You are on page 1of 11

Vak en lesonderwerp: wiskunde – Blok 4 Les 45

student school en klas les


naam student: Arthur Vanhamel school: OLVA De Touwladder datum: 21/11/2023
lesgroep: 2LD01 mentor: Juf Majlen tijdstip: 10u25 - 11u15
e-mailadres: klas: 2B
arthur.vanhamel@student.vives.be

Doelstellingen
Leerplandoelen

WDlw1 Inzien en vaststellen hoe men wiskundeunde en logisch denken kan gebruiken om problemen uit het dagelijkse leven op 1
te lossen en daarbij waardering opbren…

WDrv4 Handig hoofdrekenen


 • Aftrekken Natuurlijke getallen

Lesdoelen
1 In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen tot 100 uitvoeren en verwoorden, met concreet rekenmateriaal, schematisch en ‘uit het hoofd’
2 Aftrekkingen van de vorm T – T, 100 – T en TE – T correct oplossen
3 Mondeling en schriftelijk aangeboden situaties of vraagstukjes over aftrekken tot 100 oplossen
Beginsituatie
Voorkennis
De leerlingen leerden eerder al optellen tot honderd. Aftrekken is nieuw.
Kenmerken klasgroep
/
Kenmerken individuele leerling
/

Bronnen

Reken maar! 2. (n.d.). https://bordboeken.bingel.be/#/boardbook/434928c4-48a1-4b4d-8798-c00edf296e92/subbook/09dde897-8704-4894-


8937-dc4ad5dd39f9/pagespread/33?viewState=DOUBLE

Bijlagen
INSTAP – VERWERVING – VERWERKING – SLOT
Titel: Dassenroof Timing: 10 min
Lesdoelen: /
Materiaal:

Lesinhoud (wat?) Methode (hoe?)


Dassenroof Didactisch spel
De leerlingen herhalen optellen en aftrekken door een spel, dassenroof. De klas wordt verdeeld in 2 groepen, in iedere groep krijgt elke leerlingen
een nummer van 1 tot 7. Elk nummer komt in beide groepen voor.
De leerkracht roept een aftrekking tot 20, de uitkomst is een cijfer van 1
t.e.m. 7. De leerlingen rekenen de som uit in hun hoofd, is de uitkomst
gelijk aan hun cijfer, lopen ze zo snel mogelijk naar het midden en pakken
ze het sjaaltje, de andere speler van het ander team met hetzelfde nummer
kan dit verhinderen door die persoon te tikken.

De les start na de speeltijd dus de leerkracht kan het spel uitvoeren op de


speelplaats (als juf Majlen en de schoolregels dit toestaan).

18-17 = (1) 16-15 = (1)


15-8 = (7) 20-14 = (6)
12-7 = (5) 13-10 = (3)
13-11 = (2) 17-13 = (4)
15- 9 = (6) 16-11 = (5)
17-14 = (3) 12- 10 =( 2)
12 – 8 =( 4) 19-12 = (7)
INSTAP – VERWERVING – VERWERKING – SLOT
Titel: aftrekken tot 100 Timing: 30 min
Lesdoelen: 1, 2, 3
Materiaal: MAB, werkschrift en

Lesinhoud (wat?) Methode (hoe?)


Aftrekken tot 100 Onderwijsleergesprek
T-T concreet T – T: concreet
We lossen samen het rekenraadsel op. 50-20
Marco heeft wel 50 knuffelberen. 20 daarvan geeft hij aan zijn nieuwe De leerkracht vertelt het rekenraadsel
babyneefje. Hoeveel knuffels houdt hij zelf over?

 Aftrekken  Geven, is dat optellen of aftrekken?


 50 min 20  Welke aftrekking moeten we maken om het antwoord te vinden?

De leerkracht noteert 50 – 20 op het bord en leerlingen leggen 50 mee met


MAB materiaal.
 20  Je hebt 50, hoeveel moet eraf?
 2 staafjes, 2 tientallen (T).  Wat doe je dan weg?
 30 (3T, 3 staafjes)  Hoeveel ligt er nu nog?
 Antwoord: Marco houdt 30 knuffels over  Kan iemand mij de antwoordzin geven?

80-60 = 20 80-60
De leerlingen leggen de oefening per 2 in MAB materiaal De leerkracht noteert 80-60 op het bord. De leerlingen leggen het per 2
met hun MAB materiaal. één leerling legt en neemt weg, de andere
controleert en verwoordt. De leerkracht duidt 1 groepje aan, de leerling
verwoordt en leerkracht noteert op bord.
90-30 = 60 90-30
Duo’s verwisselen van rol De duo’s wisselen van rol.

T -T: schematisch T -T: schematisch


De eerste 2 opgaven van oefening 1 worden aan bord gemaakt. We maken samen de 2 eerste opgaven van oefening 1 aan bord
Aandachtspunten:
- tientallen/staafjes = strepen
- verwoorden zoals hierboven
- staafjes doorstrepen

T-T: abstract
T-T: abstract Eerste opgave van 2 samen maken aan bord.
We maken oefening 2, eerste opgave De leerlingen verwoorden dit als 6T – 2T. De leerlingen stellen zelf vast en
verwoorden dat dit 4T of 40 is.
6T – 2T = 4T of 40  Als je 2T aftrekt van 6T, krijg je 4T of 40 als verschil. 60 min 20 is
(gelijk aan) 40.
De rest van kolom 1 wordt zelfstandig gemaakt. De rest van kolom 1 werken de leerlingen zelfstandig af, de leerkracht loopt
rond.

100 – T: concreet en abstract


De leerkracht toont een blauw plak van 100.
 Hoeveel heb ik hier? “100.”
 Daar wil ik 30 van wegdoen.
De leerkracht noteert ‘100 – 30 =’ op het bord.
 Hoe lukt dat zonder deze plak stuk te maken?
De leerlingen krijgen even bedenktijd
 Hoe moest je 3 nu weer weg doen van een staafje van 10?
100 – T: Op die manier komen de leerlingen zelf op het idee dat je een plak kunt
 100 – 30 wisselen in 10 staafjes.
 100-50 We werken nu op dezelfde manier als daarjuist.
 Eerste kolom van oefening 3 “Als je 30T aftrekt bij 10T dan krijg je 7T of 70 als verschil. Dus 100 min 30 is
70.”
We herhalen dit met 100-50.

We lossen samen de eerste kolom van oefening 3 op.


Aandachtspunten:
- Plak omwisselen in 10 staven door strepen te tekenen
- Daarna doorstrepen
- Verwoorden zoals 10T-7T = 3T
-> verband aftrekking tot 10 duidelijk maken
TE-T concreet
Er staan 64 fietsen in de fietsenstalling. Na de spelletjesmiddag rijden er 50 TE-T: concreet
fietsers weg. Hoeveel fietsen blijven er staan? De leerkracht vertelt het rekenraadsel

 Aftrekken
 64 min 50  Wegrijden, is dat optellen of aftrekken? “.”
 Welke aftrekking moet je maken om het antwoord te vinden?
De opgave word gelegd met MAB materiaal
De leerkracht noteert ‘64 – 50 =’ op het bord.
De leerlingen leggen 64, met 6 staafjes (bovenaan) en 4 blokjes (onderaan
van links naar rechts), zoals op een honderdveld.
 50 De leerkracht werkt mee aan het bord.
 5 staafjes, 5 tientallen (T)  Je hebt 64. Hoeveel moet eraf?
 Wat doe je dan weg?

Laat de vijf bovenste staafjes omhoogschuiven.


 14 (1T en 4E, 1 staafje en 4 blokjes)
 Hoeveel blijft er over?
De leerlingen verwoorden de opgave op de juiste manier
“Als ik 50 aftrek van 64, krijg ik 14 als verschil. 64 min 50 is (gelijk aan) 14.”
 Er blijven nog 14 fietsen staan. De leerkracht noteert het verschil.
De leerkracht herhaalt de vraag en leerlingen antwoorden in een zin.

51 -40 =
De leerlingen leggen de oefening per 2 in MAB materiaal De leerkracht noteert dan de aftrekking ‘51 – 40 =’ op het bord.
De leerlingen leggen ze per twee met hun rekenmateriaal: één leerling legt
87 – 80 = en neemt weg, de andere controleert en verwoordt. De leerlingen
De duo’s wisselen van rol verwoorden het verschil en de leerkracht noteert het bij op het bord.
Daarna wisselen ze van rol voor ‘87– 80 =’.
TE-T: schematisch
De eerste 2 opgaven van oefening 5 TE-T: schematisch
We maken de eerste 2 opgaven van oefening 5 samen aan bord.
De leerlingen verwoorden zoals hierboven en doorstrepen de tientallen.
TE – T: abstract
De eerste opgave van oefening 6 aan bord, de rest van de kolom zelfstandig TE-T: abstract
De eerste opgave van oefening 6 maken we samen aan bord, de rest van de
kolom lossen ze zelfstandig op.

INSTAP – VERWERVING – VERWERKING – SLOT


Titel: Aan het werk! Timing: 15 min
Lesdoelen: 1,2,3
Materiaal: Werkboek, MAB-Materiaal

Lesinhoud (wat?) Methode (hoe?)


Oefeningen werkschrift Individuele opdracht
De rest van de oefeningen wordt afgewerkt. De oplossingen worden De meeste leerlingen werken oef 1, 2a, 3, 4, 5 en 6 af. Als ze daar mee klaar
gecontroleerd door de leerkracht, en vragen worden beantwoord. zijn mogen ze ook 2b, 7, 8 en 9 maken (de leerkracht noteert dit op bord)
De sterke leerlingen voor wiskunde (zie boven) werken aan oefening 2b, 8
en 9. Als ze hiermee klaar zijn werken ze in reken maar verder. ( de
leerkracht komt dit aanduiden in hun boek)
Leerlingen die extra begeleiding nodig hebben werken samen met de
meester achteraan aan de tafel.

De leerkracht spoort aan om bij vragen eerst eens te proberen met MAB-
materiaal, daarna pas hulp te vragen aan de meester.
INSTAP – VERWERVING – VERWERKING – SLOT
Titel: Even bespreken Timing: 2 min
Lesdoelen: /
Materiaal: /

Lesinhoud (wat?) Methode (hoe?)


Reflectie over de les Klasgesprek

 Eigen invulling door de leerling.  Vonden jullie deze les moeilijk?


 Wat vind je moeilijk?
 Wat gaat al vlot?
 Gebruiken jullie nog veel jullie staven en blokjes?
 Vergeten jullie niet dat 10 staven één plak vormen?

Bijlagen
Bordplan

Oefening 1, 2a, 3, 4, 5 en 6 verder afwerken

Klaar?
Oefening 7, 8, 9
Andere

You might also like