You are on page 1of 9

Studiewijzer Wiskunde

Semester: WP1

Cursuscode: W-P1-WIS1-20 Wiskunde 1

Docenten: Aad Sluijter en Tori Robeerts

• Toegepaste Wiskunde voor het hoger


onderwijs deel 1, Blankespoor-de
Literatuur: Joode-Sluijter; 6-de druk;
ISBN 978 90 06 48730 5
• Dictaat Vectorrekening-Aad Sluijter

1
Inleiding

Wiskunde
Wiskunde is een belangrijk basisvak in elke technische hbo-opleiding. Bij vrijwel elk probleem
dat zich in de techniek voordoet is een gedegen kennis van de wiskunde noodzakelijk. Voor het
opstellen van een wiskundig model van een probleem uit de techniek is het nodig dat men over
een volledig overzicht van wiskundige technieken beschikt. Voor het toepassen van
wiskundige technieken is het belangrijk dat men over een aantal vaardigheden beschikt. In het
begin van de studie zal veel geoefend worden met vaardigheden, waarvan de basiskennis al in
het Havo is aangebracht.

In het boek "Toegepaste Wiskunde voor het hoger onderwijs deel 1" is terdege rekening
gehouden met het feit dat sommige vaardigheden op het havo in een andere context behandeld
worden. Voor het havo-examen was het van belang over een aantal algemene vaardigheden te
beschikken, voor toepassing in de techniek zijn sommige vaardigheden van veel groter belang
dan andere aangeleerde vaardigheden.

Ook wordt veel aandacht geschonken aan het systematisch oplossen van vraagstukken. Voor
het toepassen van de wiskunde in de techniek is ervaring door oefening een manier om de
leerdoelen te bereiken. Daarbij kan een systematische probleemaanpak zeer behulpzaam zijn.
Immers, niet iedere student beschikt over zoveel intuïtie dat voor het oplossen van een
probleem meteen de juiste aanpak wordt gekozen.

De W-Bachelor dient aan een aantal competenties te voldoen. Om deze competenties te


verwerven en om te groeien in het technisch denken is een goede wiskundige basis onmisbaar.
Tijdens deze studiebelastinguren wordt gewerkt om die basis te leggen en uit te breiden.

Benodigde voorkennis

Voor studenten met het profiel natuur en techniek sluit de behandelde stof uitstekend aan. Een
aantal begrippen uit de havo-wiskunde wordt kort herhaald, andere begrippen zullen nieuw
voorkomen. Veel vaardigheden, al aangeleerd op de havo, zullen worden opgehaald en
verdiept.

2
Leerdoelen

1. LEERDOELEN BETREKKING HEBBENDE OP DEFINIËREN EN FORMULEREN

De student moet:
g
In eigen woorden log a kunnen formuleren.
De volgende begrippen kunnen omschrijven:
- functie van één variabele;
- domein en bereik van een functie;
- stijgende en dalende functie;
- exponenten;
- het getal e en de ln;
- samengestelde functies.
De volgende begrippen kunnen omschrijven:
- stijgende en dalende functie
- de differentialen dx en dy
- het getal e en de ln;
- samengestelde functie
In eigen woorden kunnen formuleren wat lim f ( x) = L betekent.
x→a

De volgende standaardlimiet kennen:


1
lim α = 0 , voor alle α > 0
x →∞
x
De verschillende notaties kennen van de eerste, tweede en hogere afgeleiden.
Het begrip primitieve functie kunnen omschrijven.
De standaardintegralen kennen.

2. LEERDOELEN BETREKKING HEBBENDE OP VAARDIGHEDEN

De student moet:
De volgende rekenkundige operaties op algebraïsche vormen kunnen verantwoorden en
uitvoeren:
- breuken bewerken;
- kwadrateren;
- op nul herleiden.
Een gebroken (on)gelijkheid kunnen oplossen met behulp van een tekenoverzicht of een
grafiek.
De rekenregels voor logaritmen kennen en kunnen toepassen.
Logaritmische (on)gelijkheden kunnen oplossen.
Met natuurlijke en oneigenlijke machten kunnen rekenen.
Exponentiële (on)gelijkheden kunnen oplossen.
Graden kunnen uitdrukken in radialen en visa-versa.
In driehoeken met gegeven hoeken en/of zijden de overige hoeken en zijden kunnen
berekenen
Eenvoudige goniometrische vergelijkingen kunnen oplossen met behulp van formules; zie
voor formules het formuleboekje “Wiskunde Formuleboekje” van Aad Sluijter.

3
De grafieken van f ( x) = arcsin( x) , f ( x) = arccos( x) en f ( x) = arctan( x) kunnen schetsen.
De onbepaalde vormen 0
0 , ∞∞ , 0 . ∞ en ∞ - ∞ kunnen herkennen.
Een limiet van een onbepaalde vorm kunnen berekenen door
- deling door de hoogste macht van x en/of
- deling door de nulmakende factor en/of
- om te werken naar een standaardlimiet.
De eerste afgeleide van een expliciete functie kunnen berekenen met behulp van de definitie-
formule van de eerste afgeleide;
De volgende rekenregels voor het differentiëren kunnen toepassen:
- som- en verschilregel;
- produktregel;
- quotiëntregel;
- kettingregel
op combinaties van enkelvoudige en/of samengestelde functies.
Een (on)bepaalde integraal met behulp van de lijst met standaardintegralen kunnen
berekenen.
De substitutiemethode van de integraalrekening beheersen.
Vectoren in ℝ𝑛𝑛 bij elkaar kunnen optellen en aftrekken.
Een vector in ℝ𝑛𝑛 met een scalair kunnen vermenigvuldigen.
Vectoren in het vlak grafisch kunnen optellen, aftrekken (parallellogram-constructie) en met
een scalair kunnen vermenigvuldigen.
Het inwendig product van twee vectoren in ℝ𝑛𝑛 kunnen berekenen.
De hoek tussen twee vectoren in ℝ𝑛𝑛 kunnen bepalen.
Het uitwendig product van twee vectoren in ℝ3 kunnen berekenen.
Vectorrekening kunnen toepassen op praktische problemen uit de mechanica.

3. LEERDOELEN BETREKKING HEBBENDE OP ANALYSEREN

De student moet:
Een kwadratische functie y = f ( x) = ax 2 + bx + c zonder gebruik te maken van differentiaal-
rekening kunnen analyseren door:
- kwadraatafsplitsen;
- bepaling van de top en de snijpunten met de coördinaatassen
en met behulp van het bovenstaande een grafiek kunnen tekenen.
Een logaritmische functie van het type= y f= ( x) g log(ax + b) zonder hulpmiddelen zoals
rekenapparatuur en differentiaalrekening kunnen analyseren aan de hand van:
- het domein;
- de snijpunten met de coördinaatassen
en met behulp van het bovenstaande een grafiek kunnen tekenen.
( )
De grafiek van een exponentiële functie van het type f ( x) = c a bx kunnen schetsen aan de
x
hand van de standaardfunctie f ( x) = a zonder hulpmiddelen zoals rekenapparatuur en
differentiaalrekening.
Exponentiële functies kunnen toepassen in exponentiële groeiprocessen, zoals die

4
bijvoorbeeld in de natuurkunde en in de bedrijfskunde voorkomen.
Kunnen beschrijven wat het verband is tussen de grafiek van y = f (x) en van
y =a ⋅ f ( bx + c ) + d .
Een goniometrische functie van het type y= f ( x= ) a sin(bx + c) + d zonder hulpmiddelen
zoals rekenapparatuur en differentiaalrekening kunnen analyseren door:
- bepalen van de amplitude;
- bepalen van de periode;
- bepalen van de faseverschuiving;
- bepalen van het "voorlopig beginpunt"
en met behulp van het bovenstaande een grafiek kunnen tekenen.
Uit de beschrijving van een "verschijnsel" een wiskundig model kunnen opstellen, dat
geanalyseerd kan worden. Bij deze modelvorming dienen de volgende stappen gevolgd te
worden:
- herkenning en definiëring van de relevante (bekende en onbekende)
variabelen;
- toekennen van de gegevens, invulling of berekening van de parameters;
- opstellen van de relevante betrekkingen en herleiding daarvan in
handzame vorm.
Het verschil kunnen uitleggen tussen differentiequotiënt en differentiaalquotiënt;
Het verband kennen tussen de richtingscoëfficiënt van de raaklijn, de eerste afgeleide en het
begrip snelheid en dit verband aan de hand van een grafiek kunnen toelichten.
Een differentiaal van een functie van één variabele kunnen toepassen als benadering van een
exacte waarde.
Functies kunnen onderzoeken op domein, asymptoten, snijpunten met de assen, extremen en
bereik.

Met deze leerdoelen wordt gewerkt aan de volgende competenties:


• Kan kennis en vaardigheden delen, up to date houden en uitbreiden
• Kan modellerings-, simulatie, meet- en beproevingstechnieken gebruiken.
• Kan ideeën genereren en kan initiatieven nemen.
In het algemeen werkt de student aan de algemene hbo-competenties 10, 11, 12, 13 en 14:

10 kritisch te handelen (wo analytisch en probleemoplossend vermogen en


onderbouwen keuzen, oordeelsvorming)
11 een probleem systematisch aan te pakken
(wo creatief en plan- en projectmatig werken)
12 samen te werken (w.o. sociaal communicatieve vaardigheden)
13 zichzelf professioneel te ontwikkelen
14 zelfverantwoordelijk werken

5
Weekplanning

Aantal contacturen: 5 Fysieke lesuren. Het 5-de uur is bestemd voor mensen, die minder
wiskunde in de vooropleiding hebben gehad.
Notatie: de paragraafnummers zijn uit het voorgeschreven boek of uit het dictaat (§ Vx.y).
N.B. Er kan van deze planning worden afgeweken, mededelingen tijdens de les.

Onderwijsweek 1
Hoofdstuk 1 Basisvaardigheden
- Inleiding: § 1.1
sommen: § 1.1 som 1, 2
- Rekenvaardigheden: § 1.2
sommen: § 1.2 som 2, 3, 4, 5
- Symbolisch rekenen: § 1.3 ;
sommen: § 1.3 som 1, 2, 3, 4 a t/m d, 5 t/m 12.
Extra: bewerkingen op symbolische breuken; sommen worden verstrekt.
- Het oplossen van vergelijkingen § 1.4;
sommen: § 1.4 som 1, 2, 3, 5, 6

Onderwijsweek 2
- Oplossen van ongelijkheden § 1.5;
sommen: § 1.5 som 1
- Machten: § 1.6;
sommen: § 1.6 som 1, 2, 3, 5
- Logaritmen: § 1.7;
sommen: § 1.7 som 1, 2, 3, 4, 5
- Herhalingsopgaven: § 1.9
sommen: § 1.9 som 1 t/m 8, 12, 13

Onderwijsweek 3
Hoofdstuk 2 Functies
- Inleiding functies: § 2.1
sommen: § 2.1 som 1 a, b, d
- Machtsfuncties: § 2.2.1, § 2.2.2
sommen: § 2.2 som 1 t/m 6
- Exponentiële functies: § 2.3;
sommen: § 2.3 som 2 a t/m d; 3 a t/m d
Extra sommen: worden uitgedeeld
- Logaritmische functies: § 2.4;
sommen: § 2.4 som 3 a t/m g; 4 a t/m g
Extra sommen: worden uitgedeeld

6
Onderwijsweek 4
- Inverse functies: § 2.7;
sommen: § 2.7 som 1, 2
- Herhalingsopgaven: § 2.9
sommen: § 2.9 som 4, 5, 12, 13
Hoofdstuk 3 Goniometrie
- Driehoeksmeetkunde: § 3.2
sommen: § 3.2 som 1, 6, 7, 8, 9
- Goniometrische functies: § 3.3
- Gonioformules: § 3.4

Onderwijsweek 5
- De cyclometrische functies: § 3.5
sommen: § 3.5 som 1
- Goniometrische vergelijkingen: § 3.6
sommen: § 3.6 som 1, 4 a, b, c
- Herhalingsopgaven: § 3.7
sommen: § 3.7 som 3 , 4, 5 a, b, d

Onderwijsweek 6
Vectorrekening (als we eraan toekomen)
- Inleiding vectoren, rekenen met vectoren, het inwendig product
§ V2.2 en § V2.3.
sommen: § V2.2 som 1 t/m 4; § V2.3 som 1 t/m 5
- Het uitwendig product: § V2.4
sommen: § V2.4 som 1 t/m 4

Onderwijsweek 7
- Uitloop van het programma. Herhaling en toetstraining

Onderwijsweek 8
Eindtoets WIS1T1 over het 1-ste blok (onderwijsweek 1 t/m 7).

Onderwijsweek 10
Herkansing eindtoets WIS1T1 over het 1-ste blok (onderwijsweek 1 t/m 7).

Onderwijsweek 11
- Het limietbegrip § 4.1
- Het berekenen van limieten § 4.2 tot “limieten van goniometrische functies”.
sommen: § 4.2 som 1, 2 a, b, 3 c, f, 4 a, b, c
- Inleiding tot de differentiaalrekening § 4.4
- sommen: § 4.4 som 1, 5, 6, 8, 9

7
Onderwijsweek 12
- De afgeleide van een aantal standaardfuncties en rekenregels § 4.5
sommen: § 4.5 som 1 t/m 6, 9, 10, 11
- De kettingregel: § 4.6
sommen: § 4.6 som 1 t/m 5
- De afgeleide van exponentiële en logaritmische functies: § 4.7.
sommen: § 4.7 som 1 t/m 6

Onderwijsweek 13
- De afgeleide van de cyclometrische functies § 4.9
sommen: § 4.9 som 1, 2
- Afgeleiden van hogere orde: § 4.10
sommen: § 4.10 som 1, 3 b-c

Onderwijsweek 14
- Stijgende en dalende functies en de afgeleide: § 5.1
- Minima en maxima § 5.2, § 5.4 gedeeltelijk (geen buigpunten)
- sommen: § 5.2 som 1 a-b-c-d-e, 2 b-d en uitgedeelde opgaven par. 5.4.

Onderwijsweek 15
- Praktijktoepassingen van de differentiaalrekening: § 5.5
sommen: § 5.5 som 1, 2, 6, 7 + uitgedeelde sommen

Onderwijsweek 16
- Onbepaalde integralen: § 6.1
sommen: § 6.1 som 1, 2

Onderwijsweek 17
- Uitloop en herhaling van het programma

Onderwijsweek 18
Eindtoets WIS1T2 over het 2-de blok (onderwijsweek 11 t/m 17).

Onderwijsweek 20
Herkansing eindtoets WIS1T2 over het 2-de blok (onderwijsweek 11 t/m 17).

8
Toetsing

Toetsing en beoordeling.

Er worden in blok 1 vijf digitale tussentoetsen gehouden met het digitale toetspakket
Möbius Assessment. Het rekenkundig gemiddelde van de tussentoetscijfers telt voor 25 %
mee voor het cijfer van de schriftelijke toets WIS1T1 (toets over het eerste blok), wanneer het
berekende resultaat van de tussentoetsen het cijfer van de reguliere schriftelijke toets positief
beïnvloedt. Het resultaat van de tussentoetsen is niet geldig bij een eventuele herkansing van
de schriftelijke toets WIS1T1.
In blok 2 wordt een schriftelijke tussentoets en een toets met het digitale toetspakket Möbius
Assessment gehouden, die tezamen voor 25 % meetellen voor het cijfer van WIS1T2 (toets
over het tweede blok), wanneer het resultaat van deze tussentoetsen het cijfer van de reguliere
toets positief beïnvloedt.
Het bodemcijfer van de toets WIS1T1 is 4,5 en het bodemcijfer van de toets WIS1T2 is
eveneens 4,5.
De studiepunten worden toegekend als het rekenkundig gemiddelde van de behaalde cijfers
minimaal 5,5 is en voor beide onderdelen het bodemcijfer is behaald.

Voorbeeldtoetsen

Van elke eindtoets wordt een voorbeeldtoets met uitwerking op BlackBoard geplaatst.

You might also like