You are on page 1of 49

De elektrische huisinstallatie

Cursus/Handleiding/Naslagwerk Deel 1 De elektrische huisinstallatie

De elektrische huisinstallatie

INHOUDSTAFEL
Inhoudstafel Inleiding Doelstellingen 1 Het ontwerpen van een elektrische installatie 1.1 Studie van uit te voeren werk 1.1.1 Voorbereidende studie van de installatie 1.1.2 Volgorde van de werkzaamheden 1.1.3 Het bouwplan of de werkschets 1.2 Verdeling van elektrische kringen in een woning 1.2.1 Eisen en tips bij het indelen in stroomkringen 1.2.2 Grootte van verdeelkast, stroombanen 1.3 Het dossier 1.3.1 Wat omvat het dossier? 1.3.2 Samenstelling 1.3.3 Wettelijke verplichtingen 1.3.4 Aanvullingen 2 3 4 Materiaalkeuze en opstellen van materiaallijst, kostenraming Voorlopige aansluiting De aardinginstallatie Overzicht Equipotentiale verbindingen van een installatie 4.1 De aardingslus 4.1.1 Materialen en gereedschappen 4.1.2 Beschrijving 4.1.3 Plaatsing 4.2 Soorten bijkomende aardelektroden 4.2.1 Koperen geleider 4.2.2 Kruisvormige aardingsstaaf 4.2.3 Ronde aardingsbaar 4.2.4 Plaatsing 4.3 Hoofdequipotentiale verbindingen 4.4 Bijkomende equipotentiale verbindingen 4.5 Hoofdbeschermingsgeleider 4.6 Beschermingsgeleiders 4.7 Hoofdleiding koud water 4.8 Opmerkingen 2 5 6 7 7 7 7 8 9 9 9 12 12 12 15 15 16 17 19 19 21 21 21 22 22 23 23 23 24 24 24 25 25 25 25

De elektrische huisinstallatie

4.9 Spreidingsweerstand aardelektroden en aantal differentieelschakelaars 5 Bijkomende bescherming in de badkamer 5.1 Volumes in de badkamer 5.2 Elektrische leidingen en toestellen in de badkamer 6 Projectie van de installatie in het gebouw 6.1 De inbouwinstallatie 6.2 Aftekenmaterialen en -gereedschappen 6.3 Plaats van toestellen en leidingen 6.3.1 Het verdeelbord 6.3.2 Schakelaars 6.3.3 Wandcontactdozen 6.3.4 Leidingen 6.4 Aftekenen van de installatie 7 De uitvoering van een inbouwinstallatie 7.1 Maken van sleuven, gaten en doorvoeren 7.1.1 Materialen en gereedschappen 7.1.2 Werkmethode voor het maken van sleuven 7.1.3 Werkmethode voor het maken van gaten voor inbouwdozen 7.1.4 Werkmethode voor het maken van doorvoeren 7.2 Plaatsen van inbouwdozen, centraaldozen 7.2.1 Materialen en gereedschappen 7.2.2 Inbouwdozen 7.2.3 Plaatsen van centraaldozen 7.3 Plaatsen van leidingen 7.3.1 Materialen 7.3.2 Plaatsen van voorbedrade PVC-buis 7.3.3 Plaatsen van gewone PVC-buis 7.3.4 Plaatsen van kabel 7.3.5 Bevestigen van leidingen 7.3.6 Draad trekken in PVC-buis 7.4 Bevestigen van verdeelkast 7.5 Verbinden van toestellen 7.5.1 Verbinden van schakelaars 7.5.2 Verbinden van wandcontactdozen 7.5.3 Vaste verbinding van huishoudelijke toestellen 7.5.4 Verbinden van de verdeelkast 7.6 Inbouw installaties in holle wanden

26 28 28 28 30 30 30 30 30 31 31 31 32 33 33 33 33 33 34 34 34 34 35 37 37 38 38 40 41 41 44 45 45 46 47 48 48

De elektrische huisinstallatie

7.6.1 Werkmethode voor de wanden (platen) geplaatst worden 7.6.2 Werkmethode na het plaatsen van de wanden 7 De opbouwinstallatie 8.1 Leidingen en hun bevestiging 8.1.1 Installatie met PVC-buis 8.1.2 Installatie met XVB-F2-kabel 8.1.3 Installatie met VGVB-kabel 8.2 Aftakdozen 8.2.1 Niet-spatwaterdichte aftakdozen 8.2.2 Spatwaterdichte aftakdozen IPX 4/5. 8.3 Schakelaars 8.3.1 Niet-spatwaterdichte uitvoering 8.3.2 Spatwaterdichte uitvoering IPX 4/5 9 In werking brengen 9.1 Nazicht van de installatie (keuring) 9.2 Aansluiten van de installatie op het openbaar net 9.2.1 De aanvraag 9.2.2 Energiekabel 9.2.3 Aansluiten van de meterkast 10 11 Tips om energie te besparen bij u thuis oplossingen ACOs

49 49 51 51 51 52 52 53 53 53 55 55 57 59 59 59 59 59 60

Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 62

De elektrische huisinstallatie

INLEIDING
In dit project zullen we alle facetten van de opbouw van een volledige huisinstallatie toelichten. Kennis van de gehele installatie is noodzakelijk om herstellingen of kleine uitbreidingen van de installatie uit te voeren. De volgende facetten komen uitgebreid aan bod: - het ontwerpen van een volledige elektrische installatie: verdeling van elektrische kringen; samenstellen van het verdeelbord; opmaken van het dossier; - maken van de aardingsinstallatie; - elektrische installatie in de badkamer; - toelichting van de werkwijze voor praktische realisatie: plaatsbepaling verdeelbord, schakelaars, wandcontactdozen, leidingen; maken van sleuven, gaten; plaatsen van inbouwdozen, centraaldozen, leidingen, schakelaars, stopcontacten enz.

De elektrische huisinstallatie

DOELSTELLINGEN
Een dossier van een installatie volgens de voorschriften samenstellen en de consequenties inschatten. De installatie op een correcte manier uitvoeren volgens de voorschriften van het AREI. Een herstelling uitvoeren.

Fig. 1

De elektrische huisinstallatie

1
1.1

HET ONTWERPEN VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE


Studie van uit te voeren werk

1.1.1 VOORBEREIDENDE STUDIE VAN DE INSTALLATIE Bij het plannen van het werk moet zeker over de volgende punten nagedacht worden:

Alles dient uitgevoerd te worden volgens de voorschriften van het AREI.


(In het eerste deel hebben we geleerd dat AREI een letterwoord is voor Algemeen reglement op de elektrische installaties.)

Onder welke plaatselijke distributiemaatschappij valt de installatie en wat zijn de bijkomende eisen (reglementen) waaraan de installatie of gedeelten ervan moeten voldoen? Levert de plaatselijke elektriciteitsmaatschappij een eenfasenet (2-draads, 230 V), een driefasennet (3-draads; 3 x 230 V of 4-draads; 230 V/400 V)? Gaat het hier over een uitbreiding waarvoor een keuring vereist is of niet? Bij nieuwbouw moeten we nagaan wanneer de fundering gegraven wordt en met de bouw gestart wordt.

1.1.2 VOLGORDE VAN DE WERKZAAMHEDEN Dit is alleen van toepassing bij nieuwbouw. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. Studie van het bouwplan en ontwerp van de schemas. Plaatsen van de aardingslus. Eigenheid van de bouwconstructie. Samenstelling van het dossier. Bepaling en bestelling van de gebruikte materialen. Aanvragen van de tijdelijke aansluiting (bouwaansluiting). Projectie van de installatie in het gebouw. Maken van sleuven, gaten en doorvoeringen in muren en plafonds. Plaatsen van de inbouwdozen en de centraaldozen. Buigen en bevestigen van de buizen. Trekken van de draden (inbrengen van de geleiders). Bevestiging van de verdeelkast. Aansluiten van de schakelapparatuur en het maken van de verbindingen . Montage van de verdeelkast. Aansluiten van de aardingsinstallatie. Nazicht van de installatie door een erkend controleorgaan met aflevering van de wettelijke documenten. 17. In werking brengen van de installatie.

De elektrische huisinstallatie

1.1.3 HET BOUWPLAN OF DE WERKSCHETS Bij de studie van het bouwplan (fig. 2) wordt vooral aandacht besteed aan: - aard van de bouwmaterialen; - aantal verdiepingen; - bestemming van de verschillende lokalen; - draaizin van de deuren.

Fig. 2

De elektrische huisinstallatie

1.2

Verdeling van elektrische kringen in een woning

Bij de indeling van een 3-fasig net streven we steeds naar een evenwichtige verdeling van de belasting over de verschillende fasen van het net. Dat betekent dat bij normaal gebruik van de installatie alle lijndraden bijna evenveel belast worden en de stroom door de nulleider (die aanwezig is) tot een minimum beperkt wordt. Voorbeeld Een wasmachine en een droger kunnen op hetzelfde ogenblik in gebruik zijn. Daarom zullen de wandcontactdozen van die toestellen niet met dezelfde lijndraad gevoed worden. 1.2.1 EISEN EN TIPS BIJ HET INDELEN IN STROOMKRINGEN a. Bij de wandcontactdooskringen De minimumgeleiderdoorsnede is 2,5 mm. Uitzondering: verlichtingsarmatuur voorzien van n enkele ingebouwde contactdoos met een nominale stroomsterkte van 2,5 mm: VOB 1,5 mm. Maximaal 8 enkelvoudige of meervoudige wandcontactdozen per kring. Als een verlichtingstoestel op de kring wordt aangesloten, geldt dat als een wandcontactdoos. De aansluiting gebeurt eveneens met 2,5 mm. Voor fornuis: VOB 4 mm: driefasige aansluiting. VOB 6 mm: eenfasige aansluiting.

b. Bij de verlichtingskringen De minimumgeleiderdoorsnede is 1,5 mm. Minimaal twee verlichtingskringen per installatie. Probeer steeds twee aan elkaar grenzende ruimten op een verschillende kring aan te sluiten. c. Algemeen De kring van de badkamer (wandcontactdozen en verlichting) is een aparte kring, na een afzonderlijke differentieelschakelaar van 30 mA. De volgende toestellen maken bij voorkeur deel uit van afzonderlijke kringen vanwege hun grote of geringe vermogen (stroomsterkte) of vanwege hun bedrijfszekerheid: wasmachine, linnendroger, vaatwas, oven, centrale verwarming, kookfornuis, bel. Het is aan te raden een reservekring aan te brengen voor eventuele uitbreiding later.

1.2.2 GROOTTE VAN VERDEELKAST, STROOMBANEN Aan de hand van het grondschema worden alle modulaire componenten van de verdeelkast bepaald. Hun totale breedte in modules, eventueel vermeerderd met reserveruimte, bepaalt de grootte van de verdeelkast.

De elektrische huisinstallatie

10

Voorbeeld (voor een 3-fasig net + nulleider) Toestel Differentieel 300 mA Differentieel 30 mA Tweepolige automaat 6 A Tweepolige automaat 16 A Tweepolige automaat 20 A Vierpolige automaat 25 A Beltransformator Railstel RSTN Aardingsklem TOTAAL Aantal 1 1 1 2 2 2 1 2 2 Modulebreedte 4 4 (of 2 ) 2 2 2 4 3 5 Totaal aantal modules 4 4 2 4 4 8 3 10 39

Toelichting: Een verdeelkast bevat steeds n of meer rijen die veelal 18 modules kunnen bevatten. We nemen bij voorkeur een verdeelkast die groter is dan minimaal vereist. Alle open ruimtes worden opgevuld met afdekstrips en kunnen als reservemodules beschouwd worden. Uitgaande van de nodige ruimte uit ons voorbeeld van hierboven kiezen we een verdeelkast met 54 modules (3 rijen van 18 modules).Een mogelijke opstelling zie je in afbeelding 5. In de handel zijn verdeelkasten in verschillende vormen en grootten verkrijgbaar. Ook de uitvoering is verschillend: inbouw en opbouw (fig. 3, 4), met doorzichtige deur (fig. 3) of niet (fig. 4).

Fig. 3

Fig. 4

De elektrische huisinstallatie

11

Fig. 5

De elektrische huisinstallatie

12

1.3

Het dossier

1.3.1 WAT OMVAT HET DOSSIER? Een dossier is de verzameling van alle documenten die op een zelfde installatie betrekking hebben. Normaal wordt het dossier opgemaakt in twee exemplaren: n exemplaar wordt bewaard door de eigenaar of de beheerder van het gebouw, het andere wordt gedurende vijf jaar bewaard door het controleorgaan. Een kopie van het dossier moet ter beschikking gesteld worden van de eventuele huurder van het gebouw. 1.3.2 SAMENSTELLING Een dossier bestaat uit de volgende documenten: a. Het ndraadschema of grondschema (fig. 6)

Dit is een overzichtelijk schema dat de structurele (functionele) opbouw van de installatie weergeeft en het adres en alle indentificatiegegevens van de installateur bevat. Het wordt door de installateur en de vertegenwoordiger van het controleorgaan ondertekend. - Het eendraadschema toont geen verbindingen maar wel de samenhang tussen de kringen en de verschillende contactdozen en toegepaste schakelingen. - Het eendraadschema is overzichtelijk en stemt overeen met het situatieschema dat in de volgende alinea besproken wordt. - Het wordt opgesteld door de persoon die de installatie uitvoert.

De elektrische huisinstallatie

13

Fig. 6

De elektrische huisinstallatie

14

b. Het situatieschema (fig. 7) - Het situatieschema geeft aan hoe de installatie werd uitgevoerd. - Het situatieschema wordt getekend op het bouwplan en bevat alle schakelaars, wandcontactdozen en andere vaste installatieonderdelen.

Fig. 7

De elektrische huisinstallatie

15

c.

Proces-verbaal

Dit is een bewijs dat de installatie voldoet aan de voorschriften van het AREI. Het wordt ondertekend door de vertegenwoordiger van het controleorgaan. Opmerkingen over eventuele tekorten en inbreuken worden hierop genoteerd. 1.3.3 WETTELIJKE VERPLICHTINGEN - Een dergelijk dossier is verplicht voor alle nieuwbouwwoningen vanaf 1981. - Bij alle belangrijke uitbreidingen aan een bestaande woning wordt ook een dossier aangelegd. - Onder belangrijke uitbreiding verstaan we bijvoorbeeld een verhoging van het aantal stroomkringen of een verzwaring van de elektriciteitsmeter. 1.3.4 AANVULLINGEN - Minder ervaren installateurs of beginners kunnen naast het eendraadschema en het situatieschema nog meer in detail uitgewerkte schemas opstellen.

De elektrische huisinstallatie

16

MATERIAALKEUZE EN OPSTELLEN VAN MATERIAALLIJST, KOSTENRAMING

Omdat er meestal heel wat tijd verloopt tussen de ruwbouw van de installatie en de verdere afwerking ervan, wordt het materiaal bij voorkeur in twee keer aangekocht: - het materiaal voor het plaatsen van de buizen en de kabels; - het materiaal voor de afwerking van de installatie, namelijk geleiders, schakelapparatuur en toestellen. Het te gebruiken materiaal wordt in de volgende hoofdstukken besproken. Het te gebruiken materiaal wordt opgegeven in een materiaallijst die bij het bestek hoort. Om ongemakken tijdens de uitvoering te voorkomen moet je vooraf aan de hand van een catalogus een gedetailleerde lijst opstellen met aantallen, artikelnummers en omschrijvingen.

De elektrische huisinstallatie

17

VOORLOPIGE AANSLUITING

Tijdens de bouwwerkzaamheden moet je over elektriciteit beschikken. Bij de plaatsing van de elektrische installatie wordt immers veelvuldig gebruikgemaakt van elektrische gereedschappen, die werken op de gebruikelijke netspanning 230 V. Er wordt ook dikwijls gewerkt bij kunstlicht en ook daarvoor is een netaansluiting nodig. Bij de plaatselijke elektriciteitsmaatschappij wordt daarom een tijdelijke aansluiting aangevraagd. Hiervoor wordt een hermetisch afgesloten kast gemaakt waarin gemonteerd worden: - een meterkast geleverd door de elektriciteitsmaatschappij; - een verdeelkast met daarin: een differentieelschakelaar van 300 mA met een nominale stroom die afhankelijk is van de maximale stroomwaarde die de maatschappij ter beschikking stelt; voorbeeld 1: 2-draads 40 A; de differentieel moet minimaal een nominale stroom hebben van 40 A; voorbeeld 2: 3 x 25 A; de differentieel moet minimaal een nominale stroom hebben van 25 A; een driepolige automaat van 20 A; een tweepolige automaat van 20 A; een aardingsklem; minimaal een driefasige spatwaterdichte wandcontactdoos; minimaal drie eenfasige spatwaterdichte wandcontactdozen. De aardingsklem wordt aangesloten op de eventueel al geplaatste aardingslus of op een voorlopige aardingsstaaf. De voorlopige kast wordt indien mogelijk gemonteerd op een veilige maar goed bereikbare plaats. De aansluiting moet door een erkend controleorgaan goedgekeurd worden voor ze in gebruik genomen wordt. Schema en schikking van een tijdelijke aansluiting in een bouwkast (fig. 8):

De elektrische huisinstallatie

18

Fig. 8 Figuur 9 laat een voorbeeld zien van een gebruiksklare bouwkast die gehuurd kan worden:

Fig. 9

De elektrische huisinstallatie

19

DE AARDINGINSTALLATIE

Overzicht Equipotentiale verbindingen van een installatie Equipotentiale verbindingen: alle metalen delen worden op een zelfde potentiaal gebracht.

Fig. 9

De elektrische huisinstallatie

20

Legende (fig. 9)
1. 1b. 3. 5. 7. 9. 11. 12. 14. 16. 18. 20. 22. 23. aardingslus 1a. bijkomende aardelektrode aardgeleider 2. aardingsonderbreker hoofdaardingsklem 4. hoofdequipotentiale geleider bijkomende equipotentiale geleider 6. hoofdbeschermingsgeleider hoofdleiding koud water 8. hoofdleiding gas hoofdleiding regenwater 10. watermeter gasmeter 11a. gasleiding regenwaterpomp 13. toevoer- en afvoerleiding stookolie koud- en warmwaterleiding stookketel 15. hoofdleiding warm water vanuit stookketel aardingsklem in verdeelbord 17. toevoer- en afvoerleiding radiator badkamer bad- en/of douchekuip 19. waterafloop van bad- en/of douchekuip toevoer- en afvoerleiding waterverwarmer 21. wandcontactdoos in badkamer metalen netwerk boven vloerverwarmingsweerstanden in badkamer genaakbare metalen constructie

A.C.O.
1. De minimale geleiderdoorsnede voor wandcontactdozen is: a. b. c. d. 1,5 mm 2,5 mm 4 mm 6 mm

2. Welke uitspraak is juist? a. De kring van de badkamer is voorafgegaan door een differentieelschakelaar van 30 mA. b. De ruimten die aan de badkamer grenzen moeten voorafgegaan worden door een differentieelschakelaar van 30 mA. c. Je mag de lichtkring van de badkamer op een lichtkring plaatsen op voorwaarde dat er een willekeurige differentieelschakelaar tussen staat. d. De kring van de badkamer is een afzonderlijke kring, na een differentieelschakelaar van 300 mA.

3. Een schema dat weergeeft hoe de installatie wordt uitgevoerd is een: a. b. c. d. grondschema bouwplan situatieschema stroomkringschema

De elektrische huisinstallatie

21

4. De kleur van de isolatie van equipotentiale verbindingen is: a. b. c. d. van geen belang blauw of rood afhankelijk van de voorschriften van de elektriciteitsmaatschappij geel-groen

4.1

De aardingslus

Zie figuur 9/1 4.1.1 MATERIALEN EN GEREEDSCHAPPEN nodige lengte blanke massieve koperdraad 35 mm; haken in kunststof om de draad in de sleuf te bevestigen; hamer om haken in te slaan; hoeveelheid zand om op de lus te strooien.

4.1.2 BESCHRIJVING Een aardingslus is een aardelektrode in de vorm van een lus. Zij wordt onder de buitenmuren op de bodem van de funderingssleuf gelegd. Zij is enkel verplicht als de funderingssleuf, plaatselijk of over de gehele lengte, een diepte van 60 cm bereikt. De aardingslus (fig. 10) is een massieve geleider met een cirkelvormige doorsnede van 35 mm. Zij bestaat uit blank elektrolytisch koper of verlood koper (fig. 11). Verlood koper moet steeds gebruikt worden als een schadelijke corrosieve inwerking van de grond mogelijk is.

Fig. 10

Fig. 11

De geleider kan het best uit n geheel bestaan. Als hij toch bestaat uit aan elkaar gekoppelde delen, moeten de uiteinden van elke verbinding bereikbaar blijven.

De elektrische huisinstallatie

22

4.1.3 PLAATSING Om de aardingslus op de bodem van de funderingssleuf te houden mag je bevestingshaken of -krammen gebruiken van koper of een kunststof die geen corrosieve invloed heeft op het koper.

Fig. 12 De lus (fig. 12) wordt nadien met een laag zand bedekt, voordat er beton op wordt gestort. De uiteinden van de lus eindigen in de onmiddellijke nabijheid van de verdeelkast op een aardingsonderbreker (fig. 10). Die aardingsonderbreker stelt ons ertoe in staat op elk ogenblik de aardingsweerstand te meten zonder invloed van de installatie. Aan de kant waar de strip verbonden blijft met de klem, wordt de aardgeleider verbonden. Dat is een geleider met een geel-groene isolatie met een doorsnede van 16 mm. De hoofdaardingsklem vormt dikwijls n geheel met de aardingsonderbreker (fig. 13) en is het verbindingspunt tussen het ondergrondse en bovengrondse aardingsgedeelte.

Fig. 13

4.2

Soorten bijkomende aardelektroden

Er worden bijkomende aardelektroden geplaatst als van de aardingslus niet geplaatst kan worden omdat de fundering onvoldoende diep is of de spreidingsweerstand (aardingsweerstand) van de lus onvoldoende klein is. Er moeten dan pennen bijgeplaatst worden tot de spreidingsweerstand kleiner is dan 100 ohm of 30 ohm (zie 4.8).

De elektrische huisinstallatie

23

4.2.1 KOPEREN GELEIDER een massieve geleider van koper, bij voorkeur verlood koper; doorsnede minimaal 35 mm; horizontaal in lijn gegraven; diepte minimaal 80 cm; lengte naar keuze tussen 10 en 50 m; de geleider wordt omringd met goed geleidende aarde.

4.2.2 KRUISVORMIGE AARDINGSSTAAF - De staaf is van gegalvaniseerd staal: vleugel- en kerndikte 4 mm; minimaal omschrijvende diameter 60 mm; trekvastheid minimum 450 N/mm. - Als de grondstof een koperlegering is: Vleugel- en kerndikte 3 mm. omschreven cirkel minimaal 19 mm. trekvastheid minimum 600 N/mm. - De staaf wordt in de grond gedreven met een hamer. - Hij is verkrijgbaar in lengten tussen 1 m en 6 m. - De minimaal te gebruiken lengte is 1,5 m. 4.2.3 RONDE AARDINGSBAAR massief en cirkelvormig; diameter 14 mm bij koper of verlood koper;. diameter 19 mm bij gegalvaniseerd staal; verkrijgbaar tussen 1 m en 6 m; minimum te gebruiken lengte: 1,5 m; De baar wordt met de hamer in de grond gedreven. Bij de types met schroefdraad kunnen verschillende baren aan elkaar gekoppeld worden door middel van een mof met inwendige schroefdraad. - Bij het inslaan wordt op de bovenkant een mof geschroefd waarin een stalen slagbout past. - Bij aaneenschakeling van twee baren moeten de uiteinden elkaar raken. - De aardgeleider wordt aangesloten door middel van een passende verbindingsklem.

Fig. 14

De elektrische huisinstallatie

24

4.2.4 PLAATSING Indien nodig worden meerdere bijkomende aardelektroden geplaatst; zij komen dan ongeveer 3 m van elkaar en worden met een groen-geel gesoleerde geleider van 16 mm met elkaar verbonden.

4.3 -

Hoofdequipotentiale verbindingen

Vanuit de hoofdaardingklem vertrekken hoofdequipotentiale verbindingen ( fig. 9/4 ). De geleider heeft een geel-groene isolatie. De doorsnede bedraagt 6 mm. De volgende delen van het gebouw worden verbonden met de hoofdaardingsklem: vaste genaakbare delen van de bouwconstructie; hoofdleiding van warm en koud water; waterleidingen aan de stookketel (naar en van de radiatoren); aan- en afvoer van stookolie voor de stookketel; hoofdleiding van gas; aflopen van metaal. - Met genaakbare delen worden bedoeld: steunijzers, betonijzers, beschermnetten van de vloerverwarming, stalen deurlijsten - Meestal bevinden die verbindingen zich in de garage.

4.4

Bijkomende equipotentiale verbindingen

Dat zijn bijkomende aardverbindingen in de badkamer. Ze vertrekken vanuit een wandcontactdoos in de badkamer (fig. 9/21) of eventueel vanuit de hoofdaardingsklem (fig. 9/3). - Ze zijn geel-groen gesoleerd. - De doorsnede bedraagt 2,5 mm in een buis en 4 mm indien onbeschermd. - Ze verbinden de volgende elementen: Warm- en koudwaterleiding; toe- en afvoer van een radiator; de gasleiding; bad- en douchekuip als ze van metaal zijn; het metalennet van de vloerverwarming; metalen deurlijsten (de elektrische leidingen dienen hierachter te komen). - De verbindingen worden gemaakt met een buisbeugel (fig. 15).

Fig. 15

De elektrische huisinstallatie

25

- De verbinding mag nooit onderbroken kunnen worden bij het verwijderen van de buisbeugel (fig. 15).

4.5

Hoofdbeschermingsgeleider

- De hoofdbeschermingsgeleider (fig. 9/6) is een verbinding tussen de hoofdaardingsklem en het verdeelbord. - Hij is geel-groen gesoleerd. - De doorsnede is gelijk aan de doorsnede van de actieve geleiders met een minimum van 10 mm.

4.6

Beschermingsgeleiders

Beschermingsgeleiders (fig. 9/6a) vertrekken uit de aardingsklem in het verdeelbord (fig. 9/16). - Ze worden samen met de actieve geleiders in de buis getrokken. - Ze zijn geel-groen gesoleerd. - De doorsnede is gelijk aan de doorsnede van de actieve geleiders van de kring (tot 16 mm).

4.7

Hoofdleiding koud water

- De leiding vertrekt bij de watermeter of waterpomp. - De watermeter mag nooit elektrisch overbrugd worden.

4.8

Opmerkingen

- Vanaf de koppeling van de aardelektrode vertrekt een groen-gele gesoleerde geleider, ten minste 60 cm onder het aardoppervlak naar de scheidingsstrip. Zijn doorsnede is 16 mm. - De gesoleerde geleider wordt beschermd door dekpannen. - De koppeling van de geleider met de aardelektrode (fig. 16) kan het best bereikbaar blijven in een controleput (ook 60 cm onder het grondoppervlak).

Fig. 16

De elektrische huisinstallatie

26

- De koppeling gebeurt om corrosie te vermijden met verbindingstukken van hetzelfde materiaal als de elektrode.

4.9

Spreidingsweerstand aardelektroden en aantal differentieelschakelaars

De aardingsweerstand of spreidingsweerstand is de weerstand van de aardelektrode ten opzichte van de omliggende aarde. De waarde wordt gemeten vanaf de aardingsonderbreker. De weerstandswaarde mag nooit groter zijn dan 100 ohm. - Is de waarde kleiner dan 30 ohm (fig. 17): de installatie is conform het AREI: een hoofddifferentieelschakelaar van 300 mA en een extra differentieelschakelaar van 30 mA voor de vochtige ruimtes.

Fig. 17 - De weerstand is groter dan 30 ohm maar kleiner dan 100 ohm (fig. 18): de installatie is conform het AREI op voorwaarde dat de volgende differentieelschakelaars geplaatst worden: DS 300 mA: hoofddifferentieelschakelaar; DS 30 mA: badkamerkring; DS 30 mA: wasmachine, linnendroger, vaatwasser; DS 30 mA: wandcontactdozen met een maximum van 16 stuks per DS ongeacht of zij enkel- of meervoudig zijn; DS 100 mA: fornuis, koelkast, diepvries.

De elektrische huisinstallatie

27

Fig. 18 - Een waarde groter dan 100 ohm is volgens het AREI niet toegestaan. Er zijn bijkomende aardelektroden noodzakelijk (zie paragraaf 4.2).

De elektrische huisinstallatie

28

5
5.1

BIJKOMENDE BESCHERMING IN DE BADKAMER


Volumes in de badkamer

De badkamer wordt, voor het plaatsen van elektrisch materiaal, ingedeeld in vijf zones of ruimten (fig. 19): - 0. het volume in het bad; - 1. het volumeomhulsel; - 1.bis het volume onder het bad; - 2. het beschermingsvolume; - 3. de ruimte buiten het beschermingsvolume.

Fig. 19

5.2 -

Elektrische leidingen en toestellen in de badkamer

Je mag nooit leidingen schuin over de muur plaatsen. Plaats horizontale leidingen enkel tegen het plafond. Stalen buizen en VFVB-F2-kabel zijn toegstaan als ze verzonken geplaatst worden. Verbindingsdozen zijn verboden. De verlichting moet steeds tweepolig onderbroken worden. Alleen vast opgestelde toestellen zijn toegestaan.

In het volumeomhulsel of in zone 1 zijn enkel toegestaan: - leidingen en toestellen op heel lage veiligheidsspanning; maximaal 12 V wisselspanning en 18 V gelijkspanning; - vast opgestelde waterverwarmer met beschermingsgraad van ten minste IP 25.

De elektrische huisinstallatie

29

In het beschermingsvolume of in zone 2 zijn enkel toegestaan: - leidingen en toestellen op heel lage veiligheidsspanning: maximaal 25 V wisselspanning of 36 V gelijkspanning; - waterverwarmer met beschermingsgraad IP 24; - lichtpunten op 230 V met mechanische beschermkap en beschermingsgraad van ten minste IP 24. In de ruimte buiten het beschermingsvolume of in zone 3 zijn enkel toegestaan: - schakelaars, wandcontactdozen en toestellen met beschermingsgraad IP 21; - verwarmingskachels met gewone beschermingsgraad IP 21; - alle inbouwtoestellen. In het volume in het bad of zone 0 is geen enkel elektrisch materiaal toegestaan uitgezonderd toestellen gevoed met maximaal 12 V wisselspanning met een veiligheidstransformator die zich buiten de wasruimte bevindt. In het volume onder het bad is enkel het strikt noodzakelijke materiaal voor hydromassage toegestaan als de badkuip niet van metaal is, het volume afgedicht is met een toezichtstuk dat enkel met behulp van gereedschap geopend kan worden, alle elektrische aansluitingen van het vaste type zijn, het elektrisch materiaal ten minste de beschermingsgraad IP X4 heeft, de montage van elektrisch materiaal op niet-geleidende stoppen op 5 cm boven de vloer gebeurt. In het volumeomhulsel en het beschermingsvolume zijn enkel de leidingen toegestaan van de toestellen die erin voorkomen. Bij eventuele vloerverwarming moeten de verwarmingsweerstanden bedekt zijn met een metalen netwerk dat verbonden is met de bijkomende equipotentiale verbinding (zie hoofdstuk 4.4).

De elektrische huisinstallatie

30

PROJECTIE VAN DE INSTALLATIE IN HET GEBOUW

De aansluiting op het net gebeurt door een elektriciteitsmaatschappij. Een kilowattuurmeter meet het energieverbruik. Als de maatschappij de kast voor de kWh-meter plaatst, hoef je dat zelf niet meer te doen.

6.1

De inbouwinstallatie

Deze installatievorm wordt vrijwel uitsluitend in woonhuizen, appartementen en kantoren toegepast. De leidingen worden volledig in de muren ingewerkt ( fig. 20) en zijn na afwerking niet zichtbaar. De toestellen worden gedeeltelijk ingewerkt. Enkel hun bedieningsgedeelte en een afdekplaatje zijn na afwerking op het wandoppervlak zichtbaar.

Fig. 20

6.2

Aftekenmaterialen en -gereedschappen

- duimstok of rolmeter; - hard krijt; - grondplan van de woning met schikking van sanitair, toestellen (keuken ) en meubels.

6.3

Plaats van toestellen en leidingen

Bij de plaatsing van het verdeelbord, de wandcontactdozen, de schakelaars en de leidingen moet met de volgende zaken rekening gehouden worden. 6.3.1 HET VERDEELBORD - Het verdeelbord kan het best geplaatst worden in een onbewoond, niet vochtig lokaal. - Het staat bij voorkeur dicht bij de straat in de omgeving van de aanvoer van de netaansluiting. - De onderkant moet ongeveer 1,2 m boven het vloeroppervlak uitsteken.

De elektrische huisinstallatie

31

6.3.2 SCHAKELAARS - Plaatst schakelaars steeds aan de kant van de deurkruk. - Plaats ze op ongeveer 1,30 m van het vloeroppervlak (een deurkruk zit normaal op een hoogte van 1,10 m). - Neem dezelfde hoogte in alle lokalen. - Behoud een afstand van ongeveer 15 cm tussen schakelaar en deurlijst. - Plaats een trekschakelaar op ongeveer 20 cm van het plafond. 6.3.3 WANDCONTACTDOZEN - In droge lokalen is de minimumafstand tussen het vloeroppervlak en de as van de contacthulzen 15 cm; in vochtige lokalen moet die afstand minstens 25 cm zijn. - Probeer ze zoveel mogelijk in de hoeken van de lokalen of bij de deuropeningen, het liefst in het verlengde van of onder eventuele schakelaars, te monteren. 6.3.4 LEIDINGEN - Plaats liever geen leidingen in betonnen gedeelten (fig. 21). - Door de buizen van richting te laten veranderen, kun je veel kapwerk uitsparen.

Fig. 21 - Vermijd ook plafonddoorvoeringen op plaatsen waarboven een schuinlopend dak is (fig. 22). Dat maakt later de buizenmontage gemakkelijker.

Fig. 22

De elektrische huisinstallatie

32

6.4

Aftekenen van de installatie

We projecteren een installatie in het gebouw door met krijt de plaats van de toestellen en leidingen op muren en plafonds aan te geven. Eerst moeten we beslissen of we kiezen voor verbindingen in de centraaldozen, achter de schakelaars of een combinatie van de twee. Soms is het nodig het ontwerp van de installatie aan te passen. Door onvoorziene hindernissen in het gebouw moet je soms, als installateur, de plaats van de toestellen en de leidingen aanpassen aan de probleemsituatie. Elk toestel wordt aangeduid met zijn symbool. De vertrekkende leidingen worden aangeduid met een pijl (fig. 23) met ernaast het aantal buizen. Voorbeeld: Op een bepaalde plaats komt een tweepolige schakelaar van waaruit twee leidingen naar boven en n naar onderen vertrekken.

Fig. 23 De leidingen lopen steeds verticaal t.o.v. de toestellen, dus nooit schuin over de muur. Het traject van de leidingen moet gemakkelijk bepaald kunnen worden om later het risico op beschadiging o.a. bij het boren in de muur te vermijden. Op de vloer of het plafond wordt de kortste weg genomen. Dat is dan ook dikwijls dwars over het grondvlak.

De elektrische huisinstallatie

33

7
7.1

DE UITVOERING VAN EEN INBOUWINSTALLATIE


Maken van sleuven, gaten en doorvoeren

7.1.1 MATERIALEN EN GEREEDSCHAPPEN haakse slijpmachine, liefst met stofafzuiging van 620 - 2400 W, 6400 10000 r/min slijpschijf volgens bouwmateriaal (b.v. staal, steen, beton), b.v. diamantschijf elektrische of pneumatische boorhamer met aangepaste boor en beitel boren veiligheidsbril en -helm, werkhandschoenen, eventueel stofmasker kabelhaspel en verlengsnoer (zie lespakket 7)

7.1.2 WERKMETHODE VOOR HET MAKEN VAN SLEUVEN Zorg voor een stabiele werkpositie. Werk met een slijpbril die aangepast is aan de materialen waarin de gleuf aangebracht dient te worden. Zorg voor een sleufdiepte die gelijk is aan de uitwendige diameter van de buis + 0,5 cm, zodat de vulmortel de buis bedekt. De sleufbreedte is afhankelijk van het aantal buizen en de diameter ervan. Het materiaal tussen de twee sleuven wordt weggekapt met een boorhamer of met een hamer en een beitel. 7.1.3 WERKMETHODE VOOR HET MAKEN VAN GATEN VOOR INBOUWDOZEN Voor het inpleisteren van inbouwdozen voor schakelaars en wandcontactdozen dienen gaten gemaakt te worden. Bij de instelling van de gleufdiepte van de slijpschijf wordt rekening gehouden met de diepte van de inbouwdoos: 40, 50 of 65 mm. De vier zijden worden ingeslepen zoals op de onderstaande afbeeldingen (fig. 24).

Fig. 24 Het materiaal wordt weggekapt met aangepast gereedschap.

De elektrische huisinstallatie

34

7.1.4 WERKMETHODE VOOR HET MAKEN VAN DOORVOEREN In een muur maken we doorvoeren met een boormachine en een steenboor. In beton gebeurt dat met een doorvoerboor en een boorhamer. De boor trekt zichzelf in het beton. De boor is spiraalvormig voor de afvoer van het betongruis en heeft vier snijvlakken.

7.2

Plaatsen van inbouwdozen, centraaldozen

7.2.1 MATERIALEN EN GEREEDSCHAPPEN de nodige ronde of vierkante inbouwdozen met een diepte van 40 mm, 50 mm of 65 mm; de nodige centraaldozen; een pleisterpot en sneldrogend pleister; hulpmaterialen voor de fixering tijdens het drogen.

7.2.2 INBOUWDOZEN

F Fig. 25

a.

Materialenkennis

- Inbouwdozen zijn pvc-dozen die in de muur worden gepleisterd en waarop buisleidingen worden aangesloten. In die dozen worden de inbouwtoestellen gemonteerd, zoals schakelaars en wandcontactdozen. - Afhankelijk van het merk zijn ze rond of vierkant. - Het basistype is een enkelvoudige doos ( fig. 25, 26 ). Meestal worden meervoudige dozen (twee- of drievoudig) gemaakt door enkele dozen op elkaar te klikken. Sommige fabrikanten brengen meervoudige dozen op de markt. - De inbouwdozen worden diep (65 mm), halfdiep (50 mm) of zelden ondiep (40 mm) gekozen, afhankelijk van de verbindingen die achter de toestellen uitgevoerd moeten worden.

De elektrische huisinstallatie

35

Fig. 26 De buizen (5/8 of 3/ 4) worden achteraan, bovenaan of onderaan ingevoerd. Het aantal buizen per doos kan het best beperkt worden tot 3 4. Te veel geleiders in de doos veroorzaken moeilijkheden bij de montage van het toestel. Achter de schakelaar of de wandcontactdoos kunnen verbindingen tussen de geleiders gemaakt worden. De inbouwdoos moet dan wel minstens halfdiep zijn. Handig is de universele inbouwdoos. Deze doos kan horizontaal en verticaal gekoppeld worden zonder hinderlijke tussenwanden. Schakelmateriaal met schroefof klauwbevestiging kan gebruikt worden.

b. Werkmethode Ontstof de muurholte met een borsteltje. Bevochtig de muurholte om het hechten te verbeteren. Smeer alle vlakken van de holte in met pleister. Duw de inbouwdoos in de bepleisterde holte en zorg ervoor dat de doos ongeveer 5 mm uit de muur komt. - Vul de openblijvende holte langs de wanden van de doos op met het plamuurmes . 7.2.3 PLAATSEN VAN CENTRAALDOZEN Gaten voor centraaldozen (fig. 27) worden geboord met een boor met hardmetalen kroon. Een centreerboor boort een gat met een diepte van ongeveer 2 cm. Vervolgens zaagt de kroonboor de gewenste opening uit. Het bevestigen gebeurt op dezelfde manier als bij inbouwdozen; soms is het nodig om de centraaldozen te stippen om een neerwaartse verplaatsing te voorkomen.

Fig. 27

De elektrische huisinstallatie

36

A.C.O.
5. Een hoofddifferentieelschakelaar van 300 mA en een extra differentieelschakelaar van 30 mA voor de vochtige ruimtes worden geplaatst. De waarde van de aardingsweerstand of spreidingsweerstand a. b. c. d. mag kleiner zijn dan 30 ohm. mag groter zijn dan 100 ohm. moet kleiner zijn dan 30 ohm. mag tussen de 30 en 100 ohm zijn.

6. In welke zones van de badkamer mogen schakelaars en wandcontactdozen voorkomen a. b. c. d. volume in bad of zone 0. volumeomhulsel of zone 1. beschermingsvulume of zone 2. Ruimte buiten het beschermingsvolume of zone 3.

7. De aansluiting op het net gebeurt door a. b. c. d. de installateur. het controleorgaan. de elektriciteitsmaatschappij. de stedelijke of gemeentelijke diensten.

8. Een kWh-meter a. b. c. d. meet het energieverbruik. onderbreekt de keten bij kortsluiting of overbelasting. zorgt voor de juiste spanning. bepaalt het maximale energieverbruik.

De elektrische huisinstallatie

37

7.3

Plaatsen van leidingen

7.3.1 MATERIALEN - Voorbedrade soepele pvc-buis (fig. 28) wordt veel gebruikt.

Fig. 28 Wat is verkrijgbaar? in VOB : 1,5 mm : 2,5 mm : 4 mm : 6 mm : in VVT in SPV in LVS in Coax : : : :

van 2 tot 7 geleiders van 2 tot 6 geleiders 3 tot 5 geleiders 3 geleiders

van 3 tot 8 geleiders (telefoondraad) van 4 tot 8 geleiders (deurtelefoondraad) 2 soepele geleiders van 0,75 mm (luidsprekerdraad) RG 59

Andere types zijn gewoonlijk verkrijgbaar op bestelling. - flexibele buis met trekdraad (fig. 29)

Fig. 29 - pvc-buizen van 5/8, 3/4 of 1 en achteraf voorzien van VOB-draad. De buisdiameter hangt af van het aantal geleiders dat erin getrokken zal worden en de doorsnede ervan. Er zijn pvc-buizen van 3 m lengte verkrijgbaar.

De elektrische huisinstallatie

38

- XVB-kabel mag rechtstreeks in de muur geplaatst worden. Tabel fig. 30: aantal draden VOB, VOBs, VOBst per buis afhankelijk van de geleiderdoorsnede.

Fig. 30

7.3.2 PLAATSEN VAN VOORBEDRADE PVC-BUIS De buizen moet je langer afzagen zodat je ze kunt ontmantelen (fig. 31) om een degelijke aansluiting te maken.

Fig. 31

7.3.3 PLAATSEN VAN GEWONE PVC-BUIS a. Buigen van buizen

Het vergt enige handigheid en oefening (fig. 32) om een buis te buigen. De bewerking is een stuk gemakkelijker als je de juiste techniek gebruikt. Pas daarom onderstaande werkmethode toe.

De elektrische huisinstallatie

39

Fig. 32 - Gebruik steeds een geschikte buigveer (fig. 33) om het knikken van de buis te beletten en plaats die voldoende ver in de buis. Moet de buigveer volledig in de buis geschoven worden, dan kun je aan het einde van de veer een stuk draad of een touw bevestigen om de veer na het buigen nog te kunnen verwijderen.

Fig. 33 Hou het te buigen gedeelte op borsthoogte. Druk met handpalm en ellebogen op de te buigen buis. Buig de hoek iets kleiner dan gewenst, want de buis veert terug. De straal van de bocht moet minimaal vijfmaal de uitwendige diameter zijn voor harde pvc-buizen. - Een te kleine straal kan de buigveer beschadigen en het trekken van de draden bemoeilijken. b. Op maat brengen van de buis. In de praktijk kun je niet steeds vooraf de lengte van de buis bepalen. -

De elektrische huisinstallatie

40

- Zo zul je de buizen meestal na het buigen op maat zagen met een juniorzaag. - Na het zagen worden de bramen verwijderd door met duim, zaagpunt of vijl in de buisholte te wrijven. Bij gebruik van een buizensnijder (Fig. 34) wordt het ingebouwde mes hiervoor gebruikt.

Fig. 34

c. Verbinden van buizen Buizen worden gekoppeld met een mof (fig. 35) door de buizen aan beide kanten in de mof te schuiven tot tegen de aanslag. Je kunt verhinderen dat de buizen loskomen door plakband op buis en mof aan te brengen.

Fig. 35

7.3.4 PLAATSEN VAN KABEL - XVB-F2- of XFVB-F2-kabels mogen zonder buisbescherming geplaatst worden in wanden, plafonds of vloeren als ze bedekt zijn met ten minste 3 cm beton of cement, waarover een laag pleister komt van voldoende dikte. - XVB-F2- of XFVB-F2-kabels, verzonken geplaatst zonder buisbescherming, moeten een traject volgen zoals aangegeven op figuur 36.

De elektrische huisinstallatie

41

Fig. 36 Dv: toegestaan traject voor verticale leidingen in de hoek van lokalen (kabel). 7.3.5 BEVESTIGEN VAN LEIDINGEN - Elke afgewerkte buis wordt op zijn plaats gehouden door kruisgewijs geslagen spijkers. - Gebruik bij voorkeur stalen spijkers en zorg ervoor dat de koppen niet uit de muur steken. - De definitieve bevestiging gebeurt door de sleuven te dichten met metselmortel. Het is aan te bevelen om het morteloppervlak kruislings in te krassen om het kleven van het pleisterwerk te verbeteren. - Buizen die op de ondervloer worden aangebracht, dienen volledig met mortel bedekt te worden. Kruisende buizen vermijden vanwege de hoogte. - Eventuele centraaldozen en buisinvoeren worden volledig ingemetseld. - Bij een opbouwverdeelkast kun je het best de buizen laten eindigen ter hoogte van de ingang van de verdeelkast. Na de plaatsing worden de buizen verder afgewerkt tot in de verdeelkast-ingangen. - Ook bij inbouwdozen laten we de buizen eindigen ter hoogte van de ingang van de verdeelkast. - Voor het plaatsen van de verdeelkast worden de buizen afgezaagd tot aan de uitbreekpoorten van de rugwand. - De meest passende uitbreekpoort is die het dichtst bij de beveiliging waarop de geleiders aangesloten zullen worden. - Als op bepaalde plaatsen het aanleggen van een vaste kunststofbuis voor moeilijkheden zorgt, kun je een soepele of geribde buis gebruiken. Die is verkrijgbaar op rol in verschillende diameters. Voor het buigen heb je geen gereedschap nodig. - Hecht de voorbedrade buizen vast. 7.3.6 DRAAD TREKKEN IN PVC-BUIS a. Gereedschappen

- een trekveer (platte staalband, kunststof, spiraal met kabel), in verschillende lengtes verkrijgbaar

De elektrische huisinstallatie

42

- Een kunststofveer (fig. 37) is gemaakt van polyamide- of nylondraad van 3 4 mm diameter. Aan n uiteinde is een oog bevestigd, de andere kant is voorzien van een bolvormig afgewerkte metalen huls. De veer kan in alle richtingen buigen.

Fig. 37 - Een stalen trekveer (fig. 38) is gemaakt van een veerstaaldraad met een buitendiameter 5 tot 6 mm, die spiraalvormig opgewonden is rond een kabel. Het ene uiteinde van de veer is een bol, het andere een oog. De veer kan in alle richtingen buigen.

Fig. 38 - Een platte trekveer is gemaakt van een veerstalen band met eveneens aan het ene uiteinde een bolletje en het andere een oog om de draden aan te bevestigen. Een nadeel is dat de veer maar in n richting kan buigen. - Om het inbrengen van de trekveer te vergemakkelijken kun je gebruik maken van een aangepast toestel (fig. 39) dat pneumatisch werkt of dat je op een boormachine bevestigt.

Fig. 39

b. Werkmethode Alhoewel het gebruik van kleuren niet volledig gereglementeerd is, is het toch aangewezen voor de volledige installatie dezelfde logica te gebruiken.

De elektrische huisinstallatie

43

- Volgens het AREI wordt de geleider met blauwe kleur gebruikt voor de nulleider als die aanwezig is. Als er geen blauwe geleider is, mag voor de nulleider een andere kleur worden gebruikt. - Bij een stroombaan zonder nulleider mag blauw voor n van de fasedraden gebruikt worden. De nulleider, die niet op aardpotentiaal staat, is dus niet noodzakelijk blauw. - De beschermingsgeleider moet geel-groen zijn in de volledige installatie. - Andere kleuren kunnen vrij gekozen worden voor verbindingsdraden of wisseldraden. Het gebruik van gele of groene actieve geleiders is verboden uitgezonderd bij bedienings-, controle-, signalisatie- of meetstroombanen voor zover hun doorsnede kleiner is dan 1,5 mm. Het is vrijwel onmogelijk draden te trekken zonder hulp van een tweede persoon. Je kunt niet gelijktijdig invoeren en aan de veer trekken. - Bij het trekken van draden werk je kring per kring af. Je kunt het best starten bij de verdeelkast. De draden worden enkel, indien nodig, onderbroken in de inbouw- of centraaldozen. - Aan elk toestel wordt voldoende reserve gelaten om gemakkelijk te kunnen aansluiten. Mocht de draad afbreken bij het verwijderen van de isolatie, dan is er nog voldoende draad beschikbaar. - Draad op rol wordt steeds van het midden ontrold; nooit van de zijkant! - Alle draden worden in n bewerking getrokken. Vermijd het ontstaan van korte lussen. De trekveer wordt in de buis geduwd van de verdeelkast naar de inbouwdoos, van inbouwdoos naar inbouwdoos zo verder naar het lichtpunt. - De geleiders worden zoals in figuur 40 met de trekveer verbonden. Een isolatielint beveiligt de verbinding tegen loskomen bij het trekken.

Fig. 40 - Is het aantal geleiders te groot, dan kun je de draden ook verbinden zoals in figuur 41.

Fig. 41 - De bundel geleiders wordt naar binnen geduwd terwijl regelmatig aan het andere uiteinde van de trekveer getrokken wordt. Let er steeds op dat de draden niet rond elkaar torsen. - Voor het verbinden laat je een draadreserve van ongeveer 10 cm. Aan de verdeelkast laat je voldoende lengte voor een gemakkelijke aansluiting. - Voor langere afstand kun je het best kabelgel of een detergent gebruiken om de draden te beschermen en het schuiven in de buis te vergemakkelijken.

De elektrische huisinstallatie

44

7.4

Bevestigen van verdeelkast

- Plaats de verdeelkast (fig. 42), die voldoende groot moet zijn bij voorkeur in een droog lokaal buiten de woonruimte, zo dicht mogelijk bij de invoer van de voedingskabel in de woning, om de lengte van de toevoerkabel te beperken. Een aangewezen plaats is veelal de garage, de berging of het trappenhuis.

Fig. 42 - Plaats de kast binnen handbereik op ongeveer 1,20 m boven de vloer, zodat alle materiaal gemakkelijk bereikbaar is. - Plaats of stapel nooit goederen of voorwerpen voor de kast. - Onder, boven of naast de verdeelkast wordt de meterkast geplaatst. - Afhankelijk van de wensen van de eigenaar kan de verdeelkast in de muur of op de muur geplaatst worden. - Bij verzonken plaatsing wordt de inbouwkast (fig. 43) gebruikt. Bij inbouw moet de muur waar de kast geplaatst wordt 12 cm ingekapt worden. Het metselwerk moet voldoende dik zijn. Bij de kast worden inmetselhaken geleverd. Ze worden gebruikt om de juiste inbouwdiepte te verkrijgen. De buizen worden boven- of onderaan in de verdeelkast gebracht.

Fig. 43 - Bij een opbouwkast ( fig. 44 ) kunnen de buizen naar de verdeelkast op de muur, in de muur of in kabelgoten worden geplaatst. De werkwijze is afhankelijk van de dikte van de muur waarop de kast geplaatst wordt en van de voorkeur van de uitvoerder.

De elektrische huisinstallatie

45

Fig. 44 - Let erop dat de buizen zo efficint mogelijk verdeeld worden tussen boven- en onderinvoering. De totale buizenbreedte mag zeker 230 mm niet overtreffen. Het bij de opbouwkast geleverde kapje kan als maat gebruikt worden. - De ingang wordt boven- en/of onderaan uitgebroken. De binnenwand blijft ongewijzigd. - De buizen worden op maat gezaagd. Dankzij de dubbele wand is er onderaan en bovenaan een speling van ongeveer 2 cm. Nadat de bodem over de buizen geplaatst is, wordt de kast horizontaal vastgezet met plug en moer, waarna de schroeven worden afgedekt met de isolatiedopjes, waardoor een volledige isolatie verkregen wordt. Ten slotte moet je de invoerkapjes aftekenen, uitzagen en in de ingangen klikken, zodat alles perfect en veilig afgewerkt is.

7.5

Verbinden van toestellen

7.5.1 VERBINDEN VAN SCHAKELAARS - Knip de geleiders op maat en verwijder de isolatie. Stel de striptang zo in dat de draadkern niet beschadigd wordt. - Laat een draadreserve van ongeveer 10 cm. - Verbind eventuele geleiders achter de schakelaar door middel van lasdoppen of parallelklemmen. - Maak de geleiders met geleiderisolatie aan de toestelklemmen vast. Zorg ervoor dat ze tot tegen de klemmen komen en dat de isolatie over een lengte van 5 mm verwijderd is. - Duw de schakelaar op zijn plaats in de inbouwdoos. Buig de draden vooraf al eens, want een rechte draad is heel stroef. - Span de klemhaken zo aan dat de verschillende schakelaars bij een meervoudige montage in een rechte lijn staan, zodat de afdekplaat gemakkelijk te plaatsen is. - Plaats de afdekplaat. Bij het verbinden van meerdere schakelaars (maximaal 3) is het gemakkelijker eerst elke schakelaar afzonderlijk te verbinden en ze dan pas op elkaar te klikken. Duw de schakelaars samen in de inbouwdoos. Een haakse bevestiging is nu nog van groter belang als je moeilijkheden bij het plaatsen van de afdekplaten wilt vermijden.

De elektrische huisinstallatie

46

7.5.2 VERBINDEN VAN WANDCONTACTDOZEN - De werkwijze is grotendeels dezelfde als bij schakelaars. - De aansluitklemmen ( fig. 45 ) zijn meestal wel voorzien van een drukplaatje.

Fig. 45 - Plaats nooit drie draden onder n klem, want dat kan de oorzaak zijn van slecht contact. Maak wel een verbinding achter de wandcontactdoos. - Een wandcontactdoos induwen gaat minder vlot door de grotere draaddoorsnede. Het is belangrijk de draden eerst al eens te buigen. - Wandcontactdozen hoeven niet kinderveilig te zijn in de volgende gevallen: wandcontactdozen voor verplaatsbare toestellen met vaste standplaats, zoals koelkast en wasmachine; halfwaterdichte wandcontactdozen in vochtige plaatsen; wandcontactdozen in een verdeelbord. Meerdere wandcontactdozen bij elkaar (fig. 46) kunnen het best horizontaal geplaatst worden ter wille van het uitzicht en het gebruik van stekkers met zijdelingse kabelinvoer.

Fig. 46 Let er ook op dat je: toestellen niet op elkaar klikt; aangepaste inbouwdozen gebruikt; aangepaste afdekplaten gebruikt. De inbouwdoos kan met de wandcontactdoos n geheel vormen. Het aansluitbereik kan 10 mm bedragen (fig. 47). De inbouwdozen hebben ingebouwde bevestigingshulzen met inwendige schroefdraad. Let bij het verbinden op de juiste plaats voor fase-, nul- en beschermingsgeleider.

De elektrische huisinstallatie

47

Fig. 47

7.5.3 VASTE VERBINDING VAN HUISHOUDELIJKE TOESTELLEN - Inbouw- en aansluitdoos (fig. 48) horen eveneens bij elkaar. - De doos kan gebruikt worden bij opbouw en inbouw. Bij opbouw is de beschermdoos maar een kader in plaats van een doos. - In het deksel van de doos is er onderaan een opening voor de aansluitkabel. - De aansluitklemmen hebben een bereik van 2,5 mm, 6 mm of 16 mm. De aansluitklemmen zijn kapklemmen (fig. 49).

Fig. 48

Fig. 49 - Gezien de grote draaddoorsnede bij zon aansluiting wordt meestal XVB-F2-kabel gebruikt in plaats van VOB-draad; 6 mm bij 230 V en 4 mm bij 400 V.

De elektrische huisinstallatie

48

7.5.4 VERBINDEN VAN DE VERDEELKAST - De geleiders die in de verdeelkast aankomen (fig. 50) hebben hoofdzakelijk dezelfde kleur. blauw: nulleider als die er is; bruin of zwart of andere kleur: lijndraad; groen-geel: beschermingsgeleider PE. - Daarom kun je het best de netdraden van dezelfde kring aan het begin en het einde samenbundelen met papiertape om een omwisseling van twee gelijkkleurige draden van verschillende kringen te vermijden.

Fig. 50

7.6

Inbouw installaties in holle wanden

Holle wanden zijn scheidingswanden die gemaakt zijn van een houten geraamte (lattenwerk) dat aan beide kanten beslagen is met gipskarton of vezelplaat (bv. sommige prefas, bijbouwen van zolderkamer).

Fig. 51 Standaardinbouwinstallaties, die ontworpen zijn voor gebruik in muren, zijn hier niet mogelijk. - Er bestaan aangepaste inbouwdozen, voorzien van klemhaken (figuur 51). - Vaste buisleidingen worden vervangen door geribde buisleidingen en door VVBkabel. - Schakelaar- en wandcontactdoostypes zijn dezelfde.

De elektrische huisinstallatie

49

7.6.1 WERKMETHODE VOOR DE WANDEN (PLATEN) GEPLAATST WORDEN - Plaats de kabels of flex buizen. - Hou voldoende kabelreserve op de plaats waar de schakelaar of het wandcontact komt. - Bevestig de kabels of flex buizen op het raamwerk met kabelklemmen.

Fig. 52

Fig. 53

7.6.2 WERKMETHODE NA HET PLAATSEN VAN DE WANDEN Zaag de holte voor de inbouwdoos uit. De klokzaag (fig. 54 ) komt overeen met de diameter van de inbouwdoos. Centraal in de klokzaag (fig. 54) bevindt zich een boor van 6 mm diameter. De boor steekt enkele mm uit de zaagrand.

Fig. 54 - De boor draait zich eerst in de wand, waarna een cirkelvormige opening wordt uitgezaagd. - In de klokzaag zit een uitwerpveer, die het uitgezaagde materiaal wegduwt.

You might also like