Professional Documents
Culture Documents
Voorbereidingsformulier 2 BaLO
Naam student: Alina Peeters Datum:
Beeldvorming:
Relevante aspecten/kenmerken uit de beeldvorming van de groep?
Relevante informatie uit voorgaande aanbodmomenten, de school, de omgeving, actualiteit…?
Er zitten 22 leerlingen in de klas
Het is voornamelijk een taalarme klas.
1 meisje is nog maar enkele maanden in België, dus ze kan enkel nog maar de basis. (M)
2 jongens hebben moeite met Nederlands. (O, Ne)
Er zijn 5 kinderen met concentratieproblemen. (A, L, K, Ne, Ni)
Y, E, M en E mogen sneller doorwerken.
extra mapje voor als ze klaar zijn
Ne en L willen vaak te snel werken waardoor ze fouten maken
I, E en No heeft het moeilijk met de getallen tot 100 en het optellen tot 100 (vooraan in de klas zetten)
Algemene doelen:
Situering in het leerplan en de eindtermen (ZILL)
Situering in de eindtermen:
- ...
Situering in het leerplan:
SErv3 Samenwerken met anderen en zo bijdragen aan het realiseren van een gemeenschappelijk doel
5 – 12 Op een gezonde manier omgaan met competitie - elkaar aanmoedigen
WDlw2 Wiskundige kennis en vaardigheden efficiënt en met inzicht hanteren
WDlw3 Wiskundige problemen oplossen in betekenisvolle situaties binnen en buiten de klas en de
redeneringen daarbij onderbouwen, vergelijken, bijsturen, weergeven en beoordelen
2.5 – 6 Een concreet wiskundig probleem oplossen
6 – 9 Eenvoudige gegevens wiskundig vertalen
6 – 9 Eenvoudige typevraagstukken (met de vier basisbewerkingen) over gekende leerinhouden
oplossen
6 – 9 Eenvoudige problemen zoals rekenraadsels, breinbrekers en andere wiskundige problemen
1
met betrekking tot getallen, meten en meetkunde oplossen, oplossingen onderzoeken, vergelijken,
bijsturen, beargumenteren, bespreken en daarbij wiskundige heuristieken ontdekken, kennen en
gebruiken zoals
o Veronderstellen
o Proberen en controleren
o Een tekening maken
o Omgevingsmateriaal gebruiken
o Naar analogie werken
o Patronen zoeken in gegevens
o Lijsten of tabellen gebruiken
o Noodzakelijke en overbodige gegevens onderscheiden
o Elimineren
2
o Factor(en), vermenigvuldiger, vermenigvuldigtal, deeltal, deler
WDrv4 Handig hoofdrekenen
Aftrekken
o Natuurlijke getallen
6 – 7 Aftrekkingen met een aftrektal ≤ 20 en een aftrekker ≤ 10 paraat kennen
6 – 7 Aftrekkingen met een aftrektal ≤20 uitvoeren volgens standaardprocedures -
de oplossing wiskundig correct noteren
7 – 8 Aftrekkingen met een aftrektal ≤100 uitvoeren volgens standaardprocedures
- de oplossing wiskundig correct noteren
6 – 12 Parate kennis onderhouden
Concrete lesdoelen:
Wat verwacht je te zien aan het einde van je aanbod?
- In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen tot 100 uitvoeren en verwoorden, met concreet
rekenmateriaal, schematisch en ‘uit het hoofd’
- Aftrekkingen van de vorm T – T, 100 – T en TE – T correct oplossen
- Mondeling en schriftelijk aangeboden situaties of vraagstukjes over aftrekken tot 100 oplossen
- Alle kansen benutten om aan bewegingsactiviteiten deel te nemen
Uitwerking aanbod:
TIMIN
INHOUDEN AANPAK
G
INTRODUCTIE
Partner-/ groepswerk
… Instructie
Jullie gaan zo meteen per 2 of 3 een stapeltje
getalkaarten krijgen.
Je moet ervoor zorgen dat de getallen van
klein naar groot liggen.
Uitvoering
De leerlingen leggen per 2 of 3 de getallen in
… de juiste volgorde
Oriëntering
Jullie hebben nu al geleerd hoe je moet
optellen tot 100 maar nu moeten we ook het
tegenovergestelde leren.
3
KERN
… Bij een aftrekking mag je de oefeningen NIET 1) Klassikale opdracht
omkeren! Instructie
Betekenisvolle situatie De uitdelers mogen de boeken uitdelen maar
deze laat je nog dicht op de hoek van je bank
liggen.
Ik ga naar de speelgoedwinkel met 50 euro. ‘Ik ga naar de speelgoedwinkel met 50 euro. Ik
Ik koop een lego-set van 20 euro. koop een lego-set van 20 euro.
Hoeveel euro heb ik nog over? Hoeveel euro heb ik nog over?’
Aftrekkingsstrategieën Uitvoering
T-T - Hoe gaan we dit oplossen? Plus, min
5–2=3 maal, gedeeld?
50 – 20 = 30 - Welke aftrekking moeten we dan
5T – 2T = 3T doen?
3T = 30
II I De leerkracht schrijft de aftrekking op het bord.
I I 50 – 20 =
4
verschil van 50 - 20?
We hebben nog 30 euro over.
Afsluiting
Doe alle staafjes maar terug in het doosje.
2) doseren
Als we 2 tientallen van elkaar willen aftrekken
en er zijn 0 eenheden zoals 50 en 20.
We trekken het kleinste tiental van het
grootste tiental af
Daarna maken we er getallen van en klaar is
kees.
3) individuele opdracht
Instructie
Jullie mogen oefening 1, 2, 3 en 4 zelf
oplossen.
Uitvoering
Oefening 1:
Streep het aantal tientallen weg.
50 – 10 =
- Hoeveel tientallen hebben we staan?
- Hoeveel moeten tientallen moeten
we wegdoen?
Dit schrijven de onder de getallen en we
doorstrepen de staafjes.
- Hoeveel tientallen blijven er nog
over?
- 6T is hetzelfde als?
Oefening 2:
Reken het verschil uit.
Hier ga je hetzelfde te werk als al de ander
oefeningen.
Oefening 3:
Dit is hetzelfde als oefening 1 maar dan gaan
we tientallen van 100 aftrekken.
- Hoeveel tientallen is 100?
- Hoeveel tientallen moeten we eraf
trekken?
Dit schrijven we onder de bewerking en we
doorstrepen de staafjes
- 10T – 3T = ?
Oefening 4:
5
Reken het verschil uit.
6
- Veranderen de eenheden? Deze laten
we staan
- Hoeveel is 6T – 3T?
Afsluiting
Doe alle materiaal maar terug in je doosje.
6) individuele opdracht
Instructie
Jullie mogen oefening 5 tot 9 zelf maken
We gaan eerst samen bij oefening 8 de vraag
markeren.
Uitvoering
De leerlingen gaan zelfstandig aan de slag.
Leerkracht loopt rond voor ondersteuning.
SLOT
Verbetering
… … De leerkracht haalt de boeken op, op het einde
van de les.
…
Controle op krachtige leeromgeving: Is er een invulling gegeven aan de elementen van het
didactisch model en zijn ze op elkaar afgestemd?