Professional Documents
Culture Documents
+HW:HWWLJ*HEUXLNGHU:HW
7LP
GRRU
+%XOWHPD9'0
8LWJDYHYDQ
'H%HUHHU3XEOLVKLQJ&RPP
0XVNHJRQ0LFK
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
,1+28'
I. H et Karakter d er Wet..........................................................5
II. H et Wettig Gebru ik d er Wet............................................13
III. Christu s en d e Wet.............................................................25
IV. De Wet en het Evangelie...................................................33
V. Is d e Wet een Regel d er Dankbaarheid ?.........................41
VI. De Rechte Verhou d ing d er Geloovigen tot d e Wet......53
VII. De Wet en d e Sabbat..........................................................61
VIII. De Wet van Christu s..........................................................69
IX. De Pred iking d er Wet........................................................75
X. De Vrees voor het Antinomianism e................................85
%LEOLRWKHFD&ROOHJLL1HRPDJHQVLV6-
([/LEULV8QLYHUVLWDWLV1RYLRPDJHQVLV$
,QGLJLWDOHYRUPJHEUDFKWGRRU$UHQYDQ:DDUGH
0HL
2
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
9225:225'
3
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
d at het boekske, d at bij d ezen bid d end d en lezers w ord t aangebod en,
volkomen is naar d e H. Schrift.
De Gem eente onzer d agen heeft te w aken tegen tw ee d reigend e
gevaren: hier een vleeschelijke band eloosheid , d aar een geest van
w ettische gebond enheid . H oew el het eerste ongetw ijfeld gevaarlijker is
d an het tw eed e, zoo zijn ze nochtans beid e af te bid d en en te
w eerstaan. En d oor het tw eed e te w eerstaan zal m en tevens veel
sterker staan tegen het eerste. Waar toch d e heerlijke vrijheid d er
kind eren God s genoten w ord t, d aar zal m en geen d ienst d es vleesches
ontmoeten of begeeren.
Aan broed er D. Veltm an, Ph.D., zij m ijn hartelijke d ank
gebracht, d ew ijl hij zijn sp eu rend oog over het hand schrift heeft w illen
laten gaan en m ij enkele w enken ten nu tte heeft w illen geven. En nu,
mijn p ap ieren kind je, ga d e kou d e w ereld in en d oe in God s naam een
gezegend w erk d oor d en gevangenen vrijheid u it te roep en.
H . BULTEMA
19 Au gu stu s 1922.
4
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.,
+(7.$5$.7(5'(5:(7
5
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
eene grond w oord , d at heel d e w et vervu lt, Rom . 13:8,10; Gal. 5:14; 1
Tim . 1:5; Jak. 2:8. In het nau w ste verband hiermed e eischt d e w et eene
volkomene gehoorzaamheid d es harten, Deu t. 6:5; 10:12; 11:1; 12:32;
17:11,19; 29:29; 31:12; Lev. 19:17; Joz. 1:7; 2 Kron. 33:8; Ps. 119:4; Matth.
5:19. Voornam elijk Deu teronom iu m is het boek van d e gehoorzaam -
heid d er w et. Uit d eze p laatsen zoow el als u it het tiend e gebod is het
d u id elijk, d at het niet aangaat om te bew eren, d at d e w et bloot
u itw end ig zou zijn en niet zou w illen heerschen over het verborgen
leven d es harten. H ierin is d e w et God s ju ist van alle staatsw etten en
p olitiemaatregelen ond erscheid en, d at zij w el afd aalt tot in het
allerbinnenste d es harten.
H et volmaakt en heilig karakter d er w et is evenw el ju ist d e
red en, w aarom zij voor d en totaal verd orven zond aar als beschreven in
Rom . 3:9-23 zoo vreeselijk is. Men vergete toch niet het ap ostolisch
w oord , GDWDOZDWGHZHW]HJW]LMGDWVSUHHNWWRWGHJHQHQGLHRQGHU
GHZHW]LMQ Rom . 3:19. De w et richt tot niemand het w oord en dreigt
niem and met haren vloek, d an d ie ond er haar is. H et is d an ook
merkw aard ig, d at al d e beeld en, w elke d e Schrift gebru ikt ter
aand u id ing van d e w et, naar d it vreesaanjagend karakter d er w et
heenw ijzen. Slaan w e slechts een vlu chtigen blik op d e zinnebeeld ige
aand u id ingen d er w et in d e Schrift.
Een YXXU is het beeld d er w et en w etgeving, Deu t. 4:33; 5:22;
33:2; Ex. 19:16,18; H ebr. 12:18. Dit vuu r w ijst ons op het vu u r d es
gerichts en op d en vurigen vloek w aard oor alle overtred ers d er w et
w ord en getroffen.
H et GHNVHO op Mozes’ aangezicht, Ex. 34:33-35, w as, volgens d en
Ap ostel in 2 Cor. 3:7,13, een beeld van d e bed ekking en het
schadu w achtig karakter d er w et. De w et m et hare ontzaggelijke
vloeksp raken bed ekt nam elijk nog veelszins d e volle op enbaring d er
heerlijkheid God s. Om d eze red en w ord t ze ook een schad u w
geheeten, H ebr. 8:5; 10:1; Col. 2:17, terw ijl Christu s het lichaam is. H ij
w as d e belichaam d e op enbaring van al God s d eu gd en en d e groote
Profeet, Die al d en raad God s tot onze verlossing geop enbaard heeft.
De w et w ord t genoem d een SDHGDJRRJ een tu chtm eester, Gal.
3:24,25. De Engelsche vertaling heeft hier het w oord “schoolm aster”,
d och d eze vertaling is onju ist. Een p aed agoog w as bij d e ou d e Grieken
niet w at w ij thans een p aed agoog noem en, maar een zekere slaaf, d ie
6
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
d en jeu gd igen knaap van d ag tot d ag naar zijn meester bracht, hem
gew end e aan strenge ord e en tucht en hem aan d en lijve strafte, zoo hij
iets m isd aan: had. H ij w as d u s niet d e leeraar zelf, m aar leid d e d en
knaap tot d en leeraar. Zu lk een m an w as in ou d -Griekenland geen
overbod ig w eeld eartikel, d aar d e p aed erastie, d e ontucht m et knap en,
een zeer algem eene zond e w as, en d eze d us w el bescherming
behoefd en.
De w et w ord t in Col. 2:14 genoem d een KDQGVFKULIW in d en zin
van een VFKXOGEULHI d at ons tegen w as, d aar w ij van natu re d oor d e
overtred ing d er w et allen haar vloek op ons gelad en had d en. Christus
heeft aan het kru is d e rood e bloed streep d oor d it schu ld schrift gehaald
en, gelijk m en ou d tijd s m et betaald e schu ld brieven d eed , het op enlijk
aan het kru is genageld . Zeer verschillend zijn van ou d s d e ged achten
gew eest over d e vraag w at d e schriftelijke schu ld bekentenis hier
aand u idt, d och d e nieu w ere verklaard ers zijn het hierover schier allen
eens, d at hiermed e d e Mozaische w et in haar geheel en niet bloot d e
ceremonieele w et is bed oeld . En d it staat voor m ij op d e volgend e
grond en vast: 1. Pau lu s streed hier kennelijk tegen w etd rijvers, d ie d e
gansche w et verbind end steld en en alleen bij d eze op vatting is zijn
betoog tegenover d ie d w aalleeraars raak. 2. De scheid ing of ook
ond erscheid ing van schad u w achtige, bu rgerlijke w etten en d e zed ew et
is Pau lus ten eenenmale vreemd . 3. Deze brief w erd geschreven aan
geloovigen u it d e H eid enen, d ie nim mer het ju k d er cerem oniën
ged ragen of gekend had d en, zood at Pau lu s d aarvan niet w el kon
zeggen, d at d ie hu n tegen, of beter, YLMDQGLJ w as. Doch van d e
zed ew et, d ie ook d e H eid enen, volgens Rom . 2:15, beschu ld igt, kon d it
w el gezegd . 4. De vergeving d er zond en hing, volgens d en Ap ostel,
van d e vernietiging van d it schu ld schrift af en d it kon van d e
vervu lling d er z.g. cerem onieele w etten niet gezegd w ord en.
In Gal. 3:22,23 w ord t d e w et vergeleken bij een FLSLHU of
JHYDQJHQEHZDDUGHU De beid e w erkw oord en d oor besloten vertaald ,
w ijzen op een op sluiten, w aaraan geen ontkom en is. Gelijk een
misd ad iger in w el verzekerd e bew aring achter slot en grend el
gep laatst w ord t, alzoo heeft God d oor Zijn w et voor d e kom st van
Christu s en voor het geloof, d at d e m ystieke band is, d ie eeu w ig bind t
aan H em, alle zond aren ond er d e zond e en d e w et op gesloten. Ook
7
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
8
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Ap ostel ten eenenm ale vreemd . Terecht schrijft Van And el in zijne
"Verklaring van d en brief aan d e Rom einen": "Onze d eeling d er Wet in
zed elijke en schadu w achtige w as aan zijn tijd vreem d : d e Wet w as d en
Jood een ond eelbare eenheid." Alle bekw ame en onbevooroord eeld e
u itleggers laten zich hierover u it in gelijken zin. Eene ond erscheid ing
ontglip t echter vele verklaard ers van Pau lu s’ Brieven, nam elijk d ie van
w et, zond er bep alend lid w oord , en d e w et, met het bep alend lid w oord .
In het eerste geval neem t hij d e Mozaische w et als onkreu kbaar
rechtsbeginsel, zooals ook ond er d e H eid enen, of beter, in het hart d er
H eid enen gevond en w ord t. Bij d e w et d enkt hij alleen aan a1les w at
God d oor Mozes gebod en heeft, d e gansche Mozaische w et. De
goed gu nstige lezer gelieve d it w el voor d e aand acht te hou d en.
Als een korte en toch tevens volled ige voorstelling d er w et volge
hier w at Prof. A. Van Veld hu izen zegt in zijne "N ieu w e Verklaring van
Rom einen." H ij schrijft: “Bij zond e behoort d e w et. Dit begrip is voor
Pau lu s veel ru im er d an voor ons. Behalve in d en gew onen zin kom t
het w oord voor als aand u id ing van d e eerste vijf boeken d es O. T., ja
van het geheele O. T., Rom . 3:19, 1 Cor. 14:34, Gal. 4:21. De thans
gangbare ond erscheid ing tusschen cerem onieele en and ere w etten w as
Pau lu s vreem d . Wel staat in Galaten en Colossensen meer het ritu eele
en in Rom . meer het zed elijke elem ent op d en voorgrond . Toch is in
Gal. 5:14 en Rom. 13:8 d e liefd e d e hoofd som d er w et. H et bezit van d e
w et is een voorrecht voor Israël, Rom . 3:1,2; 7:12,14,22; 8:4. Wie echter
ond er d e w et van Christus zijn, 1 Cor. 9:21, Gal. 6:2, m oeten Israël
overtreffen, 1 Cor. 7:19.
N aast d e lichtzijd en ziet Pau lu s groote schad u w p lekken, d ie er
d oor het Jood sche d rijven niet lichter op w erd en, Gal. 6:13. Zooals d e
w et d aar ligt, is ze een sam enstel van d ogm ata, Col. 2:14, vgl. Ef. 2:15.
Ze m ag d an Rom . 7:14 geestelijk heeten, ze staat d an als letter, d ie
d ood t, ver af van d en Geest, d ie d oet leven, Rom . 2:29; 7:6; 2 Cor. 3:6.
Ze staat ver van God af, w ant ze is m aar d oor bem id d eling van engelen
aan een tusschenp ersoon ter hand gesteld. Gal. 3:19. Ze is nationaal
bep erkt en m oet w ijken voor het niet bep erkte, Gal. 3:14, 26. Ze heeft
bij Christu s afged aan, Rom . 10:4. H aar voorschriften w ord en als een
nevelachtige schadu w gesteld tegenover d e massieve gestalte van
Christu s, 2 Col. 2:17. Er is een hooger d ienst nood ig d an d e hare, 12:1,2.
De w et steld e eischen, w aaraan d e belofte van leven verbond en w as,
9
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Rom . 10:5; Gal. 3:12, d och niem and kon ze vervu llen, Rom. 3:2. De
u itbund ig verheerlijkte w et kan het hoogere leven in d en m ensch niet
vrij d oen w ord en, Rom . 7:8-10; Gal. 3:21. Ze staat machteloos bij het
vleesch. Rom . 8:3. De illu sie d ier eigengerechtigen m oet w reed w ord en
verstoord , Rom . 9:31, 32; 10:2, 3, gelijk eenm aal ook Pau lu s zelf w erd
teleu rgesteld, Gal. 2:19. Israël heeft er geen oog voor, hoe d e glans van
Mozes'gelaat verbleekt, 2 Cor. 3. H et leven ond er d e w et is een leven
in het vleesch, ond er d e zond e, Rom. 7:4-6. De Galatiers mogen niet tot
iets zoo elementairs, tot iets, d at d oor het angstig tellen van d agen
herinnert aan d en elementend ienst, d e astrologie u it hu n heid enschen
tijd , teru gvallen, Gal. 4:3, 9; vgl. 3:21, 5:4. De w et maakt niet gelu kkiger,
d och ongelu kkig, Rom . 4:15; 1 Cor. 15:56. Pau lu s heeft ervaren, hoe d e
glans d er w et verbleekt voor d ien van Christu s, Gal. 2:19. Ze verklaart
im mers zich zelf d ood , Gal. 4:21; vgl. Rom . 7:1-4.
De w et is gelijk in Pau lus' eigen leven ook in d at d er
menschheid slechts een faze gew eest. Ze is evenm in God s laatste
w oord als ze het eerste w as. De belofte is 430 jaar ou d er, Gal. 3:17-19.
N iet een ep isod e, d och slechts een p arisod e, een ind ringsel, w ord t d e
w et genoem d , Rom . 5:20; Gal. 3:19, iets als een vreemd e verschijning in
een stoet of een ad d itioneele bep aling bij een artikel, Gal. 3:15, 19. Ze is
een halte op d en w eg van Abraham , Rom . 4:1-25; Gal. 3:6-14, tot
Christu s, Rom . 10:4. Maar God vergist zich niet, ook niet m et d e w et.
Ze m aakt niet enkel ongelu kkig, ze m oet d it d oen. Er w aren al zond en
voor Mozes'tijd , Rom . 5:13, m aar d e w et op ent d e oogen er voor, Rom.
3:2; 7:7-9, 10, 13. Ze martelt en d ood t, Rom. 4:15, Gal. 3:24; vgl. 4:1-5,
d .w.z. d e slaaf, d ie d e kind eren d rilt: in onze taal, althans nu, in d e
d agen van d e tuchtschool, w eer: d e tu chtm eester. De p aed agoog is niet
d e vad er, d och staat tegenover hem naast sup p oosten en
d ienstp ersoneel. H ij m aakt niet geleid elijk klaar voor Christu s zooals
d e zon het ooft d oet rijp en, m aar d oet zu chtend naar zijn komst
u itzien. De w et is gevangenis en gevangenbew aard er.
Meer nog d an zond ebew u stzijn zelfs zond elu st moet d e w et
w ekken, niet naar d e zond e als beginsel, d och naar het botvieren aan
w at latent voortw oekert, Rom . 5:20, Gal. 3:19. Zij laat d en m ensch niet
met ru st, Rom. 4:15; 5:13. Ze m oet hom eop athisch het ziektep roces
bevord eren en d e crisis te voorschijn roep en, Rom . 7:5-13. De
vijand schap tegen God moet ontmaskerd w ord en, Rom . 1:30; 5:10; 8:7;
10
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
11:28; Kol. 1:20. Zond er strijd en ned erlaag geen vred e. Om d en vred e
is het te d oen. Word t d e zond e gew eld ig als een stroom , d e genad e rijst
hooger, gelijk een zon, Rom. 5:20. De heid en behoeft niet langs d en
hollen w eg d er w et tot Christu s te w ord en geleid , Rom . 2:14, 15; vgl. 1
en 2 Thess., m aar Israël w el, op w elks bod em ook Christus zijn strijd
volstreed . Wat Pau lu s d oorleefd e en ook Israël d oor m oet m aken, zegt
Gal. 2:19. De w et is d e m orgenster, d ie aan het zonnelicht voorafgaat,
er d oor verbleekt. Terecht hoord e Pau lu s u it d en eigen m ond d er w et
een belijd enis als van d en Doop er: "ik ben het niet," Gal. 3:24”.
11
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
12
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.,,
+(7:(77,**(%58,.'(5:(7
7LP
13
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
14
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
u itd ru kking ZHW HQ GH SURIHWHQ, voorkom end e in Matth. 7:12; 11:13;
Lu k. 16:16; H and . 24:14 ,w ijzen w ed er op het geheele Ou d e Testament.
In Lu k. 24:44 w ord en zelfs al d e d rie d eelen, w aarin d it verd eeld w as,
genoemd . Een eigenaard ig gebru ik van het w oord ZHW vind en w e nog
in Rom. 7, w aar Pau lu s sp reekt van een w et in zich, van een DQGHUH
ZHW in zijne led en, w elke strijd t tegen d e w et zijns JHPRHGV. Voorts
sp reekt hij d aar nog tw eem aal van d e ZHWGHU]RQGH. H et is d u id elijk,
d at hij hier het w oord ZHW eenvou d ig met het oog op het verband
gebru ikt in d en zin van een d w ingend e, overw eld igend e, bind end e en
tot d en d ood leid end e m acht. Zie ook Rom. 8:2. Uit d eze voorbeeld en
blijkt w el, d at w ij ons niet aan overd rijving schu ld ig maken, zoo w ij
stellen, d at, tenzij het tegend eel d u id elijk blijkt, het w oord ZHW in het
N . Testam ent steeds voorkom t in d en zin van d e Mozaische w et in
haar geheel.
Voor w ie is d e w et? Zietd aar, d e d erd e vraag, w aarop w e het
antw oord zou d en zoeken. Met d eze vraag is bed oeld aan w ie ze is
gegeven en voor w ie ze is bestem d . Op het eerste kan het antw oord
niet and ers lu id en, d an d at d e w et oorsp ronkelijk aan Israël en aan
geen and er volk is gegeven. Men d enke slechts aan d e inleid ing tot d e
tien gebod en: "Ik ben d e H eere u w God , Die u u it Egyp teland u it het
d iensthu is u itgeleid heb," Ex. 20:2; Deu t. 5:6; Ps. 81:11. Behalve d e vijf
boeken van Mozes, d ie een d oorloop end getu igenis zijn van d e stelling,
d at d e w et aan Israël en aan geen and er volk is gegeven, w ord t ons d it
ook nad ru kkelijk in d e volgend e p laatsen geleerd in het N . Testam ent.
De Ap ostel zegt van Israël naar het vleesch: "Welker is d e w etgeving,"
Rom . 9:4. In Rom. 2:14 w ord t ons nad ru kkelijk gezegd , d at d e
H eid enen d e w et niet hebben. Daarom zu llen ze ook eens niet d oor d e
w et geoord eeld w ord en, m aar zond er d e w et verloren gaan, vs. 12. De
H eid enen w isten het w el, d at d e Jod en een eigene w et hadd en,
ond erscheid en van d ie van alle and ere volken, Joh. 18:31; H and. 18:14,
15; 23:29; 25:8. Mozes w as d e m id d elaar d es Ou d en Verbond s voor
Israël alleen, en nu zegt d e Schrift telkens w eer, d at d e w et d oor Mozes
is gegeven. In schoone tegenstelling w ord t d e w et van Mozes gep laatst
tegenover Christus en Diens w erk in Joh. 1:17: 'HZHWLVGRRU0R]HV
JHJHYHQ PDDU GH JHQDGH HQ GH ZDDUKHLG ]LMQ GRRU -H]XV &KULVWXV
JHZRUGHQ Om d eze red en heet d e w et God s in Ou d en N ieu w
Testam ent ged u rig w ed er d e w et van Mozes, terw ijl er zelfs sterke
15
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
16
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
17
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
18
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
ten d age zoo w einig gekend , d oord ien men d e zond e zoo w einig p eilt
in hare vreeselijkheid en strafw aard igheid voor een heilig God . Men
vergelijke m et d eze merkw aard ige Schriftuu rp laatsen om trent het d oel
d er w et Rom . 4:15; 5:13; 7:8; Joh. 15:22; 1 Cor. 15:56. Voor d e w et w as
d e zond e in d e w ereld , m aar zij w ord t niet toegerekend als er geene
w et is, Rom. 5:13. Ware er geen w et, d an zou d e zond e het karakter van
ongehoorzaam heid en overtred ing niet dragen; zij zou geen zich
heenzetten over een slagboom , geen verzet tegen een gesteld e
rechtsord e zijn. H oe zou zij d an met d en d ood w ord en gestraft? Is d e
zond e alzoo d e p rikkel, d ie ons d en d ood elijken stoot toebrengt, w at
d ien p rikkel zoo aand rijft, d at hij onze hartad er treft, is d e w et." (Van
And el.)
Eind elijk stellen w e ons kortelijks d e vraag ter beantw oord ing,
hoelang d e w et van d uu r is? H ier ond erscheid e men echter w el
tusschen d en verborgen w ortel d er w et, d e liefd e, d ie eeu w ig en
onverand erlijk is en d e Jood sche, tijd elijke vorm d er w et, d ie geen van
beid e, d och tijd elijk en verand erlijk is. De w et is in zijn Jood schen vorm
eerst om streeks tw ee d u izend jaren na d e Schepp ing gegeven, en d e
oorsp ronkelijke w erkw oord en SDUHLVHHOWKHQ en SURVHWHWKHH van Rom.
5:20 en Gal. 3:19 w ijzen er beid e op , d at d e w et als een ond ergeschikt
ad d end u m, toevoegsel, tot d e aartsvad erlijke bond sbeloften is
ingesteld. De w et w as voor God niet d e hoofd zaak, m aar d e belofte en
d aarom w as d e belofte niet ond ergeschikt aan d e w et, gelijk d e
w etsd rijvers het w ild en, maar om gekeerd d e w et aan d e belofte. De
w et is een p arenthese, een tusschenbed rijf, inliggend tu sschen d e
belofte en hare vervu lling. N iet als hoofd d oel, maar als bijzaak w erd ze
d oor God gegeven, teneind e aan een ond ergeschikt d oel te
beantw oord en. Wat d it d oel w as, zagen w ij reed s boven. H et w as om
d e zond e in al hare gru w elijkheid en verd oem elijkheid aan het
bew u stzijn van Israël te brengen en alzoo verkreeg d e w et d e tijd elijke
op voed ku nd ige beteekenis van een tu chtmeester tot Christus te zijn.
Met Christu s'komst had d e tu chtmeester zijn w erk verricht, Gal. 3:24,
25. Tot Christus is hier WRWRSGHQWLMGYDQ&KULVWXV.
De w et heeft d us een begin gehad en zoo heeft ze ook een eind e.
N atuu rlijk niet naar haren w ortel en w ezen: d e liefd e, maar in haren
Jood schen, eischend en, onbarmhartigen, vloekd reigend en vorm als
ijzeren w et, d ie van geen ontferm ing w eet. H et w ord t ons nad ru kkelijk
19
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
verzekerd in Rom . 10:4: +HW HLQGH GHU ZHW LV &KULVWXV Daar d it
w oord van d e m eest verreikend e beteekenis is voor d e
w etsbeschou w ing d er Schrift, zoo is het van het grootste belang d at d it
w oord goed verstaan w ord t. De Ap ostel p laatst in d it verband d e
rechtvaard igheid , d ie u it d e w et is en d e rechtvaard igheid , d ie u it het
geloof is, tegenover elkand er en voert ze beid e als p ersonen sp rekend
in. De eerste zegt van d e w et: "De m ensch, d ie d eze d ingen d oet, zal
d oor d ezelve leven." Doch w ie is in staat God s w et volkom en te
ond erhou d en? Wie zal langs d ezen w eg ooit het leven verkrijgen? De
w et zelve w ees d u s naar haar eind e. Zij w as benau w end en d eed alzoo
bij d e vrom en het verlangen naar d en Wetsvervu ller ontstaan. Christu s
is gekom en in d e volheid d es tijd s en heeft Zich gep laatst ond er d e
w et, m et d it aangegeven d oel, RSGDW+LM GHJHQHQ GLH RQGHU GH ZHW
ZDUHQYHUORVVHQ]RX Gal. 4:5. Door Zijne d ad elijke gehoorzaam heid
volbracht H ij d e w et volkom enlijk en d oor Zijne lijd elijke
gehoorzaam heid heeft H ij haar vloek volkomen ged ragen, en d it alles
in d e p laats d ergenen, d ie zuchtten ond er d e w et als ond er een
ond ragelijk, d ood d ru kkend ju k. Door het geloof in Christus krijgt men
d eel aan Zijn verw orven gerechtigheid. Deze rechtvaard igheid voert
d e Ap ostel hier sp rekend e in en d an hooren w e haar ernstig verm anen
om niet te zoeken naar d e gerechtighid en behou d enis in d en hem el of
in H ad es, d ew ijl ze in Christu s geschonken is. N iet zoeken in d e w et,
ZLMO&KULVWXVKHWHLQGHGHUZHWLV. Antinomianen hebben in verled en
eeu w en soms d it w oord m isbru ikt ten einde hunne w etteloosheid en
band eloosheid er m ed e te rechtvaard igen en u it vrees voor d it
schand elijk misbru ik hebben d e rechtzinnige d ogm atici en exegeten
aan d it w oord in d en regel niet zijn volle kracht laten ervaren. Men
vatte d it w oord veelal op in d en zin van Gal. 3:24,25, d at d e w et
nam elijk als d e tu chtm eester naar Christus als het object heenw ees. In
d it verband w ees m en er d an ook op d at d e w et eene schadu w d er
toekom end e goed eren w as, Col. 2:17; H ebr. 9:9; 10:1; en d it is alles
volkomen w aar, d och het staat voor ons ook vast, d at d e Ap ostel d it
hier niet w il zeggen. And eren gingen een stap verd er en verklaard en
d it w oord van Christu s als GH9HUYXOOHU of GHYHUYXOOLQJ d er w et. Ook
d it is op zichzelf een grond ige w aarheid , d ie ons overvloed iglijk in d e
Schrift geleerd w ord t. Men zie slechts Matth. 3:15; 5:17; Lu k. 2:21-24,
39; Joh. 4:34; 15:10; Rom . 5:19; Fil. 2:8; H ebr. 10:7. H et w oord hier
20
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
vertaald d oor eind e w ord t evenw el in geen enkel geval vertaald d oor
vervu lling. H et w oord telos, hier gebezigd , beteekent in d en regel het
tijd stip, w aarop iets op hou d t te bestaan, m et d e bijged achte, d at het
d oel bereikt is en het d aarom afged aan heeft. De tw ee begrip p en van
tijd seind e en d oeleind e liggen er d u s in besloten, d och het eerste begrip
is het p rim aire, zooals m en u it d e volgen d e voorbeeld en, w aar d it
w oord gebru ikt w ord t, zelf kan zien: "Die volstand ig zal blijven tot het
HLQGH, d ie zal zalig w ord en," Matth. 10:22. "Gij zu lt hooren van
oorlogen, en geru chten van oorlogen; ziet toe, w ord t niet verschrikt;
w ant al d ie d ingen moeten geschied en, m aar nog is het HLQGH niet,"
Matth. 24:6. "En d it Evangelie d es Koninkrijks zal in d e geheele w ereld
gep red ikt w ord en tot een getu igenis allen volken, en d an zal het HLQGH
kom en," vs. 24. "En ind ien d e Satan tegen zichzelven op staat, en
verd eeld is, zoo kan hij niet bestaan, m aar heeft een HLQGH," Mark. 3:26.
"En H ij zal over het hu is Jacobs Koning zijn in d er eeu w igheid en Zijns
koninkrijks zal geen HLQGH zijn," Lu k. 1:33. - "Want ook d e d ingen, d ie
van Mij geschreven zijn, hebben een HLQGH," 22:37. - "Zoo heeft H ij hen
liefgehad tot het HLQGH," Joh. 13:1. - "Want het HLQGH d erzelve is d e
d ood , m aar nu, van d e zond e vrijgem aakt zijnd e, en God e d ienstbaar
gem aakt zijnd e, hebt gij u w e vru cht tot heiligm aking, en het HLQGH het
eeu w ige leven," Rom. 6:21, 22. - "Alzoo het u aan geene gave ontbreekt,
verw achtend e d e op enbaring van onzen Heere Jezu s Christus, welke
God u ook zal bevestigen tot het HLQGHtoe," 1 Cor. 1:7, 8. - "Daarna zal
het HLQGH zijn, w anneer H ij het Koninkrijk aan God en d en Vad er zal
overgegeven hebben." Maar genoeg, van d e een en veertig m alen d at
d it w oord voorkom t in het N ieu w e Testament, komt het in d en regel
voor als in d e gegeven voorbeeld en. Zelfs d e u itd ru kking KHW HLQGH
GHV+HHUHQ van Jac. 5:11 w ijst op het eindp unt, w aarop d e w egen d es
H eeren u itloop en. Al zou m en d it w oord hier behalve d e tijd sid ee ook
d en zin w illen geven van vervu lling, term inus, object, d oeleind e, d an is
ook d it ten volle van toep assing op hetgeen Christus in betrekking tot
d e w et ged aan heeft, d och d e tijd sid ee m ag in geen geval w ord en
u itgeschakeld .
Zoo teekent d an ook Dr. D. H arting in zijn Grieksch
Woord enboek op d e u itd ru kking van Rom . 10:4, d ie ons hier bezig
hou d t, terecht aan: "Christu s w ord t het eind e d er w et genoem d , voor
zoover d e ou d e bed eeling, als w etsverbond , m et H em een eind e neemt,
21
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
en d oor een nieu w e bed eeling vervangen w ord t." En d e Leid sche
vertaling heeft hier terecht overgezet: "Christu s m aakte een eind e aan
d e w et."
Zoo hebben w e d an gezien, d at d e w et beperkt van d u u r w as.
Word t ze nochtans HHXZLJ geheeten, d an is hierm ed e d e betrekkelijke
eeu w igheid bed oeld , gelijk d it bijv. ook van d e besnijd enis gezegd
w ord t. En niet alleen in Rom. 10:4, m aar op tal van and ere p laatsen
w ord t ons d it tijd elijk karakter nad ru kkelijk geleerd . De w et is om d er
overtred ingen w il d aarbij gesteld WRWGDW het zaad (d . i. Christu s) zou
gekomen zijn, Gal. 3:19. 'H ZHW LV GH WXFKWPHHVWHU JHZHHVW WRW
&KULVWXV PDDU DOV KHW JHORRI JHNRPHQ LV ]RR ]LMQ ZLM QLHW PHHU
RQGHUGHQWXFKWPHHVWHU Gal. 3:24, 25. Men leest d it w oord veelal alsof
er stond : "De w et is onze tu chtm eester tot Christu s," d och d it zegt d e
Ap ostel ju ist niet en dit zou hij voor w at ter w ereld ook niet hebben
w illen zeggen, w ant hij sp reekt nad ru kkelijk in d it verband van Israël
voor d e komst van Christu s en hij roep t met verheffing van stem u it
tegen d e w etsd rijvers: "Maar als het geloof gekom en is, ]RR ]LMQ ZLM
QLHW PHHU RQGHU GHQ WXFKWPHHVWHU Israël zat in w elverzekerd e
bew aring als in een gevangenis RQGHU GH ZHW, vs. 23. En hoelang
d u u rd e d it? Laat hemzelf het antw oord geven: WRWRSKHWJHORRIGDW
JHRSHQEDDUG]RXZRUGHQ Men zie ook H ebr. 7:12-19, w aar het eind e
d er w et in bijzond erhed en is beschreven. En ook in 2 Cor. 3:7-9 sp reekt
d e Ap ostel van d e w et als d e bed iening d es d ood s en d er verd oem enis
tw eem aal als zijnd e in heerlijkheid JHZHHVW, terw ijl hij in vs. 11 er van
zegt: "Want ind ien hetgeen TE N IET GEDAAN w ord t, in heerlijkheid
w as, veel m eer is H ETGEEN BLIJFT, in heerlijkheid ." Wed erom w ord t
ons hier nad ru kkelijk verzekerd , d at d e bed iening d er d ood en d e w et
vernietigd is en tot het verled en behoort. Wie d erhalve toch nog d e w et
w il nem en, om haar als w et voor d e Gemeente te bed ienen, d ient w el te
bed enken, d at hij een bed iening d es d ood s u itoefent, eene bed iening
d er verd oemenis, eene teniet ged ane heerlijkheid en d at hij alzoo d e
w et niet w ettiglijk gebru ikt, en erger nog d e m eerd ere heerlijkheid d es
Evangelies een slag in het aangezicht geeft. Ind ien er toch iets d u idelijk
is in d e Schrift, d an is het w el d it, d at d e wet als w et alleen geld ige
kracht zou hebben, totd at het beloofd e zaad zou gekom en zijn, w ant
Christu s is het eind e d er w et. Sinai eischte eene volm aakte
gerechtigheid, Christu s volbracht haar en gaf en geeft haar aan een
22
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
23
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
24
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.,,,
&+5,6786(1'(:(7
25
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
maken." Zij heeft geen m ed elijd en met onze zw akhed en, geen
toeschietelijkheid tegenover d e stru ikelend en. Zij eischt eenvou d ig
gehoorzaam heid en wel eene volm aakte gehoorzaam heid , zood at zij
nim m er zich ned erbu igt tot eene arm en tollenaar of w eenend e
Magd alena. Zu lk een w et gaf God vanou d s d oor d e hand van Mozes.
Zij w as god d elijk volm aakt, m aar volm aakt om een ied eren zond aar
zond er ond erscheid ter hel te verw ijzen, w ant geen sterveling ond er d e
zon kon volbrengen hetgeen in d e w et geschreven w as. Ze stru ikeld en
allen d agelijks in vele. Doch in Christu s Jezu s is d e volheid d er liefd e
God s aan schu ld igen geop enbaard . H ij veroord eelt niet naar d e w et
een oversp elige, op heeterd aad betrap t, maar zend t haar m et liefd erijk
verm aan vrij henen.
Eene d erd e tegenstelling in d it vers, Joh. 1:17, is d ie van d e w et
eenerzijd s en d e w aarheid and erzijd s. Was d e w et d an leu gen? O,
neen, god d elijke w aarheid, m aar eene schadu w achtige w aarheid, eene
schadu w of d u istere schets geheeten. Welnu, tegenover d eze
schadu w en d er w et p laatst d e evangelist d e w aarheid als d e
vervu lling, d e verw erkelijking d er w ettische schadu w en. Christu s Zelf
is het lichaam , d at al d e schad u w en d eed vlu chten. N aar Zijn eigen
w oord is H ijzelf d e belichaam d e en verp ersoonlijkte Waarheid .
En d e vierd e tegenstelling eind elijk van d it w oord is d ie van d e
w ijze, w aarop d e w et en d e genad e en w aarheid tot stand kw am en.
Deze tegenstelling w ord t u itged ru kt d oor d e w erkw oord en JHJHYHQ
en JHZRUGHQ. De w etgeving w as als het w are een enkele d aad, d och d e
genad e en w aarheid zijn ons gew ord en in d en ontzaggelijken w eg d er
verned ering en verbrijzeling van onzen H eiland . Zijne ned erige
menschw ord ing, Zijn lijd en, sterven en begraven w ord en d e mijlp alen
van Zijn bangen lijd ensw eg, d oor H em bew and eld , om ons d e genad e
en w aarheid te d oen gew ord en.
Bij Zijne kom st in d e w ereld had Christu s eene bep aald e
Zend ing van Zijn Vad er in betrekking tot d e w et. Dit leert ons Gal. 4:4,
5, w aar w e vervolgens een vluchtigen blik op w enschen te slaan. We
lezen d aar d eze w oord en: "Maar w anneer d e volheid d es tijd s
gekomen is, heeft God Zijnen Zoon u itgezond en, gew ord en u it eene
vrou w , gew ord en ond er d e w et, op d at H ij d egenen, d ie ond er d e w et
w aren verlossen zou, en op d at w ij d e aannem ing tot kind eren zoud en
26
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
27
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
men verstaan d e w ond erlijke u itsp raken van H ebr. 2:10; 5:9; en Fil. 2:7,
8. De w et, w aarond er Christu s Zich steld e d eed tw eeërlei: zij eischte
een volmaakte gehoorzaam heid en zij eischte een onherroep elijken
vloek. Christu s heeft haar op d it tw eetal pu nten volkomen genoeg
ged aan. H oew el Zijne gehoorzaam heid w ezenlijk een w as tegenover
d en w il Zijns Vad ers, zoo kan men haar toch gevoegelijk
ond erscheid en in eene d ad elijke en lijd elijke. De d ad elijke betoond e
zich in een GRHQ van d e gansche w et en d e lijd elijke in een lijd en en
d ragen van d en vloek d er w et. Christus is een YORHN gew ord en voor
ons, w ant er is geschreven: "Vervloekt is een iegelijk, d ie aan het hou t
hangt." Dit w oord roep t ons m et een afgrijselijk tafereel in het leven
van Ou d -Israël voor d en geest. Zietd aar, een hoop volk d at een
misd ad iger, d ie tegen d e w et van Mozes gezond igd heeft, u itleidt tot
bu iten d e p oort d er stad . De ou dsten leggen thans p lechtig d e hand en
op hem ten teeken d aarvan, d at zij zich en d e gansche schare zu iveren
van d en sm et, d ie op d ezen gru w el ligt en symbolisch brengen ze d ien
op d ezen ramp zalige over. Al is d aar een moed er, d ie gilt: "Ach, sp aar
mijn zoon!" naar hare jam m erklachten w ord t niet gehoord , w ant er is
geene barmhartigheid . Men grijp t naar steenen en rotsklomp en, d ie
alom op d en rotsachtigen bod em liggen en men beijvert zich om d en
eenen steenklom p na d en and ere op den misd ad iger te d oen
ned erd alen. H artd oord ringend kermt en krijt d e ongelu kkige, d och
men gooit al m aar d oor m et d e steenen, totd at zijn lichaam een
bloed erige massa is gew ord en en d e d ood is ingetred en. Daarop haalt
men het bebloed e en gekneusd e lijk van ond er d e steenen te voorschijn
en hangt het aan een p aal op een eenzaam veld , w aar straks d e
roofvogels op hetzelve neer zu llen strijken. Wat w as nu d e bed oeling
van d it akelig en afgrijselijk schou w sp el? Was het alleen om Israël een
heilzamen afschrik van d e zond e te geven? N een, het beteekend e, d at
d eze m ensch een totaal verw orp ene w as, beid e van d en hem el en van
d e aard e, van God en m enschen. De aard e sp u w d e hem u it en d e
hem el w ild e hem niet ontvangen. H ij w as een d oor Mozes' w et
gevloekte. En, o lezer, alzoo heeft d e w et m et onzen H eiland ged aan.
+HWEHKDDJGHGHQ+HHUH+HPWHYHUEULM]HOHQ, Jes. 53:10. Dit hou d t het
in, d at H ij RQGHU GH ZHW gew ord en is; H ij kw am ond er haar vloek,
getu ige slechts Gethsemane en Golgotha.
28
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
29
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
30
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
31
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
32
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.,9
'(:(7(1+(7(9$1*(/,(
33
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
kleed ing m ochten in een kleed ingstu k sam en genaaid w ord en. De
w etten liep en over het w eggeloop en vee, over een gevallen ezel, over
mannen- en vrou w en-gew ad en, over een vogelnestje met m oed er en
jongen en over een leuning op het d ak, Deu t. 22:1-12. In het Evangelie
vind en w ij d it niet. Pau lus toornt tegenover d e valsche leeraars, d ie d e
Gem eente m et allerlei inzettingen w illen belasten. Wat w ord t gij, zoo
roep t hij u it, alsof gij in d e w ereld leefd et, m et inzettingen belast?
N amelijk raak niet, smaak niet en roer niet aan, Col. 2:20,21. Alle
genootschapp en hebben voor eeu w en aaneen gep oogd , om hu n eigen
systeem van kerkrecht, kerkregeering, kerkinrichting en w ijze d er
kerkelijke vergad eringen met d e Schrift te rechtvaard igen, d och het is
hun nooit ten volle m ogen gelu kken, om d e eenvou d ige red en, d at d e
H eere Zijne m ond ige en vrije Gemeente geen ju k van regelen heeft
op gelegd . 'H ZHW ZHUNW WRRUQ en H ij w ild e Zijne lieve bru id niet
toornig m aken. Israël had d an ond er d e w et geene vrijheid , d och w as
als een onm ond ig kind eke ond er allerlei voogd en en verzorgers
gesteld , terw ijl d e Gemeente d e aanneming tot zonen heeft verkregen
en als een volw assen en m ond ig zoon d oor H em behand eld w ord t,
Gal. 4:1-7.
Een tw eed e punt van tegenstelling is d it, d at d e w et onm achtig
en krachteloos w as om Israël te rechtvaard igen of te heiligen, terw ijl
het. Evangelie een kracht God s tot zaligheid is een iegelijk d ie gelooft,
Rom . 1:16. De RQPDFKW GHU ZHW, zietd aar, een ond erw erp van het
allerhoogst belang, d och ons bestek ged oogt niet om er m eer d an een
enkel w oord aan te w ijd en. Men zou ku nnen m eenen, d at d e term
RQPDFKWGHUZHW eenigszins onvoegelijk is in toep assing op d e w et d es
H eeren, d ie volm aakt, heilig, rechtvaard ig en goed geheeten w ord t,
d och d e Schrift zelf gaat ons hierin voor. Men zie slechts naar Rom.
2:17-29. De Ap ostel sp reekt d aar een Jood aan, d ie op d e w et ru st,
zooals w ij nog zeggen van iem and , d at hij op zijn lau w eren ru st, roem t
op d en God van Israël, een fijnp roever is in god sd ienstzaken, of gelijk
w ij thans zou d en zeggen, een fijnen ketterreuk heeft, en gecatechiseerd
is in d e w et, zooals er letterlijk staat, een kastijd er is d er onw ijzen en
een leermeester d er onw etend en, ofschoon hij niet het w ezen, maar
slechts d en vorm d er kennis en d er w aarheid heeft in d e w et. Doch
d iezelfd e man, d ie daar w elbehagelijk ru st op d e w et, en in zijn
hoogheid and eren leert, leert zichzelven niet, en terw ijl hij and eren d e
34
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
35
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
36
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
37
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
voor een tijd niet in David s koninklijke tegenw oord igheid verschijnen,
terw ijl ook Esther op p ijnlijke w ijze heeft ervaren w at het inhield om te
verschijnen in d e tegenw oord igheid van een Oostersch d esp oot, 4:11;
5:2. Volgens H ebr. 12:18-21 w aren d e om heiningen rond om d en berg
d er w etgeving sym bolen, d ie d e m oeilijkheid van d en toegang tot d en
Allerhoogste afteekend en. In d en tabernakeld ienst w as d e toegang
eveneens zeer bezw aarlijk. In Nu m eri w ord t ons vijfm aal herhaald , d at
d e vreem d eling, d ie het w aagd e om te nad eren tot het heiligd om
ged ood moest w ord en, 1:51; 3:10, 38; 16:40; 18:7. Zelfs d e Kenathieten,
d ie in am btelijke hoed anigheid d e vaten d es H eeren d roegen, m ochten
geen heilig voorw erp aanraken en zij mochten ook "niet inkom en om te
zien," op d at zij niet stierven. Doch ond er het Evangelie is GHYHUVFKH
HQ OHYHQGH ZHJ gebaand en hebben d e geloovigen YULMPRHGLJKHLG
RP LQ WH JDDQ LQ KHW KHLOLJGRP GRRU KHW EORHG YDQ -H]XV H ebr.
10:19-22. H et voorhangsel is bij het sterven van het d ierbaar Lam God s
gescheu rd, Matth. 27:51. Terecht is op gemerkt d at het ond er d e w et, op
d e eene u itzond ering na van d en H oogep riester op d en grooten
Verzoend ag, een gew issen d ood inhield om binnen te gaan, thans is
het een w isse d ood , zoo men bu iten blijft. Christus is d e d eu r d er
schap en en d e ZHJ. Het H ebreeu w sche w oord voor p riester is &RKHHQ
d at zeggen w il QDGHUHQWRHWUHGHQ. Welnu d e geloovigen d es N ieuw en
Verbond s zijn naar Petru s’ w oord allen p riesters, ja zelfs een koninklijk
p riesterd om , 1 Petr. 2:9 .
Doch w aar blijven w ij, ind ien w ij zoo d oor w ild en gaan, om te
w ijzen op d e tegenstelling van w et en Evangelie? De w et is
hoofd zakelijk negatief, het Evangelie is p ositief; d e w et geeft ons d ood
en d oem, het Evangelie het eeu w ig leven. De w et zegt: 'RHHQOHHI, het
Evangelie: /HHIHQGRH. Ond er d e w et hand eld e God m et Zijn volk als
een arend, d ie ru w zijn jong u it het nest schu d t, Deu t. 32:11, ond er het
Evangelie komt d e H eiland m eer teed er als een hen, d ie hare kiekens
ond er d e vleu gelèn bijeen w il vergad eren. Ond er d e w et w erd d oor het
eerste w ond er w ater in bloed , Ex. 7:19, 20; ond er het Evangelie w erd
d oor Christu s'eerste w ond er het w ater in w ijn verand erd , Joh. 2:9, 10.
H et w ettisch ju k w as ond ragelijk, H and. 15:10; Gal. 5:1; Christu s'juk is
zacht. De w et hield Israël als in een gevangenis besloten, Gal. 3:22, 23;
w ij m ogen thans ons heensp oed en om d e blijd e bood schap te brengen
ond er d en ganschen hemel. Mozes, d e w etgever, kan Israël niet in
38
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Kanaan leid en, Jozu a, d e typ e van Jezu s, d en Zaligm aker, kon d it w el.
Ond er d e w et kon d e p riester d e m elaatschheid, beeld d er zond e,
ond erzoeken en rein verklaren, d och Christus PDDNWH ze rein. De w et
w as WRWGHQWLMGGHUYHUEHWHULQJ, H ebr. 9:10; Christus is m et ons tot aan
d e voleind ing d ezer bed eeling, Matth. 28:19. De w et m aakte niet
volm aakt, d e EHWHUH KRSH, d ie w ij bezitten, w el, H ebr. 7:19. De w et is
gegeven aan een volk, d och het veld d es Evangelies is d e geheele
w ereld , Matth. 13:38; 28:19. De w et w il u itslu itend het strenge recht,
zond er barm hartigheid , het Evangelie is gegrond op Christu s’
rechtsvold oening en heeft lu st in barm hartigheid . De w et had haar
bu rgerschap in Kanaan, ons bu rgerschap is in d e hem elen. H et
Evangelie is w at d e w et nooit bed oeld e te zijn of w ezen kon, een blijd e
bood schap d er zaligheid , 1 Tim . 1:15; een kracht God s tot zaligheid,
Rom . 1:16; 1 Cor. 1:18; een w oord d er zaligheid , d er genad e en d er
verzoening, H and. 13:26; 14:3; 20:32; 2 Cor. 5:19, d at ons op enbaart d e
menigerlei genad e God s en het leven en d e onverd erfelijkheid , Col. 1:5,
6; 2 Tim. 1:10 en ons schenkt d e hoop, d en vred e en een volheid van
zegeningen, Col. 1:5, 23; Ef. 6:15; Rom . 15:20. "H oew el zij (w et en
Evangelie) d aarin overeenkomen, d at zij beide God tot auteu r hebben,
beid e van eene en d ezelfd e volkom ene gerechtigheid sp reken, beid e
zich richten tot d en mensch om hem te brengen tot het eeu w ig leven,
zoo verschillen zij toch ook d aarin, d at d e w et u it God s heiligheid , het
Evangelie u it God s genad e voortkom t; d at d e w et van natu re, het
Evangelie alleen d oor bijzond ere op enbaring bekend is; d at d e w et
volkomene gerechtigheid eischt, maar het Evangelie haar schenkt; d at
d e w et d oor d e w erken heen tot het eeu w ig leven leid t, en het
Evangelie d e w erken d oet voortkom en u it het in het geloof
geschonkene eeu w ige leven; d at d e w et thans d en m ensch verd oem t en
het Evangelie hem vrijsp reekt; d at d e w et zich richt tot alle menschen
en het Evangelie alleen tot d egenen, d ie er ond er leven (Dr. H .
Bavinck). De laatste clau su le d ient ju ist and ersom gezet, d ew ijl d e w et,
volgens Rom . 3:19, spreekt tot hen d ie ond er d e w et zijn, terw ijl toch
het Evangelie aan alle volken d ient te w ord en gep red ikt. Zoo hebben
w e d an klaarlijk, op grond d er Schrift, aangetoond , d at er niet bloot een
ond erscheid , maar een strenge tegenstelling bestaat tusschen d e w et en
het Evangelie als blijd e bood schap d es heils.
39
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
40
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.9
,6'(:(7((15(*(/'(5'$1.%$$5+(,'"
41
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
42
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
w etsond erw ijs niet een onw ed ersp rekelijk feit, d at d e overtred ing van
al d eze gebod en nooit gru w zam er en menigvu ld iger is gew eest d an in
onze d agen? Is het ook niet een onloochenbaar feit, d at zij, d ie d e w et
bep aald elijk aannem en als regel d er d ankbaarheid m eer
w ereld gelijkvormig zijn d an ooit te voren, meer afgod jes hebben, m eer
jagen naar geld en goed , m eer het ongeboren zaad verm oord en en
meer w ereld sche begeerlijkhed en najagen d an ooit te voren? En d it
alles is im m ers tegen d e heilige w et d es H eeren, d ie men voorgeeft zoo
hoog te hou d en als regel d er d ankbaarheid .
2e. 'HZHWLVDDQ,VUDsODOVUHJHOGHUGDQNEDDUKHLGJHJHYHQHQ
QLPPHU DDQ GH *HPHHQWH DOV KHW /LFKDDP YDQ &KULVWXV Er is geen
enkele tekst, d ie ons zegt, d at d e w et als w et in zijn Jood schen vorm
aan d e Gem eente is gegeven. Wel natu u rlijk haren verborgen w ortel
als liefd e tot God en d en naaste. Doch Israël ontving d e w et als regel
d er d ankbaarheid , w ant d e H eere zegt er nad ru kkelijk bij: "Ik ben d e
H eere u w God , Die u u it Egyp teland, u it het d iensthu is u itgeleid heb."
Daaraan w ord t Israël telkens w ed er herinnerd . De w et w as tevens
Israëls tuchtm eester en p laatsen als Richt. 17:6; 18:8; 19:1; 20:25; 1 Sam.
9:17 toonen genoegzaam , d at Israël d e tuchtiging d er w et w el
behoefd e. Vanw ege het onverbeterlijk booze hart d es zond aars is ook
d e w et voor Israël geen regel d er d ankbaarheid gew eest. Men had ook
toen d e w et w el in d en m ond, maar verw ierp haar met het hart, Ps.
50:16, 17. Al d e p rofeten klaagd en er over, d at Israël d e w et w eigerd e te
gehoorzam en, Jes. 24:5; 30:9; 42:24; Jer. 6:19; 16:11; 32:23; 44:10; Ez.
22:26; H os. 4:6; Amos 2:4; Zach. 7:12. Waar nu d e w et d an, zelfs toen ze
med ebed oeld w as als regel d er d ankbaarheid , d oor het vleesch
krachteloos bleek om een d ankbaar volk te kw eeken, hoeveel te m ind er
hop e is er nu d an, d at d e w et, w aar ze niet als regel d er d ankbaarheid
is ingesteld en bed oeld , toch in betrekking tot het leven d er
d ankbaarheid d oelm atig zal w erken.
3e. 'H ZHW NDQ JHHQ UHJHO GHU GDQNEDDUKHLG ]LMQ YRRU GH
JHORRYLJHQGDDU]LMQHJDWLHILV terw ijl het heilig, d . i. d ankbaar leven
d er geloovigen, p ositief is. De geloovigen scheid en zich niet alleen af
van d e zond e, maar zij w ijd en zich ook aan d en H eere en Zijn geheelen
d ienst. Als gevolg van "het w erk d er w et," d at ook zelfs d e blind ste
H eid enen in het gew eten geschreven hebben, is het Christend om
vervu ld m et negatieve Christenen, d ie er roem op d ragen, d at zij niet
43
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
44
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
H'HZHUNLQJGHUZHWLVYDQGLHQDDUGGDW]LMRQPRJHOLMNWRW
HHQ UHJHO GHU GDQNEDDUKHLG RI ZDW KHW]HOIGH LV WRW HHQ UHJHO YDQ
KHLOLJKHLG NDQ JHEUXLNW ZRUGHQ Wij zagen vroeger reed s, d at d e
zond e ju ist hare kracht heeft in d e w et, 1 Cor. 15:56. De zond e, zegt d e
Ap ostel, oorzaak genom en hebbend e d oor het gebod , heeft in mij alle
begeerlijkheid gew rocht, ZDQW ]RQGHU GH ZHW LV GH ]RQGH GRRG
Rom . 7:8. Vergelijk Joh. 15:22; Rom . 4:15; 5:20; Gal. 3:19. De zond e
w ord t bovenm ate zond igend e d oor het gebod d er w et, Rom. 7:13. 'H
ZHWZHUNWWRRUQ Gezien nu d an d eze eigenaard ige w erking d er w et,
hoe kan zij d an ooit tot een regel van heiligm aking zijn? De w et heeft
JHHQGLQJYROPDDNW H ebr. 7:19. Doch d e geloovigen zijn volmaakt in
Christu s, Col. 2:19. N u verklare m en ons en zegge, hoe het
onvolm aakte ooit tot richtsnoer ter heiliging van d e volm aakten kan
d ienen. Is d it niet gansch onmogelijk? Zou d e H eere eerst tot d e
geloovigen d es nieu w en verbond s ku nnen zeggen, d at zij tot d e
volm aaktheid m oeten voortvaren, H ebr. 6:1, en d aarna d at zij d it
d ienen te d oen aan d en leiband d er w et, d ie geen d ing volm aakt heeft?
Zou H ij eerst tot hen zeggen: "Uw bu rgerschap is in d e hem elen" en
d aarna: "Wand el naar d e w et," d ie voor een ou d volk in Kanaan is
berekend ? Bij d ezen regel d er w et, verneem t d e geloovige zelfs niet hoe
hij zich om trent Zijn Zaligmaker heeft te ged ragen. Volgens d eze
op vatting d an d ient de geloovige zijne d ankbaarheid te bew ijzen naar
d en regel eener w et, d ie van Zijn Red d er, Die hem kocht m et Zijn
bloed , naar lijf en ziel, en van d ood en d oem en alle gew eld d es d u ivels
verlost heeft, niets afw eet. De w et kent d en Zaligm aker zelve niet, hoe
kan ze ons d an zeggen, op w elke w ijze w e H em d ankbaar hebben te
zijn? Zij kent d en H. Geest niet, hoe kan ze ons d an leeren w and elen in
d en Geest? H oe kan ze ons troosten, leeren en in alle w aarheid leid en?
De w et heeft d us geene heiligend e w erking, m aar is veeleer d e
op w ekker d er zond e.
6e. De DDUG d er w et laat niet toe, d at d e geloovigen d es N ieu w en
Verbond s haar tot regel en richtsnoer aannemen. N aast het gezegd e
d ienaangaand e behoeft hierover thans niet veel meer gezegd te
w ord en. De w et is eene eenheid , d ie zich nooit halveeren of
vierend eelen laat. En toch p oogt m en d it w elbezien ged u rig te d oen als
men eenerzijd s w el toestemt, d at zij geen m id d el ter rechtvaard ig-
making is of kan zijn, terw ijl men haar and erzijd s nog w el w il
45
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
gebru iken als mid d el ter heiligm aking. Doch als m en haar voor d it
laatste d oel w il gebru iken, d an gaat m en haar slechts ten d eele nemen
en niet zooals God haar w erkelijk heeft gegeven. H et vierd e gebod
bijvoorbeeld laat m en varen of w eet men zoo u it te leggen, d at ten
slotte d e Zond ag bed oeld is. De Ad ventisten hebben een schijn van
recht als ze hiertegen toornen, w ant d e w et laat zich alzoo niet
verm inken. Wie toch eenm aal m et d e w et begint, is schu ld ig d e
gansche w et te hou d en. De w et w eet van geen transactie of comp rom is.
H ier geld t het volstrekt absolu te: alles of niets. Voorts laat men ook d e
aansp raak nim m er geld en in al zijne kracht, w ant men gevoelt m aar al
te goed , d at m en nooit bij Egyp te’s tichelovens gelegen heeft. Toch w as
d eze inleid ing d er w et voor Israël volle historische w erkelijkheid en
w as d e verlossing u it Egyp te voor haar nationaal leven van het
grootste belang gew eest. Toen w as er een gew ichtige p rofetie voor hen
in vervu lling gaan tred en. Zie Gen. 15:13, 14. Toen w as hu n eene
nationale verlossing bereid d oor vele teekenen en w ond eren. Toen w as
het Paaschfeest ingesteld . Toen had d en ze in d e Mozaische w et hu nne
nationale grond w et ontvangen. Bij een nu chter en onbevooroord eeld
lezen d er w et gevoelt m en d an ook zoo m aar, d at d e w et aan Israël en
niet aan ons is gegeven en voor ons als w et en regel ten eenenm ale niet
meer van toep assing is. De w oord en: "N och zijnen d ienstknecht, noch
zijne d ienstmaagd ," zien op d e Oostersche slaven en slavinnen. In het
vijfd e gebod w ord t ged acht bij d e belofte van een lang leven aan een
leven in Kanaan. Inzake het ijd el gebru ik van ' s H eeren naam w ord t
ged reigd , d at d e H eere d en schu ld igen geenszins onschu ld ig zal
hou d en. Een ijd el gebru ik is een zinled ig gebru ik. H oe vaak m aken d e
geloovigen zich d aaraan schu ld ig, zelfs in het leven d es gebed s. Toch
staan zij naar hun staat in Christu s als onschu ld igen voor God en
ku nnen nooit m eer schu ld ig verklaard w ord en. Zal m en ze nu d an
toch nog d reigen met d e w et van schu ld en straf? Zeg niet, d at m en d it
niet zoo zw aar m oet op vatten, w ant d e w et m eent JUIST w at ZIJ zegt,
en kent geen m eed oogen of toegeeflijkheid . N iet van ons geld t w at aan
het hoofd d ezer gebod en staat: "Ik ben d e H eere, u w God , d ie u u it het
d iensthu is, u it Egyp teland u itgeleid heb." Geestelijk-m ystiek ja, m aar
niet als w etsform u le, w ant het volk van N ed erland is nooit in het
d iensthu is d er Farao' s, noch in het land van d en N ijl gew eest. En
evenzoo ku nnen w ij niet begeeren onzes naasten d ienstknecht of
46
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
47
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
hier kennelijk op het nieu w e gebod van Christu s in Joh. 13:34. Ind ien
d e w et in een w oord vervu ld w ord t, w aarom gaat m en d an telkens nog
w ed er d e w et d er tien w oord en gebru iken? Waarom d an in d ezen niet
bij d en eenvou d d es Evangelies gebleven?
8e. 'H 3HUVRRQ HQ KHW ZHUN GHV *HHVWHV verbied en d e w et als
levensregel voor d e geloovigen. Wanneer w e d e Schrift ond erzoeken
om trent d en H. Geest, d an is het du id elijk d at d e H . Geest Zich nimm er
bij d e w et heeft aangesloten om zaligend of heiligend met haar te
w erken. Dit is een m erkw aard ig feit en valt gem akkelijker te
constateeren d an te verklaren. De Schrift laat ook hier echter aan
d u id elijkheid niets te w enschen over. Zoolang Christus d e w et nog niet
volbracht had , kw am d e H . Geest niet wonen in d en temp el d er
Gem eente en in het hart van elk geloovige. H ij slu it Zich in al Zijn w erk
aan bij het Woord in Zijn geheel, d och nim mer bij d e w et afzond erlijk.
De voornaam ste red en w aarom d e H . Geest Zich niet aanslu it bij d e
w et van Mozes tot rechtvaard iging en heiliging is misschien w el d eze,
d at H ij Zijn eigene w et heeft, w aarnaar H ij d en zond aar het leven geeft
en vrijm aakt. In Rom. 8:2 noemt d e Ap ostel d it GH ZHW GHV *HHVWHV
GHVOHYHQVLQ&KULVWXV-H]XV Daar het levend m akend en vrijm akend
w erk d es Geestes onw ed erstand elijk en onverw inlijk is, noemt hij d it
eene ZHW. Tevens d oet hij hierm ed e sterk u itkomen d e tegenstelling,
w elke er tu sschen d eze w et en "d e w et der zond e en d es d ood s"
bestaat. Ik d u rf "d e w et d er zond e en d es d ood s" niet nemen voor d e
w et God s, w ant d ie w ijze van sp reken schijnt te hard, zegt Calvijn
hierop, d och het is zonneklaar d at d e Ap ostel hier d enkt aan d e
Mozaische w et. Men zie slechts naar het volgend e vers. H ij kan haar
zoo noem en, omd at ze d e zond e tot zond e, tot overtred ing,
w etteloosheid m aakte en over alle overtred ers het schrikkelijk
d ood vonnis u itsp rak. En hij sp reekt hier w elbezien niets sterker van d e
alou d e w et d an eld ers. Men zie slechts 2 Cor. 3. H et is d oor d en Geest
d at al d e rechtvaard ige eischen d er w et in d e geloovigen vervu ld
w ord en. H et is d e H. Geest, d ie d en geloovige d oet. w and elen in
QLHXZLJKHLGGHV*HHVWHV en niet naar d e ou d heid d er letter (d er w et)
Rom . 7:6. "Ind ien gij d oor d en Geest geleid w ord t, zoo zijt gij niet
ond er d e w et," Gal. 5:18. - "Zoovelen er d oor d en Geest God s geleid
w ord en, d ie zijn kind eren God s." Du s zijn d e kind eren God s niet ond er
d e w et. Van hen, d ie d e vru cht d es Geestes hebben, w ord t gezegd :
48
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
7HJHQ GH ]RRGDQLJHQ LV GH ZHW QLHW Gal. 5:23. "De Geest kon
onmogelijk zond er m eer aan d e Wet verbond en zijn. De Wet toch w as
niet gegeven om d e zond e w eg te nem en, m aar om haar te ontd ekken."
(Van And el) .
9e. 'H QLHXZH QDWXXU GHU JHORRYLJHQ w ijst d e w et als
levensregel d er heiliging af. De vermaningen d es N ieu w en Testam ents
hou d en er rekening med e, d at d e geloovigen in Christu s nieu w e
schepselen zijn gew ord en en d at al het Ou d e is voorbijgegaan, ook d e
ou d e letter d er w et. De geest d er w etgeving zoo w el als d e hard e,
w ettische geest is geheel vreemd aan het N ieu w e Testam ent. Al d e
verm aningen w ord en gegeven niet in d en vorm eener ijzeren w et,
maar in d en vorm van liefd erijke op w ekkingen op d en grond slag van
het volbrachte w erk van Christu s, of van d en staat d er geloovigen in
H em of op d en grond d er belofte Zijner toekom st. Wie is zoo d w aas te
meenen d at een kind van God in allen ernst bevolen zou m oeten
w ord en om niet te stelen. Dit w eet een H eid en en w eet du izend m aal
beter een geloovige, d ew ijl hij een gereinigd gew eten heeft en d e
w ortel d er w et in zijn hart, namelijk d e liefd e om Zijn Red d er in alles
w el behagelijk te zijn. H ij kent d e w et niet alleen, m aar hij w il en w eet
d oor God s genad e haar ook te volbrengen. H et w etvervu ld e leven van
Christu s is hem u it genad e toegerekend . Zooals gezegd , hou d en d e
Ap ostelen in hu nne vermaningen hiermed e rekening. Zoo zegt Paulu s:
"Ik bid u d an, broed ers, bij d e ontferm ingen God s," Rom. 12:1.
"Bed roeft d en H . Geest, d oor w elken gij verzegeld zijt tot d en d ag u w er
verlossing," Ef. 4:30. - "Ind ien gij d an op gew ekt zijt m et Christu s, zoo
zoekt d e d ingen, d ie boven zijn," Col. 3:1. En zoo gaat het altoos d oor,
zood at een ied er, d ie het leest, voelen kan d at er een hem elsbreed
verschil in toon en vorm bestaat tu sschen het JLM]XOW van Sinai en d e
Ap ostolische verm aningen. H et gansche boek d er H ebreën betoogt, d at
het systeem d er w et vervangen is d oor "d e betere d ingen" en d eze
liefelijke verm aningen behooren ook tot d at betere.
Is het w elbeschou w d niet ongerijm d om een tienmaal herhaald
gij zu lt te m aken tot een regel d er d ankbaarheid . Zal een verloste u it
d ankbaarheid gaan zeggen: "N u zal ik, o God , u it d ankbaarheid niet
knielen voor d e afgod en; ik zal geene beeld en maken, niet vloeken, niet
d en Sabbat schend en; ik zal mijn vad er en m oed er niet onteeren, niet
stelen, moord en, hoereeren, liegen, bed riegen of mijns buu rm ans
49
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
vrou w begeeren." Is dat d ankbaarheid ? Stel, gij had t een man u it een
groot gevaar gered . Zou d t gij niet ten hoogste verw ond erd zijn over d e
onbeschaam d heid d es gered d en, w anneer hij tot u sp rak: ,,O m an, w at
ben ik u d ankbaar en veel verp licht. Ik zal uit d ank u w goed en naam
niet beklad d en, u w e vrou w niet tot ontucht verleid en en u w e au to niet
stelen." Zeg niet, d at d eze voorstelling onju ist is, w ant naar d ezen
maatstaf w ord t d e leer d er d ankbaarheid gep red ikt. De Catechism u s
vat d e w et w el d iep en breed op , d och d it d oet ze in het licht d es
Evangelies, terw ijl d e w et als w et geen Evangelie of genad e kent.
10e. 1LHWGHZHWPDDU&KULVWXVLVGHUHJHO GHUGDQNEDDUKHLG
Tot d usver w erd aangetoond , d at om tal van red enen d e w et niet kan
of m ag w ord en aangelegd als regel van het nieu w e leven d er
geloovigen. Zoo blijft d e vraag d an ten slotte nog over w at w el regel en
richtsnoer voor hu n leven is. En op d eze vraag kan het antw oord niet
tw ijfelachtig zijn. N iet d e w et, d ie voor vele eeu w en aan een allen, d ie
ond er haar w aren, het d oemvonnis heeft toegeslingerd , d och Christus
heeft ons in Zijn leven en lijd en een voorbeeld ter navolging gegeven,
Joh. 13:15; 1 Petr. 2:21; 1 Joh. 2:6. Aan Zijn liefd egebod w ord t telkens
w ed er herinnerd , Joh. 15:12; Ef. 2:10; 5:2; 1 Thess. 4:9; 1 Petr. 4:8; 1 Joh.
3:23; 4:21. De geloovigen hebben te w and elen, gelijk H ij gew and eld
heeft, 1 Joh. 2:6, en lief te hebben, gelijk H ij liefgehad heeft, Joh. 15:13; 1
Joh. 3:16; Ef. 5:2. En d at gevoelen van d e d iep ste zelfverned ering, d ie in
Christu s w as, behoort in hen te zijn, Fil. 2:5. Geen enkel geloovige zal
er zijn d ie du rft te ontkennen, d at Christus, Die als d e zond elooze
onschu ld ig leed , 1 Petr. 2:22, ged w ee en ond erw orp en leed , vs. 23, en
als onze Borg en Plaatsvervanger leed , vs. 24, ook als ons 9RRUEHHOG
heeft geled en, vs. 21. Ied er geloovige zal ook m oeten toestem men, d at
d it voorbeeld d es H eiland s eind eloos hooger staat d an d e regel eener
w et, d ie van d en H eiland niets afw eet. Zoo men d it echter toestemt,
w aarom eischt m en d an niet van d e p red ikers, d at zij w ijzen op
Christu s, d e belichaam d e liefd e God s, d en Vervu ller d er w et en ons
volm aakt Voorbeeld , instee van op d e w et, d ie nooit één Ad am skind
gerechtvaard igd of geheiligd heeft. Christu s toch is het een en het al
voor het leven d er geloovigen. H ij is d e kracht van hunne kracht en het
leven van hu n leven, Col. 3:4. H ij is hunne gerechtigheid en
heiligmaking, 1 Cor. 1:30, hunne vred e en vrijheid , hu n H erd er en hu n
H eer, Rom . 6:7; Gal. 2:20,21; Ef. 2:4-6; Col. 2:10-15; 1 Petr. 5:1. "Want w ij
50
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
zijn led en Zijns lichaam s, van Zijn vleesch en van Zijne beenen," Ef.
5:30. Al d e volheid w oont in H em en in H em zijn verborgen al d e
schatten d er w ijsheid en d er kennis, Col. 1:19; 2:3. En in H em zijn d e
geloovigen d e arm zalige eerste beginselen d er w ereld afgestorven, Gal.
4:9; Col. 2:20. O, d at m en toch inzag, d at er d oor Christus’ kru isd ood
een nieu w e bed eeling is ontstaan, en d e ou d e bed eeling d er w et heeft
moeten p laats maken voor d e bed eeling d es Geestes, d er genad e en d er
Gem eente van Christu s. Christus kw am tot het zijne, d och d e zijnen
hebben H em niet aangenom en, Joh. 1:11. Daarom zeid e H ij eind elijk
w eenend tot Jeru zalem : "Ziet, XZ hu is w ord e u w oest gelaten," Matth.
23:37-39. Wat d e p rofeet Ezechiël p rofetisch had gezien geschied d e nu:
d e heerlijkheid d es H eeren verliet het hu is, het voorhangsel scheu rd e
en kort d aarna kw am en d e Romeinen om het te verw oesten en gevolg
w as d at niet een steen op d en and eren bleef. De moord enaars van d en
zoon d es w ijngaard eniers w erd en toen gestraft, d e natuu rlijke takken
d es tam m en olijfboom s afgebroken, Rom . 11:13-25, terw ijl d e tw ijgen
van d en tam m en olijfboom op d en w ortel d es tamm en w erd en ingeënt.
Door d en H . Geest w erd er thans een m ystiek lichaam gevormd u it
Jood en H eid en, 1 Cor. 12:12. De Gem eente w erd nu gebou w d op d en
kostelijken steen, d ien Israëls bou w lied en verw orp en had d en. In d e
Gem eente kw am tot op enbaring d e verborgenheid, d ie alle vorige
eeu w en verborgen w as gew eest. Deze Gemeente kw am voort u it d e
geop end e zijd e van d en tw eed en Ad am en w erd niet op gericht in
verband met d e w et, maar als vru cht d er genad e, Joh. 1:17; Ef. 2:4-6, en
heeft, volgens Ef. 3:2, haar eigen EHGHHOLQJ GHU JHQDGH in Christu s
Jezu s.
51
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
52
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.9,
'(5(&+7(9(5+28',1*'(5*(/229,*(1
727'(:(7
53
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
54
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Men torne niet aan het w oord JHGRRG, m aar legge er vollen nad ru k op .
Dit d oet m en im mers ook, en terecht, met het d ood -zijn in d e zon d en
en m isd ad en van d en onw ed ergeboren m ensch. Christus ging Zich
stellen ond er d e w et en du s ook ond er haren vloek. De w et sloeg d u s
Christu s, gelijk eens d e staf van Mozes d e rots sloeg, w at in d en regel
beschou w d w ord t als een typ e van Christus als geslagen d oor d e w et,
N u m . 20:8. Dit bed oelt d e Ap ostel als hij zegt, d at d e geloovigen "d er
w et ged ood zijn d oor het lichaam van Christus." H iertegen strijd t niet
w at hij zegt in Gal. 2:19: "Ik ben d oor d e w et d er w et gestorven," daar
hij zich als m et Christu s gestorven rekent d oor d e w et. Dood ten
op zichte van d e w et. Men gevoelt w at d it inhou d t. H et beteekent, d at
d e w et als w et niets meer over ons te zeggen heeft. H et slu it in d at w ij
d en d ond er d er w et niet m eer ku nnen hooren, d at w ij hare
vloeksp raken niet meer vreezen. De d ood toch is eene verbreking van
alle betrekkingen tot hetgeen bu iten ons is. Zoo is tusschen d e w et en
d en geloovige alle relatie verbroken. De w et als w et d . i. als
verbind end e regel en tot gehoorzaam heid d w ingend e en d en
overtred er vloekend e m acht, heeft niet m eer van ons te eischen, w ant
Christu s is aan al hare eischen tegem oet gekom en en heeft ze
volkomenlijk volbracht. N iet onze WRHVWDQG, m aar w el onze VWDDW voor
God is d ezelfd e als d ie van Christu s d. i. een staat van volkomen
onschu ld, rechtvaard igheid en heiligheid . Zoo is ook Zijne
rechtsp ositie tegenover d e w et d e onze. Men stelle d an d e vraag: w at
d e Mozaische w et nog van Christu s te eischen heeft? Volm aakte
gehoorzaam heid ? Die heeft hij haar im m ers d oor Zijn vlekkeloos heilig
leven betoond . De vloek, d ie om onzentw il op H em ru stte? Die heeft
H ij im mers ged ragen. Wanneer onze menschelijke strafw et van een
misd ad iger zegt, d at hij d rie jaar in d e gevangenis m oet zitten en
d aarna ged ood w ord en en d eze straf w ord t naar d e w et aan hem
voltrokken, w at heeft d e w et d an nog tot het lijk d es m isd ad igers te
zeggen? Welnu ook Christu s is met d e m isd ad igers gerekend gew eest
en d e w et heeft ook H em gevonnisd en verslagen. Door H em op te
w ekken u it het graf en H em aan Zijne rechterhand te zetten,
verklaard e d e Vad er pu bliekelijk, d at H ij m et d en Borg tevred en w as
en H em d esw ege onschu ld ig heeft verklaard . Dit d eed d e hoogste
Rechter, Die Zelf d e w et eens insteld e. En Christu s Zelf kon getu igen:
"Ik heb d e gebod en Mijns Vad ers bew aard ," Joh. 15:10. Wat heeft nu
55
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
56
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
57
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
58
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
59
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
verzekerd e bew aring zich bleven op slu iten en Christus, het eind e d er
w et, verw ierp en.
60
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.9,,
'(:(7(1'(6$%%$7
61
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
62
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
63
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
w oord van Matth. 24:20: "Doch bid t, d at u w e vlu cht niet geschied e d es
w inters noch RS HHQHQ 6DEEDW Met een algeheele veronachtzaming
van het verband gaan onze Sabbats-vriend en d it verklaren alsof
Christu s hier d e Gem eente op het oog had en d an w el bij d e
verw oesting van Jeru zalem. Doch m en leze slechts d e verzen 15 en 16,
w aar van d e heilige p laats en van Ju d ea sp rake is. En als zij d it op d e
verw oesting van Jeru zalem laten slaan, d an m iskennen ze d e
aanw ijzing van vs. 21 d at hier nam elijk gesp roken w ord t d oor d en
H eiland van d e JURRWHYHUGUXNNLQJ Men zal echter begrijp en w aarom
zij d it op Jeru zalem s’ verw oesting laten slaan, w ant d an zou hiermed e
gezegd zijn, d at m en veertig jaren, nad at Christu s d it zeid e, d en Sabbat
nog ond erhou d en moest. N een, hier is sp rake van d e groote
verd ru kking, zooals d ie er nooit gew eest w as en nooit zijn zou . N u
w eet een ied er, d ie m aar een w einig geschied enis kent, d at er w el
zw aard er verd ru kkingen gew eest w aren d an d e verw oesting van
Jeru zalem en d at er na d en ond ergang d ier stad ook w el grootere
verd ru kking is gew eest. Men d enke alleen m aar aan d en grooten
w ereld oorlog, w aard oor, naar m en thans berekent, een veertig m illioen
menschen zijn om gekomen. De rechte verklaring is d eze: d at Israël in
d en d ag d er groote verd ru kking in Jeru zalem zal benau w d w ord en
d oor d en Antichrist en d an nog d en Sabbat zal hou d en, zood at een
vlu cht op d en Sabbat af te bid d en is. N u gevoelt m en echter terstond
d at een ied er d ie niet in Israëls herstel gelooft, noch in d e groote
verd ru kking voor het Israël d er toekom st, hier zw ak komt te staan
tegenover d e mod erne Sabbatariers. Want heeft Christus hier d e
Gem eente bij Jeru zalem s ond ergang op het oog, d an is hiermed e ook
gezegd , d at d e volgelingen d es H eeren in elk geval nog veertig jaren
lang d en Sabbat moesten ond erhou d en. Doch d an zou d it w oord
ind ru ischen tegen Rom. 6:14: "Gij zijt niet ond er d e w et, m aar ond er d e
genad e." Wie geen ernst maakt m et het ond erscheid tu sschen Israël en
d e Gem eente kan evenm in komen tot het rechte inzicht in d e w et als d e
p rofeten. In elk op zicht is eind elooze verw arring het gevolg van het
vereenzelvigen van d eze tw ee.
In d e d erd e p laats m iskent het Sabbatism e het ZHUN alsm ed e het
YRRUEHHOG van Christu s. De Vad er heeft u itd ru kkelijk van d en hem el
gezegd : "Deze is Mijn geliefd e Zoon, in d enw elken Ik Mijn w elbehagen
heb: KRRUW+HP H et is na al het voorgaand e niet nood ig om lang en
64
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
65
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
d oor het kw aad op Zich te lad en en d oor Zich tot zond e en tot een
vloek te laten maken. Straks blijft H ij op d en Jood schen Sabbat in het
graf liggen als om d aarm ed e te zeggen, d at H ij d en Sabbat begraaft
voor Zijne Gem eente, d ie met H em begraven w erd en op stond u it d e
d ood en. H ij verrees op d en eersten d ag als Verw innaar van d ood en
graf, van Satan, zond e en hel, en verscheen herhaald elijk op d ien d ag
aan Zijne jongeren en op d ien d ag heeft H ij Zijn Geest u itgestort m et
teekenen en w ond eren. Doch d eze groote w erken en d oorlu chtige
voorbeeld en schijnen voor d eze lied en van nu l en geenerlei w aard e te
zijn.
In d e vierd e p laats miskent m en d en heerlijken staat d er
geloovigen. De geloovigen zijn niet m eer in d en eersten Ad am, m aar in
d en tw eed en, Christu s. Zij zijn met Christus ied er w et gestorven en nu
zijn ze één lichaam m et H em gew ord en. H eeft nu d e w et van H em nog
een tittel te eischen? N een. Welnu , d an ook niet van hen, d ie in H em
begrep en zijn. Zij zijn toch w ezenlijk, zij het d an ook op m ystieke
w ijze, eene p lante met H em gew ord en. H ij is d e Wijnstok, zij d e
ranken; H ij het H oofd , zij d e led en, vleesch van Zijn vleesch en been
van Zijn been. Zij zijn m et H em gekru isigd , gestorven, begraven,
op gew ekt en in d en hem el gezet. H u n bu rgerschap is in d e hemelen,
niet in Kanaän, ond er d e w et van Mozes. Deze w aarhed en, zoo heerlijk
en troostrijk, w ord en schand elijk d oor d eze lied en m iskend . Als men
hond erd tractaten van hen leest, d an zijn er stellig een negentig, d ie
over d e Sabbatsvierin g hand elen. Men hoort van hen zeld en of nooit
het vroolijk geju ich der rechtvaard igen, m aar altoos w eer het d of en
onheilsp ellend gerom mel van H oreb.
En eind elijk m iskennen d eze lied en het nad ru kkelijk Woord d es
H eeren ten op zichte van d e verhou d ing der N ieu w Testam entisch
geloovigen tot d e w et. Israël w erd meerm alen bestraft, d och van welke
zond en d e Gem eenten ook bestraft w ord en, w e lezen in geen enkel
geval d at zij bestraft w erd en, om d at ze d en Jood schen Sabbat niet
hield en. Wel vind en w ij voorbeeld en van het tegend eel, Gal. 4:10 ; Col.
2:16. Laten zij ons op hu n stand pu nt eens eene ongew rongene
verklaring geven van d e volgend e Schriftu u rp laatsen: Joh. 1:17; 8:1-11;
Rom . 6:14, 15; 7:1-6; Col. 2:14; Gal. 2:19; 3 en 4. De verborgenheid van
Israëls ged eeltelijke en tijd elijke verhard ing en d e verborgenheid d er
Gem eente zijn hu n beid e ten eenenm ale onbekend en d at terw ijl d e
66
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
67
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
68
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.9,,,
'(:(79$1&+5,6786
69
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
70
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
71
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
ZDQGHO GHU 1LHXZ 7HVWDPHQWLVFKH YURPHQ LV Ind ien d e Gem eente
onzer d agen d it recht kw am te verstaan en te beleven, d an zou d e hel
treu ren, d e hemel ju ichen en d e inw oners d er aard e zou d en zich
verw ond eren.
Want d oor d e w et van Christu s te ond erhou d en, kom t ook d e
w et van Mozes tot haar recht. Alzoo w ord t zij bevestigd , Rom . 3:31, en
ten volle vervu ld en is ju ist alle gevaar van w etteloosheid bij d en
w ortel afgesned en. Bij d eze nieu w e gehoorzaam heid aan d eze nieu w e
w et in d eze nieu we bed eeling d er genad e w ord t ju ist Mozes
gehoorzaam d , w ant hij roep t ons im m ers u it d e w olk d er getu igen toe:
"Ziet op Jezus, d en oversten Leid sman en voleind er d es geloofs," Hebr.
12:1,2. Wij zien Mozes, d en w etgever, m et Elia, d en w etijveraar, op d en
berg d er verheerlijkin g. En w at d oen zij d aar? Zij sp reken met J ezu s.
Waarover hebben zij gesp roken? Zeker over d e heerlijkheid en d e
rechtvaard ige eischen d er Mozaische w et. Neen. Sp reken zij d an soms
over d en lu ister d es hem els d aarboven? N een, zij sp reken m et Jezu s
over Zijn u itgang, Zijn lijd en en sterven. Zij vind en Zijn d ood het
mid d elp unt en zw aartep u nt d er verlossing en d aarin is kennelijk hu n
lu st. Zij zagen d us niet op d e w et, d och op H em , Die het eind e d er w et
genaam d w ord t. Volgen w ij d an hun voorbeeld .
Om trent d e w et van Christu s is er nog een m erkw aard ige p laats
in 1 Cor. 9:21. Pau lu s sp reekt d aar in zeer w einige w oord en over zijne
rechte verhou d ing tot d e w et. H ij heeft d aar gezegd , d at hij zich allen
tot slaaf gem aakt heeft m et het bep aald e d oel op d at hij er m eer zielen
voor Christus m ocht w innen. In d ien w eg is hij d en H eid enen, d ie
zond er d e w et zijn, gew ord en als zond er d e w et zijnd e. Om nu echter
d e ged achte te voorkom en, d at hij bij d e H eid enen op een w ettelooze
en tu chtelooze w ijze leefd e, geeft hij kortelijks zijne verhou d ing tot d e
w et aan, als hij zegt, d at hij in betrekking tot God niet DQRPRV,
w etteloos is. Doch d it is bloot negatief, vand aar d at hij in d e volgend e
zinsned e zegt: HQQRPRV &KULVWL, d . i. w etp lichtig aan Christu s,
gehoorzaam aan d e wet van Cliristu s, of eigenlijk nog sterker, LQ GH
ZHWYDQ &KULVWXV H ij stelt zich hier d us voor als ond er cu rateele van
Christu s en niet ond er d ie van Mozes. In H and . 19:39 w ord t d itzelfd e
w oord HQQRPRV gebru ikt en vertaald d oor ZHWWHOLMNH vergad ering."
De Ap ostel beschou wt zich d erhalve als vrij van d e w et van Mozes
eenerzijd s, en and erzijd s als w etp lichtig aan d e w et van Christus,
72
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
73
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
74
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.,;
'(35(',.,1*'(5:(7
75
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
76
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
77
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
78
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
aanklager op trad , Joh. 5:45. Zoo ging het toe in Mozes’ hu ishou ding
d er w et. Doch Christu s, d e Borg d es beteren verbond s, heeft ook een
hu is, :LHQVKXLVZLM]LMQ H ebr. 3:6. Door d en H eere Jezu s Christus
is Mozes' d ienst en hu ishou d ing beëind igd . Door Zijne
gehoorzaam heid heeft H ij al d en eisch d er w et vold aan, terw ijl H ij
stervend hare vervloeking op Zich heeft genomen, Gal. 3:13. En alzoo
is H ij het eind e d er w et gew ord en, niet in d en zin van afschaffing,
maar in d en zin van hare volkom ene vervu lling. H ij w as toch niet
gekomen om haar te ontbind en maar te vervu llen en d it heeft H ij d oor
Zijn lijd en en sterven ged aan. H et w as d us m ind er ju ist u itged ru kt als
Melanchton schreef: "Men m oet inzien, d at d e Wet d er tien gebod en nu
afgeschaft is." Op grond van Jes. 2:3 en Micha 4:2 ku nnen w e veilig
aannemen, d at d e w et van Mozes in het vred erijk voor d e volken van
kracht zal zijn.
H et is inzond erheid van het hoogste belang, d at in d e p red iking
sterke nad ru k w ord e gelegd op het w erk van Christus ten op zichte van
d e w et, d at H ij m et d at eene offer van Zijn eigen d ierbaar bloed in
eeu w igheid volm aakt heeft d egenen, d ie geheiligd w ord en, Hebr.
10:14, en d at H ij d aard oor niet alleen onze gerechtigheid m aar ook
onze heiligheid gew ord en is. De voorstelling leeft toch m aar al te zeer
in onze kringen, d at Christu s en niet d e w et onze gerechtigheid is,
maar d at w ij nu m et behu lp van Christus en d e w et onze heiligheid
voor God m oeten zien te verkrijgen. Dit doet echter tekort aan het
volbrachte w erk van Christus, w ant Christus is evenzeer onze
heiligheid als onze gerechtigheid . "Op d ezelfd e w ijze, als God in het
N ieu w e Verbond voor Zijn volk d e gerechtigheid in Christu s heeft
aangebracht, heeft hij hu n ook in d en Zoon Zijner liefd e d e heiligheid
geschonken. Christu s is op d ezelfd e w ijze en in d enzelfd en zin onze
heiligheid , als H ij onze w ijsheid, onze verlossing is." (Dr. H. Bavinck.)
"De d ood van Christu s heeft nam elijk niet alleen rechtvaard igend e,
maar ook heilig- en levend m akend e kracht, 2 Cor. 5:15, en het geloof,
d at van d en echten stemp el is, neemt Christus niet alleen als
gerechtigheid, maar ook als heiligheid aan; het een is zelfs zond er het
and er niet m ogelijk. Want Christus is niet te d eelen en Zijne w eld ad en
zijn van Zijn p ersoon onafscheid elijk. H ij is tegelijk onze w ijsheid , en
onze gerechtigheid, onze heiligheid en verlossing, 1 Cor. 1:30. Zoo is
H ij ons van God gew ord en en zoo w ord t H ij ons d oor God
79
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
80
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
81
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
82
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
83
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Geloof toch, d at gij d er w et gestorven zijt, Rom . 7:4, 6, en niet m eer zijt
ond er d e w et, maar ond er d e genad e, Rom. 6:14. En w at u w gebed om
krachten betreft, d aar moet bij d ezen afw ijzend over beschikt w ord en.
Ik geef geene krachten tot een zond ig streven."
Op d eze en m eer p raktische grond en d an d ient het geregeld
voorlezen d er w et ten sterkste te w ord en afgekeu rd . Tot geru ststelling
van d eze en gene, die m ocht m eenen, d at het voorlezen d er w et
Gereform eerd is en het nalaten d aarvan ongereform eerd , zij nog
op gem erkt, d at vele Gereformeerd e kerken in N ed erland d e w et
nim m er voorlezen.
84
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.;
'(95((69225+(7$17,120,$1,60(
85
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
86
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
87
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
ontd ooit, m aar Mozes is als d e kou d e u it het N oord en, d ie alles
conglacieert en consolid eert of bevriest en verstijft. H oe hebt gij d en
Geest ontvangen, vraagt Pau lu s, Gal 3:2, "u it d e w et of u it d e p red iking
d es geloofs?" De w et is (gew eest! H. B.) een WXFKWPHHVWHUWRW&KULVWXV.
Wij m oeten d aarop u it zijn, d at d e Wet het hare krijgt, m aar zorg
d ragen, d at haar meesterlijk gezag niet te groot w ord e in d e
conscienties boven en tegen d en H eere zelf. Want hoe m eer d e Wet m et
zijn vloek in d e conscientie op d en troon gezet w ord t, hoe m eer w ij
Christu s u it d e ziele bannen, en het koninkrijk van d en Du ivel m et al
zijne helsche angsten op richten en stabiliëeren, w ant al zijne macht
heeft hij van d e Wet van het verbroken w erkverbond , en nu is het d e
Wet onm ogelijk, nad at d e zond e in d e w ereld gekom en is, het leven te
geven; zood ra d e Wet in d e conscientie kom t, kom t ook d e Du ivel en
hel d aarin. Lu ther zegt ergens in zijne Verklaring over d e Galaten d at
d e w et in d e conscientie erger is d an d e Du ivel. O, m ijne Vriend en, d at
God w ijsheid mocht geven om van het beste en allerheiligste ding,
naast God , geen m isbru ik te m aken; en d at ied er recht leeren m ocht,
niet alleen hoe Wet en Evangeliu m ond ergeschikt zijn aan elkand er,
maar ook hoe ze tegen m alkand er strijd en als vu u r en w ater, licht en
d u isternis, hemel en hel, nad at d e Wet d oor d e zond e krachteloos is
gew ord en om het leven te geven. Wierd toch alles w at w ij zeggen w el
op gem erkt, w ij zou d en nooit w ettische beroeringen, op zichzelven
aangem erkt, op geven als zaligm akend e w erkingen, m aar er op u it zijn
om het Evangeliu m tot troost en bem oed iging te op enen, op d at het
geloof kom end e, d e tu chtm eester, als H agar en hare kind eren m ocht
bu itengew orp en w ord en. God d oe een ied er m ijne rechte m eeningen in
d ezen recht verstaan."
Uit d it haast w at te lang citaat alsm ed e u it een d oor Com rie u it
het Engelsch vertaald w erkje over d e Verlossing van d e Wet, blijkt
zonneklaar d at ook d eze bekw am e god geleerd e een held er inzicht had
in d e w et, d och ook h ij heeft in zijn strijd tegen d e Antinom ianen d e
w et w ed er als verbind end en regel voor d e geloovigen gesteld en w el in
d e m eest krasse bew oord ingen. Bij Jakobu s Koelm an vind en w e
hetzelfd e en in heel d en strijd d er Voetianen en Coccejanen. Het is
altijd geven en nemen.
Dr. H. H. Ku yp er schrijft in zijn keu rig w erkje over d e
Christelijke Vrijheid van d e w et als volgt: "Men kan God d ienen op
88
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
89
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Bleef d eze geleerd e nu m aar bij d ie w aarheid , hier zoo u itnem end d oor
hem ontvou w d , d an zou hij volstrekt niet d e m oeilijkheid hebben,
w aarover hij vervolgens klaagt in d eze w oord en: "Zoo staan w ij d u s
voor d e m oeilijkheid , d at volgens God s Woord aan d e eene zijd e d e
w et geheel voor God s kind is te niet ged aan, of w il m en liever, d oor
Christu s vervu ld is gew ord en, en d at aan d e and ere zijd e d e w et
onverand erlijk voor God s kind blijft als regel d es levens. Om d eze
moeilijkheid op te lossen, m oet er op gelet w ord en, d at hierbij alles
afhangt van d e w ijze w aarop w ij tegenover d e w et staan en d e w et
staat tegenover ons." En d an gaat hij w ed erop het alou d e voetsp oor
voort d at d e w et voor d en geloovige ten volle geld ig is als regel d es
levens. Dit is een onbew ezen stelling, w aarvoor m en in d e gansche
Schrift geen greintje bew ijs kan leveren en d ie m en kennelijk alleen
maar u it kracht d er trad itie en DGSRSXOXP blijft hand haven tot groote
schad e van het geestelijk leven d er geloovigen. H et schijnt, d at men om
zijner hu id w il allen loyalen, eerlijken strijd schu w t. H et is toch
zonneklaar, d at het GRRG YRRU GH ZHW in geen enkel op zicht valt te
rijm en m et d e w et als bind end en regel d es levens. Of het een of het
and er is een leu gen. En w aar het een d u idelijk in d e Schrift geleerd
w ord t, d aar m oeten w ij niet aarzelen om het and ere een ou d e leu gen
van d en vad er d er leu genen te heeten, ten d oel hebbend e om het leven
d er geloovigen ond er eene w olk te hou d en.
Dr. H. Bavinck komt in zijn Magnalia Dei ged u rig w ed er teru g
op d e w et. H ij schrijft er o. a. d it van: "Voor Pau lu s had d e vraag naar
d en zin en d e bed oeling d er w et zoo groote beteekenis, d at hij er
menigm aal in zijne brieven op teru gkom t. H et antw oord d at hij geeft,
bevat d e volgend e m omenten:
Ten eerste, d e w et is bij d e belofte bijgekom en, zij is er later aan
toegevoegd , m aar w as er oorsp ronkelijk niet m ed e verbond en. Vele
jaren verliep en er, eer d e w et na d e belofte werd afgekond igd . En toen
zij bij d e belofte bijkw am , d roeg zij toch een tijd elijk, voorbijgaand
karakter. Terw ijl d e belofte of het verbond d er genad e eeu w ig is,
d u u rd e d e w et slechts tot d en tijd , in w elken het eigenlijke zaad van
Abraham, n.l. d e Christus, verschijnen zou, aan w ien d e belofte
w ezenlijk geschied was en d ie d en inhou d d er belofte ontvangen en
u itd eelen m oest, Rom . 5:20; Gal. 3:17, 19.
90
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
91
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
gesteld tot d en tijd , d oor d en Vad er bep aald , Gal. 4:1, 2; 3:23, 24. Maar
toen d e volheid d es tijd s gekom en is, heeft God Zijnen Zoon gezond en,
gew ord en u it eene vrou w , gew ord en ond er d e w et, 4:4. Door Zelf in
onze p laats alle gerechtigheid te vervu llen, Matth. 4:15, d oor een vloek
te w ord en voor ons, Gal. 3:15, en Zichzelf voor ons tot zond e te laten
maken, 2 Cor. 5:21, heeft Christus ons van d en vloek d er w et verlost en
van haar eisch volkom en vrijgemaakt. Wij zijn niet m eer m et haar
gehu w d , w ij zijn haar d ienstknechten niet meer, w ij zijn d oor haar
zelve aan haar zelve gestorven, en w ij zijn nu d ienstknechten van
Christu s en leven Gode, Rom. 7:1-4; Gal. 2:19; w ij zijn niet m eer ond er
d e w et, m aar ond er d e genad e, Rom . 6:15, w ij staan in d e vrijheid,
w aarm ed e Christus ons vrijgem aakt heeft, Gal. 5:1. Voor ons geld t d e
regel niet m eer: d oe d at, en gij zu lt leven, maar is d e ord e geheel
om gekeerd ; w ij leven d oor het geloof en d oen d e w et, omd at w ij een
verm aak in haar hebben naar d en inw end igen m enseh. Zoo is d e w et
tegenover d e geloovigen m achteloos gew ord en; zij kan hem niet m eer
aanklagen, w aar haar schu ld is d oor Christus ged ragen en haar eisch is
d oor Christu s vervu ld ; zij kan hen niet meer veroord eelen, w ant
Christu s heeft haar vloek op Zich genom en en al hare straffen geled en;
satan zelfs kan zich van haar niet m eer bed ienen, om d e broed eren aan
te klagen, w ant wie kan beschu ld iging inbrengen tegen d e
u itverkorenen God s, als God Zelf ze rechtvaard igt, en d e gestorven en
verheerlijkte Christu s in d en hem el voor hen bid t?"
Is het geregeld u itleggen en voorlezen d er w et voor d e
geloovigen nu bestaanbaar met d eze heerlijke vrijheid d er kind eren
God s ? Werkzaam hed en, d ie er geheel op berekend zijn om d en ind ru k
in d e harten te vestigen, d at zij hu n best moeten d oen om u it
d ankbaarheid , zij het d an ook m et behu lp van Christu s’ krachten, d ie
eischen d er w et te vold oen. Verre zij het van m ij om het op te nemen
voor band elooze w etsverkrachting, d och het staat voor m ij op grond
van Schrift en ervaring vast, d at d it streven d iep zond ig, onbijbelsch en
u iterst schad elijk is voor het geestelijk leven d er geloovigen. Een ied er,
d ie iets kent van het leven van ons christenvolk w eet, d at er d u izend en
zijn, d ie jaar in jaar u it zu chten, alsof ze in d e gevangenis zaten en
nim m er tot d e blijd schap en d e verzekerd heid d es geloofs kom en. Dit
is grootend eels d e schu ld d ergenen, d ie vand aag m et d e zilveren
92
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
93
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
94
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
95
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
d ood is voor d e w et toch nog op haar als op een staf kan leunen m et
het d oel om verd er te komen.
Vestigen w e thans nog d e aand acht op d e u itlatingen over d e
verhou d ing d er geloovigen tot d e w et van een d rietal Gereform eerd en
hier te land e. Ds. M. Bord u in zegt in zijne u itgave van Dathenu s’ Paarl
d er Christelijke Vertroosting d eze w are w oord en: "Wanneer w ij d oor
het geloof d e genad e aannem en, d an w ord en d eze heilsw eld ad en d oor
toerekening God s zoo ons eigend om alsof w ij in eigen p ersoon w aren
gekru isigd en gestorven. God rekent ons als gekru isigd en gestorven.
Daarom zijn w e van d e w et verlost, w ant over een d ood e heeft d e w et
niets m eer te zeggen. H aar vloek en verd oemenis geld t ons niet m eer.
Een zw are m isd ad iger d oor het recht gevat zijnd e, staat geheel ond er
d e m acht van het recht of van d e w et. Aanverw anten ku nnen hem niet
in hu nne gem eenschap hebben, zij ku nnen hem het gelu k niet
schenken en hij kan hen niet d ienen. De w et beschikt naar w elgevallen
over hem en d ood t hem straks. Zij hebben alle zeggenschap over hem
verloren. Zoo zijn w ij van natu re in d e m acht d er w et en als d ood voor
God . Word en w ij echter van d e w et verlost, d oord at God ons in
Christu s gekru isigd en gestorven rekent, d an gaan w ij God e w eer
leven. In Zijn gem eenschap w ord en w e op genomen. Zijne zaligheid
maakt H ij ons d eelachtig en w ij m ogen H em w eer d ienen. Dat w ij nu
d it laatste d oen zou den, GDDUWRH zijn w ij verlost." Deze broed er legt
terecht veel nad ru k op d e toerekening God s, d och nu zal hij ook
moeten toestem m en, d at Christu s d oor d ie toerekening en als
Wetvervu ller niet alleen onze gerechtigheid , m aar ook onze
heiligmaking is, zood at w ij als geloovigen niet m eer d e w et te baat
behoeven te nem en als mid d el ter heiliging of d ankbaarheid of iets
d ergelijks.
Ds. R. B. Ku ip er zegt in zijne lezing over d e Christelijke Vrijheid
het volgend e: "Is it necessary to emp hasize the tru th that the Christian
no longer stand s und er God ’s law, that he has ou tgrow n it? Any one
w ho has but cu rsorily read the ep isties of Pau l, the ap ostie of liberty,
esp ecially that very one that he ad d ressed to the Galatians, know s that
this is sound d octrine. ’The law ,’ he says, ’w as ou r schoolm aster to
bring u s u nto Christ, that w e m ight be ju stified by faith; bu t after that
faith is come, w e are no longer u nd er the schoolm aster.’ (Gal. 3:24, 25.)
Again: ’When the fu lness of time w as com e, God sent forth H is son,
96
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
mad e of a w om an, mad e und er the law, to red eem them that were
u nd er the law ,’ (4:3, 4). And what m ore exp licit statem ent than this can
be d esired : "Bu t now are w e d elivered from the law ?’ (Rom . 7:6). "Qu ite
so," is has been rem arked , "bu t it w ill have to be sp ecified w hat Pau l
means by ’the law.’ H e certainly cannot mean to inform his read ers that
they are free from the w hole law of God . Evid ently he has reference
only to the civil and the cerem onial law s of Israel and not to the moral
law , the ten com m and ments; for they are as lasting as God ’s ow n
essence, of w hich they are an exp ression." We rep ly: What business has
any one to p lace this restriction on Pau l’s u se of the term "law "? Mu st it
be sup p osed that he w as lacking in ability to exp ress himself w ith
exactness? As it is, he p roclaims a freed om from the law w ithou t any
restriction whatever, and, therefore, w e conclu d e from the w hole of it,
Let us observe a p articu lar instance. A m om ent ago a few w ord s from
Rom . 7:6 w ere qu oted: "Bu t now w e are d elivered from the law." In the
very next verse, the seventh, Pau l says: "I had not know n lu st excep t
the law had said: thou shalt not covet." The reference IS p lainly to the
tenth com m and m ent of the m oral law . H ere most assu red ly the apostle
teaches that the Christian is d elivered from the law of m orals. Bu t there
is a m u ch m ore p rofou nd objection to any lim itation of the Christian’s
liberty. Christ gained this liberty by H im self fu lfilling the law .
Therefore, w hosoever d ares to m aintain that the Christian is not free
from the m oral law , thereby d enies that it w as fu lfilled by Christ. H e
d etracts from the w ork of ou r Savior. God forbid that w e shou ld brook
this! It can stand rep etition w ith em phasis: Christian Liberty is freed om
from God ’s ZKROH law ." Theoretisch is d it volkom en ju ist, d och ook
d eze schrijver w ord t terstond na d eze w oord en w ed er bevreesd voor
het Antinom iaansche sp ook en komt w eer met d e onbew ezene en
onbew ijsbare stelling aand ragen, d at d e geloovigen toch d e w et
moeten hou d en als regel hu ns levens. In één w oord het is altijd
koekoek een zang: GRRG HQ WRFK OHYHQ Wie het vatten kan vatte het,
d och ik kan het niet and ers vatten d an als een trad itioneele stelling,
w aaraan m en niet d u rft tornen. Men m oet zich bij d ergelijke
w etsvoorstellingen niet inbeeld en, d at het geloovig volk ooit tot d e
rechte op vatting d er vrijheid zal kom en. H et zal steed s m eer w ord en
gelijk het thans reed s is: Eenerzijd s een zuchten ond er het ju k d er w et;
and erzijd s een lichtzinnigheid, d ie alle perken te bu iten gaat.
97
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Ten slotte zij hier nog gew ezen op een artikel in d e H op e van 24
Jan. 1922 ond er d en titel: "Onze verhou d ing tegenover d e Wet," d oor
Ds. M. E. Broekstra. Dit artikel w as d oor en d oor nom istisch. Allen, d ie
naar d e Schrift vrij van d e w et w illen zijn, w ord en voorgesteld als
lied en, d ie in god sd ienstige band eloosheid verloop en en d ie ond er den
schoonen d ekmantel d er liefd e zich zoeken los te m aken van allen
band , om heer en m eester van eigen leven te zijn, w eshalve hij het niet
ond ienstig acht om op d it gevaar te w ijzen en aan te geven w at onze
verhou d ing tegenover d e w et God s m oet zijn. Dan w ijst hij er in d e
eerste p laats op , d at er geene tegenstelling bestaat tu sschen w et en
genad e. Deze tegenstelling, zegt hij, bestaat niet om d e
d ood eenvou d ige red en, d at beid en u it God zijn en in God geene
tegenstelling is. Doch d eze red en is w at al te d ood eenvou d ig, w ant
hoew el het op zichzelf genom en volkom en w aar is d at beid e u it God
zijn en d at God geen tw ee d ingen kan voortbrengen, w elke m et
elkand er in tegenstrijd zijn, w ijl d it in strijd zou zijn m et d e eenheid in
het w ezen God s, d e broed er ziet hier voorbij d at God Zelf eene
tegenstelling maakt in d eze w oord en: "De w et is d oor Mozes gegeven,
d e genad e en d e w aarheid is d oor Jezu s Christu s gew ord en," Joh. 1:17.
"Want gij zijt niet ond er d e w et, m aar ond er d e genad e," Rom . 6:14.
"Zu llen w ij zond igen, om d at w ij niet zijn ond er d e w et, m aar ond er d e
genad e?" vs. 15. "Maar nu zijn w ij vrijgemaakt van d e w et, overm its w ij
d ien gestorven zijn," Rom. 7:6. En zoo zou d en w ij d oor ku nnen gaan,
om tegenstellingen op te som m en, d ie d e Schrift zelf nad ru kkelijk
maakt. De broed er zou zijn red en w el hebben ku nnen aanvoeren tegen
d e stelling d er ou d e Gnostieken, d ie leerd en d at d e w et en heel het
Ou d e Testam ent d e op enbaring van een lagere God heid w aren en op
grond d aarvan leerd en, d at d e christenen geroep en w aren d e w et van
Mozes te verachten en zelfs te trotseeren. Ook d e Marcionieten
maakten eene absolu te tegenstelling tusschen d eze tw ee en volgens
hen had d e lagere god van het Ou d e Verbond tevergeefs getracht het
menschd om m et d e w et gelu kkig te maken. Doch eene relatieve
tegenstelling leert d e Schrift ons d u id elijk en klaar. Wet en genad e
verschillen als eisch en gifte, als bevel en belofte, als vraag en aanbod .
De w et m oge al evenzeer als het Evangelie heilig, w ijs, goed en
geestelijk zijn, ja volm aakt, zij w ord t toch d oor God Zelf vanw ege d e
zond e, krachteloos, Rom . 8:2, vijand schap, Ef. 2:15, vleeschelijk, H ebr.
98
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
7:16, zw ak en onp rofijtelijk, vs. 18, een schadu w , H ebr. 10:1, en zond er
barm hartigheid geheeten, vs. 28.
Vervolgens w ord t d oor Ds. Broekstra gezegd , d at al d e w etten
gegeven w erd en "in de bed eeling d er genad e." H oe is het mogelijk, d at
een scherp zinnig man als hij zoo iets voor het p u bliek kon
neerschrijven! Want w el is het w aar, d at ond er d en ou d en d ag d e
rechtvaard igmaking d oor het geloof niet onbekend w as, Gen. 15:6;
Rom . 4:1-4; 6-8; Gal. 3:6; Jac. 2:23 en d e Heere ook toen reed s Zijne
genad e w ist te verheerlijken, d och d e Schrift leert ons d at God in d en
tijd van Mozes Zijn w il in een w ettelijken vorm aan Zijn volk heeft
bekend gem aakt. H et w as toen d e bed eeling d er w et, d ie bovend ien
nog bep erkt w as tot een klein volk van een paar m illioen inw oners.
Vervolgens w ord t d it aangegeven als onze ju iste verhou d ing tot
d e w et: "De genad e is ons van God verleend , op d at w ij d aard oor d es te
beter in staat zou d en zijn om d e w et te volbrengen." Ik vrees d at d it
maar al te ju ist d e algem eene op inie in d ezen w eergeeft, d och het is in
één w oord Galatianisme, d e ou d e d w aling d er Galaten, w aartegen
Pau lu s zoo ernstig w aarschu w t, d e verm enging van w et en genad e, en
terecht is d aarvan op gemerkt, d at geen beker van vergif m eer
d ood elijk is d an d eze, w aarin w et en genad e gemengd zijn. Maar zeer
zeld en kom t d e d u ivel als Pelagiaan tot d en m ensch, hij kom t in d en
regel als Sem ip elagiaan, d at n.l. God en m ensch moeten co-op ereeren,
sam enw erken, God w at en d en m ensch w at en d an zal het w el gaan,
d an zal het d oel w el bereikt w ord en. Waar vind t Ds. Broekstra ook
maar een enkel Schriftbew ijs voor zijne stelling? Ind ien w ij als
geloovigen d oor Christu s'w etsvervu lling in gem eenschap m et H em
een lijk gew ord en zijn voor d e w et als w et, w aarom zou God ons d an
nog genad e, d . i. vrije gu nst geven om nu d ie w et nog te gaan
betrachten? Deze stelling behelst niets m ind er d an een ged eeltelijke
verloochening van Christu s' w erk en een d ienstbaar m aken van
d egenen, d ie vrij zijn in Christu s Jezu s.
Verd er bekam p t Ds. Broekstra d e id ee, d at liefd e d e hoogste w et
van het geestelijk leven d er geloovigen zou zijn. Ik stem d en broed er
volkomen toe, d at d e vrije liefd e een m onster is, d at in d e hel geboren
is. Maar is d e liefd e niet d e m eeste? Zelfs m eer d an geloof en hoop? Is
het niet een d iep zinnige w aarheid , w at d e kerkvad er Au gu stinus
zeid e: "H eb lief en d oe d an w at gij w ilt?" H angt aan d e liefd e niet d e
99
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
100
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
kru is verd iend zijn. Deze stellingen mogen verkeerd zijn toegep ast, in
d en grond zijn ze volkom en naar d e Schrift. Eind elijk, een boom w ord t
aan zijne vru cht gekend. En d an is het m erkw aard ig d at zij d ie
u itgekreten zijn voor Antinom ianen, als Van H attem , Verschoor,
Kohlbru gge en and eren geroem d zijn om hu n zed ig, ingetogen en
god zalig leven. H et god zalig leven van Torrey, Gaebelein, Scofield en
vele and eren hier te land e, Joh. d e H eer in N ed erland en van
Bijbelkenners als Gray, d ie allen d en sterksten nad ru k leggen op d e
volkomene vrijheid d er geloovigen van d e w et, m oest een ied er
aanm anen om niet te haastig te zijn m et het geroep van band eloosheid ,
zed eloosheid , tuchteloosheid en w at d ies meer zij. Want een boom
w ord t aan zijne vru cht gekend . Men legge af een vrees, d ie d oor Schrift
en historie niet gew ettigd w ord t en d ie veelszins belem m erend heeft
gew erkt voor d e nad ere belichting en beleving d er vrijheid d er
kind eren God s. Dat d e geloovigen d oor Zijn Woord en Geest zich
hunne heerlijke vrijheid ten volle bew u st w ord en, hunne vrijheid
nim m er m ogen gebru iken "tot een oorzaak voor het vleesch," maar aan
d en band van heel het Woord m ogen leven tot verheerlijking d es
d rieëenigen God s!
101
OVER DE SCH RIJVER