Professional Documents
Culture Documents
2
1
Module:
Dynamica
van
starre
lichamen
1
Gyroscoop,
http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/8/82/Gyroscope_precession.gif
2
Paragraaf
0:
In
deze
module
bestuderen
we
de
wijze
waarop
krachten
en
krachtskoppels
bewegingen
veroorzaken
in
stelsels
van
massapunten
of
meer
belangrijk
stelsels
van
verbonden
starre
lichamen.
Eveneens
wordt
aangegeven
hoe
de
bindingskrachten
tussen
de
verschillende
geledingen
kunnen
bepaald
worden.
In
de
volgende
paragrafen
zullen
verschillende
procedures
voorgesteld
worden
om
de
bewegingsvergelijkingen
en/of
de
bindingreacties
in
mechanische
stelsels
te
bepalen.
De
voor-‐
en
nadelen
van
deze
procedures
zullen
besproken
worden.
Door
middel
van
een
aantal
voorbeelden
wordt
getracht
de
wijze
waarop
de
onderscheidene
methodes
kunnen
geïmplementeerd
worden
te
illustreren.
Een
aantal
van
deze
voorbeelden
behoren
tot
de
‘klassiekers’
van
de
‘analytische’
mechanica
en
kunnen
dus
ook
in
de
meeste
referentiewerken
teruggevonden
worden.
Naast
deze
voorbeelden
werd
er
specifiek
getracht
meer
ingenieursproblemen
aan
bod
te
laten
komen.
3
Inhoudstabel:
module
Kinematica
van
het
punt
1. Stelling 16
3. Voorbeelden 18
1. Stelling 22
2. Speciale gevallen 23
3. Toepassingen 25
1. Stelling 29
4
3. Vergelijkingen
van
Euler 53
1. Algemene beschouwingen 81
3. Equivalentie tussen de methode van de virtuele arbeid en de algemene stellingen. 86
1. Algemene vergelijkingen 88
5
1. Verband
met
de
variatierekening 94
Paragraaf 1
• Geef
en
bespreek
de
stellingen
van
de
kinetische
resultaten
en
het
kinetische
moment.
• Geef
en
bespreek
de
stelling
van
de
kinetische
energie
en
de
stelling
van
Koenig.
• Bestudeer
het
tweelichamenvraagstuk.
Paragraaf 2
• Geef
en
bespreek
het
kinetisch
moment
en
de
stelling
van
het
kinetisch
moment
en
in
absolute
assen
en
assen
gebonden
aan
het
star
lichaam.
• Geef
en
bespreek
de
kinetische
energie
en
de
stelling
van
de
kinetische
energie
en
toon
aan
dat
de
kinetische
energie
in
functie
van
de
kinetische
resultante
en
kinetisch
moment
rechts
kon
geschreven
worden.
Paragraaf 3
• Geef
en
bespreek
de
methode
van
de
virtuele
arbeid
(in
afzonderlijke
en
onafhankelijke
Lagrangeparameters)
;
toon
aan
dat
de
algemene
stellingen
equivalent
zijn
met
de
methode
van
de
virtuele
arbeid.
• Stel
de
vergelijkingen
van
Lagrange
op
;
algemeen
en
in
geval
van
conservatieve
krachten
en
bespreek
de
rol
van
de
bindingen.
• Leid
de
Lagrangevergelijkingen
af
uit
het
Hamiltonprincipe.
10
Paragraaf 1:
Zoals
voor
het
massapunt
is
de
volledige
bepaling
van
de
𝑁
functies
𝑞! (𝑡)
gewoonlijk
niet
mogelijk;
meestal
bekomt
men
slechts
enkele
relaties
aan
dewelke
de
𝑞! ’s
(en
eventueel
de
𝑞! ′𝑠 )
moeten
voldoen.
De
relaties
zijn
dikwijls
eerste
integralen
(of:
bewegingsconstanten)
van
de
beschouwde
differentiaalvergelijkingen.
Ter herinnering:
Een
eerste
integraal
van
een
stelsel
differentiaalvergelijkingen
van
tweede
orde
in
𝑞! is
een
functie
van
de
𝑁
coördinaten
𝑞! ,
hun
afgeleiden
𝑞! en
de
tijd
die
constant
blijft
gedurende
de
hele
beweging.
𝜓 𝑞! , 𝑞! , 𝑡 = 𝐶
𝑑𝜓
= 0
𝑑𝑡
Bij
de
beschrijving
van
een
stelsel
massapunten
onderstellen
we
dat
in
elk
punt
de
fundamentele
wet
van
Newton
geldt
:
𝑑
𝑚 𝑣 = 𝑓!
𝑑𝑡 ! !
!!! ! ! !"!
𝑚! !!
= 𝑚! !! !
=𝑓!
(1.1)
11
In
deze
vergelijkingen
stelt
𝑚!
de
massa
van
het
punt
𝑃!
voor
in
de
zin
volgens
dewelke
ze
gedefinieerd
werd
in
de
studie
der
massaverdelingen.
Deze
vergelijkingen
zullen
slechts
praktisch
bruikbaar
zijn
indien
we
met
een
stelsel
afzonderlijke
punten
werken
(zoniet
vormt
(1.1)
een
stelsel
met
oneindig
veel
vergelijkingen.
𝑓!
is
de
totale
kracht
die
inwerkt
in
het
punt
𝑃! .
Zij
bestaat
dus
uit
(zie
begin
van
de
statica)
12
Figuur
1:
De
uitwendige
krachten
R
en
de
inwendige
krachten
f
werken
in
op
elk
massadeeltje
van
het
stelsel.
Wanneer
de
vergelijkingen
van
Newton
voor
elk
deeltje
samengeteld
worden
voor
alle
deeltjes
van
het
stelsel
zullen
de
inwendige
krachten
paarsgewijs
wegvallen.
13
Deze
beide
laatsten
worden
soms
wel
bij
de
uitwendig
gegeven
krachten
𝐹!,!
gerekend.
De
inwendige
krachten
zijn
in
het
algemeen
zeer
ingewikkeld,
maar
hebben
dan
toch
meestal
één
eenvoudig
aspect
:
zij
vormen
een
nulstelsel
(hun
resultante
en
totaal
moment
in
een
willekeurig
punt
zijn
nul).
Deze
eigenschap
kan
echter
maar
verzekerd
worden
voor
zover
deze
inwendige
krachten
aan
het
actie-‐
reactie
principe
voldoen,
wat
wij
in
het
gevolg
veronderstellen.
In
de
meeste
gevallen
echter
vormt
vergelijking
(1.1.)
een
stelsel
met
oneindig
veel
vergelijkingen
en
oneindig
veel
onbekenden
𝑟
waartussen
oneindig
veel
(meestal
onbekende)
bindingen
bestaan.
Uit
dit
stelsel
vergelijkingen
moet
men
dan
de
veralgemeende
coördinaten
oplossen
of
ten
minste
eerste
integralen
bepalen.
.
Met
dit
doel
voor
ogen
voert
de
dynamica
der
stelsels
drie
karakteristieke
grootheden
in.
Deze
zijn:
ℛ = 𝑚! 𝑣!
!
De
kinetische
resultante
is
dus
gelijk
aan
de
som
van
de
hoeveelheden
beweging
(impulsen)
van
alle
punten
van
het
stelsel.
𝜇! = 𝑄𝑃! ×𝑚! 𝑣!
!
Het
kinetisch
moment
in
Q
is
dus
gelijk
aan
de
som
van
de
kinetische
momenten
in
Q,
van
alle
punten
van
het
stelsel.
14
1
ϵ= m! v!!
2
!
De
kinetische
energie
is
dus
gelijk
aan
de
som,
van
de
kinetische
energiën
van
alle
punten
van
het
stelsel.
Opmerkingen :
-‐ Afhankelijk
van
de
natuur
van
het
stelsel
bestaan
bovenstaande
grootheden
uit
een
klassieke
som
of
een
(veelvuldige)
integraal.
In
principe
kunnen
alle
gevallen
volgens
het
formalisme
van
de
Stieltjes-‐integralen
worden
beschreven.
-‐ De
bepaling
van
deze
grootheden
is
zuiver
kinetisch.
De
basisstellingen
van
de
mechanica
stellen
zich
tot
doel
een
verband
te
leggen
tussen
deze
kinetische
grootheden
enerzijds
en
de
dynamische
grootheden
(krachten),
die
in
elk
punt
𝑃! uitgeoefend
worden,
anderzijds,
-‐ Het
is
essentieel
deze
drie
kinetische
grootheden
te
kunnen
uitdrukken
als
functie
van
de
gekozen
Lagrange-‐coördinaten.
-‐ Alvorens
deze
verbanden
te
bestuderen,
merken
we
nog
op
dat
al
de
krachten
in
al
de
punten
van
het
beschouwde
stelsel
een
stel
glijdende
vectoren
vormen,
gekarakteriseerd
in
een
willekeurig
punt
Q
door
De
laatste
gelijkheid
bekomt
men
door
rekening
te
houden
met
de
veronderstelling
dat
de
inwendige
krachten
een
nulstelsel
vormen.
15
1. Stelling
Wanneer
we
de
kinetische
resultante
afleiden
naar
de
tijd
bekomen
we,
in
een
absoluut
assenstelsel
𝑑ℛ 𝑑
= 𝑚 𝑣
𝑑𝑡 𝑑𝑡 ! !
!
= 𝑓!
!
= 𝑅!
In
deze
formules
stelt
de
totaal
werkende
kracht
(reacties,
bindingen,
...
inbegrepen)
in
𝑃! voor.
Daar
aan
het
actie-‐reactieprincipe
voldaan
wordt,
is
𝑅!
de
resultante
van
het
stelsel
der
uitwendige
krachten.
16
𝑑ℛ
= 𝑅!
𝑑𝑡
!
ℛ ! − ℛ !! = 𝑅! 𝑑𝑡
!!
De
afgeleide
van
de
kinetische
resultante
naar
de
tijd
is
equipollent
2aan
de
algemene
resultante
van
het
stelsel
der
uitwendige
krachten,
uitwendige
bindingen
inbegrepen.
Met
andere
woorden
is
de
aangroei
van
de
kinetische
resultante
tussen
𝑡! en
𝑡
equipollent
aan
de
totale
impuls
van
de
resultante
der
uitwendige
krachten
tussen
𝑡! en
𝑡.
𝑚 ⋅ 𝑂𝐺 = 𝑚! 𝑂𝑃!
!
Hierin
stellen
𝑂𝐺de
plaatsvector
van
het
massamiddelpunt
en
𝑚 = ! 𝑚!
de
totale
massa
van
het
stelsel
voor.
Door
afleiding,
wetende
dat
0
een
vast
punt
is,
volgt
𝑑
𝑚 ⋅ 𝑂𝐺
𝑑𝑡
= 𝑚𝑣!
𝑑
= 𝑚! 𝑂𝑃!
𝑑𝑡
!
𝑑
= ( 𝑚 𝑂𝑃 )
𝑑𝑡 ! !
!
= 𝑚! 𝑣! (𝑚! = 𝑐 !" )
!
= ℛ
2
equivalent
17
De
kinetische
resultante
is
dus
niets
anders
dan
de
snelheid 𝑣!
van
het
massamiddelpunt,
vermenigvuldigd
met
de
totale
massa.
Passen
we
deze
eigenschap
toe
op
bovenstaande
stelling,
dan
bekomt
men
𝑑ℛ 𝑑𝑣!
=𝑚 = 𝑅!
𝑑𝑡 𝑑𝑡
Het
massamiddelpunt
van
een
stelsel
beweegt
zich
als
een
stoffelijk
punt,
waarin
de
ganse
massa
m
verzameld
is,
onderworpen
aan
krachten
𝑅!
,
bindingsreacties
inbegrepen.
De
beweging
van
het
massamiddelpunt
van
een
stelsel
is
bijgevolg
onafhankelijk
van
de
inwendige
krachten,
welke
aan
het
actie-‐reactieprincipe
voldoen.
3. Voorbeelden
Beweging in het zwaarteveld van een vrij stelsel (d.i. zonder uitwendige bindingen):
𝑅! = ( 𝑚! ) 𝑔 = 𝑚𝑔
!
𝑑𝑣!
→ = 𝑔
𝑑𝑡
Welke
ook
de
inwendige
krachten
zijn
van
een
stelsel,
het
massamiddelpunt
beweegt
zich
als
een
stoffelijk
punt
in
het
zwaarteveld
en
beschrijft
dus
een
worp-‐parabool.
Deze
onafhankelijkheid
van
de
beweging
van
het
massamiddelpunt
ten
opzichte
van
de
inwendige
krachten
heeft
talrijke
toepassingen:
18
Figuur
2:
De
beweging
van
een
moersleutel
op
een
wrijvingsloze
tafel.
In
afwezigheid
van
uitwendige
krachten
zal
het
massamiddelpunt
een
eenparig
rechtlijnige
beweging
uitvoeren,
net
zoals
een
vrij
punt
zou
doen.
Figuur
3:
Een
hamer
in
vrije
val
onder
invloed
van
de
zwaartekracht.
Het
massamiddelpunt
zal
een
parabolische
baan
beschrijven.
19
Wanneer
een
granaat
wordt
weggeworpen,
beschrijft
het
massamiddelpunt
een
worp-‐
parabool.
Wanneer
het
projectiel
ontploft
blijft
het
massamiddelpunt
van
de
stukken
dezelfde
parabool
beschrijven,
daar
de
ontploffing
slechts
inwendige
krachten
laat
werken.
Verplaatst
men
zich
in
een
boot
van
voor
naar
achter,
dan
moet
het
massamiddelpunt
van
de
boot
en
de
persoon
tezamen,
onbeweeglijk
blijven
voor
zover
we
de
horizontale
wrijvingskracht
met
het
water
mogen
verwaarlozen.
De
boot
moet
dus
van
achter
naar
voor
bewegen.
1
𝐿
2
𝑥𝑝
𝑥𝐷
1
𝐿
2
Figuur
4:
Wanneer
een
persoon
op
een
boot
zich
verplaatst
zal
(bij
verwaarlozing
van
de
wrijving
van
de
b oot
met
het
wateroppervlak)
het
globale
massamiddelpunt
(
boot
en
persoon)
onveranderd
blijven
20
Figuur
5:
Opdat
de
dragcar
zou
kunnen
bewegen
is
wrijving
met
het
wegdek
noodzakelijk.
Beschouw
een
horizontaal
schot.
Bij
de
ontploffing
komen
er
alleen
inwendige
krachten
in
werking
en
de
enige
uitwendige
kracht
(zwaartekracht)
heeft
geen
horizontale
componenten.
Het
massamiddelpunt
van
het
wapen
en
het
projectiel
tezamen
moet
onbeweeglijk
blijven.
Bijgevolg
heeft
men
𝑀𝑉 − 𝑚𝑣 = 0
waar
M
en
m
de
massa
van
het
wapen
en
het
procektiel
voorstellen
en
𝑉 , 𝑣
hun
respectievelijke
snelheden.
Het
wapen
moet
dus
achteruit
stoten.
21
De
stelling
van
de
beweging
van
het
massamiddelpunt
zal
ons
in
vele
gevallen
toelaten
de
reactiekrachten
te
bepalen
indien
-‐
op
een
of
andere
wijze
-‐
de
beweging
van
het
massamiddelpunt
gekend
is
𝑑𝑣!
𝑅! = 𝑀
𝑑𝑡
Waarin 𝑅! de resultante van de uitwendige krachten is, bindingsreacties inbegrepen.
1. Stelling
Wanneer
we
het
kinetisch
moment
in
een
punt
Q
afleiden
naar
de
tijd
bekomen
we
in
een
absoluut
assenstelsel
!!"!
In
de
eerste
som
verdwijnen
alle
termen
in
𝑂𝑃!
daar
!"
= 𝑣!
en
𝑣! ×𝑚! 𝑣! = 0.
In
de
overblijvende
termen
stelt
men
𝑑𝑂𝑄
= 𝑣!
𝑑𝑡
En
er
volgt
dan
22
𝑑𝜇!
= −𝑣! × 𝑚! 𝑣! + 𝑄𝑃! ×𝑓!
𝑑𝑡
! !
De
laatste
term
van
het
tweede
lid
is
niet
anders
dan
het
totaal
moment
van
alle
krachten
in
het
beschouwde
punt
Q.
Ook
hier
moet
geen
rekening
gehouden
worden
met
de
inwendige
krachten
daar
ze
een
nulstelsel
vormen.
In de eerste term vindt men de uitdrukking van de kinetische resultante terug.
𝑑𝜇!
= 𝑀!,! + 𝑚𝑣! ×𝑣!
𝑑𝑡
De
afgeleide
van
het
kinetisch
moment,
in
een
punt
Q,
naar
de
tijd
is
equipollent
aan
de
vectoriële
som
van
-‐ Het
totaal
moment,
in
Q,
van
de
uitwendige
krachten
-‐ Het
vectorieel
product
van
de
hoeveelheid
van
impuls
van
het
massamiddelpunt
met
de
snelheid
van
het
beschouwde
punt
Q.
2. Speciale gevallen
Oe
uitdrukking
van
de
afgeleide
van
het
kinetisch
moment
wordt
eenvoudig
in
volgende
(vaak
voorkomende)
gevallen:
→ 𝑣! = 0
𝑑𝜇!
= 𝑀!,!
𝑑𝑡
23
𝑣! ×𝑣! = 0
𝑑𝜇!
= 𝑀!,!
𝑑𝑡
𝑣! ×𝑣! = 0
Dit is het geval wanneer het systeem een translatie uitvoert.
𝑑𝜇!
= 𝑀!,!
𝑑𝑡
De
afgeleide
van
het
kinetisch
moment
in
het
massamiddelpunt
G
of
in
een
vast
punt
Q
is
gelijk
aan
het
totaal
moment,
om
dit
punt,
van
alle
uitwendige
krachten,
bindingen
inbegrepen.
𝑑𝜇!
= 𝑀!,!
𝑑𝑡
(𝑂 𝑣𝑎𝑠𝑡 𝑜𝑓 𝑂 ≡ 𝐺)
24
Het
moment
der
uitwendige
krachten
is
nul
in
het
punt
0.
In
dit
geval
is
𝜇!
een
constante
vector.
Deze
vector
levert
ons,
gewoonlijk
door
projectie,
drie
relaties:
het
zijn
de
eerste
integralen
van
het
kinetisch
moment.
In
het
bijzonder
geldt
dit
geval
wanneer
de
resultante
van
al
de
uitwendige
krachten
steeds
door
een
vast
punt
loopt
in
de
absolute
assen
(geval
van
een
centrale
kracht).
3. Toepassingen
We
beschouwen
een
gegeven
stelsel
waarvan
het
krachtsmoment
ten
opzichte
van
het
zwaartepunt
nul
is.
Het
kinetisch
moment
is
dus
constant
en
als
het
nul
is
op
het
begintijdstip,
blijft
het
nul.
Voor
vervormbare
stelsels
is
het
dan
echter
mogelijk
door
inwendige
massaverplaatsingen
een
kinetisch
moment
te
creëren
dat
dan
natuurlijk
door
een
rotatie
van
het
ganse
stelsel
vernietigd
moet
worden:
het
stelsel
kan
dus
wel
draaien.
25
Voorbeeld 1:
Figuur
7:
Zolang
de
elektrische
motor
een
krachtskoppel
omheen
de
rotatieas
levert,
zal
de
hoeksnelheid
van
de
rotoras
toenemen.
Het
vliegwiel
op
deze
as
maakt
dat
het
traagheidsmoment
om
deze
as
groter
is.
Bij
afwezigheid
van
een
krachtskoppel
zal
de
rotor
met
een
constante
kinetisch
momentvector
blijven
ronddraaien.
Berekening
van
het
kinetisch
moment
van
een
star
omwentelingslichaam,
draaiend
rond
zijn
symmetrieas
Beschouw
hiervoor
bijvoorbeeld
een
vlakke
draaiende
schijf
met
rotatie-‐as
z
loodrecht
op
het
vlak
van
de
schijf
en
door
haar
middelpunt
Figuur
8:
verduidelijkende
schets
26
= 𝜔𝑟 ! 𝑑𝑚! 1!
!"!!"#
= 𝜔1! 𝑟 ! 𝑑𝑚!
!"!!"#
𝜇! = 𝜔𝐼! 1!
Voorbeeld 2:
Beschouw
nu
een
satelliet
die
bij
het
lanceren
rond
zijn
as
draait.
Indien
men
deze
rotatie
wil
afremmen
is
het
voldoende
het
traagheidsmoment
ten
opzichte
van
de
rotatie-‐as
te
vergroten.
Daar
het
kinetisch
moment
constant
moet
blijven
zal
𝜔
moeten
verkleinen:
de
satelliet
vertraagt.
Dit
kan
bijvoorbeeld
geschieden
door
de
zonnepanelen
te
ontplooien.
27
Voorbeeld 3:
De
pianostoel:
door
de
armen,
horizontaal
uitgestrekt,
van
links
naar
rechts
te
brengen
en
ze,
ingetrokken,
van
rechts
naar
links
terug
te
brengen,
draait
de
stoel
van
rechts
naar
links.
Figuur
9:
Behoud
van
kinetisch
moment
geïllustreerd
op
een
draaitafel.
Zodra
de
armen
ingetrokken
worden,
verkleint
het
traag-‐heidsmoment
t.o.v.
de
verticale
as
en
verhoogt
de
hoeksnelheid.
Voorbeeld 4:
Katten
zijn
in
staat
steeds
op
hun
poten
terug
te
vallen.
Wanneer
men
ze,
met
de
poten
naar
boven,
loslaat,
bewegen
ze
deze
poten
zodanig
dat
zij
een
kinetisch
moment
verwezenlijken
tot
hun
poten
naar
onder
staan.
Dit
kan
men
op
foto’s
nagaan.
Figuur
10:
Fotosequentie
van
EJ.
Marey
1894.
28
Andere voorbeelden:
Danser(es)
die
de
uitgestrekte
armen
bij
het
lichaam
brengt
om
sneller
te
draaien;
turner
die
aan
de
horizontale
bar
eerst
slingert
en
daarna
gezamelijk
armen
en
benen
buigt
:
𝐼!
vermindert,
dus
𝜔
vergroot
-‐
ook
het
koppel
der
uitwendige
krachten
vermindert
!
Figuur
11:
Wanneer
de
duikster
haar
armen
en
benen
intrekt
zal
ze
sneller
om
haar
as
kunnen
draaien
dan
in
gestrekte
houding.
Het
uitvoeren
van
meervoudige
salto's
is
dus
eenvoudiger
in
gehurkte
houding
dan
in
gestrekte
houding.
1. Stelling
𝑑𝑣!
𝑚! = 𝐹!,! + 𝐹!,! + 𝑅!,! + 𝑅!,!
𝑑𝑡
(1.4.1-‐1)
We
veronderstellen
hier
dat
de
sleep-‐
en
Corioliskrachten
in
de
uitwendig
gegeven
krachten
begrepen
zijn.
Uit
(1.4.1-‐1)
volgt,
na
scalaire
vermenigvuldiging
met
𝑣!
en
sommatie
over
het
ganse
stelsel,
voor
zover
er
geen
wrijving
aanwezig
is
(𝑅 ⋅ 𝑣 = 0)
𝑑 1
𝑚 𝑣! = 𝐹!,! ⋅ 𝑣! + 𝐹!,! ⋅ 𝑣!
𝑑𝑡 2 ! !
! ! !
𝑑𝜖
= 𝑃! + 𝑃!
𝑑𝑡
29
De
Corioliskrachten,
loodrecht
op
𝑣,
leveren
geen
bijdrage
tot
de
verandering
van
kinetische
energie.
Merk
ook
op
dat
het
vermogen
van
de
inwendige
krachten
expliciet
aanwezig
is
in
deze
stelling,
zelfs
als
deze
krachten
een
nulstelsel
vormen.
Zijn
inderdaad
in
𝑃!
en
𝑃!!
twee
tegengestelde
krachten,
dan
volgt
uit
𝐹! + 𝐹!! = 0
Niet dat
𝐹! ⋅ 𝑣! + 𝐹!! ⋅ 𝑣!! = 0
In
een
zeer
belangrijk
geval
is
echter
deze
term
van
het
vermogen
der
inwendige
krachten
toch
wel
nul
:
namelijk
in
het
geval
van
een
star
lichaam.
Dit is te danken aan de bijzondere vorm van de snelheidsverdeling voor dat geval:
𝑣! = 𝑣! + 𝑃! 𝐴×𝜔
Zodat
De eerste term is 0 vermits de inwendige krachten een nulstelsel vormen.
= 𝐹!,! ×𝑃! 𝐴 ⋅ 𝜔
!
En deze uitdrukking is opnieuw nul vermits de inwendige krachten een nulstelsel vormen.
Zijn
de
inwendige
en
uitwendige
krachten
van
een
potentiaal
afgeleid
(con-‐
servatieve
velden)
dan
is
30
(𝐹!,! ⋅ 𝑣! ) 𝑑𝑡 = −𝑑𝜙!
!
(𝐹!,! ⋅ 𝑣! ) 𝑑𝑡 = −𝑑𝜙!
!
En dan
𝜖 + 𝜙! + 𝜙! = 𝐶(𝑜𝑛𝑠𝑡𝑎𝑛𝑡)
We formuleren eerst de stelling en zullen dan het bewijs ervan geven.
-‐
Stelling:
De
kinetische
energie
van
een
stelsel
is
gelijk
aan
de
kinetische
energie
van
zijn
ganse
massa
m
in
het
massamiddelpunt
G
geplaatst,
vermeerderd
met
de
kinetische
energie
van
de
beweging
in
een
translatiestelsel,
in
G
geplaatst.
-‐
Bewijs:
We
beschouwen
een
stelsel
punten
S
in
absolute
coördinaatassen
en
noemen
𝑣!
de
absolute
snelheid
van
𝑃! .
We
plaatsen
in
het
massamiddelpunt
G
een
tweede
assenstelsel,
in
translatie
ten
opzichte
van
het
eerste.
Figuur
12:
Star
lichaam
of
stelsel
massapunten
met
een
absoluut
assenstelsel
in
O
en
een
translerend
assenstelsel
in
G
31
Is
v!
de
snelheid
van
𝐺 ,
en
𝑣!!
de
snelheid
van
𝑃!
ten
opzichte
van
dit
nieuw
assenstelsel,
dan
volgt
𝑣! = 𝑣! + 𝑣!!
1
𝜖= 𝑚! 𝑣!!
2
!
= 𝑚! ( 𝑣! + 𝑣!! )!
!
1 1 ! 1
= 𝑚! 𝑣!! + 𝑚! 𝑣!! + 2𝑚! 𝑣!! ⋅ 𝑣!
2 2 2
! ! !
1 1 !
= 𝑚𝑣!! + 𝑚! 𝑣!! + 𝑣! ⋅ 𝑚! 𝑣!!
2 2
! !
Hierin
is
de
eerste
term
de
kinetische
energie
van
een
stoffelijk
punt
dat
met
het
massamiddelpunt
G
samenvalt
en
de
massa
van
het
ganse
stelsel
bezit.
De
tweede
term
is
de
kinetische
energie
van
het
stelsel
in
de
relatieve
assen,
aan
G
gebonden.
De
derde
term
is
gelijk
aan
nul,
want
𝑑
𝑚! 𝑣!! = 𝑚! 𝐺𝑃!
𝑑𝑡
! !
𝑑
=𝑚 𝐺𝐺
𝑑𝑡
= 0
32
𝑚 !
𝜖= 𝑣 + 𝜖!"#,!
2 !
De
kinetische
energie
van
een
holonoom
stelsel
is
een
kwadratische
functie
van
de
veralgemeende
snelheden
𝑞! .
Is
het
stelsel
skleronoom,
dan
is
deze
functie
een
homogene
kwadratische
vorm.
Bewijs:
We
bepalen
het
stelsel
door
n
Lagrange
coördinaten
q! ,
en
deze
functie
wordt
holonoom
verondersteld.
𝑂𝑃! = 𝑟! = ψ! (𝑞! , 𝑡)
𝑑𝑂𝑃!
𝑣! =
𝑑𝑡
𝜕ψ! ! 𝜕ψ!
= 𝑞 +
𝜕𝑞! 𝜕𝑡
2𝜖 = 𝑚! 𝑣!!
!
!
𝜕ψ! ! 𝜕ψ!
= 𝑚! 𝑞 +
𝜕𝑞! 𝜕𝑡
!
33
!
𝜕ψ! 𝜕ψ! ! ! 𝜕ψ! 𝜕ψ! ! 𝜕ψ!
= 𝑚! !
⋅ !
𝑞 𝑞 +2 ! 𝑞 +
𝜕𝑞 𝜕𝑞 𝜕𝑞 𝜕𝑡 𝜕𝑡
!
2 ⋅ 𝜖 = 𝐴!" 𝑞! 𝑞 ! + 𝐴! 𝑞! + 𝐴
𝜕ψ!
= 0
𝜕𝑡
En
er
blijft
dat
2 ⋅ 𝜖 = 𝐴!" 𝑞! 𝑞 !
34
Paragraaf 2:
ℛ = ∫ 𝑣! 𝑑𝑚
𝑣! = 𝑣! + 𝑃! 𝑂×𝜔
1
𝑂𝐺 = ∫ 𝑂𝑃! ⋅ 𝑑𝑚
𝑚
Hieruit
volgt
ℛ = ∫ 𝑣! + 𝑃! 𝑂×𝜔 𝑑𝑚
ℛ = 𝑚 ⋅ 𝑣! + 𝑚 ⋅ 𝐺𝑂×𝜔
= 𝑚 ⋅ 𝑣!
Indien het punt 0 vast is in de absolute assen geldt eenvoudig
ℛ = 𝑚 ⋅ (𝐺𝑂×𝜔)
Passen
we,
in
het
algemene
geval,
de
stelling
van
de
kinetische
resultante
toe
in
de
absolute
assen:
45
𝑑ℛ
= 𝐹!
𝑑𝑡
Hier
is
𝐹!
de
algemene
resultante
van
alle
uitwendige
krachten,
uitwendige
bindingen
inbegrepen.
Door
hogere
betrekking
voor
𝑅
af
te
leiden
naar
de
tijd
vinden
we
de
bewegingsvergelijking
van
het
massamiddelpunt
terug:
𝑚 ⋅ 𝑎! = 𝐹!
De
stelling
van
de
kinetische
resultante
levert
ons,
door
projectie,
drie
vergelijkingen.
Onder
de
algemene
vorm
is
de
stelling
weinig
bruikbaar;
ze
doet
inderdaad
beroep
op
𝑣! − 𝑣! = 𝑂𝐺×𝜔
Hierbij
valt
nog
op
te
merken
dat
𝐹!
ook
de
meestal
onbekende
bindingsreacties
bevat.
Daarenboven
moet
hierin
nog
de
algemene
resultante
der
uitwendige
krachten
als
functie
van
de
bovenstaande
parameters
kunnen
uitgedrukt
worden.
Daar
dit
aantal
parameters
met
hun
bindingen
te
ingewikkeld
is,
verkiest
men
meestal
de
stelling
in
volgende
gevallen
te
gebruiken
-‐ vrij
lichaam
(geen
bindingen
voor
O):
het
tweede
lid
is
gekend
en
de
stelling
geeft
de
beweging
van
het
massamiddelpunt
G
-‐ gebonden
lichaam
(O
is
gebonden):
het
tweede
lid
bevat
de
onbekende
bindingsreacties
en
de
stelling
laat
dan
toe
deze
laatste
te
bepalen,
zodra
men
door
andere
middelen
de
beweging
van
G
heeft
vastgelegd.
46
We zijn nu in staat bovenstaande gevallen meer in detail te bespreken
𝑚 ⋅ 𝑎! = 𝐹!
Voor
zover
𝐹! kan
uitgedrukt
worden
als
functie
van
de
gekozen
Lagrange
coördinaten
vinden
we
dus
hier
reeds
drie
van
de
zes
gezochte
vergelijkingen.
Is
in
het
bijzonder
𝐹!
enkel
als
functie
van
deze
coördinaten
gegeven
dan
kan
de
beweging
ontbonden
worden
in
𝑚 ⋅ 𝑎! = 𝐹!
-‐ de
beweging
van
het
lichaam
om
het
massamiddelpunt
(drie
overige
vergelijkingen
die
we
hierna
zullen
opstellen)
Komen
er
echter
bindingsreacties
voor,
dan
kan
men
deze
niet
a
priori
uit-‐
drukken
als
functie
van
de
coördinaten
𝑞!
:
meestal
wordt
de
bovenstaande
vergelijking
dan
gebruikt
om
de
bindingsreacties
te
bepalen.
47
𝑎! = 𝑣! = 0
𝑑ℛ
= 𝐹! + 𝑅!
𝑑𝑡
waar
𝑅!
de
bindingsreactie
in
0
voorstelt.
Zodra
ℛ = 𝑚 ⋅ 𝑣! gekend
is,
kan
men
zoals
gezien
deze
bindingsreactie
bepalen.
We
kunnen
nu
overgaan
tot
de
stelling
van
het
kinetisch
moment.
We
berekenen
het
kinetisch
moment
in
een
punt
O,
oorsprong
van
het
coördinatenstelsel
aan
het
lichaam
gebonden.
𝜇! = ∫ 𝑂𝑃! ×𝑣! ⋅ 𝑑𝑚
Of
!
𝜇!,! = 𝜖!"# ⋅ ∫ 𝑥!! ⋅ 𝑣! ⋅ 𝑑𝑚!
!
waar
𝑥!!
de
coördinaten
van
𝑃!
en
𝑣!
de
componenten
van
de
snelheid
van
𝑃!
in
hetzelfde
assenstelsel
zijn.
We
zoeken
de
uitdrukking
van
𝜇!
als
functie
van
𝜔
en
de
karakteristieken
van
het
lichaam.
De
snelheid
𝑣!
drukken
we
uit
als
functie
van
de
snelheid
van
een
wille
keurig
gekozen
punt
A
𝑣! = 𝑣! + 𝑃! 𝐴×𝜔
Of
48
! !
𝑣! = 𝑣! + 𝜖!"# ⋅ 𝑥!! − 𝑥!! ⋅ 𝜔 !
𝜇! = ∫ 𝑂𝑃! × 𝑣! + 𝑃! 𝐴×𝜔 ⋅ 𝑑𝑚
𝑃! 𝐴 = 𝑃! 𝑂 + 𝑂𝐴
bekomt men:
49
Hierin
is
𝐼 𝜔
de
vector
𝐼 !" ⋅ 𝜔 !
bekomen
door
het
product
van
de
matrix
𝐼 !"
met
de
vector
te
maken.
Voor
stelsels
die
niet
aan
het
lichaam
gebonden
zijn,
zijn
natuurlijk
de
𝐼 !"
van
de
toestand
van
het
lichaam
afhankelijk.
Ze
zijn
functies
-‐
meestal
ingewikkelde
-‐
van
de
Lagrange
coördinaten.
Het
is
dus
voordelig
een
assenstelsel
aan
het
lichaam
gebonden
te
kiezen
daar
de
componenten
van
𝐼
dan
constant
zijn
(aan
het
lichaam
gebonden).
Bovenstaande
formules
geven
weer
een
zeer
algemene
uitdrukking
van
het
kine-‐
tisch
moment
en
worden
slechts
in
bijzondere
gevallen
toegepast,
te
weten
𝜇! = 𝑚 𝑂𝐺×𝑣! + 𝐼! ⋅ 𝜔
𝜇! = 𝐼! ⋅ 𝜔
!"
𝜇!,! = 𝐼! ⋅ 𝜔 !
Expliciet
bekomt
men
dus,
wanneer
de
oorsprong
hetzij
een
vast
punt,
hetzij
het
massamiddelpunt
is
Er
bestaat
dus,
in
deze
BELANGRIJKE
bijzondere
gevallen
(0 ≡ 𝐺
of
O
vast)
een
lineaire
betrekking
tussen
de
vector
𝜔
en
𝑀!
.
De
matrix
van
deze
lineaire
betrekking
is
precies
de
traagheidsmatrix.
50
Deze
uitdrukkingen
zijn
geldig
in
alle
cartesische
assen
in
het
beschouwde
punt.
De
componenten
van
𝐼 ⋅ 𝜔 ̅
kunnen
echter
sterk
vereenvoudigd
worden
door
een
aangepaste
keuze
van
het
assenstelsel,
in
het
bijzonder
wanneer
het
assenstelsel
aan
het
lichaam
gebonden
is.
In
dit
geval
dringen
zich
natuurlijk
de
hoofdtraagheidsassen
op
:
de
traagheidstensor
is
diagonaal.
Hij
wordt
dan
klassiek
aangeduid
door
𝐼!! 0 0 𝐴 0 0
𝐼!" = 0 𝐼!! 0 = 0 𝐵 0
0 0 𝐼!! 0 0 𝐶
In paragraaf 1.3.1 bekwamen we voor de stelling van het kinetisch moment:
𝑑𝜇!
= 𝑀!,! + 𝑚𝑣! ×𝑣!
𝑑𝑡
In
bovenstaande
uitdrukking
vullen
we
in
het
linkerlid
de
uitdrukking
van
het
kinetisch
moment
in
en
bekomen
:
𝑑𝜇! 𝑑 𝑚𝑂𝐺×𝑣! 𝑑 𝐼! 𝜔
= +
𝑑𝑡 𝑑𝑡 𝑑𝑡
𝑑𝑂𝐺 𝑑𝑣! 𝑑 𝐼! 𝜔
=𝑚 ×𝑣! + 𝑚𝑂𝐺× +
𝑑𝑡 𝑑𝑡 𝑑𝑡
51
𝑑 𝐼! 𝜔
= 𝑚𝑣! ×𝑣! + 𝑚𝑂𝐺×𝑎! +
𝑑𝑡
Door
substitutie
van
bovenstaande
uitdrukking
in
de
stelling
van
het
kinetisch
moment
bekomt
men:
𝑑 𝐼! 𝜔
𝑚𝑣! ×𝑣! + 𝑚𝑂𝐺×𝑎! + = 𝑀!,! + 𝑚𝑣! ×𝑣!
𝑑𝑡
Zodat
de
algemene
uitdrukking
van
de
stelling
van
het
kinetisch
moment
voor
een
star
lichaam
in
absolute
assen
ten
opzichte
van
een
willekeurig
punt
O
wordt:
𝑑 𝐼! 𝜔
= 𝑀!,! − 𝑚𝑂𝐺×𝑎!
𝑑𝑡
De
laatste
term
in
het
rechterlid
kan
men
vermijden
door
een
geschikte
keuze
te
maken
van
het
punt
O.
Net
zozeer
als
in
de
voorgaande
gevallen
kiest
men
voor
het
punt
O
ofwel
een
vast
punt,
ofwel
het
massamiddelpunt
G,
ofwel
kiest
men
het
punt
O
zodanig
dat
𝑂𝐺
evenwijdig
is
met
𝑎! ,
zo
bekomt
men
bijvoorbeeld
in
G:
𝑑 𝐼! 𝜔
= 𝑀!,!
𝑑𝑡
Merk
op
dat
in
bovenstaande
uitdrukking
de
traagheidstensor,
bepaald
in
een
absoluut
assenstelsel,
moet
afgeleid
worden
naar
de
tijd.
In
het
algemeen
zijn
de
elementen
van
deze
traagheidstensor
in
absolute
assen
functie
van
de
veralgemeende
Lagrangecoördinaten.
Bijgevolg
is
de
expliciete
berekening
van
de
afgeleide
meestal
zeer
omslachtig.
52
De
stelling
van
het
kinetisch
moment
van
een
star
lichaam
wordt
meestal
toegepast
in
een
assenstelsel
gebonden
aan
het
bestudeerde
lichaam.
In
een
dergelijk
assenstelsel
zijn
de
elementen
van
de
traagheidstensor
constanten.
De
stelling
moet
echter
wel
aangepast
worden
om
rekening
te
houden
met
het
feit
dat
de
tijdsafgeleide
nu
tov.
bewegende
assen
genomen
wordt.
Hiervoor
maken
we
gebruik
van
de
vroeger
geziene
formule
van
de
materiële
afgeleide
en
bekomen
we
in
een
vast
punt
O
of
in
𝑂 = 𝐺:
𝑑 𝐼! ⋅ 𝜔
+ 𝜔× 𝐼! ⋅ 𝜔 = 𝑀!,!
𝑑𝑡
en
vermits
de
componenten
van
de
traagheidstensor,
in
een
assenstelsel
gebonden
aan
het
bestudeerde
lichaam,
constanten
zijn
wordt
dit
verder
vereenvoudigd
tot:
𝑑𝜔
𝐼! + 𝜔× 𝐼! ⋅ 𝜔 = 𝑀!,!
𝑑𝑡
Dit
stelsel
levert
dan
drie
vergelijkingen
in
de
drie
onbekenden
ω! ,
voor
zover
de
!
momentscomponenten
M!,!
als
functie
van
ω!
kunnen
uitgedrukt
worden.
Zoniet
moet
men
meestal
de
ω! ’s
uitdrukken
als
functie
van
de
andere
coördinaten
van
Lagrange,
bijvoorbeeld
de
hoeken
van
Euler).
Neemt
men
als
assen
aan
het
lichaam
gehecht
de
hoofdtraagheidsassen
in
0,
dan
vinden
we
eenvoudig
rekening
houdend
met
de
hoger
ingevoerde
notatie
𝑑𝑝
𝐴 − 𝐵 − 𝐶 𝑞𝑟 = 𝑀!,!
𝑑𝑡
𝑑𝑞
𝐵 − 𝐶 − 𝐴 𝑟𝑝 = 𝑀!,!
𝑑𝑡
𝑑𝑟
𝐶 − 𝐴 − 𝐵 𝑝𝑞 = 𝑀!,!
𝑑𝑡
Ze
vormen
de
vergelijkingen
van
Euler
voor
de
beweging
van
een
star
lichaam.
Kan
men
hieruit
p,
q,
r
bepalen,
dan
leveren
53
𝑟 = 𝜓 cos 𝜃 + 𝜙
drie
differentiaalvergelijkingen
voor
de
drie
hoeken
𝜃, 𝜙, 𝜓 . In
het
algemeen
echter,
zal
men
in
de
vergelijkingen
van
Euler
p,
q,
r
als
functie
van
𝜃, 𝜙, 𝜓,
moeten
vervangen,
daar
𝑀!,!
gekend
zal
zijn
als
functie
van
de
hoeken
van
Euler,
vermits
meestal
de
krachten
van
de
plaatsvector
afhangen.
De
vergelijkingen
worden
dan
een
meestal
zeer
ingewikkeld
stelsel
differentiaalvergelijkingen
van
de
tweede
orde
in
𝜃, 𝜙, 𝜓,
dat
de
beweging
omheen
het
massamiddelpunt
weergeeft.
De
uitdrukking
van
de
kinetische
energie
als
functie
van
het
traagheidsmoment
ten
opzichte
van
de
ogenblikkelijke
rotatie-‐as
d
1
𝜖 = 𝐼! 𝜔!
2
is
helemaal
niet
praktisch.
We
gebruiken
hier
immers
het
traagheidsmoment
ten
opzichte
van
de
rotatie-‐as
die
op
zichzelf
onbekend
is
en
in
de
tijd
verandert.
We
zullen
dus
naar
een
meer
algemenere
uitdrukking
zoeken
voor
de
kinetische
energie.
Per
definitie
is
v! = v! + 𝑃! 𝑂 ×𝜔
bekomen w e:
2𝜖 = ∫ 𝑣! + 𝑃! 𝑂×𝜔 ⋅ 𝑣! + 𝑃! 𝑂×𝜔 𝑑𝑚
54
𝑚𝑣!! + 2𝜔 ⋅ v! × −𝑚 𝑂𝐺 + 𝜔 ⋅ 𝐼! 𝜔
1 1
𝜖 = 𝑚𝑣!! + 𝑚𝑣! ⋅ 𝐺𝑂×𝜔 + 𝜔 ⋅ 𝐼! 𝜔
2 2
ofwel
1 1 !"
𝜖 = 𝑚𝑣!! + 𝑚𝑣! ⋅ 𝐺𝑂×𝜔 + 𝐼! 𝜔! 𝜔 !
2 2
55
Ook
hier
worden
de
uitdrukkingen
sterk
vereenvoudigd
door
de
gebruikelijke
keuze
van
d e
o orsprong
0 .
1
𝜖 = 𝐼 !! 𝜔! 𝜔 !
2
-‐ 𝑂 ≡ 𝐺
1 𝜔! ⋅ 𝜔 ! !"
𝜖 = 𝑚𝑣!! + 𝐼
2 2
𝜔!
𝜖! = 𝐼
2 !
Deze
u itdrukking
s chijnt
z eer
e envoudig
m aar
i s,
z oals
r eeds
g ezegd,
m oeilijk
t e
gebruiken,
d aar
d e
o genblikkelijke
r otatie-‐as
o p
e lk
o genblik
t en
o pzichte
v an
56
1
𝜖! = 𝐴𝑝! + 𝐵𝑞! + 𝐶𝑟 !
2
𝑑𝜖
= 𝑃!
𝑑𝑡
Met
𝑃! = ∫ 𝑓!,! ⋅ 𝑣! 𝑑𝑚!
𝑃! = 𝑣! ⋅ 𝑅! + 𝜔 ⋅ 𝑀!,!
57
Paragraaf 3:
1. Algemene beschouwingen
𝑚! 𝑎! = 𝐹!
𝐾! = 𝐹! − 𝑚! 𝑎! = 0
De v ergelijkingen
𝐾! = 0
81
𝜕𝑟! !
𝛿𝑟! = 𝛿𝑞
𝜕𝑞!
( sommatie o ver i ! )
𝛿𝜏 = (𝐹! − 𝑚! 𝑎! ) ⋅ 𝛿𝑟!
!
= (𝐹!,! − 𝑚! 𝑎! ) ⋅ 𝛿𝑟!
!
= 0
𝜕𝑟!
𝛿𝜏 = (𝐹!,! − 𝑚! 𝑎! ) ⋅ 𝛿𝑞! (= 0)
𝜕𝑞!
! !
82
𝜕𝑟!
(𝐹!,! − 𝑚! 𝑎! ) ⋅ = 0
𝜕𝑞!
!
𝜕𝑟! 𝜕𝑟!
𝑚! 𝑎 ! ⋅ = 𝐹!,! ⋅
𝜕𝑞! 𝜕𝑞!
! !
𝜙! 𝑞! = 0
𝜎 = 1,2, … , 𝑝
Sommatie o p i
83
𝜙! = 0
𝜎 = 1,2, … , 𝑝
𝐴! 𝑞 ! , 𝑡 𝑞! = 0
𝜙! = 0
𝜕𝜙
𝜆
𝜕𝑞!
𝜙 = 0
𝜕𝑟!
𝑄! = 𝐹!,! ⋅
𝜕𝑞!
!
vindt m en
𝜕𝑟!
𝑚! 𝑎 ! ⋅ = 𝑄!
𝜕𝑞!
!
84
𝜕𝜙
𝛿𝜏 = − ⋅ 𝛿𝑟!
𝜕𝑟!
!
𝜕𝜙 𝜕𝑟! !
= − ⋅ 𝛿𝑞
𝜕𝑟! 𝜕𝑞!
!
𝜕𝜙
=− 𝛿𝑞!
𝜕𝑞!
𝜕𝜙
𝑄! = −
𝜕𝑞!
85
3. Equivalentie
tussen
de
methode
van
de
virtuele
arbeid
en
de
algemene
stellingen.
𝛿𝜏 = (𝐹! − 𝑚! 𝑎! ) ⋅ 𝛿𝑟! = 0
!
𝑟! = 𝑟! + 𝑃! 𝑂×𝜔
Zo b ekomen w e :
86
𝑑𝜇! 𝑑𝑂𝑃!
= ×𝑚! 𝑣! + (𝑂𝑃! ×𝑚! 𝑎! )
𝑑𝑡 𝑑𝑡
! !
𝑑𝜇!
(𝑂𝑃! ×𝑚! 𝑎! ) = + 𝑣! ×𝑚𝑣!
𝑑𝑡
!
𝑑𝜇!
𝛿𝜏 = 𝑅! − 𝑚𝑎! ⋅ 𝛿𝑟! + 𝑀!,! − + 𝑣! ×𝑚𝑣! ⋅ 𝛿𝜙
𝑑𝑡
𝑑𝜇!
𝛿𝜏 = 𝑅! − 𝑚𝑎! ⋅ 𝛿𝑟! + 𝑀!,! − − 𝑣! ×𝑚𝑣! ⋅ 𝛿𝜙
𝑑𝑡
87
𝑑 𝐼! ⋅ 𝜔
𝛿𝜏 = 𝑅! − 𝑚𝑎! ⋅ 𝛿𝑟! + 𝑀!,! − − 𝑚𝑂𝐺×𝑎! ⋅ 𝛿𝜙
𝑑𝑡
𝑑𝜔
𝛿𝜏 = 𝑅! − 𝑚𝑎! ⋅ 𝛿𝑟! + 𝑀!,! − 𝐼! ⋅ − 𝜔× 𝐼! 𝜔 ⋅ 𝛿𝜙
𝑑𝑡
1. Algemene vergelijkingen
𝑚! 𝑎! ⋅ 𝛿𝑟!
!
𝜕𝜓!
𝑚! 𝑎 ! ⋅ = 𝑄!
𝜕𝑞!
!
(3.1)
𝑑 𝜕𝜖 𝜕𝜖
− = 𝑄!
𝑑𝑡 𝜕𝑞! 𝜕𝑞!
-‐ Bewijs :
Bereken w e e erst
𝑑 𝜕𝜖 𝜕𝜖
!
− !
𝑑𝑡 𝜕𝑞 𝜕𝑞
88
1
𝜖= 𝑚! 𝑣!!
2
!
𝜕𝜖 𝜕𝑣!
= 𝑚! 𝑣! ⋅
𝜕𝑞! 𝜕𝑞!
!
𝜕𝜖 𝜕𝑣!
= 𝑚! 𝑣! ⋅
𝜕𝑞! 𝜕𝑞!
!
Bijgevolg
Verder i s
𝑟! = 𝑟! 𝑞! , 𝑡
𝜕𝑟! ! 𝜕𝑟!
𝑣! = 𝑞 +
𝜕𝑞! 𝜕𝑡
𝜕𝑣! 𝜕𝑟!
=
𝜕𝑞! 𝜕𝑞!
𝜕 ! 𝑟! ! 𝜕 ! 𝑟!
= 𝑞 +
𝜕𝑞! 𝜕𝑞 ! 𝜕𝑞! 𝜕𝑡
𝑑 𝜕𝑟!
=
𝑑𝑡 𝜕𝑞!
89
Zodat
𝑑 𝜕𝜖 𝜕𝑣! 𝑑 𝜕𝑟!
= 𝑚 ! 𝑎! ⋅ + 𝑚! 𝑣! ⋅
𝑑𝑡 𝜕𝑞! 𝜕𝑞! 𝑑𝑡 𝜕𝑞!
! !
𝜕𝑟! 𝑑 𝜕𝑟!
= 𝑚 ! 𝑎! ⋅ + 𝑚! 𝑣! ⋅
𝜕𝑞! 𝑑𝑡 𝜕𝑞!
! !
𝜕𝜖 𝑑 𝜕𝑟!
= 𝑚! 𝑣! ⋅
𝜕𝑞! 𝑑𝑡 𝜕𝑞!
!
We v inden d us w el
𝑑 𝜕𝜖 𝜕𝜖 𝜕𝑟!
− = 𝑚 ! 𝑎! ⋅
𝑑𝑡 𝜕𝑞! 𝜕𝑞! 𝜕𝑞!
!
𝑑 𝜕𝜖 𝜕𝜖
− = 𝑄!
𝑑𝑡 𝜕𝑞! 𝜕𝑞!
(alle 𝑞! ′𝑠 o nafhankelijk)
90
𝜕𝜙
𝐹!,! = −
𝜕𝑟!
Of
𝜙 𝑞! , … , 𝑞! = 𝜙(𝑟! , … , 𝑟! )
𝜕𝜙
𝑄! = −
𝜕𝑞!
𝑑 𝜕𝜖 𝜕𝜖 𝜕𝜙
!
− ! = − !
𝑑𝑡 𝜕𝑞 𝜕𝑞 𝜕𝑞
𝑑 𝜕𝐿 𝜕𝐿
− = 0
𝑑𝑡 𝜕𝑞! 𝜕𝑞!
waarin
𝐿 = 𝜖 − 𝜙
3. Rol v an d e b indingen
91
𝜙! 𝑞! = 0
𝛼 = 1, … , 𝑝
𝜙! 𝑞! , 𝑞! = 0
𝑑 𝜕𝜖 𝜕𝜖
!
− ! − 𝑄! 𝛿𝑞! = 0
𝑑𝑡 𝜕𝑞 𝜕𝑞
!
𝜕𝜙!
𝛿𝑞! = 0
𝜕𝑞!
𝑑 𝜕𝜖 𝜕𝜖 𝜕𝜙!
!
− ! = 𝑄! + 𝜆! =0
𝑑𝑡 𝜕𝑞 𝜕𝑞 𝜕𝑞!
!
!
𝜙! 𝑞 =0
voor d e n + p o nbekenden 𝑞! , 𝜆! .
92
4. Samenvatting v an d e b erekeningsprocedure
Start
keuze 𝑞↑𝑖
berekening 𝜖(𝑞↑𝑖 ,𝑞 ↑𝑖 )
𝑞↑𝑖 onaxankelijk
nee
ja
𝑑 𝜕𝜖 𝜕𝜖 𝜕𝜙! 𝑑 𝜕𝜖 𝜕𝜖
! ! ! − ! = 𝑄! + 𝜆!
! ! ! − ! = 𝑄!
𝑑𝑡 𝜕𝑞̇ 𝜕𝑞 𝜕𝑞 ! 𝑑𝑡 𝜕𝑞̇ 𝜕𝑞
oplossen
stop
93
1. Verband m et d e v ariatierekening
94
In p laats v an d e w et v an N ewton
𝑑
𝑚 𝑣 = 𝐹!
𝑑𝑡 ! !
2. Afleiding
v an
d e
L agrangevergelijkingen
u it
h et
Hamiltonprincipe
𝑑
𝛿𝑞! = 𝛿𝑞
𝑑𝑡 !
95
Figuur
24:
variatie
in
pad
!!
!! !!
𝜕𝐿 𝜕𝐿 𝜕𝐿 𝑑 𝜕𝐿
𝛿𝑞! + 𝛿𝑞 𝑑𝑡 = 𝛿𝑞 − 𝛿𝑞 𝑑𝑡 = 0
!! 𝜕𝑞! 𝜕𝑞! ! 𝜕𝑞! ! !! 𝑑𝑡 𝜕𝑞! !
! ! !! !
!! !!
𝜕𝐿 𝑑 𝜕𝐿
𝛿 𝐿𝑑𝑡 = − 𝛿𝑞! 𝑑𝑡 = 0
!! !! 𝜕𝑞! 𝑑𝑡 𝜕𝑞!
!
𝜕𝐿 𝑑 𝜕𝐿
− = 0
𝜕𝑞! 𝑑𝑡 𝜕𝑞!
(𝑘 = 1, … , 𝑛)
96
97