You are on page 1of 4

Leerstofoverzicht Ex1 6WI

Verloop van functies


Hoofdstuk 4: Verloop van goniometrische en cyclometrische functies
4.1 Goniometrische functies
 Verloop van goniometrische functies kunnen bepalen
4.2 Toepassingen
 Toepassingen van goniometrische functies m.b.v. verloop kunnen oplossen
 Extremumproblemen
4.3 Cyclometrische functies
 De afgeleide van cyclometrische functies kunnen bepalen
4.4 Verloop van cyclometrische functies
 Verloop van cyclometrische functies kunnen bepalen

Hoofdstuk 2: Verloop van exponentiële en logaritmische functies


2.1 Herhaling
 kenmerken van de grafiek van een exponentiële functie kennen
 kenmerken van de grafiek van een logaritmische functie kennen
 rekenregels voor logaritmen kunnen toepassen
2.2 Afgeleide van exponentiële en logaritmische functies (in boek is dit 2.2 tot 2.6)
 afgeleide van exponentiële functies kennen, uitdrukking kunnen bewijzen en kunnen
toepassen
 het getal e en natuurlijke logaritmen kennen
 afgeleide van logaritmische functies kennen, uitdrukking kunnen bewijzen en toepassen
2.7 Toepassingen
g ( x)
 de uitdrukking voor de afgeleide van de functie (f ( x )) kunnen bewijzen en
toepassen
 limieten van exponentiële en logaritmische functies kunnen berekenen
 limieten van functies kunnen berekenen al dan niet door gebruik te maken van
exponentiële en logaritmische functies
2.8 Volledig verloop van exponentiële en logaritmische functies
 het volledige verloop van exponentiële en logaritmische functies kunnen bepalen
 vraagstukken die aanleiding geven tot exponentiële of logaritmische functies kunnen
oplossen

Hoofdstuk 3: Hyperbolische functies


3.1 Definities
 cosh, sinh, tanh en coth kunnen definiëren d.m.v. exponentiële functies
3.2 Eigenschappen
 de hoofdeigenschap kennen, kunnen bewijzen en kunnen toepassen
 het verband tussen tanh, coth, en sinh en cosh kennen
 de afgeleide van de hyperbolische functies kennen, kunnen bewijzen en kunnen toepassen
3.3 Hyperbolische cosinusfunctie
 het verloop van de cosh kunnen bepalen

Hoofdstuk 5: Differentialen
5.1 Differentiaal van en functie
 het begrip differentiaal kennen
 de differentiaal van een functie kunnen bepalen
 de differentiaal kunnen toepassen om functiewaarden te benaderen
5.2 Partiële afgeleide
 het begrip partiële afgeleide kennen en kunnen toepassen
 partiële afgeleiden van hogere orde kunnen bepalen
 het begrip totale differentiaal kennen en deze kunnen bepalen
 de formule van Leibniz kennen en kunnen toepassen

Integralen
Hoofdstuk 1: Bepaalde integralen
1.1 Het ontstaan van de integraalrekening
niet kennen
1.2 Riemann-sommen
niet kennen
1.3 Definitie van een bepaalde integraal
 de definitie van een bepaalde integraal kennen
1.4 Oppervlakte met toestandsteken
 het begrip georiënteerde oppervlakte kennen
 de georiënteerde oppervlakte kunnen bepalen m.b.v. integralen en dit grafisch kunnen
interpreteren
1.5 Praktische werkwijze voor het berekenen van een bepaalde integraal
 bepaalde integralen kunnen berekenen met GRM
1.6 Optelbaarheid van de bepaalde integraal
 eigenschap bij het verwisselen van de grenzen van een bepaalde integraal kennen, kunnen
bewijzen en kunnen toepassen
 eigenschap van de optelbaarheid van bepaalde integralen kennen, kunnen bewijzen en
kunnen toepassen
 eigenschap van lineariteit van bepaalde integralen kennen en kunnen toepassen
1.9 Hoofdstelling in de integraalrekening
 het begrip integraalfunctie kennen en kunnen toepassen
 de middelwaardestelling van de integraalrekening kunnen formuleren, grafisch
interpreteren, bewijzen en toepassen
 de hoofdstelling van de integraalrekening kunnen formuleren en toepassen
 het begrip primitieve functie kennen
 de eigenschap dat 2 primitieve functies in een constante verschillen kennen en kunnen
bewijzen
 de primitieve functie van een functie kunnen bepalen
 uitdrukking om bepaalde integralen te berekenen a.d.h.v. primitieve functies kennen,
kunnen bewijzen en kunnen toepassen
1.7 Oppervlakte tussen en kromme en de x-as
 de oppervlakte tussen de grafiek van een functie en de x-as kunnen schrijven met
integralen en kunnen berekenen
1.8 Oppervlakte tussen twee krommen
 de oppervlakte tussen twee krommen m.b.v. bepaalde integralen kunnen bepalen
 toepassingen van bepaalde integralen die te maken hebben met het voorgaande kunnen
oplossen

Hoofdstuk 2: Integratietechnieken
2.1 Fundamentele integralen
 het begrip onbepaalde integraal kennen
 de fundamentele integralen kennen
 integratie door splitsen kunnen toepassen
2.2 Integratie door substitutie
 integralen kunnen bepalen door gebruik te maken van substitutie
 probleemstellingen kunnen oplossen door gebruik te maken van integralen
2.3 Partiële integratie
 de methode van partiële integratie kunnen toepassen bij bepaalde en onbepaalde integralen
2.4 Integralen van rationale functies
 rationale uitdrukkingen kunnen splitsen in partieelbreuken
 euclidische deling kunnen uitvoeren
 integralen van rationale functies kunnen bepalen
2.5 Integralen van goniometrische functies
 integralen van goniometrische functies kunnen bepalen door de juiste techniek toe te
passen:
1) gebruik van goniometrische formules
2) t-formules
3) ...
2.6 Integralen van irrationale functies
 goniometrische substitutie kunnen toepassen
 toepassingen (oppervlakte cirkel en cirkelsegment) van goniometrische substitutie kennen
 integralen van irrationale functies kunnen bepalen door de juiste techniek toe te passen
2.7 Oneigenlijke integralen
 oneigenlijke integralen van de 1ste en 2de soort kunnen bepalen
 probleemstellingen kunnen oplossen m.b.v. oneigenlijke integralen

Hoofdstuk 4: Toepassingen van de integraalrekening


4.1 Inhoud van lichamen
 de formule om de inhoud van een omwentelingslichaam te bepalen kennen en kunnen
toepassen (ook als gedraaid wordt rond de y-as)
 het volume tussen twee wentelende krommen kunnen bepalen
 Toepassingen van omwentelingslichamen kennen
4.2 Booglente van een vlakke kromme
 de formule om de booglengte van een grafiek te bepalen kennen en kunnen toepassen
4.3 Manteloppervlakte van omwentelingslichamen
 de formule om de manteloppervlakte van een omwentelingslichaam te bepalen kennen en
kunnen toepassen (ook bij draaien rond de y-as)
 toepassing: oppervlakte van een bol

Hoofdstuk 5: Toepassingen van integralen in andere discipline


5.1 Toepassingen in de fysica
 positie, snelheid, versnelling, positieverandering en afgelegde weg kunnen bepalen door
gebruik te maken van afgeleiden en integralen

Differentiaalvergelijkingen
Hoofdstuk 1: definities, begrippen en notaties
 Graad en orde van een differentiaalvergelijking kunnen bepalen
 De oplossing van een differentiaalvergelijking kunnen nagaan
 Algemene en particuliere oplossing kunnen herkennen
 Een probleemstelling kunnen omzetten in een differentiaalvergelijking
Hoofdstuk 2: Eerste orde differentiaalvergelijkingen
 eerste orde differentiaalvergelijkingen van één van de drie vormen (A, B en C) kunnen
oplossen
 uitdrukking voor algemene oplossing van een eerste orde differentiaalvergelijking van
vorm A en vorm C kunnen bewijzen
 Probleemstellingen kunnen oplossen met behulp van eerste orde
differentiaalvergelijkingen (en daarbij gebruik maken van de wet van Newton)

Hoofdstuk 3: Tweede orde differentiaalvergelijkingen


 uitdrukking voor algemene oplossing van een tweede orde differentiaalvergelijking van
vorm D kunnen bewijzen
 Tweede orde differentiaalvergelijkingen van één van de twee vormen (D of E) kunnen
oplossen
 Probleemstellingen kunnen oplossen met behulp van tweede orde
differentiaalvergelijkingen (en daarbij gebruik maken van de wet van Newton)

Examen
Het examen verloopt in twee delen (2 dagen van telkens 4 uur). De eerste dag (4/12) wordt de
leerstof van ‘integralen’ getest (uitgezonderd oneigenlijke integralen) en de 2de dag (5/12) gaat
over ‘oneigenlijke integralen’, ‘verloop van functies’ en ‘differentiaalvergelijkingen’.

De leerstof die je moet kennen is hierboven beknopt weergegeven, maar je kan er niet van uit
gaan dat alles ertussen staat. Wat betreft oefeningen moet je eigenlijk alles kennen wat we
gezien hebben (behalve boven- en ondersom). Wat betreft de bewijzen, moet je enkel diegene
kennen die hierboven vermeld staan als te kennen. Als je van een bepaald leerstofonderdeel
niet goed weet of je het al dan niet moet kennen, aarzel dan niet om het te vragen.

Je krijgt telkens het formularium van goniometrie bij je examen en je mag steeds je
rekentoestel bij je hebben. Naast de vraag zal (net als bij de toetsen) genoteerd staan of je
voor die vraag je GRM mag gebruiken.

You might also like