Professional Documents
Culture Documents
DEEL3
NOORDHOFF UITGEVERS
vwo A deel3
J.H. Dijkhuis
C.J. Admiraal
J.A. Verbeek
G. de Jong
H.J. Houwing
J.D. Kuis
F. ten Klooster
S.K.A. de Waal
J. van Braak
J.H.M. Liesting-Maas
M. Wieringa
M.L.M. van Maarseveen
R.D. Hiele
J.E. Romkes
M. Haneveld
S. Voets
I. Cornelisse
Aan de docent(e),
In de eerste drie paragrafen van hoofdstuk 8 worden de rijen behandeld. Er is veel aandacht
voor notaties van rijen en het doorrekenen van rijen (ook somrij en) in het rijen-invoerscherm
op de GR. In de laatste twee paragrafen van dit hoofdstuk worden toenamediagram1nen en
differentiequotiënten behandeld (subdomein D2).
In hoofdstuk 9 komen de binomiale en de normale verdeling aan de orde. In de laatste
paragrafen wordt met het programma Excel gewerkt met grote datasets.
In hoofdstuk 10 wordt de afgeleide gebruikt om vergelijkingen van raaklijnen op te stellen
en extreme waarden te berekenen. Ook worden de productregel, de quotiëntregel en de
kettingregel behandeld.
Met hoofdstuk 11 wordt het domein E Statistiek en kansrekening afgerond. Het toetsen van
hypothesen wordt op de vertrouwde manier aangeboden, maar zonder de tekentoets. De
laatste paragrafen zijn een vervolg op de paragrafen van hoofdstuk 9 met het werken met
grote datasets. Deze Excel paragrafen kunnen worden vervangen door te werken met applets
in de Digitale Wiskunde Omgeving. Dit materiaal is door Getal & Ruimte ontwikkeld en is
beschikbaar in Getal & Ruimte online.
Najaar 2015
© Noordhoff Uitgevers bv
Legenda
1 Voorkennis
Kennis van enkele onderwerpen uit voorgaande hoofdstukken die je in het
hoofdstuk paraat moet hebben.
0 Gewone opgave
Na de theorie ga je oefenen met de gewone opgaven.
@ Afsluitende opgave
De afsluitende opgaven geven het beoogde beheersingsniveau aan.
D 7_ Denkopgave
EenD-opgave doet een extra beroep op je denkvermogen. De denkopgave
hoort bij de behandelde theorie, maar vaak wordt in de opgave een probleem
op een iets andere manier gepresenteerd.
[ .... GR]
Verwijzing naar een module in de handleiding bij de grafische rekenmachine.
[ .... WERKBLAD]
Verwijzing naar een werkblad.
[ .... EXCEL]
Verwijzing naar een module in de handleiding bij het computerprogramma
Ex cel.
© Noordhoff Uitgevers bv
Inhoud
9 Kansverdelingen 52
11 Het toetsen van hypothesen 160
Voorkennis Kansberekeningen 54 Voorkennis De binomiale en de normale
9.1 De verwachtingswaarde 59 verdeling 162
9.2 De binomiale verdeling 65 11.1 De wortel-n-wet 166
9.3 Eigenschappen van de normale 11 .2 Discrete en continue verdelingen 176
verdeling 75 11 .3 Beslissen op grond van een
9.4 Oppervlakten onder steekproef 182
normaalkrommen 85 11 .4 Eenzijdig en tweezijdig toetsen 191
9.5 Toepassingen van de normale 11.5 Binomiale toetsen 198
verdeling 9 3 11.6 Draaitabellen en draaigrafieken 207
9.6 Werken met Excel 98 11 .7 Data analyseren 214
9.7 Werken met datasets 102 Diagnostische toets 220
Diagnostische toets 108
Onderzoeksopgaven 222
Gemengde opgaven 231
Overzicht GR-modules 245
Overzicht Excelmodules 246
Trefwoordenregister 2 4 7
Verantwoording 250
© Noordhoff Uitgevers bv
In Epidaurus staat het best bewaard gebleven Watleer je?
theater uit de Griekse oudheid. Het door • Werken met recursieve en directe formules
Polykleitos ontworpen bouwwerk dateert uit van getallenrijen.
de 48 eeuw voor Christus. Er is plaats voor • De GR gebruiken om rijen door te rekenen
zo'n 14000 toeschouwers. Beroemd is de en de som van een aantal termen van een
akoestiek. Het vallen van een munt op het rij te berekenen.
podium is op de achterste rij te horen. • Herkennen van rekenkundige en
Volgens onderzoekers is de perfecte meetkundige rijen.
akoestiek te danken aan de vorm van de • Veranderingen in beeld brengen met
tribunes. toenamediagrammen.
• Berekenen van gemiddelde veranderingen.
Rijen en
•
veran er1ngen
--
\ )
Voorkennis Procenten
Theorie A Getallenrijen
Renske heeft een nieuwe baan. Haar maandsalaris bedraagt 2000
euro. Met haar werkgever is zij overeengekomen dat zij jaarlijks een
loonsverhoging van 160 euro per maand krijgt.
Zo ontstaat de rij 2000, 2160, 2320, 2480, 2640, 2800, ...
Dit is een voorbeeld van een getallenrij . De getallen in de rij heten
de termen.
Het is gebruikelijk de eerste term van een getallenrij te noteren met
u 0 , de tweede met u 1, de derde met u 2 , enzovoort.
2-000 •••
•••
figuur 8.1 Let op: de eerste term is u 0 , de vijfde term is u 4 , de negende term is u 8•
•
De voorafgaande term
nieuwe un _ 1 is de voorafgaande van
term term van un •
• u 6 1s u5
•
• van uw IS u 9
•
In de formule un = un_ 1 + 160 is n een positief geheel getal. • van Un IS Un- 1·
Neemjen = 10, dan krijg je u w = u 9 + 160.
Ans+160
0 •••• 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 •••• 0 0 0 0 •••• 0 •• 0 ••• 0 0 •••••••••••••
• Tik in + 160 ENTER ENTER ENTER ' ... 0 0 0 0 0 ••••• 0 •••••••• 0 •••••••••••••••••• 0 0 0
2320
•••• 0 0 • •••••
Voorbeeld
Gegeven is de recursieve formule un = 1,25un_ 1 - 10 met
u0 = 100.
a Bereken de vijfde en de zesde term van de rij. Rond af
op twee decimalen.
b Vanaf de hoeveelste term is un > 500?
Uitwerking
a Voer in 100 en 1,25Ans - 10. HORHAL fLOAT AUTO REAL RADIAH HP (]
Je krij gt u 4 ~ 186,48 en u 5 ~ 223,11. 100
)~ • 0 0 • 0 0 0 0 0 0 0 •••••• 0 0 0 0 0 0 0 ••••••• 0 • 0 0 • 0 •••••••••
100
0 0 0 • 0 ••
Ans•1.25-10
•••• 0 ••• 0 • 0 •••••••• 0 •••••••••••• 0 0 •••••• •••••••• 0
115 ••••
Ans•1.25-10
De vijfde term is u 4. •• • • 0 0 ••• 0 0 0 0 0 • 0 • 0 0 0 0 •• 0 0 0 • 0 •••••••••• 0
133.75
••••••••••••••
Ans•1.25-10
u9 < 500 en uw > 500 157.1875
.....................................................
b u9 ~ 487,03 en uw~ 598,79. •.:::-
Noem beide termen.
Vanaf de 11 e term is u 11 > 500.
Deze recursieve formule geeft aan hoe elke term uit de twee
voorafgaande termen volgt. Om de rij vast te leggen, moet je twee
startwaarden weten.
De recursieve formule van de rij van Fibonacci is
Un = Un _ 1 + Un _ 2 met Uo = 1 en U l = 1.
Het is niet mogelijk deze formule op het basisscherm van de GR
door te rekenen. Maar het lukt wel door de rij in te voeren op het
rijen-invoerscherm van de GR.
De TI gebruikt in plaats van de notatie met u n en u n - I de
notatie met u(n) en u(n - 1). an + 1 is de opvolgende
Bij de Casio wordt de notatie met an+ 1 en an gebruikt. term van an-
Met deze notaties wordt de rij van Fibonacci
• bij de TI u(n) = u(n - 1) + u(n - 2) met u(O) = 1 en
u(1) = 1
• bij de Casio an+ 2 = an+ 1 + an met a 0 = 1 en a 1 = 1.
Bovenstaande notaties worden algemeen gebruikt en komen dus niet
alleen voor bij het werken met de GR. De rij van Fibonacci kan dus
ook worden genoteerd als a(n) = a(n- 1) + a(n- 2) met a(O) = 1 en
a(l) = 1.
In de opgaven kun je al deze notaties tegenkomen.
Hoe je een rij invoert op de GR leer je in de module
[ ..,. G RJ
Het rijen-invoerscherm. Neem eerst deze module door.
Op de GR-schermen hieronder zie je hoe je de rij van Fibonacci
invoert op de TI en op de Casio en welke tabel je dan krijgt.
HORHAL FLOAT AUTO REAL DEGREE HP (]
n=0
n+
1
1 1
2 2
3 3
0
SEL+S DELE TE TYPE n.an... ao 11 a1 IFORflliUIDELETE IGPl!-CîlliiGPH-Ptfl
Uitwerking
TI Casio
a Voer in u(n) = 1,5u(n- 1) + 2n a Voer in an+1 = 1,5an + 2(n + 1)
met nMin = 0 en u(nMin) = 10. met Start: 0 en a 0 : 10.
De tiende term. is u9 ~ 797,75. De tiende term is u 9 ~ 797,7 5.
b u 15 ~ 9562 en u 16 ~ 14 374. b u 15 ~ 9562 en u 16 ~ 14 374.
Vanaf de 17e term is un > 10000. Vanaf de 17e term is un > 10000.
HORHAL FLOAT AUTO REAL RADIAH HP [)
an + 1 = . an +
n+1 an+l
9 797.75
10 1216.6
8 5 .8 11 1846 .9
9 797.75
19 121&.& 12 2794 . 4
11 18'1&. 9 797.7539063
12 279'1. 't IFORMULAI IWEB-6PHII GPH-CON11 GPH-PLTI
13 '1217.&
1'1 &35'1. 't
15 95&1 .7
1& 1'137'1
17 21596
u(n)S1.5u(n-1)+2n
@1f) Frans zet op 1 januari 2015 een bedrag van 1000 euro op de bank
tegen een vaste rente van 2% per jaar. Met ingang van 1 januari
2016 neemt hij jaarlijks op 1 januari 100 euro op.
Bij deze situatie hoort een van de volgende recursieve formules.
Un = Un- 1- 100 met u0 = 1000
Un = 1,02un-1 met Uo = 1000
un = 1,02un_ 1 - 100 met u0 = 1000
a Zoek de juiste formule.
b Onderzoek met de GR op 1 januari van welkjaar het saldo
voor het eerst ontoereikend is om 100 euro op te nemen.
Voorbeeld
Op 1 maart zit in een opslagtank 20 000 liter water. Elke dag wordt 30%
van de in de tank aanwezige hoeveelheid voor zuivering overgeheveld
naar een andere tank. Direct daarna wordt de eerste tank bij gevuld met
5000 liter water. De eerste keer gebeurt dat op 2 maart.
a Stel bij deze situatie de recursieve formule op van de hoeveelheid
water W( n) in liter in de tank.
b Hoeveelliter water zit er op 6 maart na het bijvullen in de tank?
c De hoeveelheid water in de tank komt niet beneden een grenswaarde.
Onderzoek welke waarde dat is. Geef het antwoord in gehele liter
nauwkeurig.
Uitwerking
a Er wordt 30% overgeheveld, dus er blijft 70% over.
W(n) = 0,7W(n - 1) + 5000 met W(O) = 20000
b Voer in u(n) = 0,7u(n - 1) + 5000 met u(O) = 20000 (TI)
of an+1 = 0,7an + 5000 met a0 = 20000 (Casio)
Bij 6 maart hoort W(5).
Uit de tabel volgt W(5):::::: 17 227.
Op 6 maart zit er 17 227 liter water in de tank.
c Vanafn = 24 is W(n) : : : 16667, dus de grenswaarde is 16667liter.
17 - 12 = 5
Merk op dat de achtste term in dit geval gewoon u 8 is.
Weet je van een rij de directe formule, dan kun je elke term van de
rij direct berekenen. Bij de rij un = 3n 2 - 6n met beginterm u0 is de
eerste term gelijk aan u 0 = 3 · 0 2 - 6 · 0 = 0 en de vijfde term gelijk
aan u4 = 3 · 4 2 - 6 · 4 = 24.
i
En zo is van de rij un = n 2 + 2n met beginterm u 1 de eerste term
gelijk aan u 1 =i ·12 + 2·1= 2i en de zesde term gelijk aan
u6 = i ·62 + 2 · 6 = 30.
Voorbeeld
Bij de rij 4, 7, 14, 25, 40, .. . hoort de formule un = 2n 2 - 3n + 5.
a Bereken de tiende term.
b De hoeveelste term van de rij is 41 0?
Aanpak
Zoek uit of de beginterm u 0 of u 1 is doorn = 0 en n = 1 in de
formule in te vullen.
Uitwerking
a n = 0 geeft u 0 = 2 · 02 - 3 · 0 + 5 = 5
n = 1 geeft u 1 = 2 · 12 - 3 · 1 + 5 = 4
Dus de beginterm is u 1• Op de Casio voer je in
De tiende term is u 10 = 2 ·10 2 - 3 ·10 + 5 = 175. het rijen-invoerscherm
b Voer in u(n) = 2n 2 - 3n + 5 met nMin = 1 (TI) of een directe formule in
door bij TYPE te kiezen
an = 2n 2 - 3n + 5 met Start: 1 (Casio).
Fl:an = An + B.
De tabel geeft u 15 = 410, dus de 15e term is 410.
•
• • •
• • • • • •
• • • • • • • • •
• • • • • • • • • • • • •
01 = 1 02 = 3 0 3-
- 6 0 4 -- 10 0 5-
- 15
figuur 8.2
is Dn_ 1 uitgedrukt in n.
e Licht toe dat hieruit volgt Dn_ 1 2
- =in in.
f Toon aan dat Dn - Dn- l = n.
g Licht toe dat je bij vraag f de recursieve formule
van D n hebt gevonden.
figuur 8.3
c Bij het wereldrecord in 2008 werd een toren figuur 8.6 Op vrijdag 25 januari 2008 is het
wereldrecord 'champagne piramide bouwen'
bestaande uit 43 680 glazen gebouwd.
verbroken in Shopping center Wijnegem. De
Uit hoeveellagen bestond de toren en uit piramide bestond uit 43 680 champagneglazen,
hoeveel glazen bestond de onderste laag? was ruim 7 meter hoog en had een gewicht van
8750 kg.
d Bij een volgende recordpoging wordt de
toren één laag hoger.
Hoeveel extra glazen zijn er nodig?
Recursieve formules
Bij de getallenrij 5, 9, 13, 17, 21, 25, ... ontstaat elke term door HORHAL FLOAT AUTO REAL RADIAH HP (]
Ans•1.03-500
Sommige recursieve formules kun je op het basisscherm van •••• • 0 0 •••••••••• •••••••••••••• •• 0 0 0 0 0 ••••
14950
0 • 0 • •••••••
Ans•1.03-500
de GR doorrekenen met ~ . Zo krijg je bij de rij • • 0 •• 0 •••••••• 0 0 0 0 0 0 0 ••••••• • • • 0 0 ••••••••• ••
14898.5 0 0 • 0 • ••••
Beginterm u0 of u1
Bij een rij die met een recursieve formule is gegeven is de beginterm
altijd gegeven.
Bij de rij U 11 = 2u11 _ 1 - 3n met u 0 = 5 hoort de rij 5, 7, 8, 7, 2, ...
Bij de rij un = 2un _ 1 - 3n met u 1 = 10 hoort de rij 10, 14, 19, 26, ...
Is gegeven dat bij de rij 6, 14, 24, 36, 50, ... de formule u 11 = n 2 + Sn
hoort, dan kun je nagaan dat de eerste term u 1 is. Immers
u 0= 02 + 5 · 0 = 0 en u 1= 12 + 5 · 1 = 6.
Om te berekenen de hoeveelste term van deze rij gelijk is aan 300,
voer je de rij in op de GR en maak je een tabel. Je krijgt u 15 = 300,
dus de 15e term is gelijk aan 300.
Aanpak
b Kies als 1e term u 1, dan is de ne term u 11 •
Uitwerking
a rr met u 0 = 10 en v = 6, dus U 11 = 10 + 6n
b rr met u 1 = 11 en v = 4, dus un = 11 + 4(n - 1) = 11 + 4n - 4 = 4n + 7
Los op 4n + 7 = 64 7
4n = 640
n = 160
Dus de 160e term is 647.
Een meetkundige rij is een rij waarbij het quotiënt van twee
opeenvolgende termen steeds hetzelfde getal is.
Van een meetkundige rij met factor r en beginterm u0 is
• de directe formule U 11 = u0 · r 11
• de recursieve formule u" = r · un _1 met beginterm u0 .
Is de beginterm u1 dan is
• de directe formule un = u1 · yn - J
• de recursieve formule u" = r · U 11 _ 1 met beginterm u1 .
Uitwerking
a mr met a(1) = 10 en r = 1,75, dus a(n) = 10 · 1,75n- 1
b De 12e term is a(12) = 10 · 1,75 11 ~ 4714.
c Voer in u(n) = 1,75 · u(n- 1) met u(1) = 10 (TI) of
an + 1 = 1,75 · an met a 1 = 10 (Casio).
De tabel geeft a(15) ~ 44215 en a(16) ~ 77 376.
Dus vanaf de 16e term is a(n) > 75 000.
Voorbeeld
Van een getallenrij un is gegeven u 2 = 1800, u5 = I4 400
en u 9 = 72900.
Onderzoek of deze termen bij een meetkundige rij kunnen horen.
Uitwerking
Stel un is een meetkundige rij met factor r.
14400
u5 3 ro
Dan geldt r = 3
= = 8 dus r = ~ 8 = 2
u2 1800 '
9 72900
en r 4 = u = = 5 0625 dus r = 415 0625 = 1 5.
u 5 I4 400 ' ' -v ' '
Omdat 2 -=F I ,5 kunnen de termen niet bij een meetkundige rij horen.
Rekenkundige rij
Een rekenkundige rij (rr) is een rij waarbij het verschil
tussen twee opeenvolgende termen constant is. Is de beginterm u 1 dan is
Van een rekenkundige rij met beginterm u 0 en verschil v is • de directe formule
Un = u 1 + v( n - 1)
• de directe formule un = u0 + vn
• de recursieve formule un = un_ 1 + v met beginterm u0 . • de recursieve formule
Un = Un _ 1 + V met
De rij 102, 99, 96, 93, 90, ... is een rekenkundige rij met beginterm u 1 .
u 0 = 102 en v = -3.
De directe formule is un = 102 - 3n.
De recursieve fonnule is un = un_ 1 - 3 met u0 = 102.
Een van de termen van deze rij is 15.
De bijbehorenden volgt uit 102 - 3n = 15, dus -3n = -87.
Dit geeft n = 29, dus de 30e term is 15.
Meetkundige rij
Een meetkundige rij (mr) is een rij waarbij het quotiënt van
Is de beginterm u 1 dan is
twee opeenvolgende termen constant is. Dit quotiënt heet
• de directe formule
de factor van de rij. U = U . yn- 1
n 1
Van een meetkundige rij met beginterm u 0 en factor r is
• de recursieve formule
• de directe formule Un = Uo ' r n
Un = r · Un _ 1 met
• de recursieve formule un = r · un _ 1 met beginterm u 0 • beginterm u 1 .
Van de meetkundige rij 100, 105, 110,25, 115,76, 121,55, ...
is u 0 = 100 en r = 1,05.
De directe formule is un = 100 · 1,05n.
De recursieve formule is un = 1,05 · un _ 1 met u 0 = 100.
De twaalfde term is u 11 = 100 · 1,05 11 ~ 171,03. n an
Je krIJ..gt r2 -- Us
u -- ~ r -- ~0 ,64-
128 000 -- 0 ,64 en d'It geeü - 0 ,8
3 200 000
65 536 _
3 _ Ug _ d' ~ _~ _
en r - Us - OOO - 0,512 en 1t gee1t r- 0,512- 0,8.
128
Dus bij de gegeven termen kan een meetkundige rij met factor
0,8 horen.
Theorie A De sigmanotatie
De som van een aantal opeenvolgende termen van een getallenrij
wordt genoteerd met de Griekse letter 2,. Spreek 2, uit als sigma.
2, is de Griekse hoofdletter S.
5
Zo wordt u 0 + u 1 + u 2 + u 3 + u4 + u 5 genoteerd als 'L uk.
5 k= O
'Luk spreek je uit als 'de som van uk van k = 0 tot en met 5'.
Sigma, de 18e letter van
k= 0 5
het Griekse alfabet,
Je kunt u 0 + u 1 + u 2 + u 3 + u 4 + u 5 ook noteren als ui of 'L wordt geschreven als
5 i=0
L (hoofdletter), als a
als 'L u1, enzovoort. (kleine letter) en als ç
j =O
(slotletter van een woord).
De sigmanotatie De hoofdletter sigma is in
n
de wiskunde het symbool
22 Uk= Uo +Ut + U2 + U3 + .. . + Un
voor sommenng.
•
k= O
3 3
De notatie 'L (2k + 1) betekent 'L uk met uk = 2k + 1.
k= O k= O
3
1 + 3 + 5 + 7
Dus 'L (2k + 1) = ---------
u=2
0 ·0 + I=l u =2·1+ 1= 3 u2 = 2 · 2 + 1 = 5
-----------.. =
u 3 = 2·3 + 1 = 7
16.
k =O I
5
En zo is 'L (2k + 1) = u 1 + u 2 + u 3 + u4 + u 5 = 3 + 5 + 7 + 9 + 11 = 35 .
k=l
Voorbeeld
4
a Bereken 'L uk bij de rij un = 2n 2 + 3n.
k =O
5
b Bereken 'L (3k + 2).
k= l
4
1 5
a 'Luk= 0 + 5 + 14 + 27 + 44 = 90 2
3
1't
27
't 't't
k =O 5 65
6 99
5 7 119
b L (3k + 2) = 5 + s + 11 + 14 + 11 = 55 8
9
152
189
k=l
Bereken.
3
a L u(k)
k= O
Bereken.
5 4 4
(n)Eiv(n-1)+5+3n
ecurs on
an 15+3n [ ] n an
n: [-] ype : nnec 0 5
Cn : [-] Graph Func :on 1 8 13
Dual Screen :Qff 2 11 24
Frac Result :d / c 3 14 38
Sirnul Graph :Qff .J, 5
SEL+S DELETE TYPE I On 11 Off I IFORMULAI DELE TE GPH-PLT
Voorbeeld
Gegeven is de rij u(n) = 2u(n - 1) - 3n met beginterm u(O) = 10
en de bijbehorende somrij S(n ).
a Geef de recursieve formule van S(n).
b Bereken S(10).
n
c Bereken vanaf welke n geldt dat ~ u(k) > 50 000.
k =O
HORHAL FLOAT AUTO REAL DEGREE HP [)
Uitwerking
Plotl Plot2 Plot3
a S(n) = S(n- 1) + 2u(n- 1)- 3n met S(O) = 10. nMin=0
b TI Voer in u(n) = 2u(n - 1)- 3n met nMin = 0 l ~u(n)EI2u(n-1)-3n
u(nMin)EI{10}
en u(nMin) = 10 l ~v(n)Eiv(n-1)+2u(n-1)-3n
(n)=8419
~ Gegeven is de rij un = n 2 - 2n + 1.
15
a Bereken :Luk.
k= O
n
b Vanafwelken is :Luk> 2500?
k=O
@ Bereken.
20 15
a L (k 2
+ 1) c L Ck 2
- 2k)
k =O k=2
20 30
bLCk+1) 2 d L (i k2 - 4)
k =O k =6
kratten, enzovoort.
n
Bij deze situatie hoort de vergelijking 2: k2 = 63 365.
k= l
a Licht dit toe en bereken n. Wat betekent het antwoord?
. .-:..,...
De gebruikte kratten hebben een lengte van 40 cm, een
breedte van 30 cm en een hoogte van 25 cm. In een krat ......
-~ .......
gaan 24 flesjes, elk met een inhoud van 33 cL.
b Hoe hoog was de stapel in Limmen?
En hoeveel m 2 was het grondvlak van het bouwwerk?
c Hoeveelliter bier gaat er in totaal in de flesjes die in de
kratten passen?
Voordat het wereldrecord bierkratten stapelen in Limmen werd
behaald, was het in handen van het dorpje Loo in Overijssel.
Limmen verbeterde dit achtjaar oude record met 9410 kratten.
In Loo werd op dezelfde manier gestapeld als in Limmen.
d Hoeveellagen bierkratten waren er in Limmen meer dan in Loo?
© Noordhoff Uitgevers bv Rijen en veranderingen 31
Terugblik
De sigmanotatie
De som van een aantal opeenvolgende termen van een rij kun
5
je noteren met de sigmanotatie. Zo is ,L uk= u0 + ui + u2 + u 3 + u4 + u 5 .
k=O
3
Voorun = 3n + 1 is ,Luk= u0 + ui+ u2 + u3 = 1 + 4 + 7 + 10 = 22.
k =O
Hierbij is u 0 = 3 · 0 + 1 = 1, u 1 = 3 · 1 + 1 = 4, enzovoort.
4
Verder is ,L (5k + 3) = 3 + 8 + 13 + 18 + 23 = 65.
k= O -------------
De som van de termen van een rij
Met de recursieve formule Sn =Sn _ 1 + un is bij de rij un de som van een
aantal termen te berekenen. Gebruik daarbij het rijen-invoerscherm.
Voer op de TI bij v( n) de recursieve formule van de somrij in.
Bij de Casio zet je ~Display op On.
Op de GR-schermen hieronder zie je de invoer en de tabellen als je te
maken hebt met de directe formule un = 2n 2 - 3n + 4 met beginterm u0 .
HORHAL FLOAT AUTO REAL DEGREE HP () ~ lhlathiiRadiiNormll Id/c liReall
an =2n2 -3n+4
Plotl Plot2 Plot3
nMin=0 1 3 7
I ··.u ( n) S2n 2 -3n+4 2
3
6
13
13
26
u(nMin)a lf 21f 50
5 39 89
l ~v(n)Sv(n-ll+2n 2 -3n+4 6 58 11f7 4
v(nMin)S{4} 7 81 228
IFORMULAI DELETE t~QIIillm GPH-PlT.
8 198 336
•··.w(n )= 9 139 lf75
w(nMin)=
èf·~~
0
'\
Een interval is een stukje getallenlijn. ,
\ ~......
Tot het open interval ( 1, 3) behoren alle '0
c:
./ ' \ ~o-
getallen die tussen 1 en 3 liggen. De grenzen (])
\ Q)
·--.
·- \ ~0
1 en 3 doen niet mee. Op de getallenlijn is \
5 ......
Cl) ~~\\\~: /
dat met open rondjes aangegeven. ~~ \
_ .,o- \
De grafiek is dalend op het interval (3, 5) lJ
en ook op het interval (8, 12).
1
' x
0 1 3 5 8 12
0 0 0 0 0
De grafiek is stijgend voor elke x groter dan <1, 3) <3, 5) <8, 12)
12. We zeggen dat de grafiek stijgend is op
figuur 8.9
het interval (12, ~).
De grafiek is dalend op het interval (f-, 1).
5 8 1 6
Bij het open interval (5, ---t) behoren alle Bij het open interval (~, 3) behoren alle
getallen groter dan 5. getallen kleiner dan 3.
Spreek uit 'het open interval vijf oneindig'. Spreek uit 'het open interval min oneindig
drie'.
<5, ---7) <~ . 3)
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
5 3
y
In figuur 8.10 zijn de volgende soorten van stijgen en
dalen te herkennen. 5
A
• toenemend stijgend op<~, 0) 4
• afnemend stijgend op (0, 3) V
V
\
• toenemend dalend op (3, 4) .... 7 ~
--2 -- -- -- -
• afnemend dalend op (4, 5)
1 - - . ~--
1
~ -- ~--
\ -; 1--
-4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7
figuur 8.11
V
/
' \ I
} ' I
'1\.. ./ ~
2 ~
~
I
A \
,/
1 ' i'..
c
V
x
-1
I
0 1 y ? T
figuur 8.12
V"
30
V "\
/ ~
/
20 V
\
!'-... ..,..,. V
10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
tijd in minuten
figuur 8.13
figuur 8.14
6,5
6,25
6
5,75
(
5,5 1\
5,25
\ J \
\.
5
4,75 / 1\ )
" ............
~ ....
4,5 I \
-
~
4,25
<
~
'
7:00 9:00 11 :00 13:00 15:00 17:00 19:00 21 :00 23:00 1:00 3:00 5:00 7:00
tijd
figuur 8.15
/--:5 \ :-7--
Zie figuur 8.17a. Hierin is N het aantalluisteraars in
duizendtallen en t de tijd in uren met t = 0 om 6:00 uur. 30
Van t = 0 tot t = 1 is de toename 11N = 15 - 5 = 10. I
I
1
"':-5--
Dus op het interval [0, 1] is 11N = 10.
Van t = 1 tot t = 2 is de toename 11N = 30- 15 = 15, 20
•
•
1
I
I
15 " - . .I - 3
I
dus op [1 , 2] is 11N = 15. I
--
1
I
t
0 1 2 3 4 5 6
bijbehorende 11N. tijd in uren
a
2 I
I
1 V \
I 1\ x
0 I 1 2 \ 3 4
-1
-2 /: \. )
13
I
-3 I
-4 -- 0,5
I
figuur 8.18
Uitwerking TOENAMEDIAGRAM
öy
interval ~y
.., 3
[0; 0,5] 3 ' Op [0; 0,5] ga je 3 omhoog.
2
[0,5; 1] 2 lt
[1; 1,5] 1 ' 1
Dus het staafje boven 0,5 I~
I'"
x
[1,5; 2] -1 0 1 2 3 4
heeft lengte 3.
[2; 2,5] -2 -1
[2,5; 3] -1 -2
[3; 3,5] 3 -3
[3,5; 4] 2
[4; 4,5] 0,4
figuur 8.19
Zie figuur 8.19.
figuur 8.20
V
0
-2
1
\ 2 v3 t
/
-4 '
figuur 8.21
t 0 1 2 3 4 5
N 18 25 27 32 28 23
~ Gegeven is de formule y = x 2 3x - 3. -
Om het toenamediagra1n van y te tekenen op het interval [- 1, 6]
met stapgrootte ~x= 1, maak je eerst op de GReen tabel met
y-waarden.
Kies startwaarde - 1 en stapgrootte 1. Vervolgens bereken je
telkens ~y.
Je krijgt
t---T---r----.-.,....-...--- x
0
'
I II III IV
figuur 8.22
-20
- 30
- 40
-42
- 50
figuur 8.23
Aanpak
a Maak een tabel. Begin met het gegeven:
figuur 8.24
op 1 april, dus op t = 3, is N = 850. Van t = 3
tot t = 4 neemt N met 150 toe.
Zie het staafje bij t = 4.
N
Uitwerking
a datum t N 1100
1 januari 0 900
) - 50
1 februari 1 850 1000
) - 100
1 maart 2 750
) +1 00
1 april 3 850 I
;>+150
1 mei 4 1000
~ + 50 900
1 juni 5 1050
) +50
1 J'uli 6 1100
Zie de rode grafiek. \
800 I.
Merk op dat elke grafiek door
de zeven gevonden punten bij
\\./
>
het toenamediagram past. t
0 1 2 3 4 5 6
tijd in maanden
b Ja, dat kan kloppen, zie de blauwe grafiek. figuur 8.25
a b c d
figuur 8.28
-1
-2
figuur 8.29
Intervallen
Een interval is een gedeelte van de getallenlijn.
Voorbeelden van open intervallen zijn(~ , - 3), (1, 4) en (9, ~).
Een voorbeeld van een gesloten interval is [5, 8].
Hieronder zijn deze intervallen op de getallenlijn getekend.
<~. -3> ~o------~o
<1' 4 > [5, 8 ]
o
<9, ~>
•
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
-7 -6 -5 -4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Minima en maxima
-2
" ..........
I'.... ..".. V J~
/
' V
I
Ay
Het toenamediagram in de figuur hiernaast hoort bij
een grafiek die door het punt (1 , 5) gaat. Hieruit volgt r 2
dat de grafiek ook door de punten de punten (0, 4),
r--1
(2, 3), (3, 2), (4, 4), (5, 4) en (6, 3) gaat.
x
~ 0 1 2 3 4 5 6
+1 ~ -2 -1 +2 +0 -1
~~~~~~
(0, 4) (1 ' 5) (2, 3) (3, 2) (4, 4) (5, 4) (6, 3) -1
-2
Martijn bekijkt de tabel en zegt: "Er is sprake van een afnemende stijging."
Hoe komt Martijn tot deze uitspraak? Lever kritiek.
y
Op het interval [1, 6] in figuur 8.31 is 11x = 6- 1 = 5
en 11y = 5 - 2 = 3. 6
B /"
De gemiddelde verandering is l1y = l = 0,6. 5 ~ -- -- -- - ~ -- -- ~
11x 5 4 / 'r"/ I
~
11
y heet het differentiequotiënt van y op het /
/ V ~
II ~y-
- 5 - 2=3
3
-~~ -~----
I
11x I
11 2
/I 6-1 = 5~x=
-- I
interval [ 1, 6]. Het differentiequotiënt y is de 1
I
i
11x I ;
•
I
I I x
richtingscoëfficiënt van de lijn AB in figuur 8.31. 0 1 2 3 4 5 6 7
In plaats van 'de richtingscoëfficiënt van de lijn AB' figuur 8.31
zeggen we ook ' de helling van de lijn AB'.
Yn-YA
1 6Y
I
=Ya- YA
• •
YA -
A
---------1
I
I ÓX = Xa - XA I
I I
I I
I I
~~~--------~----x
0 XA
Voorbeeld
y
Zie figuur 8.32.
a Bereken de gemiddelde verandering van y op het 9
interval [-1, 3].
( \
/
Nis het aantal personen dat het gerucht heeft /
gehoord. I
a Bereken het differentiequotiënt op het I
interval [3, 5].
5000
I
b Bereken de gemiddelde verandering van N
in personen per uur als t toeneemt van t = 2
I
tot t = 6. 11
I
c Tijdens het hoeveelste uur horen de meeste J
mensen het gerucht voor het eerst? 1000 V
V t
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
tijd in uren
figuur 8.33
© Noordhoff Uitgevers bv Rijen en veranderingen 45
<Kij Een fabrikant van transformatoren heeft het K in euro's
V 17
~ /
11K V V
b Bereken op [1000, 3000]. 5000 ~
11q ~ """
A
c Bereken de helling van de lijn AB.
d Voor welke q is de gemiddelde toename op
[0, q] gelijk aan de gemiddelde toename op q
0 1000 3000 5000
[0, 3000]?
figuur 8.34
e Hoe kun je zonder berekening zien dat de
gemiddelde toename van de kosten op het
interval [6000, 7000] groter is dan op
[3000, 4000]?
s afstand in meter
~
0 In figuur 8. 3 5 is van een motorcoureur de 200 /
11s
V
I
a Bereken t op [0, 5].
11 J
figuur 8.35
~ Het begrip gemiddelde snelheid wordt niet alleen bij W winst in euro's
bewegingen gebruikt. Zo kun je bij de winstgrafiek
in figuur 8. 3 8 praten over de gemiddelde snelheid 4000
waarmee de winst toeneemt op het interval
3000
/
[200, 400]. ~W = 2500
Differentiequotiënt
Om veranderingen op intervallen met verschillende
y
lengten te vergelijken gebruik je differentiequotiënten.
Ya - - - - - - - - - - - - - - - -8
Het differentiequotiënt van y op [xA' x s] is I
I
~y Ys- YA I
I
~x I ~Y = Ya - YA
I
Het differentiequotiënt is gelijk aan de helling I
I
(richtingscoëfficiënt) van de lijn AB. I
Dus de begrippen
• de gemiddelde verandering van y op [xA , x s]
• het differentiequotiënt vany op [xA, xsJ 0
~--~------------~----x
XA Xa
Gemiddelde snelheid
Bij een tijd-afstandgrafiek is de afgelegde wegs uitgezet
tegen de tijd t.
~s
Het differentiequotiënt geeft de gemiddelde snelheid
~t
op een tijdsinterval.
Ook bij andere grafieken zoals kosten- en winstgrafieken
wordt de uitdrukking 'gemiddelde snelheid'
gebruikt.
De gemiddelde snelheid waarmee K in de figuur
K
. h . b . ~K 8
hternaast toeneemt op et tnterval [a, ] ts .
~q I
I ~K
I
In praktische situaties, zoals bij kosten- en
winstgrafieken, vermeld je bij gemiddelde snelheden
------------,
~q
I
G a Gegeven is de rij un = n 2 - n + 1.
10
Bereken Luk.
k =O
b Gegeven is de rij at+1 = 2at - 3 met a 1 = 6.
11
Bereken L ai.
i=1
n
c Vanaf welke n is L (2)2 + 1) > 1000?
j= O
8.4 Toenamediagrammen
8 Zie figuur 8.40.
a Op welk(e) interval(len) is de grafiek toenemend stijgend?
En op welk(e) interval(!en) afnemend dalend?
b In welke punten treedt een maximum op? Hoe groot zijn die maxima?
c Teken bij de figuur het toenamediagram met stapgrootte ~x = 2.
y
2
F
B
1/ \ I
V
" 1
~5
I ~ c E I G x
II '\ J 0 1 2 3 4 5
A ~
V -1
r--- 1 \ / \
D H
x -2
0 5 10
Q Teken een mogelijke grafiek die door het punt (3, 5) gaat en die
hoort bij het toenamediagram in figuur 8.41.
8.5 Differentiequotiënten
G Zie figuur 8.40.
a Bereken de gemiddelde verandering van y op de intervallen
[0, 4] en [2, 12].
b Bereken het differentiequotiënt op de intervallen [4, 6] en [6, 10].
Termlna14
"'
•
Kansver 1ngen
-
•
[ ,. , , .. : .:::a
r. -
r-'•
Voorkennis Kansberekeningen
Theorie A Kansen
Veel gebruikte regels bij kansberekeningen zijn de productregel, de
somregel en de complementregeL
Productregel Bij twee onafhankelijke kansexperimenten geldt
P(G 1 en G2) = P(G1) • P(G2).
Somregel Voor elkaar uitsluitende gebeurtenissen G 1 en G2 geldt
P(G1 ofG2 ) = P(G1) + P(G2).
Complementregel P(gebeurtenis) = 1 - P(complement-gebeurtenis)
Komt in de omschrijving van een gebeurtenis 'minstens', 'hoogstens' , ' niet',
'meer dan' of 'minder dan ' voor, dan kan de complementregel je rekenwerk besparen.
Een kansboom is een handig hulpmiddel om te zien hoe je de productregel kunt
toepassen. Meestal is het voldoende om een dergelijke kansboom alleen maar
in gedachten te maken of om slechts een gedeelte op papier te zetten.
Bij het vier keer gooien met een dobbelsteen is
5
5 -6
• P(geen enkele keer 6) = P(~ ~ ~ ~ = ~ · ~ · ~ · ~ ;::: 0,482 5 -
I ---r d ..- --1
-5 ,/ -6 .......6
6 p ...
• P(twee keer 6) = ~ . P(6 6 ~~ = ~ . Gr (D 2
"" 0,116. ~
- 6
6
Voorbeeld
De schijven in figuur 9.1 draaien onafhankelijk van elkaar. Nadat
de schijven tot stilstand zijn gekomen, wijst elke pijl één sector aan.
a Bereken exact de kans op drie gelijke kleuren.
Marlies laat schijf I acht keer draaien.
Bereken de kans dat de pijl
b drie keer de witte sector aanwij st
c twee keer de witte sector aanwijst en vier keer een rode.
figuur 9.1
Uitwerking
a P(drie gelij'ke kleuren) = P(r r r) + P(w w w) 2 2
= 4 • 3l · 4 + 2 2
l4 · 3 • 4 A_ + 48
= 48 ~ = 16
A_ = 48
3 Rijschool R&S biedt allerlei rijopleidingen aan. Percentage in één keer geslaagd
Zo is er de mogelijkheid vijf dagen aaneen les te 71%
krijgen. In figuur 9.3 zie je dat bij deze
opleidingsvorm de kans op in één keer slagen
0,35 is. 58%
Bereken de kans dat van 53%
a acht cursisten die de opleiding van drie dagen
volgen er minstens twee in één keer slagen
b twaalf cursisten die losse lessen volgen er zes
of zeven in één keer slagen. 35%
22%
3 5 10 losse
lessen
figuur 9.3
4 Ronald gooit met drie viervlaksdobbelstenen.
Toon aan dat
a de kans op één 4 gelijk is aan ~~
b de kans op minstens één keer 2 gelijk is aan ~~ .
Zo is bij het pakken van zes knikkers uit de vaas in de P(2 rode, 1 blauwe, 3 groene) =
figuur P(2 rode, 1 blauwe en 3 groene knikkers) =
5 3 7
• •
2 1 3 aantal rijtjes bestaande
- - - - : : :; 0,210.
15 uit twee r 's, éénben drie g's
6
Immers, het aantal gunstige uitkomsten is het aantal
manieren om 2 rode uit 5 rode en 1 blauwe uit 3 blauwe
en 3 groene uit 7 groene knikkers te pakken. En het aantal
mogelijke uitkomsten is het aantal manieren om 6 knikkers
uit 5 + 3 + 7 = 15 knikkers te pakken.
Bij het pakken van knikkers onderscheid je twee situaties.
Trekken met terugleggen Trekken zonder terugleggen
Pak met terugleggen 4 knikkers uit Pak zonder terugleggen 4 knikkers uit
een vaas met 9 rode en 6 witte knikkers. een vaas met 9 rode en 6 witte knikkers
/4\ 4\ I
•
,2 ,2 ,
P(2 rode) = , : : :; 0,396
15
\4 1
Voorbeeld
In 83% van de Nederlandse huishoudens wordt op internet gezocht naar
productinformatie.
Bij een onderzoek wordt aan huishoudens gevraagd een vragenlijst in te
vullen.
a Bereken de kans dat van elf huishoudens er negen op internet zoeken
naar productinformatie.
b Bereken de kans dat pas de tiende terugontvangen vragenlij st de eerste
is van een huishouden dat geen productinformatie op internet zoekt.
c In een straat met 50 huishoudens zoeken er 40 productinformatie op
internet.
Bereken de kans dat van de acht teruggestuurde vragenlijsten uit deze
straat er vijf afkomstig zijn van een huishouden dat productinformatie
op internet zoekt.
Uitwerking
11
a P(9 van de 11 zoeken productinformatie) = · 0,83 9 • 0,17 2 :::::: 0,297
9
b P(bij de 10e voor het eerst niet) = 0,83 9 • 0,17 : : : 0,032
40 10
•
5 3
c P( 5 van de 8 zoeken productinformatie) = - - - - :::::: 0,14 7
w 1995 15 -5
P(W= w) 0,001 0,1 0,899
n
Met de sigmanotatie krijg je E(X) = L (xi · P(X = xJ).
i =l
u 2000 20 0
P(U = u) 0,001 0,1 0,899
Voorbeeld
Bij een spel met een dobbelsteen gelden de volgende regels.
• Je gebruikt een dobbelsteen met op de zijvlakken de cijfers
1, 1, 1, 1, 5 en 5 .
• Je gooit drie keer met de dobbelsteen.
• De uitbetaling is de som van de gegooide cijfers in euro's.
• De inleg is € 8,-.
Gooi je bijvoorbeeld 5 1 I , dan krijg je € 7, - uitbetaald. Je 'wint'
dan - 1 euro.
Bereken de verwachtingswaarde van de winst per spel.
Uitwerking
W =de winst per spel, dus W =uitbetaling- 8.
W neemt de waarden 7, 3, - 1 en -5 aan.
P( W = -1) = ~ · P( 5 1 1) = 3 · ~ · (D = g en P( W = -5) = P( 1 1 1) = ( ~) =
2 3 8
27
w 7 3 -1 -5
P(W = w) 1
27
6
27
12
27
8
27 controle: 217 + 267 + ~~ + 287 = 1
_Q_ + - 1 · 11 + - 5 · ~ = - 1
E( W) = 7 · l27 + 3 · 27 27 27
De verwachtingswaarde van de winst is -1 euro per spel.
E) Bij een spel met een dobbelsteen waarop vijfkeer het cijfer 3
staat en één keer het cijfer 8 gelden de volgende regels.
• De inleg is 8 euro.
• Je gooit twee keer met de dobbelsteen.
• De uitbetaling is de som van de gegooide cijfers in euro's.
Bereken in centen nauwkeurig de verwachtingswaarde van de
winst per spel.
A In een vaas zitten vier rode en zes witte knikkers. Monique pakt
één voor één knikkers uit de vaas, totdat ze een witte pakt.
Bereken de verwachtingswaarde van het aantal knikkers dat
Monique pakt.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
a b
figuur 9.5
3 Bereken de verwachtingswaarde
van deze kwadraten .
L ((x - 2
E(X) ) • P(X = x))
x 5 6 7 8 9 10
P(X=x) 0,40 0,12 0,09 0,16 0,15 0,08
HORMAL FLOAT AUTO REAL RADIAH MP (]
x 1 2 3 4 5
P(X = x) 0,05 0,15 0,50 0,15 0,05
y 1 2 3 4 5
P(Y = y) 0,30 0,15 0,10 0,15 0,30
Verwachtingswaarde
Jan koopt een lot in een loterij met 100 loten. Elk lot kost 5 euro. Er is
een eerste prijs van 250 euro, een tweede prijs van 100 euro en er zijn
twee derde prijzen van elk 50 euro.
Voor een deelnemer aan deze loterij is de winst per lot W = prijs - 5 euro.
De kansverdeling van Wis
w 245 95 45 -5
P(W = w) 0,01 0,01 0,02 0,96
u 250 100 50 0
P(U =u) 0,01 0,01 0,02 0,96
Voorbeeld
Bereken de kans dat je bij tien worpen 1net een dobbelsteen
vier keer minstens vijf ogen gooit.
HORHAL FLOAT AUTO REAL RADIAH HP (}
Uitwerking
X= het aantal keer dat je minstens vijf ogen gooit.
X is binomiaal verdeeld met n = 10 en p = ~ = ~ . .2276075801
........... ... ......................... ..............
P(X = 4) = ~~ · (D • {D4 6
:::; 0,228
~ In een vaas zitten acht rode, twee witte en tien groene knikkers.
a Carmen pakt met terugleggen zes keer een knikker uit de vaas.
X= het aantal rode knikkers dat ze hierbij pakt.
Geef n en p en bereken P(X = 4).
b Coen pakt met terugleggen twaalfkeer een knikker uit de
vaas.
Y = het aantal niet-witte knikkers dat hij hierbij pakt.
Geef n en p en bereken P(Y = 10).
c Mariël pakt zonder terugleggen vier knikkers uit de vaas.
Z = het aantal groene knikkers dat ze hierbij pakt.
Is Z binomiaal verdeeld? Bereken P(Z = 3).
''
De familie Bernoulli heeft veel beroemde wiskundigen voortgebracht.
Oorspronkelijk woonden de Bernoulli's in Antwerpen, maar in 1622
vestigde de familie zich in Bazel.
Tot de familieleden die zich met de kansrekening hebben
beziggehouden behoort Jacob Bernoulli (1654-1705). Hij was niet
alleen geïnteresseerd in empirische kansen (sterftetabellen en
'
juridische statistieken) , maar hield zich ook bezig met theoretische ''
''
kansen gebaseerd op permutaties en combinaties.
In 1690 formuleerde hij de wet van de grote aantallen.
Het grootste deel van zijn werk op het gebied van de kansrekening is
na zijn dood uitgegeven onder de titel'Ars conjectandi ' ofwel'de
Jacob Bemoulli
kunst van het gissen' .
Uitwerking
a X= het aantal keer 1.
figuur 9.6
X is binomiaal verdeeld met n = 7 en p = ~.
P(X = 3) = binompdf (7, ~, 3) ~ 0,273
b X = het aantal keer 2.
X is binomiaal verdeeld met n = 7 en p = !.
P(X :::; 4) = binomcdf (7, 4) ~ 0,987 !,
c ?(vier keer een 1 en drie keer een 3) = : · Gt · (!)3 ;::; 0,034 •~------1 Let op: dit is geen
binomiale kans.
HORHAL FLOAT DEC REAL RADIAH HP ()
binomPdf(7,1/2,3)
.2734375 @ lhlathiiRadiiNormll Id/c liReall
b i nomcdf(7, 1/4,4) BinomialPD ( 3,7,1+2 )
•••• •••••
.987121582
••••••• ••••••••• ••••••• ••••• 0 •••••••• ••••••• 0.2734375
BinomialCD(4,7,1+4)
0.987121582
0 •••••••••••• 0 0 •••••• 0 0 0 • • 0 0 0 •
.0341796875
0 •••• • ••• 0 • 0 0 0 • • •• 0 • •••
7C4x(1+2) 4 x(1+4) 3
0.0341796875
x! nPr nCr RAND t>l
Voor P(X < 6) kun je schrijven P(X < 5). 3 < x < 7: • • • •
0 1 2 3 4 5 6 7
• 8
Voor P(X > 4) kun je schrijven 1 - P(X < 4).
Voor P(3 < X < 7) kun je schrijven P(X < 7) - P(X < 2). Het verschil van X< 7 en
Voor P(3 < X < 7) kun je schrijven P(X < 6) - P(X < 3). X :S 2 is juist 3 :S X :::; 7.
Herleid tot een vorm met één of meer kansen van het
type P(X < k).
c P(X > 5) gP(4 < X < 12)
d P(X > 10) b P(2 < X < 5) Bij 'tussen' doen de
e P(X < 7) i P(4 < X < 8) grenzen niet mee.
r P(12 :::; x :::; 20) j P(Xtussen 8 en 20)
Voorbeeld
De schijf in figuur 9.8 is verdeeld in zes even grote sectoren.
Per beurt wijst de pijl één sector aan.
Bereken de kans dat in
a 20 beurten meer dan acht keer een appel wordt aangewezen
b 50 beurten minder dan zes keer kersen wordt aangewezen
c 30 beurten negen of tien keer een banaan wordt aangewezen
d 25 beurten tussen drie en negen keer kersen wordt figuur 9.8
aangewezen.
Uitwerking
a X= het aantal keer appel.
1-BinomialCD(8,20,1+~
X is binomiaal verdeeld met n = 20 en p = ~ = ~ . 0 . 7482776642
P(X > 8) = 1 - P(X < 8) = 1 - binomcdf( 20, ~, 8) ;:::; 0,748 BinomialCD(5,50,1+6)
0.1388156459
b X = het aantal keer kersen. 0
X is binomiaal verdeeld met n = 50 en p = ~ .
P(X < 6) = P(X ::S 5) = binomcdf(50, ~ , 5) ;:::; 0,139 InvB
c X = het aantal keer banaan. HORHAL FLOAT AUTO REAL RADIAH HP ()
X is binomiaal verdeeld met n = 30 en p = ~ = j .
1-binomcdf(20.1/2,8)
P(X = 9 ofX = 10) = P(X = 9) + P(X= 10) = .7482776641
........ ..... ...... .................. ..... ........ ...
binompdf( 30, j , 9) + binompdf( 30, j , 10) ;:::; 0,299 binomcdf(50.1/6,5)
.1388156459
d X= het aantal keer kersen.
• ••••••••••••••• 0 • 0 0 •••••••••••••••••••••••• 0 0 0 0 0 ••••
binomPdf(30,1/3, 9)+binomp,~
X is binomiaal verdeeld met n = 25 en p = ~ . ........ ...... ....... ...........2987440462
..... ...... ....... ... .
binomcdf (25 ,1/6. 8)-binomc,~
P(3 < X < 9) = P(X < 8) - P(X < 3) = ••• •• • •• •••
.6027261258
••••••••••••• 0 •••• ••• • ••••• • ••••••••••••• •
Van de ruim drie miljoen kinderen tot 15 jaar die ons land telt,
leeft 12% in een eenoudergezin.
Bereken de kans dat
a in een voetbalelftal van de D-jeugd geen enkele speler uit een
eenoudergezin komt
b in groep 8 van basisschool 'De Cirkel' van de 22leerlingen er
hoogstens twee uit een eenoudergezin ko1nen.
Op muziekschool 'De Blokfluit' zitten 35 kinderen onder de
15 jaar van wie er vijfuit een eenoudergezin komen. Voor een
concert worden willekeurig zes kinderen onder de 15 jaar
aangewezen.
c Bereken de kans dat hierbij twee kinderen uit een
eenoudergezin zitten.
A Bij een vliegmaatschappij weet men uit ervaring dat de kans dat
een passagier bij een vlucht naar Madrid niet komt opdagen
ongeveer 12% is. Voor de vlucht van 10:00 uur op 15 februari
naar Madrid zijn 92 stoelen beschikbaar. Er zijn 100 boekingen.
Bereken de kans dat iedereen die komt opdagen een plaats heeft.
Voorbeeld
Hoe vaak moetje met een geldstuk gooien opdat de kans op
minstens drie keer munt groter is dan 98%?
Uitwerking
X= het aantal keer munt.
X is binomiaal verdeeld met onbekende n en p = 0,5.
Voor welke n is P(X > 3) > 0,98 ofwel voor welke n is 3 .125
1 - P(X < 2) > 0,98? Ij
5
.3125
.5
6 .65625
Voer in y 1 = 1 - binomcdf(x, 0.5, 2) (TI) of 7 . 773Ltlt
8 .855Lt7
y 1 = 1 - BinomialCD(2, x, 0.5) (Casio) en maak een tabel. 9 .91016
10 . 9Lt531
Je leest af voor n = 11 is 1 - P(X < 2) ~ 0,967 11
12
.96729
.98071
voorn= 12 is 1- P(X < 2) ~ 0,981.
Je moet dus minstens 12 keer gooien. 1=.96728515625
~ Een basketbalspeler heeft bij een vrije worp een trefkans van 40%.
Hoeveel vrije worpen moet hij minstens nemen om met een kans
van meer dan 90% minstens vijf keer te scoren?
e Uit een vaas met vier rode en zes witte knikkers pakt Heleen
twee knikkers. Vervolgens legt ze de knikkers terug in de vaas.
Hoeveel keer moet Heleen zo'n greep van twee knikkers doen,
opdat de kans op minstens drie keer twee witte knikkers groter
is dan 0,95?
"." Bewering: Bij een binomiale verdeling ligt bij grote waarden
van n ongeveer 68,3% van de successen minder
dan één standaardafwijking van de
verwachtingswaarde af.
Onderzoek of deze bewering waar is voor enkele waarden van
n enp.
Bernoulli-experiment
Een Bemoulli-experiment is een kansexperiment waarbij je alleen op de
gebeurtenis succes en de complementgebeurtenis mislukking let. Het hangt
af van de situatie welke gebeurtenis je succes noemt en welke mislukking.
P(succes) =pen P(mislukking) = 1 - p.
Binomiaal kansexperiment
Het herhaald uitvoeren van een kansexperiment waarbij je alleen op
de gebeurtenissen 'succes' en 'mislukking' let, heet een binomiaal
kansexperiment
• n is het aantal keer dat het experiment wordt uitgevoerd
• p is de kans op succes per keer
• X is het aantal keer succes
n
De kans op k keer succes is P(X = k) = · pk · ( 1 - p )n- k.
k
Berekenen van binomiale kansen
Bij het berekenen van binomiale kansen ga je als volgt
P(X tussen 3 en 6) =
te werk.
P(X < 5)- P(X < 3),
1 Omschrijf de betekenis van de toevalsvariabele X.
maar ook
2 Noteer datXbinomiaal verdeeld is en vermeld n enp.
P(X tussen 3 en 6) =
3 Noteer de gevraagde kans met X en herleid deze kans tot
P(X= 4) + P(X = 5).
een vorm waarin P(X = k) of P(X :::; k) voorkomt.
Bereken deze kans met de GR.
Zo krijg je de kans op minstens vijf juiste antwoorden bij het
op de gok beantwoorden van 20 vierkeuzevragen als volgt.
X = het aantal juiste antwoorden.
X is binomiaal verdeeld met n = 20 en p = !.
!,
P(X > 5) = 1 - P(X < 4) = 1- binomcdf(20, 4) ~ 0,585
Berekenen van n
Bij de vraag 'Hoe vaak moet je met een dobbelsteen gooien opdat
de kans op minstens drie keer zes ogen groter is dan 80%?' bedenk
je dat je te maken hebt met de binomiale toevalsvariabele
X = het aantal keer zes ogen met p = ~ en onbekende n.
Uit P(X > 3) > 0,80 volgt 1 - P(X < 2) > 0,80.
Voer in y 1 = 1 - binomcdf(x, ~' 2) (TI) of
y 1 = 1 - BinomialCD(2, x, ~) (Casio). Daarna maak je een
tabel waarin je het antwoord afleest.
Verwachtingswaarde en standaardafwijking
Van de binomiale toevalsvariabele X is E(X) = np en CJx = -Jnp(l -p).
22/
1\ o
200
V \
100 -81- \ "'(U
~/ " i' 0
0
165 170 175 180 185 190 195 200
lengte in cm
figuur 9.10
0 Ook bij een andere groep is van elke man de lengte gemeten.
Zie het histogram in figuur 9 .11.
frequentie
400 . !io,~
lengt~ volw~ssen
t I
mannen
~
300 ~
200
j " 1\.'
~
100
_li ~
't
~,I-
"''~ l!lo.
0
165 170 175 180 185 190 195 200
lengte in cm
figuur 9.11
100%
I
I
I
A Van 5000 appels is het gewicht normaal verdeeld met een gemiddelde
van 180 gram en een standaardafwijking van 11 gram. Gebruik bij de
volgende vragen de vuistregels bij de normale verdeling.
a Hoeveel van deze appels wegen tussen 158 en 191 gram?
b Hoeveel van deze appels zijn lichter dan 191 gram?
c Wat weetje van de gewichten van de zwaarste 125 appels van
deze partij?
_...,.
0
6 7 8 9 10
hemoglobinegehalte
figuur 9.20
I
in figuur 9.21 b de bijbehorende relatieve
cumulatieve frequentiepolygoon getekend.
50
i I
i
I
I
'
I
I
I I
I
In figuur 9.21 c is de schaal op de verticale as I
I
I
'
I
I
I
I
veranderd. _/ I
I
I I
I
I
10 .............,. ' I
Vanaf 50% wordt de schaal zowel naar boven 0 I I
I
I I I
I
I I I
normaal-waarschijnlijkheidspapier.
90 I
I
'
I
I
I
I
I
I
I
-M
I I
80
Op dit papier lees je op de verticale as de I '
I
I
I
I
~
I I I
relatieve cumulatieve frequentie af. Op de 70 I
I
I I
I
horizontale as kun je zelf een geschikte 60 I
I
'
I
lineaire schaalverdeling kiezen om de
klassen uit te zetten.
50
40 :
I
I
I
'
mfl
30 I
I ~
I
20 I
Het bij zondere van normaal- I
waarschijnlijkheidspapier is dat op dit papier
bij elke normale verdeling de relatieve
10
~ft-<1" ft ft+<Y
cumulatieve normaalkromme een rechte lijn c
is. En omgekeerd kun je testen of een figuur 9.21
frequentieverdeling bij benadering normaal
verdeeld is.
Merk op dat op normaal-waarschijnlijkheidspapier de
relatieve cumulatieve frequenties 0 en 100 niet voorkomen.
Voorbeeld
In de volgende tabel staat de verdeling van het gewicht in gram
gewicht in gram frequentie
van een hoeveelheid mandarijnen.
a Toon aan dat de verdeling bij benadering normaal verdeeld is. 70 -< 72 7
b Geef een schatting van f.1 en a. 72 -< 74 16
74 - < 76 41
76 - < 78 64
78 - < 80 43
80 - < 82 31
82 -< 84 13
Uitwerking
a cumulatieve frequentie in %
klasse freq. cum. rel. 99,8
freq. cum.
freq. 99
98
70 - < 72 7 7 3,3 95 ~
72 - < 74 16 23 10,7
90
74 - < 76 41 64 29,8 l
76 -< 78 64 128 59,5 80 ;;!!
o,o7o 72 74 76
t
78 80
t 82 84
gewicht in gram
J1 Jl + a
figuur 9.22
uitgezet. 98
a Hoeveel procent van de olijven heeft
een diameter tussen 10 en 13 mm?
95
b Wat weetje van de diameter van de
20% grootste olijven? 90
de zwarte olijven. 30
d Antonio kiest willekeurig een groene
en een zwarte olijf. 20
Bereken de kans dat beide olijven een
diameter hebben van meer dan 14 mm. 10
0,5
8 9 10 11 12 13 14 15 16
diameter in mm
figuur 9.23
/ -
Normaal-waarschijnlijkheidspapier
Door bij een klassenindeling de relatieve cumulatieve frequentie in %
99 5
cumulatieve frequenties op normaal-
waarschijnlijkheidspapier uit te zetten, kun je
99
'
98 111111111111
J-.1...1-1-.H+l-1+1-1-1-1--1+1-~
,u = 15 ,u= 15 ,u = 15 ,u= 15
0"=3 a =3 0"=3 a =3
9 12 15 9 15 9 15 21 15 18
a b c d
figuur 9.25
10 16 18
figuur 9.27
Uitwerking
a opp = normalcdf(10, 16, 15, 3.2) ::::: 0,564 HORHAL FLOAT AUTO REAL RADIAH HP ()
normalcdf(10.16.15.3.2)
.5635845217
InvN
Afspraak
Rond oppervlakten onder normaalkrommen af op drie decimalen.
a b c
figuur 9.28
Afspraak
Gebruik bij het berekenen van de grens a de volgende vuistregel.
Rond a op één decimaal meer af dan de gegeven ().
Voorbeeld
Bij een normale verdeling is f1 = 180 en (j = 4. Zie figuur 9 .32. ,u = 180
<J =4
a De oppervlakte van het rode gebied is 0,15. opp rood= 0,15
Bereken c. opp blauw = 0,38
b De oppervlakte van het symmetrische blauwe gebied is 0,38.
Bereken b.
a b c
a a a a
a b c d
figuur 9.33
88 Hoofdstuk 9 © Noordhoff Uitgevers bv
~ Het gebied onder de normaalkromme in figuur 9.34
is in drie stukken met gelijke oppervlakte verdeeld. ,u= 40
a Wat is de oppervlakte van het gebied links van b? a=5
b Bereken a en b.
a b
figuur 9.34
a b c d
figuur 9.35
a b a b a b
a b c
figuur 9.36
7 600 105
a b c
figuur 9.37
figuur 9.38
Voorbeeld
Van de normaalkromme in figuur 9.39 is f.1 = 28
J.1 = 28
en is a onbekend. CJ=?
opp = 0,83
De oppervlakte van het rode gebied is 0,83.
Bereken a in één decimaal nauwkeurig.
Aanpak 23
• Je hebt te maken met de vergelijking figuur 9.39
normalcdf(23, 1099 , 28,a) = 0,83.
• Plot de grafieken van het linker- en rechterlid.
Bedenk eerst een geschikte Xmax en Y max.
We nemen voor Xmax 2 keer de geschatte waarde
van a. Op grond van figuur 9.39 schat je a = 5, dus
neem Xmin = 0 en Xmax = 10.
Verder zijn Ymin = 0 en Ymax = 1,6 goede keuzes.
• Bereken de x-coördinaat van het snijpunt met de optie HORHAL FLOAT AUTO REAL RADIAH HP
CALC IHTERSECT
D
V2=0 .83
inters eet.
Uitwerking
normalcdf(23, 10 99 ,28, a) = 0,83
Voer in y 1 = normalcdf(23, 10 99 , 28,x) (TI) of
y 1 = NormCD(23, 1099 , x, 28) (Casio) en y 2 = 0,83.
Intersection
Interseet geeft x~ 5,24, dus a ~ 5,2. X=5.2't01827 V=.83
b Geef een schatting van f.1 op grond van figuur 9.41 en figuur 9.41
de gegeven a. Welke Xmin en Xmax zijn dus geschikte
keuzes?
c Bereken f.1 in gehelen nauwkeurig.
Oppervlakten en normaalkrommen
Bij opgaven over oppervlakten onder een normaalkromme I J.1
spelen vijf getallen een rol. I
I
()
Oppervlakten berekenen
Bij de normale verdeling met f1 = 178 en a= 8 is de I J.1 = 178
oppervlakte van het gebied onder de normaalkromme links I
I cr=8
van 168 gelijk aan normalcdf(- 1099, 168, 178, 8) ~ 0,106. I
I
opp =?
I
I
I
I
168 178
Grenzen berekenen
Weet je de oppervlakte van het gebied onder de
J.1 = 178
normaalkromme links van a, dan is a te berekenen met cr=8
a = invNorm(opp links, f1, a). opp I= 0,25
opp II = 0,3
Zo is hiernaast a = invNorm(0.25, 178, 8) ~ 172,6.
I 11
Je krijgt b als volgt. a b
De oppervlakte links vanbis 1 - 0,3 = 0,7
dus b = invNorm(0.7, 178, 8) ~ 182,2.
Voorbeeld
Bij een supermarkt is de op vrijdag verkochte hoeveelheid appels
normaal verdeeld met f.1 = 5 00 kg en a = 40 kg.
Bereken op hoeveel procent van de vrijdagen meer dan 575 kg appels
wordt verkocht.
Uitwerking
J.l = 500
CT = 40
opp = ?
575
Voorbeeld
Bij een toelatingstest zijn de scores normaal verdeeld met een
gemiddelde van 63 ,2 en een standaardafwijking van 13,2.
Op grond van deze test wil men hoogstens 20% van de
deelnemers uitnodigen voor een vervolgtest
Vanafwelke gehele score mag je aan de vervolgtest meedoen?
Uitwerking
opp links = 1 - 0,20 = 0,80
J.l = 63,2
(j = 13,2
a = invNorm(0.80, 63 .2, 13.2) ;:::; 74,31
opp = 0,2 Vanaf een score van 75 mag je aan de vervolgtest meedoen.
Oppervlakten en kansen
Van een groep mannen is de lengte normaal verdeeld met I f.1 = 178
J1 = 178 cm en a = 8 cm. I
I <J' = 8
De volgende vragen komen op hetzelfde neer. I opp =?
I
I
1 Hoeveel is de oppervlakte van het gebied onder de I
I
normaalkromme links van 168? I
I
2 Hoeveel procent van de mannen is kleiner dan 168 cm? 168 178
3 Wat is de kans dat een willekeurig gekozen man van deze
groep kleiner is dan 168 cm?
Hierbij hoort de berekening normalcdf(-10 99 , 168, 178, 8) ~ 0,106.
De oppervlakte is 0,1 06.
Dat is dus 10,6%.
De kans is 0,1 06.
Grenzen en percentages
Bij de vraag 'Welke lengten horen bij de 25% langste mannen?'
f.1 = 178
gebruik je de figuur hiernaast. <J'=8
Hierin is a het te berekenen getal. opp = 0,25
A B c D E
1 iaar 1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
2 877 959 1098 1182
3 894 1061 1319 1319
4 1035 1123 1292 1252
5 741 743 881 964
6 735 767 864 889
7 544 484 710 882
figuur 9.43
Theorie C Diagrammen
Onderzoeksgegevens worden vaak verzameld in tabellen. Tabellen
geven echter niet altijd een goed overzicht van de gegevens. Daarom
worden bij de tabellen diagrammen gemaakt. Een diagram vat de
gegevens op een grafische manier samen. Bekende diagrammen zijn
lijn-, staaf-, stapel- en cirkeldiagrammen. Een diagram moet snel
inzicht geven in de gegevens en moet dus gemakkelijk te lezen zijn.
Zorg bij het maken van diagrammen dus voor
• een passende grafiektitel
• duidelijke informatie bij de assen en/of een legenda
• een geschikte schaalverdeling met eventueel rasterlijnen
• logisch kleurgebruik.
[.-.EXCEL] In de Excelmodule Diagrammen in Excel wordt uitgelegd hoe
je lijn-, staaf-, stapel- en cirkeldiagrammen maakt.
samengestelde r-
r- .-
r-
1000 1-
staafdiagram hiernaast. r-
I"'"
r- r-
r-
,...., .... ,...,
800 1-
r- 1"'" .... ..... .....
600 1-
r-
I"'"
400 1-
200 1-
0 I I
' I
figuur 9.44
80 • wapenmisdrijven
zoals in figuur 9.45 . • drugsmisdrijven
70
b Het lijndiagram in figuur 9.46 verkee rsmisdrijven
60
geeft de ontwikkeling 50
• geweldsmisdrijven
• vernielingen/openb.orde
weer van het aantal 40 • vermogensmisdrijven
vermogensmisdrijven in de 30
periode 2005-2013. 20
c Het diagram in figuur 9.47 o -'------'-----'----- --'--------'---- ---'--------'--- ---"-------'- ------'- '------ Jaar
2009 2010 2011 2012 2013
geeft weer hoe de in 20 13
figuur 9.45
gepleegde misdrijven zijn
verdeeld over de verschillende
categorieën.
Maak dit diagram.
aantal {xlOOO)
820
800
780
760
740
720
700
680
660
640
620
600 +--~--~--+--~--~--+--~--~-~ .
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Jaar
figuur 9.46
• vermogensmisdrijven
• vernielingen/openb .orde
2%
12% • geweldsmisdrijven
verkeersmisdrijven
1%
• drugsmisdrijven
1%
• wapenmisdrijven
62%
• overige misdrijven
figuur 9.47
A c D
1. nation cditeU ... !
Ferrari 61
9 .Ben son Button llrit s Mcl a re rrn-Me K e d e.s 31
10 Kevin Magnus.s:en D~een.s Md"aren-Me reed e.s .21
13 Kimi Räikkönen Fins: 17
24 lotaa l
figuur 9.48 Formule 1 resultaten tot 1 juni 2014
Afspraak
Geef bij de beantwoording van de vragen steeds aan
• in welke kolommen je welke filters gebruikt
• in welke kolommen je op welke manier sorteert
• welke functies je gebruikt.
Door het combineren van variabelen in een dataset kun je vaak extra
informatie verkrijgen. Zo is aan de dataset AtletenLonden2012 uit
opgave 80, waarin de variabelen Lengte en Gewicht voorkomen, een
nieuwe variabele BMI toe te voegen, die de variabelen Lengte en
. Gewicht
Gewicht combtneert volgens de formule BMI = 2
•
(0,01 ·Lengte)
En met de variabelen Goud, Zilver en Brons is een nieuwe variabele
Medailles te maken die informatie geeft over het totaal aantal
medailles dat een atleet heeft gewonnen.
Behalve voor het verkrijgen van extra informatie kunnen formules
ook worden gebruikt om te controleren of de gegevens in een
dataset betrouwbaar zijn.
a 112 14 22
a b c
figuur 9.43
Theorie A Machten
1 5 1
Je weet =x-2 = 5x-3 en = 1x- 1.
4
x2 ' x3 4x
Je weet ook -\fX2 = x~ , -JX = x~ en 5 · $: = 5xL
Rekenregels voor machten
xP · xq = xp+q
xP
- =xp-q x-P= -
xq xP
Voorbeeld
Schrijf als macht van x.
a $4
Uitwerking
a $4 = x~
Voorbeeld
Schrijf in de vorm y = axn.
6 3
a y = 5x-)X b y =-- c y= ·5· $2
2·$: x5
Uitwerking
a y = 5x-)X = 5x 1 · x~ = 5x 1 ~ , dus y = 5x 1 ~ .
6 6 6 I I I
b y = = 1
= - · x-3 = 3x-3, dus y = 3x-3 .
2 · $: 2 · X3 2
3 70 2 5 5
c y = • 5 · Jy x = 3 · x- • 5 · x1 = 15x- 7 , dus y
2 5 4 4
= 15x- 7 .
x5
a JP
x2,4
b 1 f
x7 -JX
Theorie B Differentiequotiënt
Op het interval [xA, x 8 ] neemty toe met ~y = y 8 - YA· y
~x I ÓX =Xe- XA I
I I
~y Ys - YA 3 - 2 1 A
aan = = = -2 3
~x x B -xA 2-0 "
V 1\
a Bereken het differentiequotiënt op [- 3, 2].
b Bereken de gemiddelde verandering van y op [-1 , 3].
i
v1 ~
8
c Bereken de richtingscoëfficiënt van de lijn AB. x
\2~1 0 1 2 3\ 4) 5
d Bereken de gemiddelde snelheid waarmee y verandert -1
op [- 3, 1].
figuur 10.1
y
4 Hiernaast zie je de grafiek van y = 0,4x 2 - x- 3, 1. Op de I
1 2 3
I5
~I
x
-2\ - 1 0
c Bereken de gemiddelde verandering van y op [- 3, 3]. -1
\
~'\ V
I
-v ·
/
..... /
-4 "'
figuur 10.2
Voorbeeld
Gegeven is de formule s = 2 + -Jt + 1. Hierin is s de afgelegde
afstand in meter na t seconden.
Benader in m/s de snelheid op t = 5. Neem L1t = 0,01 en rond
af op twee decimalen.
Uitwerking
. L1s (2+ ~5,01+1) - (2+ ~5 + 1) 5 . 0 1 + 1 - 2+ 5+ 1
Op [5; 5,01] IS = 00 ~ 0,20. 0 . 01
L1t ' 1 0.2040391643
0
De snelheid op t = 5 is bij benadering 0,20 m/s.
5
E) Gegeven is de formule s = 8 - . Hierin is s de afgelegde
t+ 2
afstand in meter na t seconden.
Benader in m/s de snelheid op t = 1. Neem L1t = 0,01 en rond
af op twee decimalen.
In een tijd-afstandgrafiek is de s
snelheid op t = a gelijk aan de raakl ijn k
richtingscoëfficiënt van
de raaklijn van de grafiek in het
bijbehorende punt. rek is de snelheid op t = a.
0~--~a----------------t
Hieronder zie je hoe je de raaklijn tekent in het punt A van een grafiek.
ZO KRIJG JE DE RAAKLIJN IN HET PUNT A
Draai de geodriehoek om Het punt B komt steeds dichter Zodra B samenvalt met A is de
het punt A. b~j hetpunt A te liggen. lijn AB overgegaan in de raaklijn in A.
32
o 20--------~------~
2 4 6 3,5 4 4,5 3,9 4 4,1
Hoe meer je inzoomt, hoe meer de grafiek op een rechte lijn gaat lijken.
De helling van deze lijn geeft de snelheid op t = 4.
Zoom je in op de grafiek bij t = 3, dan geeft de helling de snelheid op t = 3.
Voorbeeld
Zie de grafiek in figuur 10.6. s afstand in m
Schat de snelheid op t = 2.
5
,J
Aanpak
Teken de raaklijn k in het punt op de grafiek 4 ~
V
/
met t = 2, lees geschikte ~ten ~s af en ./
~
V
bereken rek" 3 .....
..".
~
./
Uitwerking
2 /
V
s afstand in m
~
/
5 1 V
k..". ~ I
V /
4 /. ~ V t
~
/
/ /, 0 1 2 3 4 5
tijd in seconden
".",-
.... ~V : 1 ,8 figuur 10.6
3 / I
I
y 4
A
- -- 3 ~-- -- --
2
~V
1 V
I
I t
V oor ~s neem je het
0 1 2 3 4 5 verschil van de
tijd in seconden
s-coördinaten van twee
re = ~s ;:::; '
18
= 06
punten op de raaklijn en
k ~t 3 ' dus niet op de grafiek.
Je moet immers de re van
De snelheid op t = 2 is ongeveer 0,6 mis.
de raaklijn hebben.
b Schat de snelheid op t = 3. 90
c Neemt de snelheid gedurende de eerste vier 80 'l
uur toe of af? 70 / V
Hoe zie je dat aan de grafiek? 60 /
d Voor welket schat je dat de snelheid minimaal V
50 /
is?
40 V
30
I
I
20 I
0 [ ~ WERKBLAD ] Bij betaald voetbal moeten
10 I
scheidsrechters een goede conditie hebben. I t
Voordat het seizoen begint, moeten ze een 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
tijd in uren
coopertest doen op het KNVB-
figuur 10.7
sportcentrum. In 12 minuten moeten ze
minstens 2700 1neter afleggen. In figuur s afgelegde afstand in m
10.8 zijn de grafieken getekend van de
coopertests van de scheidsrechters Kuipers
V
en Nijhuis.
V/
a Wat kun je zeggen van de snelheid van V /
s afgelegde afstand in m
® [ ~ WERKBLAD J Gegeven is de tijd-
afstandgrafiek in figuur 10. 9.
a Schat de snelheid in gehele m/s op t = 3 200
/
en op t = 5. ./
b Voor welke t is de snelheid minimaal? 150 V
c Hoeveel tijdstippen zijn er tussen t = 0
en t = 6 waarop de snelheid gelijk is aan
100
de gemiddelde snelheid op het V
tijdsinterval [0, 6]? Licht toe.
50
V
t
0 1 2 3 4 5
tijd in seconden
figuur 10.9
118 Hoofdstuk 10 © Noordhoff Uitgevers bv
A Meneer Kruize heeft vanaf de geboorte
[ ..,. WERKBLAD] lengte in cm
van zijn dochter Lotte elke maand haar lengte 180 "..
gemeten. De resultaten staan in figuur 10.9. /
a Geef een schatting van de groeisnelheid in V
cm/jaar op t = 6. 150 J
y
dy •
IS
dx x= x A
• de richtingscoëfficiënt van de raaklijn van de grafiek in A
• de helling van de grafiek in A f
• de snelheid waarmee y verandert voor x = x A.
0~------~----------x
XA
dy
(..,. a RJ De GR bezit een optie om bij een gegeven formule dx
Uitwerking
Bij een productie van 6600 kg hoort q = 6,6.
Voer in y 1 = 0,04x2 + 0,3x + 20.
dy
De GR geeft dx = 0,828.
,
x=66
t!\ 1 . . .. . d 2000
wr Het aanta v1ssen 1n een VIJver 1s gegeven oor N = t.
1 + 12. 0,95
Hierin is Nhet aantal vissenent de tijd in weken met 0 < t < 120.
a Bereken de snelheid waarmee het aantal vissen toeneemt op
t = 10.
b Arj en beweert dat de snelheid waarmee het aantal vissen
toeneemt op t = 3 3 ongeveer twee keer zo groot is als op t = 10.
Onderzoek of Arjen gelijk heeft.
c Tess beweert dat de snelheid waarmee het aantal vissen
toeneemt steeds groter wordt.
Toon aan dat Tess niet gelijk heeft.
dy
< 0, dus het aantal aanwezigen neemt ... om 15:00 uur.
dx x=6
dx x = 3 ,A
I
We zeggen dat y toeneemt voor x = 3. I
I
B,
I
l I
I I
dy I I
En zo volgt uit dx < 0, dat y afneemt voor x = 11. I
I
I
I
x = 11 0~--~3------------
1 ~1-- x
figuur 10.10
Is dy > 0, dan neemt y toe voor x = a.
dx x =a
Voorbeeld
Het aantal vacatures in de IT-sector in Nederland is voor de
periode 1997-2010 te benaderen door het model
N = -0,24t4 + 2,9t3 + 2,4t2 - 75t + 200. Hierin is N in
duizendtallen en de tijdtin jaren met t = 0 op 1 januari 2000.
Toon aan dat het aantal vacatures op 1 april 2002 afnam.
Uitwerking
1~ 1~ 1~
Bij 1 april2002 hoort t = 2 + 2 = 2,25. ? t=2 2 2 2 132 2
dy ;::::; - 31,1 < 0, dus op 1 april 2002 nam het aantal 2001 2002
.. ... Bij 1 april 2002
dx x =2,25 hoort t = 2 3
•
12
vacatures af.
y= 6x - x 2
Voorbeeld
Gegeven is de formule y = x 2 - 2x - 1.
Stel de formule op van de raaklijn k van de grafiek in het punt A
met x A= 3.
Uitwerking
Voer in y 1 = x 2 - 2x - 1.
dy
k'. y = ax + b met a = =4 ~ [EXE] :s how coordi na t es
dx x=3 r\=x ..x-. fY I
_\. I 4 I
y = 4x+ b 1-
\f\. : 1--·--- ---·- a.2)
4·3 + b = 2 ~-
i
x= 3 geefty = 2, dus A(3, 2) -- X
ll
12 + b = 2
I
"'l!i. a
I
-2
~
CIY~ax=} --
b = -10 X=3
-a V=2
Dus k: y = 4x - 10. ~-
Snelheid op t = a en raaklijn
Door bij een tijd-afstandgrafiek de gemiddelde s
snelheden op de steeds kleinere intervallen [a, b 1], raaklijn k
[a, b2 ], [a , b3], ... te berekenen, krijg je een steeds
betere benadering van de snelheid op t = a.
De getniddelde snelheden zijn gelijk aan de hellingen
van de lijnen AB 1' AB2 , AB3 , •..
Hoe dichter B bij A komt te liggen, des te meer de lijn
AB gaat lijken op de lijn k die in A de grafiek raakt.
Bij een tijd-afstandgrafiek is de snelheid op t = a gelijk
aan de richtingscoëfficiënt van de raaklijn van de
grafiek in het bijbehorende punt.
Hiernaast zie je de grafiek van R = 5,4q 0' 8 - 2,5q. HORHAL fLOAT AUTO REAL RADIAH HP
CALC DERIVATIVE AT POIHT
I]
De snelheid waanneeR verandert voor q = 4 krijg je als volgt.
dy
Omdat dx > 0 weet je dat de grafiek van R stijgend
x=4
is voor q = 4. Dus R neemt toe voor q = 4. dvldx=. 1739'1179
X='t V: 6.3697389
Omdat ~ x= 25
::::::-0,23 < 0 weet je datRafneemt voor q = 25.
x -3 -2 -1 0 1 2 3 4 -3 i\
-4 \ )
helling 12 5
figuur 10.11
d Teken de punten die uit de tabel volgen en teken door
deze punten een vloeiende kromme.
onder de x-as.
• In een top van de grafiekvanfis de helling nul. De
'
I
I
I
'
I
I
I
'
I
I
I
Voorbeeld
Zie de figuur hiernaast met de grafiek van de functie f y
Schets de hellinggrafiek van f
5
4
/ .........
1\. Ij
3 \
)
..... /
'\
2 \ I .........
' /
1
"' x
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Aanpak
figuur 10.13
grafiek van/ hellinggrafiek vanf
Uitwerking
y
5
4
3 \ I
V , "' 1\. I
I
•
2
\ I I
I
'\
......... V
""""'
' /
I
I I
1
"' I
I
I
I
I
I
I
I x
0 1 12 3 4 15 6 7 18 9
I I I
I I I
helling
t t
I
+
I
1
I I I Bij een schets van een
I I I
I / """"
......
r\ I I / hellinggrafiek zetje geen
I I
I I
I """"
getallen bij de verticale as.
x
0 1 3 4 6 Het gaat om de vorm en niet
V om de grootte van de helling.
J
V
~ ~ I \ ~
I
II 1\ I \ I
0 4 x 0 ' .......
4
./
V
x 0 4 x 0
./
4
x
figuur 10.14
-4 -4 -4 -4
I
V
hellinggrafiek A hellinggrafiek 8 hellinggrafiek C hellinggrafiek D
figuur 10.15
e (. . WERKBLAD]
y y
a In figuur 10.16a zie
je de grafiek van een
functie/ I g
Schets de hellinggrafiek
vanf
b In figuur 10 .16b zie -+----+---~------~~~x ----~~~~-;----+---r X
functie f gegeven.
4
a Voor x < -3 ligt de hellinggrafiek onder de
x-as. .... 2 I \
Licht toe dat hieruit volgt dat de grafiek van/ V "' x
dalend is op (~,- 3). /~
/3 -2 -1 0 ~
I
b Waarom heeft de grafiek van f een top bij x = - 3?
Is dat een hoogste of een laagste punt?
2
"
4
c Is de grafiek van/ stijgend of dalend op (-3, 0)?
d Heeft de grafiek van/ een hoogste of een laagste
figuur 10.17
punt bij x = 0?
e Schets een mogelijke grafiek vanf
a b
figuur 10.18
Theorie C Differentiëren
Bij een functie f hoort een hellingfunctie. In plaats van
Spreek f' uit als
hellingfunctie wordt meestal de naam afgeleide functie,
f accent.
kortweg afgeleide, gebruikt.
De afgeleide vanf wordt genoteerd als f'.
Voorbeeld
Differentieer.
a f(x ) = - 3x 2 + 6x - 5
b g(x) = (3x- 2)(5x + 3)
c h(x) = (5x - 7) 2
Uitwerking
a .f(x) = -3x2 + 6x- 5 geeft .f'(x) = -6x + 6
b g(x ) = (3x - 2)(5x + 3) = 15x2 + 9x - 10x - 6 = 15x2 - x - 6 geeft
g'(x ) = 30x- 1
c h(x) = (5x- 7) 2 = 25x2 - 70x + 49 geeft h '(x)= 50x- 70
~ Differentieer.
a .f(x) = - 8x2 + 7 c h(x) = -x2 + 8x- 3
b g(x) = - 8x2 + 7x d k(x) = - 0,25x2 + x - 1
G Differentieer.
a f(x) = (5x + 7)(4 - 3x) d k(x) = - 3(x - 1)(5 - 9x) - 8(x - 7)
b g(x)=(3x + 6) 2 - 8x e p(x)=16-(3x-4)2
c h(x) = 5(x- 3) 2 + 5(2x- 1) f q(x)=5x + x(3-x)
Algemeen:
Y2 = fx (Yt) x =x de
h'(x) = 5 · 3px4 - 5
Voorbeeld
B ereken de afgeleide.
a .f(x ) = 10x 7 - 6x 4 - 3
b g(x) = - 3x 5 + 3x 2 + 4
c h(x) = 3px 5 - 5x + p
Uitwerking
a f (x) = 10x 7 - 6x 4 - 3 geeft f '(x) = 70x 6 - 24x 3
b g(x) = - 3x 5 + 3x 2 + 4 geeft g '(x) = - 15x 4 + 6x
c h(x) = 3px 5 - 5x + p geeft h '(x) = 15px 4 - 5
G B ereken de afgeleide.
a .f(x) = 5x 4 - 3x 3 + 2x
b g(x) = - 2x 7 - 3x 5 + 3,4
c h(x) = - jx3 + 6i x 2 - 12
d k(x) = 1 + x + ~ x + ~ x 2 3
~ Differentieer.
a .f(x) = (3x - 1)(x2 + 5x)
b g(x) = x 5(x 3 - 4x)- 2x
c N(t) = (3t 3 - 1) 2
d F(a) = 0,16a 2 (Q- 3a)
Afgeleide functie
De hellingfunctie van een functie f wordt meestal de afgeleide functie
van f genoemd, kortweg de afgeleide van f
Voor de afgeleide bestaat de notatie f'.
Het berekenen van de formule voor de afgeleide heet differentiëren.
Dus k:y = 2x + b
2·4 + b = 3
I I
I
x
door A(4, 3)
8+b=3
0 1
I Yf 4
I
b = -5 figuur 10.21
Dus k: y = 2x - 5.
Voorbeeld
Gegeven is de functie f(x) = jx3 - 4x + 6.
Op de grafiek van f ligt het punt P met x P = -3.
Stel met behulp van differentiëren de formule op van de
raaklijn l in het punt P.
Uitwerking
f(x) = 13 x3 - 4x + 6 geeft f'(x) = x 2 - 4 In plaats van
Stelt: y = ax + b met a = .f '(-3) = (-3) 2 - 4 = 5. 'de formule van een lijn'
y = 5x + b 5 · -3 + b = 9 zeggen we ook
YP = f(- 3) = 9, dus P(- 3, 9) _ + b = 'de vergelijking van een
15 9
lijn'.
b = 24
Dus l:y = 5x + 24.
Afspraak
Notaties voor de afgeleide van y =.f(x) zijn: en f'(x).
figuur 10.23
2 Los algebraïsch op : = 0.
3 Schets de grafiek van y en kijk of je met een maximum of een
minimum te maken hebt.
4 Bereken de extreme waarde door de gevonden x-waarde in de
formule in te vullen.
Uitwerking
dW
a W= 4q2 - l q3 geeft = 8q - l q2
6 dq 2
dW
- = 0 geeft 8q - 1 q 2 = 0 Breng de gemeenschappelijke factor q buiten haakjes.
dq 2
q(8 - q) = 0 i Pas toe: AB = 0 geeft A = 0 v B = 0.
q=O V 8- i q=O
w
q = O V - i q = -8
q = 0 V q = 16
Uit de schets volgt dat W maximaal is voor q = 16.
w max = 4. 162 - ~ . 16 3 ~ 341 ,33
De maximale winst is 34133 euro per maand.
Je kunt het antwoord op de GR controleren met
de optie tnaximum uit het CALC-menu.
0
~--------~----~~q
dW 16
b W = aq 2 -lq 3 geeft = 2aq -lq2 w
6 dq 2
Voor q = 4a is dW = 2a · 4a _ l (4a)2 =
dq 2
8a 2 - 21 · 16a2 = 8a 2 - 8a2 = 0
Uit de schets volgt dat je bij q = 4a met een
maximum te maken hebt.
c Wmu = a · (4a) 2 - 16 · (4a) 3 = a · 16a2 - l6 · 64a 3 =
0 ~--------------~~q
4a
dy
y = axn geeft = n · axn - t voor elk n
dx
5
Je kunt nu ook de afgeleide van y = 2
+ 3x4
+ 2 berekenen.
x
5
Immers y = + 3x4 + 2 = 5x-2 + 3x4 + 2, dus
x2
ey 10
dx = -2 . 5x-3 + 4 . 3x3 + 0 = - 1ox-3 + 12x3 = - x3 + 12x3 .
Afspraak
Schrijf de afgeleide zonder negatieve en gebroken exponent( en),
tenzij de gegeven formule al een gebroken of negatieve exponent
bevat.
Uitwerking
3 2 1 2 2 3
a f(x) =- + 5x = 3x- + 5x geeft f'(x) = -3x- + lüx =- + 10x
x x2
b g(q) = 5Fq + 2q = 5q~+ 2qgeeftg'(q) = 2~ q-~+ 2 = ~·
1 5
+2= +2 1
2 q2 2Fq
1 1 2 2 3 2
c h(a) = = a- geeft h '(a) = - a- = ---
5a2 5 5 5a3
2 2 2
d k(x) = 6x · ~ = 6x · xi = 6x i geeft k'(x) = 15x 1 ~ = 15x 1 ·x~ = 15x~
~ Differentieer.
6
a f(x) = + 6x3 d l(p) = ~+ 1
x3 p 2p2
4
b g(x) = 3x6 - - e h(x) = 3x~ - 2~
x
1
c m(t) = 12t· \!i f k(q)=-
q
~ Bereken de afgeleide.
4 6
a y =x + ~ d y = 10x 1•72 +- -
x l ,35
2 5x
b y = 3x • ~
2 e y= +-
5x 2
c y = 3x - x- 1•65 f y = (1 +x)~
2
~ Hiernaast zie je de grafiek van y = - met x> 0. y
x
a Op de grafiek ligt het punt A met x A = 4.
Bereken YA en de helling van de grafiek in A.
b Bereken met de afgeleide de helling van de Y=~
figuur 10.24
x> 0.
a Bereken met de afgeleide met welke snelheid
y toeneemt voor x = 4.
b Toon met de afgeleide aan dat de helling van
de grafiek in het punt P( ~, 5) negatief is.
c Toon met de afgeleide aan dat de raaklijn in
--+---------------------~---x
het punt Q(l, 4) horizontaal is. 0 4
figuur 10.25
figuur 10.26
Geschiedenis Differentiaalrekening
Zo omstreeks 1600 gonsde de wetenschap van veranderingen. De
Italiaanse geleerde Galileo Galilei probeerde de beweging van een
vallend voorwerp te beschrijven met een formule. Men zegt dat hij
hierbij kogeltjes liet vallen van de scheve toren van Pisa. Een ander
probleem waar de wetenschap naarstig een oplossing voor zocht,
was de wiskundige beschrijving van de baan van een kanonskogel,
een probleem dat zich gezien de talloze vijandelijkheden in Europa
in een grote belangstelling mocht verheugen. Ook waren geleerden
druk bezig met het bestuderen van de planeetbanen. En dan waren er
nog twee eeuwenoude problemen uit de tijd van de Grieken waarmee
men nog steeds worstelde. Hoe vind je de oppervlakte van een gebied
ingesloten door willekeurige krommen? En hoe krijg je de raaklijn in
Galileo Galilei
een punt aan een willekeurige kromme? Veel wetenschappers hielden
zich in de 17e eeuw met dit soort problemen bezig en stukje bij beetje ontwikkelde zich de theorie
van de differentiaalrekening. Maar voor het zover was, moest er heel wat gebeuren. Onafhankelijk
van elkaar slaagden Newton (omstreeks 1670) en Leibniz (1675) er ten slotte in een allesomvattende
theorie te ontwikkelen.
b Uit~ = 0 volgt 2x 3
= 16.
Toon dit aan en bereken de extreme waarde
vany.
c Stel met behulp van differentiëren de
vergelijking op van de raaklijn k in het punt A figuur 10.27
met xA = 1.
d Toon met behulp van de afgeleide aan dat y
afneemt voor x = -3.
y
Hiernaast zie je de grafiek van f(x) = x + l .
x
a Bereken algebraïsch de extreme waarden van f
b Stel met behulp van de afgeleide de
...___~ /(X)= X+;
vergelijking op van de raaklijn k in het punt A -------------+-------------x
0
metxA= 4.
c Bereken de snelheid waarmee y verandert
voor x = 0,5.
d Toon met de afgeleide aan dat y afneemt voor
x = 0,2. figuur 10.28
. . . d fi k 8
H temaast zte Je e gra e van y = - 16 24
+ 2• y
x x
a Bereken algebraïsch de coördinaten van de
top A.
b Met welke snelheid verandert y voor x = - 2?
c Op de grafiek ligt het punt B waarin de ------ ---------
8
snelheid waarmee y toeneemt maximaal is. A
------------~-------------x
Bereken de coördinaten van B. Rond zo nodig 0
af op twee decimalen.
figuur 10.29
5x2 •5 = 20x 1A Deel beide leden door de macht van x in het rechterlid.
5x2,5 - 1,4 = 20
xl,I = 4
I
X= 4D :::: 3,53
Bedenk dat je bij het oplossen van de vergelijking 5x2•5 = 20x 1•4
beide leden door x 1•4 mag delen, omdat gegeven is dat x> 0.
Voorbeeld
Gegeven is de formule y = 5x0·79 - 3x1·18 + 3 met x> 0.
a Bereken algebraïsch in twee decimalen nauwkeurig de snelheid
waarmee y verandert voor x = 8.
b Bereken algebraïsch voor welke x de waarde van y maximaal is.
Rond af op twee decimalen. Bereken ook y max in twee decimalen
nauwkeurig.
Uitwerking
a y = 5x0·79 - 3x1·18 + 3 geeft dy = 0 79. 5x-0·2 1 - 1 18. 3x0,18 = 3 95x-0,2 1 - 3 54xO,l8
. dx ' ' ' '
dy
De snelheid is = 3,95 · 8-0,21 - 3,54 · 80,l8:::: - 2,59.
dx x =8
Onderhouctsmanagement
Een evenwichtig onderbaudsbeleid is van grote invloed op het
bedrijfsresultaat, want hogere machinebetrouwbaarheid minimaliseert
de productiekosten. Goed onderhoud kan beschouwd worden als
een van de sleutels tot ons succes. Een belangrijk onderdeel van het
onderbaudsbeleid binnen Ph&L is het 'preventieve onderhoud '. Door
de onderbaudsfrequentie op te voeren neemt de betrouwbaarheid van
een machine toe. Daardoor nemen de reparatiekosten af en treedt er
minder productieverlies op door machinestilstand.
Maxima en minima
Het maximum van R = 5q 0·6 - 2q 0 •8 met q > 0 bereken je met de afgeleide als volgt.
dR
• R = 5q · - 2q • geeft dq = 0,6 · 5q-0·4 - 0,8 · 2q-0·2 = 3q-0·4 - 1,6q-0·2
0 6 0 8
dR
• dq = 0 geeft 3q-0•4 - 1,6q-0·2 = 0 ofwel 3q-0·4 = 1,6q-0,2
3q-0,4- - 0,2 = 1,6
3q-0•2 = 1,6
-0 2 1,6
q · =
3
l
1,6 2
q= -o, = 23' 174 ...
3
• Schets van R
R
23.17428589
~----------------~q
0 23,174 ... 5xAns 0 • 6 -2 x Ans 0 • 8
8.23974609
Uit de schets volgt dat R maximaal is voor q :::::: 23,17. D
JUMP DELETE ~MATIVCT. MATH
• R max = 5 · 23, 174 ... 0•6 - 2 · 23, 174 ... O,S :::::; 8,24
f g !' g f g'
Dus p '(x) = 6x2 + 2x.
De afgeleide van de functie p(x) = x 2 (2x + 1) kun je ook berekenen
door bij p(x) eerst de haakjes weg te werken. Later kom je echter
functies tegen waarbij zo'n herleiding niet mogelijk is. Het gebruik
van de productregel is dan noodzakelijk.
Voorbeeld
Bereken de afgeleide vanf(x) = (x 2 - 4)(x 3 + 2x + 3).
Gebruik de productregeL
Uitwerking
g (x) = x 3 + 2x + 3 geeft
f(x) = (x 2 - 4)(x 3 + 2x + 3) geeft
g'(x) = 3x 2 + 2
f' (x) = [x 2 - 4]' · (x3 + 2x + 3) + (x 2 - 4) · [x 3 + 2x + 3]'
wordt ook genoteerd als
= 2x(x3 + 2x + 3) + (x 2 - 4)(3x2 + 2)
[x 3 + 2x + 3 ]' = 3x2 + 2.
[JX]' = 2)X
1
2 x
Bereken op dezelfde manier de afgeleide van
a g(x) = JiX
b h(x) = ,)x 2 - x.
~ .. . t(x)
~ Gegeven ZIJn de functies t(x) = 3x + 2, n(x) = x + 2 en q(x) = .
n(x)
t'(x)
a Berekent'(x),n'(x)en ( ).
n'x
. h d '( )
b L IC t toe at q x = t ,(x) . . . k ..
niet JUISt an ZIJn.
n '(x)
Theorie B De quotiëntregel
Het quotiënt van de functies t(x) = 3x + 2 en n(x) = x + 2 is de
. t(x) 3x+2
functie q(x) = ( ) = .
nx x+2
n'x
Voor het differentiëren van de functie q gebruik je de quotiëntregeL
In de quotiëntregel zijn de letters t van teller en n van noemer gebruikt.
Quotiëntregel
t(x) n(x) · t '(x) - t(x) · n '(x)
q(x) = ( ) geeft q '(x)= ( )2
nx n(x)
--
.. ( ) 3x + 2 kr.. . d . .. 1 .• ...
B IJ q x = IJ g Je met e quotlentrege
x +2
(x + 2) · 3 - (3x + 2) · 1
q ,(x) = (x + 2 )2 Denk aan de haakjes!
3x + 6- 3x- 2
q'(x) = (x+ 2)2 -(3x + 2) · 1 = -1 · (3x + 2) = - 3x - 2
4
q '(x) = (x + 2)2 Laat in de noemer de haakjes staan.
Voorbeeld
2x2 + 1
Bereken de afgeleide van y = 8x + .
3x + 5
Let op het minteken voor 3.
Uitwerking
dy (3x + 5) · 4x - (2x 2 + 1) · 3 12x2 + 20x - 6x2 - 3 6x2 + 20x - 3
-=8+ =8+ = 8 + - - - - -
dx (3x + 5) 2 (3x + 5) 2 (3x + 5) 2
~ Bereken de afgeleide.
-2
a A= + St
3 + 2t
1
b K=2q---
q+8
m t
In deze opgave bewijs je dat q = -geeft q' =
n
n·t'-t·n'
n2
.
Kettingregel
k(x) = f(g(x)) geeft k'(x) = f'(g(x)) · g'(x)
I
2 x h(x) = -JX = x 2 geeft
in één keer opschrijven
h'(x) = l.x-i = 1 I = --=-1-
1 3 2x2 2-)X
k(x) = ..j3x + 1 geeft k'(x) = -J · 3 = -J . 2
2 3x + 1 2 3x + 1
Differentieer.
5
a y = -------=-4
(2x3 - 7x)
b y = 2x + -J3x2 + 4
c A = 4 -.J t2 - 3 t
Uitwerking
5 20 6 2 7
a y = = 5(2x3 - 7xr4 geeft dy = - 4 · 5(2x3- 7xr 5 • (6x2 - 7) = - ( x - 5)
(2x 3 - 7x) 4 dx (2x3 - 7x)
dy 1 3x
2
b y = 2x + ..)3x + 4 geeft = 2 + .J 2 · 6x = 2 +
dx 2 3x + 4 -J3x2 + 4
42 3 4
c A= 4-Jt2 - 3t geeft dA = 4· 1 · (2t- 3) = ( t- ) = t- 6
dt 2-.jt2 - 3t 2-Jt2 - 3t -Jt2 - 3t
~ Gegeven zijnS =
2
5 , K = -J2q + 1 en W = 6(p 2 - 2p + 07
5) • .
(3- a2)
Bereken.
dS
a
da
bdK
dq
dW
c
dp
2
1 2x + 1
Bij k(x) = ...}x + x krijg je k'(x) = ...) 2 • (2x + 1) = ...) 2 .
2x+x 2x+x
6
Om N = - 5a 2 te differentiëren schrijf je eerst N = 6(2a - 3t3 - 5a 2 .
(2a- 3) 3
dN 4
-36
Je krijgt = - 3 · 6(2a - 1Y • 2 - 10a = - 10a.
da (2a-1) 4
10.2 Hellinggrafieken
e [ ~ WERKBLAD] Zie de grafiek in figuur 10.33. y
Schets de hellinggrafiek vanj'op het werkblad.
2
0 [ ~ WERKBLAD] Neem aan dat de grafiek vanfin
figuur 10.33 de hellinggrafiek is van de functie g. 1
0 Bereken de afgeleide.
a .f(x) = (3- x)(5 + 2x)
b g(x) = (3x + 1)2
c h(x) = x(2x- 1) 2
d k(x) =x 3 - x(x - 3)2
685 x
c y = -yÁ- +-+-
x 6
. 2
Gegeven IS de formule y = 0,5x + - + 1.
x
a Bereken met behulp van differentiëren de extreme waarden vany.
b Stel met behulp van de afgeleide de formule op van de
raaklijn van de grafiek in het punt A met x A = 1.
c Bereken met behulp van differentiëren de snelheid waarmee y
verandert voor x= 0,5.
b A= 3t2
4t - 2
c R = 20-J5q 3 + 4q
4
d g(x) = ( )4
2 - 3x
Voorbeeld
Bereken de kans datje bij twaalfworpen met een
viervlaksdobbelsteen
a meer dan vier keer 3 gooit
b acht keer geen 1 gooit
c minder dan zeven keer even gooit.
Uitwerking /
a X= het aantal keer 3 ogen.
X is binomiaal verdeeld met n = 12 en p = ! .
P(X > 4) = 1 - P(X:::; 4) =
1 - binomcdf(12,!,4) ~ 0,158
b X= het aantal keer geen 1.
figuur 11.1 M et een viervlaks-
X is binomiaal verdeeld met n = 12 en p = ~ . dobbelsteen kun je 1, 2, 3 en 4 ogen
•
goüLen.
P(X = 8) = binompdf(12,~, 8) ~ 0,194
c X = het aantal keer even.
X is binomiaal verdeeld met n = 12 en p = ~ .
P(X < 7) = P(X < 6) = binomcdf(12, ~ , 6) ~ 0,613
Uitwerking
X = het aantal keer 6 ogen.
X is binomiaal verdeeld met n = 60 en p = ~ .
P(X >a) < 0,05 12
13
.29206
.19033
1-P(X< a -1) < 0,05 1'i
15
.11522
.06'i78
1 - binomcdf(60, ~ , a - 1) < 0,05 16
17
.03385
.016'i5
18 .007'i'i
Voer in y 1 = 1 - binomcdf(60, ~,x- 1) (Tl) of 19 .00313
20 .00123
21 'i.SE-'i
y 1 = 1 - BinomialCD (x- 1, 60, ~) (Casio).
Uit de tabel volgt: x= 15 geeft y 1 ~ 0,06478 1=.06478037359
en x = 16 geeft y 1 ~ 0,03385. figuur 11.2 Je verwacht 60 · ~ = 10
Dus a is 16, 17, 18, ... , 59, 60. keer 6 ogen, dus begin de tabel met
bijvoorbeeld x= 12.
2 De kans dat een kind van ouders met bruine ogen ook
bruine ogen heeft is 0,75.
Een willekeurig gekozen echtpaar met bruine ogen heeft
zes kinderen.
Bereken de kans dat van deze zes kinderen er
a vier bruine ogen hebben figuur 11.3 Met een octaëder kun je
b minstens vier bruine ogen hebben 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ogen gooien.
4 Een rijke appeloogst bestaat voor 90% uit gave appels. De appels
worden verpakt in kistjes van 50 stuks.
a Bereken de kans dat een kistje minstens 40 gave appels bevat.
b Hoeveel gave appels verwacht je dat er in een kistje zitten?
Bereken de kans op dit aantal.
Oppervlakte berekenen 47
De oppervlakte van het rode gebied in figuur 11.4a is gelijk aan a
opp = normalcdf(47, 1099, 53, 4.8) ::::: 0,894.
,u = 158
Grens berekenen 0" =1 0
opp = 0,38
In figuur 11.4b bereken je de grens g als volgt.
opp rechts = 0,38, dus opp links = 1 - 0,38 = 0,62
g = invNorm(0.62, 158, 10) ::::: 161,1 g
Rond de grens af op één decimaal meer dan de standaardafwijking.
b
100 a b 12
a b c
figuur 11.5
opp
Hiervan zijn er vier gegeven en moet je de vijfde berekenen.
Je gebruikt daarbij het volgende werkschema.
I r
Werkschema: aanpak bij opgaven over de normale verdeling
figuur 11.6
1 Schets een normaalkromme en verwerk hierin f.1, a, l, r en opp. opp = normalcdf(l, r, fl , o-)
2 Kleur het gebied dat bij de vraag hoort.
3 Bereken met de GR het ontbrekende getal.
4 Beantwoord de gestelde vraag.
Uitwerking
De totale productietijd T van een artikel is T =X+ Y. T
J.Lr = 203
T is normaal verdeeld met Jlr = 180 + 23 = 203 seconden = j5
(jT
opp = ?
en (Jr = -)2 2 + 12 = -J5 seconden.
opp = normalcdf(-10 99 , 200, 203, )5) ~ 0,090
200
Dus 9,0% wordt in minder dan 200 seconden geproduceerd.
Voorbeeld
Van een partij bouten is de diameter B normaal verdeeld met JlB = 7,0 mm
en (JB = 0,45 mm.Van een partij moeren is de binnendiameter M normaal
verdeeld met f1M = 7,8 mm en (JM = 0,60 mm.
Koen pakt aselect een bout en een moer.
Bereken de kans dat de bout te dik is voor de moer.
Uitwerking
V
De bout is te dik voor de moer als B > Mofwel B - M > 0, J.Lv = -0,8
dus V > 0 met V = B - M av = 0,75
opp =?
V is normaal verdeeld met f.l v = 7,0 - 7,8 = -0,8 mm en
(J v = -)0,45 2 + 0,60 2 = 0,7 5 mm.
0
P(bout te dik) = P(V > 0) = normalcdf(O, 1099 , - 0.8, 0.75) ~ 0,143
Q Bij de fabricage van een artikel zijn vier fasen te onderscheiden. TIJDSDUUR IN SECONDEN
De tijdsduur van elke fase is normaal verdeeld. Zie de tabel.
fase (J
In hoeveel procent van de gevallen duurt het produceren van
één artikellanger dan één minuut? A 12 0,5
B 8 0,3
c 20 0,8
D 18 1,6
Bij een steekproef van lengte n uit een populatie met een normaal
verdeelde toevalsvariabele X is S =X+ X+ X+ .. . +X (n termen)
normaal verdeeld met fls = n · flx en as= .Jiï ·ux.
Voorbeeld
Het gewicht X van een sinaasappel uit een grote partij is normaal
verdeeld met fix = 77 gram en ax = 6 gram. In een netje zitten acht
sinaasappels.
Bereken de kans dat het gewicht van de sinaasappels in een netje
meer dan 640 gram is.
J.ls = 616
Uitwerking (js = 6J8
S is het gewicht van de sinaasappels in een netje. opp = ?
ax
ax = 18 gram ax= FU\ :;::::; 4,02 gram
-v20
I
van een enkele appel. I
I
Zie figuur 11.8. I
De spreiding van X is kleiner naarmate de steekproef groter is. I
I
Je hebt een voorbeeld gezien van de wortel-n-wet voor het 120 130140 150160 170 180
steekproefgemiddelde. figuur 11.8
Uitwerking
a P(X<47 vX>53)=2·P(X<47)=
J.lx = 50
2 · normalcdf(-1 0 99, 47, 50, 5) :::::: 0,549 (j = 5
x
opp =?
47 53
30 J.l; =50
5
- - - (jx = J30
P(X < 47 V x> 53) = 2. P(X < 47) = opp =?
47 53
J.lx = 50
_ ...§_
0"--
x r.:
vn
opp = 0,0001
(TI) of
49 51
Bij een grote steekproef, bijvoorbeeld een steekproef met n > 1000, zal
de spreiding Jn om X heel klein worden. Het steekproefgemiddelde
X zal dan heel dicht bij het theoretische gemiddelde f.1x liggen.
Je krijgt dus een goede schatting van flx door X te berekenen voor
grote waarden van n.
Vandaar dat bij allerlei onderzoeken een steekproef van 1000 à 2000
al een heel goed beeld geeft van de gehele populatie. Zo zul je om de
gemiddelde lengte van de Nederlandse vrouwen te weten te komen,
ze niet alle 8 miljoen hoeven op te meten. Een steekproefvan 1500
vrouwen zal nagenoeg hetzelfde gemiddelde opleveren.
<KI> Het gewicht X van een bonbon uit een grote partij is normaal
verdeeld met Jlx= 37 gram en ax= 5 gram.
De bonbons worden verpakt in dozen. Volgens de leverancier is het
gemiddelde gewicht van een bonbon in een doos minstens 35 gram.
Hij beweert dat minstens 98% van de dozen aan deze voorwaarde
voldoet.
Hoeveel bonbons stopt de leverancier in een doos?
De toevalsvariabele S
Neem je een steekproefvan lengten uit een populatie waarop een normaal
verdeelde toevalsvariabele X gedefinieerd is, dan is S = X+ X+ X+ ... +X
(n termen) normaal verdeeld met fls = n · flx en CJs = -/iÏ · CJx ·
Dit is de wortel-n-wet voor een steekproefvan lengten.
Een farmaceutisch bedrijfverpakt tabletten in buisjes met een lengte
van 9 cm. In elk buisje zitten tien tabletten. De dikte X van een
tablet is normaal verdeeld met flx = 8,8 mm en CJx= 0,25 mm. f.l·s = 88
0"5 = 0,25 ·JfO
Om de kans te berekenen dat de tien tabletten niet in een buisje opp =?
passen, ga je als volgt te werk.
Sis normaal verdeeld met f.ls = 10 · 8,8 = 88 mm en
CJs = -JfO ·
0,25 = 0,25-Jfümm.
90
P(S > 90) = normalcdf(90, 1099 , 88, 0.25-Jfü) ~ 0,006
De toevalsvariabele X
Bij een normaal verdeelde toevalsvariabele X is het
steekproefgemiddelde X normaal verdeeld met flx = flx
CJx
en CJx= -jiï'
Dit is de wortel-n-wet voor het steekproefgemiddelde.
De kans dat de gemiddelde dikte van een tablet in een buisje
Jlx = 8,8
meer dan 0, 1 mm afwijkt van het gemiddelde, bereken je (j- = 0,25
x .j1ö
als volgt. opp =?
- 025
X is normaal verdeeld met f.lx = 8,8 mm en CJx =
10
rnm. _Jw
8,7 8,9
P(X < 8,7 v X > 8,9) = 2 · P(X < 8,7) =
99 0.25
2 · normalcdf -10 , 8. 7, 8.8, f1i\ ~ 0,206
-v lO
Voorbeeld
Een machine vult pakken hagelslag waarvan het gewicht normaal
verdeeld is met een gemiddelde van 260 gram en een
standaardafwijking van 8 gram.
Bereken de kans dat in een steekproef van 25 pakken er minstens
vier minder dan 250 gram wegen.
J1 = 260
Uitwerking a=B
opp =?
P(pak weegt minder dan 250 g) =
normalcdf(-10 99 , 250, 260, 8) = 0,105 ...
X = het aantal pakken dat minder dan 250 gram weegt.
X is binomiaal verdeeld met n = 25 en p = 0,105 ... 250
P(X > 4) = 1-P(X< 3) =
HORHAL fLOAT AUTO REAL RADIAH HP (]
1 - binomcdf(25, 0.105 ... , 3) ~ 0,268
normalcdf(-10 99 .250.260.8)
•••••• 0 0 0
.105649839
0 0 ••••••••••• 0 0 ••••••••••• 0 0 0 •••••••••••• 0 ••
1-binomcdf(25,Ans,3)
.2682318014
••••• ••••••• ••••••• ••••••• •••••••• ••••• ••••••• •••••• •
Discreet Continu
P(X < 10) = P(X < 9) P(Y < 10) = P(Y < 10)
x
-
I
I
y
I
I
I
I
I
I
I I I I I I
P(X < 10) = P(X < 9). Hierbij gaan we ervan uit dat X uitsluitend I \
opeenvolgende gehele waarden aanneemt. I
'
Soms is gegeven dat de discrete toevalsvariabele X benaderd mag
worden door een continue toevalsvariabele Y. Zie figuur 11.1 0. J \
Het is dan verleidelijk P(X :S 9) te vervangen door P( Y :S 9). / r\
Maar hieronder zie je dat er verschil is tussen P(X < 9) (blauwe V \
/
gebied) en P(Y < 9) (groene gebied). Door het blauwe en het rode J.'
7 8 9 10 11
'
12 13 14 15
..........
/
V
I
I
/
V
""
7 8 9 10 11 7 8 9 10 11 7 8 9 10 11
P(X < 9) P(Y :::; 9) P(Y < 9,5)
a b c
a
figuur 11.11
11 t 12 13 14 15
11 ,5
figuur 11.12 P(X ~ 12) ::: P(Y ~ 11,5)
Voorbeeld
Bij een verkeerstelling is het aantal auto's X dat per minuut een kruispunt
passeert te benaderen door een normaal verdeelde toevalsvariabele Y met
f.1 y = 53, 8 en a y = 8,7.
Bereken in hoeveel procent van de gevallen er
a minder dan 45 auto's per minuut worden geteld
b meer dan 60 auto's per minuut worden geteld.
r-------j
Van discrete X overstappen op continue
Y, dus continuïteitscorrectie toepassen.
Uitwerking
a P(X < 45) = P(X ::; 44) = P(Y ::; 44,5) = normalcdf(- 1099 , 44.5, 53.8, 8.7) ;:::; 0,143
Dus in 14,3% van de gevallen.
b P(X> 60) = P(X> 61) = P(Y> 60,5) = normalcdf(60.5, 1099 , 53.8, 8.7) ;:::; 0,221
Dus in 22,1% van de gevallen.
Continuïteitscorrectie
Bij het overstappen van een discrete toevalsvariabele X
op een continue toevalsvariabele Ypas je een
continuïteitscorrectie toe:
P(X < k) = P(Y < k + 0,5) en P(X> k) = P(Y> k - 0,5).
Zo is
P(X > 10) = P(Y > 9,5) en 3 4 5 6
P(X < 5)
P(X < 6) = P(X ~ 5) = P(Y < 5,5).
3 4 5 6
P( Y :::; 5,5)
Theorie A Beslissingsvoorschrift
De vulmachine van fabrikant Helder zorgt per flacon schuurmiddel
voor een inhoud van X mL, waarbij X normaal verdeeld is met
ax = 4mL.
De vulmachine is ingesteld op een gemiddelde van fl x = 400 mL,
maar na verloop van tijd is het gemiddelde niet meer precies
400 mL. Vandaar dat Helder op gezette tijden een aselecte
steekproef neemt en op grond van het steekproefgemiddelde
besluit de vulmachine al dan niet bij te stellen.
wortel-n-wet
Helder besluit tot het nemen van een steekproef van 25 Voor het steekproef-
flacons. Hij berekent de gemiddelde inhoud X per flacon. gemiddelde X geldt
Zoals je weet, volgt uit de wortel-n-wet dat X normaal ax
flx = flx en ax = {iï.
. ax 4
verdee ld 1s met flx = flx = 400 en ax= !'U = - = 0,8.
-v 25 5
Bij een meetresultaat van X = 399 of X = 400,5 zal Helder
X = 400,5 is nog geen ax
op grond van ax = 0,8 geen aanleiding zien tot bijstelling
van het gemiddelde af.
over te gaan.
X = 404 is maar liefst Sax
Bij het meetresultaat X= 404 is er alle aanleiding om te
van het gemiddelde af.
twijfelen aan de juiste werking van de vulmachine. Maar
- -
Het is vrijwel onmogelijk
wat zal Helder beslissen als X = 398 of X = 401,8?
dat dit een toevallige
Het is bij dit soort problemen gebruikelijk een afwijking is.
beslissingsvoorschrift af te spreken dat aangeeft bij welke
meetresultaten tot bijstelling wordt overgegaan. Helder zou
bijvoorbeeld kunnen afspreken
~ Vulmachine bijstellen als X < 398 of X > 402.
Hij vraagt zich daarom af hoe groot het risico is dat hij de
machine
-
bijstelt,
-
terwijl deze goed werkt. Dit risico is
P(X < 398 of X> 402) bij f.lx = 400 en CJx= 0,8 .
- - -
P(X < 398 of X> 402) = 2 · P(X < 398) = 398 400 402
Helder loopt dus een risico van 1,2% dat de productie wordt
stilgelegd om de vulmachine bij te stellen, terwijl dat eigenlijk niet
nodig is. We zeggen dat de vulmachine in dat geval ten onrechte
wordt bijgesteld.
Het risico voor Helder wordt kleiner als gekozen wordt voor het
beslissingsvoorschrift
~ Vulmachine bijstellen als X< 397 of X> 403.
In -dit geval is -de kans op ten onrechte
-
bijstellen gelijk aan
P(X ~ 397 of X~ 403) = 2 · P(X ~ 397) =
2 · normalcdf(- 10 99 , 397,400, 0.8) ~ 0,00018, dat is een kans van
minder dan 0,02%.
Toch is het niet verstandig het beslissingsvoorschrift zo te kiezen
dat dit risico heel erg klein is. Helder heeft immers nog met een
ander soort risico te maken, namelijk het risico dat het
productieproces voortgaat, terwijl het gemiddelde niet 400 mL is.
En dat kan vervelende consequenties hebben.
ED Neem aan dat Helder een steekproef van 120 flacons neemt.
Als beslissingsvoorschrift kiest hij
~ Vulmachine bijstellen als X~ 399 of X~ 401.
a Bereken de kans dat Helder ten onrechte tot bijstelling
overgaat.
b Neem aan dat de machine werkt met een gemiddelde van
399,2 mL.
Bereken de kans dat de vulmachine op grond van het
steekproefresultaat niet wordt bijgesteld.
25
Kiest Helder het beslissingsvoorschrift
- -
~ Verwerp H 0 als X< 397,5 of X> 402,5
dan is de kans dat hij H 0 ten onrechte verwerpt gelijk aan
P(X< 397,5 ofX> 402,5) = 2·P(X< 397,5) =
4
2 · normalcdf -10 99
, 397.5, 400, .ji5 :::::0,002.
25
Door een geschikt beslissingsvoorschrift te kiezen, kun je
H 0 ten onrechte verwerpen
P(H0 ten onrechte verwerpen) zo klein maken als je wilt.
houdt in
Je loopt dan het gevaar dat het productieproces doorgaat,
• H 0 is waar
terwijl het gemiddelde niet meer 400 mL is.
• op grond van het
Je hebt dus met te genstrij dige belangen te maken. Om aan
beslissingsvoorschrift en
beide belangen tegemoet te komen, spreekt men van te
het steekproefgemiddelde
voren af wat de maximale kans mag zijn dat H 0 ten
wordt H 0 verworpen.
onrechte wordt verworpen.
Deze maximale waarde heet het significantieniveau en wordt
aangegeven met a.
Het significantieniveau a is de kans dat je H 0 ten onrechte
verwerpt.
Dus
• P(X < g 1) = 0,15 Uit de symmetrie volgt
en g 1 = invNorm(0.05, 400, 0.8) ~ 398,68 gr = 400 + (400 - 398,68).
Afspraak
Is het steekproefresultaat bekend, gebruik dan de overschrijdingskans
om te bepalen of H 0 al dan niet verworpen wordt. Dit gaat sneller dan
het berekenen van g 1 en gr-
Is de overschrijdingskans kleiner dan of gelijk aan~ a, dan verwerp je
H 0 : Jl = Jlo ten gunste van H 1 : Jl i= Jlo·
Uitwerking
X is de overwerktijd per dag in uren.
H 0 : flx = 9,3 , H 1 : flx =I= 9,3 en a = 0,01.
. 2,1
X1s normaal verdeeld metflx = 9,3 en ax = rAi\'
-y 40
De overschrijdingskans van 8,6 is P(X < 8,6) =
99 2.1
normalcdf - 10 , 8.6, 9 .3, rAi\ ;::: 0,0 18.
-y 40
P(X < 8,6) >~ a, dus H 0 wordt niet verworpen.
Er is geen aanleiding te veronderstellen dat het nieuwe systeem
invloed heeft op de overwerktijd.
Informatief Data-snooping
In het voorbeeld hierboven is het misschien verleidelijk om o. = 0,05 te kiezen. Dan
is namelijk P(X < 8,6) ~ 1o. en zou geconcludeerd mogen worden dat het nieuwe
systeem inderdaad invloed heeft op de overwerktijd bij het bedrijf. Zo'n verandering
van het toetsmodel wordt in de statistiek data-snooping genoemd en is niet
toegestaan. Bij een juiste toetsprocedure moet je vooraf afspraken maken over de
hypothesen en over het significantieniveau. Je mag die afspraken niet achteraf, na
het uitvoeren van de steekproef, bijstellen.
Hypothesen toetsen
Een fabrikant van tennisballen maakt ballen waarvan het gewicht X in
gram normaal verdeeld is met f.lx = 58 en ax = 2.
Er is een nieuwe productiemethode ontwikkeld die goedkoper is en die
volgens de afdeling research geen invloed heeft op het gewicht van de
tennisballen. Een afnemer van de tennisballen twijfelt aan deze
bewering.
Je hebt hier te maken met twee hypothesen:
H 0 : f.1x = 5 8 (de nieuwe productiemethode heeft geen invloed op het
gewicht) en
H 1 : f.lx =F 58 (de nieuwe methode beïnvloedt het gewicht).
Bij het toetsen van hypothesen doe je op grond van een
steekproefresultaat een uitspraak over het al dan niet verwerpen van H 0 •
Belangrijke begrippen
nulhypothese H 0 : f.1x = 58
alternatieve hypothese H 1 : f.lx =F 58
toetsingsgrootheid het steekproefgemiddelde
- -
X
beslissingsvoorschrift Verwerp H 0 als X < g 1 of X > gr.
significantieniveau a De kans dat H 0 ten onrechte verworpen
wordt
-
is hoogstens
-
a ofwel
P(X < g 1 of X > gr) < a bij f.lx = 58.
Verwerp H 0 als de
Overschijd.ingskans overschrijdingskans van
Op grond van een steekproefresultaat besluit je H 0 al dan het steekproefresultaat
niet te verwerpen. Er zijn twee situaties te onderscheiden. kleiner is dan ~ a.
g, 58
@I) Bij de fabricage van lampen van het merk Flash is de levensduur X van
de lampen normaal verdeeld met Jlx = 11500 uur en a x = 250 uur.
Een medewerker beweert een nieuwe productiemethode ontwikkeld te
hebben waardoor de levensduur van de gloeilampen verlengd wordt.
Door middel van een steekproef van 100 lampen, geproduceerd met de
nieuwe methode, zal beslist worden of het nieuwe procedé inderdaad
een gunstig effect heeft.
Waarom is het niet juist bij H 0 : Jlx = 11500 als alternatieve hypothese
H 1 : Jlx =!=- 11 500 te nemen?
NORMALE TOETSEN
opp =a opp =a
9 flo 91 flo 9r fl o 9
bes lissingsvoorschrift bes lissingsvoorschrift beslissingsvoorschrift
~ Verwerp H 0 als X < g. ~ Verwerp H 0 als ~ Verwerp H 0 als X > g.
- -
X ::S g 1 of X 2:: gr
25 gt
26,3
tg 25
24 ,2
- - -
overschrijdingskans P(X :S k) P(X < k) als k < flo P(X > k)
vank P(X > k) als k> flo
- -
verwerp H 0 als P(X <k) <a P(X < k) < ~a als k < flo P(X > k) <a
P(X > k) < ~a als k > flo
./1 I ~ I ~ I ~
•~k Jlo •k Jlo k. ~ Jlo k
BINOMIALE TOETS
De toetsingsgrootheid X telt hoeveel elementen in de steekproef
een bepaald kenmerk hebben.
X is binomiaal verdeeld, waarbij n de steekproefomvang is.
Linkszijdig: H 0 : p =Po en H 1 : p <Po
De overschrijdingskans van k is P(X:::; k).
Verwerp H 0 als P(X:::; k) :::; a.
Rechtszijdig: H 0 : p = Po en H 1 : p > Po
De overschrijdingskans vankis P(X~ k).
Verwerp H 0 als P(X ~ k) :::; a.
Voorbeeld
Een bandenfabrikant beweert dat hoogstens 10% van zijn Déze band gaat al
banden minder dan 40 000 km meegaat. Een 250000 km
lang mee! ,_..."
consumentenorganisatie vermoedt dat dit percentage hoger
is. Er wordt besloten tot een steekproef van 50 autobanden.
Hiervan blijken er twaalfminder dan 40000 km mee te gaan.
Is er aanleiding om de bewering van de fabrikant in twijfel
.•
te trekken? Neem a= 0,05. •
Aanpak
• H 0 is de bewering van de fabrikant, want die wordt
aangevochten. Omdat H 0 enkelvoudig moet zijn,
neem je niet H 0 : p < 0, 1, maar H 0 : p = 0, 1.
• Het steekproefresultaat is bekend, dus gebruik een
overschrijdingskans.
• Ga op soortgelijke wijze te werk als in het werkschema
op bladzijde 194.
Uitwerking
X= het aantal banden dat minder dan 40 000 km meegaat.
X is binomiaal verdeeld met n = 50 en p = 0, 1.
H 0 : p = 0,1, H 1: p > 0,1 en a = 0,05.
De overschrijdingskans van 12 is
X is discreet, dus
P(X> 12) = 1- P(X < 11) = 1- binomcdf(50, 0.1, 11) ;::::; 0,003. ~
P(X ?. 12) = 1 - P(X :::; 11)
P(X ?. 12) :::; a, dus verwerp H 0 .
Er is inderdaad aanleiding om de bewering van de fabrikant in
twijfel te trekken.
Informatief Kleurenblindheid
De meeste kleurenblinde mensen zien wel kleuren, maar 0
@ In Nederland heeft 30% van de bevolking last van een vorm van
allergie. Onderzoekers beweren dat dit percentage lager ligt bij
mensen die op jonge leeftijd regelmatig met honden en katten in
contact zijn gekomen. Door de ontwikkeling van het
immuunsysteem zijn ze op latere leeftijd dan minder vatbaar
voor allergieën. De onderzoekers hebben 4 74 kinderen gevolgd
die dagelijks met minstens twee honden of katten in contact
kwamen. Het bleek dat 112 van hen later met een allergie te
kampen kregen.
Is er bij een significantieniveau van 2,5% voldoende aanleiding
de onderzoekers gelijk te geven?
figuur 11.18
Uitwerking
X= het aantal treinen dat op tijd rijdt.
90% van 150 is 135, dus
X is binomiaal verdeeld met n = 150 enp = 0,9.
onder H 0 zal het aantal
H 0 : p = 0,9, H 1 : p < 0,9 en a = 0,01.
treinen dat op tijd rijdt
Verwerp H 0 als X < g.
niet te ver onder 13 5
P(X :S g) :S 0,01
liggen. Dus begin de tabel
binomcdf(150, 0.9,g) < 0,01
bijvoorbeeld bij x= 120.
Voer in y 1 = binomcdf(150, 0.9, x) (TI) of
y 1 = BinomialCD(x, 0.9, 150) (Casio).
Uit de tabel volgt: x = 125 geeft y 1 ::::: 0,00765 en
x= 126 geeft y 1 ::::: 0,01431.
Verwerp H 0 als X< 125.
De bewering van de NS wordt verworpen als er 125 of minder treinen op tijd rijden.
6 1De fabrikant van het geneesmiddel Pharmeaplus beweert Bü 80% is het middel
dat dit middel in minstens 80% van de gevallen doeltreffend. Helaas
hoort u bü de 20%
doeltreffend werkt. Een arts vindt dit percentage te doe/missend.
optimistisch en daarom wordt van 500 patiënten die het
middel hebben gebruikt het ziekteverloop nagegaan.
Bereken het kleinste aantal patienten waarbij het middel
Pharmeaplus een positieve uitwerking had zo, dat de
bewering van de fabrikant niet verworpen wordt.
Neem a= 0,05.
Het in het krantenartikel genoemde percentage van 45% wordt bij een
steekproefvan lengte 120 en a= 0,05 in twijfel getrokken als het aantal
jongeren dat online gamet kleiner dan of gelijk is aan 42 of groter dan of
gelijk is aan 66.
'
H 0 : p = 0,6, H 1 : p =F 0,6
steekproefomvang n = 80 > Deoverschrijdingskans van 42 is P(X:::; 42), want
steekproefresultaat k = 42 de verwachtingswaarde is 0,6 · 80 = 48 en 42 < 48.
Voorbeeld
Een nutsbedrijfbeweert dat 30% van de particuliere gasafnemers
de energiebespaarwijzer invult. Bij een aselecte steekproef onder
400 afnemers blijken er 262 de bespaarwijzer niet in te vullen.
Is er bij een significantieniveau van 5% aanleiding om de bewering
van het nutsbedrijf in twijfel te trekken?
Uitwerking
X = het aantal afnemers dat de bespaarwijzer invult.
X is binotniaal verdeeld met n = 400 en p = 0,3. De verwachtingswaarde
H 0 : p = 0,3, H 1 : p =F 0,3 en a= 0,05 is 0,3 · 400 = 120.
Het steekproefresultaat is 400 - 262 = 138. Omdat 138 > 120 is de
De overschrijdingskans van 138 is overschrijdingskans van
P(X> 138) = 1- P(X:::; 137) = 138 gelijk aan P(X> 138).
1 - binomcdf(400, 0.3, 137)::::: 0,029.
P(X> 138) >~a, dus verwerp H 0 niet.
Er is geen aanleiding de bewering van het nutsbedrijf in twijfel te trekken
Binomiale toets
Bij een binomiale toets heeft de nulhypothese de vorm Bij een binomiale toets
Ho:P =Po· telt X bijvoorbeeld
Is de toets linkszijdig, dan is H 1 : p <Po· • hoe vaak een bepaalde
gebeurtenis optreedt in de
Is de toets rechtszijdig, dan is H 1 : p >Po·
steekproef
Is de toets tweezijdig, dan is H 1: p *Po· • hoeveel elementen van de
Het al dan niet verwerpen van H 0 hangt af van het steekproef een zekere
steekproefresultaat eigenschap hebben.
Overschrijdingskans
Is het steekproefresultaat bekend, dan is het verstandig om bij het toetsen met
overschrijdingskansen te werken.
We gaan uit van een steekproefvan lengte 50.
Bij H 0 : p = 0,6 tegen H 1 : p i=- 0,6 en a = 0,10 is de overschrijdingskans van het
steekproefresultaat 25 gelijk aan P(X < 25). Want n = 50 en p = 0,6, dus de
verwachtingswaarde is np = 50 · 0,6 = 30 en 25 < 30.
P(X < 25) = binomcdf(50, 0.6, 25) ~ 0,098 >~ a.
Bij het steekproefresultaat 25 is er geen aanleiding H 0 te verwerpen.
De overschrijdingskans van het steekproefresultaat 34 is P(X> 34), want 34 is
groter dan de de verwachtingswaarde 30.
206 Hoofdstuk 11 © Noordhoff Uitgevers bv
11.6 Draaitabellen en draaigrafieken
,: li
,
I
100
80
Leeftijd •
• 17
60
. 16
40 a 1s
20
- - - - - - - - - - -"' -"'
"':::>
a:
'""'
.&>
:::>
.&>
"''"
.&>
::>
iö
:::>
a:
"'"'
.&>
:::>
.&>
"'"'
.&>
::>
"':::>
a:
"'"'
.&>
:::>
.&>
"'"'
.&>
::>
iö
:::>
c:
"'
.0
:::>
.&>
"'
.&>
::>
:::> :::> :::>
"' V> V> V'l V>
figuur 11.20
10
8
6
2
0 ~~~~~~l+~~-+~~~h-~~~~~+-~~~
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 12 13 1 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
-2
dag
-4
-6
-8
-10
-12
figuur 11.21
Juli 2014: Zeer warm, vrij nat en vrijwel normale hoeveelheid zon
Met een gemiddelde temperatuur van circa warmer. Echte hitte volgde halverwege de
... oe tegen een langjarig gemiddelde van ... oe maand .
was juli een zeer warme maand. Juli 2014 eindigt Het aantal uren zonneschijn per dag week
daarmee op de ... 9 plaats in de lijst van warmste niet veel af van het langjarig gemiddelde
juli maanden sinds 1951. en komt in De Bilt gemiddeld uit op
Het is ook de achtste maand op rij die warmer ... uren, tegen ... uren normaal. In De Bilt
dan normaal is verlopen. De maand begon echter werd .. . mm neerslag geregistreerd tegen
vrij koel, toen met een noordelijke stroming juist een langjarig gemiddelde van .. . mm.
koele lucht werd aangevoerd. Daarna werd het
OVERZICHT MEETNIVEAUS
PV OR het verschil is
•
PV < 15% OR < 2 genng
15% < PV < 30% 2 < OR < 3 middelmatig
PV> 30% OR > 3 groot
Je ziet dat, zowel op basis van het PVals op basis van de OR, het
verschil in profielsoort tussen havo-leerlingen en vwo-leerlingen
middelmatig is.
Het is niet altijd zo dat het PVen de OR dezelfde aanduiding van
de grootte van het verschil geven.
Verschillen kwantificeren bij ordinale variabelen
Maximale cumulatieve percentageverschil (max. Vcp)
Deelnemers aan een onderzoek naar de factoren die van maatschappij natuur
invloed zijn op de profielkeuze hebben op een schaal van
1 25 17
1 tot en met 5 aangegeven in hoeverre de beoogde
2 29 9
vervolgopleiding bij de keuze een rol speelde.
3 78 30
De resultaten zie je in de tabel hiernaast.
4 96 64
Om het verschil tussen leerlingen die een maatschappijprofiel
5 95 80
hebben gekozen en die een natuurprofiel hebben gekozen te
kwantificeren, kun je het maximale verschil van de 323 200
cumulatieve percentages (max. Vcp) gebruiken.
In de tabel hieronder zijn de cumulatieve percentages en de
verschillen van deze percentages berekend.
Hieronder zie je een deel van een dataset van het CBS en het
bijbehorende codeboek.
I Top 2000
De Top 2000 is een jaarlijks radioprogramma van het
Nederlandse station NPO Radio 2. Het wordt sinds 1999
uitgezonden aan het eind van elk kalenderjaar. In het
programma worden de 2000 populairste platen aller tijden
gedraaid, zoals die in de weken voorafgaand aan de
uitzending door middel van een stemming via internet
door de luisteraars zijn bepaald.
In het bestand 15jaarTop2000.xlsx. zijn gegevens verzameld
van de Top 2000 van de jaren 1999 tot en met 2013.
• Zoek op internet de gegevens van de laatste paar jaren en vul de dataset aan.
• Kies een onderzoeksonderwerp bij deze dataset. Formuleer hierbij een hoofdvraag en een
aantal deelvragen. Analyseer de dataset en maak diagrammen.
• Schrijf een artikel voor een muziekblad over de Top 2000 waarin je de resultaten van je
onderzoek verwerkt. Verwerk bovendien een aantal 'weetjes' in het artikel, bijvoorbeeld
hoeveel dagen, uren en minuten er nodig zijn om alle liedjes van de Top 2000 van 2013
non-stop achterelkaar te draaien .
II Krantenartikel
• Zoek op internet een dataset over een onderwerp naar keuze. Analyseer de gegevens en
maak enkele relevante diagrammen. Trek conclusies en schrijf vervolgens een krantenartikel
waarin je je bevindingen presenteert. Vermeld in het artikel de bron van de dataset .
• Voer een klein onderzoek uit onder je medeleerlingen of in de buurt waar je woont. Verwerf
je gegevens door middel van een zelf opgestelde enquête. Zorg voor minimaal 40
respondenten. Analyseer de gegevens en maak enkele relevante diagrammen. Trek enkele
conclusies en schrijf vervolgens een artikel voor de schoolkrant waarin je je bevindingen
presenteert.
11.1 De wortel-n-wet
0 Bij een productieproces moeten drie fasen worden doorlopen.
De duur van elke fase is normaal verdeeld. Fase I duurt
gemiddeld 19,3 minuten en de standaardafwijking is
2,5 minuten. Voor fase II zijn het gemiddelde en de
standaardafwijking 12,5 minuten respectievelijk 1,5 minuten en
voor fase III 10,7 minuten respectievelijk 1,2 minuten.
In hoeveel procent van de gevallen duurt het productieproces
langer dan drie kwartier?
G Een rad van avontuur heeft 20 gelijke sectoren, genummerd van 1 tot
en met 20. Om te controleren of het rad zuiver is, telt men hoe vaak de
getallen 6 tot en met 11 worden aangewezen.
a Men draait het rad 100 keer.
Bij welke aantallen zal men de zuiverheid van het rad niet in twijfel
trekken bij een significantieniveau van 0,05?
b Men draait het rad 200 keer. Hierbij wordt 70 keer één van de getallen
6 tot en met 11 aangewezen.
Is er bij een significantieniveau van 1% aanleiding te vermoeden dat
het rad niet zuiver is?
C) Bij het vullen van pakken koffie levert de vulmachine pakken af waarvan
het gewicht normaal verdeeld is met een gemiddelde van 1006 gram en
een standaardafwijking van 5 gram.
a Toon aan dat de kans dat een pak minder dan 1000 gram weegt 0,115 is.
Na klachten van een consumentenorganisatie over een te laag gewicht
van de pakken, besluit de fabrikant de machine bij te stellen. Nadat de
technische dienst de machine heeft bijgesteld blijken in een steekproef
van 250 pakken er 18 minder dan 1000 gram te wegen.
b Is er met een significantieniveau van 1% aangetoond dat het
gemiddelde inderdaad is toegenomen?
© Noordhoff Uitgevers bv Het toetsen van hypothesen 221
Onderzoeksopgaven
Maximale houtproductie
Op een bosperceel zijn per ha 750 jonge p
na de aanplant en P de houtproductie in m 3
per ha. 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 t
Gaat men na 20 jaar kappen, dan is de tijd in jaren
Amerikaanse roulette
Op de foto hiernaast zie je het speelveld van
de Amerikaanse roulette. De draaischijf is
verdeeld in 3 8 sectoren, die genummerd zijn
van 1 tot en met 36 en verder met 0 en 00. De
sectoren 0 en 00 zijn groen, van de overige
sectoren is de helft rood en de andere helft
zwart. Alle sectoren zijn even groot.
Mila heeft bij het spelen van de Amerikaanse
roulette de volgende strategie bedacht.
Zij zet 10 euro in op rood. Als het balletje niet
op rood komt, verdubbelt ze bij het volgende
spel haar inzet op rood. Ze stopt met spelen zodra
het balletje op rood komt of als ze haar inzet niet meer
kan verdubbelen. Als het balletje op rood komt krijgt ze twee
keer haar inzet uitbetaald.
Melkkoeien
Een melkveehouder in de Verenigde Staten heeft 842 melkkoeien. De
maandelijkse melkproductie per koe is bij benadering normaal verdeeld.
Door het gebruik van ander voer en het verbeteren van de
leefomstandigheden in de stallen verhoogt de melkveehouder de
melkproductie van zijn koeien langzaam maar zeker. Hierbij hoort
het model m(t) = 1,007 · m(t - 1) met m(O) = 559.
In dit model is m de gemiddelde maandelijkse melkproductie in
kg van een koeent de tijd in maanden waarbij t = 0 bij april2015
hoort. De standaardafwijking bij dit model is 37 kg. Ga ervan uit
dat zowel de standaardafwijking als het aantal koeien niet veranderd.
De melkveehouder heeft zich ten doel gesteld dat 4 op de 5 koeien een
melkproductie moeten hebben van minstens 610 kg per maand. Op het
moment dat het doel bereikt is, stopt hij met het aanbrengen van
verbeteringen en blijft de gemiddelde maandelijkse melkproductie per
koe constant.
In welke maand van welk jaar heeft de melkveehouder zijn doel
bereikt? Hoeveel kg melk verwacht je dat zijn koeien dan in totaal per
maand zullen produceren?
maand
bedragen in euro 0 1 2 3
aflossing 500 500 500
rente 300 297,50 295
totaal te betalen 800 797,50 795
restant lening 60000 59500 59000 58500
3. Tom betaalt elke maand een vast bedrag aan rente en aflossing aan zijn ouders,
namelijk €666,12. De rente bedraagt /2 • 6% = 0,5% over het restant van de
lening, de rest van het bedrag van € 666, 12 is aflossing. In de tabel hieronder
is voor de eerste paar maanden te zien hoe groot het restant van de lening is
na betaling van rente en aflossing. Je ziet dat Tom elke maand meer aflost.
maand
bedragen in euro 0 1 2 3
aflossing 366,12 367,95 369,79
rente 300 298,17 296,33
totaal te betalen 666,12 666,12 666,12
restant lening 60000 59 633,88 59256,93 58 896,14
224 Onderzoeksopgaven © Noordhoff Uitgevers bv
Bereken bij elke optie het bedrag dat Tom na tien jaar in totaal betaald
heeft. Gebruik zo nodig rij en.
Bij welke optie is dit bedrag het kleinst?
Bij welke optie hebben de ouders in de tien jaar de meeste rente ontvangen?
Aan het eind van april2014 moet tegelijkertijd met de rente de eerste
aflossing worden gedaan.
Bij het sluiten van de hypotheek kregen Stan en Vera te horen dat het
bedrag aan rente van deze lening ruim € 101 670 is indien ze
tussentijds geen extra aflossingen doen. Extra aflossingen zijn bij deze
hypotheek boetevrij.
Binnen twee jaar na het afsluiten van de hypotheek krijgen Stan en
Vera €43 000 uit een erfenis. Daarom doen ze eind maart 2016 naast
hun normale aflossing een extra aflossing van €40 500. Direct na de
extra aflossing wordt de maandelijks te betalen aflossing opnieuw
bepaald.
Door deze extra aflossing hoeven Stan en Vera over de gehele looptijd
van de hypotheek minder aan rente te betalen.
Licht het bedrag van ruim € 101 670 toe met een berekening en
onderzoek hoeveel euro de extra aflossing Stan en Vera aan
rente scheelt.
Aandelenmarkt
Bij het analyseren van aandelenkoersen gaat
men ervan uit dat het jaarlijks rendement
normaal verdeeld is. De standaardafwijking
wordt ook wel het risico van het aandeel
genoemd.
Voor het jaarlijks rendement van de aandelen
van Micronit geldt dat flM = 12% en
aM = 14%. Voor hetjaarlijks rendement van
de aandelen vanAPS geldt dat flA = 15% en
aA= 21%.
Meneer Pach wil een bedrag van € 50 000
beleggen in aandelen van de bedrijven Micronit en APS. Hij heeft nog niet
besloten hoe hij het geld over de beide bedrijven gaat verdelen.
Als hij 25% van het bedrag belegt in Micronit en de rest in APS, dan is
te berekenen dat het gemiddeld rendement 14,25% is en het risico
ongeveer 16,13%. Ook is dan te berekenen dat bij deze verdeling van
het bedrag over beide bedrijven, de kans dat het bedrag na een jaar is
uitgegroeid tot meer dan € 60 000 ongeveer 0,361 is.
Meneer Pach wil het bedrag graag zo over beide bedrijven verdelen dat
het risico minimaal is.
Bereken hoe hij het geld over beide bedrijven moet verdelen om een
minimaal risico te lopen. Stel daartoe dat hij het gedeelte a in Micronit
en dus het gedeelte 1 - a in APS belegt.
Bereken bij de verdeling met minimaal risico de kans dat zijn bedrag
na een jaar is uitgegroeid tot meer dan € 57 500. Rond de bedragen af
op honderden euro's.
a+ figuur 0.3
ab a b . D eze verh oud.tng z1e
· Je
· ook terug 1n
· de
2
1
5
3
n
-1
uitkomsten met de positieve oplossing van de vergelijking qJ 2 = qJ + 1.
Welke conclusie trek je hieruit voor de rij rechthoeken in figuur 0.5?
8 Rijen en veranderingen
0 Gegeven zijn de rijen An, v(n) en a(t).
An: 1000, 977, 954, 931, 908, ...
v(n) : 1000; 960; 921,6; 884,736; 849,34656; ...
a(t) = -t2 + 18t - 45
a Bereken de som van de positieve termen van de rij An.
b Bereken in gehelen nauwkeurig de som van de termen van de
rij v(n) die groter zijn dan 500.
c Bereken de som van de termen van de rij a(t) die groter zijn
dan nul.
200
Het Veenbosch. Hierbij is t de tijd in jaren met
t = 0 in augustus 2006.
In augustus 2011 telde men 220 herten.
a Bereken het aantal herten in augustus 2006 en
in augustus 2015.
b Teken een mogelijke grafiek van het verloop 100
van het aantal herten.
c Teken voor de periode 2006-2011 een
mogelijk toenamediagram met ~t = 0,5.
d Nico beweert dat het verloop van het aantal
herten wordt gegeven door de formule
N = 5t3 - 60t2 + 200t + 70. 0 1 2 7 8 9
t
figuur G.l
figuur G.2
~ Van de grafiek bij het toenamediagram in l:!y
3
figuur G.3 is gegeven dat deze één
maximum heeft. 2
a Voor welke waarden van x kan het
maximum optreden? Geef een zo 1
9 Kansverdelingen
e a Bereken de kans dat je bij tien worpen met een dobbelsteen
meer dan twee keer zes ogen gooit.
b Bereken de kans datje bij twaalf worpen met twee
dobbelstenen minstens vier keer meer dan negen ogen
gooit.
c Bereken de kans dat je bij twintig worpen met drie
dobbelstenen hoogstens twee keer hoogstens vijf ogen in
totaal gooit.
d Hoe vaak moetje met een dobbelsteen gooien, opdat de
kans op minstens drie keer één oog groter is dan 0,95?
e Eva gooit net zo lang met twee dobbelstenen totdat ze
minstens één 6 heeft gegooid.
Bereken de kans dat ze vier keer moet gooien.
10 Differentiëren
~ . 5x + 6
w Gegeven 1s de formule y =
1
•
-v 2x + 9
a De lijn l raakt de grafiekvan y in het punt A met x A = - 4.
Stel de formule van l op.
b De grafiek van y snijdtde y-as in het punt B.
Stel de formule op van de raaklijnkin B. Rond de
richtingscoëfficiënt af op twee decimalen.
c De lijn m raakt de grafiek van y in het punt C met Xe= 8.
Bereken in twee decimalen nauwkeurig de x-coördinaat van
het snijpunt van m met de x-as.
4 A.
\ ~
/' \ g
/ 3
I \ 2
f I
2 \
1 \
1 '
x \ x
-4 -3 -2 -~ 0 1 2 3 I - \-3~2 - 1 0
-1
1 ~ 3
-2 ,I -2
./
-3
-4
"' -3
-4 \J
figuur G.S
~ Een pakketbezorger weet dat de tijd die hij nodig heeft om een
adres te bezoeken voor het afleveren van één of meer pakjes
normaal verdeeld is met een gemiddelde van 8 minuten en 24
seconden en een standaardafwijking van 2 minuten en 3 seconden.
Op dinsdagavond moet hij zijn bestelbus om 20:00 uur inleveren
bij het sorteercentrum. Hij moet daarom om 19:50 uur stoppen met
bezorgen, om voldoende tijd te hebben om naar het sorteercentrum
te rijden. Adressen die hij dan nog niet heeft bezocht, moet hij de
volgende dag bezoeken. Om 18:15 uur begint hij met het bezorgen
van de pakjes voor de laatste 10 adressen die nog in de auto liggen.
a Bereken de kans dat hij woensdag nog naar een adres van
dinsdag moet.
Een andere pakketbezorger weet dat het aantal pakjes dat hij per
uur bezorgt normaal verdeeld is met een gemiddelde van 15,4
pakjes en een standaardafwijking van 2,7 pakjes.
b Bereken de kans dat deze bezorger in een half uur meer dan
9 pakjes bezorgt.
e Een onderzoeksbureau beweert dat het aantal uur dat een student
per week aan bijbaantjes kwijt is normaal verdeeld is met een
gemiddelde van 10,5 uur en een standaardafwijking van 3,2 uur.
a Decaan Heinneman betwijfelt of dit gemiddelde klopt. Een
steekproefvan lengte 60 levert een gemiddelde tijd op van
9,8 uur.
Is er op grond van dit steekproefresultaat bij een
significantieniveau van 5% aanleiding om te twijfelen aan de
bewering van het onderzoeksbureau?
b Op grond van een steekproef van lengte 200 wil men beslissen
of het gemiddelde van 10,5 uur klopt.
Bij welke steekproefresultaten zal men het onderzoeksbureau
gelijk geven? Neem a = 0,10.
© Noordhoff Uitgevers bv Gemengde opgaven 241
G De firma Zamo maakt voor de horeca zakjes gevuld met mosterd.
Zamo verpakt de zakjes in dozen van 264 stuks. Op de
verpakking staat: 264 zakjes à 4 gram.
De inhoud van de zakjes is normaal verdeeld met een gemiddelde
van 4,2 gram en een standaardafwijking van 0,3 gram.
a Hoeveel zakjes met een inhoud van minder dan 4 gram zitten
naar verwachting in een doos?
b Bereken de kans dat een doos meer dan 1120 gram mosterd bevat.
c Van hoeveel procent van de dozen wijkt de gemiddelde
inhoud per zakje meer dan 0,15 gram af van de op de doos
vermelde 4 gram?
Het gewicht van een leeg zakje is normaal verdeeld met een
gemiddelde van 1,5 gram en een standaardafwijking van 0,2 gram.
d Bij Zamo wordt een steekproefvan 30 met mosterd gevulde
zakjes genomen.
Bereken de kans dat in deze steekproef minstens vijfzakjes
zitten die minimaal 6 gram wegen.
Module
0 0 CD
absoluut minimum 3 4 dalend 33 Galilei, Galileo 144
afgeleide functie 129 afnemend - 3 4 Gauss 79
afgeleide 129 constant - 34 gemiddelde bij normale
notaties voor de - 13 6 toenemend - 34 verdeling 76, 90
alternatieve hypothese 184 dataset 102 ge1niddelde snelheid 46
data-snooping 188 gemiddelde verandering 44
0 differentiaalrekening 144 getal, piramide- 18
beginterm 10 differentiequotiënt 44, 113 getallen
Bemoulli, Jacob 67 differentiëren naar t 136 bevriende - 17
Bemoulli-experiment 65 differentiëren 129 driehoeks- 17
beslissingsvoorschrift kettingregel 155 rechthoeks- 18
182, 192 productregel voor het - vij fhoeks- 18
-bij binomiale toets 201 151 volmaakte - 17
- bij normale toets quotiëntregel 152 getallenrij 9
182, 192 regels voor het - groeperen 209
bevriende getallen 17 129,130
binomcdf 67 somregel voor het - 13 0 tD
binomiaal digitaal rekenblad 98 helling van de grafiek 119
kansexperiment 65 directe formule 15 helling van een lijn 44
binomiale kans 66 - van meetkundige rij 22 hellingfunctie 125
binomiale toets 198 -van rekenkundige rij 20 hellinggrafiek 125
beslissingsvoorschrift discrete hercoderen 105
bij- 201 toevalsvariabele 177 hypothese 184
binomiale d-notatie 136 enkelvoudige - 196
toevalsvariabele 65 draaigrafiek 209
standaardafwijking van draaitabel 207 0
een- 73 driehoeksgetallen 17 interval 33
verwachtingswaarde van gesloten - 33
een- 73 0 open- 33
binomiale verdeling eenzij dige toets 191, invNorm 87
65, 162 193, 199
binompdf 67 eerlijk spel 61 0
enkelvoudige hypothese 196 kansdefinitie van Laplace
G Excel 98 56
centrale limietstelling 171 Exceltabel 102 kettingfunctie 155
codeboek 218 extreme waarde 13 7 kettingregel 155
complementregel 54 klokvormige kromme 76
constante verschil 20 G kwadratische rij 24
continue factor van een rij 22 kwantificeren van een
toevalsvariabele 177 Fibonacci 11 verschil 215
continuïteitscorrectie 179 filteren in Excel 102
cumulatieve kans 67
cumulatieve
functie 125
samengestelde - 155
e
linkszij di ge toets 191,
kansverdeling 67 193, 199
© Noordhoff Uitgevers bv Trefwoordenregister 247
e
machten 112
productregel voor het
somregel bij kansen 54
somregel voor het
differentiëren 151
rekenregels voor _ 112 differentiëren 130
maximale cumulatieve somrij 28
percentageverschil 216 e
Quetelet, Adolphe 79
sorteren in Excel 102
•
maximum 34 spreadsheet 98
quotiëntregel 152
meetkundige rij 22 standaardafwijking
• •
minimum 34 - bij binomiale verdeling
absoluut- 34 G 73
raaklijn 116
mislukking 65 - bij normale verdeling
formule opstellen van _
Moivre, Abraham de 79 76, 90
123,134
- van een toevalsvariabele
raken 116
0 rechthoeksgetallen 18
62
nette dataset 102 stapgrootte 3 7
rechtszij di ge toets 191,
normaalkromme 76 startwaarde 10
193, 199
oppervlakte onder _ 85 steekproefgemiddelde 172,
record in dataset 102
symmetrisch gebied onder _ 182
recursieve formule 10
88 stijgend 33
- opstellen 14
normaal- afnemend - 34
- van meetkundige rij 22
waarschijnlijkheidspapier constant - 3 4
-van rekenkundige rij 20
80 toenemend - 34
- van somrij 28
normalcdf 85 succes 65
regels voor het
normale toets 188 symmetrische gebied 88
differentiëren 129, 130,
beslissingsvoorschrift bij _
131, 151
182, 192
regels voor machten 112 0
normale verdeling 76, 79 ten onrechte bijstellen 183
164 ' rekenblad 98
ten onrechte
rekenkundige rij 20
gemiddelde bij - 76, 90 verwerpen 184
richtingscoëfficiënt van
standaardafwijking term 9
raaklijn 116, 119
bij 76, 90 begin- JO
rij van Fibonacci 12 •
vuistregels bij _ 77 nteuwe- 9
rij 9
notaties voor de afgeleide opvolgende- 12
getallen- 9
132, 136 voorafgaande - 9
kwadratische - 2 4
nulhypothese 184 tijd-afstandgrafiek 46
meetkundige - 22
numerieke afgeleide 131 toenamediagram 3 7
rekenkundige- 20
toets 185
som- 28
0 •• •
nJen-tnvoerscherm 12
binomiale - 198
odd 215 eenzijdige- 191, 193,
odds-ratio 215 199
overschrijdingskans 187, 0 linkszijdige- 191, 193,
samengestelde functie 155
193, 204 199
schakel 155
• normale - 188
sigmanotatie 2 7
0 significant afwijken 185
rechtszij di ge - 191, 193
199 '
percentageverschil 215
significantieniveau 184
piramidegetal 18 tweezijdige- 191, 193
snelheid 114 199 '
Pisa, Leonardo van 11
gemiddelde - 46
productfunctie 151 toetsen van Ho tegen
som van normaal verdeelde
productregel bij kansen 54 H1 188, 192
toevalsvariabelen 166
168 '
248 Trefwoordenregister © Noordhoff Uitgevers bv
toetsen van hypothesen G
185, 194 verschil van normaal verdeelde
toevalsvariabele toevalsvariabelen 166
binomiale - 65 verwachtingswaarde 59, 73
continue - 177 vijfhoeksgetallen 18
discrete - 177 volmaakte getallen 17
top 34 vuistregels bij normale
totalenrij 102 verdeling 77
trekken met terugleggen 56
trekken zonder Q
terugleggen 5 6 wortel-n-wet voor een
tweezijdige toets 191, 193, steekproef van lengte n
199 170
tweezijdige binomiale wortel-n-wet voor een
toets 203 steekproefgemiddelde 172
Foto's
Picture Alliance, Frankfurt: blz. 6-7 MIX
Papier van
Wikipedia: blz. 11, 171, 194 ver a nlwoorde herkomst
FSC FSC® C118189
Hollandse Hoogte, Amsterdam: blz. 15, 30, 48, www.fs<:.otg
ISBN 978-90-01-84230-7
J. H. Dijkhuis J.H.M. Liesting-Maas
C.J. Admiraal M. Wieringa
J.A. Verbeek M.L. M. van Maarseveen
G. de Jong R.D. Hiele
H.J. Houwing J.E. Romkes
J.D. Kuis M. Haneveld
F. ten Klooster S. Voets
S. K.A. de Waal I. Cornelisse
J. van Braak
MIX
Papier van
www.getalenruimte.noordhoff .nl
9 89001 842307