 h 0 min.
van 1,0 s remt hij met vertraging 6,0 m/s2. Komt hij tijdig a) Bereken de gemiddelde snelheid.
tot stilstand? Zo niet, met welke snelheid botst hij op de b) Stel dat het bij de heenreis een tegenwind heeft
staart van de file? van 100 km/h (en dus 100 km/h trager vliegt) en
bij de terugreis 100 km/h wind mee heeft (en dus
6. Een vrij elektron in koper botst bij kamertemperatuur ge- 100 km/h sneller vliegt). Doet het vliegtuig over
middeld 4 ∙ 1013 maal per s. Tussen twee botsingen legt het de totale vlucht dan even lang, minder of meer?
elektron gemiddeld 2 ∙ 10-10 m af. Bereken de gemiddelde Reken uit, trek je besluit en bewijs dit ook alge-
snelheid van het elektron. meen.

7. Michiel rijdt 60,0 km/h en Lies 80,0 km/h. Ze haalt Michiel in. 6.2 lb 6.1bedraagt
15. Een marathon lb 42,195 km. In 2003 liepen zo-
blz
Als ze naast mekaar gekomen zijn, remmen beiden gelijktijdig wel Paul109
Tergat89bij de mannen als Paula Ratcliffe bij de
oef 7 6
met een vertraging van 7,0 m/s2. vrouwen een nieuw wereldrecord met respectievelijk
a) Bereken de remafstand van Michiel. 2 h 04 min 55 s en 2 h 15 min 25 s. Welke afstand
b) Welke snelheid heeft Lies nog op het moment dat Michiel moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul
stilstaat? Hoeveel verder dan Michiel is Lies op dat ogen- aankomt (als ze samen gelopen hadden)?
blik?
c) Welke afstand moet Lies nog afleggen tot stilstand vanaf 16. Ik rijd 50 km/h en word ingehaald door een auto die
dat punt? 80 km/h rijdt. Op het moment dat hij me passeert,
trek ik op met een constante versnelling van 2,0 m/
8. Bij een demarrage versnelt Tom Boonen vanaf s2. Na welke afstand heb ik de wagen ingehaald en
80,0 km/h
42,0
Lieskm/h. Na 10 s heeft hij een voorsprong van x wat is dan mijn snelheid?
100 m op het peloton. Bereken zijn –7,0
versnelling.
m/s2
60,0 km/h 17.x De snelheid van een wagen verandert eenparig van vx1
Michiel
9. Een vliegtuig landt op een vliegdekschip met een snelheid tot vx2.
van 220 km/h en komt tot rust in 2,0 s. Bereken de versnel- De versnelling is ax.
ling die de piloot ondervindt en de afstand waarover het a) Bewijs dat voor de verplaatsing geldt
a)vliegtuig
remafstand
wordt van Michiel (EVB):
afgeremd. v 2 − vx12
∆ x = x2
2 ∙ ax
ax = Δvx /Δt → Δt = Δvx / ax = ( 0 m/s – 16,7 m/s ) / (-7,0 m/s2²)
10. Met een bepaalde motor kun je van 0 tot 100 km/h versnel- b) Kan ∆x negatief zijn? Zo ja, wanneer?
len in 5,2 s. Bereken de versnelling. = 2,4 s
v x1 + v x2 167 m/s + 0 m/s
11. Δx =
Bewijs met integraalrekenen
2
· Δt =
2
· 2,4 s = 20 m
a) dat de oppervlakte onder de vx(t)-curve tussen t1 en t2
gelijk is aan ∆x;
b) dat
b) de oppervlakte
Michiel staat stil naonder
2,4 s.de ax(t)-curve tussen t1 en t2
gelijk is aan ∆ v .
De snelheid vanx Lies op dat ogenblik is

vx(t) = vxo + ax · (t - to)

= 22,2 m/s + (-7,0 m/s2 ) · 2,4 s = 5,4 m/s = 19 km/h

Haar verplaatsing in dat tijdsverloop is


Interactie_6.2_Lb.indb 109 a 5/08/15 11:2
Δx = vxo · Δt + x · (Δt) 2
2
–7 m/s 2
= 22,2 m/s · 2,4 s + · (2, 4 s ) 2 = 33 m
2
De remafstand van Michiel is 20 m.

Lies is dan 33 m – 20 m = 13 m verder.

c) Bereken de totale remafstand van Lies (of vanaf dat ogenblik) zoals in a).
De remtijd vanaf dat ogenblik is 0,77 s.
De remafstand vanaf dat ogenblik is 2,1 m.
6. Een vrij elektron in koper botst bij kamertemperatuur ge- 100 km/h sneller vliegt). Doet het vliegtuig over
middeld 4 ∙ 1013 maal per s. Tussen twee botsingen legt het de totale vlucht dan even lang, minder of meer?
elektron gemiddeld 2 ∙ 10-10 m af. Bereken de gemiddelde Reken uit, trek je besluit en bewijs dit ook alge- 73
snelheid van het elektron. meen.

7. Michiel rijdt 60,0 km/h en Lies 80,0 km/h. Ze haalt Michiel in. 15. Een marathon bedraagt 42,195 km. In 2003 liepen zo-
Als ze naast mekaar gekomen zijn, remmen beiden gelijktijdig wel Paul Tergat bij de mannen als Paula Ratcliffe bij de
met een vertraging van 7,0 m/s2. vrouwen een nieuw wereldrecord met respectievelijk
REEKS 2 12. Tijdens een vorige editie van de ronde van Burkina
a) Bereken de remafstand van Michiel. 2 h 04 min 55 s en 2 h 15 min 25 s. Welke afstand
Faso vond een wonderbaarlijke ontsnapping plaats.
b) Welke snelheid heeft Lies nog op het moment dat Michiel moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul
1. Sarah rijdt 40 km/h en komt door te remmen tot stilstand in Ongezien slaagde een renner erin om in een tijdsver-
stilstaat? Hoeveel verder dan Michiel is Lies op dat ogen- aankomt (als ze samen gelopen hadden)?
4,0 s. Bereken haar remafstand. loop van 5 minuten een voorsprong van 15 minuten
blik?
op te bouwen. Bespreek dit ‘mirakel’. Wat zou er

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


c) Welke afstand moet Lies nog afleggen tot stilstand vanaf 16. Ik rijd 50 km/h en word ingehaald door een auto die
2. Hoe lang doet het zonlicht erover om de aarde te bereiken? kunnen gebeurd zijn? Neem voor de snelheid van de
dat punt? 80 km/h rijdt. Op het moment dat hij me passeert,
groep 25 km/h.
trek ik op met een constante versnelling van 2,0 m/
3. Toon aan dat de remafstand recht evenredig is met het kwa- 6.2 lb 6.1 lb
8. Bij een demarrage versnelt Tom Boonen vanaf s2. Na welke afstand heb ik de wagen ingehaald en
draat van de beginsnelheid. 13. Hoelang
blz duurt89het voordat een atleet bij de start van
109
42,0 km/h. Na 10 s heeft hij een voorsprong van wat is dan mijn snelheid?
deoef
200 m8 het startschot
7 hoort als hij 14 m van het
100 m op het peloton. Bereken zijn versnelling.
4. Je rijdt 80 km/h. Je reactietijd is 1,0 s. Welke afstand moet je pistool verwijderd is (geluidssnelheid = 340 m/s)?
17. De snelheid van een wagen verandert eenparig van vx1
bewaren ten opzichte van je voorganger (vertraging 6,0 m/s2)?
9. Een vliegtuig landt op een vliegdekschip met een snelheid tot vx2.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


Je kunt deze oefening op 2 manieren oplossen: 14. De afstand tussen twee steden bedraagt 500 km. Een
van 220 km/h en komt tot rust in 2,0 s. Bereken de versnel- De versnelling is ax.
5. a) EenJe kunt de beweging
vrachtwagen rijdt 90van TomDe
km/h. beschouwen
chauffeur ist.o.v. de aarde als referentiesysteem.
verstrooid vliegtuigje doet over een vlucht heen en terug nor-
ling die de piloot ondervindt en de afstand waarover het a) Bewijs dat voor de verplaatsing geldt
Tom neemt
en merkt pas op100 30 mm voorsprong
een stilstaandeop het peloton.
file. Na eenInreactietijd
die 10 s zal het pelotonmaalzelf2 een afstand afleggen van (42,0 km/h =)
h 0 min.
vliegtuig wordt afgeremd. 2 vx22 − vx12
11,7 m/s · 10 s = 117 m. Zijn verplaatsing
van 1,0 s remt hij met vertraging 6,0 m/s . Komt hij tijdig t.o.v. de aarde in die 10 s is 100 ∆ x = demgemiddelde
m
a) Bereken+ 117 = 217 m. Zijn beginsnelheid t.o.v.
snelheid.
de aarde is 11,7 m.
tot stilstand? Zo niet, met welke snelheid botst hij op de 2 ∙ a
b) Stel dat het bij de heenreis een tegenwind heeft
x
10. MetInvullen
een bepaalde motor kun jegeeft
van 0 tot 100 km/h versnel- b) Kan ∆x negatief
staart van deinfile? de vergelijking van 100 km/h (enzijn?
dus Zo
100ja,km/h
wanneer?
trager vliegt) en
len in 5,2 s. Bereken de versnelling.
ax 2 bij de terugreis 100 km/h wind mee heeft (en dus
Δx = v · Δt + · (Δt)
6. Een vrij elektron in xokoper botst 2 bij kamertemperatuur ge- 100 km/h sneller vliegt). Doet het vliegtuig over
11. Bewijs met integraalrekenen
13 ax
middeld 4 ∙ 10217 maal
m = per
11,7s.m/s
Tussen
· 10 twee
s + botsingen
· (10 s) 2 legt het
² de totale vlucht dan even lang, minder of meer?
a) dat de oppervlakte onder de v (t)-curve 2 tussen t1 en t2
elektron gemiddeld 2 ∙ 10-10 m af.x Bereken de gemiddelde Reken uit, trek je besluit en bewijs dit ook alge-
gelijk
Daaruit is aan ∆x;
snelheid vanvolgt
het elektron. meen.
b) dat de oppervlakteax = 2,0 m/s²onder de ax(t)-curve tussen t1 en t2
gelijk is aan ∆vx.
7. Michiel rijdt 60,0 km/h en Lies 80,0 km/h. Ze haalt Michiel in. 15. Een marathon bedraagt 42,195 km. In 2003 liepen zo-
b)  Je naast
Als ze kunt de beweging
mekaar van Tom
gekomen zijn, ook bekijken
remmen t.o.v.
beiden het peloton als referentiesysteem.
gelijktijdig wel Paul Tergat bij de mannen als Paula Ratcliffe bij de
metZijn
een verplaatsing
vertraging van is dan 1002.m en zijn beginsnelheid 0 m/s.
7,0 m/s vrouwen een nieuw wereldrecord met respectievelijk
Invullende
a) Bereken in remafstand
de vergelijking
van Michiel. 2 h 04 min 55 s en 2 h 15 min 25 s. Welke afstand
b) Welke snelheid heeft Liesanog x op het
2 moment dat Michiel moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul
Δx = v · Δt + · (Δt)
stilstaat? Hoeveelxoverder dan 2 Michiel is Lies op dat ogen- aankomt (als ze samen gelopen hadden)?
a
Interactie_6.2_Lb.indb 109 blik? 100 m = 0 m/s · 10 s + x · (10 s)2 5/08/15 11:2
2
c) Welke afstand moet Lies nog afleggen tot stilstand vanaf 16. Ik rijd 50 km/h en word ingehaald door een auto die
Daaruit
dat punt? volgt eveneens 80 km/h rijdt. Op het moment dat hij me passeert,
ax = 2,0 m/s² trek ik op met een constante versnelling van 2,0 m/
8. Bij een demarrage versnelt Tom Boonen vanaf s2. Na welke afstand heb ik de wagen ingehaald en
42,0 km/h. Na 10 s heeft hij een voorsprong van wat is dan mijn snelheid?
100 m op het peloton. Bereken zijn versnelling.
17. De snelheid van een wagen verandert eenparig van vx1
9. Een vliegtuig landt op een vliegdekschip met een snelheid tot vx2.6.2 lb 6.1 lb
blz 109 89
van 220 km/h en komt tot rust in 2,0 s. Bereken de versnel- De versnelling is ax.
oef 9 8
ling die de piloot ondervindt en de afstand waarover het a) Bewijs dat voor de verplaatsing geldt
vliegtuig wordt afgeremd. v − vx12
2
∆ x = x2
2 ∙ ax
10.220 Metkm/h
een bepaalde
= 61,1 m/smotor kun je van 0 tot 100 km/h versnel- b) Kan ∆x negatief zijn? Zo ja, wanneer?
Delen in 5,2 s. Bereken
versnelling is de versnelling.
ax = Δvx /Δt
11. Bewijs=met integraalrekenen
( 0 m/s – 61,1 m/s) / 2,0 s = -31 m/s
a) dat de oppervlakte
De verplaatsing is onder de vx(t)-curve tussen t1 en t2
gelijk vis aan + v x2∆ x;
x1
Δx de
b) dat = oppervlakte · Δt onder de ax(t)-curve tussen t1 en t2
2
gelijk is aan ∆vx+. 0 m/s
6,11 m/s
= · 2,0 s = 61 m
2

Interactie_6.2_Lb.indb 109 5/08/15 11:2


b) Welke snelheid heeft Lies nog op het moment dat Michiel moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul
elektron gemiddeld
stilstaat? ∙ 10-10dan
Hoeveel2verder m af. Bereken
Michiel de op
is Lies gemiddelde
dat ogen- Reken (als
aankomt uit, ze
treksamen
je besluit en bewijs
gelopen dit ook alge-
hadden)?
snelheid
blik? van het elektron. meen.
74 ] Oplossingen
c) Welke afstand moet Lies nog afleggen tot stilstand vanaf 16. Ik rijd 50 km/h en word ingehaald door een auto die
7. Michiel rijdt 60,0 km/h en Lies 80,0 km/h. Ze haalt Michiel in.
dat punt? 15. Een marathon
80 km/h rijdt. bedraagt 42,195dat
Op het moment km.hij
In me
2003 liepen zo-
passeert,
Als ze naast mekaar gekomen zijn, remmen beiden gelijktijdig wel
trek ik op met een constante versnelling van 2,0 bij
Paul Tergat bij de mannen als Paula Ratcliffe m/de
2
meteen
8. Bij eendemarrage
vertraging versnelt
van 7,0 m/sTom. Boonen vanaf vrouwen
2 een nieuw wereldrecord met respectievelijk
s . Na welke afstand heb ik de wagen ingehaald en
a)
42,0Bereken
km/h. de Naremafstand vaneen
10 s heeft hij Michiel.
voorsprong van 2 h 04
wat min mijn
is dan 55 s snelheid?
en 2 h 15 min 25 s. Welke afstand
b) Welke snelheid heeft Lies
100 m op het peloton. Bereken zijn nog op het moment dat Michiel
versnelling. moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul
stilstaat? Hoeveel verder dan Michiel is Lies op dat ogen- 17. aankomt (alsvan
De snelheid ze samen gelopen
een wagen hadden)?
verandert eenparig van v x1
9. Eenblik?
vliegtuig landt op een vliegdekschip met een snelheid tot vx2.
c)
vanWelke
220 km/hafstand
en moet
komt Lies noginafleggen
tot rust tot stilstand
2,0 s. Bereken vanaf
de versnel- 16. De
Ik rijd 50 km/hisena word
versnelling ingehaald door een auto die
x.
dat punt?
ling die de piloot ondervindt en de afstand waarover het 80 km/h rijdt. Op het moment
a) Bewijs dat voor de verplaatsing dat hij me passeert,
geldt
vliegtuig wordt afgeremd. trek ik opvmet 2 een 2constante versnelling van 2,0 m/
− vx1
8. Bij een demarrage versnelt Tom Boonen vanaf = x2 afstand
∆ xwelke
s2. Na heb ik de wagen ingehaald en
2 ∙ ax
10. 42,0 km/h. Na 10 smotor
heeftkun
hij een voorsprong
0 tot 100 van wat is dan
6.2 lbmijn snelheid?
6.1 lb
Met een bepaalde je van km/h versnel- ∆x negatief
b)blzKan 109 zijn? Zo ja, wanneer?
100 89
len in 5,2 s. Bereken de versnelling.versnelling.
m op het peloton. Bereken zijn
17. Deoef 10
snelheid van9 een wagen verandert eenparig van vx1
9.
11. Een vliegtuig
Bewijs landt op een vliegdekschip met een snelheid
met integraalrekenen tot vx2.
100
vankm/h
220 = 27,8en
km/h m/skomtonder
tot rust
a) dat de oppervlakte de in 2,0 s. Bereken
vx(t)-curve tussende
t1 versnel-
en t2 De versnelling is ax.
Deling
gemiddelde
die de versnelling
piloot is en de
ondervindt afstand waarover het a) Bewijs dat voor de verplaatsing geldt
gelijk is
ax,g = Δv
aan ∆ x;
/Δtafgeremd.
vliegtuig
b) dat de wordt
x v 2 − vx12
= (oppervlakte
27,8 m/s – 0onder
m/s)de ax(t)-curve
/ 5,2 tussen t1 en t2
s = 5,3 m/s ∆ x = x2
2 ∙ ax
gelijk is aan ∆vx.
10. Met een bepaalde motor kun je van 0 tot 100 km/h versnel- b) Kan ∆x negatief zijn? Zo ja, wanneer?
len in 5,2 s. Bereken de versnelling.

11. Bewijs met integraalrekenen 109 6.2 lb 6.1 lb


blz 109 89
a) dat de oppervlakte onder de vx(t)-curve tussen t1 en t2 oef 11 10
gelijk is aan ∆x;
Interactie_6.2_Lb.indb b)
109dat de oppervlakte onder de a (t)-curve tussen t en t 5/08/15 11:2
x 1 2
gelijk is aan ∆vx.
t2 t2 t2

a) # v x (t) · dt = # dx · dt = # dx = x(t2) – x(t1) = ∆x


t1 t t t
dt t t
dv x
2 1 2 1 2

b) # ax (t) · dt = #
dt
· dt = # dv x = vx(t2) – vx(t1) = ∆vx
t1 1
t t1

Interactie_6.2_Lb.indb 109 5/08/15 11:2

6.2 lb 6.1 lb
12. Tijdens een vorige editie van de ronde van Burkina
blz 109
Faso vond een wonderbaarlijke ontsnapping plaats.
oef 12
lstand in Ongezien slaagde een renner erin om in een tijdsver-
loop van 5 minuten een voorsprong van 15 minuten
op te bouwen. Bespreek dit ‘mirakel’. Wat zou er
KI NE MATICA EN DY NA MI CA

ereiken? kunnen gebeurd zijn? Neem voor de snelheid van de


groep 25 km/h.
het kwa-
13. Hoelang duurt het voordat een atleet bij de start van
Tijdens een wielerwedstrijd hoor je de verslaggever soms zeggen: “Op dit ogenblik heeft renner X een voorsprong van 15 min op
de 200 m het startschot hoort als hij 14 m van het
het peloton.” Het is nuttig even stil te staan bij die uitspraak.
moet je pistool verwijderd is (geluidssnelheid = 340 m/s)?
Men kan de afstand tussen renner X en het peloton op een bepaald ogenblik meten: men ziet waar renner X en het peloton op een
,0 m/s2)?
bepaald ogenblik zijn en bepaalt de afstand langs de baan tussen die 2 punten.
14. De afstand tussen twee steden bedraagt 500 km. Een
Men kan ook het tijdsverschil meten tussen renner X en het peloton voor een bepaald punt langs de baan: men start de chrono op
trooid vliegtuigje doet over een vlucht heen en terug nor-
het moment dat de renner het punt passeert en leest het tijdsverloop af als het peloton dat punt passeert.
eactietijd maal 2 h 0 min.
Men zou dus beter zeggen: “In het punt waar het peloton nu voorbijkomt, had renner X een voorsprong van … minuten.”
tijdig a) Bereken de gemiddelde snelheid.
op de b) Stel dat het bij de heenreis een tegenwind heeft
Als het peloton met een constante snelheid van 25 km/h (= 6,9 m/s) rijdt, komt een voorsprong van 15 minuten overeen met
een van 100 van
afstand km/h (en dus 100 km/h trager vliegt) en
bij
Δx = vx,g · Δt 100 km/h wind mee heeft (en dus
de terugreis
ur ge- 100 =km/h
6,9 m/ssneller
· 15vliegt).
· 60 s =Doet
6,2 het
· 10vliegtuig
3
m = 6,2 over
km
egt het de totale vlucht dan even lang, minder
Dat is zijn verplaatsing t.o.v. het peloton. Maar of meer?
in die 5 minuten legt het peloton zelf een afstand af gelijk aan
delde Reken
Δx = vuit, · trek
Δt je besluit en bewijs dit ook alge-
x,g
meen.= 6,9 m/s · 5 · 60 s = 2,1 · 103 m = 2,1 km
In totaal legt de renner op die 5 minuten dus 6,2 km + 2,1 km = 8,3 km af! Dat is een gemiddelde snelheid van
ichiel in. 15. Een vmarathon
= Δx / bedraagt
Δt = 8,3 ·42,195
103 m /km.
(5 ·In602003
s) = liepen
28 m/szo-= 101 km/h
x,g
lijktijdig wel Paul Tergat
Dat is onmogelijk. bij de mannen als Paula Ratcliffe bij de
vrouwenhad
Wellicht eendenieuw
rennerwereldrecord met
een (kleine) respectievelijk
voorsprong en is (uit het zicht van het peloton) met behulp van een wagen op grote voor-
2 h 04 min 55
sprong gebracht. s en 2 h 15 min 25 s. Welke afstand
Michiel moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul
ogen- aankomt (als ze samen gelopen hadden)?

nd vanaf 16. Ik rijd 50 km/h en word ingehaald door een auto die
75

109

12. Tijdens een vorige editie van de ronde van Burkina


Faso vond een wonderbaarlijke ontsnapping plaats.
lstand in Ongezien slaagde een renner erin om in een tijdsver-
loop van 5 minuten een voorsprong van 15 minuten
op te bouwen. Bespreek dit ‘mirakel’. Wat zou er

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


ereiken? kunnen gebeurd zijn? Neem voor de snelheid van de
groep 25 km/h.
het kwa-
6.2 lb 6.1 lb
13. Hoelang duurt het voordat een atleet bij de start van
blz 109 89
de 200 m het startschot hoort als hij 14 m van het oef 13 11
moet je pistool verwijderd is (geluidssnelheid = 340 m/s)?
12. Tijdens een vorige editie van de ronde van Burkina
,0 m/s2)?
Faso vond een wonderbaarlijke ontsnapping plaats.
14. De afstand tussen twee steden bedraagt 500 km. Een

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


lstand in Geluid
Ongezienvoertslaagde
een EBeen uit. renner
Voor deerin
tijdsduur
om in geldt
een tijdsver-
trooid vliegtuigje doet over een vlucht heen en terug nor-
loopΔt van= Δx / vx,g een voorsprong van 15 minuten
5 minuten
eactietijd maal 2 =h 14 0 min.
m /Bespreek
340 m/s dit = 0,041 s. Wat zou er
op te bouwen. ‘mirakel’.
tijdig a) Bereken de 4gemiddelde snelheid.

K I NE M AT I CA E N DYN AM I CA
ereiken? Dat is meer
kunnen dan
gebeurd honderdste
zijn? Neem voorseconde!
de snelheid van de
op de b) Stel
Heeft dat hetzinbijdedetijden
heenreis een tegenwind heeft seconde nauwkeurig te meten?
groephet 25dankm/h. op de 200 m op 1/100e
van 100 km/h (en dus 100 km/h trager vliegt)
Ja, want in de praktijk wacht de atleet niet tot hij het en schot hoort, maar probeert hij te vertrekken ‘in het schot’, waarbij hij
het kwa-
bij de terugreis 100 km/h wind mee heeft (en dus
13. zich baseert
Hoelang op het
duurt hetaftellen.
voordat een atleet bij de start van
ur ge- 100 km/h sneller vliegt). Doet het vliegtuig over
de 200 m het startschot hoort als hij 14 m van het
egt het de totale vlucht dan even lang, minder of meer?
moet je pistool verwijderd is (geluidssnelheid = 340 m/s)?
delde Reken uit, trek je besluit en bewijs dit ook alge-
,0 m/s2)?
meen. 6.2 lb 6.1 lb
14. De afstand tussen twee steden bedraagt 500 km. Een
blz 109 90
trooid vliegtuigje doet over een vlucht heen en terug nor-
ichiel in. 15. Een marathon bedraagt 42,195 km. In 2003 liepen zo- oef 14 12
eactietijd maal 2 h 0 min.
lijktijdig wel Paul Tergat bij de mannen als Paula Ratcliffe bij de
tijdig a) Bereken de gemiddelde snelheid.
vrouwen een nieuw wereldrecord met respectievelijk
op de b) Stel dat het bij de heenreis een tegenwind heeft
2 h 04 min 55 s en 2 h 15 min 25 s. Welke afstand
van 100 km/h (en dus 100 km/h trager vliegt) en
Michiel moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul
bij de terugreis 100 km/h wind mee heeft (en dus
ogen- aankomt (als ze samen gelopen hadden)?
ur ge- 100 km/h sneller vliegt). Doet het vliegtuig over
egt het de totale vlucht dan even lang, minder of meer?
nd vanaf 16. Ik rijd 50 km/h en word ingehaald door een auto die
delde Reken uit, trek je besluit en bewijs dit ook alge-
80 km/h rijdt. Op het moment dat hij me passeert,
meen.
trek ik op met een constante versnelling van 2,0 m/
2
s . Na welke afstand heb ik de wagen ingehaald en
ichiel in. 15. a)Een De gemiddelde
marathon bedraagtsnelheid is km. In 2003 liepen zo-
42,195
wat is dan mijn snelheid?
lijktijdig
wel Paul Tergatvx,gbij=de Δxmannen
/ Δt = 2als· 500 kmRatcliffe
Paula / 2 h 0 bij
minde= 500 km/h
vrouwen een nieuw wereldrecord met respectievelijk
17. De snelheid van een wagen verandert eenparig van vx1
b)2 h 04
Tijdsduur
min 55 voor
s en de2 hheenreis:
15 min 25 s. Welke afstand
elheid tot vx2.
Michiel
moet Paula nog Δtafleggen
= Δx / vx,gop=het
500ogenblik
km / 400datkm/h
Paul = 1,25 h
versnel- De versnelling is ax.
ogen- Tijdsduur
aankomt voor
(als ze de terugreis:
samen gelopen hadden)?
r het a) Bewijs dat voor de verplaatsing geldt
2 Δt =2Δx / vx,g = 500 km / 600 km/h = 0,833 h
vx2 − vx1
nd vanaf ∆Totaaltijd
16. Ik rijd x50= km/h = en
1,25wordh +ingehaald
0,833 h =door
2,08 een
h. auto die
2∙a
Het vliegtuig
80 km/h rijdt. Opx doet er langerdat
het moment over.
hij me passeert,
versnel- b) Kan ∆x negatief zijn? Zo ja, wanneer?
trek ik op met een constante versnelling van 2,0 m/
s2. Na welke afstand heb ik de wagen ingehaald en
wat is dan mijn snelheid?
en t2
17. De snelheid van een wagen verandert eenparig van vx1
elheid tot vx2.
en t2
versnel- De versnelling is ax.
r het a) Bewijs dat voor de verplaatsing geldt
v 2 − vx12
∆ x = x2
2 ∙ ax
versnel- b) Kan ∆x negatief zijn? Zo ja, wanneer?

5/08/15 11:21

en t2

en t2
de 200 m het startschot hoort als hij 14 m van het

KI N E MA
moet je pistool verwijderd is (geluidssnelheid = 340 m/s)?
2
,0 m/s )?
76 ] Oplossingen
14. De afstand tussen twee steden bedraagt 500 km. Een
trooid vliegtuigje doet over een vlucht heen en terug nor-
eactietijd 12. Tijdens
maal 2 heen vorige editie van de ronde van Burkina
0 min.
tijdig a) Bereken de wonderbaarlijke
Faso vond een gemiddelde snelheid. ontsnapping plaats.
lstand
op de in Ongezien slaagde een renner erin
b) Stel dat het bij de heenreis een tegenwind om in een tijdsver-
heeft
loop van 5 minuten een voorsprong
van 100 km/h (en dus 100 km/h trager van 15vliegt)
minutenen
op bij
te bouwen.
de terugreis Bespreek
100 km/h dit ‘mirakel’.
wind mee Wat heeftzou
(enerdus

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


ereiken?
ur ge- kunnen
100 km/hgebeurd zijn?vliegt).
sneller Neem Doetvoor het
de snelheid
vliegtuig vanoverde
egt het groep 25 km/h.
de totale vlucht dan even lang, minder of meer?
het kwa-
delde Reken uit, trek je besluit en bewijs dit ook alge-
13. Hoelang
meen.duurt het voordat een atleet bij de start van
de 200 m het startschot hoort als hij 14 m van het
moet in.
ichiel je
2
15. pistool verwijderd
Een marathon is (geluidssnelheid
bedraagt 42,195 km. In 2003 = 340liepen
m/s)?zo- 6.2 lb 6.1 lb
,0 m/s )? blz 109 90
lijktijdig wel Paul Tergat bij de mannen als Paula Ratcliffe bij de oef 15 13
14. De afstand
vrouwen eentussen
nieuwtwee steden bedraagt
wereldrecord 500 km. Een
met respectievelijk
trooid vlieg
2 h 04 min 55 s en 2 h 15 min 25 s. Welketerug
tuigje doet over een vlucht heen en nor-
afstand
eactietijd
Michiel maal 2 h 0 min.
moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul
tijdig
ogen- a) Bereken
aankomt (alsdezegemiddelde
samen gelopen snelheid.
hadden)?
op de b) Stel dat het bij de heenreis een tegenwind heeft
nd vanaf 16. De van50 100km/h
Ik gemiddelde
rijd km/hen(en worddusingehaald
100 km/hdoor tragereenvliegt) en
auto die
bij de snelheid
terugreis 100 van Paula
km/h wind ismee heeft (en dus
80 km/h = rijdt. Op het moment dat hij me passeert,
Δx /sneller
vx,g km/h Δt
ur ge- trek100
ik op vliegt). Doet het vliegtuig over
egt het = 42,195 kmconstante
met een / (2 h 15versnelling
min 25 s) van 2,0 m/
2 de totale vlucht dan even lang, minder of meer?
s . Na welke
= 42 195afstand heb
8125iksde
mje/besluit wagenm/s
= 5,193 ingehaald
(= 18,69en
delde watReken
is danuit,mijn trek
snelheid? en bewijs dit ook alge- km/h)
meen.
De afstand die Paula aflegt in 2 h 04 min 55 s (= 7495 s) is
17. De snelheid= vx,g van een wagen verandert eenparig van
1 vx1
ichiel
elheidin. EenvΔx
15. tot marathon
.
· Δt = 5,193
bedraagt m/s
42,195 · 7495
km. Ins =20033892liepen
· 10 m
zo-
x2
lijktijdig
versnel- wel Paul
Deafstand Tergat
versnelling bij de mannen als Paula Ratcliffe bij de
De
vrouwen een zeisnog
dienieuw ax. moet afleggen als Paul Tergat aankomt,
wereldrecord met respectievelijk is
r het a) Bewijs
42195 dat
m – voor
3892 de· 10
verplaatsing
1
m = 328 · geldt
10 1
m = 3,28 km
2 h 04 minv 55 2 s en 22 h 15 min 25 s. Welke afstand
x2 − v x1
Michiel ∆ x =
moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul
2∙a
ogen-
versnel- aankomt (als ze xsamen gelopen hadden)?
b) Kan ∆x negatief zijn? Zo ja, wanneer?
6.2 lb 6.1 lb
nd vanaf 16. Ik rijd 50 km/h en word ingehaald door een auto die
blz 109 90
80 km/h rijdt. Op het moment dat hij me passeert, oef 16 14
en t2 trek ik op met een constante versnelling van 2,0 m/
s2. Na welke afstand heb ik de wagen ingehaald en
en t2 wat is dan mijn snelheid?

17. De snelheid van een wagen verandert eenparig van vx1


50,0 km/h EVB ax = 2,0 m/s2 x
elheid tot vx2ik.
versnel- De versnelling is ax.
r het a) Bewijs dat80,0voorkm/h
de verplaatsing geldtEB
andere vx22 − vx12 x
auto
∆x =
2 ∙ ax
5/08/15 11:21
versnel- b) Kan ∆x negatief zijn? Zo ja, wanneer?
Ik voer een EVB uit met beginsnelheid 50 km/h (= 14 m/s), de andere wagen blijft een EB uitvoeren met snelheid
80 km/h (= 22 m/s).
a
x = xo + vxo · (t - to) + x · (t – to)2
en t2 2
x = xo + vx · (t - to)
en t2
We stellen xo = 0 m en to = 0 s.
Inhalen betekent ontmoeten.
De plaats van ontmoeting is xontm, het tijdstip van ontmoeting tontm.
2,0 m/s 2
xontm = 14 m/s · tontm + · (tontm)2
2
xontm = 22 m/s · tontm
5/08/15 11:21
Je kunt dat stelsel wiskundig of grafisch oplossen. Je vindt
tontm = 8,0 s
xontm = 176 m
groep 25 km/h.

KI N E MAT I CA E N DYN
het kwa-
77
13. Hoelang duurt het voordat een atleet bij de start van
de 200 m het startschot hoort als hij 14 m van het
moet je pistool verwijderd is (geluidssnelheid = 340 m/s)?
,0 m/s2)?
14. De afstand tussen twee steden bedraagt 500 km. Een
trooid vliegtuigje doet over een vlucht heen en terug nor-
eactietijd maal 2 h 0 min.
tijdig a) Bereken de gemiddelde snelheid.
op de b) Stel dat het bij de heenreis een tegenwind heeft
van 100 km/h (en dus 100 km/h trager vliegt) en
bij de terugreis 100 km/h wind mee heeft (en dus
ur ge- 100 km/h sneller vliegt). Doet het vliegtuig over
egt het de totale vlucht dan even lang, minder of meer?
delde Reken uit, trek je besluit en bewijs dit ook alge-
meen.

ichiel in. 15. Een marathon bedraagt 42,195 km. In 2003 liepen zo-

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


lijktijdig wel Paul Tergat bij de mannen als Paula Ratcliffe bij de
vrouwen een nieuw wereldrecord met respectievelijk
2 h 04 min 55 s en 2 h 15 min 25 s. Welke afstand
Michiel moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul
ogen- aankomt (als ze samen gelopen hadden)?
Mijn snelheid op dat ogenblik is
nd vanaf vx(t)
16. Ik rijd 50=km/h
vxo + en
ax ·word
(t - toingehaald
) door een auto die
80 km/h rijdt. Op het moment dat hij me passeert,
trek vikx(t)
op=met
14 m/s
een +constante
2,0 m/s² versnelling
· (8,0 s) = 30
vanm/s
2,0 (=
m/11 · 10 km/h)
1

s2. Na welke afstand heb ik de wagen ingehaald en


wat is dan mijn snelheid?

17. De snelheid van een wagen verandert eenparig van vx1 6.2 lb 6.1 lb
blz 109 90
elheid tot vx2.
oef 17 15
versnel- De versnelling is ax.
r het a) Bewijs dat voor de verplaatsing geldt
v 2 − vx12
∆ x = x2
2 ∙ ax
versnel- b) Kan ∆x negatief zijn? Zo ja, wanneer?

a)
De wagen voert een EVB uit:
en t2 v +v
Δx = x1 x2 · Δt (1)
2
Δv x v x2 – v x1
en t2 ax = = (2)
Δt Δt
Uit (2) volgt
v x2 –v x1
Δt =
ax
Dat invullen in (1) geeft
v +v v –v
Δx = x1 x2 · x2 x1
2 ax 5/08/15 11:21
v x22 – v x12
Δx =
2 · ax
b)
Δx is negatief als de verplaatsing gebeurt in de negatieve zin van de x-as.
Als het voorwerp versnelt in negatieve zin, geldt
ax < 0
|vx2| > |vx1| → vx22 > vx12
Dan is Δx negatief.

Als het voorwerp vertraagt in negatieve zin van de x-as, geldt


ax > 0
|vx2| < |vx1| → vx22 < vx12
Dan is Δx negatief.
78 ] Oplossingen
110 ] Kinematica en dynamica

6.2 lb 6.1 lb
18. De snelheid vx van een voorwerp verandert zoals weergege- a) Reken dat na en verklaar.
blz 110 90
ven in de grafiek. Bereken de gemiddelde snelheid gedu- b) Stel dat de lift eenparig versnelt gedurende een
oef 18 16
rende de eerste 10 seconden. tijd ∆t1, dan met een constante snelheid beweegt
vx (m/s) gedurende tijd ∆t2 en ten slotte eenparig vertraagt
5 in eenzelfde tijd ∆t1. Bereken de tijd ∆t2.
4 (tip: teken de vx(t)-grafiek en bepaal de opper-
vlakte onder de curve)
3
2
1
0 t (s)
0 2 4 6 8 10

19. Voor
Pol rijdt 50,0 km/hsnelheid
de gemiddelde in een bebouwde
geldt kom en kan juist tot
stilstand komen
vx,g = Δx / Δt voor een overstekende voetganger. Met
welke snelheid zou hij de voetganger aangereden hebben,
Demoest zijn snelheid
verplaatsing Δx is 60,0 km/h geweest
de oppervlakte onderzijn?de vVeronderstel
(t)-kromme. in
s – 2 s) · _5 m/s – 3 m/si
x
beide gevallen een
2 s · 3 m/s reactietijd van 1,00 s en een
(10 remvertra-
gingΔx van= 7,00 m/s2. + (10 s – 2 s) · 3 m/s +
2 2
a) 10 km/h = 3 m + 24 m + 8 m
b) 20 km/h = 35 m
c) 30 km/h
Ded)gemiddelde
40 km/h. snelheid is
vx,g = 35 m / 10 s = 3,5 m/s 23. Een voorwerp voert zowel t.o.v. de x-as als t.o.v. de
20. Bij de lancering bereikt een ruimteveer na 2,5 min een hoogte y-as (een EB uit). De snelheid vx en vy is verschillend.
van 45 km. Bereken zijn snelheid op die hoogte en zijn ver- v x1 + v x2 Toon aan dat de baan van het voorwerp recht is.
Let op: de gemiddelde snelheid berekenen met de formule vx,g = geeft
snelling. Onderstel dat de raket een EVB uitvoert. 2
0 m/s + 5 m/s
vx,g = = 2,5 m/s en is fout. 24. Een bromfietser rijdt met een constante snelheid van
2
21. Arne rijdt met zijn auto van Hasselt naar Namen (afstand 100 36,0 km/h en passeert een stilstaande politiewagen.
De gemiddelde snelheid is gedefinieerd als vx,g = Δx / Δt
km) met een snelheid van 110 km/h. Niels vertrekt 10 minu- Na 5,00 s vertrekt de wagen en versnelt eenparig met
v +v v +v
teneen
Bij later.
EVBMetgeldtwelke
Δx snelheid
= x1 x2moet· ∆thij
en rijden
daaruitomvolgtsamenΔxmet/ Δt = x1 x2 . een constante versnelling van 2,00 m/s2.
Arne in Namen aan te komen? 2 2 a) Op welk ogenblik en na welke afstand haalt de po-
v x1 + v x2
Dus in dat geval (maar alleen dan) geldt = vx,g . litiewagen de bromfietser in?
2
22. DeDebeweging
Taipei 101 heeft een hoogte van 508 m en staat in de
die het systeem in deze oefening uitvoert, is geen EVB. b) Hoe groot is de snelheid van de wagen op dat
Taiwanese hoofdstad Taipei. Op de 89e verdieping bevindt ogenblik?
zich een observatorium.
ax ∙ vx + ay ∙ vy
In een krantenartikel staat: ‘… Het observatorium ligt op een 25. Toon aan dat at =
v
hoogte van 382 meter. Twee liften bedienen de verdieping en
brengen bezoekers tegen 60,6 km/h naar boven zodat het pre- 26. Indiana Jones zwemt een wildwaterrivier over met
cies 39 seconden duurt … ‘. een snelheid van 1,0 m/s. De rivier is 100 m breed
en stroomt met een snelheid van 2,0 m/s.
a) Hoever drijft hij af?
b) Hoe kan hij ervoor zorgen dat hij loodrecht over-
steekt?
c) Bereken in beide gevallen de tijd die hij nodig
heeft voor de oversteek.
18. De snelheid vx van een voorwerp verandert zoals weergege- a) Reken dat na en verklaar. 79
ven in de grafiek. Bereken de gemiddelde snelheid gedu- b) Stel dat de lift eenparig versnelt gedurende een
rende de eerste 10 seconden. tijd ∆t1, dan met een constante snelheid beweegt
vx (m/s) gedurende tijd ∆t2 en ten slotte eenparig vertraagt
5 in eenzelfde tijd ∆t1. Bereken de tijd ∆t2.
4 (tip: teken de vx(t)-grafiek en bepaal de opper-
vlakte onder de curve)
3
2
1
0 t (s)
0 2 4 6 8 10

6.2 lb 6.1 lb
19. Pol rijdt 50,0 km/h in een bebouwde kom en kan juist tot
blz 110 90
stilstand komen voor een overstekende voetganger. Met oef 19 17
welke snelheid zou hij de voetganger aangereden hebben,
moest zijn snelheid 60,0 km/h geweest zijn? Veronderstel in
beide gevallen een reactietijd van 1,00 s en een remvertra-

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


ging van 7,00 m/s2.
a) 10 km/h
b) 20 km/h
c) 30 km/h
d) 40 km/h.
23. Een voorwerp voert zowel t.o.v. de x-as als t.o.v. de
20. Bij de lancering bereikt een ruimteveer na 2,5 min een hoogte y-as (een EB uit). De snelheid vx en vy is verschillend.
a) 50,0 km/h = 13,9 m/s
van reactieafstand
45 km. Bereken(EB):
zijn snelheid op die hoogte en zijn ver- Toon aan dat de baan van het voorwerp recht is.
snelling.
Onderstel dat de=raket
Δx = v · Δt 13,9een
m/sEVB uitvoert.
· 1,00 s = 13,9 m
x
24. Een bromfietser rijdt met een constante snelheid van
21. Arneremafstand
rijdt met zijn auto van Hasselt naar Namen (afstand 100
(EVB): 36,0 km/h en passeert een stilstaande politiewagen.
km) met een snelheid v x22van
– v110
2 km/h. Niels
(0 m/s) 2 vertrekt
– (13,9 10 2minu-
m/s) Na 5,00 s vertrekt de wagen en versnelt eenparig met
x1
Δ x =
ten later. Met welke snelheid = = 13,8 m
2 · ax moet 2hij· (rijden om samen met
- 7,00 m/s 2)
een constante versnelling van 2,00 m/s2.
Arne in Namen aan te komen? a) Op welk ogenblik en na welke afstand haalt de po-
stopafstand = 13,9 m + 13,8 m = 27,7 m litiewagen de bromfietser in?
22. De Taipei 101 heeft een hoogte van 508 m en staat in de b) Hoe groot is de snelheid van de wagen op dat
b)Taiwanese
60,0 km/h = 16,7 Taipei.
hoofdstad m/s Op de 89e verdieping bevindt ogenblik?
reactieafstand (EB):
zich een observatorium.
Δx = vx ·staat:
Δt = 16,7 m/s · 1,00 s = 16,7 ax ∙ vx + ay ∙ vy
In een krantenartikel ‘… Het observatorium ligtmop een 25. Toon aan dat at =
v
hoogte van 382 meter. Twee liften bedienen de verdieping en
Op het
brengen ogenblik
bezoekers dat het
tegen 60,6remmen begint,
km/h naar bovenis zodat
Pol noghetop
pre- 26. Indiana Jones zwemt een wildwaterrivier over met
27,7 m
cies 39 seconden duurt … ‘.– 16,7 m = 11,0 m van de voetganger een snelheid van 1,0 m/s. De rivier is 100 m breed
De snelheid waarmee hij de voetganger aanrijdt, volgt uit en stroomt met een snelheid van 2,0 m/s.
v x22 – v x12 a) Hoever drijft hij af?
Δx = b) Hoe kan hij ervoor zorgen dat hij loodrecht over-
2 · ax
steekt?
v x22 – (16,7 m/s) 2
11,0 m = c) Bereken in beide gevallen de tijd die hij nodig
2 · (- 7,00 m/s 2) heeft voor de oversteek.
Daaruit volgt
vx2 = 11,1 m/s = 40,0 km/h
Het juiste antwoord is d).

Interactie_6.2_Lb.indb 110 5/08/15 11:2


1
0 t (s)
0 2 4 6 8 10
80 ] Oplossingen
19. Pol rijdt 50,0 km/h in een bebouwde kom en kan juist tot
stilstand komen voor een overstekende voetganger. Met
welke snelheid zou hij de voetganger aangereden hebben,
moest zijn snelheid 60,0 km/h geweest zijn? Veronderstel in
beide gevallen een reactietijd van 1,00 s en een remvertra-
ging van 7,00 m/s2.
a) 10 km/h
b) 20 km/h
c) 30 km/h
d) 40 km/h.
23. Een voorwerp voert zowel t.o.v. de x-as als t.o.v. de
20. Bij de lancering bereikt een ruimteveer na 2,5 min een hoogte 6.2 lb
y-as (een 6.1 lb De snelheid v en v is verschillend.
EB uit). x y
blz 110 90
van 45 km. Bereken zijn snelheid op die hoogte en zijn ver- Toon aan dat de baan van het voorwerp recht is.
oef 20 18
snelling. Onderstel dat de raket een EVB uitvoert.
24. Een bromfietser rijdt met een constante snelheid van
21. Arne rijdt met zijn auto van Hasselt naar Namen (afstand 100 36,0 km/h en passeert een stilstaande politiewagen.
Wekm)kiezen de x-as
met een volgens
snelheid vande110baan
km/h.en Niels
in de vertrekt
zin van de
10 beweging.
minu- De beginsnelheid
Na 5,00 svan de raket
vertrekt is 0 m/s.
de wagen en versnelt eenparig met
Jeten
kunt deze
later. oefening
Met op tweemoet
welke snelheid manieren oplossen:
hij rijden om samen met een constante versnelling van 2,00 m/s2.
in Namen aan te komen?x x ogenblik en na welke afstand haalt de po-
1eArne
manier a) Op welk
2de manier
vxe =litiewagen
? xe = 45 dekmbromfietser in?min = 15 · 101 s
te = 2,5
22. De Taipei 101 heeft een hoogte van 508 m en staat in de b) Hoe groot is de snelheid van de wagen op dat
Taiwanese hoofdstadxTaipei. Op de 89e verdieping bevindt x ogenblik?
zich een observatorium.
vx2 =‘…? Het observatorium ligt op een ax ∙ vx + ay ∙ vy
In een krantenartikel staat: 25. Toon aan dat at =
v
hoogte van 382 meter. Twee liften bedienen de verdieping en
brengen bezoekers tegen 60,6 km/h naar boven zodat het pre- 26. Indiana Jones zwemt een wildwaterrivier over met
∆cies
x = +45 km
39 seconden duurt … ‘.∆t = 2,5 min = 15 · 101 s een snelheid van 1,0 m/s. De rivier is 100 m breed
vxo = 0enm/s
stroomtxo =met
0 meen snelheid
to = 0 svan 2,0 m/s.
a) Hoever drijft hij af?
b) Hoe kan hij ervoor zorgen dat hij loodrecht over-
vx1 = 0 m/s Vermits de beweging eenparig veranderlijk is, geldt
steekt?
c) Bereken in beide gevallena de tijd die hij nodig
x(t) =heeft
xo + vvoor
xo
· (t de
– toversteek.
o
) + x · (t – to)2
2
Vermits de beweging eenparig veranderlijk is, geldt
vx(t) = vxo + ax · (t – to)
∆x = (vx1 + vx2) · ∆t
2
Voor het ogenblik te geldt
∆vx = ax · ∆t
a
45 · 103 m = 0 m + 0 m/s · (15 · 101 s – 0 s) +  x · (15 · 101 s – 0 s)2
2
Invullen van de gegevens geeft
vxe = 0 m/s + ax · (15 · 101 s – 0 s)
(0 m/s + vx2)
45 · 103 m = · 15 · 10 s (1)
1
2
en dus
a
vx2 – 0 m/s = ax · 15 · 101 s (2) 45 · 103 m = x · (15 · 101 s)2 (1)
Interactie_6.2_Lb.indb 110 2 5/08/15 11:2

Uit (1) volgt vxe = ax · 15 · 101 s (2)


vx2 = 60 · 101 m/s (= 2,2 · 103 km/h)
Uit (1) volgt
Dat invullen in (2) geeft ax = 4,0 m/s2
ax = +4,0 m/s2
Dat invullen in (2) geeft
Een klassieke fout hier is dat de snelheid vxe = 60 · 101 m/s (= 2,2 · 103 km/h)
berekend wordt met de formule
vx = ∆x/∆t (= 45 km/2,5 min).
Dat is fout omdat deze formule enkel geldt voor
een EB! Je mag de formule
vx,g = ∆x/∆t wel gebruiken,
maar dan vind je de gemiddelde snelheid over
het traject, niet de snelheid op 45 km hoogte!
19. Pol rijdt 50,0 km/h in een bebouwde kom en kan juist tot
stilstand komen voor een overstekende voetganger. Met
110 ] Kinematica en dynamica
welke snelheid zou hij de voetganger aangereden hebben, 81
moest zijn snelheid 60,0 km/h geweest zijn? Veronderstel in
beide gevallen een reactietijd van 1,00 s en een remvertra-
ging van 7,00 m/s2.
a) 10 km/h
b) 20 km/h
c) 30 km/h
d) 40 km/h.
23. Een voorwerp voert zowel t.o.v. de x-as als t.o.v. de
20. Bij de lancering bereikt een ruimteveer na 2,5 min een hoogte y-as (een EB uit). De snelheid vx en vy is verschillend.
van 45 km. Bereken zijn snelheid op die hoogte en zijn ver- Toon aan dat de baan van het voorwerp recht is.
snelling. Onderstel dat de raket een EVB uitvoert.
18. De snelheid vx van een voorwerp verandert zoals weergege- 24. a)
EenReken dat narijdt
bromfietser en verklaar.
met een constante snelheid van
ven inrijdt
de grafiek. 6.2
datlben
de6.1 lb eenparig versnelt gedurende een
21. Arne met zijn Bereken
auto van de gemiddelde
Hasselt snelheid
naar Namen gedu-100
(afstand b)
36,0Stel
km/h lift
passeert een stilstaande politiewagen.
blz 110 90
rende
km) metdeeen
eerste 10 seconden.
snelheid van 110 km/h. Niels vertrekt 10 minu- tijd
5,00∆t
Naoef , dan met
s211vertrekt deeen constante
wagen snelheid
en versnelt beweegt
eenparig met
19
ten later. vMet welke snelheid moet hij rijden om samen met
x (m/s) eengedurende
constante tijd ∆t2 en ten
versnelling vanslotte eenparig vertraagt
2,00 m/s2.
Arne in Namen aan 5 te komen? a) in
Opeenzelfde
welk ogenblik tijd ∆t
en1.na
Bereken de tijd ∆t
welke afstand 2. de po-
haalt
(tip: tekende
litiewagen debromfietser
vx(t)-grafiekin?en bepaal de opper-

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


4
22. 110
De km/h
Taipei=101 vlakte onder desnelheid
curve) van de wagen op dat
30,6heeft
3m/s
een hoogte van 508 m en staat in de b) Hoe groot is de
Taiwanese hoofdstad Taipei. Op de 89e verdieping bevindt ogenblik?
We kiezen
zich de x-as2 zoals in de figuur:
een observatorium.
ax ∙ vx + ay ∙ vy
In een krantenartikel
1 staat: ‘… Het observatorium ligt op een 25. Toon aan dat at =
v
hoogte van 382 meter.
0
100
Tweekm/h
liften bedienen de verdieping en
t (s)
brengen bezoekers0 tegen
Hasselt 2 60,6
4 km/h 6 8 naar10 boven zodat Namen
het pre- 26.x Indiana Jones zwemt een wildwaterrivier over met
cies 39 seconden duurt … ‘. een snelheid van 1,0 m/s. De rivier is 100 m breed
0 km
19. Pol rijdt 50,0 km/h in eenvx =bebouwde
? kom en kan 100 juistkm
tot en stroomt met een snelheid van 2,0 m/s.
10 min
stilstand komen voor een overstekende voetganger. Met a) Hoever drijft hij af?
welke snelheid zou hij de voetganger aangereden hebben, b) Hoe kan hij ervoor zorgen dat hij loodrecht over-
Demoest
bewegingen zijn eenparig,
zijn snelheid 60,0 km/h dusgeweest
x(t) = xzijn?
o
+ vxVeronderstel
· (t - to) in steekt?
beideArne: x(t) = 0van
gevallen een reactietijd m +1,00
30,6sm/s · (t –remvertra-
en een 0 s) c) Bereken in beide gevallen de tijd die hij nodig
gingNiels:
van 7,00 m/s2. x(t) = 0 m + vx · (t – 10 · 60 s) heeft voor de oversteek.
a) 10 km/h
Deb)plaats
20 km/hvan ontmoeting is xontm = 100 km = 100 · 103 m.
c) 30 km/h
Het
d) tijdstip
40 km/h. van ontmoeting is tontm
100 · 103 m = 5,56 m/s · 30,6 m/s · tontm (1) 23. Een voorwerp voert zowel t.o.v. de x-as als t.o.v. de
100
20. Bij de · 103 m =bereikt
lancering vx · (tontm
een–ruimteveer
60 · 101 s)
na 2,5 min een(2)
hoogte y-as (een EB uit). De snelheid vx en vy is verschillend.
van 45 km. Bereken zijn snelheid op die hoogte en zijn ver- Toon aan dat de baan van het voorwerp recht is.
Jesnelling.
kunt datOnderstel
stelsel wiskundig of grafisch
dat de raket een EVBoplossen.
uitvoert. Je vindt dan
tontm = 327 · 101 s 24. Een bromfietser rijdt met een constante snelheid van
= 37,5
21. Arnevxrijdt metm/s
zijn=auto
135 van
km/hHasselt naar Namen (afstand 100 36,0 km/h en passeert een stilstaande politiewagen.
km) met een snelheid van 110 km/h. Niels vertrekt 10 minu- Na 5,00 s vertrekt de wagen en versnelt eenparig met
Interactie_6.2_Lb.indb 110 5/08/15 11:2
ten later. Met welke snelheid moet hij rijden om samen met een constante versnelling van 2,00 m/s2.
Arne in Namen aan te komen? a) Op welk ogenblik en na welke afstand haalt de po-
litiewagen de bromfietser in?
22. De Taipei 101 heeft een hoogte van 508 m en staat in de b) Hoe 6.2 lb 6.1 lb
groot is de snelheid van de wagen op dat
blz 110 90
Taiwanese hoofdstad Taipei. Op de 89e verdieping bevindt ogenblik?
oef 22 20
zich een observatorium.
ax ∙ vx + ay ∙ vy
In een krantenartikel staat: ‘… Het observatorium ligt op een 25. Toon aan dat at =
v
hoogte van 382 meter. Twee liften bedienen de verdieping en
brengen bezoekers tegen 60,6 km/h naar boven zodat het pre- 26. Indiana Jones zwemt een wildwaterrivier over met
cies 39 seconden duurt … ‘. een snelheid van 1,0 m/s. De rivier is 100 m breed
en stroomt met een snelheid van 2,0 m/s.
a) Hoever drijft hij af?
b) Hoe kan hij ervoor zorgen dat hij loodrecht over-
steekt?
c) Bereken in beide gevallen de tijd die hij nodig
heeft voor de oversteek.
82 ] Oplossingen

ergege- a) Reken dat na en verklaar.


gedu- b) Stel dat de lift eenparig versnelt gedurende een
tijd ∆t1, dan met een constante snelheid beweegt
gedurende tijd ∆t2 en ten slotte eenparig vertraagt
in eenzelfde tijd ∆t1. Bereken de tijd ∆t2.
(tip: teken de vx(t)-grafiek en bepaal de opper-
vlakte onder de curve)

ist tot
Met
ebben,
derstel in
mvertra-

23. Een voorwerp voert zowel t.o.v. de x-as als t.o.v. de


a) 60,6 km/h = 16,8 m/s
n hoogte y-as (een EB uit). De snelheid vx en vy is verschillend.
jn ver- Toon aan dat de baan van het voorwerp recht is.
De tijdsduur om de lift met die snelheid naar het observatorium te brengen is
Δt = Δx / v = 382 m / 16,8 m/s = 22,7 s
24. Een bromfietser rijdt metxeen constante snelheid van
Het tijd in het artikel is 39 s.
and 100 36,0 km/h en passeert een stilstaande politiewagen.
De reële tijd is groter omdat de lift in het begin versnelt en op het laatst vertraagt.
0 minu- Na 5,00 s vertrekt de wagen en versnelt eenparig met
en met een constante versnelling van 2,00 m/s2.
a) Op welk ogenblik en na welke afstand haalt de po-
b) De vx(t)-grafiek ziet er in dat geval uit als volgt:
litiewagen de bromfietser in?
in de b) Hoe groot is de snelheid van de wagen op dat
bevindt ogenblik?vx
ax ∙ vx + ay ∙ vy
op een 25. Toon aan dat at =
v
ping en
het pre- 26. Indiana
16,8Jones
m/s zwemt een wildwaterrivier over met
een snelheid van 1,0 m/s. De rivier is 100 m breed
en stroomt met een snelheid van 2,0 m/s.
a) Hoever drijft hij af?
b) Hoe kan hij ervoor zorgen dat hij loodrecht over-
steekt? ∆t1 ∆t2 ∆t3 t
c) Bereken in beide gevallen de tijd die hij nodig
39 s
heeft voor de oversteek.

De oppervlakte onder de vx(t)-kromme is de verplaatsing:


16, 8 m/s · Δt1 16, 8 m/s · Δt1
382 m = + 16,8 m/s · Δt2 + (1)
2 2
gedu- b) Stel dat de lift eenparig versnelt gedurende een
tijd ∆t1, dan met een constante snelheid beweegt 83
gedurende tijd ∆t2 en ten slotte eenparig vertraagt
in eenzelfde tijd ∆t1. Bereken de tijd ∆t2.
(tip: teken de vx(t)-grafiek en bepaal de opper-
vlakte onder de curve)

ist tot
Met
ebben, De totaaltijd is 39 s:
derstel in Δt1 + Δt2 + Δt1 = 39 s
mvertra- 2 · Δt1 + Δt2 = 39 s (2)
Het stelsel van vergelijking (1) en (2) oplossen geeft
Δt1 = 16,3 s

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


Δt2 = 6 s

6.2 lb 6.1 lb
23. Een voorwerp voert zowel t.o.v. de x-as als t.o.v. de
blz 110 90
n hoogte y-as (een EB uit). De snelheid vx en vy is verschillend. oef 23 21
jn ver- Toon aan dat de baan van het voorwerp recht is.

24.T.o.v.
Een bromfietser
de x-as geldt rijdt met een constante snelheid van
and 100 36,0x(t)
km/h
= xo + vx · (t – toeen
en passeert ) stilstaande politiewagen.
(1)
0 minu- Na 5,00 s vertrekt de wagen en versnelt eenparig met
en met een constante
T.o.v. de y-as geldtversnelling van 2,00 m/s2.
a) Op
y(t) = yo + vy · (t –ento)
welk ogenblik na welke afstand haalt
(2) de po-
litiewagen de bromfietser in?
in de b)(1)
Uit Hoevolgt
groot is de snelheid van de wagen op dat
bevindt ogenblik? x (t) – x
0
(t – to) =
v x ax ∙ vx + ay ∙ vy
op een 25. Toon aan dat at =
v
ping en Dat invullen in (2) geeft
het pre- 26. Indiana Jones zwemt x (t) een
– x 0 wildwaterrivier over met
y(t) = yo + vy ·
een snelheid van 1,0vm/s.x
De rivier is 100 m breed
ofen stroomt met een snelheid van 2,0 m/s.
vy vy
a) Hoever drijft hij
y = yo + · x – · x 0 af?
vx v
b) Hoe kan hij ervoorx zorgen dat hij loodrecht over-
steekt?
De y(x)-functie is een eerstegraadsfunctie: de baan is dus recht.
c) Bereken in beide gevallen de tijd die hij nodig
heeft voor de oversteek.

5/08/15 11:21
ist tot
Met
84 ] Oplossingen
ebben,
derstel in
mvertra-

23. Een voorwerp voert zowel t.o.v. de x-as als t.o.v. de


n hoogte y-as (een EB uit). De snelheid vx en vy is verschillend.
jn ver- Toon aan dat de baan van het voorwerp recht is.

24. Een bromfietser rijdt met een constante snelheid van 6.2 lb 6.1 lb
blz 110 91
and 100 36,0 km/h en passeert een stilstaande politiewagen.
oef 24 22
0 minu- Na 5,00 s vertrekt de wagen en versnelt eenparig met
en met een constante versnelling van 2,00 m/s2.
a) Op welk ogenblik en na welke afstand haalt de po-
litiewagen de bromfietser in?
in de b) Hoe groot is de snelheid van de wagen op dat
bevindt ogenblik?
ax ∙ vx + ay ∙ vy
op een 25. Toon aan dat at =
v
ping en We kiezen de x-as volgens de richting en zin van de beweging en de oorsprong waar de wagen vertrekt. We starten de
het pre- 26.chronometer als zwemt
Indiana Jones de bromfietser de wagen passeert.
een wildwaterrivier over met
een snelheid van 1,0 m/s. De rivier is 100vm=breed +36,0 km/h = +10,0 m/s
x
en stroomt met
t0 =een
0 ssnelheid van 2,0 m/s. ti
a) Hoever drijft hij af? x
b) Hoe kan hij ervoor zorgen dat hij loodrecht over-
x =0m xi
steekt? 0
c) Bereken in beide gevallen de tijd die hij nodig
heeft voor de oversteek.

ax = +2,00 m/s2
t0 = 5,00 s ti
x

x0 = 0 m xi
vx0 = 0 m/s vxi

De bromfietser voert een EB uit:


x(t) = x0 + vx · (t – to)

5/08/15 11:21
Op het tijdstip ti van het inhalen is

x(ti) = 0 m + 10,0 m/s · (ti – 0 s)


xi = 10,0 m/s · ti (1)

De wagen voert een EVB uit. Daarvoor geldt


a
x(t) = xo + vxo · (t – to) + x · (t – to)2
2
vx(t) = vxo + ax · (t – to)

Invullen van de gegevens geeft


2,00 m/s2
x(ti) = 0 m + 0 m/s · (ti – 5,00 s) + · (ti – 5,00 s)2
2
vx(ti) = 0 m/s + 2,00 m/s2 · (ti – 5,00 s)

en dus
xi = 1,00 m/s2 · (ti – 5,00 s)2 (2)

vxi = 2,00 m/s2 · (ti – 5,00 s) (3)


vlakte onder de curve)

23. Een voorwerp voert zowel t.o.v. de x-as als t.o.v. de 85


n hoogte y-as (een EB uit). De snelheid vx en vy is verschillend.
jn ver- Toon aan dat de baan van het voorwerp recht is.

24. Een bromfietser rijdt met een constante snelheid van


ist
andtot
100 36,0 km/h en passeert een stilstaande politiewagen.
0Met
minu- Na 5,00 s vertrekt de wagen en versnelt eenparig met
ebben,
en met een constante versnelling van 2,00 m/s2.
derstel in a) Op welk ogenblik en na welke afstand haalt de po-
mvertra- litiewagen de bromfietser in?
in de b) Hoe groot is de snelheid van de wagen op dat
bevindt ogenblik?
ax ∙ vx + ay ∙ vy 6.2 lb 6.1 lb
op een 25. Toon aan dat at = blz 110 91
v
ping en oef 25 23
het pre- 23.
26. Een
Indianavoorwerp
Jonesvoert
zwemt zowel
een t.o.v. de x-as alsover
wildwaterrivier t.o.v.
metde
n hoogte y-as
een (een EB uit). De snelheid
snelheid van 1,0 m/s. De rivier v x en v is verschillend.
isy 100 m breed

jn ver- ·→
a Toonv =aanax · dat
vx + de
a ·baan
vy van (1)het voorwerp
(in het recht
x,y-assenstelsel)
is.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


en stroomt mety een snelheid van 2,0 m/s.
→a)· → Hoever drijft hij af?
24. a b)
Een = a · v + an rijdt
v bromfietser · vn
met een dat (in hetsnelheid
constante frenetstelsel)
van
Hoe tkant hij ervoor zorgen hij loodrecht over-
and 100 36,0 km/h
steekt? en passeert een stilstaande politiewagen.
0 minu- Omdat de st-as
Na Bereken
5,00 samenvalt
vertrekt met en
de gevallen
wagen vector →
de versnelt v en dezelfde zin heeft, is vt = v en is vn = 0. Dus
c) in beide de tijd dieeenparig
hij nodigmet
en met eenheeft
constante versnelling van 2,00 m/s2.

a a)· → ·voor
vOp= awelk
t
v de oversteek.
ogenblik en (2) na welke afstand haalt de po-
litiewagen de bromfietser in?
in de (1)
b) gelijk stellen
Hoe groot aansnelheid
is de (2) geeftvanonmiddellijk
de wagen op hetdat
gevraagde.
bevindt ogenblik?
ax ∙ vx + ay ∙ vy
op een 25. Toon aan dat at =
v
ping en
6.2 lb 6.1 lb
het pre- 26. Indiana Jones zwemt een wildwaterrivier over met
blz 110 91
een snelheid van 1,0 m/s. De rivier is 100 m breed oef 26 24
en stroomt met een snelheid van 2,0 m/s.
a) Hoever drijft hij af?
b) Hoe kan hij ervoor zorgen dat hij loodrecht over- 5/08/15 11:21

steekt?
c) Bereken in beide gevallen de tijd die hij nodig
heeft voor de oversteek.

a) y

1,5 m/s

2,0 m/s
5/08/15 11:21

x
We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur.
De snelheid vy t.o.v. de y-as is
vy = 1,0 m/s = Δy /Δt
Daaruit volgt
Δt = Δy / vy = 100 m / 1,0 m/s2 = 100 s
In 100 s raakt hij erover.

De snelheid vx t.o.v. de x-as is


vx = Δx / Δt
In de tijdsduur van 100 s, is zijn verplaatsing Δx gelijk aan
Δx = vx · Δt = 2,0 m/s · 100 s = 200 m
Hij drijft 200 m af.
86 ] Oplossingen

y
b)


z

v


v

Als hij schuin stroomopwaarts overzwemt, kan hij loodrecht oversteken.



s is de stroomsnelheid van de rivier

z is de snelheid van Indiana Jones (de zwemmer)

v is de resulterende snelheid
θ is de hoek die →
z maakt met de y-as

De vectoriële som →
s+→
z geeft de resulterende snelheid →
v waarmee hij oversteekt.
x-comp y-comp

s 2 0

z –z · sin θ –z · cos θ

v 2 – z · sin θ –z · cos θ

Als hij loodrecht wil oversteken, moet de resulterende snelheid t.o.v. de x-as nul zijn:
2 – z · sin θ = 0
sin θ = 2 / z
Vermits sin θ maximaal 1 is, moet
z>2
(Ga na wat er gebeurt als z = 2)
Bv. als z = 3,0 m/s, is
sin θ = 2/3
θ = 42°

c) De tijd die hij nodig heeft om over te steken, wordt bepaald door de y-component van de resulterende snelheid:
z · cos θ = Δy/Δt
Δt = Δy / (z · cos θ )
Bv. als z = 3,0 m/s en θ = 42°, is
Δt = 100 m / ( 3,0 m/s · cos 42°)
= 45 s
In dat geval drijft hij niet af.
Als de hoek θ = 0°, is de nodige tijd
Δt = 100 m / ( 3,0 m/s · cos 0°)
= 33 s
maar dan drijft hij wel af!
87
111

6.2 lb 6.1 lb
27. Bij het ‘kompas- 31. Opblz
aarde111kun je
91vanaf 3,0 m zonder al te groot risico
schieten’ wordt de naar
oef beneden
27 springen. En op de maan (de valver-
25
staprichting gemeten snelling op de maan bedraagt 1,60 m/s2)?
in wijzerzin t.o.v. het

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


noorden. Ik stap 100 m 32. Als de laserstraal het spoor op een cd leest op

KI N E M AT I CA E N DYN AMI CA
op 70° en vervolgens 5,80 cm van het middelpunt, is de hoeksnelheid van
150 m op 120°. Bepaal de cd 215 toeren per minuut.
de afstand en richting a) Bereken de lengte van het spoor dat de laser-
van mijn eindpunt t.o.v. straal leest in 1 s (dat is de leessnelheid).
mijn vertrekpunt. b) Bereken het toerental als de laserstraal op 3,5
cm van het middelpunt staat (het toerental van
de schijf wordt aangepast, zodat de leessnelheid
dezelfde blijft).

 
“  dv dv .“
28. Marie zegt: Vermits a = geldt ook a =
dt dt
Saïd zegt: “Nee, dat klopty niet altijd.“ N
Wie heeft gelijk? Verklaar.
120°
29. Iemand stelt je het volgende spel →
70° voor: “Ik
r1 neem een briefje →
r
van 10 euro bovenaan vast tussen duim en mwijsvinger en laat 2
100
het naar beneden hangen. Jij legt je hand op een tafel juist
onder het biljet zodat het tussen je duim en wijsvinger
θ kan 150 x
m
vallen. Als ik het loslaat moet jij het proberen te pakken door

r is
duim en wijsvinger samen te knijpen. Als je het beet hebt,
het van jou, anders betaal je mij 10 euro”. Zou je op het voor- 33. Een pijl wordt horizontaal afgeschoten uit punt P en
stel ingaan? treft een verticale wand in punt A.

Verdubbelt men de beginsnelheid v o van de pijl, dan
zal deze de wand treffen in punt
P vo
x-comp y-comp grootte O
D

r1
94,0 34,2 C

r 129,0 -75,0
2 a) A B

r (som) 94,0 + 129,0 = 223,0 34,2 – 75,0 = -40,8 (b)
223B, 0) 2 + (- 40, 8) 2 = 226, 7
c) C
De vector →
r maakt een hoek θ met de x-as: d) D A
y
(modelvraag fysica Olympiade)
tan θ = |y| / |x| = 40,8 / 223,0 = 0,183
θ = 10,4° 34. Een bal A valt uit rust verticaal naar beneden. Bal B
90°
voert een horizontale worp uit en heeft beginsnel-
T.o.v. het noorden is de richting 
heid vo.
90° + 10,4°‘Hoog
30. De verhuisfirma = 100,4°
en droog’ is een verhuis bezig naar de 10,4°
Ze vertrekken x
op hetzelfde ogenblik en op dezelfde
zevende verdieping met een ladderlift. Op de derde verdieping hoogte. Welke bal is eerst beneden?
werkt Tess. Op een bepaald ogenblik hoort ze een vloek. Ze a) bal A
kijkt naar buiten en ziet een kast haar raam passeren. Ze is b) bal B
enorm accuraat, ziet meteen dat het raam een hoogte heeft c) beide samen
van 1,20 m en de kast 0,10 s nodig had om het raam te pas- d) er zijn te weinig gegevens
seren. Van hoe hoog viel de kast naar beneden?
27. Bij het ‘kompas- 31. Op aarde kun je vanaf 3,0 m zonder al te groot risico
schieten’ wordt de naar beneden springen. En op de maan (de valver-
88 ] Oplossingen
staprichting gemeten snelling op de maan bedraagt 1,60 m/s2)?
in wijzerzin t.o.v. het
noorden. Ik stap 100 m 32. Als de laserstraal het spoor op een cd leest op

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


op 70° en vervolgens 5,80 cm van het middelpunt, is de hoeksnelheid van
150 m op 120°. Bepaal de cd 215 toeren per minuut.
de afstand en richting a) Bereken de lengte van het spoor dat de laser-
van mijn eindpunt t.o.v. straal leest in 1 s (dat is de leessnelheid).
27. mijn vertrekpunt.
Bij het ‘kompas- b) Bereken
31. Op aarde kun het
je toerental
vanaf 3,0als de laserstraal
m zonder op 3,5
al te groot risico
schieten’ wordt de cm van het middelpunt staat (het toerental
naar beneden springen. En op de maan (de valver- van
staprichting gemeten de schijf
snelling wordt
op de maan aangepast,
bedraagt zodat de leessnelheid
1,60 m/s 2
)?
in wijzerzin t.o.v. het dezelfde blijft).
noorden. Ik stap 100 m 32. Als de laserstraal het spoor op een cd leest op

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


op 70° en vervolgens dv 
dv .“ 5,80 cm6.2van
lb het
6.1 lbmiddelpunt, is de hoeksnelheid van
28. Marie “
150 mzegt: Vermits
op 120°. a=
Bepaal dt
geldt ook a =
dt deblz 111toeren
cd 215 91 per minuut.

Saïdafstand
de zegt: “Nee, dat klopt niet altijd.“
en richting a) oef 28
Bereken de26
lengte van het spoor dat de laser-
van
Wie mijn
heefteindpunt t.o.v.
gelijk? Verklaar. straal leest in 1 s (dat is de leessnelheid).
mijn vertrekpunt. b) Bereken het toerental als de laserstraal op 3,5
cm van het middelpunt staat (het toerental van
29. Iemand stelt je het volgende spel voor: “Ik neem een briefje de schijf wordt aangepast, zodat de leessnelheid
Saïd
van heeft
10 eurogelijk.
bovenaan vast tussen duim en wijsvinger en laat dezelfde blijft).
dv/dt = at beneden
het naar (eig.) enhangen.
at is nietJijaltijd gelijk
legt je handaan eendat
op a: is enkel
tafel juist waar als an = 0, vermits
onder het biljet zodat het tussen  je duim en wijsvinger
 kan
a = at2 + an2 (zie ookreeks dv 1,jijoef. 9). dvte .“
28. Marie Als ik“Vermits
vallen.zegt: het loslaat
a =moet hetook
geldt proberen
a = pakken door
Induim
de formule a = d vsamen

en wijsvinger mag jedt de vectorpijltjes dtdus niethebt,
zomaar
is weglaten!
Saïd zegt: dt kloptteniet
“Nee, dat knijpen. Als je het
altijd.“ beet
het van jou, anders betaal je mij 10 euro”. Zou je op het voor- 33. Een pijl wordt horizontaal afgeschoten uit punt P en
Wie heeft gelijk? Verklaar.
stel ingaan? treft een verticale wand in punt A.

Verdubbelt men de beginsnelheid v o van de pijl, dan
29. Iemand stelt je het volgende spel voor: “Ik neem een briefje zal deze6.2de
lb wand
6.1 lb treffen in punt
blz 111
van 10 euro bovenaan vast tussen duim en wijsvinger en laat P vo
oef 29 O
het naar beneden hangen. Jij legt je hand op een tafel juist
D
onder het biljet zodat het tussen je duim en wijsvinger kan C
vallen. Als ik het loslaat moet jij het proberen te pakken door
duim en wijsvinger samen te knijpen. Als je het beet hebt, is a) A B

het van jou, anders betaal je mij 10 euro”. Zou je op het voor- 33. b)
EenBpijl wordt horizontaal afgeschoten uit punt P en
stel ingaan? c) C een verticale wand in punt A.
treft
d) D 
Verdubbelt men de beginsnelheid v o van de pijl, dan A
(modelvraag fysicatreffen
zal deze de wand Olympiade)
in punt
P vo
34. Een bal A valt uit rust verticaal naar beneden. Bal B O

voert een horizontale worp uit en heeft beginsnel- D


 C
heid vo.
30. De verhuisfirma ‘Hoog en droog’ is een verhuis bezig naar de Ze vertrekken
a) A op hetzelfde ogenblik en op dezelfde B
zevende verdieping met een ladderlift. Op de derde verdieping hoogte.
b) B Welke bal is eerst beneden?
werkt Tess. Op een bepaald ogenblik hoort ze een vloek. Ze a) bal
c) C A
kijkt naar buiten en ziet een kast haar raam passeren. Ze is b) bal
d) D B A
enorm accuraat, ziet meteen dat het raam een hoogte heeft c) beide samen
(modelvraag fysica Olympiade)
van 1,20 m en de kast 0,10 s nodig had om het raam te pas- d) er zijn te weinig gegevens
seren. Van hoe hoog viel de kast naar beneden? 34. Een bal A valt uit rust verticaal naar beneden. Bal B
voert een horizontale worp uit en heeft beginsnel-

heidnodig
De lengte van een € 10-briefje is 127 mm. We berekenen de tijd die het briefje vo. heeft om tussen de duim en wijsvinger te
30. vallen.
De verhuisfirma
Dat is een‘Hoog
EVB: en droog’ is een verhuis bezig naar de Ze vertrekken op hetzelfde ogenblik en op dezelfde
zevende verdiepingamet een2 ladderlift. Op de derde verdieping hoogte. Welke bal is eerst beneden?
x
werktΔxTess. · Δteen
= vxoOp + bepaald
2
· (Δt) ogenblik hoort ze een vloek. Ze
2
a) bal A
kijkt0,127
naar buiten en ziet een 9,81haar
kast m/sraam passeren.
2 Ze is b) bal B
mm = 0 m/s · Δt + · (Δt)
enorm accuraat, ziet meteen dat 2 raam een hoogte heeft
het c) beide samen
Interactie_6.2_Lb.indb 111 5/08/15 11:21
van 1,20 m
Daaruit volgt: en de kast 0,10 s nodig had om het raam te pas- d) er zijn te weinig gegevens
seren. Van hoe
Δt = 0,16 s. hoog viel de kast naar beneden?

Dat is groter dan de gemiddelde reactietijd (≈ 0,5 à 0,8 s).


Meestal ga je het briefje dus niet te pakken krijgen.

Interactie_6.2_Lb.indb 111 5/08/15 11:21


Verdubbelt men de beginsnelheid v o van de pijl, dan
zal deze de wand treffen in punt
P vo 89
O
D
C

a) A B

b) B
c) C
d) D A
(modelvraag fysica Olympiade)

34. Een bal A valt uit rust verticaal naar beneden. Bal B
voert een horizontale worp uit en heeft beginsnel-

heid vo.
6.2 lb 6.1 lb
30. De verhuisfirma ‘Hoog en droog’ is een verhuis bezig naar de Zeblz
vertrekken
111
op hetzelfde ogenblik en op dezelfde
zevende verdieping met een ladderlift. Op de derde verdieping hoogte.
oef Welke bal is eerst beneden?
30
werkt Tess. Op een bepaald ogenblik hoort ze een vloek. Ze a) bal A
kijkt naar buiten en ziet een kast haar raam passeren. Ze is b) bal B
enorm accuraat, ziet meteen dat het raam een hoogte heeft c) beide samen

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


van 1,20 m en de kast 0,10 s nodig had om het raam te pas- d) er zijn te weinig gegevens
seren. Van hoe hoog viel de kast naar beneden?

De kast voert een EVB uit. 


We bekijken de situatie voor de tijd dat de kast het raam passeert. De snelheid van de kast aan de
bovenkant van de raam is vxo. Voor de verplaatsing geldt
a
Δx = vxo · Δt + x · (Δt) 2
2
Interactie_6.2_Lb.indb 111 5/08/15 11:21
Invullen van de gegevens geeft:
9,81 m/s 2

4 4 0,10 s
1,20 m = vxo · 0,10 s + · (0,10 s) 2
2
Daaruit volgt 1,20 m
vxo = 12 m/s

We bekijken vervolgens de val van vertrekpunt tot bovenkant raam.


Uit ax = Δvx /Δt volgt
Δt = ax / Δvx
= 9,81 m/s2 / (12 m/s – 0 m/s) x
= 1,2 s 111

Voor de verplaatsing boven het raam geldt


a
Δx = vxo · Δt + x · (Δt) 2
2
9,81 m/s 2
= 0 m/s · Δt + · (1,2 s) 2
2
= 7,1 m

De kast viel vanaf 7,1 m boven het raam naar beneden.

31. Op aarde kun je vanaf 3,0 m zonder al te groot risico 6.2 lb 6.1 lb
blz 111 91
naar beneden springen. En op de maan (de valver­
oef 31 28
snelling op de maan bedraagt 1,60 m/s2)?

32. Met
Als de
de formule
laserstraal het spoor op een cd leest op
5,80 cm van het middelpunt,
a is de hoeksnelheid van
de cdΔx215= vxo
toeren (Δt) 2
· Δt +perx · minuut.
2
a) Bereken
kun de lengte
je de tijdsduur van hetvoor
berekenen spoor datvaldevan
een laser­
3,0 m hoogte. Je vindt dan
straal leest
Δt = 0,78 s in 1 s (dat is de leessnelheid).
b) Bereken het toerental als de laserstraal op 3,5
Met cm van het middelpunt staat (het toerental van
de formule
devx(t) = vxowordt
schijf + ax ·aangepast,
(t - to) zodat de leessnelheid
dezelfde blijft).
kun je de eindsnelheid berekenen. Je vindt
vx = 7,7 m/s
90 ] Oplossingen

Je kunt ook gebruik maken van de formule die in oef. 16111


bewezen wordt om de snelheid onmiddellijk te vinden:
v x22 – v x12
Δx =
2 · ax

v x22 – (0 m/s) 2
3,0 m =
2 · 9,81 m/s 2

Daaruit volgt eveneens


vx2 = 7,7 m/s

Met die formule kun je ook onmiddellijk de verplaatsing Δx op de maan berekenen, waarbij de eindsnelheid eveneens 7,7 m/s is:
(7,7 m/s) 2 – (0 m/s) 2
∆x =
31. Op aarde kun 2je· vanaf 3,0 m = 19almte groot risico
2 zonder
1,60 m/s
naar beneden springen. En op de maan (de valver­
snelling op de maan bedraagt 1,60 m/s2)?

6.2 lb 6.1 lb
32. Als de laserstraal het spoor op een cd leest op
blz 111 91
5,80 cm van het middelpunt, is de hoeksnelheid van oef 32 29
de cd 215 toeren per minuut.
a) Bereken de lengte van het spoor dat de laser­
straal leest in 1 s (dat is de leessnelheid).
b) Bereken het toerental als de laserstraal op 3,5
cm van het middelpunt staat (het toerental van
de schijf wordt aangepast, zodat de leessnelheid
dezelfde blijft).

briefje
en laat
l juist
r kan
en door
ebt, is
et voor­ 33. Een pijl wordt horizontaal afgeschoten uit punt P en
a)treftEen
eenstraal van wand
verticale 5,80 cm betekent
in punt A. een omtrek van
2 · de
π · beginsnelheid 
5,80 cm = 0,364
Verdubbelt men vo m
van de pijl, dan
Een toerental
zal deze van 215intoeren/minuut
de wand treffen punt betekent een frequentie van
vo 215 omwentelingen/ 60 s = 3,58 omw/s = 3,58 Hz
P
De periode is O

T = 1/ƒ = 1/3,58 Hz = 0,279 s D


C
De leessnelheid is

a) A omtrek/T = 0,364 m / 0,279 s = 1,30 m/s B

b) B
c) C
d) D A
(modelvraag fysica Olympiade)

34. Een bal A valt uit rust verticaal naar beneden. Bal B
voert een horizontale worp uit en heeft beginsnel­

heid v
31. Op aarde kun je vanaf 3,0 m zonder al te groot risico
91
naar beneden springen. En op de maan (de valver-
snelling op de maan bedraagt 1,60 m/s2)?

32. Als de laserstraal het spoor op een cd leest op

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


5,80 cm van het middelpunt, is de hoeksnelheid van
de cd 215 toeren per minuut.
a) Bereken de lengte van het spoor dat de laser-
straal leest in 1 s (dat is de leessnelheid).
b) Bereken het toerental als de laserstraal op 3,5
cm van het middelpunt staat (het toerental van
31. Op de
aarde kunwordt
schijf je vanaf 3,0 m zonder
aangepast, zodat al
deteleessnelheid
groot risico
naar beneden springen.
dezelfde blijft). En op de maan (de valver-
2
snelling op de maan
b) Op 3,5 cm is de omtrek bedraagt 1,60 m/s )?
2 · π · 3,5 cm = 0,22 m
32. Als de laserstraal
Vermits het spoor op
de leessnelheid een cdis,leest
constant is op

KI N E M AT I CA E N DYN AMI CA
5,80
cm van het middelpunt, is
omtrek / T = 1,30 m/s de hoeksnelheid van
de
cd 215 toeren per minuut.
0,22 m / T = 1,30 m/s

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


a) Bereken
en dus de lengte van het spoor dat de laser-
straal leestTin= 10,17
s (dat
s is de leessnelheid).
briefje b)
Bereken het toerental als Hz
ƒ = 1 / T = 5,9 de laserstraal op 3,5
en laat cm van het middelpunt
Het toerental is staat (het toerental van
l juist de schijf wordt
5,9 omw / s = 5,9 omwde
aangepast, zodat leessnelheid
/ (1/60 min) = 35 · 101 toeren/min
r kan dezelfde blijft).
en door
ebt, is
et voor- 33. Een pijl wordt horizontaal afgeschoten uit punt P en 6.2 lb 6.1 lb
treft een verticale wand in punt A. blz 111 91
 oef 33 30
Verdubbelt men de beginsnelheid v o van de pijl, dan
zal deze de wand treffen in punt
P vo
briefje O

en laat D
C
l juist
r kan a) A B
en door b) B
ebt, is c) C
et voor- 33. d)
EenDpijl wordt horizontaal afgeschoten uit punt P en
A
treft een verticale
(modelvraag fysica wand in punt A.
Olympiade) 
Verdubbelt men de beginsnelheid v o van de pijl, dan
zal deze
34. Het
Een bal Adevalt
wand treffen
uitbij
rust in puntnaar beneden. Bal B
verticaal
hoogteverlies een horizontale worp is
P voert
v o een horizontale worp uit en heeft beginsnel-
 2
heidgvo.· x 2 O
D
naar de 2 · vo
Ze vertrekken op hetzelfde ogenblik en op dezelfde C
erdieping hoogte.
Als Welke →
de snelheid vbalis,is iseerst
het beneden?
hoogteverlies 8 eenheden.
ek. Ze a)
a) A A
bal
o
B
Als de snelheid verdubbeld wordt, is het hoogteverlies 22 = 4 maal kleiner, dus 2 eenheden. Het juiste antwoord is c)
Ze is b) B
b) bal B
e heeft c) C
c) beide samen
te pas- d) D zijn te weinig gegevens
d) er A
(modelvraag fysica Olympiade)
6.2 lb 6.1 lb
34. Een bal A valt uit rust verticaal naar beneden. Bal B blz 111 91
voert een horizontale worp uit en heeft beginsnel- oef 34 31

heid vo.
naar de Ze vertrekken op hetzelfde ogenblik en op dezelfde
erdieping hoogte. Welke bal is eerst beneden?
ek. Ze a) bal A
5/08/15 11:21
Ze is b) bal B
e heeft c) beide samen
te pas- d) er zijn te weinig gegevens

Bij een horizontale worp voert het voorwerp verticaal een valbeweging uit met beginsnelheid
nul. Het voorwerp daalt dus even snel als een voorwerp dat uit rust wordt losgelaten.
Het juiste antwoord is c

5/08/15 11:21
112
92 ] Kinematica
] Oplossingen en dynamica

y
35. Een steen wordt in vacuüm verticaal omhoog gegooid. 6.2 lb
39. De skater 6.1 lb hori-
springt
blz 112
De figuur stelt de verticale positie h als functie van de tijd t zontaal van een ramp met
oef 35
schematisch voor (niet op schaal). snelheid 2,8 m/s. Hoever
h(m) van de ramp en onder
welke hoek komt de skater
op de grond?
5m 1,50 m
ho
x

40. Op hetzelfde ogenblik dat iemand van op de grond


een steentje precies 5 m omhoog gooit, schiet een
ander op 10 m hoogte een kogeltje recht vooruit.
Welk van de twee raakt als eerste de grond?
t(s) a) het steentje
0 5
b) het kogeltje
De hoogte ho waarop de steen vertrok op het ogenblik c) ze raken de grond gelijktijdig
t = 0 s, is dan ongeveer gelijk aan (Vrij naar de Nationale Wetenschapskwis 1995)
a) 25 m
b) 50 m 41. Een voorwerp voert een valbeweging uit in vacuüm.
c) 75 m We beschouwen drie tijdstippen to, t1 en t2 (zie tabel).
d) 100 m
(modelvraag fysica Olympiade) t vx x
to 0 m/s 0m
36. Een Mirage voert een horizontale ECB uit aan een snelheid
We bekijken eerst de beweging van hoogte ho tot het hoogste punt. t1 vx1 x1
van 800 km/h. Om bewustzijnsverlies te vermijden mag de
Voor de bereikte hoogte bij een schuine worp geldt 2
versnelling van de piloot maximaal 5 g (= 5 ∙ 9,81 m/s ) be- t2 3 ∙ vx1 ?
v 2 · sinde
dragen. Bereken
2
adiameter van de baan in dat geval.
ytop = o
2·g De positie x op het ogenblik t2 is dan
a) 3 ∙ x1
Bij een verticale worp is α = 90° en sin α = 1. Bovendien vertrekt het voorwerp op hoogte ho, dus
b) 6 ∙ x1
v o2 c) 9 ∙ x1
ytop = ho +
2·g d) 12 ∙ x1
Invullen van de gegevens geeft
42. Een basketbal vliegt horizontaal
v o2 met snelheid 4,0 m/s tegen de
ho + 5 m = ho +
2 · 9,81 m/s 2 doelplaat en botst horizontaal
Daaruit volgt terug. 3,30 m
vo = 9,9 m/s De bal komt 2,60 m van de plaat
op de grond terecht. Bereken de
Voor de snelheid t.o.v. de y-as geldt snelheid waarmee de bal op de
vy = dy /dt = vo · sin α – g · t plaat terugbotste.
2,60 m
37. Maak gebruik van het scalaire product om aan te tonen dat
bij een ECB
Invullen
 van de resultaten: 
a) v vraakt aan de baan (en dus2 loodrecht staat op r);
 y = 9,9 m/s – 9,81 m/s · t 
b) a wijst naar het middelpunt (en dus tegengesteld is aan r).
In het hoogste punt is de snelheid nul.
38. Een 0C130
m/svliegt
= 9,9horizontaal
m/s – 9,81 met
m/s2een
· t snelheid van 250 km/h
op een hoogte
t = 1,0 s van 190 m. Een voedselpakket moet terecht
komen op een bepaalde plaats. Hoever voor dat punt moet
hetispakket
Dat dan gedropt
de tijdsduur worden?
nodig om Waaromvan
de beweging nieth juist boven
tot het hoogste punt te maken.
o
die plaats?
93

y
35. Een steen wordt in vacuüm verticaal omhoog gegooid. 39. De skater springt hori-
De figuur stelt de verticale positie h als functie van de tijd t zontaal van een ramp met
schematisch voor (niet op schaal). snelheid 2,8 m/s. Hoever
h(m) van de ramp en onder
welke hoek komt de skater
Voor de neerwaartse verplaatsing vanaf het hoogste punt geldt ( y-as is naaropboven gericht)
de grond?
5am 1,50 m
y 2
ho = vyo · Δt + 2 · (Δt)
Δy
x
Voor de val tot op de grond geldt

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


vyo = 0 m/s
ay = -9,81 m/s2² 40. Op hetzelfde ogenblik dat iemand van op de grond
Δt = 5,0 s – 1,0 s = 4,0 s een steentje precies 5 m omhoog gooit, schiet een
ander op 10 m hoogte een kogeltje recht vooruit.
Invullen van de gegevens geeft Welk van de twee raakt als eerste de grond?
t(s) a) het steentje
0 –9,81 m/s 2 5
Δy = 0 + · (4,0 s) 2 b) het kogeltje
2
De hoogte= -78
ho m
waarop de steen vertrok op het ogenblik c) ze raken de grond gelijktijdig
t = 0 s, is dan ongeveer gelijk aan (Vrij naar de Nationale Wetenschapskwis 1995)
Het
a) voorwerp
25 m valt vanaf de top 78 m naar beneden.
De hoogte
b) 50 m o dus 78 m – 5 m = 73 m ≈ 75 m.
h is 41. Een voorwerp voert een valbeweging uit in vacuüm.
Het
c) juiste
75 m antwoord is c). We beschouwen drie tijdstippen to, t1 en t2 (zie tabel).
d) 100 m
(modelvraag fysica Olympiade) t vx x
to 0 m/s 0m
36. Een Mirage voert een horizontale ECB uit aan een snelheid 6.2 lb 6.1 lb
blz t1112 92 vx1 x1
van 800 km/h. Om bewustzijnsverlies te vermijden mag de
oef 36 32
versnelling van de piloot maximaal 5 g (= 5 ∙ 9,81 m/s2 ) be- t2 3 ∙ vx1 ?
dragen. Bereken de diameter van de baan in dat geval.
De positie x op het ogenblik t2 is dan
a) 3 ∙ x1
b) 6 ∙ x1
c) 9 ∙ x1
d) 12 ∙ x1

42. Een basketbal vliegt horizontaal


met snelheid 4,0 m/s tegen de
doelplaat en botst horizontaal
terug. 3,30 m
De bal komt 2,60 m van de plaat
op de grond terecht. Bereken de
snelheid waarmee de bal op de
plaat terugbotste.
2,60 m
37. Maak gebruik van het scalaire product om aan te tonen dat
Bij
bijeen
eenECBECBgeldt
 = v 2²/ρ 
a) v araakt aan de baan (en dus loodrecht staat op r);
De  
b)kromtestraal
a wijst naar hetρ ismiddelpunt (en dus tegengesteld is aan r).
ρ = v /a
2

38. Een C130 = (800 km/h)


vliegt
2
/ (5 · 9,81
horizontaal metm/s
een)snelheid van 250 km/h
2

op een=hoogte
(222 m/s) / (5 m.
· 9,81
Eenm/s )
2 2
van 190 voedselpakket moet terecht
komen=op 126 · 10bepaalde
m = 1,26 km Hoever voor dat punt moet
1
een plaats.
De
hetdiameter
pakket danvan gedropt
de cirkelvormige
worden? baan is niet juist boven
Waarom
d = 2,52 km
die plaats?

Interactie_6.2_Lb.indb 112 5/08/15 11:21


dragen. Bereken de diameter van de baan in dat geval. een steentje precies 5 m omhoog gooit, schiet een
De positie
ander op 10 x op het ogenblik
m hoogte t2 is danrecht vooruit.
een kogeltje
94 ] Oplossingen a)
Welk3 ∙van
x1 de twee raakt als eerste de grond?
t(s) b)
a) 6het∙ x1steentje
0 5 c) het
9 ∙ x1kogeltje
b)
De hoogte ho waarop de steen vertrok op het ogenblik d)
c) 12 ∙ x1 de grond gelijktijdig
ze raken
t = 0 s, is dan ongeveer gelijk aan (Vrij naar de Nationale Wetenschapskwis 1995)
a) 25 m 42. Een basketbal vliegt horizontaal
b) 50 m 41. met snelheid voert
Een voorwerp 4,0 m/s
eentegen de
valbeweging uit in vacuüm.
c) 75 m doelplaat en botst horizontaal
We beschouwen drie tijdstippen to, t1 en t2 (zie tabel).
d) 100 m terug. 3,30 m
(modelvraag fysica Olympiade) De bal komtt 2,60 m vanvx de plaat x
op de grond terecht. Bereken de
t 0 m/s 0m
36. Een Mirage voert een horizontale ECB uit aan een snelheid snelheido waarmee de bal op de
van 800 km/h. Om bewustzijnsverlies te vermijden mag de t1
plaat terugbotste. vx1 x1
6.2 lb 6.1 lb 2,60 m
37. Maak gebruik
versnelling vanvan
de het scalaire
piloot product
maximaal om5 aan
5 g (= te m/s
∙ 9,81 tonen
2 dat
) be- t2112 3 ∙ vx1 ?
blz 92
bij een
dragen. ECB
Bereken de diameter van de baan in dat geval. oef 37 33
 
a) v raakt aan de baan (en dus loodrecht staat op r); De positie x op het ogenblik t2 is dan
 
b) a wijst naar het middelpunt (en dus tegengesteld is aan r). a) 3 ∙ x1
b) 6 ∙ x1
38. Een →
C130 vliegt horizontaal met een snelheid van 250 km/h c) 9 ∙ x1
a) v · → r = vx · x + vy · y
op een hoogte van 190 m. Een voedselpakket moet terecht d) 12 ∙ x1
= (-r · ω · sin θ ) · r · cos θ + (r · ω · cos θ ) · r · sin θ
komen op een bepaalde plaats. Hoever voor dat punt moet
=0
het pakket dan gedropt →
worden? Waarom →
niet juist boven 42. Een basketbal vliegt horizontaal
die plaats? volgt dat v loodrecht op r staat.
Daaruit
met snelheid 4,0 m/s tegen de
→ doelplaat en botst horizontaal
b) a · →
r = ax · x + ay · y terug. 3,30 m
= (-r · ω 2 · cos θ ) · r · cos θ + (-r · ω 2 · sin θ ) · r · sin θ De bal komt 2,60 m van de plaat
= -r 2 · ω 2 · [cos2 θ + sin2 θ ] op de grond terecht. Bereken de
= -r 2 · ω 2 ω² snelheid waarmee de bal op de
Interactie_6.2_Lb.indb 112 5/08/15 11:21
= -r · ω 2 · r = -a · r plaat terugbotste.
→ tegengesteld is aan → 2,60 m
37. MaakDaaruit
gebruikvolgt
van dat
hetascalaire product om aan r . te tonen dat
bij een ECB
 
a) v raakt aan de baan (en dus loodrecht staat op r);
 
b) a wijst naar het middelpunt (en dus tegengesteld is aan r).

6.2 lb 6.1 lb
38. Een C130 vliegt horizontaal met een snelheid van 250 km/h
blz 112 92
op een hoogte van 190 m. Een voedselpakket moet terecht
oef 38 33
komen op een bepaalde plaats. Hoever voor dat punt moet
het pakket dan gedropt worden? Waarom niet juist boven
die plaats?

Bij een horizontale worp geldt voor het bereik

d = vo · 2·h
g
Interactie_6.2_Lb.indb 112 5/08/15 11:21

250 km/h

190 m

x
250 km/h = 69,4 m/s
Invullen van de gegevens geeft

d = 69,4 m/s · 2 · 190 m = 432 m


9,81 m/s 2
95

y 6.2 lb 6.1 lb
d. 39. De skater springt hori- blz 112 92
de tijd t zontaal van een ramp met oef 39 35

snelheid 2,8 m/s. Hoever


van de ramp en onder

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


welke hoek komt de skater
op de grond?
1,50 m

40. a)
Op hetzelfde ogenblik dat iemand van op de grond
y precies 5 m omhoog gooit, schiet een
een steentje

ander op 10 m hoogte eenvokogeltje recht vooruit.
Welk van de twee raakt als eerste de grond?
a) het steentje 30°
b) het kogeltje
ik c) ze raken de grond gelijktijdig
(Vrij 1,50 m Nationale Wetenschapskwis 1995)
naar de
x
41. Een voorwerp voert een valbeweging uit in vacuüm.
We beschouwen drie tijdstippen to, t1 en t2 (zie tabel).

De tskater voert eenvxschuine worp uit,


x maar vertrekt op een hoogte van 1,50 m. We verschuiven de y-as naar het einde van
de tramp. Voor de0 baan
m/s geldt bijgevolg:
0m
o
lheid
t1 g · x2
g de y = 15 mvx1+ tan (a) · x – x1 2
2 · vo · cos 2 a
s2 ) be- t2 3 ∙ vx1 ?
l. We vullen de gegevens in en stellen y = 0 m.
De positie x op het
De x-waarde ogenblik
geeft t2 is dan
de afstand waar hij op de grond terechtkomt:
a) 3 ∙ x1
9,81 m/s 2 · x 2
b) 6 ∙ x1
0 m = tan (30°) · x –
2 · (2,8 m/s) 2 · cos 2 (30°)
c) 9 ∙ x1
d) 12Dat
∙ x1geeft
1,50 m2 + 0,58 m · x – 0,83 · x2 = 0
Enkel de positieve oplossing x = 1,74 m is mogelijk.
42. Een basketbal vliegt horizontaal
met snelheid 4,0 m/s tegen de
Voor de
doelplaat enhoek waarmee de skater op de grond terechtkomt, geldt
botstαhorizontaal
terug. v 3,30 m
tan α = y (1)
De bal komt 2,60 m vanv xde plaat
op de grond terecht. Bereken de
snelheid waarmee
y de bal op de
plaat terugbotste.
2,60 m
nen dat

vx

s aan r). α vy x

50 km/h

v
terecht
t moet
boven
96 ] Oplossingen

Voor de beweging t.o.v. de x-as geldt


x(t) = vo · cos α · t
Daaruit kunnen we gemakkelijk het tijdstip bepalen waarop de skater op de grond komt:
1,74 m = 2,8 m/s · cos (30°) · t
t = 0,72 s
Voor de snelheid vx geldt
vx = vo · cos α = 2,8 m/s · cos (30°) = 2,4 m/s
Voor de snelheid vy geldt
vy = dy/dt = vo · sin α – g · t
De snelheid vy als hij op de grond komt (ogenblik t = 0,72 s) is:
vy = 2,8 m/s · sin (30°) – 9,81 m/s2² · 0,72 s
= -5,7 m/s
vx en vy invullen in (1) geeft
5,7 m/s
tan α = = 2,4
2,4 m/s
α = 67°
y
d. 39. b) Ingeval
De skater de lanceerhoek
springt hori- van de skater 0° is, vind je op analoge wijze
de tijd t bereik
zontaal van een ramp met= 1,5 m
t = 0,54
snelheid 2,8 m/s. s
Hoever
v =
van de ramp enx onder2,8 m/s

welke hoek komtvy =de-5,3 m/s
skater

op de grond? tan α = 1,9
α = 62° 1,50 m

6.2 lb 6.1 lb
40. Op hetzelfde ogenblik dat iemand van op de grond
blz 112 92
een steentje precies 5 m omhoog gooit, schiet een oef 40 36
ander op 10 m hoogte een kogeltje recht vooruit.
Welk van de twee raakt als eerste de grond?
a) het steentje
b) het kogeltje
ik c) ze raken de grond gelijktijdig
(Vrij naar de Nationale Wetenschapskwis 1995)

41. Het
Eenjuiste
voorwerp voert een
antwoord is b).valbeweging uit in vacuüm.
We beschouwen drie tijdstippen
Het steentje heeft evenveel to, t1 en
tijd nodig (zieeerste
omt2de tabel).
5 m te vallen, als het kogeltje om 5 m omhoog te vliegen (als je het
uitrekent vind je 1,0 s). Het steentje heeft dezelfde tijd nodig om vanuit het hoogste punt (snelheid nul) terug naar beneden
te vallent (1,0 s), maar het
vx kogeltje begint
x aan die 5 m met een beginsnelheid die verschilt van nul en is dus vlugger beneden
(het kogeltje
to doet over die 5 m slechts00,4
0 m/s m s).
lheid
g de t1 vx1 x1
s2 ) be- t2 3 ∙ vx1 ?
l.
De positie x op het ogenblik t2 is dan
a) 3 ∙ x1
b) 6 ∙ x1
c) 9 ∙ x1
d) 12 ∙ x1

42. Een basketbal vliegt horizontaal


met snelheid 4,0 m/s tegen de
doelplaat en botst horizontaal
terug. 3,30 m
De bal komt 2,60 m van de plaat
op de grond?
1,50 m
97
x

40. Op hetzelfde ogenblik dat iemand van op de grond


een steentje precies 5 m omhoog gooit, schiet een
ander op 10 m hoogte een kogeltje recht vooruit.
y
Welk van de twee raakt als eerste de grond?
d. 39. De skater springt hori-
a) het steentje
de tijd t zontaal van een ramp met
b) het kogeltje
snelheid 2,8 m/s. Hoever
ik c) ze raken de grond gelijktijdig
van de ramp en onder
(Vrij naar de Nationale Wetenschapskwis 1995)
welke hoek komt de skater
op de grond? 6.2 lb 6.1 lb
41. Een voorwerp voert een valbeweging uit in vacuüm. 1,50 m
blz 112 92
We beschouwen drie tijdstippen to, t1 en t2 (zie tabel).
oef 41 37
x
t vx x

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


to
40. Op hetzelfde ogenblik 0 m/s
dat iemand van0 op m de grond
lheid
een steentje
t1 precies 5vm omhoog gooit,x1 schiet een
g de x1
ander op 10 m hoogte een kogeltje recht vooruit.
s2 ) be- t2 de twee raakt 3 ∙ vals ?
Welk van x1 eerste de grond?
l.
a) het steentje
De positie x op het ogenblik t2 is dan
b) het kogeltje
a) 3 ∙ x1
ik c) ze raken de grond gelijktijdig
b) 6 ∙ x1
(Vrij naar de Nationale Wetenschapskwis 1995)
c) 9 ∙ x1
d) 12 ∙ x1
41. Een voorwerp voert een valbeweging uit in vacuüm.
We beschouwen drie tijdstippen to, t1 en t2 (zie tabel).
42. We
Eengebruiken
basketbaldevliegt horizontaal
formule
met snelheid2 4,02m/s tegen de
t v ·v vx x
doelplaat
Δx = en x2 botstx1 horizontaal
(zie leerboek p. 109 oef. 17)
terug. to 2 · a 0 m/s 0m
x 3,30 m
lheid
De bal komt
en vermits 2,60 m
t1 vx1 = 0 m/s vx1 van de plaat x1
g de
op de grond terecht. Bereken de
s2 ) be- v x22
t2 waarmee 3bal
∙ vx1op de ?
snelheid
Δx = de
l. 2 · ax
plaat terugbotste.
De positie x op het ogenblik t2 is dan 2,60 m
nen dat Als
a) de
3 ∙ snelheid
x1 verdrievoudigt, wordt Δx negen maal groter.
Het juiste
b) 6 ∙ x1 antwoord is c).
 c) 9 ∙ x1
s aan r).
d) 12 ∙ x1
50 km/h 6.2 lb 6.1 lb
42. Een basketbal vliegt horizontaal
terecht blz 112
met snelheid 4,0 m/s tegen de oef 42
t moet
doelplaat en botst horizontaal
boven
terug. 3,30 m
De bal komt 2,60 m van de plaat
op de grond terecht. Bereken de
snelheid waarmee de bal op de
plaat terugbotste.
2,60 m
nen dat
5/08/15 11:21
De bal voert vanaf de plaat een horizontale worp uit. Het bereik is

s aan r). 2·h
d = vo ·
g
50 km/h
Invullen van de gegevens geeft
terecht
t moet 2 · 3,30 m
2,60 m = vo ·
boven 9,81 m/s 2
Daaruit volgt
vo = 3,17 m/s

5/08/15 11:21
113
98 ] Oplossingen

43. Tijdens een achtervolging in een film moet een stuntman 6.2 lb 6.1 lbversnellingsmeter kun je maken
48. Een eenvoudige
blz
van een plat dak op een ander springen. Het hoogteverschil door een113massa aan een touwtje te hangen. 113
oef 43
is 3,50 m, de horizontale afstand 3,0 m. Bereken de snel- Bij een voorwaartse versnelling gaat
heid waarmee hij moet aanlopen het blokje naar achteren hangen. α
voor deze horizontale sprong. a) Verklaar dit.

KI N E M AT I CA E N DYN AMI CA
b) Toon aan dat voor de versnelling
a geldt a = g ∙ tan a.

3,50 m 49. De figuur stelt een ramp voor in een skatecircuit.


Tussen de punten A en C duwt Steven (massa 58,6
kg) zich niet af.
3,00 m
a) Teken de krachten die op hem inwerken in punt A,
B en C.
b) Bereken de krachten op Steven in punt C
43. Tijdens een achtervolging in een film moet een stuntman 48. Een(kromtestraal
eenvoudige versnellingsmeter kun je maken
4,00 m) als zijn snelheid daar 15,0
van een plat dak op een ander springen. Het hoogteverschil door
km/h is. Verwaarloos de wrijving.hangen.
een massa aan een touwtje te
is 3,50 m, de horizontale afstand 3,0 m. Bereken de snel- Bij een voorwaartse versnelling gaat
α
44. heid waarmee
Een steen wordthijvan
moet
opaanlopen
15,0 m verticaal naar boven gegooid het blokje naar achteren hangen.C
De stuntman
voor
met voert een
deze horizontale
beginsnelheid 15 horizontale
sprong. worp uit. Het bereik is
m/s. a) Verklaar dit.

K I NE M AT I CA E N DYNA M I CA
Bereken de snelheid b) Toon aan dat voor de B versnelling
· h waarmee de steen op de grond terecht-
= vode· tijd2 dat
komtd en g de steen onderweg is. a geldt a = g ∙ tan a.
A
3,50 m
45. Invullen
Zoek eens vanterug
de gegevens geeft
de wet van Archimedes op. Hoe kun je 49.
50. De
Omfiguur stelt een ramp
een ruimtevaarder voor in
(massa 90,0eenkg)
skatecircuit.
te trainen in
daarmee de derde wet van Newton
2 · 3,50 m illustreren? Tussen de punten
het omgaan A en versnellingen,
met grote C duwt Steven gebruikt
(massa 58,6 men
3,00 m = vo · kg)
een zich
soortniet af.
centrifuge. Daarbij voert hij horizontaal
3,00 m
2
9,81 m/s
46. Een touw met lengte 10 m wordt opgespannen door twee a)
eenTeken de in
ECB uit krachten diedie
een zetel opgemonteerd
hem inwerken in punt A,
is op
Daaruit
ploegen volgt
van een jeugdbeweging. In het midden hangt de hetBeinde
en C. van een arm met lengte 5,50 m. Teken
leidero op3,55
v = het m/s
touw=en
12,8 km/hzo een neerwaartse kracht uit
oefent b)
en Bereken
bereken de krachten op zijn Steven in punt
lichaam als Cde
van 300 N. Hoe groot is de kracht die elke ploeg moet uitoe- (kromtestraal
centripetale 4,00 m)9,0
versnelling als∙ gzijn
(= snelheid
9,0 ∙ 9,81daarm/s15,0
2
)
fenen als de hoek a = 10°? km/h is. Verwaarloos de wrijving.
bedraagt.

6.2 lb 6.1 lb C geldt


44. Een steen wordt α van op 15,0 m verticaal α naar boven gegooid 51. Voor de beweging van een voorwerp
blz 113
met beginsnelheid 15 m/s. x = 2,0 t
oef 44
Bereken volgende
47. Verklaar de snelheid waarmee de steen op de grond terecht-
fenomenen: y = 4,0 t2 B
komt
a) Naeneendezwaar
tijd dat de steen
frontaal onderwegkunnen
auto-ongeval is. de haarvaatjes a) Wat voor soort beweging voert het voorwerp uit
A
in de ogen ‘gesprongen’ zijn en kan de aorta gedeeltelijk t.o.v. de x-as?
45. De
Zoekvaneens
steen het terug
hart
voert een deEVB
wetuit.
losgescheurdvanMetArchimedes
de formuleop.
zijn. Hoedekun
voor je worp met α50.
schuine Omen
b)
= 90° een
Wat ruimtevaarder
voor
een (massa
soort beweging
beginhoogte van 15,0 90,0
voert kg)
m,het
vind tejetrainenuitin
voorwerp
daarmee
b) Dankzijdedederde
wet vanwet actie
van Newton illustreren?
en reactie kun je stappen. hett.o.v.
omgaan met grote versnellingen, gebruikt men
de y-as?
c) Waarmee moet g 2 eenStel
soortdecentrifuge. Daarbij voertop.hij horizontaal
y(t) = 15,0 m +jevorekening
· t – · t houden als je van een c) formule voor de baan
46. Eenrijdende
touw met lengtezou
tractor m2wordt opgespannen door twee
10springen? eenWerkt
d) ECB uiter ineeneen zetelop
kracht diehet
gemonteerd
voorwerp?is op
ploegen
d)
We Waarom
vullen van een jeugdbeweging.
de gebruikt
gegevens men
in eneen Iny =het
elastiek
stellen midden
0enm:geen hangt
touw
de t-waarde bijde hetZo
geeft dan het tijdstip einde van
de een
ja, bepaal
waarop dearm
steen opmet
kenmerkenlengte
de grond 5,50 m. Teken
ervan.
terechtkomt:
leider op het touw en oefent zo een neerwaartse
benji-springen? 2
kracht uit en bereken de krachten op zijn lichaam als de
vanWelke
300 N. Hoe groot is de kracht9,81
die m/s
elke ploeg moet uitoe- centripetale versnelling 9,0 ∙ (= 9,0 ∙ 9,81 2
e) kracht zorgt ervoor
0 m = 15,0 m + 15 m/s · t – dat je naar ·t 2 52. Een wagen (massa 1250 kg) g
vertrekt op eenm/s )
helling
fenen 2
vooralsvalt
de in
hoekeenabus= 10°?
die plots remt? bedraagt.
van 10° met een caravan (600 kg).
f) vergelijking
Die Ga met je vriend(in) tegenover
heeft 2 oplossingen: Tijdens het vertrek is de versnelling 1,0 m/s2.
elkaar allebei
t = -0,793 αs enopt een
= 3,85 weegschaal
s α 51. Voor de beweging
Bereken de groottevan vaneen
de voorwerp
krachten op geldtde caravan.
staan.
Vermits Steek je
t positief handen
moet zijn, uit.
is t = 3,85 s. x = 2,0 t
47. Verklaar
Duw jevolgende
vriend(in) fenomenen:
naar boven. 53. Aagje 4,0 t2 48,6 kg) komt met snelheid 2,0 m/s
y = (massa
a) Na
Voor deeen
Wat merkzwaar
snelheid je?vfrontaal
geldt auto-ongeval kunnen de haarvaatjes a) Wat voor
verticaal neersoort beweging
op een voert die
trampoline, het daardoor
voorwerp40 uit
y
in de ogen
g) Bergbeklimmers ‘gesprongen’
vy(t) = vo – g · t gebruiken zijn en kan de aorta gedeeltelijk t.o.v. de x-as?
cm wordt ingedrukt. Bereken de kracht die door
van het hart losgescheurd
‘dynamische touwen’: dit zijn zijn. b) Watopvoor
Aagje soort beweging
de trampoline wordtvoert het voorwerp uit
uitgeoefend.
b) touwen
Dankzij de wet van actie en reactie
die rekken als ze belast worden. kun je stappen. t.o.v. de y-as?
c) Waarmee moet je rekening houden als je van een c) Stel de formule voor de baan op.
rijdende tractor zou springen? d) Werkt er een kracht op het voorwerp?
d) Waarom gebruikt men een elastiek en geen touw bij Zo ja, bepaal de kenmerken ervan.
43. Tijdens een achtervolging in een film moet een stuntman 48. Een eenvoudige versnellingsmeter kun je maken 99
van een plat dak op een ander springen. Het hoogteverschil door een massa aan een touwtje te hangen.
is 3,50 m, de horizontale afstand 3,0 m. Bereken de snel- Bij een voorwaartse versnelling gaat 113
heid waarmee hij moet aanlopen het blokje naar achteren hangen. α
voor deze horizontale sprong. a) Verklaar dit.

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


b) Toon aan dat voor de versnelling
a geldt a = g ∙ tan a.

3,50 m 49. De figuur stelt een ramp voor in een skatecircuit.


Tussen de punten A en C duwt Steven (massa 58,6
kg) zich niet af.
3,00 m
a) Teken de krachten die op hem inwerken in punt A,
B en C.
Invullen van de gegevens geeft b) Bereken de krachten op Steven in punt C
vy = 15 m/s – 9,81 m/s2 · 3,85 s (kromtestraal 4,00 m) als zijn snelheid daar 15,0
43. Tijdens= een -22,8 m/s
achtervolging in een film moet een stuntman 48. Eenkm/heenvoudige versnellingsmeter
is. Verwaarloos de wrijving. kun je maken
van een plat dak op een ander springen. Het hoogteverschil door een massa aan een touwtje te hangen.
44. Deze
is
Een waarde
3,50 deis horizontale
m, wordt
steen negatief,
van op omdat mhet
afstand
15,0 voorwerp
3,0
verticaalm. naar in boven
Berekende negatieve
snel- zin van de y-asBijbeweegt
de gegooid als het opversnelling
een voorwaartse de grond terecht
gaat
C komt. (We

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


hebben
heid de
waarmeey-as naar
hij boven
moet gekozen
aanlopen bij de afleiding van de formules voor de schuine
het blokje worp.)
naar achteren hangen. α
met beginsnelheid 15 m/s.
voor
Berekendezedehorizontale sprong. de steen op de grond terecht-
snelheid waarmee a) Verklaar dit. B

K I N E M AT I CA E N DYN AM I CA
komt en de tijd dat de steen onderweg is. b) Toon aan dat voor de versnelling
a geldt a =A g ∙ tan a.
45. Zoek eens terug de wet van Archimedes op. Hoe kun je 50. Om een6.2ruimtevaarder
lb 6.1 lb
(massa 90,0 kg) te trainen in
3,50 m 49. De blz
figuur 113
stelt een ramp voor in een skatecircuit.
daarmee de derde wet van Newton illustreren? hetoefomgaan45
met grote versnellingen, gebruikt men
Tussen de punten A
een soort centrifuge. Daarbijen C duwtvoert
Stevenhij (massa 58,6
horizontaal
46. Een touw met lengte 10 m wordt opgespannen kg) zich niet af.
Volgens de wet van Archimedes oefent3,00 m door
de vloeistof
twee een ECB uit in een zetel die gemonteerd is op
op het ondergedompeld voorwerp een
ploegen van een jeugdbeweging. → In het midden hangt de a)
hetTeken
eindede van krachten
een armdie metoplengte
hem inwerken
5,50 m. Tekenin punt A,
opwaartse stuwkracht Fa uit. B en C.
leider op het touw en oefent zo een neerwaartse kracht uit en bereken de krachten op zijn lichaam als de
Volgens de derde wet van Newton oefent het voorwerp een even grote tegengestelde b) Bereken(en de krachten op
van 300 N. Hoe groot is de kracht die elke ploeg moet uitoe- centripetale versnelling 9,0Steven
∙ g (= 9,0in punt
∙ 9,81Cm/s2)
dus neerwaarts gerichte) kracht uit op de vloeistof. (kromtestraal 4,00 m) als zijn snelheid daar 15,0
fenen als de hoek a = 10°? bedraagt. →
km/h is. Verwaarloos de wrijving. Fa
Meet de opwaartse stuwkracht door het voorwerp aan een dynamometer of balans te
α α 51. Voor de beweging van een voorwerp geldt
44. hangen.
Een steen Meet wordtde neerwaartse
van op 15,0kracht op denaar
m verticaal vloeistof
bovendoor het recipiënt met vloeistof op
gegooid x = 2,0 t C
een
met balans te plaatsen.
beginsnelheid 15 m/s. 2
47. Verklaar volgende fenomenen: y = 4,0 t
Bereken B
a) Na eendezwaar snelheid waarmee
frontaal de steenkunnen
auto-ongeval op de grond terecht-
de haarvaatjes a) Wat voor soort beweging voert het voorwerp uit
komt en de tijd dat de steen onderweg is.
in de ogen ‘gesprongen’ zijn en kan de aorta gedeeltelijk t.o.v. de x-as?
A
van het hart losgescheurd zijn. b) Wat voor soort beweging voert het voorwerp uit
45. b) Zoek eens terug
Dankzij de wetdevan wetactie
van en
Archimedes
reactie kun op.jeHoe kun je
stappen. 50. Omt.o.v.
een ruimtevaarder
de y-as? (massa 90,0 kg) te trainen in
daarmee
c) Waarmee de derde
moet je wetrekening
van Newton
houden illustreren?
als je van een hetStel
c) omgaan met grote
de formule voorversnellingen,
de baan op. gebruikt men
rijdende tractor zou springen? eenWerkt
d) soorter centrifuge.
een krachtDaarbij
op hetvoert hij horizontaal
voorwerp?
6.2 lb 6.1 lb
46. d) EenWaarom
touw met lengtemen
gebruikt 10 meen wordt opgespannen
elastiek en geen touwdoor bij
twee eenZoECBja, uit in een
bepaal de zetel die gemonteerd
kenmerken ervan. is op
blz 113 92
ploegen van een jeugdbeweging. In het midden hangt de
benji-springen? hetoefeinde46van een 39
arm met lengte 5,50 m. Teken
leider
e) Welkeop het
kracht touw en oefent
zorgt ervoor zodateen neerwaartse kracht uit
je naar 52. en
Eenbereken de krachten
wagen (massa 1250op kg)zijn lichaam
vertrekt opalseendehelling
vanvoor
300 valtN. Hoein eengroot
busisdie
de plots
krachtremt?
die elke ploeg moet uitoe- centripetale
van 10° met versnelling
een caravan9,0 ∙ g (=
(600 kg).9,0 ∙ 9,81 m/s2)
fenen
f) Ga metals de je hoek a = 10°?
vriend(in) tegenover bedraagt.
Tijdens het vertrek is de versnelling 1,0 m/s2.
elkaar allebei op een weegschaal Bereken de grootte van de krachten op de caravan.
staan. Steekα je handen uit. α 51. Voor de beweging van een voorwerp geldt
Duw je vriend(in) naar boven. 53. Aagjex = (massa
2,0 t 48,6 kg) komt met snelheid 2,0 m/s
47. Verklaar
Wat merk volgende
je? fenomenen: y = 4,0neer
verticaal t2 op een trampoline, die daardoor 40
Dea) Na een zwaar
g)neerwaartse
Bergbeklimmers frontaal
kracht van auto-ongeval kunnen de haarvaatjes
300 N moet gecompenseerd
gebruiken a) Wat
worden door de y-component
cm wordtvoorvan soort beweging
Berekenvoert
de resulterende
ingedrukt. kracht
de hetdie
kracht voorwerp
de door uit
die
in deuitoefenen.
ploegen ogen ‘gesprongen’
‘dynamische touwen’: ditzijnzijnen kan de aorta gedeeltelijk t.o.v.
Aagje op dede x-as?
trampoline wordt uitgeoefend.
van
2 · Fhet
touwen = hart Nlosgescheurd
300rekken
die zijn. worden.
als ze belast b) Wat voor soort beweging voert het voorwerp uit
y y
b) Dankzij
Fy = 150deN wet van actie en reactie kun je stappen. t.o.v. de y-as?
enc)vermits
Waarmee moet je rekening houden als je van een c) Stel de formule voor de baan op.
rijdende
Fy = F · sin tractor
(10°)zou springen? d) Werkt er een kracht op het voorwerp?
isd) Waarom gebruikt men een elastiek en geen touw bij Zo ja, bepaal de kenmerken ervan. touw
benji-springen?
F · sin (10°) = 150 N
Interactie_6.2_Lb.indb 113 → → 5/08/15 11:21
e) Welke
Daaruit volgtkracht zorgt ervoor dat je naar 52.
F Een wagen (massa 1250 F kg) vertrekt op een helling
voor
F = 86valt· 10in een
1
N bus die plots remt? van 10° met een caravan (600 kg). x
f) Ga met je vriend(in) tegenover Tijdens het vertrek is de versnelling 1,0 m/s2.
elkaar allebei op een weegschaal Bereken de 300 grootte
N van de krachten op de caravan.
staan. Steek je handen uit.
Duw je vriend(in) naar boven. 53. Aagje (massa 48,6 kg) komt met snelheid 2,0 m/s
Wat merk je? verticaal neer op een trampoline, die daardoor 40
g) Bergbeklimmers gebruiken cm wordt ingedrukt. Bereken de kracht die door
‘dynamische touwen’: dit zijn Aagje op de trampoline wordt uitgeoefend.
touwen die rekken als ze belast worden.
Bereken de snelheid waarmee de steen op de grond terecht- B
komt en de tijd dat de steen onderweg is.
100 ] Oplossingen A
45. Zoek eens terug de wet van Archimedes op. Hoe kun je 50. Om een ruimtevaarder (massa 90,0 kg) te trainen in
daarmee de derde wet van Newton illustreren? het omgaan met grote versnellingen, gebruikt men
een soort centrifuge. Daarbij voert hij horizontaal
46. Een touw met lengte 10 m wordt opgespannen door twee een ECB uit in een zetel die gemonteerd is op
ploegen van een jeugdbeweging. In het midden hangt de het einde van een arm met lengte 5,50 m. Teken
leider op het touw en oefent zo een neerwaartse kracht uit en bereken de krachten op zijn lichaam als de
van 300 N. Hoe groot is de kracht die elke ploeg moet uitoe- centripetale versnelling 9,0 ∙ g (= 9,0 ∙ 9,81 m/s2)
fenen als de hoek a = 10°? bedraagt.

α α 51. Voor de beweging van een voorwerp geldt


x = 2,0 t
47. Verklaar volgende fenomenen: 6.2 lbt2 6.1 lb
y = 4,0
blz 113 92
a) Na een zwaar frontaal auto-ongeval kunnen de haarvaatjes a) Wat voor soort beweging voert het voorwerp uit
oef 47 40
in de ogen ‘gesprongen’ zijn en kan de aorta gedeeltelijk t.o.v. de x-as?
van het hart losgescheurd zijn. b) Wat voor soort beweging voert het voorwerp uit
b) Dankzij de wet van actie en reactie kun je stappen. t.o.v. de y-as?
c) Waarmee moet je rekening houden als je van een c) Stel de formule voor de baan op.
rijdende tractor zou springen? d) Werkt er een kracht op het voorwerp?
d) Waarom gebruikt men een elastiek en geen touw bij Zo ja, bepaal de kenmerken ervan.
benji-springen?
e) Welke kracht zorgt ervoor dat je naar 52. Een wagen (massa 1250 kg) vertrekt op een helling
voor valt in een bus die plots remt? van 10° met een caravan (600 kg).
f) Ga met je vriend(in) tegenover Tijdens het vertrek is de versnelling 1,0 m/s2.
elkaar allebei op een weegschaal Bereken de grootte van de krachten op de caravan.
staan. Steek je handen uit.
Duw je vriend(in) naar boven. 53. Aagje (massa 48,6 kg) komt met snelheid 2,0 m/s
Wat merk je? verticaal neer op een trampoline, die daardoor 40
g) Bergbeklimmers gebruiken cm wordt ingedrukt. Bereken de kracht die door
‘dynamische touwen’: dit zijn Aagje op de trampoline wordt uitgeoefend.
touwen die rekken als ze belast worden.

a) 1e wet van Newton.

b) Je oefent op de bodem een kracht uit die naar achteren gericht is. De bodem oefent op jou een kracht uit die naar voren
Interactie_6.2_Lb.indb 113
gericht is (3e wet van Newton). Je duwt de aarde a.h.w. naar achteren en de aarde duwt jou naar voren. 5/08/15 11:21

c) Je hebt een zekere snelheid en je moet dus beginnen lopen als je op de grond komt.

d) Door de elastiek is de tijdsduur waarin de benjispringer tot rust komt ‘groot’, is de versnelling klein en is de kracht van
de elastiek op de springer klein. De kracht van de persoon op de elastiek is ook klein (de kracht van de elastiek op de
persoon en van de persoon op de elastiek zijn even groot). Bij gebruik van een gewoon touw is de versnelling en de
kracht zo groot dat de persoon zware letsels (breuken …) zou oplopen en het touw zou breken.

e) Geen kracht. Dat is de wet van de traagheid.

f) De weegschaal van je vriend(in) geeft een kleinere waarde aan, die van jou een
grotere.

g) “Vallen is niet erg, maar het aankomen ...”


Bij het klimmen moet men ervoor zorgen dat het risico op ongevallen
geminimaliseerd wordt. Dat vereist degelijk materiaal en gebruik van de juiste
technieken.
Onderstaande tekening toont hoe de onderste klimmer de bovenste (de voorklimmer)
‘zekert’ met een dynamisch touw.
Het touw zorgt ervoor dat de voorklimmer bij een val niet in de diepte stort.
De elasticiteit van het touw zorgt ervoor dat de schokbelasting door de val klein is:
de tijdsduur waarin de klimmer bij een val tot stilstand komt, is dan immers (relatief)
groot, zijn versnelling en de kracht die het touw op hem uitoefent zijn klein.
De kracht die hij door zijn val op het touw (en dus ook op de zekeringspunten …)
uitoefent (de ‘schokbelasting’) is klein, zodat (in normale omstandigheden) de
breekkracht van het touw, de karabiners … niet wordt overschreden en de val goed
opgevangen wordt.
113 101

6.2 lb 6.1 lb
tman 48. Een eenvoudige versnellingsmeter kun je maken
blz 113 93
verschil door een massa aan een touwtje te hangen. oef 48 41
snel- Bij een voorwaartse versnelling gaat
het blokje naar achteren hangen. α
a) Verklaar dit.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


b) Toon aan dat voor de versnelling
a geldt a = g · tan α.

49. De figuur stelt een ramp voor in een skatecircuit.


a)Tussen
Datde
is punten A envan
een gevolg C duwt Steven
de eerste wet(massa 58,6
van Newton. y
kg) zich niet af.
b)a) Teken de krachten
Het systeem diebeschouwen
dat we op hem inwerken in punt A,
is de massa.
B Daarop
en C. werken twee krachten:
b) Bereken de→ α →
Fkrachten
z
op Steven in punt C
: de zwaartekracht →
a
(kromtestraal
→ 4,00 m) als zijn snelheid daar 15,0 Fk
Fk : de kracht
km/h is. Verwaarloos van de kabel
de wrijving.

gegooid Volgens de tweede wet van Newton


C is
→ →
Fz + Fk = m · →
a
terecht- B
We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:
A
x-as: 0 + Fk · sin α = m · ax (1) →
Fz x
je 50.
Om een ruimtevaarder
y-as: (massa
-Fz + Fk90,0
· coskg)
α =temtrainen in
· ay (2)
het omgaan met grote versnellingen, gebruikt men
een soort centrifuge. Daarbij voert hij horizontaal
De versnelling → a ligt volgens de x-as en wijst naar voren, omdat de beweging rechtlijnig is en het systeem versnelt.
twee een ECB uit in een zetel die gemonteerd is op
ax = a
gt de het einde van een arm met lengte 5,50 m. Teken
ay = 0
cht uit en bereken de krachten op zijn lichaam als de
et uitoe- centripetale versnelling 9,0 · g (= 9,0 · 9,81 m/s2)
Uit (1) volgt
bedraagt.
Fk · sin α = m · a
Uit (2) volgt
51. Voor de beweging van een voorwerp geldt
F · cos α = Fz = m · g
x = 2,0 t k
2
y = 4,0 t
(1) delen door (2) geeft
arvaatjes a) Wat voor soort beweging voert het voorwerp uit
tan α = a / g
eltelijk t.o.v. de x-as?
b) Wat voor soort beweging voert het voorwerp uit
n. t.o.v. de y-as?
c) Stel de formule voor de baan op.
d) Werkt er een kracht op het voorwerp?
bij Zo ja, bepaal de kenmerken ervan.

52. Een wagen (massa 1250 kg) vertrekt op een helling


van 10° met een caravan (600 kg).
Tijdens het vertrek is de versnelling 1,0 m/s2.
Bereken de grootte van de krachten op de caravan.

53. Aagje (massa 48,6 kg) komt met snelheid 2,0 m/s
verticaal neer op een trampoline, die daardoor 40
cm wordt ingedrukt. Bereken de kracht die door
Aagje op de trampoline wordt uitgeoefend.
102 ] Oplossingen

tman 48. Een eenvoudige versnellingsmeter kun je maken


verschil door een massa aan een touwtje te hangen.
snel- Bij een voorwaartse versnelling gaat
het blokje naar achteren hangen. α
a) Verklaar dit.
b) Toon aan dat voor de versnelling
a geldt a = g · tan α.

49. De figuur stelt een ramp voor in een skatecircuit. 6.2 lb 6.1 lb
Tussen de punten A en C duwt Steven (massa 58,6 blz 113 93
oef 49 41
kg) zich niet af.
a) Teken de krachten die op hem inwerken in punt A,
B en C.
b) Bereken de krachten op Steven in punt C
(kromtestraal 4,00 m) als zijn snelheid daar 15,0
km/h is. Verwaarloos de wrijving.

gegooid C

terecht- B

A
je 50. Om een ruimtevaarder (massa 90,0 kg) te trainen in
a)het omgaan met grote versnellingen, → gebruikt men
FN
een soort centrifuge. Daarbij voert hij horizontaal
twee een ECB uit in een→ zetel
FN die gemonteerd
C is op

gt de het einde van een arm met lengteFz 5,50 m. Teken
cht uit en bereken de →krachten B op zijn lichaam als de
FN →
et uitoe- centripetale versnelling Fz 9,0 · g (= 9,0 · 9,81 m/s2)
bedraagt. A

Fz
51. Voor de beweging van een voorwerp geldt
x = 2,0 t
b) y Het t2
systeem
= 4,0 dat we beschouwen is Steven.
arvaatjes In punt
a) Wat voor Csoort
werken op hemvoert
beweging twee het
krachten:
voorwerp uit
eltelijk t.o.v. de →
x-as?
Fz : de zwaartekracht
b) Wat voor soort
→ beweging voert het voorwerp uit
n. FN : de normaalkracht
t.o.v. de y-as? y

c) Stel de formule voor de baan op. FN
De zwaartekracht
d) Werkt er een krachtisop het voorwerp?
Fz = m · g
bij Zo ja, bepaal de kenmerken ervan.
= 58,6 kg · 9,81 N/kg = 575 N
x
52. Een wagen (massa 1250 kg) vertrekt op een helling
Volgens de tweede wet van Newton is
van 10° met een caravan (600 kg). →
→ → Fz
Tijdens het vertrek
Fz + FNis=de ·→
m versnelling
a 1,0 m/s2.
Bereken de grootte van de krachten op de caravan.
We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:
53.
Aagje (massa 48,6x-as: kg) komt
0 + 0met
= m snelheid
· ax 2,0 m/s (1)
verticaal neer y-as:
op een trampoline,
-Fz + FN = mdie· aydaardoor
40 (2)
cm wordt ingedrukt. Bereken de kracht die door
AagjeUitop(1)
devolgt
trampoline wordt uitgeoefend.
ax = 0
Vermits de x-as raakt aan de baan in punt C, geldt eveneens
at = 0
Dan is
an = a vermits a = at2 + an2
a is de normaalversnelling. Dus
14/10/15 17:38
a = an = v2/ ρ
= (15,0 km/h)2/ ρ
= (4,17 m/s)2/ 4,00 m = 4,35 m/s2
103

tman 48. Een eenvoudige versnellingsmeter kun je maken


verschil door een massa aan een touwtje te hangen.
snel- Bij een voorwaartse versnelling gaat
het blokje naar achteren hangen. α
a) Verklaar dit.

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


b) Toon aan dat voor de versnelling
a geldt a = g ∙ tan a.

49. De figuur stelt een ramp voor in een skatecircuit.


Tussen de punten A en C duwt Steven (massa 58,6
kg) zich niet af.

De versnelling
a) Teken de krachten a ligt
die volgens
op hem de y-as eninwijst
inwerken puntnaar
A, de binnenkant van de bocht:
B en C. ay = -a = -4,35 m/s2
b) Bereken de krachten op Steven in punt C
Invullen in (2)
(kromtestraal geeft
4,00 m) als zijn snelheid daar 15,0
-Fz + FN = mde· awrijving.
km/h is. Verwaarloos y

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


FN = Fz + m · ay
gegooid = 575 N + 58,6 kg C · (-4,35 m/s2)
= 320 N
terecht- B

A
je 50. Om een ruimtevaarder (massa 90,0 kg) te trainen in 6.2 lb 6.1 lb
blz 113 93
het omgaan met grote versnellingen, gebruikt men
oef 50 42
een soort centrifuge. Daarbij voert hij horizontaal
twee een ECB uit in een zetel die gemonteerd is op
gt de het einde van een arm met lengte 5,50 m. Teken
cht uit en bereken de krachten op zijn lichaam als de
et uitoe- centripetale versnelling 9,0 ∙ g (= 9,0 ∙ 9,81 m/s2)
bedraagt.

51. Het
Voor de beweging
systeem dat we van een voorwerp
beschouwen geldt
is de ruimtevaarder.
x = 2,0 t y
4,0 t2 drie krachten:
y = werken
Daarop
arvaatjes a) Wat
→ voor soort beweging voert het voorwerp uit

FN
Fz : de zwaartekracht
eltelijk t.o.v.

de x-as?
FN :voor
b) Wat de normaalkracht
soort beweging voert het voorwerp uit

n. t.o.v.
Fc : dedecentripetale
y-as? kracht
c) Stel de formule voor de baan op. →
Fc
d) Werkt er een kracht op het voorwerp?
bij Zo ja, bepaal de
De zwaartekracht is kenmerken ervan.
Fz = m · g
52. Een wagen (massa
= 90,0 1250
kg · 9,81 kg)=vertrekt
N/kg 883 N op een helling x
van 10° met een caravan (600 kg). →
2 Fz
Tijdens de
Volgens hettweede
vertrekwet
is de
vanversnelling
Newton is 1,0 m/s .
Bereken
→ → de grootte
→ van de krachten op de caravan.
Fz + FN + Fc = m · →a
53. Aagje (massa 48,6 kg) komt met snelheid 2,0 m/s
We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:
verticaal neer op een trampoline, die daardoor 40
x-as: 0 + 0 + Fc = m · ax (1)
cm wordt ingedrukt. Bereken de kracht die door
y-as: -Fz + FN + 0 = m · ay (2)
Aagje op de trampoline wordt uitgeoefend.
De versnelling →a wijst naar het middelpunt van de baan (ECB), dus
ax = a = 9,0 · 9,81 m/s2 = 88,3 m/s2
ay = 0

(1) geeft
Fc = m · ax 5/08/15 11:21
= 90,0 kg · 88,3 m/s2 = 795 · 10 N
(2) geeft
-Fz + FN = 0
FN = Fz = 883 N
verschil door een massa aan een touwtje te hangen.
gegooid C
snel- Bij een voorwaartse versnelling gaat
α
terecht-]
het blokje naar achteren
104 Oplossingen B hangen.
a) Verklaar dit.

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


b) Toon aan dat A voor de versnelling
a geldt a = g ∙ tan a.
je 50. Om een ruimtevaarder (massa 90,0 kg) te trainen in
het omgaan met grote versnellingen, gebruikt men
49. De figuur stelt een ramp voor in een skatecircuit.
een soort centrifuge. Daarbij voert hij horizontaal
Tussen de punten A en C duwt Steven (massa 58,6
twee een ECB uit in een zetel die gemonteerd is op
kg) zich niet af.
gt de het einde van een arm met lengte 5,50 m. Teken
a) Teken de krachten die op hem inwerken in punt A,
cht uit en bereken de krachten op zijn lichaam als de
B en C.
et uitoe- centripetale versnelling 9,0 ∙ g (= 9,0 ∙ 9,81 m/s2)
b) Bereken de krachten op Steven in punt C
bedraagt.
(kromtestraal 4,00 m) als zijn snelheid daar 15,0
km/h is. Verwaarloos de wrijving. 6.2 lb 6.1 lb
51. Voor de beweging van een voorwerp geldt
blz 113 93
x = 2,0 t C
gegooid 2 oef 51 43
y = 4,0 t
arvaatjes a) Wat voor soort beweging B voert het voorwerp uit
terecht-
eltelijk t.o.v. de x-as?
b) Wat voor soort
A beweging voert het voorwerp uit
n. t.o.v. de y-as?
je 50. Om een ruimtevaarder (massa 90,0 kg) te trainen in
c) Stel de formule voor de baan op.
het omgaan met grote versnellingen, gebruikt men
d) Werkt er een kracht op het voorwerp?
een soort centrifuge. Daarbij voert hij horizontaal
bij Zo ja, bepaal de kenmerken ervan.
twee een ECB uit in een zetel die gemonteerd is op
gt de het einde van een arm met lengte 5,50 m. Teken
52. a)Een T.o.v.
wagen (massavoert 1250 kg)systeem
vertrekteen
op EB
eenuit,
helling
cht uit en berekendedex-askrachten het
op zijn lichaam als de want vx(t) = dx/dt = 2,0 = cte.
van 10° met een caravan (600 kg). 2
et uitoe- centripetale versnelling 9,0 ∙ g (= 9,0 ∙ 9,81 m/s 2 )
Tijdens het
b)bedraagt. vertrek is de versnelling 1,0 m/s .
T.o.v. de y-as voert het systeem een EVB uit, want vy(t) = dy/dt = 8,0 · t en dat is een eerstegraadsfunctie.
Bereken de grootte van de krachten op de caravan.
51. c)
Voor de bewegingx = 2,0
van· teen voorwerp geldt
53. Aagje (massa 48,6 kg) komt met snelheid 2,0 m/s
x Daaruit
= 2,0 t t elimineren:
verticaal neer
op een trampoline, die daardoor 40
y = 4,0 t2 t = x / 2,0
cm wordt ingedrukt.
en invullen geeft Bereken de kracht die door
arvaatjes a) Wat voor soort beweging voert het voorwerp uit
Aagje
op de trampoline
y = 4,0 t 2 wordt uitgeoefend.
eltelijk t.o.v. de x-as?
b) Wat voor soort = 4,0 ( x / 2,0voert
beweging )2 het voorwerp uit
n. t.o.v. de y-as?=x 2

De baan
c) Stel is parabolisch.
de formule voor de baan op.
d) Werkt er een kracht op het voorwerp?
bij Zo ja, bepaal de kenmerken ervan.
5/08/15 11:21
52. Een wagen (massa 1250 kg) vertrekt op een helling 6.2 lb 6.1 lb
blz 113 93
van 10° met een caravan (600 kg).
oef 52 44
Tijdens het vertrek is de versnelling 1,0 m/s2.
Bereken de grootte van de krachten op de caravan.

53. Het
Aagje (massa
systeem dat48,6 kg) komt metissnelheid
we beschouwen 2,0 m/s
de caravan.
verticaal neer op een trampoline, die daardoor 40 y →
Op dat systeem werken drie krachten: FN
cm wordt
→ ingedrukt. Bereken de kracht die door →
Fz : de zwaartekracht Fac
Aagje→
op de trampoline wordt uitgeoefend.
FN : de normaalkracht
→ x
Fac : de kracht van de auto op de caravan

Fz
Voor de zwaartekracht geldt 10°
Fz = m · g
= 600 kg · 9,81 N/kg = 589 · 101 N 5/08/15 11:21

Volgens de tweede wet van Newton is


→ → →
Fz + FN + Fac = m · →
a

We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:


x-as: -sin (10°) · Fz + 0 + Fac = m · ax (1)
y-as: -cos (10°) · Fz + FN + 0 = m · ay (2)
terecht- B
105
A
je 50. Om een ruimtevaarder (massa 90,0 kg) te trainen in
het omgaan met grote versnellingen, gebruikt men
een soort centrifuge. Daarbij voert hij horizontaal
twee een ECB uit in een zetel die gemonteerd is op
gt de het einde van een arm met lengte 5,50 m. Teken
cht uit en bereken de krachten op zijn lichaam als de
et uitoe- centripetale versnelling 9,0 ∙ g (= 9,0 ∙ 9,81 m/s2)
bedraagt.

51. Voor de beweging van een voorwerp geldt



Voorx de versnelling
= 2,0 t a geldt
= 1,0t m/s en ay = 0
y a=x 4,0 2 2

arvaatjes a) Wat voor soort beweging voert het voorwerp uit


eltelijk Uit (1) volgt
t.o.v. de x-as?
-sinvoor
b) Wat (10°) · Fz +beweging
soort Fac = m · (1,0
voertm/s
het )voorwerp uit
2

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


n. Fac = 600
t.o.v. kg · (1,0 m/s ) + sin (10°) · 589 · 101 N
de y-as?
2

c) Stel =de16formule
· 102 N voor de baan op.
d) Werkt er een kracht op het voorwerp?
bij Uit (2) volgt
Zo ja, bepaal de kenmerken ervan.
-cos (10°) · Fz + FN = m · 0
= cos
52. FEen
N
(10°)
wagen · 589 ·1250
(massa 101 Nkg) vertrekt op een helling
van= 58 · 10
10° metN een caravan (600 kg).
2

Tijdens het vertrek is de versnelling 1,0 m/s2.


Bereken de grootte van de krachten op de caravan.

6.2 lb 6.1 lb
53. Aagje (massa 48,6 kg) komt met snelheid 2,0 m/s
blz 113 93
verticaal neer op een trampoline, die daardoor 40 oef 53 45
cm wordt ingedrukt. Bereken de kracht die door
Aagje op de trampoline wordt uitgeoefend.

Het systeem dat we beschouwen is Aagje. y →


FtA
Op haar werken twee krachten:

Fz : de zwaartekracht

FtA : de kracht die de trampoline op Aagje uitoefent (is de normaalkracht) x
5/08/15 11:21

→ →
De kracht FAt van Aagje op de trampoline is even groot als de kracht FtA. →
Fz
Voor de zwaartekracht geldt
Fz = m · g
= 48,6 kg · 9,81 N/kg = 477 N

Volgens de tweede wet van Newton is →


FAt
→ →
Fz + FtA = m · →
a

We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:


y-as: -Fz + FtA = m · ay (2)

Bepaling van ay:


We nemen aan dat de krachten constant zijn, zodat het afremmen van Aagje een EVB is.
Dan geldt
v y22 – v y12
Δy = (zie p. 77 oef. 17, waarbij we y gebruiken i.p.v. x)
2 · ay
Invullen geeft
0 - (2,0 m/s) 2
-40 cm =
2 · ay
ay = 5,0 m/s ²
2
(ay is positief: vertraging in negatieve zin).

Invullen in (2) geeft


-477 N + FtA = 48,6 kg · 5,0 m/s2²
FtA = 72 · 101 N
114] ]Oplossingen
106 Kinematica en dynamica

54. De figuur toont een opstelling om het verband tussen kracht 59. Op een 6.2 lb staan
tafel 6.1 lb twee karretjes. Aan elk karretje
blz 114 93
en versnelling te onderzoeken: door de val van het blokje zit een touw. Elk touw hangt naar beneden via een
oef 54 46
komt het wagentje in beweging. Bereken de grootte van de katrol aan de tafelrand. Aan het ene touw hangt een
kracht die de krachtsensor registreert tijdens de beweging. massa van 5 kg. Aan het andere touw trekt iemand
versnellingssensor 250 g krachtsensor met een kracht die overeenkomt met de zwaarte van
die 5 kg. Welk karretje komt sneller op gang?
a) het karretje met de hangende massa;
b) het karretje met de trekkende persoon;
c) het maakt niet uit.
(Vrij naar de Nationale Wetenschapskwis 2003)
100 g
60. Een piloot (massa 85,9 kg) voert met een F-16
een verticale looping uit met straal 600 m. In het
bovenste punt
250isgzijn snelheid constant en gelijk
aan 230 km/h. Bereken zijn versnelling en teken de
55. De
Altijd, soms of nooit
zwaartekracht oefentwaar? (met
op het kracht
blokje eenwordt deuit gelijk aan
kracht krachten op zijn lichaam in dat punt.
resulterende
Fz = m · gkracht bedoeld)
P
a) Een=systeem
0,100 kgbeweegt in dezelfde richting en zin als de
· 9,81 N/kg
kracht die erop
= 0,981 N inwerkt.
b) Kracht veroorzaakt snelheid. 100 g
c) Als een systeem met constante snelheid beweegt op een
kromme
Je zou denken baan, werkt
dat die er een
kracht ookkracht
op hetopwagentje
het systeem.
wordt uitgeoefend, →
Fz
d) Op een voorwerp dat eenparig rechtlijnig
maar dat klopt niet. De kracht verdeelt zich over beweegt,
het blokje en het wagentje
(zie werkt er een
ook reeks kracht
1, oef. in dezelfde richting en zin als de
16).
verplaatsing.
De kracht van 0,981 N brengt het hele systeem (wagentje + blokje) in →
F
Q

beweging.
56. De
Een wagenvan
grootte metdemassa 1260 kg
versnelling vanneemt een bocht
dat systeem is met 61. Een fietswiel staat
P
kromtestraal
a = Fz / m180 m aan een snelheid van 53,6 km/h. verticaal.
Teken =en0,981
bereken alle krachten op het
N / (0,250 kg + 0,100 kg) systeem. Vanaf punt P is een
= 2,80 m/s 2 draad (recht naar
57. An (60 kg) zit in een auto die snelheid 70 km/h heeft en beneden) naar punt

Dat is ook de versnelling van het wagentje. De kracht F die het wagentje in Qbeweging
draagt haar veiligheidsgordel. Op haar schoot zit haar dochter- en een tweede
brengt, heeft als grootte
tje Merel (14
F = m · a kg). Bij een botsing komt de auto tot stilstand in draad schuin naar
0,15 s.= Bereken
0,250 kgde· 2,80
kracht die
m/s 2 zij moet uitoefenen op Merel om een (willekeurig)
te voorkomen
= 0,700 Ndat ze uit de wagen vliegt. punt R gespannen.
Een kraal kan vanuit R
58. De
Een Land Rover Defender
krachtsensor meet een90 (massa
kracht van1720
0,700kg)N,met
duseen caravan
enkel rust wrijvingsloos
de kracht op het wagentje! De versnellingssensor geeft een
(massa 600van
versnelling kg)2,80
rijdt m/s
met een
2
. constante snelheid van 50 km/h langs de baan PQ of Q
een helling af van 33 %. Men remt op de motor. Teken en bere- PR vallen.
ken de krachten op de caravan.
Opmerking: Toon aan dat de tijd daarvoor dezelfde is. Je hoort
Omdat we hier niet te maken hebben met een star systeem, kun je de tweede dus maar
wet vanéén tik als
Newton in je beide vorm
vectoriële
→ → kralen in P tegelijk loslaat. Dat fenomeen
F=m·a werd al door Galilei proefondervindelijk vastgesteld.
(Grosmont - Groot-Brittannië)

→ (Tip: de driehoek PQR is rechthoekig)


niet zomaar schrijven. De richting van a is verschillend voor wagentje en blokje: het wagentje versnelt horizontaal en het
blokje verticaal!
en versnelling te onderzoeken: door de val van het blokje zit een touw. Elk touw hangt naar beneden via een
komt het wagentje in beweging. Bereken de grootte van de katrol aan de tafelrand. Aan het ene touw hangt een107
kracht die de krachtsensor registreert tijdens de beweging. massa van 5 kg. Aan het andere touw trekt iemand
versnellingssensor 250 g krachtsensor met een kracht die overeenkomt met de zwaarte van
die 5 kg. Welk karretje komt sneller op gang?
a) het karretje met de hangende massa;
54. De figuur toont een opstelling om het verband tussen kracht b) het
59. Op een karretje mettwee
tafel staan de trekkende
karretjes.persoon;
Aan elk karretje
en versnelling te onderzoeken: door de val van het blokje c) het
zit een maakt
touw. Elkniettouw
uit. hangt naar beneden via een
komt het wagentje in beweging. Bereken de grootte van de (Vrij naar
katrol aande deNationale
tafelrand.Wetenschapskwis
Aan het ene touw2003)
hangt een
100 g
kracht die de krachtsensor registreert tijdens de beweging. massa van 5 kg. Aan het andere touw trekt iemand
60. met
Een piloot (massa
een kracht die85,9 kg) voert met
overeenkomt met de
eenzwaarte
F-16 van
versnellingssensor 250 g krachtsensor
een 5verticale
die kg. Welklooping
karretjeuit metsneller
komt straal 600 m. In het
op gang?
bovenste
a) punt ismet
het karretje zijndesnelheid
hangendeconstant
massa;en gelijk
aanhet
b) 230karretje
km/h. Bereken zijn versnelling
met de trekkende en teken de
persoon;
krachten 6.2op
lb zijn
6.1 lblichaam in dat punt.
55. Altijd, soms of nooit waar? (met kracht wordt de c) het maakt niet uit.
blz 114 93
resulterende kracht bedoeld) (Vrij
oefnaar 55de Nationale
47 Wetenschapskwis 2003) P
a) Een systeem beweegt in dezelfde richting en zin als de 100 g
kracht die erop inwerkt. 60. Een piloot (massa 85,9 kg) voert met een F-16
b) Kracht veroorzaakt snelheid. een verticale looping uit met straal 600 m. In het

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


c) Als een systeem met constante snelheid beweegt op een bovenste punt is zijn snelheid constant en gelijk
kromme baan, werkt er een kracht op het systeem. aan 230 km/h. Bereken zijn versnelling en teken de
d) Op een voorwerp dat eenparig
55. Altijd, soms of nooit waar? (met kracht wordt de rechtlijnig beweegt, krachten op zijn lichaam in dat punt.
werkt er een
resulterende kracht
kracht in dezelfde richting en zin als de
bedoeld)
P
a) verplaatsing.
Een systeem beweegt in dezelfde richting en zin als de Q

kracht die erop inwerkt.


56. a)Een wagenveroorzaakt
Soms:
b) Kracht met massa
enkel waar bij 1260eenkg
snelheid. neemt eenenbocht
rechtlijnige met beweging.
versnelde 61. Een fietswiel staat
P
b)kromtestraal
Neen: 180
kracht m aan
veroorzaakteen snelheid
wel een van 53,6
verandering
c) Als een systeem met constante snelheid beweegt op een km/h.
van snelheid. verticaal.
c)TekenJa:endebereken
kromme kracht alle krachten
baan, zorgt
werkt voor op hetop
de kracht
er een afbuiging.systeem.
het systeem. Vanaf punt P is een
d)d) OpNooit waar: v is constant en er is geen
een voorwerp dat eenparig rechtlijnig beweegt, afbuiging, dus is er geen draad (recht
resulterende krachtnaar
57. An werkt
(60 kg)erzit in een auto die snelheid 70 km/h
een kracht in dezelfde richting en zin als de heeft en beneden) naar punt
draagt haar veiligheidsgordel.
verplaatsing. Op haar schoot zit haar dochter- Q en een tweede Q
tje Merel (14 kg). Bij een botsing komt de auto tot stilstand in draad schuin naar
0,15 s. Bereken de kracht die zij moet
56. Een wagen met massa 1260 kg neemt een bocht met uitoefenen op Merel om 61. een
Een (willekeurig)
6.2 lb 6.1
fietswiel lb
staat
te voorkomen dat ze uit de wagen vliegt. blz R gespannen.
punt 114 93 P
kromtestraal 180 m aan een snelheid van 53,6 km/h. verticaal.
Eenoef
kraal 56 48 R
Teken en bereken alle krachten op het systeem. Vanaf puntkanP isvanuit
een
58. Een Land Rover Defender 90 (massa 1720 kg) met een caravan rust
draadwrijvingsloos
(recht naar
(massa
57. Het
An systeem600
(60 kg) zitkg)inrijdt
een met
auto eendieconstante
snelheid
dat we beschouwen is de wagen.
snelheid
70 km/h van
heeft 50enkm/h langs
beneden)de baannaarPQpuntof Q
een helling
draagt haar af van 33 %. Men
veiligheidsgordel. remt
Op op
haar de motor.
schoot Teken
zit haar en bere-
dochter-
y PR
Q envallen.
een tweede
Daarop werken drie krachten:
ken de
→ krachten
tje Merel (14 kg).opBijdeeen
caravan.
botsing komt de auto tot stilstand in → Toon draadaan dat naar
schuin de tijd daarvoor dezelfde is. Je hoort
Fz : de zwaartekracht Fz
0,15→s. Bereken de kracht die zij moet uitoefenen op Merel om dus maar één
→ een (willekeurig) tik als je beide
Fc
F : de
te voorkomen
N
normaalkracht
dat ze uit de wagen vliegt. kralen inBinnenkantloslaat. Dat fenomeen
P tegelijk
punt R gespannen.

Een kraalbocht
werd al door
kanGalilei R
vanuitproefondervindelijk vastgesteld.
(Grosmont - Groot-Brittannië)

Fc : de centripetale kracht
→ x
58. Een Land Rover Defender 90 (massa 1720 kg) met een caravan Fz (Tip: de driehoek
rust wrijvingsloos PQR is rechthoekig)
De(massa 600 kg) rijdt
zwaartekracht is met een constante snelheid van 50 km/h langs de baan PQ of Q
een helling
Fz = m · af
g van 33 %. Men remt op de motor. Teken en bere- PR vallen.
ken de=krachten
1260 kgop· 9,81 N/kg = 124 · 102 N
de caravan. Toon aan dat de tijd daarvoor dezelfde is. Je hoort
dus maar één tik als je beide
Volgens de tweede wet van Newton is kralen in P tegelijk loslaat. Dat fenomeen
→ → → werd al door Galilei proefondervindelijk vastgesteld.
(Grosmont - Groot-Brittannië)


Fz + FN + Fc = m · a
(Tip: de driehoek PQR is rechthoekig)
We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:
x-as: 0 + 0 + Fc = m · ax (1)
y-as: -Fz + FN + 0 = m · ay (2)

De versnelling →a wijst naar het middelpunt van de baan (ECB), dus


a
Interactie_6.2_Lb.indb 114 x
=
 a = v2
/ρ 5/08/15 11:21
= (53,6 km/h)2 / 180 m
= (14,9 m/s)2 / 180 m = 1,23 m/s2²
ay = 0

(1) geeft
Fc = m · ax
= 1260 kg · 1,23 m/s2 = 155 · 101 N
Interactie_6.2_Lb.indb 114 5/08/15 11:21
(2) geeft
-Fz + FN = 0
FN = Fz = 124 · 102 N
resulterende kracht bedoeld)
P
a) Een systeem beweegt in dezelfde richting en zin als de
108 ] Oplossingen
kracht die erop inwerkt.
b) Kracht veroorzaakt snelheid.
c) Als een systeem met constante snelheid beweegt op een
kromme baan, werkt er een kracht op het systeem.
d) Op een voorwerp dat eenparig rechtlijnig beweegt,
werkt er een kracht in dezelfde richting en zin als de
verplaatsing. Q

56. Een wagen met massa 1260 kg neemt een bocht met 61. Een fietswiel staat
P
kromtestraal 180 m aan een snelheid van 53,6 km/h. verticaal.
Teken en bereken alle krachten op het systeem. Vanaf punt P is een
draad (recht naar
57. An (60 kg) zit in een auto die snelheid 70 km/h heeft en beneden) 6.2 lb 6.1punt
naar lb
blz
draagt haar veiligheidsgordel. Op haar schoot zit haar dochter- Q en een114tweede
93
oef 57 49
tje Merel (14 kg). Bij een botsing komt de auto tot stilstand in draad schuin naar
0,15 s. Bereken de kracht die zij moet uitoefenen op Merel om een (willekeurig)
te voorkomen dat ze uit de wagen vliegt. punt R gespannen.
Een kraal kan vanuit R
58. Het
Eensysteem
Land Rover
dat Defender 90 (massa
we beschouwen 1720 kg) met een caravan
is Merel. rust wrijvingsloos
y

(massa
Op 600 kg) drie
haar werken rijdt krachten:
met een constante snelheid van 50 km/h langs de baan PQ of FN Q
een helling
→ af van 33 %. Men remt op de motor. Teken en bere- PR vallen. →
Fz : de zwaartekracht FAM
ken de
→ krachten op de caravan. Toon aan dat de tijd daarvoor dezelfde is. Je hoort
FN : de normaalkracht dus maar één tik als je beide
→ →
FAM : de kracht die An op Merel uitoefent om haar tegen te houden kralen in P tegelijk loslaat.
Fz Dat fenomeen
werd al door Galilei proefondervindelijk
x vastgesteld.
(Grosmont - Groot-Brittannië)

Volgens de tweede wet van Newton is (Tip: de driehoek PQR is rechthoekig)


→ → →
Fz + FN + FAM = m · →
a

We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:


x-as: 0 + 0 – FAM = m · ax (1)

We veronderstellen dat de beweging van Merel rechtlijnig is en eenparig vertraagd. De versnelling →


a is dan constant, ligt
volgens de x-as en wijst naar achteren.
ay = 0
Berekening van ax:
ax = Δvx / Δt = (vx2 – vx1) / Δt
= (0 km/h – 70 km/h) / 0,15 s
= -19 m/s / 0,15 s
Interactie_6.2_Lb.indb 114 = -13 · 101 m/s² 5/08/15 11:21

Uit (1) volgt


-FAM = 14 kg · (-13 · 101 m/s2)
FAM = 18 · 102 N

Die kracht komt overeen met de zwaarte van een massa van 183 kg! In de praktijk kan de moeder haar dochtertje niet
tegenhouden en zal ze naar voren gekatapulteerd worden.
Daarom moeten kinderen in speciale kinderzitjes vastgemaakt worden.
kromme baan, werkt er een kracht op het systeem.
d) Op een voorwerp dat eenparig rechtlijnig beweegt,
werkt er een kracht in dezelfde richting en zin als de 109
verplaatsing. Q

56. Een wagen met massa 1260 kg neemt een bocht met 61. Een fietswiel staat
P
kromtestraal 180 m aan een snelheid van 53,6 km/h. verticaal.
Teken en bereken alle krachten op het systeem. Vanaf punt P is een
draad (recht naar
57. An (60 kg) zit in een auto die snelheid 70 km/h heeft en beneden) naar punt
draagt haar veiligheidsgordel. Op haar schoot zit haar dochter- Q en een tweede
tje Merel (14 kg). Bij een botsing komt de auto tot stilstand in draad schuin naar
0,15 s. Bereken de kracht die zij moet uitoefenen op Merel om een (willekeurig)
te voorkomen dat ze uit de wagen vliegt. punt R gespannen.
Een kraal kan vanuit R
6.2 lb 6.1 lb
58. Een Land Rover Defender 90 (massa 1720 kg) met een caravan rust wrijvingsloos
blz 114 93
(massa 600 kg) rijdt met een constante snelheid van 50 km/h langs
oef
de58baan 50
PQ of Q
een helling af van 33 %. Men remt op de motor. Teken en bere- PR vallen.
ken de krachten op de caravan. Toon aan dat de tijd daarvoor dezelfde is. Je hoort
dus maar één tik als je beide

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


kralen in P tegelijk loslaat. Dat fenomeen
werd al door Galilei proefondervindelijk vastgesteld.

(Grosmont - Groot-Brittannië)
(Tip: de driehoek PQR is rechthoekig)

Het systeem dat we beschouwen is de caravan.


Op dat systeem werken drie krachten: y

Fz : de zwaartekracht

FN : de normaalkracht
Interactie_6.2_Lb.indb 114 → → 5/08/15 11:21
Fac : de remkracht van de auto op de caravan Fac →
FN
Voor de zwaartekracht geldt
Fz = m · g
= 600 kg · 9,81 N/kg = 589 · 101 N 33°

Volgens de tweede wet van Newton is Fz
→ → → x
Fz + FN + Fac = m · →
a

We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:


x-as: sin (α) · Fz + 0 – Fac = m · ax (1)
y-as: -cos (α) · Fz + FN + 0 = m · ay (2)

Vermits de snelheid constant is en de baan recht, is →


a = 0:
ax = 0
ay = 0

Bepaling van de hoek α:


een helling van 33% betekent 33 m niveauverschil ‘op 100 m’.
Die 100 m kan op twee manieren geïnterpreteerd worden:
ofwel langs de baan ofwel horizontaal

100 m 100 m
33 m 33 m 33 m 33 m
α α α α
100 m 100 m
sin α = 33 m / 100 m tan α = 33 m / 100 m
α = 19° α = 18°
110 ] Oplossingen

Voor kleine hoeken maakt het nauwelijks verschil.


We gebruiken de hoek van 19°.

Uit (1) volgt


sin (19°) · Fz – Fac = 0
Fac = 589 · 101 N · sin(19°)
= 19 · 102 N

Uit (2) volgt


-cos (α) · Fz + FN = 0
FN = cos (19°) · 589 · 101 N
= 56 · 102 N

n kracht 59. Op een tafel staan twee karretjes. Aan elk karretje 6.2 lb 6.1 lb
blz 114 93
blokje zit een touw. Elk touw hangt naar beneden via een
oef 59 51
van de katrol aan de tafelrand. Aan het ene touw hangt een
weging. massa van 5 kg. Aan het andere touw trekt iemand
met een kracht die overeenkomt met de zwaarte van
die 5 kg. Welk karretje komt sneller op gang?
n kracht 59. Op een karretje
a) het tafel staan
mettwee karretjes.massa;
de hangende Aan elk karretje
blokje zit een touw. Elk touw hangt naar
b) het karretje met de trekkende persoon; beneden via een
van de katrol aan de tafelrand.
c) het maakt niet uit. Aan het ene touw hangt een
weging. massa vande5 Nationale
(Vrij naar kg. Aan het andere touw trekt
Wetenschapskwis iemand
2003)
100 g met een kracht die overeenkomt met de zwaarte van
die
60. Het 5piloot
kg. Welk
Eenjuiste karretje
(massa 85,9 komt sneller
kg) voert metopeen
gang?
F-16
a) het antwoord
karretje met isdeb).
hangende massa;
een
De verticale
grootte looping
van de kracht uit met straal
is in de twee 600 m. In weliswaar
gevallen het even groot, maar in a) moet ook de massa van 5 kg in beweging
b) het karretje
bovenste punt met
is zijndesnelheid
trekkende persoon;
constant en gelijk
gebracht
c) worden. De massa die versneld wordt, is in dat geval groter en de versnelling kleiner.
aanhet230maakt
km/h.niet uit. zijn versnelling en teken de
Bereken
(Vrij naar op
krachten de zijn
Nationale
lichaam Wetenschapskwis
in dat punt. 2003)
100 g
60. Een piloot (massa 85,9 kg) voert met een F-16 P 6.2 lb 6.1 lb
als de blz 114 94
een verticale looping uit met straal 600 m. In het
oef 60 52
bovenste punt is zijn snelheid constant en gelijk
op een aan 230 km/h. Bereken zijn versnelling en teken de
m. krachten op zijn lichaam in dat punt.
t, P R
sals
dede
Q

op een 61. Een fietswiel staat


m. P
. verticaal.
t, Vanaf punt P is een R
s de draad (recht naar
Q
en beneden) naar punt
dochter- Q en een tweede
61. Een fietswiel staat
stand in draad
Op schuinwerken
de piloot P
naar in dat punt twee krachten:
. om
Merel verticaal.
een (willekeurig)

VanafF : de zwaartekracht (kracht van de aarde op zijn lichaam)
punt→Rz punt P is een
gespannen.
draad (recht
FN : dekan
Een kraal naar
normaalkracht
vanuit R op zijn lichaam).
(kracht van de stoel of gordel
en
caravan beneden) naar
rust wrijvingsloos punt
0dochter-
km/h Q en een
langs tweede
de baan PQ of Q
stand in
en bere- draad
PR vallen. naar
schuin
Merel om een
Toon(willekeurig)
aan dat de tijd daarvoor dezelfde is. Je hoort
punt R gespannen.
dus maar één tik als je beide
Een kraal kan vanuit R
111

y

FN
De zin van de normaalkracht is niet onmiddellijk duidelijk: als de bocht scherp is,

x wordt hij door zijn stoel naar beneden gedrukt en is FN neerwaarts gericht. Als de
→ bocht niet scherp is, zal hij door de zwaartekracht naar beneden (en tegen zijn
Fz

gordel) getrokken worden. De gordel oefent op hem dan een opwaartse kracht FN uit.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


We kiezen de kracht opwaarts. Ingeval de keuze niet correct is, vind je voor de

grootte van de kracht FN een negatieve waarde en moet je de kracht omkeren.

Volgens de tweede wet van Newton is


→ →
Fz + FN = m · →
a

Voor de zwaartekracht geldt


Fz = m · g = 85,9 kg · 9,81 N/kg = 843 N

We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:


x-as: 0 + 0 = m · ax (1)
y-as: -Fz + FN = m · ay (2)

Uit (1) volgt


ax = 0
Vermits de x-as in het punt raakt aan de baan, geldt eveneens
at = 0
Dan is
an = a vermits a = at2 + an2
a is dus de normaalversnelling:
a = an = v2 / ρ
= (230 km/h)2 / 600 m
= (63,9 m/s)2 / 600 m = 6,81 m/s2

Vermits →
a naar de het middelpunt wijst en op de y-as ligt, is
ay = -a = -6,81 m/s2

Invullen in (2) geeft:


843 N + FN = 85,9 kg · (-6,81 m/s2)
FN = 258 N
een verticale looping uit met straal 600 m. In het
bovenste punt is zijn snelheid constant en gelijk
112 ] Oplossingen
aan 230 km/h. Bereken zijn versnelling en teken de
krachten op zijn lichaam in dat punt.
P
als de

op een
m.
t, R
s de
Q

61. Een fietswiel staat 6.2 lb 6.1 lb


P blz 114
. verticaal.
oef 61
Vanaf punt P is een
draad (recht naar
en beneden) naar punt
dochter- Q en een tweede
stand in draad schuin naar
Merel om een (willekeurig)
punt R gespannen.
Een kraal kan vanuit R
caravan rust wrijvingsloos
0 km/h langs de baan PQ of Q
en bere- PR vallen.
Toon aan dat de tijd daarvoor dezelfde is. Je hoort
dus maar één tik als je beide
kralen in P tegelijk loslaat. Dat fenomeen
werd al door Galilei proefondervindelijk vastgesteld.
(Grosmont - Groot-Brittannië)

(Tip: de driehoek PQR is rechthoekig)

P Parel 1 valt verticaal naar beneden over een afstand d1. Die parel voert een EVB uit vanuit rust langs
de x1-as. Voor die beweging geldt
α → ax
FN Δx = · (Δt) 2
2

Fz
→α De kracht die voor de versnelling zorgt, is de zwaartekracht. De versnelling is dus g.
Fz
De tijd Δt1 die de parel nodig heeft om tot in punt Q te vallen is

R 2 · d1
Δt1 =
x2 g
Q Parel 2 glijdt langs de x2-as vanuit rust naar beneden over een afstand d2.
x1
De component van de zwaartekracht5/08/15volgens
11:21 de lijn PR zorgt voor de versnelling ax:
Fx = m · ax
Die component is Fz · cos α.
De versnelling voor parel 2 is
F · cos a
ax = z
m
m · g · cos a
= = g · cos a α
m
Vermits ax constant is, voert parel 2 een EVB uit en geldt
a
Δx = x · (Δt) 2
2
De tijd Δt2 die de parel nodig heeft voor de afstand d2 voldoet aan
g · cos a
d2 = · (Δt 2) 2
2
Vermits de driehoek PQR rechthoekig is (zie wiskunde), is
cos α = d2 /d1
en dus g · d /d
d2 = 2 1
· (Δt2) 2
2
Daaruit volgt
2 · d1
Δt2 = = Δt1
g
113
115

6.2 lb 6.1 lb
62. Vorig jaar leerde je dat op een lading Q die beweegt in een 65. De figuur stelt de machine van Atwood
blz 115
magnetisch veld de lorentzkracht werkt. Als de lading (massa voor. Als je de massa’s niet ondersteunt is
 oef 62
m) met snelheid v loodrecht in een homogeen magnetisch a) de versnelling
veld met grootte B terecht komt, voert ze een ECB uit met 1 2 3
g; g; g; g
straal 2 3 4

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


KI N E M AT I CA E N DYN AMI CA
m∙v
r=
B∙ Q S b) de spankracht in het touw
a) Toon dat aan. 1 3
B m ∙ g; m ∙ g; m ∙ g; 2 m ∙ g m
b) Bereken de afstand RS 2 2
x x x 3·m
voor a-deeltjes met
3
snelheid v = 20 ∙ 10 km/h 66. Baron von Münchhausen
als B = 5,0 mT. x x x was een fantast die de
r meest wonderbaarlijke
x x x verhalen wist te vertellen.
30,0 m
Zo zou hij zichzelf met zijn
paard uit een moeras om-
x x x
hoog hebben getrokken.
Q v Leg uit volgens welke wet
R
+ dat niet kan.P

63. Een bol voert een slingerbeweging uit aan→ een touw. Welke
a) Op de lading werkt de lorentzkracht FL. r x x x
figuur toont de resulterende kracht op de →bol in het uiterste
Die
punt? kracht staat loodrecht op het veld B en op de snelheid .
→ →
De tangentiële component van FL is bijgevolg nul. 67. Toon aan dat de zwaarteveldsterkte
FL g (=
t 9,81 N/kg) en
de valversnelling gx (= 9,81 xm/s2) dezelfde
Die component zorgt voor de verandering van de grootte van de snelheid: x eenheden
hebben. →
F = m · a
t t
+ v
= m · dv / dt = 0
68. Stel dat de straal van de aarde twee maal zo groot
Daaruit volgt geen kracht zou zijn en de dichtheid dezelfde. Hoe groot is de
v = constant (1) valversnelling op het aardoppervlak dan?
a) b) c) d)
→ →
De normaalcomponent van FL is gelijk aan de grootte van FL: 69. In het perihelium is een planeet het dichtst bij de
64. Een bol voert een slingerbeweging uit→aan een touw. zon, in het aphelium het verst. Toon aan dat een
Fn = FL = B · |Q| · v · sin( B, →
v)
Welke figuur toont de resulterende kracht op de bol in het planeet versnelt op weg naar het perihelium en
→ → →
onderste v ) = 1 vermits →
sin( B,punt? v loodrecht staat op B: vertraagt op weg naar het aphelium.
Fn = B · |Q| · v
En vermits
Fn = m · an
= m · v  2 / ρ perihelium aphelium
geldt geen kracht

B · |Q| · v = m · v 2/ ρ
a) b) 2 c) d)
ρ= m·v = m·v
B· Q ·v B· Q
70. Maak met je grafisch rekentoestel de grafiek die de
Vermits alle factoren in deze formule constant zijn, is ρ constant en isvalversnelling als functie van de hoogte weergeeft.
de baan cirkelvormig.
De straal r van de cirkel is gelijk aan ρ: Bepaal wiskundig en grafisch de hoogte waarop g
nog maar 10 % is van de valversnelling op aarde.
r= m·v
B· Q
114 ] Oplossingen

62. Vorig jaar leerde je dat op een lading Q die beweegt in een 65. De figuur stelt de machine van Atwood
magnetisch veld de lorentzkracht werkt. Als de lading (massa voor. Als je de massa’s niet ondersteunt is

m) met snelheid v loodrecht in een homogeen magnetisch a) de versnelling
veld met grootte B terecht komt, voert ze een ECB uit met 1 2 3
g; g; g; g
straal 2 3 4

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


m∙v
r=
B∙ Q S b) de spankracht in het touw
a) Toon dat aan. 1 3
B m ∙ g; m ∙ g; m ∙ g; 2 m ∙ g m
b)b) Bereken de afstand
De afstand RS is de RSdiameter d van de cirkel: 2 2
x x x 3·m
voor a-deeltjes
d = 2 met
·r=2· m · v
snelheid v = 20 ∙ 103 km/hB · Q 66. Baron von Münchhausen
als B = 5,0van
Invullen mT.de gegevens geeft x x x was een fantast die de
6,645 · 10 kg · 20 · 10r km/h
–27 3 meest wonderbaarlijke
d = 2 · verhalen wist te vertellen.
5,0 mT · (2 · 1,60x· 10 –19 C)
x x
30,0 m
= 0,046 m = 4,6 cm Zo zou hij zichzelf met zijn
paard uit een moeras om-
x x x
hoog hebben getrokken.
Let op de eenheden!
Q Leg uit volgens welke wet
v R
+ dat niet kan.P

6.2 lb 6.1 lb
63. Een bol voert een slingerbeweging uit aan een touw. Welke
blz 115 94
figuur toont de resulterende kracht op de bol in het uiterste oef 63 53
punt?
67. Toon aan dat de zwaarteveldsterkte g (= 9,81 N/kg) en
de valversnelling g (= 9,81 m/s2) dezelfde eenheden
hebben.

68. Stel dat de straal van de aarde twee maal zo groot


geen kracht zou zijn en de dichtheid dezelfde. Hoe groot is de
valversnelling op het aardoppervlak dan?
a) b) c) d)
69. In het perihelium is een planeet het dichtst bij de
64. Een bol voert een slingerbeweging uit aan een touw. zon, in het aphelium het verst. Toon aan dat een
Op de bol werken 2 krachten:
Welke
→ figuur toont de resulterende kracht op de bol in het planeet versnelt op weg naar het perihelium en
Fz : depunt?
onderste zwaartekracht vertraagt op weg naar het aphelium. →
→ Fk
Fk : de kracht van de koord op de bol

Voor de resulterende kracht geldt



F=m·→
a
perihelium →aphelium
geen kracht Fz
Voor de normaalcomponent geldt
a)Fn = m · an b) c) d)
= m · v2 / ρ = 0
70. Maak met je grafisch rekentoestel de grafiek die de
vermits v = 0 in het uiterste punt.
valversnelling als functie van de hoogte weergeeft.
De resulterende kracht staat dus loodrecht op de straal en raakt aan de cirkel. Die kracht
Bepaal zorgtenervoor
wiskundig datde
grafisch de hoogte
bol in beweging
waarop g
komt in het uiterste punt. nog maar 10 % is van de valversnelling op aarde.
Het juiste antwoord is b).

Interactie_6.2_Lb.indb 115 5/08/15 11:21


dat niet kan.P

115
63. Een bol voert een slingerbeweging uit aan een touw. Welke
figuur toont de resulterende kracht op de bol in het uiterste
punt?
67. Toon aan dat de zwaarteveldsterkte g (= 9,81 N/kg) en
de valversnelling g (= 9,81 m/s2) dezelfde eenheden
hebben.

68. Stel dat de straal van de aarde twee maal zo groot


geen kracht zou zijn en de dichtheid dezelfde. Hoe groot is de
valversnelling op het aardoppervlak dan?
a) b) c) d)
69. In het perihelium is een planeet het dichtst bij de
64. Een bol voert een slingerbeweging uit aan een touw. zon, in 6.2
hetlb aphelium
6.1 lb
het verst. Toon aan dat een
blz 115 94
Welke figuur toont de resulterende kracht op de bol in het planeet
oef
versnelt
64 54
op weg naar het perihelium en
onderste punt? vertraagt op weg naar het aphelium.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


perihelium aphelium
geen kracht

a) b) c) d)

70. Maak met je grafisch rekentoestel de grafiek die de


Op de bol werken 2 krachten: valversnelling als functie van de hoogte weergeeft.

Fz : de zwaartekracht Bepaal wiskundig en grafisch de hoogte waarop g

Fk : de kracht van de koord op de bol nog maar 10 % is van de valversnelling op aarde.

Voor de resulterende kracht geldt


→ →
F=m·→ a Fk

In het onderste punt is de tangentiële component nul,


→ →
omdat zowel Fz als Fk verticaal zijn.
Oplossing b) vervalt dus.
Interactie_6.2_Lb.indb 115 5/08/15 11:21
De kracht is niet nul, omdat de richting van →
v verandert → d) vervalt. →
Fz
De versnelling →
a en de resulterende kracht wijzen naar de binnenkant van de baan.
Het juist antwoord is bijgevolg c).
116 ] Oplossingen
115

6.2 lb 6.1 lb
blz 115
n een 65. De figuur stelt de machine van Atwood oef 65
g (massa voor. Als je de massa’s niet ondersteunt is
etisch a) de versnelling
t met 1 2 3
g; g; g; g
2 3 4

b) de spankracht in het touw


1 3
B m · g; m · g; m · g; 2 m · g m
x
2 2
3·m
66. Baron von Münchhausen
x De grootte
was van dedie
een fantast zwaartekracht
de op blokje 1 is
=m·g
Fz1wonderbaarlijke
meest
x verhalen wist te vertellen.
De zwaartekracht op blokje 2 is
30,0 m
Zo zou hij zichzelf met zijn
F =3·m·g
paardz2uit een moeras om-
x
hoog hebben getrokken.
Die
Legtwee krachtenwelke
uit volgens werkenwetelkaar tegen. De nettokracht op het ganse systeem
(blokje
dat niet1 kan.
+ blokje 2) heeft als grootte
P
F = 3 · m · g – m · g
=2·m·g
. Welke
uiterste De massa van het systeem dat die kracht in beweging zet, is 2
m+3·m=4·m
1
67. Toon aan dat de zwaarteveldsterkte g (= 9,81 N/kg) en
De
deversnelling
valversnelling vanghet systeem
(= 9,81 m/s2is) bijgevolg
dezelfde eenheden
a =
 F / m →
hebben. Fz1
= 2 · m · g / (4 · m) = g / 2
68. Stel dat de straal van de aarde twee maal zo groot
geen kracht Op
zoublokje 2 werken
zijn en twee krachten:
de dichtheid dezelfde. Hoe groot is de →
→ Fz2
Fz2 : de zwaartekracht
valversnelling op het aardoppervlak dan?

d) Fkb2 : de kracht van de koord op het blokje 2
69. In het perihelium is een planeet het dichtst bij de →
Fkb2
. zon,
De in het aphelium
nettokracht het2verst.
op blokje is Toon aan dat een
in het planeet
Fz2 –versnelt
Fkb2 = 3 op
· mweg
· g –naar
Fkb2 het perihelium en
vertraagt op weg naar het aphelium.
Toepassen van de 2e wet van Newton op blokje 2:
F=m·a

3 · m · g – Fkb2 = (3 · m) · g / 2 Fz2
vermits de massa 3 · m is en de versnelling g /2.
perihelium aphelium
geen kracht Daaruit volgt
Fkb2 = 3/2 · m · g
d)
Dat is ook de kracht van het blokje op de koord (de spankracht in de koord).
70. Maak met je grafisch rekentoestel de grafiek die de
valversnelling als functie van de hoogte weergeeft.
Bepaal wiskundig en grafisch de hoogte waarop g
nog maar 10 % is van de valversnelling op aarde.
115

117

n een 65. De figuur stelt de machine van Atwood 115


g (massa voor. Als je de massa’s niet ondersteunt is
etisch a) de versnelling
t met 1 2 3
g; g; g; g
2 3 4

KI N E MAT I CA E N DYN AMI CA


b) de spankracht in het touw
1 3
B m ∙ g; m ∙ g; m ∙ g; 2 m ∙ g m
n een
x
2
65. De figuur stelt de machine 2 van Atwood
3·m
g (massa voor. Als je de massa’s niet ondersteunt is 6.2 lb 6.1 lb
66. Baron von Münchhausen
etisch a) de versnelling blz 115 94
x was een fantast die de
t met 1 2 3 oef 66 55
meest
g; wonderbaarlijke
g; g; g
2 3 4

CAI CA E N DYN AMI CA


n een
x 65. verhalen
De figuur wist
stelttedevertellen.
machine van Atwood
30,0 m
g (massa Zo zou hijjezichzelf
voor. met zijn ondersteunt is
b) de Als de massa’s
in hetniet

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


spankracht touw
etisch paard
a) de uit een moeras om-
versnelling
x 1 3
B
t met m ∙ g; getrokken.
hoog hebben m ∙ g; m ∙ g; 2 m ∙ g
2 ; 1 g; 2 g; 32 g m
x Leg guit volgens
2 3welke wet
4 3·m

E MIAT
dat niet kan.P
66. Baron von Münchhausen

KI NAM
b) deeenspankracht in de
het touw

K I NE M AT I CA E N DYN
x was fantast die
1 wonderbaarlijke3
meest
B
. Welke m ∙ g; m ∙ g; m ∙ g; 2 m ∙ g m
x
2
verhalen wist te vertellen.2
uiterste 30,0 m 3·m
Zo zou hij zichzelf met zijn
66. Baron
paard uitvoneen
Münchhausen
moeras om-
x 67. Wie
Toon
was aan
een
van dat de stapt,
fantast
het vlot zwaarteveldsterkte g (= 9,81 N/kg)kracht
die deoefent een (achterwaartse) en uit op het vlot, waardoor dat achteruit beweegt. (Het vlot oefent een
hoog hebben getrokken.
de valversnelling
meest g
wonderbaarlijke (= 9,81 m/s 2
) dezelfde K OMkan
eenheden
kracht
Leg uituit op de persoon
volgens welke wet waardoor hij van het vlot TN stappen.)
Onog
x
hebben.
verhalen
Als
datdeniet wistpersoon
eerste
kan. te vertellen.
van het vlot stapt, is de massa ervan G groot (vlot + 9 personen) en is de versnelling ervan klein.
30,0Pm
Zo de
Als zoulaatste
hij zichzelf
persoon metvanzijnhet vlot stapt, is de massa ervan klein (enkel nog het vlot) en beweegt het met een grotere
68. versnelling
Stel dat
paard uitdeeen
straal
naarmoerasvan om-
de aarde twee maal zo groot
achteren.
geenxkracht zou zijn
hoog en degetrokken.
hebben dichtheid dezelfde. Hoe groot is de
. Welke
valversnelling op
Leg uit volgens welke het aardoppervlak
wet dan?
uiterste
d) dat niet kan.P
69. In het perihelium is een planeet het dichtst bij de 6.2 lb 6.1 lb
67. Toon aan dat de zwaarteveldsterkte g (= 9,81 N/kg) en
. zon, in het aphelium het verst.2 Toon aan dat een blz 115 94
de valversnelling g (= 9,81 m/s ) dezelfde eenheden
oef 67 56
.inWelke
het planeet versnelt op weg naar het perihelium en
hebben.
uiterste vertraagt op weg naar het aphelium.
68. Stel N/kg
dat de= straal van· m/s
de aarde
) / kgtwee maal
m/szo2 N/kg)
groot
67. 9,81 dat9,81 (kg = 9,81
2
geen kracht Toonzijn
zou aanen dededichtheid
zwaarteveldsterkte
dezelfde. g (= groot
Hoe 9,81 is de en
2
de valversnelling g (= 9,81 m/s ) dezelfde
valversnelling op het aardoppervlak dan? eenheden
d) hebben.
perihelium
69. In het perihelium is een planeet het dichtst bij deaphelium
6.2 lb 6.1 lb
geen kracht
. 68. Stel dat de straal van de aarde twee maal zo
zon, in het aphelium het verst. Toon aan dat eengroot
blz 115 94
geen kracht
in het zou zijn versnelt
planeet en de dichtheid dezelfde.
op weg naar Hoe groot en
het perihelium is de oef 68 57
d) valversnelling op het aardoppervlak dan?
vertraagt op weg naar het aphelium.
d)
70. Maak
69. De hetmet je grafisch
In valversnelling
perihelium rekentoestel
is een
aan het planeet hetdedichtst
aardoppervlak grafiek die
wordtbij dede door
gegeven
. valversnelling als functie
zon, in het aphelium van deToon
het verst. hoogte
aanweergeeft.
dat een
Bepaal G · ma
in het g =wiskundig
planeet openweg
versnelt grafisch de hoogte
naar het
(1) waarop
perihelium en g
nog
vertraagt ra2 weg
maar op
10 % is naar
van de
hetvalversnelling
aphelium. op aarde.
perihelium aphelium
geen kracht De massa van de aarde wordt gegeven door
m = ρ · V
d) = ρ · 4/3 π · r 3
Als de dichtheid dezelfde blijft en als de straal verdubbelt, wordt de massa 8 maal groter.
70. Maak met je grafisch rekentoestel de grafiek dieaphelium
perihelium de
geen kracht Invalversnelling
(1) wordt de als
teller (ma) 8van
functie maal
de groter
hoogteen de noemer (ra2) 4 maal.
weergeeft.
De valversnelling
Bepaal wiskundigwordt 2 maal de
en grafisch groter.
hoogte waarop g
d) nog maar 10 % is van de valversnelling op aarde. 5/08/15 11:21

70. Maak met je grafisch rekentoestel de grafiek die de


valversnelling als functie van de hoogte weergeeft.
Bepaal wiskundig en grafisch de hoogte waarop g
nog maar 10 % is van de valversnelling op aarde.
Leg uit volgens welke wet
dat niet kan.P
118 ] Oplossingen
ouw. Welke
het uiterste

67. Toon aan dat de zwaarteveldsterkte g (= 9,81 N/kg) en


de valversnelling g (= 9,81 m/s2) dezelfde eenheden
hebben.

68. Stel dat de straal van de aarde twee maal zo groot


geen kracht zou zijn en de dichtheid dezelfde. Hoe groot is de
valversnelling op het aardoppervlak dan?
d)
6.2 lb 6.1 lb
69. In het perihelium is een planeet het dichtst bij de
blz 115 94
ouw. zon, in het aphelium het verst. Toon aan dat een oef 69 58
bol in het planeet versnelt op weg naar het perihelium en
vertraagt op weg naar het aphelium.

perihelium aphelium
geen kracht

d)

70. Maak met je grafisch rekentoestel de grafiek die de


valversnelling als functie van de hoogte weergeeft. t
Bepaal wiskundig en grafisch de hoogte waarop g 1
B op aarde.
nog maar 10 % is van de valversnelling → →
Fg Fg

P A


Fg →
Fg
C
t
2
5/08/15 11:21

→ →
In punt 1 is de tangentiële component van Fg positief: Fg wijst in de zin van de beweging; dat betekent dat de planeet versnelt.
→ →
In punt 2 is de tangentiële component van Fg negatief: Fg wijst in de tegengestelde zin van de beweging; dat betekent dat de
planeet vertraagt.

Opmerking: vanaf het aphelium (A) versnelt de planeet maar tot in punt B waar de kracht loodrecht op de baan staat: van B
tot P vertraagt de planeet.
Vanaf het perihelium (P) vertraagt de planeet maar van in punt C waar de kracht loodrecht op de baan staat: van P tot C
versnelt de planeet.
valversnelling op het aardoppervlak dan?
d)
69. In het perihelium is een planeet het dichtst bij de 119
. zon, in het aphelium het verst. Toon aan dat een
in het planeet versnelt op weg naar het perihelium en
vertraagt op weg naar het aphelium.

perihelium aphelium
geen kracht

d)

6.2 lb 6.1 lb
70. Maak met je grafisch rekentoestel de grafiek die de
blz 115
valversnelling als functie van de hoogte weergeeft. oef 70
Bepaal wiskundig en grafisch de hoogte waarop g
nog maar 10 % is van de valversnelling op aarde.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


De valversnelling op een hoogte h wordt gegeven door
ra2
g(h) = go ·
(ra + h) 2
met go = 9,820 m/s²

Invullen van de gegevens geeft 5/08/15 11:21


6 2
(6,371 · 10 m)
g(h) = 9,820 m/s2 ·
(6,371 · 10 6 m + h) 2

Voer deze functie in je grafisch rekentoestel in, bv. als Y1.


Bekijk de functie tussen 0 en 20 · 106 m. Je verkrijgt dan nevenstaande grafiek:

Bepaling van de hoogte waarop de valversnelling 0,9820 is (= 10% van 9,820 m/s2).
Wiskundig:
vul de waarde in de formule in en los de vergelijking op:
(6,371 · 10 6 m) 2
0,10 =
(6,371 · 10 6 m + h) 2
0, 10 · (6,371 · 106 m + h) = (6,371 · 106 m)

Daaruit volgt
h = 14 · 106 m = 14 · 103 km

Grafisch:
Voer de functie
y = 0,9820
in, bv. als Y2, en bepaal het snijpunt van de twee krommen.

Je vindt h = 13,7... · 106 m


116]] Oplossingen
120 Kinematica en dynamica

6.2 lb 6.1 lb
71. Bereken de resulterende gravitatiekracht die de twee 78. Een piloot (massa m) voert met een F-16 een
blz 116 94
massa’s van 50,0 kg op de massa van 1,0 kg uitoefenen. In verticale
oef
looping
71 59
uit met straal r.
welk punt moet een puntmassa van 100,0 kg gezet worden a) In het onderste punt is

om dezelfde kracht te geven? zijn snelheid v. Stel
1,0 kg 50,0 kg 50,0 kg de formule op die de
grootte van zijn
gewicht geeft in
1,0 m 1,0 m dat punt.
b) In het bovenste
72. In welke tijd zou de aarde om haar as moeten draaien, punt is hij gewichtloos.
We gebruiken de symbolen zoals in onderstaande figuur.
opdat de valversnelling op de evenaar nul zou zijn? Stel de formule op voor
de grootte van zijn snelheid
m =de
73. Leid 1,0formule
kg af m
voor
1
= 50,0 kg
het gewicht alsmje= 50,0 kg
2 op een helling in dat punt.
staat.
79. De staaf in onderstaande figuur heeft een homogene
massaverdeling.
1,0 m 1,0 m m staaf met massa M

De grootte van de gravitatiekracht van massa m1 op massa m wordt gegeven door


G · m2 · m d lengte l
Fg = 2
a) r b) Met een integraal-berekening kun je aantonen
6,673 · 10 –11 Nm 2 /kg 2 · 50,0 · 10 3 kg · 1,0 kg
= = 3,3 · 10 -9
N dat de gravitatiekracht die de staaf op de
(1,0 2
G ⋅m⋅M
74. De massa van Robbe bedraagt 78m)kg. Hij staat in een lift die massa m uitoefent gegeven wordt door Fg = .
bijgrootte
het opwaarts d ⋅ (d + l )
De van destoppen vertraagtvan
gravitatiekracht metmassa m2 op massa m wordt gegeven Wedoor
vervangen de staaf nu door een
4,0 m/s2. Bepaal zijn gewicht. puntdeeltje met massa M. Op welke afstand r moet
G · m2 · m
Fg = 2
je die massa plaatsen zodat de gravitatiekracht op m
75. Je schiet eenr pijl horizontaal weg met beginsnelheid 26 m/s even groot zou zijn?
6,673 · 10 –11 Nm 2 /kg 2 · 50,0 · 10 3 kg · 1,0 kg
van op =1,58 m hoogte. 2 = 0,83 · 10 -9
N
a) Bepaal het bereik. Verwaarloos (1,0 m)de wrijving. 80. Heeft de aarde een gewicht?
b) grootte
De Hoe groot vanzou het bereik opkracht
de resulterende de maan
is zijn?
3,3 · 10-9 N + 0,83 · 10-9 N = 4,1 · 10-9 N 81. Bij langdurig verblijf in een
76. Een geostationaire ruimtestation degenereren
satelliet is een de spieren omwille van
satelliet
We plaatsendie een
steeds (punt)massa van 100,0 kg op een afstand r, zodanig dat de de gewichtloze toestand. 100,0 kg
m r
op eenzelfde punt
gravitatiekracht op m even groot is. Dan geldt Om kunstmatig 4,1 · 10 -9
N
t.o.v. de aarde gravitatiekracht op
6,673 · 10 –11 Nm 2 /kg 2 · 100,0 · 10 3 kg · 1,0 kg
blijft.4,1
Zo’n· 10satellie-
-9
N= te wekken, kan men r
ten worden gebruikt r2 het ruimtestation
voor telecommuni-
Daaruit volgt laten ronddraaien.
catieren hebben
= 1,3 m de-
zelfde hoeksnelheid a) Teken alle krachten op een astronaut in een
als massa
Die de aarde. moet dus NIET juist halfweg tussen m1 en m2 geplaatst worden. buitencompartiment.
a) Toon
Dat aan dat
illustreert dat zo’n satelliet
de afstand r inzich in het evenaars
de gravitatiewet vlak
niet de moet
afstand is tussen de b)middelpunten
Bepaal de periode opdat de versnelling
van deT voorwerpen, maar dat daar
die
bevinden.
afstand kleiner is. 9,81 m/s2 zou bedragen. De straal r is 450 m.
b) Bereken de hoogte voor zo’n satelliet.

77. Leid de formules af voor het gewicht van een lichaam in


volgende situaties:
a) Leen staat in een lift die opwaarts vertraagt;
b) Moshe staat in een lift die neerwaarts vertrekt;
c) Kristien leunt schuin tegen een muur.
121

71. Bereken de resulterende gravitatiekracht die de twee 78. Een piloot (massa m) voert met een F-16 een
massa’s van 50,0 kg op de massa van 1,0 kg uitoefenen. In verticale looping uit met straal r.
welk punt moet een puntmassa van 100,0 kg gezet worden a) In het onderste punt is

om dezelfde kracht te geven? zijn snelheid v. Stel
1,0 kg 50,0 kg 50,0 kg de formule op die de
grootte van zijn
gewicht geeft in
1,0 m 1,0 m dat punt.
b) In het bovenste
72. In welke tijd zou de aarde om haar as moeten draaien, punt 6.2
is hij
lb gewichtloos.
6.1 lb
opdat de valversnelling op de evenaar nul zou zijn? blz de
Stel 116
formule op voor
oef 72
de grootte van zijn snelheid
73. Leid de formule af voor het gewicht als je op een helling in dat punt.
Je kunt deze oefening oplossen op 2 manieren:
staat.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


• Maak gebruik van de formule in het leerboek op p. 117 onderaan:
79. De staaf in onderstaande figuur heeft een homogene
ag = g – ω2 · ra
massaverdeling.
Als de gemeten valversnelling ag nul is en gebruik makend van ω = 2 · π / T, vind je
m staaf met massa M
0 = 9,820 m/s – a k · 6,371 · 10 m
2
2 2 · r 6
T
Daaruit volgt
T = 506 · 101 s = 84,3 min = 1 h 24,3 min d lengte l
a) b) Met een integraal-berekening kun je aantonen
• De gravitatiekracht wordt ‘gebruikt’ om het voorwerp (massa m) een ECB te laten uitvoeren; het overige deel van die
dat de gravitatiekracht die de staaf op de
kracht zorgt voor de valversnelling. (Dat is de redenering die in feite ook gebruikt wordt om bovenstaande formuleGaf⋅ m te⋅ M
74. De massa van Robbe bedraagt 78 kg. Hij staat in een lift die massa m uitoefent gegeven wordt door Fg = .
leiden) d ⋅ (d + l)
bij het opwaarts stoppen vertraagt met We vervangen de staaf nu door een
Als de valversnelling nul is, wordt de gravitatiekracht op het voorwerp volledig gebruikt als centripetale kracht. Dan geldt
4,0 m/s2. Bepaal zijn gewicht. puntdeeltje met massa M. Op welke afstand r moet
G · m · ma je die massa plaatsen zodat de gravitatiekracht op m
Fg = = Fc = m – ω2 · r
75. Je schiet een pijl horizontaal
r 2 weg met beginsnelheid 26 m/s even groot zou zijn?
van op 1,58 m hoogte.
Gebruik makend van
a) Bepaal het bereik. Verwaarloos de wrijving. 80. Heeft de aarde een gewicht?
ω=2·π/T
b) Hoe groot zou het bereik op de maan zijn?
vind je
81. Bij langdurig verblijf in een
76. Een geostationaire 4 · r 2 · r 3 ruimtestation degenereren
T=
satelliet is een G · ma de spieren omwille van
satelliet die steeds de gewichtloze toestand. r
Invullen van de gegevens geeft
op eenzelfde punt Om kunstmatig
t.o.v. de aarde 4 · r 2 · (6,371 · 10 6 m) 3 gravitatiekracht op
T= = 5060 s
blijft. Zo’n satellie- 6, 673 · 10 –11 Nm 2 /kg 2 · 5,976 · 10 24 kg te wekken, kan men
ten worden gebruikt het ruimtestation
voor telecommuni- laten ronddraaien.
catie en hebben de-
zelfde hoeksnelheid a) Teken alle krachten op een astronaut in een
als de aarde. buitencompartiment.
a) Toon aan dat zo’n satelliet zich in het evenaarsvlak moet b) Bepaal de periode T opdat de versnelling daar
bevinden. 9,81 m/s2 zou bedragen. De straal r is 450 m.
b) Bereken de hoogte voor zo’n satelliet.

77. Leid de formules af voor het gewicht van een lichaam in


volgende situaties:
a) Leen staat in een lift die opwaarts vertraagt;
b) Moshe staat in een lift die neerwaarts vertrekt;
c) Kristien leunt schuin tegen een muur.

Interactie_6.2_Lb.indb 116 5/08/15 11:21


122 ] Oplossingen
71. Bereken de resulterende gravitatiekracht die de twee 78. Een piloot (massa m) voert met een F-16 een
massa’s van 50,0 kg op de massa van 1,0 kg uitoefenen. In verticale looping uit met straal r.
welk punt moet een puntmassa van 100,0 kg gezet worden a) In het onderste punt is

om dezelfde kracht te geven? zijn snelheid v. Stel
1,0 kg 50,0 kg 50,0 kg de formule op die de
grootte van zijn
gewicht geeft in
1,0 m 1,0 m dat punt.
b) In het bovenste
72. In welke tijd zou de aarde om haar as moeten draaien, punt is hij gewichtloos.
opdat de valversnelling op de evenaar nul zou zijn? Stel de formule op voor
de grootte van zijn snelheid
73. Leid de formule af voor het gewicht als je op een helling in dat6.2punt.
lb 6.1 lb
blz 116
staat.
oef 73
79. De staaf in onderstaande figuur heeft een homogene
massaverdeling.
m staaf met massa M

d lengte l
a) b) Met een integraal-berekening kun je aantonen
dat de gravitatiekracht die de staaf op de
G ⋅m⋅M
74. a)
De massa
Op je van Robbe
lichaam bedraagt
werken drie 78 kg. Hij staat in een lift die
krachten: massa m uitoefent gegeven wordt door Fg = .
bij het opwaarts stoppen vertraagt met y We vervangen de staaf nu door een d ⋅ (d + l )

Fz : 2de
4,0 m/s zwaartekracht
. Bepaal zijn gewicht. puntdeeltje met massa M. Op welke afstand r moet
→ x
FN : de normaalkracht je die massa plaatsen zodat de gravitatiekracht op m
75. Je schiet
→ een pijl horizontaal weg met beginsnelheid 26 m/s
Fk : de kracht die de koord uitoefent (de even groot zou zijn?
van op 1,58loopt
koord m hoogte.
evenwijdig met de helling) y →
a) Bepaal het bereik. Verwaarloos de wrijving. 80. Heeft de aarde
FN een gewicht?

b) Hoe grootde zou het bereik op Newton
de maaniszijn? FK
Volgens tweede wet van x
→ → →
81. Bij langdurig verblijf in een

76. Fz + FN + Fk = m · a
Een geostationaire ruimtestation degenereren
α
satelliet is een de spieren
→omwille van
We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren: FN →
satelliet die steeds de gewichtloze →
Ftoestand. FK r

op eenzelfde punty-as: -cos (α) · Fz + FN + 0 = m · ay (1) Om kunstmatig
z
α
t.o.v. de aarde →
gravitatiekracht op
blijft.DeZo’n
versnelling
satellie- a is nul (je blijft in rust): te wekken, kan men
α
ax = 0 en ay = 0
ten worden gebruikt het ruimtestation

voor telecommuni- laten Fz
y ronddraaien. α
catieUit
en (1) volgtde-
hebben
FN = cos(α) · m · g
zelfde hoeksnelheid a) Teken alle krachten op een astronaut in eenx
als de aarde. buitencompartiment.
Vermits
a) Toon aan het
dat gewicht even groot
zo’n satelliet zich inishet
als evenaars
de normaalkracht,
vlak moet is b) Bepaal de periode T opdat de versnelling daar
bevinden. Gw = cos(α) · m · g y 9,81 m/s2→
Fzou
N
bedragen. De straal r is 450 m.

b) Bereken de hoogte voor zo’n satelliet. Fw
b) Op je lichaam werken drie krachten: x

77. Leid Fde
z
: formules af voor het gewicht van een lichaam in
de zwaartekracht
volgende
→ situaties: α
FN : de normaalkracht →
a) Leen FN
→ staat in een lift die opwaarts vertraagt; → →
Fw
Fw : destaat
b) Moshe wrijvingskracht dieneerwaarts
in een lift die de weegschaal op je lichaam uitoefent
vertrekt; Fz
c) Kristien leunt schuin tegen een muur. α
De situatie is dus dezelfde als in geval a).
→ → α
Hier zorgt de wrijvingskracht Fw (i.p.v. de kracht Fk van de kabel)
ervoor dat je blijft staan. →
Fz

Voor het gewicht bekom je dezelfde formule: α


Interactie_6.2_Lb.indb 116 5/08/15 11:21
Gw = cos(α) · m · g

Opmerking: de situatie waarbij je op een horizontaal oppervlak staat


en schuin tegen een muur leunt, wordt behandeld in 10 c).
b) In het bovenste
72. In welke tijd zou de aarde om haar as moeten draaien, punt is hij gewichtloos.
opdat de valversnelling op de evenaar nul zou zijn? Stel de formule op voor 123
de grootte van zijn snelheid
73. Leid de formule af voor het gewicht als je op een helling in dat punt.
116 ] staat.en dynamica
Kinematica
79. De staaf in onderstaande figuur heeft een homogene
massaverdeling.
m staaf met massa M

d lengte l
a) b) Met een integraal-berekening kun je aantonen
dat de gravitatiekracht die de staaf op de
G ⋅m⋅M
74. De massa van Robbe bedraagt 78 kg. Hij staat in een lift die massa m6.2uitoefent
lb 6.1 lb
gegeven wordt door Fg = .
bij het opwaarts stoppen vertraagt met
blz 116
We vervangen de staaf nu door een d ⋅ (d + l )
oef 74
4,0 m/s2. Bepaal zijn gewicht. puntdeeltje met massa M. Op welke afstand r moet
71. Bereken de resulterende gravitatiekracht die de twee 78. Een
je diepiloot
massa (massa m) voert
plaatsen zodat met een F-16 een op m
de gravitatiekracht
massa’s van 50,0 kg op de massa van 1,0 kg uitoefenen.
75. Je schiet een pijl horizontaal weg met beginsnelheid 26 m/s In verticale looping
even groot zou zijn? uit met straal r.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


Op Robbe
welk punt werken
moet twee
een krachten:van 100,0 kg gezet worden
puntmassa a) In het onderste punt is
van op→ 1,58 m hoogte.  y
om dezelfde
Fz : dehet
a) Bepaal kracht te Verwaarloos
zwaartekracht
bereik. geven? de wrijving. zijndesnelheid
80. Heeft aarde een v. Stel
gewicht? →v
→ de formule op die de
b) Hoe de1,0
FN :groot kg het bereik
zou
normaalkracht 50,0 kg
op de maan 50,0 kg
zijn?
81. Bij grootte
langdurig vanverblijf
zijn in een
76. Volgens
Een geostationaire gewicht geeft in
ruimtestation degenereren →
de tweede wet van Newton is FN
satelliet 1,0 m 1,0 m dat punt.
de spieren omwille van
→ is → een →
Fz + FN = m · a b) In het bovenste
satelliet die steeds de gewichtloze toestand. r
72. In welke tijd
op eenzelfde puntzou de aarde om haar as moeten draaien, Ompunt is hij gewichtloos.
kunstmatig
We kiezen
opdat de
deaarde y-as zoals in de figuur en projecteren:
valversnelling op de evenaar nul zou zijn? Stel de formule
t.o.v. de gravitatiekracht opop voor →
y-as: -Fz + FN = m · ay (1) de grootte van zijn snelheid Fz
blijft. Zo’n satellie- te wekken, kan men →
73. Leid de formule
ten worden af voor het gewicht als je op een helling
gebruikt hetinruimtestation
dat punt. a
Vermits
staat. de lift opwaarts vertraagt, is → a verticaal en naar beneden gericht.
voor telecommuni- 2 laten ronddraaien.
ay = -a = -4,0 m/s 79. De staaf in onderstaande figuur heeft een homogene
catie en hebben de-
zelfde hoeksnelheid massaverdeling.
a) Teken alle krachten op een astronaut in een
Invullen in (1) geeft:
als de aarde. m buitencompartiment. staaf met massa → GMw
FN = Fz + m · (-4,0 m/s ) 2
a) Toon aan dat zo’n satelliet zich in het evenaarsvlak moet b) Bepaal de periode T opdat de versnelling daar
= 78 kg · 9,81 m/s2 + 78 kg · (-4,0 m/s2)
bevinden. 1 9,81 m/s2 zou bedragen. De straal r is 450 m.
= 45 · 10 N
b) Bereken de hoogte voor zo’n satelliet. d lengte l
Vermits het gewicht even b) groot is als de normaalkracht, is
77. a)
Leid de formules1 af voor het gewicht van een lichaam in Met een integraal-berekening kun je aantonen
Gw = 45 · 10 N dat de gravitatiekracht die de staaf op de
volgende situaties: G ⋅m⋅M
74. De massastaat
a) Leen van in
Robbe bedraagt
een lift 78 kg. Hij
die opwaarts staat in een lift die
vertraagt; massa m uitoefent gegeven wordt door Fg = .
bij het opwaarts stoppen vertraagt met We vervangen de staaf nu door een d ⋅ (d + l )
b) Moshe staat in een lift die neerwaarts vertrekt;
4,0 m/s2. Bepaal
c) Kristien zijn gewicht.
leunt schuin tegen een muur. puntdeeltje met massa M. Op welke afstand r moet
je die massa plaatsen zodat de gravitatiekracht op m
75. Je schiet een pijl horizontaal weg met beginsnelheid 26 m/s 6.2 lbzou6.1
even groot lb
zijn?
blz 116 94
van op 1,58 m hoogte.
oef 75 60
a) Bepaal het bereik. Verwaarloos de wrijving. 80. Heeft de aarde een gewicht?
b) Hoe groot zou het bereik op de maan zijn?
Interactie_6.2_Lb.indb 116 5/08/15 11:21
81. Bij langdurig verblijf in een
76. a)
Een geostationaire
Voor het bereik bij een horizontale worp geldt ruimtestation degenereren
satelliet is een de spieren omwille van
d = vo · 2·h
satelliet die steeds g de gewichtloze toestand. r
op eenzelfde punt Om kunstmatig
Invullen van de gegevens geeft
t.o.v. de aarde gravitatiekracht op
blijft. Zo’n satellie- 2 · 1,58 m te wekken, kan men
d = 26 m/s · = 15 m
ten worden gebruikt 9, 81 m/s 2 het ruimtestation
voor Op
b) telecommuni-
de maan is g = 1,60 m/s2. laten ronddraaien.
catie en hebben de-
zelfde hoeksnelheid
Invullen van de gegevens geeft a) Teken alle krachten op een astronaut in een
als de aarde. 2 · 1,58 m buitencompartiment.

a) Toon aan dat d =zo’n
26 m/s ·
satelliet zich m/s 2 =
in het 37 m vlak moet
evenaars b) Bepaal de periode T opdat de versnelling daar
1,60
bevinden. 9,81 m/s2 zou bedragen. De straal r is 450 m.
b) Bereken de hoogte voor zo’n satelliet.

77. Leid de formules af voor het gewicht van een lichaam in


volgende situaties:
a) Leen staat in een lift die opwaarts vertraagt;
b) Moshe staat in een lift die neerwaarts vertrekt;
c) Kristien leunt schuin tegen een muur.
124 ] Oplossingen
d lengte l
a) b) Met een integraal-berekening kun je aantonen
dat de gravitatiekracht die de staaf op de
G ⋅m⋅M
74. De massa van Robbe bedraagt 78 kg. Hij staat in een lift die massa m uitoefent gegeven wordt door Fg = .
bij het opwaarts stoppen vertraagt met We vervangen de staaf nu door een d ⋅ (d + l )
4,0 m/s2. Bepaal zijn gewicht. puntdeeltje met massa M. Op welke afstand r moet
je die massa plaatsen zodat de gravitatiekracht op m
75. Je schiet een pijl horizontaal weg met beginsnelheid 26 m/s even groot zou zijn?
van op 1,58 m hoogte.
a) Bepaal het bereik. Verwaarloos de wrijving. 80. Heeft de aarde een gewicht?
b) Hoe groot zou het bereik op de maan zijn?
81. Bij langdurig
6.2 lb verblijf
6.1 lb in een
76. Een geostationaire ruimtestation
blz 116 degenereren
94
satelliet is een de spieren
oef 76omwille
61 van
satelliet die steeds de gewichtloze toestand. r
op eenzelfde punt Om kunstmatig
t.o.v. de aarde gravitatiekracht op
blijft. Zo’n satellie- te wekken, kan men
ten worden gebruikt het ruimtestation
voor telecommuni- laten ronddraaien.
catie en hebben de-
zelfde hoeksnelheid a) Teken alle krachten op een astronaut in een
als de aarde. buitencompartiment.
a) Toon aan dat zo’n satelliet zich in het evenaarsvlak moet b) Bepaal de periode T opdat de versnelling daar
bevinden. 9,81 m/s2 zou bedragen. De straal r is 450 m.
b) Bereken de hoogte voor zo’n satelliet.

77. Leid de formules af voor het gewicht van een lichaam in →


a)  Als desituaties:
volgende satelliet zich NIET in het evenaarsvlak bevindt, heeft Fg een component die loodrecht op het evenaarsvlak staat. Als
gevolg
a) Leen daarvan
staat in eenzal
liftde
diesatelliet
opwaarts eenvertraagt;
oscillerende beweging uitvoeren.
b) Moshe staat in een lift die neerwaarts vertrekt;
c) Kristien leunt schuin tegen een muur.


Fg

Fg
Interactie_6.2_Lb.indb 116 5/08/15 11:21

→ →
b) De gravitatiekracht Fg is de centripetale kracht Fc :
G · m · ma
Fg = = Fc = m · ω 2 · r
r2
Gebruik makend van
ω=2·π/T
vind je G · ma · T 2
r3 =
4 · r2
Invullen van de gegevens geeft
6,673 · 10 –11 Nm 2 /kg 2 · 5,976 · 10 24 kg · (24 h) 2
r3 =
4 · r2
Daaruit volgt
r = 42,2 · 106 m

De afstand r is de afstand tot het middelpunt van de aarde. De hoogte h is dus


h = r – ra
= 42,2 · 106 m – 6,371 · 106 m
= 35,8 · 106 m = 35,8 · 103 km

De hoogte is ongeveer 36 000 km.


76. Een geostationaire ruimtestation degenereren
satelliet is een de spieren omwille van
satelliet die steeds de gewichtloze toestand. 125r
op eenzelfde punt Om kunstmatig
t.o.v. de aarde gravitatiekracht op
blijft. Zo’n satellie- te wekken, kan men
ten worden gebruikt het ruimtestation
voor telecommuni- laten ronddraaien.
catie en hebben de-
zelfde hoeksnelheid a) Teken alle krachten op een astronaut in een
als de aarde. buitencompartiment.
a) Toon aan dat zo’n satelliet zich in het evenaarsvlak moet b) Bepaal de periode T opdat de versnelling daar
bevinden. 9,81 m/s2 zou bedragen. De straal r is 450 m.
b) Bereken de hoogte voor zo’n satelliet.

77. Leid de formules af voor het gewicht van een lichaam in 6.2 lb 6.1 lb
blz 116
volgende situaties:
oef 77
a) Leen staat in een lift die opwaarts vertraagt;
b) Moshe staat in een lift die neerwaarts vertrekt;
c) Kristien leunt schuin tegen een muur.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


a) Op Leen werken twee krachten:

Fz : de zwaartekracht
→ y

Interactie_6.2_Lb.indb 116
FN : de normaalkracht →
v 5/08/15 11:21

Volgens de tweede wet van Newton is


→ → →
Fz + FN = m · →
a FN

We kiezen de y-as zoals in de figuur en projecteren:


y-as: -Fz + FN = m · ay (1)

Fz
Vermits de lift opwaarts vertraagt, is →
a verticaal en naar beneden gericht. →
a
ay = -a

Invullen in (1) geeft:


FN = Fz + m · (-a)

= m · g + m · (-a) Gw
= m · (g – a)

Vermits het gewicht even groot is als de normaalkracht, is


Gw = m · (g – a)
y
b) Op Pieter werken twee krachten:

Fz : de zwaartekracht

FN : de normaalkracht →
FN
Volgens de tweede wet van Newton is
→ →
Fz + FN = m · →
a

Fz →
v
We kiezen de y-as zoals in de figuur en projecteren: →
a
y-as: -Fz + FN = m · ay (1)

Vermits de lift neerwaarts vertrekt, is →


a verticaal en naar beneden gericht.
ay = -a

Gw
Invullen in (1) geeft:
FN = Fz + m · (-a)
= m · g + m · (-a)
= m · (g – a)

Vermits het gewicht even groot is als de normaalkracht, is


Gw = m · (g – a)
126 ] Oplossingen

c) Op Kristien werken vier krachten:



Fz : de zwaartekracht y

FNb : de normaalkracht van de bodem

FNm : de normaalkracht van de muur: zij duwt (horizontaal) tegen de muur;
de muur oefent een even grote tegengestelde kracht uit op haar →
→ FNb
Fw : de wrijvingskracht

Volgens de tweede wet van Newton is → →


FNm Fw
→ → → →
Fz + FNb + FNm + Fw = m · →
a →
Fz
We kiezen de y-as zoals in de figuur en projecteren:
y-as: -Fz + FN + 0 + 0 = m · ay (1)

Vermits Kristien in rust is (en blijft!), is →


a gelijk aan nul:
ay = 0

Invullen in (1) geeft:


-Fz + FN = 0
FN = m · g

Vermits het gewicht even groot is als de normaalkracht, is


Gw = m · g

e 78. Een piloot (massa m) voert met een F-16 een 6.2 lb 6.1 lb
P
blz 116
nen. In verticale looping uit met straal r.
oef 78
worden a) In het onderste punt is

zijn snelheid v. Stel
de formule op die de
grootte van zijn
gewicht geeft in
dat punt.
b) In het bovenste R
en, punt is hij gewichtloos.
Stel de formule op voor
de grootte van zijn snelheid Q
lling in dat punt.

79. a)De staaf →


Op deinpiloot
onderstaande
werken infiguur heefttwee
dat punt eenkrachten:
homogene FN y
massaverdeling. →
Fz : de zwaartekracht
m → staaf met massa M
FN : de normaalkracht (kracht van de stoel op zijn lichaam) →
a

Volgens de tweede wet van Newton is


d → →
lengte l
Fz + FN = m · →
a
Met een integraal-berekening kun je aantonen
dat de
Wegravitatiekracht die dezoals
kiezen het assenkruis staafinopdedefiguur en projecteren op de y-as: → x
G ⋅m⋅M Fz
n lift die massa
m uitoefent
y-as: gegeven
-Fz + FN = mdoor
wordt · ay Fg =(1) .
We vervangen de staaf nu door een d ⋅ (d + l )
puntdeeltje met massa M. Op welke afstand r moet
y
je die massa plaatsen zodat de gravitatiekracht op m
d 26 m/s even groot zou zijn? →
FN
127

Vermits →
a (zoals de krachten) volgens de y-as gericht is en naar de →
binnenkant
y van de bocht wijst, is
FN
ay = a = v 2/ ρ

Invullen in (1) geeft: →


a
-Fz + FN = m · v 2/ρ

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


FN = m · g + m · v 2/ρ

Vermits het gewicht even groot is als de normaalkracht, is


Gw = m · (g + v 2/ρ) x

Fz

b) Op de piloot werken twee krachten:


→ y
Fz : de zwaartekracht
→ →
FN : de normaalkracht FN

Volgens de tweede wet van Newton is
x
→ → →
Fz + FN = m · →
a Fz

a
De normaalkracht kan naar boven of naar beneden gericht
zijn (zie ook deel 1, hoofdstuk 8, reeks 1, oef. 70), maar
dat heeft geen belang: zijn gewicht is even groot als de
normaalkracht; als hij gewichtloos is, is bijgevolg
Gw = FN = 0.
Dus

FN = m · →
a

We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren op de y-as:


y-as: -Fz = m · ay (1)

Vermits →
a volgens de y-as gericht is en naar de binnenkant van de bocht wijst, is
ay = -a = -v 2/ρ

Invullen in (1) geeft:


-Fz = m · (-v 2/ρ)
m · g = m · v 2/ ρ

Daaruit volgt
v= g·t
e 78. Een piloot (massa m) voert met een F-16 een P
nen. In verticale looping uit met straal r.
128 ] Oplossingen
worden a) In het onderste punt is

zijn snelheid v. Stel
de formule op die de
grootte van zijn
gewicht geeft in
dat punt.
b) In het bovenste R
en, punt is hij gewichtloos.
Stel de formule op voor
de grootte van zijn snelheid Q
lling in dat punt.

79. De staaf in onderstaande figuur heeft een homogene 6.2 lb 6.1 lb


blz 116
massaverdeling.
oef 79
m staaf met massa M

d lengte l
Met een integraal-berekening kun je aantonen
dat de gravitatiekracht die de staaf op de
G ⋅m⋅M
n lift die massa m uitoefent gegeven wordt door Fg = .
We vervangen de staaf nu door een d ⋅ (d + l )
puntdeeltje met massa M. Op welke afstand r moet
je die massa plaatsen zodat de gravitatiekracht op m
d 26 m/s even groot zou zijn?

80. Voor
Heeft
dede aarde een gewicht?
geïnteresseerden volgt hieronder de afleiding van de formule: m ∆M
81. De
Bij(lengte)massadichtheid
langdurig verblijf in eenρ van de staaf is
ruimtestation degenereren ∆xi
t = M omwille van
de spieren l
deverdelen
We gewichtloze toestand.
de lengte l van de staaf in n kleine stukjes metr lengte Δxi. x
Om kunstmatig O d xi d+l
gravitatiekracht
De massa van zo’nop stukje is ΔMi = ρ · Δxi.
Zo’nwekken,
te kan men
stukje bevindt zich op een afstand xi van de massa m.
hetgrootte
De ruimtestation
van de gravitatiekracht van dat stukje op de massa m is
laten ronddraaien.
G · m · t · Δx i
Fg,i =
x i2
a) Teken alle krachten op een astronaut in een
buitencompartiment.
De resulterende kracht van alle stukjes op de massa m is
ak moet b) Bepaal de periode T opdat de versnelling daar
n G2 · m · t · Δx
9,81 / zouxbedragen.
Fg = m/s 2
i De straal r is 450 m.
i= 1
i

Deze formule is een benadering. Om de exacte grootte van de resulterende kracht te verkrijgen, verdelen we de staaf in
m in oneindig veel stukjes. Dan verkrijg je
d+1
G · m · t · dx
Fg = # x2
d

Deze bepaalde integraal oplossen geeft

Fg = G · m · ρ · >– a kH
1 – –1
d+l d

d · (d + l)F
= G · m · ρ ·<
l
5/08/15 11:21

en vermits ρ · l = M

Fg = G · m · M
d · (d + l)
129

We plaatsen een (punt)deeltje met massa M op een afstand r, zodanig dat de gravitatiekracht op m even groot is. Dan geldt
Fg = G · m · M = G · m2 · M m →
e 78. Een pilootd ·(massa
(d + l) m) voert r met een F-16 een Fg M P
nen. In verticale looping uit met straal r.
Daaruit volgt
worden a) In2het onderste punt is
r = d · (d + l)

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


zijn snelheid v. Stel r
of
de formule op die de
r = d · (d + l)
grootte van zijn
gewicht geeft in
Het middelpunt van de staaf ligt op een afstand d + l/2.
dat punt.
b) In het bovenste R
De afstand d · (d + l) is kleiner dan die waarde.
en, punt is hij gewichtloos.
Bewijs:
Stel de formule op voor
d · (d + l) < d + l/2 ?
de grootte van zijn snelheid Q
lling Kwadrateren
in dat punt.geeft
d · (d + l) < (d + l / 2)2 ?
d 2
+ d · l < d 2
+ d · l + l 2
/4 !
79. De staaf in onderstaande figuur heeft een homogene
massaverdeling.
Dempuntmassa moet dus NIET
staaf juist
met halfweg
massa M tussen m1 en m2 geplaatst worden, maar korter bij de massa m. Dat illustreert dat de
afstand r in de gravitatiewet niet de afstand is tussen de middelpunten van de voorwerpen, maar dat die afstand kleiner is.

Je kunt de afstand r ook schrijven als


d lengte l
<1 + jedFaantonen
2
d + (d · l) = d 2 · kun
= integraal-berekening l
Met reen
dat de gravitatiekracht die de staaf op de
Als de afstand d groot is (d >>wordt
l), is door G ⋅geldt
l / d F≈ 0= en m ⋅ M r ≈ d.
n lift die massa m uitoefent gegeven g .
De staaf is dan bij benadering
We vervangen de staaf nu door eeneen puntmassa d ⋅
die ( + l )bevindt op een afstand d.
dzich
puntdeeltje met massa M. Op welke afstand r moet
je die massa plaatsen zodat de gravitatiekracht op m
d 26 m/s even groot zou zijn?

80. Heeft de aarde een gewicht? 6.2 lb 6.1 lb


blz 116
oef 80
81. Bij langdurig verblijf in een
ruimtestation
Neen: degenereren
het gewicht is de kracht die een voorwerp uitoefent op zijn steun en de aarde wordt niet ondersteund.
de spieren omwille van
de gewichtloze toestand. r
Om kunstmatig
gravitatiekracht op
te wekken, kan men
het ruimtestation
laten ronddraaien.

a) Teken alle krachten op een astronaut in een


buitencompartiment.
ak moet b) Bepaal de periode T opdat de versnelling daar
9,81 m/s2 zou bedragen. De straal r is 450 m.

m in
m staaf met massa M

130 ] Oplossingen
d lengte l
Met een integraal-berekening kun je aantonen
dat de gravitatiekracht die de staaf op de
G ⋅m⋅M
n lift die massa m uitoefent gegeven wordt door Fg = .
We vervangen de staaf nu door een d ⋅ (d + l )
puntdeeltje met massa M. Op welke afstand r moet
je die massa plaatsen zodat de gravitatiekracht op m
d 26 m/s even groot zou zijn?

80. Heeft de aarde een gewicht?


6.2 lb 6.1 lb
81. Bij langdurig verblijf in een blz 116
ruimtestation degenereren oef 81

de spieren omwille van


de gewichtloze toestand. r
Om kunstmatig
gravitatiekracht op
te wekken, kan men
het ruimtestation
laten ronddraaien.

a) Teken alle krachten op een astronaut in een


buitencompartiment.
ak moet b) Bepaal de periode T opdat de versnelling daar
9,81 m/s2 zou bedragen. De straal r is 450 m.

a) Beschouw de astronaut op een weegschaal.


m in →
Als het ruimtestation (met de astronaut) een ECB uitvoert, werkt op hem een centripetale kracht Fc (afbuiging!). Die
kracht wordt door de weegschaal op hem uitgeoefend. Hijzelf oefent op de weegschaal een even grote tegengestelde

kracht Gw uit (zijn gewicht).

b) Bij een ECB geldt voor de versnelling


a = ω 2 · r 2
= a2 · rk · r → →
FC Gw
T
Invullen van de gegevens geeft
9,81 m/s2 = a2 · rk · 450 m
2
5/08/15 11:21
T
Daaruit volgt
T = 42,6 s

Als de massa van de astronaut bv. 90,0 kg bedraagt, geldt


Fc = m · a
= 90,0 kg · 9,81 m/s2
= 883 N

Het gewicht dat hij op de weegschaal afleest, is even groot:


Gw = 883 N

Als hij op aarde in rust staat op een horizontaal oppervlak, is het gewicht dat hij op de weegschaal afleest ook 833 N,
juist zoals in het ruimtestation.
De rotatie veroorzaakt gewicht, net zoals de gravitatiekracht.
131
117

117

117
6.2 lb 6.1 lb
82. Een astronaut in een ruimteveer P begint op een bepaald 88. De ‘bodemloze ton’ is
blz 117
moment te zweven eenoefkermisattractie
82
a) omdat hij ver genoeg verwijderd is van de waarbij een ton sneller
aantrekkingskracht van de aarde; en sneller wordt rondge-
b) omdat zijn ruimtevaartuig precies tussen twee draaid.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


K INE M ATICA E N DY NAM ICA
zwaartekrachtvelden hangt; Bij een bepaalde hoek-
c) omdat de motor van zijn ruimtetuig afgezet is. snelheid zakt de bodem
82. Een
(Vrijastronaut in een ruimteveer
naar de Nationale P begint op
Wetenschapskwis 2003)een bepaald 88. De
weg,‘bodemloze
maar blijven ton’deis
moment te zweven een kermisattractie
deelnemers door de
83. a)Uitomdat
welke hij wetver volgt genoeg
dat de verwijderd isRvan de
gravitatiekracht van een massa waarbij een ton hangen
wrijvingskracht sneller
Het juiste antwoord is c).van de aarde;
aantrekkingskracht en
1 op een massa 2 even groot en tegengesteld is aan die van tegen de zijkant.rondge-
sneller wordt Bereken
Een
b) voorwerp
omdat zijn isruimtevaartuig
gewichtloos alsprecies er geentussen krachttwee op inwerkt, of als enkel de gravitatiekracht
draaid. erop inwerkt (zie leerboek p. 91).
massa 2 op massa 1? Q die hoeksnelheid alsisde

I CA E N DYN A M ICA
82. Dat
Eenis astronaut
het geval als in een ruimteveer
P worden
de motoren begint op een bepaald
uitgeschakeld. 88. De ‘bodemloze ton’
zwaartekrachtvelden hangt; Bij een bepaalde
wrijvings hoek-
moment te zweven een kermisattractie tus-
coëfficiënt
84. c)Het omdat de motoratoom
eenvoudigste van zijn
dat
a) omdat hij ver genoeg verwijderd is van de
ruimtetuig
er bestaat afgezet
is het 1 is.
H-atoom: het snelheid
sen zakt de bodem
de deelnemers
waarbij een ton sneller en de
(Vrij
heeft naar
1 de
proton Nationale
in de Wetenschapskwis
kern en 1 elektron 2003)
dat gemiddeld op weg,
wand maar
0,50 blijven
is en de dedia-
aantrekkingskracht van de aarde; en sneller wordt rondge-
∙ 10-11 zijn R deelnemers
meter dedoor
ton de
5,3
b) omdat m rond die kern beweegt.
ruimtevaartuig preciesBereken
tussen en vergelijk de
twee draaid.van 6.2 lb 6.1 lb
8,00 m.

I CA
83. gravitatiekracht
Uit welke wet volgt en dat
de de gravitatiekracht
elektrische kracht van vande een
kernmassa
op het wrijvingskracht hangen

MAT
zwaartekrachtvelden hangt; Bij blz
een bepaalde
117 95hoek-

KI NE M
1elektron.
op een massa 2 even groot en tegengesteld is aan die van 89. tegen
Een de zijkant.heeft
parachutist Bereken
62bodemtijdens zijn vrije val een con-

KI NE M AT I CA E N DYNA
c) omdat de motor van zijn ruimtetuig afgezet is. oef
snelheid 83
zakt de
massa 2 op massa 1? Q die hoeksnelheid
stante snelheid als 180
de km/h. De totale massa
(Vrij naar de Nationale Wetenschapskwis 2003) weg, maar blijvenvan de
85. De planeten bewegen op nagenoeg cirkelvormige banen wrijvings
van coëfficiënt
het systeem tus-
R is het 1H-atoom: het deelnemers door is de92,3 kg. Als hij zijn parachute
84. Uit
Hetde
rond eenvoudigste
derde
de zon. wet van atoom
Newton.dat er bestaat sen de deelnemers
opentrekt, neemt en de
zijn snelheid af tot 6,0 m/s in 2,85
83. Uit welke wet volgt dat de gravitatiekracht van een massa wrijvingskracht hangen
heeft
a) 1
Bewijs proton
voor in
dat de kern
geval en
de 1 elektron
tweede wet dat
van gemiddeld
Kepler. op wand
s. 0,50
Bereken is
deen de dia-
weerstandskracht van de lucht op de
1 op een-11massa 2 even groot en tegengesteld is aan die van tegen de zijkant. Bereken
5,3 ∙ 10 m de rond die kerninbeweegt. Bereken en vergelijk de meter van de ton 8,00 m.
b) Bereken
massa 2 op massa 1? constante Q die wet voor de aarde. parachutist
die hoeksnelheid als de
gravitatiekracht en de elektrische kracht van de kern op het a) tijdens de vrije val;
wrijvings coëfficiënt tus-
86. elektron.
De planeten bewegen op nagenoeg cirkelvormige banen 89. Een
b) parachutist 6.1 heeft tijdens zijn vrije val een con-
84. Het eenvoudigste atoom dat er bestaat is het H-atoom: het 1
sen de deelnemers en de van de parachute;
tijdens
6.2 lb het lbopengaan
rond de zon. Volgens de derde wet van Kepler geldt op stante
c) blz snelheid
117
tijdens 95van
hetdedalen180 km/h. De totale massa
heeft 1 proton in de kern en 1 elektron dat gemiddeld wand 0,50 is en dia- met geopende parachute.
85. De planeten
3 -11 bewegen op nagenoeg cirkelvormige banen vanoefhet systeem
84 63is 92,3 kg. Als hij zijn parachute
5,3 a∙ 10= cte m rond die kern beweegt. Bereken en vergelijk de meter van de ton 8,00 m.
rond 2de zon. 90. opentrekt,
Regelmatigneemt gebeuren zijn er
snelheid af totwaarbij
ongevallen 6,0 m/seen in 2,85
gravitatiekracht
T en de elektrische kracht van de kern op het
a) Bewijs voor dat geval de tweede wet van Kepler. s. Bereken de weerstandskracht van de lucht op de
elektron.
a) 89. vracht wagen inrijdt
Een parachutist heeft optijdens
een stilstaande file.een
zijn vrije val Bij con-
zo’n
b) Bewijs
Bereken voor de dat geval de
constante inderde
die wet wet voorG de· maarde. parachutist
ongeval noteerde een expert:
van Kepler en toon aan dat die cte =
z
. stante snelheid van 180 km/h.“ErDeistotale
een remspoor
massa
4 π 2 a)
van 50 tijdens
m. De de vrije val;
wrijvingscoëfficiënt tussen banden en
85. DeDegrootte
planeten bewegen
vanbewegen op
de gravitatiekrachtnagenoeg cirkelvormige
vancirkelvormige
het proton opbanen banen
het elektron is van het systeem is 92,3 kg. Als hij zijn parachute
86. b)De Bereken
planeten op nagenoeg b) tijdens hetUitopengaan van de parachute;
rond de zon.die cte en controleer ze voor enkele planeten. wegdek
opentrekt, is 0,80.
neemt de snelheid
zijn geblokkeerde
af totstand van in
6,0 m/s de 2,85
rond
c) Geldt de Gzon.
de· Volgens
derde
m · m wet de
van derde
Kepler wetook van Kepler
voor de geldt c) tijdens
snelheidsmeter het dalen
blijkt datmet
de geopende parachute.
vrachtwagen met een
a) Bewijs voor1 dat 2 geval de tweede wet van Kepler. a 3 s. Bereken de weerstandskracht 1 van de lucht op de 2
aF3g == cte van 40 km/h op de file is ingereden”. Bepaal
b) manen van 2 Jupiter? Waaraan is de verhouding
Bereken rde constante in die wet voor de aarde.T 2 in dat snelheid
parachutist + –
T 2 6,673
geval gelijk?· 10 –11 Nm 2 /kg 2 · 1,6726 · 10 –27 kg · 9,1094 · 10 –31 kg 90. Regelmatig de
a) snelheid
tijdens
gebeuren
van
de de
vrije
er ongevallen
vrachtwagen
val;
waarbij
bij het begineenvan
= vracht
het wagen inrijdt op een stilstaande file. Bij zo’n
10 –11 b) remmen.
2
a) Bewijs voor dat geval opde derde
(5,3wet · cirkelvormige
86. De planeten bewegen nagenoeg G m)· mz banen
ongeval
tijdens het opengaan van de parachute;
noteerde een expert: “Er is een remspoor
87. Inrondeen
vande advertentie
=Kepler
3,6
zon.· 10 en toon
-47
Volgens Nvooraan
de eendat
derdebepaald
die
wetcte vantype bandgeldt
= Kepler . c) tijdens het dalen met geopende parachute.
2
beweert het Michelinmannetje: “van 100 (km/h) naar 0 in 4 π van 50
91. De oprit vanm. Dedewrijvingscoëfficiënt
E-19 te Kontich heeft tussen banden
op een en
bepaalde
b) a3 = ctedie cte en controleer ze voor enkele planeten.
Bereken wegdek is 0,80. Uit de geblokkeerde stand van de
De3,3 s”. Vanvan
grootte welke wrijvingscoëfficiënt
de elektrische kracht vantussen band op
het proton en het
weg-elektron is 90. plaats
Regelmatigeen kromtestraal
gebeuren ervan 85 m. Watwaarbij
ongevallen is de maximale
een
T 2 de derde wet van Kepler ook voor de
c) Geldt snelheidsmeter blijkt dat de vrachtwagen met een
dek wordt uitgegaan bij deze bewering? a 3 snelheid
vrachtwagen inrijdt op een stilstaande file.bij
waarmee je deze bocht kan nemen Bijdroog
zo’n
a) manen k
Bewijs voor· Q · Q
dat2 gevalWaaraan
van1 Jupiter? de derdeis wet de verhouding in dat snelheid Bepaal
Fc = 2 G · mz T 2 weer
ongeval =van
(µs noteerde40 km/h
0,95) eneenbijop de file
regen
expert:
is ingereden”.
(µ“Er
s = is
0,60)?
een remspoor
van Kepler
geval gelijk?r en toon aan dat die cte = 2
. de snelheid van de vrachtwagen bij het begin van
8,99 · 10 9 Nm 2 /C 2 · 1,60 · 10 –19 4Cπ· –1,60 · 10 –19 C van 50 m. De wrijvingscoëfficiënt tussen banden en
het remmen.de uiteinden van een lat met je twee
92. NOndersteun
b) Bereken= die cte en controleer ze –11 voor 2enkele planeten. = 8,2 · 10
-8
wegdek is 0,80. Uit de geblokkeerde stand van de
87. In een advertentie voor een (5,3 · 10 type
bepaald m) band wijsvingers. Probeer
c) Geldt de derde wet van Kepler ook voor de 3 snelheidsmeter blijkt langzaam één vingermet
dat de vrachtwagen naar
eenhet
beweert het Michelinmannetje: “van 100 (km/h) naar a 0 in 91. midden
De oprit van van de de lat
E-19teteschuiven
Kontich (zonder
heeft optrucjes
een bepaalde
te ge-
De verhouding van die twee krachten
manen van Jupiter? Waaraan is de verhouding 2 in dat is snelheid van 40 km/h op de file is ingereden”. Bepaal
3,3 s”. Van welke wrijvingscoëfficiënt tussen bandTen weg- plaats een kromtestraal
bruiken!). Lukt het? van 85 m. Wat is de maximale
Verklaar.
geval gelijk? –8 de snelheid van de vrachtwagen bij het begin van
dek Fwordt
c 8,2uitgegaan
· 10 N bij deze bewering? snelheid waarmee je deze bocht kan nemen bij droog
= = 2,2 · 1039 het remmen.
Fg 3,6 · 10 N –47
weer (µs = 0,95) en bij regen (µs = 0,60)?
87. In een advertentie voor een bepaald type band
Debeweert
gravitatiekracht
het Michelin is ongeveer
mannetje:10“van
39
maal
100kleiner
(km/h)dan de 0elektrische
naar in kracht.
91. De(zie ookvan
oprit p. 278)
de E-19 te Kontich heeft op een bepaalde
92. Ondersteun de uiteinden van een lat met je twee
3,3 s”. Van welke wrijvingscoëfficiënt tussen band en weg- plaats een kromtestraal van 85 m. Wat is de maximale
wijsvingers. Probeer langzaam één vinger naar het
dek wordt uitgegaan bij deze bewering? snelheid waarmee je deze bocht kan nemen bij droog
midden van de lat te schuiven (zonder trucjes te ge-
© Michelin

weer (µs = 0,95) en bij regen (µs = 0,60)?


bruiken!). Lukt het? Verklaar.
92. Ondersteun de uiteinden van een lat met je twee
wijsvingers. Probeer langzaam één vinger naar het
K INE M ATICA E N DY NAM IC
zwaartekrachtvelden hangt; Bij een bepaalde hoek-
c) omdat de motor van zijn ruimtetuig afgezet is. snelheid zakt de bodem
132 ] Oplossingen
(Vrij naar de Nationale Wetenschapskwis 2003) weg, maar blijven de
R deelnemers door de
83. Uit welke wet volgt dat de gravitatiekracht van een massa wrijvingskracht hangen
1 op een massa 2 even groot en tegengesteld is aan die van tegen de zijkant. Bereken
massa 2 op massa 1? Q die hoeksnelheid als de
wrijvingscoëfficiënt tus-
84. Het eenvoudigste atoom dat er bestaat is het 1H-atoom: het sen de deelnemers en de
heeft 1 proton in de kern en 1 elektron dat gemiddeld op wand 0,50 is en de dia-
5,3 ∙ 10-11 m rond die kern beweegt. Bereken en vergelijk de meter van de ton 8,00 m.
gravitatiekracht en de elektrische kracht van de kern op het
elektron. 89. Een parachutist heeft tijdens zijn vrije val een con-
stante snelheid van 180 km/h. De totale massa
85. De planeten bewegen op nagenoeg cirkelvormige banen van het6.2 lb 6.1 lb
systeem is 92,3 kg. Als hij zijn parachute
blz 117 95
rond de zon. opentrekt, neemt zijn snelheid af tot 6,0 m/s in 2,85
oef 85 64
a) Bewijs voor dat geval de tweede wet van Kepler. s. Bereken de weerstandskracht van de lucht op de
b) Bereken de constante in die wet voor de aarde. parachutist
a) tijdens de vrije val;
86. a)De planeten
De tweedebewegen
wet vanop nagenoeg
Kepler cirkelvormige banen
stelt dat b) tijdens het opengaan van de parachute;
rond de zon. Volgens
opp ~ Δtde derde wet van Kepler geldt c) tijdens het dalen met geopende parachute.
3
aof = cte
T 2 opp / Δt = cte (1) 90. Regelmatig gebeuren er ongevallen waarbij een
vrachtwagen inrijdt op een stilstaande file. Bij tzo’n
a) Bewijs voor dat geval de derde wet
De oppervlakte vanaan
eendat
cirkelsegmentG · mz ongeval noteerde een expert: “Er is een remspoor
van Kepler en toon die cte = dat 2
.
overeenkomt met een afgelegde hoek4Δπθ is: van 50 m. De wrijvingscoëfficiënt tussen banden en
b) Bereken die cte en controleer ze voor enkele planeten. wegdek is 0,80. Uit de geblokkeerde stand van de→v
c) Geldt de derde wet van Kepler ook voor de
hoek opp snelheidsmeter blijkt dat de vrachtwagen met een
a3
manen van2Jupiter?
· π (rad)Waaraan is→de verhouding
π · r² in dat ∆t snelheid van∆i
40 km/h op de file is ingereden”.
→ Bepaal
geval gelijk? T2 de snelheid van de vrachtwagen bij hetFgbegin van
1 → r2
2 het remmen.
87. In een advertentie voor een bepaald type band r 2
Δθ → · Δi
beweert het Michelinmannetje: “van 100 (km/h) 2 naar 0 in 91. De oprit van de E-19 te Kontich heeft op een bepaalde
3,3 s”. Van welke wrijvingscoëfficiënt tussen band en weg- plaats een kromtestraal van 85 m. Wat is de maximale
(1) wordt
dek wordt uitgegaan bij deze bewering? snelheid waarmee je deze bocht kan nemen bij droog
r 2 · Δi = cte weer (µs = 0,95) en bij regen (µs = 0,60)?

2 Δt
92. Ondersteun de uiteinden van een lat met je twee
of 2
r · ω = cte wijsvingers. Probeer langzaam één vinger naar het
(2)
2 2 midden van de lat te schuiven (zonder trucjes te ge-
We moeten dus bewijzen dat (2) constant is. bruiken!). Lukt het? Verklaar.

Bewijs:
r = constant vermits de baan cirkelvormig is. (gegeven)
→ →
Vermits de gravitatiekracht Fg naar het middelpunt gericht is, is de tangentiële component van Fg gelijk aan nul. De
grootte van de snelheid verandert niet.
© Michelin

De planeet voert dus een eenparige cirkelvormige beweging uit.


Daarvoor geldt
ωg = ω = cte

Vermits ω = ωg = 2 · r, wordt (2)


Interactie_6.2_Lb.indbb)117 5/08/15 11:21
T
2
r · r = cte
T

(Interpretatie van de formule: in een tijdsverloop van één periode legt de planeet een oppervlakte af gelijk aan de
oppervlakte van de cirkel)

De gegevens voor de aarde invullen, geeft


(1,496 · 10 11 m) 2 · r
cte =
3,15 · 10 7 s
= 2,23 · 105 m2/s
83. Uit welke wet volgt dat de gravitatiekracht van een massa wrijvingskracht hangen

K INE M
1 op een massa 2 even groot en tegengesteld is aan die van tegen de zijkant. Bereken
massa 2 op massa 1? Q die hoeksnelheid als de 133
wrijvingscoëfficiënt tus-
84. Het eenvoudigste atoom dat er bestaat is het 1H-atoom: het sen de deelnemers en de
heeft 1 proton in de kern en 1 elektron dat gemiddeld op wand 0,50 is en de dia-
5,3 ∙ 10-11 m rond die kern beweegt. Bereken en vergelijk de meter van de ton 8,00 m.
gravitatiekracht en de elektrische kracht van de kern op het
elektron. 89. Een parachutist heeft tijdens zijn vrije val een con-
stante snelheid van 180 km/h. De totale massa
85. De planeten bewegen op nagenoeg cirkelvormige banen van het systeem is 92,3 kg. Als hij zijn parachute
rond de zon. opentrekt, neemt zijn snelheid af tot 6,0 m/s in 2,85
a) Bewijs voor dat geval de tweede wet van Kepler. s. Bereken de weerstandskracht van de lucht op de
b) Bereken de constante in die wet voor de aarde. parachutist
a) tijdens de vrije val;
86. De planeten bewegen op nagenoeg cirkelvormige banen 6.2 lb het
b) tijdens 6.1 lbopengaan van de parachute;
blz 117 95
rond de zon. Volgens de derde wet van Kepler geldt c) tijdens het dalen met geopende parachute.
oef 86 65
a3 = cte
T2 90. Regelmatig gebeuren er ongevallen waarbij een
vrachtwagen inrijdt op een stilstaande file. Bij zo’n
a) Bewijs voor dat geval de derde wet

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


G · mz ongeval noteerde een expert: “Er is een remspoor
van Kepler en toon aan dat die cte = .
4π 2 van 50 m. De wrijvingscoëfficiënt tussen banden en
b) Bereken die cte en controleer ze voor enkele planeten. wegdek is 0,80. Uit de geblokkeerde stand van de
c) Geldt de derde wet van Kepler ook voor de snelheidsmeter blijkt dat de vrachtwagen met een
a3
manen van Jupiter? Waaraan is de verhouding 2 in dat snelheid van 40 km/h op de file is ingereden”. Bepaal
geval gelijk? T de snelheid van de vrachtwagen bij het begin van
het remmen.
87. In een advertentie voor een bepaald type a 3 =band
a)beweert
Volgens de derde wet van Kepler
het Michelinmannetje: “van 100 is cte. 91. De oprit van de E-19 te Kontich heeft op een bepaalde
T 2 (km/h) naar 0 in
3,3 as”.is Van welkelange
de halve wrijvingscoëfficiënt tussen
as. Voor het geval bandcirkelvormig
de baan en weg- is, is dat deplaats een kromtestraal van 85 m. Wat is de maximale
straal.
dek wordt uitgegaan
r 3 bij deze bewering? snelheid waarmee je deze bocht kan nemen bij droog
= cte weer (µs = 0,95) en bij regen (µs = 0,60)?
T2
In oef. 85 werd bewezen dat, als de baan van de planeet cirkelvormig is, de beweging
92. Ondersteun ervan eenparig
de uiteinden is.lat
van een Opmet
de planeet
je twee
werkt bijgevolg een centripetale kracht waarvan de grootte gegeven wordt door F = m ·
wijsvingers.c Probeer
p
ω 2
· r.
langzaam één vinger naar het
→ →
De gravitatiekracht Fg zorgt voor die centripetale kracht Fc. Bijgevolg: midden van de lat te schuiven (zonder trucjes te ge-
G · mz · mp bruiken!). Lukt het? Verklaar.
Fg = 2 = Fc = mp · ω 2 · r
r
Gebruik makend van ω = 2 · π / T
vind je
r 3 = G · mz = cte →
T2 4 · r2 Fg
© Michelin

b) Invullen van de gegevens geeft voor de waarde van die constante


G · mz 6,673 · 10 –11 Nm 2 /C 2 · 1,99 · 10 30 kg
= = 3,36 · 1018 m3 / s2
4 · r2 4 · r2
3
Controleren van de verhouding r 2 voor enkele planeten met de gegevenskaart, geeft:
Interactie_6.2_Lb.indb 117 5/08/15 11:21
T
Mercurius: 3,36 · 1018 m3 /s2
Venus: 3,35 · 1018 m3 /s2
Aarde: 3,37 · 1018 m3 /s2
Mars: 3,37 · 1018 m3 /s2

c)
De wet geldt ook voor de manen van Jupiter. In dat geval is Jupiter het centrale hemellichaam en geldt
r 3 = G · mJup
T2 4 · r2
a) Bewijs voor dat geval de tweede wet van Kepler. s. Bereken de weerstandskracht van de lucht op de
b) Bereken de constante in die wet voor de aarde. parachutist
134 ] Oplossingen a) tijdens de vrije val;
86. De planeten bewegen op nagenoeg cirkelvormige banen b) tijdens het opengaan van de parachute;
rond de zon. Volgens de derde wet van Kepler geldt c) tijdens het dalen met geopende parachute.
a3 = cte
T2 90. Regelmatig gebeuren er ongevallen waarbij een
vrachtwagen inrijdt op een stilstaande file. Bij zo’n
a) Bewijs voor dat geval de derde wet
G · mz ongeval noteerde een expert: “Er is een remspoor
van Kepler en toon aan dat die cte = .
4π 2 van 50 m. De wrijvingscoëfficiënt tussen banden en
b) Bereken die cte en controleer ze voor enkele planeten. wegdek is 0,80. Uit de geblokkeerde stand van de
c) Geldt de derde wet van Kepler ook voor de snelheidsmeter blijkt dat de vrachtwagen met een
a3
manen van Jupiter? Waaraan is de verhouding 2 in dat snelheid van 40 km/h op de file is ingereden”. Bepaal
geval gelijk? T de snelheid van de vrachtwagen bij het begin van
het remmen.
6.2 lb 6.1 lb
87. In een advertentie voor een bepaald type band
blz 117
beweert het Michelinmannetje: “van 100 (km/h) naar 0 in 91. De oef
oprit van
87
de E-19 te Kontich heeft op een bepaalde
3,3 s”. Van welke wrijvingscoëfficiënt tussen band en weg- plaats een kromtestraal van 85 m. Wat is de maximale
dek wordt uitgegaan bij deze bewering? snelheid waarmee je deze bocht kan nemen bij droog
weer (µs = 0,95) en bij regen (µs = 0,60)?

92. Ondersteun de uiteinden van een lat met je twee


wijsvingers. Probeer langzaam één vinger naar het
midden van de lat te schuiven (zonder trucjes te ge-
bruiken!). Lukt het? Verklaar.
© Michelin

Op het systeem ‘wagen’ werken drie krachten:


Interactie_6.2_Lb.indb 117 5/08/15 11:21

Fz : de zwaartekracht y

FN : de normaalkracht
→ → →
a
Fw : de wrijvingskracht FN

Fw
Voor de wrijvingskracht geldt
Fw = µ · FN (1) → x
Fz
Volgens de tweede wet van Newton is
→ → →
Fz + FN + Fw = m · →
a
We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:
x-as: 0 + 0 – Fw = m · ax (2)
y-as: -Fz + FN + 0 = m · ay (3)

De versnelling →
a is naar achteren gericht, vermits de wagen vertraagt in de positieve zin van de x-as. Als de kracht Fw constant
is, voert de wagen een EVB uit en geldt
Δv 0 km/h · 100 km/h
ax = x = = -8,5 m/s2 (Let op de eenheden!)
Δt 3,3 s
Invullen in (2) geeft
Fw = m · 8,5 m/s2
en vermits
FN = Fz = m · g
geeft (1)
m · 8,5 m/s2 = µ · m · 9,81 m/s2
Daaruit volgt
µ = 0,87
135

117

6.2 lb 6.1 lb
blz 117
oef 88

aald 88. De ‘bodemloze ton’ is


een kermisattractie

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


waarbij een ton sneller
en sneller wordt rondge-
draaid.

KI NE MATICA E N DY NA M ICA
Bij een bepaalde hoek-
snelheid zakt de bodem
weg, maar blijven de
deelnemers door de
massa wrijvingskracht hangen
die van tegen de zijkant. Bereken
die hoeksnelheid als de
wrijvingscoëfficiënt tus-
oom: het sen de deelnemers en de
eld op wand 0,50 is en de dia-
gelijk de meter van de ton 8,00 m.
n op het
89. Een parachutist heeft tijdens zijn vrije val een con-
Door de traagheid worden de deelnemers tegen de wand gedrukt en werken op hen drie krachten:
stante
→ snelheid van 180 km/h. De totale massa y
anen Fhet
van → z
: de zwaartekracht
systeem is 92,3 kg. Als hij zijn parachute
FN : de normaalkracht
opentrekt, neemt zijn snelheid af tot 6,0 m/s in 2,85

Fw : de wrijvingskracht
s. Bereken de weerstandskracht van de lucht op de
parachutist
Voor de wrijvingskracht geldt →
a) tijdens de vrije val; a
anen = µ · FNhet
b) Fwtijdens (1)
opengaan van de parachute;
Volgens de tweededalen
c) tijdens het metNewton
wet van geopende
is parachute. →
→ Fw
→ → → FN
Fz + FN + Fw = m · →
a
90. Regelmatig gebeuren er ongevallen waarbij een x

vracht
We kiezenwagenhet inrijdt
assenstelsel op eenzoals
stilstaande file. en
in de figuur Bij projecteren:
zo’n Fz
ongeval
x-as: noteerde een expert:
-FN + 0 + 0 = m · ax “Er is een remspoor
(2)
van y-as:
50 m. De wrijvingscoëfficiënt
-Fz + 0 + Fw = m · ay tussen banden
(3) en
neten. wegdek is 0,80. Uit de geblokkeerde stand van de
De versnelling →
snelheidsmeter is naardat
a blijkt het
de middelpunt
vrachtwagen gericht,
met eenvermits de deelnemers een ECB uitvoeren:
3
in dat a
snelheid
x
= -a = - ω 2
· r
van 40 km/h op de file is ingereden”. Bepaal
2
ay = 0 van de vrachtwagen bij het begin van
de snelheid
het remmen.
Voor (2) en (3) verkrijg je dan
FN = m · ω 2 · r
ar 0 in 91. De oprit
Fw = van
Fz = de
m ·E-19
g te Kontich heeft op een bepaalde
en weg- plaats een kromtestraal van 85 m. Wat is de maximale
Invullen
snelheidinwaarmee
(1) geeftje deze bocht kan nemen bij droog
m · g = µ · m en
weer (µs = 0,95) · ωbij
2
· rregen (µ = 0,60)?
s
en dus
9,81 m/sde =uiteinden
0,50 · ω 2 van eenm lat met je(Let
· 4,00 tweeop: 8,00 m is de diameter!)
2
92. Ondersteun
wijsvingers.
Daaruit volgt Probeer langzaam één vinger naar het
midden
ω = van de lat te schuiven (zonder trucjes te ge-
2,2 (rad)/s
bruiken!). Lukt het? Verklaar.
Vermits
ω=2π/T
is de periode
T = 2,9 s
waarbij een ton sneller
en sneller wordt rondge-
draaid.
136 ] Oplossingen

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


Bij een bepaalde hoek-
snelheid zakt de bodem
weg, maar blijven de
deelnemers door de
massa wrijvingskracht hangen
die van tegen de zijkant. Bereken
die hoeksnelheid als de
wrijvingscoëfficiënt tus-
oom: het sen de deelnemers en de
eld op wand 0,50 is en de dia-
gelijk de meter van de ton 8,00 m.
n op het
89. Een parachutist heeft tijdens zijn vrije val een con- 6.2 lb 6.1 lb
blz 117
stante snelheid van 180 km/h. De totale massa
oef 89
anen van het systeem is 92,3 kg. Als hij zijn parachute
opentrekt, neemt zijn snelheid af tot 6,0 m/s in 2,85
s. Bereken de weerstandskracht van de lucht op de
parachutist
a) tijdens de vrije val;
anen b) tijdens het opengaan van de parachute;
c) tijdens het dalen met geopende parachute.

90. a) 
Regelmatig gebeuren
Tijdens de vrije valerwordt
ongevallen
(op de waarbij
duur) deeen
snelheid constant omdat de luchtweerstand even groot wordt als de
vracht wagen inrijdt op een stilstaande file. Bij zo’n
zwaartekracht:
ongeval noteerde
Fw = een
Fz expert: “Er is een remspoor
van 50 m. De wrijvingscoëfficiënt
= m · g = 92,3 kgtussen banden
· 9,81 m/s 2 en N
= 905
neten. →
wegdek is 0,80. Uit de geblokkeerde standFvan de
w
3 snelheidsmeter blijkt dat de vrachtwagen met→ een
in dat Fw Bepaal
snelheid van 40 km/h op de file is ingereden”.
2
de snelheid van de vrachtwagen bij het begin van
het remmen.


ar 0 in 91. De oprit van de E-19 te Kontich heeft op eenFz bepaalde
en weg- plaats een kromtestraal van 85 m. Wat is de→ maximale
snelheid waarmee je deze bocht kan nemen Fz bij droog
weer (µs = 0,95) en bij regen (µs = 0,60)?

92. b)Ondersteun de uiteinden
Bij het opengaan van van een lat met
de parachute je twee
werken er op de parachutist 2 krachten.
wijsvingers. Probeer langzaam één vinger naar het
midden van de lat te schuiven (zonder trucjes te ge-
bruiken!). Lukt het? Verklaar. →
Fw

Fw


Fz
x →
Fz
x
Volgens de tweede wet van Newton is
→ →
Fz + Fw = m · →
a
5/08/15 11:21
We kiezen de x-as zoals in de figuur en projecteren:
x-as: Fz – Fw = m · ax (1)

De versnelling →
a is naar boven gericht, vermits de parachutist vertraagt.

Als de kracht Fw constant is, voert de parachutist een EVB uit en geldt
Δv x
ax =
Δt
6,0 m/s – 180 km/h
= = -15,4 m/s2 (Let op de eenheden!)
2,85 s
aald 88. De ‘bodemloze ton’ is 137
een kermisattractie
waarbij een ton sneller
en sneller wordt rondge-
draaid.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


Bij een bepaalde hoek-
snelheid zakt de bodem
weg, maar blijven de
deelnemers door de
massa wrijvingskracht hangen
die van tegen de zijkant. Bereken
die hoeksnelheid als de
wrijvingscoëfficiënt tus-
oom: het (1)deelnemers
sen de geeft en de
eld op
wand 0,50 is en-Fwde= dia-
-Fz + m · ax
gelijk de F
meter van de ton =
 92,3
w 8,00 m.
m · 9,81 m/s2 + 92,3 kg · 15,4 m/s2
n op het = 233 · 101 N
89. Een Tijdens het openen
parachutist van dezijn
heeft tijdens parachute
vrije valiseen
er een
con-extra (opwaartse) kracht gelijk aan

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


233 · 10 1
N – 905 N = 143
stante snelheid van 180 km/h. De totale massa · 10 1
N
anen van het systeem is 92,3 kg. Als hij zijn parachute
c)  Tijdens neemt
opentrekt, het dalen
zijnmet geopende
snelheid af totparachute
6,0 m/s inis2,85
de snelheid constant en is de versnelling nul. De luchtweerstand is bijgevolg
even groot als de zwaartekracht:
s. Bereken de weerstandskracht van de lucht op de

parachutist Fw = Fz
a) tijdens de =vrije
m · val;
g = 92,3 kg · 9,81 m/s2 = 905 N
anen b) tijdens het opengaan van de parachute;
c) tijdens het dalen met geopende parachute.

6.2 lb 6.1 lb
90. Regelmatig gebeuren er ongevallen waarbij een
blz 117
vrachtwagen inrijdt op een stilstaande file. Bij zo’n oef 90
ongeval noteerde een expert: “Er is een remspoor
van 50 m. De wrijvingscoëfficiënt tussen banden en
neten. wegdek is 0,80. Uit de geblokkeerde stand van de
3 snelheidsmeter blijkt dat de vrachtwagen met een
2
in dat snelheid van 40 km/h op de file is ingereden”. Bepaal
de snelheid van de vrachtwagen bij het begin van
het remmen.

ar 0 in 91. Op
Dede
oprit van de E-19
vrachtwagen te Kontich
werken heeft op een bepaalde
drie krachten:
en weg- → een kromtestraal van 85 m. Wat is de maximale
plaats
Fz : de zwaartekracht y
snelheid
→ waarmee je deze bocht kan nemen bij droog
F : de normaalkracht →
a →
weer→N(µs = 0,95) en bij regen (µs = 0,60)? FN
Fw : de wrijvingskracht →
Fw x
92. Ondersteun de uiteinden van een lat met je twee
wijsvingers.
Voor Probeer langzaam
de wrijvingskracht geldt één vinger naar het
midden
Fw = van
µ · Fde lat te schuiven (zonder trucjes te ge-
(1)
N →
bruiken!). Lukt het? Verklaar. Fz
Volgens de tweede wet van Newton is
→ → →
Fz + FN + Fw = m · →
a

We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:


x-as: 0 + 0 – Fw = m · ax (2)
y-as: -Fz + FN + 0 = m · ay (3)


De versnelling →
a is naar achteren gericht, vermits de wagen vertraagt in de positieve zin van de x-as. Als de kracht Fw constant
is, voert de wagen een EVB uit en geldt
v x22 – v x12 5/08/15 11:21
Δx = (zie p.109 oef. 17)
2 · ax
Invullen van de gegevens in deze formule geeft
(40 km/h) 2 · v x12
ax = (Let op de eenheden!)
2 · 50 m
aald 88. De ‘bodemloze ton’ is
138 ] Oplossingen
een kermisattractie
waarbij een ton sneller
en sneller wordt rondge-
draaid.

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


Bij een bepaalde hoek-
snelheid zakt de bodem
weg, maar blijven de
deelnemers door de
massa wrijvingskracht hangen
die van tegen de zijkant. Bereken
die hoeksnelheid als de
wrijvingscoëfficiënt tus-
oom: het asen
x
de deelnemers
invullen en de
in (2) geeft
eld op wand 0,50 is en(40dekm/h)
dia- 2 – v 2
x1
-F = m ·
meter wvan de ton 8,00 (4)
gelijk de 2 · 50m.m
n op het
89. Vermits ay = 0 volgt
Een parachutist uit tijdens
heeft (3) zijn vrije val een con-
F = F =
stanteN snelheid
z
m · g (5)
van 180 km/h. De totale massa
anen van het systeem is 92,3 kg. Als hij zijn parachute
(4) en (5) invullen
opentrekt, neemt in zijn(1) geeft af tot 6,0 m/s in 2,85
snelheid
s. Bereken (40dekm/h)
weerstandskracht
2
– v x12 van de lucht op de
-m ·
parachutist 2 · 50 m = 0,80 · m · g
a) tijdens de vrije val;
anen Daaruit volgt het opengaan van de parachute;
b) tijdens
v = 30 m/s
c) x1tijdens het=dalen
11 · 10metkm/h
1
geopende parachute.

90. Let op:


Regelmatig gebeuren er ongevallen waarbij een
Om
vrachtremweg
de te berekenen
wagen inrijdt mag je hier file.
op een stilstaande de formule
Bij zo’n
ongeval noteerde
v 2 een expert: “Er is een remspoor
van Δx = De wrijvingscoëfficiënt tussen banden en
50 m.2 · nd · g
neten. wegdek is 0,80. Uit de geblokkeerde stand van de
3
niet gebruiken. Die
snelheidsmeter formule
blijkt dat degeeft de afstand
vrachtwagen metals
eeneen wagen van snelheid v tot stilstand komt.
in dat Hier is de snelheid na het remmen v (en
snelheid van 40 km/h op de file is ingereden”.
x2
dan botst
Bepaalde vrachtwagen!)
2
de snelheid van de vrachtwagen bij het begin van
het remmen.

6.2 lb 6.1 lb
ar 0 in 91. De oprit van de E-19 te Kontich heeft op een bepaalde
blz 117
en weg- plaats een kromtestraal van 85 m. Wat is de maximale
oef 91
snelheid waarmee je deze bocht kan nemen bij droog
weer (µs = 0,95) en bij regen (µs = 0,60)?

92. Ondersteun de uiteinden van een lat met je twee


Veronderstel dat de wagen een ECB uitvoert rond dat punt.
wijsvingers. Probeer langzaam één vinger naar het
Op de wagen werken drie krachten:
midden
→ van de lat te schuiven (zonder trucjes te ge- y → →
Fz : de Lukt
zwaartekracht FN a
bruiken!).
→ het? Verklaar.
FN : de normaalkracht

Fw : de wrijvingskracht

Fw

v
De (statische maximale) wrijvingskracht zorgt voor de

centripetale kracht. Voor die kracht geldt Fz x
Fw,max = µ · FN (1)
Volgens de tweede wet van Newton is
→ → →
Fz + FN + Fw = m · →
a
5/08/15 11:21
We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:
x-as: 0 + 0 + Fw = m · ax (2)
y-as: -Fz + FN + 0 = m · ay (3)

De versnelling is naar het middelpunt gericht:


ax = a = v2 / r
ay = 0
gelijk de meter van de ton 8,00 m.
n op het
89. Een parachutist heeft tijdens zijn vrije val een con- 139
stante snelheid van 180 km/h. De totale massa
anen van het systeem is 92,3 kg. Als hij zijn parachute
opentrekt, neemt zijn snelheid af tot 6,0 m/s in 2,85
s. Bereken de weerstandskracht van de lucht op de
parachutist
a) tijdens de vrije val;
anen b) tijdens het opengaan van de parachute;
c) tijdens het dalen met geopende parachute.

90. Regelmatig gebeuren er ongevallen waarbij een


vrachtwagen inrijdt op een stilstaande file. Bij zo’n
ongeval noteerde een expert: “Er is een remspoor
Invullen in (2) geeft
van 50 m. De 2wrijvingscoëfficiënt tussen banden en
Fw = m · v / r ≤ Fw,max = µs · FN
neten. wegdek is 0,80. Uit de geblokkeerde stand van de
en dus
3 snelheidsmeter blijkt dat de vrachtwagen met een
m · v 2 / r ≤ µs · m · g
2
in dat snelheid van 40 km/h op de file is ingereden”. Bepaal
v≤ n ·g·r
de snelheid svan de vrachtwagen bij het begin van

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


het remmen.
De gegevens invullen geeft:
droog wegdek: v ≤ 0,95 · 9,81 m/s 2 · 85 m = 28 m/s = 10 · 101 km/h
ar 0 in 91. De oprit van de E-19 te Kontich heeft op een bepaalde
nat wegdek: v ≤ 0,60 · 9,81 m/s 2 · 85 m = 22 m/s = 80 km/h
en weg- plaats een kromtestraal van 85 m. Wat is de maximale
snelheid waarmee je deze bocht kan nemen bij droog
weer (µs = 0,95) en bij regen (µs = 0,60)?
6.2 lb 6.1 lb
92. Ondersteun de uiteinden van een lat met je twee
blz 117
wijsvingers. Probeer langzaam één vinger naar het oef 92
midden van de lat te schuiven (zonder trucjes te ge-
bruiken!). Lukt het? Verklaar.

… zonder trucjes …: je moet je vinger langzaam verschuiven en bv. niet met een bruuske beweging.

Als je de lat met één vinger in het midden ondersteunt (juist onder het zwaartepunt), is de kracht van de lat op je vinger gelijk
aan de zwaartekracht.
Als je de lat met twee vingers ondersteunt (één vinger onder elk uiteinde), wordt de zwaarte-kracht gelijk verdeeld over je
twee vingers.
118 ] Kinematica en dynamica

5/08/15 11:21

Als je een vinger naar het midden verschuift, wordt de kracht op die vinger groter. De wrijvingskracht tussen de lat en die
vinger wordt groter (want Fw = µ · FN). De lat wordt door de wrijvingskracht met die vinger verschoven naar de andere kant.
Maar daar doet zich uiteraard hetzelfde voor. Uiteindelijk eindig je met beide vingers praktisch in het midden.

93. Wat is het nut van een achterspoiler bij een racewagen? 6.2 lb
98. Mag je de 6.1 lb F = µ ∙ F ook schrijven als
formule
 blz 118  w d N
= µ ⋅ F93
Fw oef N ? Verklaar.

99. Dixie Dansercoer trekt zijn slee (massa 140 kg) ho-
rizontaal vooruit met constante snelheid. De kracht
die hij uitoefent maakt horizontaal een hoek van
25°. De wrijvingscoëfficiënt tussen de slee en het
ruwe ijs is 0,10. Bereken de grootte van de kracht
die hij moet uitoefenen.

94. Wat is de richting en de zin van de statische →


De luchtweerstand op de achterspoiler oefent achteraan een neerwaartse kracht uit. De achterwielen van de Flucht
wrijvingskracht?
wagen worden zo harder op het wegdek gedrukt. Dat geeft meer wrijving en een betere wegligging. Dat effect
speelt vooral bij hoge snelheden (racewagens).
95. Ine sleept een reiskoffer (massa 19,3 kg)
vooruit met constante snelheid van 1,5 m/s.
Ze oefent een constante kracht uit van
130 N onder een hoek van 30°.
rcles

Bereken de
140 ] Oplossingen
118 ] Kinematica enhetdynamica
93. Wat is nut van een achterspoiler bij een racewagen? 98. Mag je de formule Fw = µd ∙ FN ook schrijven als
 
Fw = µ ⋅ FN ? Verklaar.

99. Dixie Dansercoer trekt zijn slee (massa 140 kg) ho-
rizontaal vooruit met constante snelheid. De kracht
die hij uitoefent maakt horizontaal een hoek van
25°. De wrijvingscoëfficiënt tussen de slee en het
ruwe ijs is 0,10. Bereken de grootte van de kracht
die hij moet uitoefenen.

6.2 lb 6.1 lb
94.
93. Wat
Wat is
is de
hetrichting
nut vanen
eendeachterspoiler
zin van de statische
bij een racewagen? 98. Mag je de formule Fw = µd ∙ FN ook schrijven als
 blz 118 
wrijvingskracht?
N ? Verklaar.
= µ ⋅ F94
Fw oef

95.tralala
Ine sleept
hopsasa een reiskoffer (massa 19,3 kg) 99. Dixie Dansercoer trekt zijn slee (massa 140 kg) ho-
vooruit met constante snelheid van 1,5 m/s. rizontaal vooruit met constante snelheid. De kracht
Ze oefent een constante kracht uit van die hij uitoefent maakt horizontaal een hoek van
130 N onder een hoek van 30°. 25°. De wrijvingscoëfficiënt tussen de slee en het

© Circles
Bereken de ruwe ijs is 0,10. Bereken de grootte van de kracht
grootte van de 30° die hij moet uitoefenen.
wrijvingscoëfficiënt
tussen de koffer en de 100. Een wagen remt met geblokkeerde wielen. Van
ondergrond. welke factoren hangt de remafstand af?
94. Wat is de richting en de zin van de statische O van de massa van de wagen
96. wrijvingskracht?
Een doos met massa 12,0 kg ligt in de laadbak van een O de valversnelling op die plaats
vrachtwagen die 80,0 km/h rijdt. De statische wrijvingscoëf- O hoe 6.2
hard
lb de
6.1 bestuurder
lb op het rempedaal drukt
ficiënt tussen bodem en doos
95. Ine sleept een reiskoffer (massa 19,3 kg) is 0,60. O de
blz beginsnelheid
118
a)
vooruit Wat metgebeurt
constanteer als de vrachtwagen
snelheid van 1,5 m/s. bruusk remt? Ver- Ooef 95
de wrijvingscoëfficiënt tussen banden en wegdek
klaar.
Ze oefent een constante kracht uit van
b) N Hoe
130 onder groot
een mag
hoekdevan maximale
30°. vertraging van de vracht- 101. Leen remt op een verijsd wegdek. Sofie zegt: “Als
wagen zijn, opdat de doos zou blijven liggen? ze remt en haar wielen blokkeren, is de remweg het

© Circles
Bereken de
grootte van de 30° kortst”. Aïsha zegt: “Neen, dan is haar remweg juist
97. Om de wet van
wrijvingscoëfficiënt de traagheid te illustreren trekt Axel een langer”. Wie heeft gelijk?
blad papier (massa
tussen de koffer en de1 m ) weg van onder een blok (massa m2 , 100. Een wagen remt met geblokkeerde wielen. Van
lengte
ondergrond.l) door er gedurende een korte tijd ∆t een constante welke factoren hangt de remafstand af?
kracht F op uit te oefenen. De wrijvingscoëfficiënt tussen O van de massa van de wagen
96. blad en blok
Een doos µ, de 12,0
metismassa wrijving tussen
kg ligt in de blad en tafel
laadbak vaniseen
te ver- O de valversnelling op die plaats
Opwaarlozen.
de koffer werken vier krachten: y
vrachtwagen
→ die 80,0 km/h rijdt. De statische wrijvingscoëf- O hoe hard de bestuurder op het rempedaal drukt
a) F
ficiënt :
Watde zwaartekracht
gebeurt
z tussen bodem er als de kracht F klein is?
→  en doos is 0,60. O de beginsnelheid
b)
a) FN Als : dede
Wat krachterF als
normaalkracht
gebeurt groot
de genoeg
vrachtwagen is, komt het blad
bruusk remt?vanVer- O de wrijvingscoëfficiënt → tussen banden en wegdek
→ onder het blok, maar zal het blok toch een beetje ver- → FI
Fw klaar.
: de wrijvingskracht → FN
b) → schuiven.
grootLeid de
deformule af die de verschuiving geeft 101. Leen remt opFween verijsd
FI :Hoede kracht mag
die Ine maximale
uitoefent vertraging van de vracht- 30° wegdek. Sofie zegt: “Als
als
wagen functie
zijn,van de uitgeoefende
opdat de doos zou blijven kracht.liggen?
Veronderstel ze remt en haar wielen → blokkeren, is de remweg het
dat het blok onmiddellijk stopt als het blad er onderuit kortst”. Aïsha zegt: F“Neen, dan is haar remweg
x juist
z
Voor de wrijvingskracht geldt
97. Om Fde=wet is. van de traagheid te illustreren trekt Axel een langer”. Wie heeft gelijk?
w
µd · FN (1)
blad papier (massa m1) weg van onder een blok (massa m2,
lengte de
Volgens l) door
tweedeer gedurende
wet van Newtoneen korteis tijd ∆t een constante
kracht F
→ → → → op uit te oefenen. De wrijvingscoëfficiënt tussen
bladFzen + Fblok
N
+ Fis +F =m·→ a
w µ,I de wrijving tussen blad en tafel is te ver-

waarlozen.
Wea)kiezen Wathet assenstelsel
gebeurt zoals
er als de in deF figuur
kracht klein is?en projecteren:
x-as: 0 +
b) Als de kracht F groot 0 – F w
+ cos
genoeg is, Ikomt ·het
(30°) · F = m van
ax blad (2)
y-as: -F
onder hetz blok,+ F + 0 + sin (30°) · F
N maar zal het blokI toch een
= m · a
y beetje ver-
(3)
schuiven. Leid de formule af die de verschuiving geeft
als functie
De versnelling a is van
→ nul de uitgeoefende
omdat de koffer met kracht. Veronderstel
constante snelheid wordt voortgetrokken over een vlakke vloer:
Interactie_6.2_Lb.indb 118 a = 0 dat het blok
en ay = 0onmiddellijk stopt als het blad er onderuit 5/08/15 11:21
x
is.
141

93. Wat is het nut van een achterspoiler bij een racewagen? 98. Mag je de formule Fw = µd ∙ FN ook schrijven als
 
Fw = µ ⋅ FN ? Verklaar.

99. Dixie Dansercoer trekt zijn slee (massa 140 kg) ho-
rizontaal vooruit met constante snelheid. De kracht
die hij uitoefent maakt horizontaal een hoek van
25°. De wrijvingscoëfficiënt tussen de slee en het
ruwe ijs is 0,10. Bereken de grootte van de kracht
die hij moet uitoefenen.

Invullen van de gegevens geeft


(2) Fw = cos (30°) · FI
94. Wat is de richting = cos
en de(30°) · 130deN statische
zin van = 11 · 101 N
wrijvingskracht?
(3) FN = Fz – sin (30°) · FI

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


= 19,3 kg(massa
95. Ine sleept een reiskoffer · 9,81 m/s
19,3 –kg)
2
sin (30°) · 130 N
= 124 Nsnelheid van 1,5 m/s.
vooruit met constante
Ze oefent een constante kracht uit van
Invullen in (1)een
130 N onder geefthoek van 30°.
11 · 10
de N = µd · 124 N

© Circles
1
Bereken
Daaruit
groottevolgt
van de 30°
µd = 0,89
wrijvingscoëfficiënt
tussen de koffer en de 100. Een wagen remt met geblokkeerde wielen. Van
ondergrond. welke factoren hangt de remafstand af?
O van de massa van de wagen
96. Een doos met massa 12,0 kg ligt in de laadbak van een 6.2 lb 6.1 lb
O de valversnelling op die plaats
vrachtwagen die 80,0 km/h rijdt. De statische wrijvingscoëf- Oblz 118
hoe hard de bestuurder op het rempedaal drukt
oef 96
ficiënt tussen bodem en doos is 0,60. O de beginsnelheid
a) Wat gebeurt er als de vrachtwagen bruusk remt? Ver- O de wrijvingscoëfficiënt tussen banden en wegdek
klaar.
b) Hoe groot mag de maximale vertraging van de vracht- 101. Leen remt op een verijsd wegdek. Sofie zegt: “Als
wagen zijn, opdat de doos zou blijven liggen? ze remt en haar wielen blokkeren, is de remweg het
kortst”. yAïsha zegt: “Neen, dan is haar remweg juist
97.a)Om de
de doos
wet van de naar
traagheid → →
vliegt vorente(1e
illustreren trekt Axel een
wet van Newton) langer”.
a Wie heeft gelijk? FN
blad papier (massa m1) weg van onder een blok (massa m2, →
l) door tijd ∆ Fw
b)lengte
Tijdens heter gedurende
remmen eenop
werken korte
de doos t een
drie constante
krachten:
kracht F op uit → te oefenen. De wrijvingscoëfficiënt tussen
F : de zwaartekracht
blad en blok is→z µ, de wrijving tussen blad en tafel is te ver-
waarlozen. → FN : de normaalkracht
 x
a) Fw : deerstatische
Wat gebeurt wrijvingskracht (als de doos blijft liggen)
 als de kracht F klein is? →
Fz
b) Als de kracht F groot genoeg is, komt het blad van
onder het blok, maar zal het blok toch een beetje ver-
Letschuiven.
op de zinLeidvan de
de formule
wrijvingskracht:
af die deals de wagen stopt,
verschuiving geeft vliegt de doos naar voren. De wrijvingskracht die de bodem
oefent, is daarom
als functie van denaar achteren gericht.
uitgeoefende kracht. Veronderstel
dat het blok onmiddellijk stopt als het blad er onderuit
Voor
is. de maximale statische wrijvingskracht geldt
Fw ≤ Fw,max = µ · FN (1)

Volgens de tweede wet van Newton is


→ → →
Fz + FN + Fw = m · →
a

We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur en projecteren:


x-as: 0 + 0 – Fw = m · ax (2)
y-as: -Fz + FN + 0 = m · ay (3)

De versnelling →
a is naar achteren gericht, vermits (de vrachtwagen met) de doos vertraagt:
Interactie_6.2_Lb.indb 118 5/08/15 11:21
ax = -a
ay = 0
die hij uitoefent maakt horizontaal een hoek van
25°. De wrijvingscoëfficiënt tussen de slee en het
142 ] Oplossingen ruwe ijs is 0,10. Bereken de grootte van de kracht
die hij moet uitoefenen.

94. Wat is de richting en de zin van de statische


wrijvingskracht?

95. Ine sleept een reiskoffer (massa 19,3 kg)


vooruit met constante snelheid van 1,5 m/s.
Ze oefent een constante kracht uit van
130 N onder een hoek van 30°.

© Circles
Bereken de
De vergelijkingen (2) en (3) geven
grootte van de 30°
(2) Fw = m · (-ax)
wrijvingscoëfficiënt
=m·a
tussen de koffer en de 100. Een wagen remt met geblokkeerde wielen. Van
(3) FN = Fz = m · g
ondergrond. welke factoren hangt de remafstand af?
O van de massa van de wagen
Invullen in (1) geeft
96. Een doos met massa 12,0 kg ligt in de laadbak van een O de valversnelling op die plaats
m·a ≤ µ·m·g
vrachtwagen die 80,0 km/h rijdt. De statische wrijvingscoëf- O hoe hard de bestuurder op het rempedaal drukt
a ≤ µ·g
ficiënt tussen bodem en doos is 0,60. O de beginsnelheid
en dus
a) Wat gebeurt er als de vrachtwagen bruusk remt? Ver- O de wrijvingscoëfficiënt tussen banden en wegdek
a ≤ 0,60 · 9,81 m/s2
klaar.
a ≤ 5,9 m/s2
b) Hoe groot mag de maximale vertraging van de vracht- 101. Leen remt op een verijsd wegdek. Sofie zegt: “Als
wagen zijn, opdat de doos zou blijven liggen? ze remt en haar wielen blokkeren, is de remweg het
kortst”. Aïsha zegt: “Neen, dan is haar remweg juist
6.2 lb 6.1 lb
97. Om de wet van de traagheid te illustreren trekt Axel een langer”.
blz 118
Wie heeft gelijk?
blad papier (massa m1) weg van onder een blok (massa m2, oef 97
lengte l) door er gedurende een korte tijd ∆t een constante
kracht F op uit te oefenen. De wrijvingscoëfficiënt tussen
blad en blok is µ, de wrijving tussen blad en tafel is te ver-
waarlozen. 
a) Wat gebeurt er als de kracht F klein is?
b) Als de kracht F groot genoeg is, komt het blad van
onder het blok, maar zal het blok toch een beetje ver-
schuiven. Leid de formule af die de verschuiving geeft
als functie van de uitgeoefende kracht. Veronderstel
dat het blok onmiddellijk stopt als het blad er onderuit
is.

a) Dan trekt het papier het blok mee.

b) Onderstaande figuur toont de opstelling. Het blok ligt op de rand van het blad. Voor de duidelijkheid is de dikte van het
blad NIET in verhouding getekend.


Fpb
m2
Interactie_6.2_Lb.indb 118 → 5/08/15 11:21
m1 F x


Fbp


We trekken met een (constante) horizontale kracht F het blad papier naar rechts. Het blok ‘wil blijven liggen’ (1e wet

van Newton), maar het papier oefent op het blok een (wrijvings)kracht Fpb naar rechts (*) uit, waardoor het blok wordt
meegetrokken.

Het blok oefent op het blad papier een even grote (wrijvings)kracht Fbp uit.
(*) t.o.v. het blad zou het blok naar links bewegen; de wrijvingskracht is daaraan tegengesteld

De maximale statische wrijvingskracht tussen blad en blok is Fw,max en daarvoor geldt
Fw,max = µs · FN (1)
143

FN (= m2 · g) is de kracht waarmee het blad papier en het blok tegen elkaar gedrukt worden.

Vermits de beweging horizontaal gebeurt, bekijken we enkel de horizontale krachten.

Op het blad papier werken (horizontaal) twee krachten en geldt:

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


→ →
F + Fbp = m · →
a1

Op het blok werkt één kracht:



Fpb = m · →
a2

Beide vergelijkingen projecteren op de x-as geeft


F – Fbp = m1 · a1x (2)
Fpb = m2 · a2x (3)

1e geval: het blad en het blok verschuiven samen (als één geheel). Dan is a1x = a2x.
De versnelling elimineren uit (2) en (3) geeft
Fpb = F (4)
1 + m1 / m2

De kracht Fpb die het blok meetrekt, is de statische wrijvingskracht. Die kracht is begrensd:
Fpb ≤ Fw,max

In die vergelijking (1) en (4) invullen geeft


F ≤ µs · FN
1 + m1 / m2
Het blad en het blok verschuiven bijgevolg als één geheel als
F ≤ (1 + m1/m2) · µs · FN

2e geval: het blad wordt onder het blok uit getrokken. Dat is het geval als
F > (1 + m1/m2) · µs · FN
De versnelling van het blok (a2x) is kleiner dan die van het blad (a1x). Ga dat na.

De kracht van het papier op het blok is nu de dynamische wrijvingskracht Fw:
Fpb = Fw (= µd · FN) (5) (Voor de eenvoud kun je aannemen dat µs = µd).

Als de krachten constant zijn, voeren zowel het blad als het blok een EVB uit t.o.v. de x-as.
De verplaatsing Δx t.o.v. de tafel is
a1x
voor het blad: Δx1 = · (Δt) 2
2
a
voor het blok: Δx2 = 2x · (Δt) 2
2
ax1 en ax2 vervangen gebruik makend van de formules (2), (3) en (5) geeft
F – Fw
voor het blad Δx1 = · (Δt) 2 (6)
2 · m1
F
voor het blok Δx2 = w · (Δt) 2 (7)
2 · m2
144 ] Oplossingen


Terwijl je trekt, oefent het blad papier de kracht Fw uit op het blok, maar slechts zolang het blad zich onder het blok
bevindt!
Omdat het blok op de rand van het blad ligt, komt het blad komt onder het blok uit als
Δx1 = Δx2 + l (8)

Dan valt de kracht Fw weg en komt het blok op de tafel tot rust. (We nemen aan dat dat onmiddellijk gebeurt.)

(6) en (7) invullen in (8) geeft


F – Fw
· (Δt) 2 = Fw · (Δt) 2 + l
2 · m1 2 · m2
Δt is de tijdsduur waarna het blad onder het blok vandaan komt. Uitwerken geeft

Δt = 2·l
F – Fw Fw

m1 m2
Dat invullen in (7) en uitwerken geeft de verplaatsing Δx2 van het blok:.
l
Δx2 =
F – 1 · m2 – 1
dF n m
w 1

Hoe groter F, hoe kleiner de verplaatsing Δx2 van het blok.

Op de cd-rom vind je het Excelbestand Wet van de traagheid.xls waarmee je onmiddellijk de resultaten bekomt.
Bv. massa blad m1 = 5 g; massa blokje m2 = 200 g; lengte blokje l = 10 cm; grootte van de kracht op het blad F = 2 N;
wrijvingscoëfficiënt tussen blad en blok µ = 0,60.
De verschuiving van het blok is in dat geval 3,7 mm.

gen? 98. Mag je de formule Fw = µd ∙ FN ook schrijven als 6.2 lb 6.1 lb


  blz 118
Fw = µ ⋅ FN ? Verklaar.
oef 98

99. Dixie Dansercoer trekt zijn slee (massa 140 kg) ho-
→ →
Nee, want vooruit
rizontaal de krachten Fw en FN hebben
met constante een De
snelheid. verschillende
kracht richting.
die hij uitoefent maakt horizontaal een hoek van
25°. De wrijvingscoëfficiënt tussen de slee en het
ruwe ijs is 0,10. Bereken de grootte van de kracht
die hij moet uitoefenen.
© Circles

100. Een wagen remt met geblokkeerde wielen. Van


welke factoren hangt de remafstand af?
O van de massa van de wagen
een O de valversnelling op die plaats
145

gen? 98. Mag je de formule Fw = µd ∙ FN ook schrijven als


 
Fw = µ ⋅ FN ? Verklaar.

99. Dixie Dansercoer trekt zijn slee (massa 140 kg) ho- 6.2 lb 6.1 lb
blz 118
rizontaal vooruit met constante snelheid. De kracht
oef 99
die hij uitoefent maakt horizontaal een hoek van
25°. De wrijvingscoëfficiënt tussen de slee en het
ruwe ijs is 0,10. Bereken de grootte van de kracht

K INE M ATICA E N DY NAM ICA


die hij moet uitoefenen.

© Circles

100. Een wagen remt met geblokkeerde wielen. Van


Op dat welke
systeem werkenhangt
factoren vier krachten:
de remafstand af?
y
O van de massa
de zwaartekracht Fz
→ van de wagen
een O de valversnelling

op die plaats
ngscoëf- de normaalkracht
O hoe hard de Fbestuurder
N op het rempedaal drukt 
O de beginsnelheid → FN 
de trekkracht die Dixie uitoefent FD FD
mt? Ver- O de wrijvingscoëfficiënt tussen banden en wegdek
→ 
de (dynamische) wrijvingskracht Fw Fw 25° x
e vracht- 101. Leen remt op een verijsd wegdek. Sofie zegt: “Als
Volgenszede tweede
remt wet wielen
en haar van Newton geldt is de remweg het
blokkeren, 
→ kortst”. Fz
Fz + FN + FD Aïsha
→ → → zegt:
+F =m·→ a “Neen, dan is haar remweg juist
een langer”. Wiew heeft gelijk?
ssa m2, We kiezen het assenstelsel zoals in de figuur. Projecteren geeft
onstante op de x-as: 0 + 0 + FD · cos 25° – Fw = m · ax (1)
ussen op de y-as: -Fz + FN + FD · sin 25° + 0 = m · ay (2)
te ver-
De zwaartekracht is
Fz = m · g = 140 kg · 9,81 N/kg = 137 · 101 N
d van
etje ver- Voor de wrijvingskracht geldt
ng geeft Fw = µd · FN = 0,10 · FN
derstel

onderuit De versnelling a is nul omdat de slee horizontaal beweegt met constante snelheid.

Invullen in (1) en (2) geeft


+FD · cos 25° – 0,10 · FN = 0 (3)
-137 · 10 N + FN + FD · sin 25° = 0 (4)

Uit (3) volgt


FD · cos 25°
FN = = 9,1 · FD
0, 10

5/08/15 11:21
gen? 98. Mag je de formule Fw = µd ∙ FN ook schrijven als
 
146 ] Fw = µ ⋅ FN ? Verklaar.
Oplossingen

99. Dixie Dansercoer trekt zijn slee (massa 140 kg) ho-
rizontaal vooruit met constante snelheid. De kracht
gen? 98. die
Maghij
je uitoefent Fw = µhorizontaal
de formulemaakt d ∙ FN ook schrijven
een hoekalsvan
 
25°.
Fw = De N ? Verklaar.
µ ⋅ Fwrijvingscoëfficiënt tussen de slee en het
ruwe ijs is 0,10. Bereken de grootte van de kracht
99. Dixie
die hijDansercoer trekt zijn slee (massa 140 kg) ho-
moet uitoefenen.
rizontaal vooruit met constante snelheid. De kracht
die hij uitoefent maakt horizontaal een hoek van
25°. De wrijvingscoëfficiënt tussen de slee en het
ruwe ijs is 0,10. Bereken de grootte van de kracht
die hij moet uitoefenen.
Dat invullen in (4) geeft
-137 · 10 N + 9,1 · FD + FD · sin 25° = 0

en daaruit
FD = 14 · 101 N

© Circles
6.2 lb 6.1 lb
100. Een wagen remt met geblokkeerde wielen. Van
blz 118
welke factoren hangt de remafstand af? oef 100
© Circles

O van de massa van de wagen


een O de valversnelling op die plaats
ngscoëf- O hoe hard de bestuurder op het rempedaal drukt
100. Een
O dewagen remt met geblokkeerde wielen. Van
beginsnelheid
mt? Ver- welke factoren hangt de remafstand
O de wrijvingscoëfficiënt tussen bandenaf? en wegdek
O van de massa van de wagen
eeen
vracht- 101. O de valversnelling
Leen op diewegdek.
remt op een verijsd plaats Sofie zegt: “Als
ngscoëf- Hoera O
zehoe
remthard de bestuurder
en haar op het rempedaal
wielen blokkeren, drukthet
is de remweg
O de beginsnelheid
kortst”. Aïsha zegt: “Neen, dan is haar remweg juist
mt? Ver-
een O de wrijvingscoëfficiënt
langer”. Wie heeft gelijk?tussen banden en wegdek
ssa m2,
6.2 lb 6.1 lb
e vracht-
onstante 101. Leen remt op een verijsd wegdek. Sofie zegt: “Als
blz 118
ussen ze remt en haar wielen blokkeren, is de remweg het oef 101
te ver- kortst”. Aïsha zegt: “Neen, dan is haar remweg juist
een langer”. Wie heeft gelijk?
ssa m2,
onstante
d van
ussen
etje ver- We zijn er
te geeft
ng ver-
derstel
onderuit
d van
etje ver-
ng geeft
derstel
onderuit

5/08/15 11:21

5/08/15 11:21

You might also like