You are on page 1of 102





+HW:HWWLJ*HEUXLNGHU:HW
7LP

GRRU






+%XOWHPD9'0





8LWJDYHYDQ
'H%HUHHU3XEOLVKLQJ&RPP
0XVNHJRQ0LFK

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

,1+28'

I. H et Karakter d er Wet..........................................................5
II. H et Wettig Gebru ik d er Wet............................................13
III. Christu s en d e Wet.............................................................25
IV. De Wet en het Evangelie...................................................33
V. Is d e Wet een Regel d er Dankbaarheid ?.........................41
VI. De Rechte Verhou d ing d er Geloovigen tot d e Wet......53
VII. De Wet en d e Sabbat..........................................................61
VIII. De Wet van Christu s..........................................................69
IX. De Pred iking d er Wet........................................................75
X. De Vrees voor het Antinomianism e................................85

%LEOLRWKHFD&ROOHJLL1HRPDJHQVLV6-
([/LEULV8QLYHUVLWDWLV1RYLRPDJHQVLV$
,QGLJLWDOHYRUPJHEUDFKWGRRU$UHQYDQ:DDUGH
0HL

2
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

9225:225'


H et is een verblijd end verschijnsel onzer d agen, d at d e H eere


d oor Zijn Geest en Woord tal van w aarhed en nad er tot het bew ustzijn
d er geloovigen gebracht heeft. De p ersoonlijke tegenw oord igheid d es
H eiligen Geestes in d e Gem eente, d e eisch van d e volheid d es Geestes,
Christu s als d e w aarachtige Mensch, ons vleesch en been, in
heerlijkheid , het d rievou d ig karakter d er zaligheid op zichtens
verled en, hed en en d e toekom st, d e macht d es gebed s en d er
voorbid d ing alsm ed e d e bijzond ere kracht van het gem eenschap p elijk
gebed , d e roep ing en d e heerlijkheid d er Zend ing, d e w ed erkomst d es
H eeren tot op nam e Zijner Gemeente en iets later tot Israëls herstel en
d e op richting van Zijn koninkrijk, d e leer en d e listige m ethod en van
d en du ivel, zietd aar w aarhed en, d ie in vroegere tijd en w el d oor
enkelen gekend w erd en, d och nooit in d ie mate als ze in onze d agen
gekend w ord en d oor hen, d ie beven voor heel het Woord God s. En zoo
heeft het d en H eere ook behaagd om in d eze zw are tijd en m eer licht te
w erp en op d e rechte verhou d ing van w et en genad e en in verband
d aarmed e op d e volkomene genoegd oening van Christu s, d e vrijheid
d er geloovigen en d e algeheele toew ijd ing u it d ankbaarheid aan Zijn
heiligen d ienst. In d e tien jaren m ijner bed iening had ik, - het zij hier
met schaam te beled en ! - niet het rechte inzicht in d e algeheele vrijheid
d er geloovigen van d e w et. Doch toen m ij d it d oor ernstig en
onbevooroord eeld ond erzoek d er Schrift du id elijk w erd , gevoeld e ik
mij geroep en om ook and eren hierm ed e in kennis te stellen en d it
w erkje is er het gevolg van. Ik hoop en bid d at het bid dend,
onbevooroord eeld en m et een op en Bijbel in d e hand gelezen en
ond erzocht m ag w ord en en d at alles w at niet m ocht strooken m et
God s Woord , verw orp en en d aarentegen alles w at d aarmed e w el
overeenkom t geloovig aangenom en mag w ord en. H et is m ijn begeerte
niet om eigen m eeningen, m aar w el om d e ged achten d es H eeren
nad er tot hoofd en hart van God s kind eren te brengen. Bij alle
gebrekkigheid van menschenw erk en een kennen ten d eele, m een ik,

3
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d at het boekske, d at bij d ezen bid d end d en lezers w ord t aangebod en,
volkomen is naar d e H. Schrift.
De Gem eente onzer d agen heeft te w aken tegen tw ee d reigend e
gevaren: hier een vleeschelijke band eloosheid , d aar een geest van
w ettische gebond enheid . H oew el het eerste ongetw ijfeld gevaarlijker is
d an het tw eed e, zoo zijn ze nochtans beid e af te bid d en en te
w eerstaan. En d oor het tw eed e te w eerstaan zal m en tevens veel
sterker staan tegen het eerste. Waar toch d e heerlijke vrijheid d er
kind eren God s genoten w ord t, d aar zal m en geen d ienst d es vleesches
ontmoeten of begeeren.
Aan broed er D. Veltm an, Ph.D., zij m ijn hartelijke d ank
gebracht, d ew ijl hij zijn sp eu rend oog over het hand schrift heeft w illen
laten gaan en m ij enkele w enken ten nu tte heeft w illen geven. En nu,
mijn p ap ieren kind je, ga d e kou d e w ereld in en d oe in God s naam een
gezegend w erk d oor d en gevangenen vrijheid u it te roep en.

H . BULTEMA
19 Au gu stu s 1922.

4
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.,

+(7.$5$.7(5'(5:(7

De w et is goed , zegt d e Ap ostel, en d aarm ed e heeft hij alle


Antinom ianism e voor altoos d e d eu r u itgew ezen. De w et is goed , of
gelijk er in het oorsp ronkelijke staat, schoon, ed el, voortreffelijk, d ew ijl
zij van god d elijken oorsp rong is, Ex. 20. Door d en d ienst d er engelen
heeft Jehova Zijne w et besteld in d e hand van Mozes, d en m id d elaar
d es Ou d en Verbond s. Bij d e w etgeving w ord t ons d aarvan niets
verm eld , d och H and. 7:53 en Gal. 3:19 zeggen het ons, terw ijl Ps. 68:18,
H ebr. 2:2 en H ebr. 12:22 er op zinsp elen.
De w et is goed WHQ RS]LFKWH YDQKDDU LQQHUOLMN NDUDNWHU Zij is
d e u itd ru kking van Zijn heiligen w il en d ie w il is d e op enbaring van
Zijn heilig w ezen. Bijgevolg blijft d e w et in haar w ezen altoos d ezelfd e.
Zij zal, ond er w elke om stand ighed en, tijd en en volken m en haar ook
verp laatst, nimm er tot eenig sterveling gaan zeggen: "N u m oogt gij
afgod erij en beeld end ienst bed rijven, vloeken, stelen, d ood slaan en
hoereeren." Deze w et is d e grond w et, ingegrift in het gew eten van
ied er m ensch. Is d e w et zond e? zoo roep t d e Ap ostel u it in Rom. 7:7 en
hij beantw oord t d eze vraag met een: "Dat zij verre !" Verd er noem t hij
haar KHLOLJ UHFKWYDDUGLJ en JRHG in vs.12. In tegenstelling m et zijn
eigen vleeschelijk bestaan noem t hij d e w et zelfs geestelijk, vs.14. Deze
voortreffelijkheid d er w et is Israël van ou d s reed s meerm alen
voorgehou d en. Wat groot volk is er, d at zoo rechtvaard ige inzettingen
en rechten heeft, als deze gansche w et is, zoo riep Mozes u it in Deu t.
4:8. De w ed ergekeerd e Levieten noemd en ze rechtm atige rechten,
getrou w e w etten, goed e inzettingen en gebod en, N eh. 9:13, terw ijl ook
Ps. 119 een d oorloop end loflied is op d e voortreffelijkheid van 's
H eeren w et. H oe schoon d e natuu r ook m oge zijn, d e w et d es H eeren
is veel heerlijker, w ijl volm aakt, gew is, rein en zu iver, Ps. 19:8,9.
Met het oog op haren LQKRXG en HLVFK is d e w et al w ed er ed el en
goed . Imm ers eischt zij nim m er iets onbillijks of kw aad s, m aar altoos
het hoogste goed , namelijk liefd e tot God , Deu t. 6:5; 10:12; Matth. 22:37,
38; Mark. 12:29,30; Lu k. 10:27, en liefd e tot d en naaste als het schepsel
God s, Matth. 7:12; Lu k. 6:31; Rom . 13:9; Gal. 5:14; Jak. 2:8. Liefd e is het

5
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

eene grond w oord , d at heel d e w et vervu lt, Rom . 13:8,10; Gal. 5:14; 1
Tim . 1:5; Jak. 2:8. In het nau w ste verband hiermed e eischt d e w et eene
volkomene gehoorzaamheid d es harten, Deu t. 6:5; 10:12; 11:1; 12:32;
17:11,19; 29:29; 31:12; Lev. 19:17; Joz. 1:7; 2 Kron. 33:8; Ps. 119:4; Matth.
5:19. Voornam elijk Deu teronom iu m is het boek van d e gehoorzaam -
heid d er w et. Uit d eze p laatsen zoow el als u it het tiend e gebod is het
d u id elijk, d at het niet aangaat om te bew eren, d at d e w et bloot
u itw end ig zou zijn en niet zou w illen heerschen over het verborgen
leven d es harten. H ierin is d e w et God s ju ist van alle staatsw etten en
p olitiemaatregelen ond erscheid en, d at zij w el afd aalt tot in het
allerbinnenste d es harten.
H et volmaakt en heilig karakter d er w et is evenw el ju ist d e
red en, w aarom zij voor d en totaal verd orven zond aar als beschreven in
Rom . 3:9-23 zoo vreeselijk is. Men vergete toch niet het ap ostolisch
w oord , GDWDOZDWGHZHW]HJW]LMGDWVSUHHNWWRWGHJHQHQGLHRQGHU
GHZHW]LMQ Rom . 3:19. De w et richt tot niemand het w oord en dreigt
niem and met haren vloek, d an d ie ond er haar is. H et is d an ook
merkw aard ig, d at al d e beeld en, w elke d e Schrift gebru ikt ter
aand u id ing van d e w et, naar d it vreesaanjagend karakter d er w et
heenw ijzen. Slaan w e slechts een vlu chtigen blik op d e zinnebeeld ige
aand u id ingen d er w et in d e Schrift.
Een YXXU is het beeld d er w et en w etgeving, Deu t. 4:33; 5:22;
33:2; Ex. 19:16,18; H ebr. 12:18. Dit vuu r w ijst ons op het vu u r d es
gerichts en op d en vurigen vloek w aard oor alle overtred ers d er w et
w ord en getroffen.
H et GHNVHO op Mozes’ aangezicht, Ex. 34:33-35, w as, volgens d en
Ap ostel in 2 Cor. 3:7,13, een beeld van d e bed ekking en het
schadu w achtig karakter d er w et. De w et m et hare ontzaggelijke
vloeksp raken bed ekt nam elijk nog veelszins d e volle op enbaring d er
heerlijkheid God s. Om d eze red en w ord t ze ook een schad u w
geheeten, H ebr. 8:5; 10:1; Col. 2:17, terw ijl Christu s het lichaam is. H ij
w as d e belichaam d e op enbaring van al God s d eu gd en en d e groote
Profeet, Die al d en raad God s tot onze verlossing geop enbaard heeft.
De w et w ord t genoem d een SDHGDJRRJ een tu chtm eester, Gal.
3:24,25. De Engelsche vertaling heeft hier het w oord “schoolm aster”,
d och d eze vertaling is onju ist. Een p aed agoog w as bij d e ou d e Grieken
niet w at w ij thans een p aed agoog noem en, maar een zekere slaaf, d ie

6
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d en jeu gd igen knaap van d ag tot d ag naar zijn meester bracht, hem
gew end e aan strenge ord e en tucht en hem aan d en lijve strafte, zoo hij
iets m isd aan: had. H ij w as d u s niet d e leeraar zelf, m aar leid d e d en
knaap tot d en leeraar. Zu lk een m an w as in ou d -Griekenland geen
overbod ig w eeld eartikel, d aar d e p aed erastie, d e ontucht m et knap en,
een zeer algem eene zond e w as, en d eze d us w el bescherming
behoefd en.
De w et w ord t in Col. 2:14 genoem d een KDQGVFKULIW in d en zin
van een VFKXOGEULHI d at ons tegen w as, d aar w ij van natu re d oor d e
overtred ing d er w et allen haar vloek op ons gelad en had d en. Christus
heeft aan het kru is d e rood e bloed streep d oor d it schu ld schrift gehaald
en, gelijk m en ou d tijd s m et betaald e schu ld brieven d eed , het op enlijk
aan het kru is genageld . Zeer verschillend zijn van ou d s d e ged achten
gew eest over d e vraag w at d e schriftelijke schu ld bekentenis hier
aand u idt, d och d e nieu w ere verklaard ers zijn het hierover schier allen
eens, d at hiermed e d e Mozaische w et in haar geheel en niet bloot d e
ceremonieele w et is bed oeld . En d it staat voor m ij op d e volgend e
grond en vast: 1. Pau lu s streed hier kennelijk tegen w etd rijvers, d ie d e
gansche w et verbind end steld en en alleen bij d eze op vatting is zijn
betoog tegenover d ie d w aalleeraars raak. 2. De scheid ing of ook
ond erscheid ing van schad u w achtige, bu rgerlijke w etten en d e zed ew et
is Pau lus ten eenenmale vreemd . 3. Deze brief w erd geschreven aan
geloovigen u it d e H eid enen, d ie nim mer het ju k d er cerem oniën
ged ragen of gekend had d en, zood at Pau lu s d aarvan niet w el kon
zeggen, d at d ie hu n tegen, of beter, YLMDQGLJ w as. Doch van d e
zed ew et, d ie ook d e H eid enen, volgens Rom . 2:15, beschu ld igt, kon d it
w el gezegd . 4. De vergeving d er zond en hing, volgens d en Ap ostel,
van d e vernietiging van d it schu ld schrift af en d it kon van d e
vervu lling d er z.g. cerem onieele w etten niet gezegd w ord en.
In Gal. 3:22,23 w ord t d e w et vergeleken bij een FLSLHU of
JHYDQJHQEHZDDUGHU De beid e w erkw oord en d oor besloten vertaald ,
w ijzen op een op sluiten, w aaraan geen ontkom en is. Gelijk een
misd ad iger in w el verzekerd e bew aring achter slot en grend el
gep laatst w ord t, alzoo heeft God d oor Zijn w et voor d e kom st van
Christu s en voor het geloof, d at d e m ystieke band is, d ie eeu w ig bind t
aan H em, alle zond aren ond er d e zond e en d e w et op gesloten. Ook

7
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

hier hebben w e d u s w ed er als bij d e vorige beeld en een


angstaanjagend e ged achte.
De w et w ord t vergeleken bij een MXNGHUGLHQVWEDDUKHLG H and.
15:10; Gal. 5:1. De gelijkenis is hier ontleend aan d e lastd ieren, d ie
zw are lasten moesten torsen. Er w aren u it d e Jod en, d ie bew eerd en,
d at m en zond er d e ond erhou d ing d er Mozaische w et niet behou d en
kon w ord en. Volgens Petrus nam en ze hierm ed e een last op zich d ie
noch zij, noch hunne vad eren hebben ku nnen d ragen. De besnijd enis
alleen w as volstrekt geen zw are last, m aar volgens Gal. 5:1, 2 m aakte
ze Christus onnu t en steld e ze tot schu ld enaar om d e geheele w et te
d oen. Uit d ie p laats blijkt ten d u id elijkste, d at d e Ap ostel Pau lu s van
geene scheid ing tu sschen d e schad u w achtige w et en d e zed ew et w il
w eten. Zoo ku nnen we d ezen regel ook om keeren en zeggen, d at w ie
nu nog d e geheele w et w il d oen, zich ook moet laten besnijd en. De
Ad ventisten zijn zeer inconsequ ent, d at zij zich niet laten besnijd en.
Want d e w et is imm ers eene eenheid.
In Gal. 4:1-7 gebru ikt d e Ap ostel het zinnebeeld van een
PLQGHUMDULJNLQG d at, ofschoon erfgenaam zijnd e van al d e vad erlijke
bezitting, volgens vad erlijke bep aling nog ond er op zicht en
voogd ijschap staat. Hij heeft d us het genot d ier goed eren nog niet,
maar is nog onvrij, onm ond ig en loop t nog aan d en leiband van d en
tuchtm eester. En volgens Gal. 3:3 en Col. 2 ontvingen d eze onmond ige
kind eren d er w et ook nog m aar elementair ond erricht: zooals d it aan
kleine kind eren w ord t gegeven.
H et is zeker niet overbod ig om op te m erken, d at d it eigenlijk
geen beeld d er w et als zood anig is, m aar van d e Jod en ond er d e w et.
Israël w as vanou d s nog niet vrij en m ond ig en w erd ook nog geenszins
ingeleid d oor d en H . Geest in al d e verborgenhed en d es Evangelies,
d och w erd nog m aar in d e eerste beginselen d er w aarheid
ond erw ezen.
Zoo zagen w e d an, dat hoe heerlijk d e w et God s op zichzelf
genomen ook m ag zijn, zij vanw ege d e zond e d es m enschen geen
liefelijken ind ru k tew eeg brengt, en d at d e beeld en van vuu r, d eksel,
tuchtm eester, schu ld brief, gevangenbew aard er, ju k en een onmond ig
kind veeleer er op berekend zijn om af te schrikken. Men m ake hier
niet d e tegenw erp ing, d at d it afschrikw ekkend e alleen geld t van d e
schadu w achtige of bu rgerlijke w et, w ant d eze ond erscheid ing is d en

8
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Ap ostel ten eenenm ale vreemd . Terecht schrijft Van And el in zijne
"Verklaring van d en brief aan d e Rom einen": "Onze d eeling d er Wet in
zed elijke en schadu w achtige w as aan zijn tijd vreem d : d e Wet w as d en
Jood een ond eelbare eenheid." Alle bekw ame en onbevooroord eeld e
u itleggers laten zich hierover u it in gelijken zin. Eene ond erscheid ing
ontglip t echter vele verklaard ers van Pau lu s’ Brieven, nam elijk d ie van
w et, zond er bep alend lid w oord , en d e w et, met het bep alend lid w oord .
In het eerste geval neem t hij d e Mozaische w et als onkreu kbaar
rechtsbeginsel, zooals ook ond er d e H eid enen, of beter, in het hart d er
H eid enen gevond en w ord t. Bij d e w et d enkt hij alleen aan a1les w at
God d oor Mozes gebod en heeft, d e gansche Mozaische w et. De
goed gu nstige lezer gelieve d it w el voor d e aand acht te hou d en.
Als een korte en toch tevens volled ige voorstelling d er w et volge
hier w at Prof. A. Van Veld hu izen zegt in zijne "N ieu w e Verklaring van
Rom einen." H ij schrijft: “Bij zond e behoort d e w et. Dit begrip is voor
Pau lu s veel ru im er d an voor ons. Behalve in d en gew onen zin kom t
het w oord voor als aand u id ing van d e eerste vijf boeken d es O. T., ja
van het geheele O. T., Rom . 3:19, 1 Cor. 14:34, Gal. 4:21. De thans
gangbare ond erscheid ing tusschen cerem onieele en and ere w etten w as
Pau lu s vreem d . Wel staat in Galaten en Colossensen meer het ritu eele
en in Rom . meer het zed elijke elem ent op d en voorgrond . Toch is in
Gal. 5:14 en Rom. 13:8 d e liefd e d e hoofd som d er w et. H et bezit van d e
w et is een voorrecht voor Israël, Rom . 3:1,2; 7:12,14,22; 8:4. Wie echter
ond er d e w et van Christus zijn, 1 Cor. 9:21, Gal. 6:2, m oeten Israël
overtreffen, 1 Cor. 7:19.
N aast d e lichtzijd en ziet Pau lu s groote schad u w p lekken, d ie er
d oor het Jood sche d rijven niet lichter op w erd en, Gal. 6:13. Zooals d e
w et d aar ligt, is ze een sam enstel van d ogm ata, Col. 2:14, vgl. Ef. 2:15.
Ze m ag d an Rom . 7:14 geestelijk heeten, ze staat d an als letter, d ie
d ood t, ver af van d en Geest, d ie d oet leven, Rom . 2:29; 7:6; 2 Cor. 3:6.
Ze staat ver van God af, w ant ze is m aar d oor bem id d eling van engelen
aan een tusschenp ersoon ter hand gesteld. Gal. 3:19. Ze is nationaal
bep erkt en m oet w ijken voor het niet bep erkte, Gal. 3:14, 26. Ze heeft
bij Christu s afged aan, Rom . 10:4. H aar voorschriften w ord en als een
nevelachtige schadu w gesteld tegenover d e massieve gestalte van
Christu s, 2 Col. 2:17. Er is een hooger d ienst nood ig d an d e hare, 12:1,2.
De w et steld e eischen, w aaraan d e belofte van leven verbond en w as,

9
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Rom . 10:5; Gal. 3:12, d och niem and kon ze vervu llen, Rom. 3:2. De
u itbund ig verheerlijkte w et kan het hoogere leven in d en m ensch niet
vrij d oen w ord en, Rom . 7:8-10; Gal. 3:21. Ze staat machteloos bij het
vleesch. Rom . 8:3. De illu sie d ier eigengerechtigen m oet w reed w ord en
verstoord , Rom . 9:31, 32; 10:2, 3, gelijk eenm aal ook Pau lu s zelf w erd
teleu rgesteld, Gal. 2:19. Israël heeft er geen oog voor, hoe d e glans van
Mozes'gelaat verbleekt, 2 Cor. 3. H et leven ond er d e w et is een leven
in het vleesch, ond er d e zond e, Rom. 7:4-6. De Galatiers mogen niet tot
iets zoo elementairs, tot iets, d at d oor het angstig tellen van d agen
herinnert aan d en elementend ienst, d e astrologie u it hu n heid enschen
tijd , teru gvallen, Gal. 4:3, 9; vgl. 3:21, 5:4. De w et maakt niet gelu kkiger,
d och ongelu kkig, Rom . 4:15; 1 Cor. 15:56. Pau lu s heeft ervaren, hoe d e
glans d er w et verbleekt voor d ien van Christu s, Gal. 2:19. Ze verklaart
im mers zich zelf d ood , Gal. 4:21; vgl. Rom . 7:1-4.
De w et is gelijk in Pau lus' eigen leven ook in d at d er
menschheid slechts een faze gew eest. Ze is evenm in God s laatste
w oord als ze het eerste w as. De belofte is 430 jaar ou d er, Gal. 3:17-19.
N iet een ep isod e, d och slechts een p arisod e, een ind ringsel, w ord t d e
w et genoem d , Rom . 5:20; Gal. 3:19, iets als een vreemd e verschijning in
een stoet of een ad d itioneele bep aling bij een artikel, Gal. 3:15, 19. Ze is
een halte op d en w eg van Abraham , Rom . 4:1-25; Gal. 3:6-14, tot
Christu s, Rom . 10:4. Maar God vergist zich niet, ook niet m et d e w et.
Ze m aakt niet enkel ongelu kkig, ze m oet d it d oen. Er w aren al zond en
voor Mozes'tijd , Rom . 5:13, m aar d e w et op ent d e oogen er voor, Rom.
3:2; 7:7-9, 10, 13. Ze martelt en d ood t, Rom. 4:15, Gal. 3:24; vgl. 4:1-5,
d .w.z. d e slaaf, d ie d e kind eren d rilt: in onze taal, althans nu, in d e
d agen van d e tuchtschool, w eer: d e tu chtm eester. De p aed agoog is niet
d e vad er, d och staat tegenover hem naast sup p oosten en
d ienstp ersoneel. H ij m aakt niet geleid elijk klaar voor Christu s zooals
d e zon het ooft d oet rijp en, m aar d oet zu chtend naar zijn komst
u itzien. De w et is gevangenis en gevangenbew aard er.
Meer nog d an zond ebew u stzijn zelfs zond elu st moet d e w et
w ekken, niet naar d e zond e als beginsel, d och naar het botvieren aan
w at latent voortw oekert, Rom . 5:20, Gal. 3:19. Zij laat d en m ensch niet
met ru st, Rom. 4:15; 5:13. Ze m oet hom eop athisch het ziektep roces
bevord eren en d e crisis te voorschijn roep en, Rom . 7:5-13. De
vijand schap tegen God moet ontmaskerd w ord en, Rom . 1:30; 5:10; 8:7;

10
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

11:28; Kol. 1:20. Zond er strijd en ned erlaag geen vred e. Om d en vred e
is het te d oen. Word t d e zond e gew eld ig als een stroom , d e genad e rijst
hooger, gelijk een zon, Rom. 5:20. De heid en behoeft niet langs d en
hollen w eg d er w et tot Christu s te w ord en geleid , Rom . 2:14, 15; vgl. 1
en 2 Thess., m aar Israël w el, op w elks bod em ook Christus zijn strijd
volstreed . Wat Pau lu s d oorleefd e en ook Israël d oor m oet m aken, zegt
Gal. 2:19. De w et is d e m orgenster, d ie aan het zonnelicht voorafgaat,
er d oor verbleekt. Terecht hoord e Pau lu s u it d en eigen m ond d er w et
een belijd enis als van d en Doop er: "ik ben het niet," Gal. 3:24”.

11
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

12
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.,,

+(7:(77,**(%58,.'(5:(7
7LP 

Een zaak d ie op zichzelf goed is kan d oor een verkeerd gebru ik


zeer veel kw aad stichten. Dit is ook ten volle van toep assing op d e w et.
Op zichzelf is ze goed , god d elijk goed en kan ze in d er eeu w igheid niet
kw aad w ord en, d och hoeveel kw aad heeft ze al d e w entelend e eeuw en
d oor niet gesticht, doord at zij niet w ettig gebru ikt w erd . H oevele
vromen hebben niet gezu cht en zijn er nog zu chtend, omd at zij
meenen, d at zij d oor d e w et gerechtvaard igd of geheiligd moeten
w ord en.
Zu llen w e d e w et w ettig gebru iken, d an is het volstrekt nood ig,
d at w ij w eten ZDW]LMLVZDWKHWWDDONXQGLJJHEUXLNYDQGLWZRRUGLV
YRRUZLH]HLVZDDUWRH]HLVHQWRWKRHODQJ]HLV Tast men bij een van
d eze vragen en hunne antw oord en m is, d an is het onverm ijd elijk
gevolg, d at men d e w et verkeerd elijk gaat gebru iken.
Achtereenvolgens slaan w e d an een blik op d eze vragen om er het
Bijbelsch antw oord op te zoeken.
En d an kan natu u rlijk op d e eerste vraag het antw oord kort zijn,
d aar het vorige hoofd stu k reed s ten d eele een antw oord op d eze vraag
zocht te geven. Doch er w ord e hier nog herinnerd aan een zeer
gew ichtigen trek d er w et, namelijk, haar negatief karakter. Van d e tien
gebod en zijn er negen, d ie negatief verbied en m et een: "Gij zu lt niet."
Vanw ege d it negatief karakter staat het vast d at zij nimm er mag
beschou w d als een kort begrip van al d e w aarheid , noch als d e
maatstaf d er heiligm aking of als d en inhou d van alle m oraal. Tot
groote schad e van het geestelijk leven d er geloovigen w ord t d e w et
echter m aar al te zeer beschou w d als een kort begrip van d e gansche
w aarheid God s. Bij eenig nu chter nad enken zou m en beter kunnen
w eten, w ant d e heerlijkste Schriftw aarhed en w ord en in d e w et ju ist
niet gevond en. Men vind t hier toch geene verkiezing, geene H .
Drieëenheid , geene vleeschw ord ing, geen kru is, geen op stand ing, geen
w ed ergeboorte, rechtvaard igm aking, heiligm aking of verheerlijking
d es zond aars, geen vold oening, verzoening, genad e en voorbid d ing

13
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

van Christu s of van d en H. Geest, geen w ed erkom st van Christu s, geen


Du ivel of Antichrist, geen p elgrim sw and el, geen gebed of zend ing,
geen Gemeente, geen gemeenschap d er heiligen noch ook een
Vad erhu is m et zijn vele w oningen. H oe ter w ereld kan m en nu een
brokstu k van d en w ille God s, w aarin al d eze e. a. w aarhed en gem ist
w ord en ooit aanleggen tot een m id d el ter behou d enis of ook ter
heiliging en als d en inhou d van alle m oraal. Door zu lks te d oen is het
volstrekt niet tw ijfelachtig of m en d e w et w ettig d an w el onw ettig
gebru ikt.
Wat is het taalkund ig gebru ik van het w oord w et? H et
H ebreeu w sche w oord voor w et is WKRUDK en kom t van een
w ortelw oord , d at beteekent iets als met d en vinger aan te w ijzen,
zood at het gevoegelijk zou ku nnen vertaald w ord en d oor aanw ijzing,
vingerw ijzing. God heeft in Zijne w et eene vingerw ijzing gegeven naar
Zijn heiligen w il. Let w el, geene volle op enbaring, m aar eene
vingerw ijzing. De w et gaf d e vingerw ijzing naar God s heiligheid, toorn
over d e zond e, Zijn eisch d er liefd e en volkomen gehoorzaam heid,
d och van d e genad e God s w ist ze hoegenaam d niet af. H et Grieksche
w oord QRPRV is het w oord , d at in d en regel in het N. Testament
voorkomt van d e Mozaische w et. H et is afgeleid van het w erkw oord
QHPR, ik verd eel, d eel u it, zood at het oorsp ronkelijk w ees op het
u itged eeld e, op hetgeen iem and bezat en vervolgens het gebru ik d at hij
van het hem toeged eeld bezit m aakte. Waarschijnlijk echter hebben w e
het w oord meer in zijn actieve beteekenis te nem en van d e u itd eeling
en aandu id ing van iem and s d eel (p licht). H oe d it ook zij, het is d it
w oord , d at d oorgaans van d e w et van Mozes gebru ikt w ord t. Slechts
een enkele keer w ord t het Evangelie voorgesteld als d e NRQLQNOLMNH
ZHW d . i. d e w et, d ie alle and ere w etten in zich beslu it, d e grond w et
d es koninkrijks, Jac. 2:3; GH ZHW YDQ &KULVWXV, Gal. 6:2; vergelijk
hierm ed e Joh. 13:34; 15:12. 'H ZHW GHV JHORRIV van Rom . 3:27 staat
tegenover GH ZHW GHU ZHUNHQ van d atzelfd e vers en w ijst eenvou d ig
naar d e tw ee tegenovergesteld e beginselen. De term en YROPDDNWHZHW
en GH ZHW GHU YULMKHLG van Jac. 1:25 zijn hetzelfd e als GH ZHW YDQ
&KULVWXV Gal. 6:2. In Joh. 10:34; 12:34; 15:25 en 1 Cor. 14:21 w ord t het
w oord QRPRV gebezigd voor heel het Ou d e Testament, terw ijl het in
Matth. 12:5; Lu k. 2:23, 24; 1 Cor. 9:8, 9; 14:23 blijkbaar alleen m aar van
d en Pentateuch, d . i. d e vijf boeken van Mozes, gebru ikt w ord t. De

14
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

u itd ru kking ZHW HQ GH SURIHWHQ, voorkom end e in Matth. 7:12; 11:13;
Lu k. 16:16; H and . 24:14 ,w ijzen w ed er op het geheele Ou d e Testament.
In Lu k. 24:44 w ord en zelfs al d e d rie d eelen, w aarin d it verd eeld w as,
genoemd . Een eigenaard ig gebru ik van het w oord ZHW vind en w e nog
in Rom. 7, w aar Pau lu s sp reekt van een w et in zich, van een DQGHUH
ZHW in zijne led en, w elke strijd t tegen d e w et zijns JHPRHGV. Voorts
sp reekt hij d aar nog tw eem aal van d e ZHWGHU]RQGH. H et is d u id elijk,
d at hij hier het w oord ZHW eenvou d ig met het oog op het verband
gebru ikt in d en zin van een d w ingend e, overw eld igend e, bind end e en
tot d en d ood leid end e m acht. Zie ook Rom. 8:2. Uit d eze voorbeeld en
blijkt w el, d at w ij ons niet aan overd rijving schu ld ig maken, zoo w ij
stellen, d at, tenzij het tegend eel d u id elijk blijkt, het w oord ZHW in het
N . Testam ent steeds voorkom t in d en zin van d e Mozaische w et in
haar geheel.
Voor w ie is d e w et? Zietd aar, d e d erd e vraag, w aarop w e het
antw oord zou d en zoeken. Met d eze vraag is bed oeld aan w ie ze is
gegeven en voor w ie ze is bestem d . Op het eerste kan het antw oord
niet and ers lu id en, d an d at d e w et oorsp ronkelijk aan Israël en aan
geen and er volk is gegeven. Men d enke slechts aan d e inleid ing tot d e
tien gebod en: "Ik ben d e H eere u w God , Die u u it Egyp teland u it het
d iensthu is u itgeleid heb," Ex. 20:2; Deu t. 5:6; Ps. 81:11. Behalve d e vijf
boeken van Mozes, d ie een d oorloop end getu igenis zijn van d e stelling,
d at d e w et aan Israël en aan geen and er volk is gegeven, w ord t ons d it
ook nad ru kkelijk in d e volgend e p laatsen geleerd in het N . Testam ent.
De Ap ostel zegt van Israël naar het vleesch: "Welker is d e w etgeving,"
Rom . 9:4. In Rom. 2:14 w ord t ons nad ru kkelijk gezegd , d at d e
H eid enen d e w et niet hebben. Daarom zu llen ze ook eens niet d oor d e
w et geoord eeld w ord en, m aar zond er d e w et verloren gaan, vs. 12. De
H eid enen w isten het w el, d at d e Jod en een eigene w et hadd en,
ond erscheid en van d ie van alle and ere volken, Joh. 18:31; H and. 18:14,
15; 23:29; 25:8. Mozes w as d e m id d elaar d es Ou d en Verbond s voor
Israël alleen, en nu zegt d e Schrift telkens w eer, d at d e w et d oor Mozes
is gegeven. In schoone tegenstelling w ord t d e w et van Mozes gep laatst
tegenover Christus en Diens w erk in Joh. 1:17: 'HZHWLVGRRU0R]HV
JHJHYHQ PDDU GH JHQDGH HQ GH ZDDUKHLG ]LMQ GRRU -H]XV &KULVWXV
JHZRUGHQ Om d eze red en heet d e w et God s in Ou d en N ieu w
Testam ent ged u rig w ed er d e w et van Mozes, terw ijl er zelfs sterke

15
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

nad ru k op w ord t gelegd , niet d at d e w et d oor d e Engelen, m aar w el,


d at zij d oor d en d ienst van Mozes aan Israël is gegeven, Ex. 31:18; Lev.
10:1; Deu t. 4:5; 5:1-22; 6:1; 9:10; 10:13; 27:8; 33:4; Joz. 1:7; 22:5; N eh. 9:14;
2 Kon. 21:8; 2 Kron. 33:8; Mal. 4:4; Joh. 7:19. Voeg bij d eze
onw ed ersp rekelijke Schriftbew ijzen nu het feit, d at d e H eere in geen
enkel geval Zijne w et heeft ingesteld voor d e Gemeente of d e volken en
d an zal men zelf inzien, d at m en Zijne w et niet "w ettelijk gebru ikt,"
zoo m en haar w il gebru iken om d e Gemeente u it d e volken in d it ju k te
knellen. Ind ien Du itschland eene w et u itvaard igt of N ed erland , d an
zou d t gij het toch d w aas achten, ind ien m en in Am erika d aarnaar
w ild e leven.
Doch heeft d e H eere Zijne heilige w et toch som s ook niet voor
d e Gem eente bestemd , zoo vragen w e in d e tw eed e p laats in verband
met d e ged achte, d ie ons hier bezig hou d t. Voor w ie heeft God d an
Zijn w et bestemd ? H ij gaf haar oorsp ronkelijk alleen aan Israël, d it
w erd ons d u id elijk, d och nu zou het w el ku nnen zijn, d at H ij haar een
meer algem eene toep assing gegeven w ild e hebben en haar ook med e
voor Zijn Gem eente bestem d had , d aar toch naar het w oord d es
d ichters Zijn gebod zeer w ijd is, d aarm ed e d oelend e op hare
u itgebreid e toep assing, Ps. 119:96. Daar w e op d it u iterst gew ichtig
stu k nog w ed er teru g kom en, w ijzen w e hier alleen m aar op 1 Tim. 1:9,
w aar d e Ap ostel ons nad ru kkelijk verklaart voor w ie d e w et niet en
voor w ie ze w el is bestem d . H ij verklaart d aar het w ettig gebru ik d er
w et m et d eze w oord en: (Q KLM GLW ZHHW GDW GHQ UHFKWYDDUGLJHQ GH
ZHWQLHW LV JH]HW PDDU GHQ RQUHFKWYDDUGLJHQ enz. H ij zegt hier, d at
tot een w ettig gebru ik d er w et volstrekt nood zakelijk is d e w etenschap
aangaand e d e klasse van m enschen voor w ie d e w et is. Men d ient te
w eten, zegt hij, d at d e w et niet is gezet, d . w . z. naar d en raad God s
niet is bestem d, bep aald , vastgesteld, u itgevaard igd voor d e
rechtvaard igen. De rechtvaard igen zijn m enschen, d ie onschu ld ig en
vaard ig in het recht tegenover God staan, zood at het nu m aar d e vraag
is of d e Gem eente van Christu s rechtvaard ig of nog onrechtvaard ig is.
Dan leert d e Schrift ons d at Christu s hare rechtvaard igheid is, Jer. 23:6;
1 Cor. 1:30. Zij heeft als een vrije gave en zond er d e w et d e volkom ene
gerechtigheid d oor het geloof in Christu s ontvangen, Rom. 3:21, 22;
4:13; 5:1, 17,18; 9:30-32; 10:4-6; 2 Cor. 5:19-21; Fil. 3:9.

16
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Vervolgens blijkt u it d e d onkere teekening d ergenen w ien d e


w et w el gezet is genoegzaam d at d e geloovigen hier niet ond er
begrep en zijn. H ij noem t eerst d e RQUHFKWYDDUGLJHQ, of gelijk er in het
Grieksch staat d e ZHWWHORR]HQ. De KDOVVWDUULJHQ zijn d e lied en, d ie
w eigeren gehoorzaam heid te betoonen. De JRGGHORR]HQ zijn zij, d ie
los van God, zond er God en zond er hop e in d e w ereld leven. N au w
verbond en d aarm ed e zijn zij, d ie hij verd er ]RQGDUHQ RQKHLOLJHQ en
RQJRGGHOLMNHQ noem t. N og hou d t d e Ap ostel niet op, w ant het is hem
er kennelijk om te d oen om zijn lezers klaarlijk te d oen inzien voor w ie
d e w et niet is gesteld en voor w ie ze w el is gesteld. H ij som t dan
vervolgens nog enkele zond aars op tegen d en tw eed en tafel van God s
w et, als hij in d e ord e d er afzond erlijke gebod en noem t: d e
YDGHUPRRUGHUV en PRHGHUPRRUGHUV, w aarm ed e inbegrep en zijn zij d ie
hunne ou d ers niet eeren en d aard oor een nagel aan hu n d ood kist
w ord en; d e GRRGVODJHUVKRHUHHUGHUV6RGRPLHWHQPHQVFKHQGLHYHQ
OHXJHQDDUV PHLQHHGLJHQ en zoo er iets and ers tegen d e gezond e leer
is. Als d e Ap ostel d an verd er nog laat volgen: "N aar het Evangelie d er
heerlijkheid d es zaligen God s," d an is d eze toevoeging zeer rijk van zin
voor d e w aarheid , d ie ons hier bezig hou d t. H ij w il er blijkens het
oorsp ronkelijke kennelijk med e zeggen, d at onze kennis inzake het
w ettig gebru ik d er w et zich heeft te regelen niet naar d e w et, m aar naar
d e blijd e bood schap d er glorie van d en gelu kkigen God , zooals w ij
zijne w oord en gevoegelijk zou d en ku nnen overzetten. De w et leert ons
nim m er d e w et te verstaan of recht te gebru iken. Alleen het Evangelie,
alleen Christu s d oor Zijn Geest verm ag d it te d oen.
Geliefd e lezer, zoo gij d it eene Ap ostolische w oord geloovig
aanneemt, zal het u volkom en d u id elijk zijn, d at God Zijn heilige w et
geenszins voor Zijne in Christu s gerechtvaard igd e en geheiligd e
Gem eente heeft verord end. In het vervolg kom en w e nog w ed er op d it
u iterst belangrijk ond erw erp teru g.
Waartoe is d e w et? Tot w elk d oel is ze ingesteld? H ier hebben
w e het gelu k d at d eze vraag in d enzelfd en vorm d oor d en Ap ostel
gesteld w ord t in Gal. 3:19 en d at hijzelf er ook het onfeilbare antw oord
op geeft. Men lu istere d an aand achtig naar d it god d elijk antw oord :
=LM LV RP GHU RYHUWUHGLQJHQ ZLO GDDUELM JHVWHOG De w et is d an,
volgens d it god d elijk w oord , niet gegeven tot verlossing of heiliging of
leering, m aar om d er overtred ingen w il. Pau lu s betoogt hier tegenover

17
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d e Ju d aisten, d at d e belofte van d en Messias 430 jaren voor d e w et aan


Abraham is gegeven. En d e w et heeft aan d ie belofte niets verand erd of
toegebracht en God s verbond is d oor d e w et niet verijd eld . Abraham
w erd niet d oor d e w et maar alleen u it genad e erfgenaam d er
god d elijke beloften. Maar als d e w et d an niets heeft toe- of afged aan
aan d e bond sbelofte van d en Messias, w aartoe d ient zij d an, zietdaar
nu d e vraag d es Ap ostels. Waarom liet God het d an niet bij d e eens
gegeven belofte? Is d e w et alzoo niet ganschelijk overbod ig? H et
antw oord hierop lu id t, d at d e w et een gansch and ere bed oeling heeft
d an d e heilsbelofte. De w et heeft m et het heil als zood anig niets te
maken. Zij w erd gegeven niet met het oog op d e belofte, maar m et het
oog op d e overtred ingen. Deze u itd ru kking w ord t op d rieërlei w ijze
verklaard , nam elijk: 1e. Om d e overtred ingen te beteu gelen, d och d it
strijd t tegen het verband en tegen Rom. 5:20 en and ere p laatsen; 2e.
Om d e overtred ers te leid en tot d e erkentenis d er overtred ingen. Zoo
vatten Au gu stinus, Calvijn, Beza, Winer, H offm an, Ellicot, e. a. het op ,
d och ook d eze op vatting is in strijd m et d e algem eene Pau linische
op vatting d er w et; 3e. Om d e zond e te op enbaren als w etsovertred ing.
Waar imm ers geene w et is is geene overtred ing, Rom . 4:15. Daar is w el
]RQGH (ham artia) m aar geene RYHUWUHGLQJ (p arabasis). God gaf d e w et
om d e zond e in het rechte licht te stellen, haar te d oen kennen als
ongehoorzaam heid , overtred ing, bond sbreu k, w etteloosheid , rebellie.
Deze laatste op vatting is ongetw ijfeld d e ju iste, w ijl overeenstem mend
met d en regel d er Schrift ten op zichte van het d oel d er w et. Reed s in
Ez. 20:25 vind en w ij een treffend e comm entaar op d it w oord d es
Ap ostels, als d e H eere d aar zegt, na over Israëls zond en gesp roken te
hebben: 'DDURP JDI ,N KXQ RRN EHVOXLWLQJHQ GLH QLHW JRHG ZDUHQ
(w el goed in zichzelf, d och niet heilaanbrengend voor Israël) HQ
UHFKWHQ ZDDUELM ]LM QLHW OHYHQ ]RXGHQ In Rom . 5:20 lezen w e
w ezenlijk hetzelfd e in d eze w oord en: "Maar d e w et is bovend ien
ingekomen, op d at d e m isd aad te meerd er w ord e." H ier is ook sp rake
van het d oel en d e bestemm ing d er Mozaische w et, en d aarvan w ord t
gezegd , d at zij ten d oel had om d e m isd aad overvloed ig, rijkelijk,
menigvu ld ig te m aken, d . w. z., om d e zond e in al haar satanisch en
vloekw aard ig karakter te d oen u itkom en tegenover een vlekkeloos
heilig God . Daartegenover zou d an eenm aal God s genad e in Christus
d es te heerlijker schitteren. De heerlijkheid d er genad e w ord t hed en

18
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

ten d age zoo w einig gekend , d oord ien men d e zond e zoo w einig p eilt
in hare vreeselijkheid en strafw aard igheid voor een heilig God . Men
vergelijke m et d eze merkw aard ige Schriftuu rp laatsen om trent het d oel
d er w et Rom . 4:15; 5:13; 7:8; Joh. 15:22; 1 Cor. 15:56. Voor d e w et w as
d e zond e in d e w ereld , m aar zij w ord t niet toegerekend als er geene
w et is, Rom. 5:13. Ware er geen w et, d an zou d e zond e het karakter van
ongehoorzaam heid en overtred ing niet dragen; zij zou geen zich
heenzetten over een slagboom , geen verzet tegen een gesteld e
rechtsord e zijn. H oe zou zij d an met d en d ood w ord en gestraft? Is d e
zond e alzoo d e p rikkel, d ie ons d en d ood elijken stoot toebrengt, w at
d ien p rikkel zoo aand rijft, d at hij onze hartad er treft, is d e w et." (Van
And el.)
Eind elijk stellen w e ons kortelijks d e vraag ter beantw oord ing,
hoelang d e w et van d uu r is? H ier ond erscheid e men echter w el
tusschen d en verborgen w ortel d er w et, d e liefd e, d ie eeu w ig en
onverand erlijk is en d e Jood sche, tijd elijke vorm d er w et, d ie geen van
beid e, d och tijd elijk en verand erlijk is. De w et is in zijn Jood schen vorm
eerst om streeks tw ee d u izend jaren na d e Schepp ing gegeven, en d e
oorsp ronkelijke w erkw oord en SDUHLVHHOWKHQ en SURVHWHWKHH van Rom.
5:20 en Gal. 3:19 w ijzen er beid e op , d at d e w et als een ond ergeschikt
ad d end u m, toevoegsel, tot d e aartsvad erlijke bond sbeloften is
ingesteld. De w et w as voor God niet d e hoofd zaak, m aar d e belofte en
d aarom w as d e belofte niet ond ergeschikt aan d e w et, gelijk d e
w etsd rijvers het w ild en, maar om gekeerd d e w et aan d e belofte. De
w et is een p arenthese, een tusschenbed rijf, inliggend tu sschen d e
belofte en hare vervu lling. N iet als hoofd d oel, maar als bijzaak w erd ze
d oor God gegeven, teneind e aan een ond ergeschikt d oel te
beantw oord en. Wat d it d oel w as, zagen w ij reed s boven. H et w as om
d e zond e in al hare gru w elijkheid en verd oem elijkheid aan het
bew u stzijn van Israël te brengen en alzoo verkreeg d e w et d e tijd elijke
op voed ku nd ige beteekenis van een tu chtmeester tot Christus te zijn.
Met Christu s'komst had d e tu chtmeester zijn w erk verricht, Gal. 3:24,
25. Tot Christus is hier WRWRSGHQWLMGYDQ&KULVWXV.
De w et heeft d us een begin gehad en zoo heeft ze ook een eind e.
N atuu rlijk niet naar haren w ortel en w ezen: d e liefd e, maar in haren
Jood schen, eischend en, onbarmhartigen, vloekd reigend en vorm als
ijzeren w et, d ie van geen ontferm ing w eet. H et w ord t ons nad ru kkelijk

19
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

verzekerd in Rom . 10:4: +HW HLQGH GHU ZHW LV &KULVWXV Daar d it
w oord van d e m eest verreikend e beteekenis is voor d e
w etsbeschou w ing d er Schrift, zoo is het van het grootste belang d at d it
w oord goed verstaan w ord t. De Ap ostel p laatst in d it verband d e
rechtvaard igheid , d ie u it d e w et is en d e rechtvaard igheid , d ie u it het
geloof is, tegenover elkand er en voert ze beid e als p ersonen sp rekend
in. De eerste zegt van d e w et: "De m ensch, d ie d eze d ingen d oet, zal
d oor d ezelve leven." Doch w ie is in staat God s w et volkom en te
ond erhou d en? Wie zal langs d ezen w eg ooit het leven verkrijgen? De
w et zelve w ees d u s naar haar eind e. Zij w as benau w end en d eed alzoo
bij d e vrom en het verlangen naar d en Wetsvervu ller ontstaan. Christu s
is gekom en in d e volheid d es tijd s en heeft Zich gep laatst ond er d e
w et, m et d it aangegeven d oel, RSGDW+LM GHJHQHQ GLH RQGHU GH ZHW
ZDUHQYHUORVVHQ]RX Gal. 4:5. Door Zijne d ad elijke gehoorzaam heid
volbracht H ij d e w et volkom enlijk en d oor Zijne lijd elijke
gehoorzaam heid heeft H ij haar vloek volkomen ged ragen, en d it alles
in d e p laats d ergenen, d ie zuchtten ond er d e w et als ond er een
ond ragelijk, d ood d ru kkend ju k. Door het geloof in Christus krijgt men
d eel aan Zijn verw orven gerechtigheid. Deze rechtvaard igheid voert
d e Ap ostel hier sp rekend e in en d an hooren w e haar ernstig verm anen
om niet te zoeken naar d e gerechtighid en behou d enis in d en hem el of
in H ad es, d ew ijl ze in Christu s geschonken is. N iet zoeken in d e w et,
ZLMO&KULVWXVKHWHLQGHGHUZHWLV. Antinomianen hebben in verled en
eeu w en soms d it w oord m isbru ikt ten einde hunne w etteloosheid en
band eloosheid er m ed e te rechtvaard igen en u it vrees voor d it
schand elijk misbru ik hebben d e rechtzinnige d ogm atici en exegeten
aan d it w oord in d en regel niet zijn volle kracht laten ervaren. Men
vatte d it w oord veelal op in d en zin van Gal. 3:24,25, d at d e w et
nam elijk als d e tu chtm eester naar Christus als het object heenw ees. In
d it verband w ees m en er d an ook op d at d e w et eene schadu w d er
toekom end e goed eren w as, Col. 2:17; H ebr. 9:9; 10:1; en d it is alles
volkomen w aar, d och het staat voor ons ook vast, d at d e Ap ostel d it
hier niet w il zeggen. And eren gingen een stap verd er en verklaard en
d it w oord van Christu s als GH9HUYXOOHU of GHYHUYXOOLQJ d er w et. Ook
d it is op zichzelf een grond ige w aarheid , d ie ons overvloed iglijk in d e
Schrift geleerd w ord t. Men zie slechts Matth. 3:15; 5:17; Lu k. 2:21-24,
39; Joh. 4:34; 15:10; Rom . 5:19; Fil. 2:8; H ebr. 10:7. H et w oord hier

20
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

vertaald d oor eind e w ord t evenw el in geen enkel geval vertaald d oor
vervu lling. H et w oord telos, hier gebezigd , beteekent in d en regel het
tijd stip, w aarop iets op hou d t te bestaan, m et d e bijged achte, d at het
d oel bereikt is en het d aarom afged aan heeft. De tw ee begrip p en van
tijd seind e en d oeleind e liggen er d u s in besloten, d och het eerste begrip
is het p rim aire, zooals m en u it d e volgen d e voorbeeld en, w aar d it
w oord gebru ikt w ord t, zelf kan zien: "Die volstand ig zal blijven tot het
HLQGH, d ie zal zalig w ord en," Matth. 10:22. "Gij zu lt hooren van
oorlogen, en geru chten van oorlogen; ziet toe, w ord t niet verschrikt;
w ant al d ie d ingen moeten geschied en, m aar nog is het HLQGH niet,"
Matth. 24:6. "En d it Evangelie d es Koninkrijks zal in d e geheele w ereld
gep red ikt w ord en tot een getu igenis allen volken, en d an zal het HLQGH
kom en," vs. 24. "En ind ien d e Satan tegen zichzelven op staat, en
verd eeld is, zoo kan hij niet bestaan, m aar heeft een HLQGH," Mark. 3:26.
"En H ij zal over het hu is Jacobs Koning zijn in d er eeu w igheid en Zijns
koninkrijks zal geen HLQGH zijn," Lu k. 1:33. - "Want ook d e d ingen, d ie
van Mij geschreven zijn, hebben een HLQGH," 22:37. - "Zoo heeft H ij hen
liefgehad tot het HLQGH," Joh. 13:1. - "Want het HLQGH d erzelve is d e
d ood , m aar nu, van d e zond e vrijgem aakt zijnd e, en God e d ienstbaar
gem aakt zijnd e, hebt gij u w e vru cht tot heiligm aking, en het HLQGH het
eeu w ige leven," Rom. 6:21, 22. - "Alzoo het u aan geene gave ontbreekt,
verw achtend e d e op enbaring van onzen Heere Jezu s Christus, welke
God u ook zal bevestigen tot het HLQGHtoe," 1 Cor. 1:7, 8. - "Daarna zal
het HLQGH zijn, w anneer H ij het Koninkrijk aan God en d en Vad er zal
overgegeven hebben." Maar genoeg, van d e een en veertig m alen d at
d it w oord voorkom t in het N ieu w e Testament, komt het in d en regel
voor als in d e gegeven voorbeeld en. Zelfs d e u itd ru kking KHW HLQGH
GHV+HHUHQ van Jac. 5:11 w ijst op het eindp unt, w aarop d e w egen d es
H eeren u itloop en. Al zou m en d it w oord hier behalve d e tijd sid ee ook
d en zin w illen geven van vervu lling, term inus, object, d oeleind e, d an is
ook d it ten volle van toep assing op hetgeen Christus in betrekking tot
d e w et ged aan heeft, d och d e tijd sid ee m ag in geen geval w ord en
u itgeschakeld .
Zoo teekent d an ook Dr. D. H arting in zijn Grieksch
Woord enboek op d e u itd ru kking van Rom . 10:4, d ie ons hier bezig
hou d t, terecht aan: "Christu s w ord t het eind e d er w et genoem d , voor
zoover d e ou d e bed eeling, als w etsverbond , m et H em een eind e neemt,

21
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

en d oor een nieu w e bed eeling vervangen w ord t." En d e Leid sche
vertaling heeft hier terecht overgezet: "Christu s m aakte een eind e aan
d e w et."
Zoo hebben w e d an gezien, d at d e w et beperkt van d u u r w as.
Word t ze nochtans HHXZLJ geheeten, d an is hierm ed e d e betrekkelijke
eeu w igheid bed oeld , gelijk d it bijv. ook van d e besnijd enis gezegd
w ord t. En niet alleen in Rom. 10:4, m aar op tal van and ere p laatsen
w ord t ons d it tijd elijk karakter nad ru kkelijk geleerd . De w et is om d er
overtred ingen w il d aarbij gesteld WRWGDW het zaad (d . i. Christu s) zou
gekomen zijn, Gal. 3:19. 'H ZHW LV GH WXFKWPHHVWHU JHZHHVW WRW
&KULVWXV PDDU DOV KHW JHORRI JHNRPHQ LV ]RR ]LMQ ZLM QLHW PHHU
RQGHUGHQWXFKWPHHVWHU Gal. 3:24, 25. Men leest d it w oord veelal alsof
er stond : "De w et is onze tu chtm eester tot Christu s," d och d it zegt d e
Ap ostel ju ist niet en dit zou hij voor w at ter w ereld ook niet hebben
w illen zeggen, w ant hij sp reekt nad ru kkelijk in d it verband van Israël
voor d e komst van Christu s en hij roep t met verheffing van stem u it
tegen d e w etsd rijvers: "Maar als het geloof gekom en is, ]RR ]LMQ ZLM
QLHW PHHU RQGHU GHQ WXFKWPHHVWHU Israël zat in w elverzekerd e
bew aring als in een gevangenis RQGHU GH ZHW, vs. 23. En hoelang
d u u rd e d it? Laat hemzelf het antw oord geven: WRWRSKHWJHORRIGDW
JHRSHQEDDUG]RXZRUGHQ Men zie ook H ebr. 7:12-19, w aar het eind e
d er w et in bijzond erhed en is beschreven. En ook in 2 Cor. 3:7-9 sp reekt
d e Ap ostel van d e w et als d e bed iening d es d ood s en d er verd oem enis
tw eem aal als zijnd e in heerlijkheid JHZHHVW, terw ijl hij in vs. 11 er van
zegt: "Want ind ien hetgeen TE N IET GEDAAN w ord t, in heerlijkheid
w as, veel m eer is H ETGEEN BLIJFT, in heerlijkheid ." Wed erom w ord t
ons hier nad ru kkelijk verzekerd , d at d e bed iening d er d ood en d e w et
vernietigd is en tot het verled en behoort. Wie d erhalve toch nog d e w et
w il nem en, om haar als w et voor d e Gemeente te bed ienen, d ient w el te
bed enken, d at hij een bed iening d es d ood s u itoefent, eene bed iening
d er verd oemenis, eene teniet ged ane heerlijkheid en d at hij alzoo d e
w et niet w ettiglijk gebru ikt, en erger nog d e m eerd ere heerlijkheid d es
Evangelies een slag in het aangezicht geeft. Ind ien er toch iets d u idelijk
is in d e Schrift, d an is het w el d it, d at d e wet als w et alleen geld ige
kracht zou hebben, totd at het beloofd e zaad zou gekom en zijn, w ant
Christu s is het eind e d er w et. Sinai eischte eene volm aakte
gerechtigheid, Christu s volbracht haar en gaf en geeft haar aan een

22
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

iegelijk, d ie in H em gelooft, lezer. Wat gij in d er eeu w igheid niet ku nt


d oen, d at heeft d ie Dierbare ged aan. Geloof d an in H em en d an zu lt gij
rechtvaard ig voor God staan alsof gij nooit eenige zond e gekend of
ged aan had t. Doch laat ons tot recht verstand d er w et en haar gebru ik
nog nad er stilstaan bij hetgeen Christus ged aan heeft in betrekking tot
d e w et.

23
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

24
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.,,,

&+5,6786(1'(:(7

Christu s is het geheim d er w et, gelijk d er gansche


God sop enbaring. Wie H em en Zijn w erk niet verstaat, kan onm ogelijk
kom en tot een schriftmatig begrip d er w et. Laat ons d an zien, w at d e
Schrift zegt in betrekking tot Christus’ hou d ing tegenover d e w et.
En d an vraagt Joh. 1:17 hier allereerst onze aand acht. We lezen
d aar: 'HZHWLVGRRU0R]HVJHJHYHQGHJHQDGHHQZDDUKHLGLVGRRU
-H]XV &KULVWXV JHZRUGHQ Johannes sp reekt hier over d e
vleeschw ord ing d es Woord s en zegt van Christu s, d at w ij u it Zijne
volheid allen hebben ontvangen JHQDGH YRRU JHQDGH. Dit w as iets
nieu ws in d e w ereld . Genad e w as er voorzeker ook reed s ond er Israël
gew eest en d e vrom en had d en zich reed s m eermalen in d e
goed ertierenhed en d es H eeren verheu gd , d och d it w as geschied ten
sp ijt d er w et en w etsbed eeling, w ant d e w et kent geene
barm hartigheid of genad e in eenigerlei vorm, H ebr. 10:28. Mozes'
bed eeling d er w et en Christu s'bed eeling van genad e, zietd aar, d e
eerste tegenstelling, d ie aan d ezen merkw aard igen tekst ten grond slag
ligt. Mozes en Christu s vorm en meerm alen eene tegenstelling in God s
Woord . Ze w aren beid e van God gezond en, w aren beid e Mid d elaars;
w aren beid e getrou w en, had d en beid e een hu is of hu ishou d ing; in
d eze p u nten w aren ze een. Overigens w as er tu sschen hen en hu nne
hu ishou d ing d e grootste tegenstelling. Christu s' hu ishou d ing heeft
meerd ere heerlijkheid , 2 Cor. 3:7-11; H ebr. 3:3. Mozes w as een d ienaar
over eens and ers hu is, d at hij niet gebou w d had, terw ijl Christus Zoon
en H eer over Zijn eigen hu ishou d ing w as. Men leze en bep einze d e
schoone tegenstelling van H ebr. 3:1-6.
De tw eed e tegenstelling van Joh. 1:17 is d ie van w et en genad e.
Mozes gaf ook eenige genad e, d och d it gaf hij niet in d e w et als
zood anig. Zooals reed s gezegd , d e w et kent geene genad e. Genade is
God s onverd iend e en verbeu rd e gu nst jegens schu ld igen en d eze vind t
men niet in d e w et als zood anig. De w et zegt: "Doe d at of vaar ter
helle," w ant het w oord vervloekt heeft toch d ie beteekenis. Zij zegt
nooit: "Doe u w best maar en d an zal God het straks w el goed m et u

25
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

maken." Zij heeft geen m ed elijd en met onze zw akhed en, geen
toeschietelijkheid tegenover d e stru ikelend en. Zij eischt eenvou d ig
gehoorzaam heid en wel eene volm aakte gehoorzaam heid , zood at zij
nim m er zich ned erbu igt tot eene arm en tollenaar of w eenend e
Magd alena. Zu lk een w et gaf God vanou d s d oor d e hand van Mozes.
Zij w as god d elijk volm aakt, m aar volm aakt om een ied eren zond aar
zond er ond erscheid ter hel te verw ijzen, w ant geen sterveling ond er d e
zon kon volbrengen hetgeen in d e w et geschreven w as. Ze stru ikeld en
allen d agelijks in vele. Doch in Christu s Jezu s is d e volheid d er liefd e
God s aan schu ld igen geop enbaard . H ij veroord eelt niet naar d e w et
een oversp elige, op heeterd aad betrap t, maar zend t haar m et liefd erijk
verm aan vrij henen.
Eene d erd e tegenstelling in d it vers, Joh. 1:17, is d ie van d e w et
eenerzijd s en d e w aarheid and erzijd s. Was d e w et d an leu gen? O,
neen, god d elijke w aarheid, m aar eene schadu w achtige w aarheid, eene
schadu w of d u istere schets geheeten. Welnu, tegenover d eze
schadu w en d er w et p laatst d e evangelist d e w aarheid als d e
vervu lling, d e verw erkelijking d er w ettische schadu w en. Christu s Zelf
is het lichaam , d at al d e schad u w en d eed vlu chten. N aar Zijn eigen
w oord is H ijzelf d e belichaam d e en verp ersoonlijkte Waarheid .
En d e vierd e tegenstelling eind elijk van d it w oord is d ie van d e
w ijze, w aarop d e w et en d e genad e en w aarheid tot stand kw am en.
Deze tegenstelling w ord t u itged ru kt d oor d e w erkw oord en JHJHYHQ
en JHZRUGHQ. De w etgeving w as als het w are een enkele d aad, d och d e
genad e en w aarheid zijn ons gew ord en in d en ontzaggelijken w eg d er
verned ering en verbrijzeling van onzen H eiland . Zijne ned erige
menschw ord ing, Zijn lijd en, sterven en begraven w ord en d e mijlp alen
van Zijn bangen lijd ensw eg, d oor H em bew and eld , om ons d e genad e
en w aarheid te d oen gew ord en.
Bij Zijne kom st in d e w ereld had Christu s eene bep aald e
Zend ing van Zijn Vad er in betrekking tot d e w et. Dit leert ons Gal. 4:4,
5, w aar w e vervolgens een vluchtigen blik op w enschen te slaan. We
lezen d aar d eze w oord en: "Maar w anneer d e volheid d es tijd s
gekomen is, heeft God Zijnen Zoon u itgezond en, gew ord en u it eene
vrou w , gew ord en ond er d e w et, op d at H ij d egenen, d ie ond er d e w et
w aren verlossen zou, en op d at w ij d e aannem ing tot kind eren zoud en

26
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

verkrijgen." - Kortheid shalve w enschen w e over d it m erkw aard ig vers


slechts enkele zaken aan te stipp en.
De Zoon is XLWJH]RQGHQ van d en Vad er. N iet gezond en, m aar
u itgezond en. De Vad er zond H em u it het binnenste van Zijn liefdevol
hart, u it het binnenste van Zijn schoot, w aarin H ij gesp eeld had . H ij
zond H em op een bepaald en WLMG, d e volheid d es tijd s, d. i. toen d e tijd ,
in Zijn raad bep aald en in Zijn Woord beloofd , vervu ld w as. H ij zond
H em op een bep aald e ZLM]H, nam elijk u it eene Jood sche m aagd , d ie
ond er d e w et van Mozes stond en zoo is ook d e Zoon gew ord en RQGHU
GH ZHW H ij verscheen niet alleen als m enschenkind, m aar ook als
Jod enkind . Daarmed e m aakte H ij Zich gelijk aan een m ind erjarige, een
onmond ige, een d ienstknecht, d ie in het m id d en Zijner volgeren w as
als een d ie d iend e. *HZRUGHQRQGHUGHZHW. Welke w et, zoo heeft m en
hier gevraagd en m en heeft geantw oord , d at d e cerem oniëele w et hier
bed oeld zou zijn en dan heeft m en gew ezen op Zijn besnijd enis, Lu k.
2:21; op Zijn voorstelling in d en temp el, vs. 22; op Zijn d oop , d ie
geschied d e om aan alle gerechtigheid te vold oen, Matth. 3:15, en op
Zijn betalen van tol en schatting, Ex. 30:13, Matth. 17:24-27, alsmed e
Zijn op gaan naar d e hooge feesten te Jeru zalem . Wij d w alen echter, zoo
w ij m eenen, d at d e Ap ostel d it bed oelt m et het JHZRUGHQ RQGHU GH
ZHW Men verlieze niet u it het oog d at Pau lus, tenzij het tegend eel
d u id elijk blijkt, bij het begrip w et d enkt aan d e gansche Mozaische w et
en w el voornam elijk aan d e w et d er zed en, aangezien d e w etd rijvers
d eze inzond erheid w ild en gebru iken, om d aarmed e hunne zaligheid te
verd ienen. Men zal hierop vragen, hoe het mogelijk is d at Christu s
ond er d e w et d er zeden is gew ord en. H et w oord JHZRUGHQ w ijst er
im mers op , d at H ij eerst niet ond er d e w et stond , maar bij Zijn
geboorte in d e volheid d es tijd s d aarond er is gekom en. H et w erkw oord
w ord en d u id t altijd een overgang aan u it d en eenen staat tot d en
and eren. In w elken zin kan nu d an van d en Zoon gezegd , d at H ij
ond er d e w et is gaan staan. Gold d e volmaakte eisch d er
gehoorzaam heid vroeger voor H em d an niet? Mocht H ij toen d an soms
ongehoorzaam zijn? Dat zij verre! Voor Zijne menschw ord ing stond
H ij als d e Zone God s, als Wetgever ERYHQ d e w et, d och nu ging H ij
niet als God , noch u itslu itend als w aarachtig m ensch, m aar als d en
Mid d elaar ond er d e w et staan. Als Zoon van God w as H ij boven d e
w et, nu steld e H ij Zich als d ienstknecht er ond er. In d it licht alleen kan

27
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

men verstaan d e w ond erlijke u itsp raken van H ebr. 2:10; 5:9; en Fil. 2:7,
8. De w et, w aarond er Christu s Zich steld e d eed tw eeërlei: zij eischte
een volmaakte gehoorzaam heid en zij eischte een onherroep elijken
vloek. Christu s heeft haar op d it tw eetal pu nten volkomen genoeg
ged aan. H oew el Zijne gehoorzaam heid w ezenlijk een w as tegenover
d en w il Zijns Vad ers, zoo kan men haar toch gevoegelijk
ond erscheid en in eene d ad elijke en lijd elijke. De d ad elijke betoond e
zich in een GRHQ van d e gansche w et en d e lijd elijke in een lijd en en
d ragen van d en vloek d er w et. Christus is een YORHN gew ord en voor
ons, w ant er is geschreven: "Vervloekt is een iegelijk, d ie aan het hou t
hangt." Dit w oord roep t ons m et een afgrijselijk tafereel in het leven
van Ou d -Israël voor d en geest. Zietd aar, een hoop volk d at een
misd ad iger, d ie tegen d e w et van Mozes gezond igd heeft, u itleidt tot
bu iten d e p oort d er stad . De ou dsten leggen thans p lechtig d e hand en
op hem ten teeken d aarvan, d at zij zich en d e gansche schare zu iveren
van d en sm et, d ie op d ezen gru w el ligt en symbolisch brengen ze d ien
op d ezen ramp zalige over. Al is d aar een moed er, d ie gilt: "Ach, sp aar
mijn zoon!" naar hare jam m erklachten w ord t niet gehoord , w ant er is
geene barmhartigheid . Men grijp t naar steenen en rotsklomp en, d ie
alom op d en rotsachtigen bod em liggen en men beijvert zich om d en
eenen steenklom p na d en and ere op den misd ad iger te d oen
ned erd alen. H artd oord ringend kermt en krijt d e ongelu kkige, d och
men gooit al m aar d oor m et d e steenen, totd at zijn lichaam een
bloed erige massa is gew ord en en d e d ood is ingetred en. Daarop haalt
men het bebloed e en gekneusd e lijk van ond er d e steenen te voorschijn
en hangt het aan een p aal op een eenzaam veld , w aar straks d e
roofvogels op hetzelve neer zu llen strijken. Wat w as nu d e bed oeling
van d it akelig en afgrijselijk schou w sp el? Was het alleen om Israël een
heilzamen afschrik van d e zond e te geven? N een, het beteekend e, d at
d eze m ensch een totaal verw orp ene w as, beid e van d en hem el en van
d e aard e, van God en m enschen. De aard e sp u w d e hem u it en d e
hem el w ild e hem niet ontvangen. H ij w as een d oor Mozes' w et
gevloekte. En, o lezer, alzoo heeft d e w et m et onzen H eiland ged aan.
+HWEHKDDJGHGHQ+HHUH+HPWHYHUEULM]HOHQ, Jes. 53:10. Dit hou d t het
in, d at H ij RQGHU GH ZHW gew ord en is; H ij kw am ond er haar vloek,
getu ige slechts Gethsemane en Golgotha.

28
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

En m et w elk d oel d eed H ij d it alles? Om te verlossen, letterlijk


YULM WH NRRSHQ, d ie ond er d e w et w aren en om hen tevens het
zoonschap in d ien w eg te verw erven. De slaven d er w et en d e
slachtoffers d es vloeks kocht H ij vrij met Zijn d ierbaar bloed . Door een
genad ige toerekening, zoo aanbid d elijk als heerlijk, rekent God d e
Rechter hen nu Zijne gehoorzaam heid d er w etsvervu lling toe en rekent
H ij d ien ged ragen vloek als d oor hen w egged ragen. Om alle
begrip sverw arring te voorkom en, zij hier als terloop s op gem erkt, d at
Christu s een d rieërlei gerechtigheid bezat, nam elijk, als d e Zoon God s,
als rechtvaard ig mensch, en d eze god d elijke en p ersoonlijke
gerechtigheid zijn hu n niet toegerekend , w aren p er sé onmed ed eel-
baar, d och d e gerechtigheid , d ie H ij als plaatsvervangend Borg en
Mid d elaar verw ierf in onze p laats, d eze heeft God hun, d ie ond er d e
w et zaten, zond er u itzicht om er ooit ond er w eg te komen, toegerekend
om niet, w ant w ij w ord en om niet gerechtvaard igd d oor d e genad e, d ie
in Christus Jezus is. Door d e gehoorzaam heid van d ien Eenen zijn
velen rechtvaard ig gem aakt, Rom . 5:19. H ij d ie geene zond e gekend
heeft, heeft H ij zond e voor ons gem aakt op d at w ij zou d en w ord en
rechtvaard igheid God s in H em, 2 Cor. 5:21. Als H ij aan het eind Zijns
levens kan zeggen: "Vad er, Ik heb U verheerlijkt op d e aard e," Joh. 17:4,
en verd er: "Ik heb YROHLQGLJGKHWZHUN, d at Gij Mij gegeven hebt om te
d oen," d an w ord t d it alles ons volkomen toegerekend .
H oe heerlijk is d it, nietw aar? N iet alleen heeft d e w et nu alle
rechten en aansp raken op ons verloren, m aar w ij zijn ook terzelfd er tijd
in d e p ositie van volw assene, mond ige zonen gesteld, d ie in d en
raad slag d es Vad ers zijn op genom en en aan geen leiband van allerlei
w ettische bep alingen en regelen meer gebond en behoeven te w ord en.
Onze vrijheid is volkomen. Geen enkele band of ju k is overgebleven,
behalve d e band d es Woord s en het zachte ju k van Christu s. En Zijne
gebod en zijn niet zw aar, 1 Joh. 5:3; zijn geen knellend, ond ragelijk,
d ood end ju k als het ju k d er Mozaische w et. Wanneer w ij blikken op
het w erk d er w et van onzen geliefd en Zaligm aker, Die ons zoo
u itnem end heeft liefgehad, d an zingen w ij: ,,’k H eb Jezu s lief. H ij heeft
God s recht vold aan. Geen vloek d er w et kan im m ermeer mij treffen,
H ij d roeg d en vloek en bracht verzoening aan. Zoo, Sinai, zw ijg, Zijn
bloed sp reekt m ij vrij. O w ond er van gena, ja, ook voor m ij."

29
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Wij hebben nu d an gezien, d at Christus het HLQGH d er w et is,


d ew ijl H ij haar 9HUYXOOHU is en d at H ij langs d ien w eg tevens d e
9HUORVVHU is gew ord en d ergenen, d ie ond er d e w et w aren. H ij heeft
voor ons, in onze p laats d e w et vervu ld en haren vloek ged ragen,
zood at God in Zijne genad ige toerekening ons aanziet, alsof w ij d it
alles in eigen p ersoon ged aan had d en. Zien w ij vervolgens, d at
Christu s ook d e 8LWOHJJHU van d en rechten zin d er w et is. Israël globaal
genomen, heeft d e w et nooit recht begrep en. H et volk m eend e althans
in d e d agen van Christu s d at het d oor d e ond erhou d ing d er w et het
leven kon verd ienen. Men d enke zich d eze d w aasheid eens recht in. De
bed iening d es GRRGV en d er YHUGRHPHQLV w ild e men gebru iken als
mid d el tot ingang in het leven. Ofschoon d e H eere zoo m enigmaal d en
overtred er d er w et vervloekt had , d . i. ter helle verw ezen had , zoo
w ild en ze d esniettegenstaand e d ezen ingang d er hel tot ingang d es
hem els gebru iken. Kan het blind er en d w azer? En toch, w ie u it d e
Christenheid zal d en eersten steen op Israël w erp en? Welk
genootschap zal hare hand in d en boezem steken, d at zij er rein w ed er
u itkomt? Want is d e m eening niet alom verbreid , d at m en d e w et
ond erhou d en moet, zoo al niet ter rechtvaard iging, d an toch ter
heiliging en tot een bew ijs van d ankbaarheid ?
Ond er d it blind e Israël d an, d at zijn eigen w et en p rofeten niet
begreep , is Christu s op getred en als d e w are Uitlegger d er w et. H ij
legd e m eer d an eens haren verborgen w ortel bloot, als H ij aantoond e
aan het oversp elig geslacht Zijner d agen, d at liefd e tot God en d en
naaste d e grond slag is van d e w et en d e p rofeten. Wie d u s niet in d e
liefd e w and eld e, d ie schond d e w et en w as schu ld ig aan haren vloek,
al d roeg hij d e rollen d er w et ook in d e slipp en van zijn gew aad en al
vertiend e hij ook getrou w al d e kleine tu invru chten. Wie d e w et netjes
meend e te hou d en en op zekeren hoek d er straat eene vrou w aanzag
om haar te begeeren, d ie had alreed e oversp el in zijn hart m et haar
ged aan, Matth. 5:28, en w erd d us getroffen d oor d en vloek d er w et. H ij
toont aan, d at geen sterveling het recht heeft om d e w et te ontbind en.
H ij heeft d it Zelf niet ged aan, (w ijl H ij niet is gekom en ' om d ie te
ontbind en, m aar om haar te vervu llen, Matth. 5:17-19. H ij w ijst op d en
GXXU d er w et als H ij zegt: "De w et en d e p rofeten zijn WRWRS-RKDQQHV,"
Matth. 11:12, 13; Lu k. 16:16. Als H ij zegt, d at geen jota of tittel d er w et
zal voorbijgaan zond er vervu ld te w ord en, d an d enkt hij d aarbij

30
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

kennelijk aan heel het Ou d e Testament, Matth. 5:18; Lu k. 16:17. H ij


verw eet het geslacht, w aarond er H ij op trad , en d at zich
verhoovaard igd e op d e w et, d at het in w eerw il van hun roem en op d e
w et, haar niet hield , als H ij zeid e: "H eeft Mozes u niet d e w et gegeven?
HQ QLHPDQG YDQ X GRHW GH ZHW Joh. 7:19. In d it w oord alsm ed e u it
Joh. 8:17 bew ijst H ij, d at H ij d e w et van Mozes niet als d e Zijne
beschou w d e. H ij zegt niet ten op zichte van Mozes’ w et: "Zalig zijt gij
zoo gij d ezelve d oet," en toch heeft H ij in Joh. 13:17 d it w oord
gesp roken, d och in toep assing op d e d ienend e liefd e, w aarvan H ijzelf
ju ist zu lk een heerlijk voorbeeld had gegeven in d e voetw assching. Tot
iem and echter, d ie zich op Mozaisch standpu nt p laatst, zegt H ij: "Wilt
gij in het leven ingaan, ond erhou d d e gebod en," Matth. 19:17, terw ijl
H ij verd er nad ru kkelijk verklaart, d at H ij ged acht w il hebben aan d e
w et d er tien gebod en, vs. 18, 19. En eind elijk heeft H ij Zijn eigen w et
gegeven in d eze w oord en: "Dat gij elkand er liefhebt, gelijk Ik u
liefgehad heb." H ij neem t hier d erhalve d en verborgen w ortel d er
alou d e w et en geeft haar een nieu w en vorm , w ant d e Jood sche en
w ettische vorm en vervallen hier. H ij geeft d it nieu w gebod niet als d e
w et van Mozes ond er d ond er en bliksem en aard beving, maar
ond erw ijl d e jongeren aan Zijn borst leu nd en. H ij geeft d it gebod niet
naar d en ou d en d rijfveer, d at H ij ze u it Egyp te u itgeleid heeft, maar
naar een nieu w m otief, een veel eenvou diger bew eegred en, d eze
nam elijk, d at H ij hen KHHIW OLHIJHKDG. Dit nieu w e gebod w erd voorts
naar een nieu w m od el gegeven, voor een nieu w e taak en eene nieu w e
bed eeling, d e bed eeling d es Geestes en d er genad e God s. Een ou d boek
en toch in een volslagen nieu w e ed itie, tot onherkenbaar w ord ens toe
verand erd en verbeterd , zoo is d it nieu w e gebod . Terecht heeft iemand
het vergeleken bij een ou d en zilveren beker, d och om gesm olten, geheel
om gegoten en m et and ere nam en, graveerselen en versierselen er
ingegrift. Dat Christus m et d it nieu w gebod w ezenlijk iets nieu w s
bed oeld e als in tegenstelling m et het ou d e en voorbijgegane, kan ons
blijken u it Joh. 13:34, 35; 14:15, 21, 23; 15:10-12. En d at d e Ap ostelen
hun Meester du s en niet and ers hebben begrep en is u it d e volgend e
p laatsen d u id elijk: Rom . 13:8-10; Gal. 5:13, 14; Ef. 5:1; 1 Tim . 1:5; 1 Joh.
2:3; 3:24; 5:3. Zij hield en zich aan d e w et d es Geestes d es levens in
Christu s Jezu s. Rom. 8:3, aan d e volmaakte w et, d ie d er vrijheid is, Jac.
1:25, in een w oord , GHZHWYDQ&KULVWXV, Gal. 6:2. Wat d u nkt u, w aard e

31
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

lezer, zu llen w ij ons niet hou d en aan d it Ap ostolisch voorbeeld en


staan in d e vrijheid , w aarm ed e Christu s ons vrijgemaakt heeft? Zie, het
ou d e is voorbijgegaan en het is alles nieu w gew ord en.

32
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.,9

'(:(7(1+(7(9$1*(/,(

Wet en Evangelie vorm en eene tegenstelling, w aarvoor het oog


d er geloovigen m aar al te w einig is geop end. Ongetw ijfeld is d it te
verklaren u it het feit, d at m en niet kent d e verschillend e bed eelingen in
d e hu ishou d ing God s en niet kent of w il erkennen het groot
ond erscheid tusschen Israël en d e Gemeente. H et heeft God e behaagd ,
om in d e u itw erking van Zijn raad ter verlossing Zijne w eld ad en niet
altoos op d ezelfd e w ijze aan d e m enschenkind eren te op enbaren. H ij
hand eld e m et d en m ensch gansch and ers in het Parad ijs d an bu iten het
Parad ijs, voor d en zond vloed . N a d en zond vloed w eer and ers d an
voor d en grooten vloed in w at w ij meerm alen noemen, d e eerste
w ereld . Bij Abraham ' s roep ing sloeg H ij w eer een gansch and eren w eg
in, terw ijl H ij m et Israël bij H oreb w eer een and ere bed eeling, d. i.
u itd eeling, toebed eeling Zijner gu nstbew ijzen gaf. Met d eze
verschillend e bed eelingen d enken w e niet aan verschillend e
Gem eenten of nieu we fund amenten d er zaligheid , d och w el aan
gansch verschillend e hu ishou d elijke w erkzaam hed en God s om d en
zond aar d oor het bloed d es Lam s te red d en. In het w ezen d er zaak gaf
God altoos hetzelfd e: GH]DOLJKHLGLQ&KULVWXV'LHNRPHQ]RX, d och
H ij gaf haar op ond erscheid ene w ijze en d an w el zoo, d at elke nieu w e
bed eeling eene nadere op enbaring ontving van enkele Zijner
god d elijke d eu gd en. H ij gaf steed s eenig m eer licht en d esw ege m eer
verantw oord elijkheid .
Zoo nu w as er ook eene bed eeling, d ie zich kenmerkte d oor d e
w et en tallooze w ettische bep alingen. Waar regel op regel is d aar is
geene vrijheid . Wie heeft som s niet een kind op zw aarm oed igen toon
hooren klagen: "Ik m ag ook niets," w ijl een niet al te verstand ig ou d er
het ond er het knellend ju k van allerlei w ettelijke bep alingen bracht.
Zoo nu ongeveer w as het ook m et Israël, hoew el God natuu rlijk in
Zijne gad elooze w ijsheid d ezen tu chtm eester had gegeven. Ond er
Israël w erd letterlijk alles geregeld en beheerscht d oor d e w et. Geen os
en ezel m ochten sam en voor een p loeg of w agen gesp annen, geen tw ee
soorten zaad m ochten op een akker gestrooid , geen tw ee soorten

33
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

kleed ing m ochten in een kleed ingstu k sam en genaaid w ord en. De
w etten liep en over het w eggeloop en vee, over een gevallen ezel, over
mannen- en vrou w en-gew ad en, over een vogelnestje met m oed er en
jongen en over een leuning op het d ak, Deu t. 22:1-12. In het Evangelie
vind en w ij d it niet. Pau lus toornt tegenover d e valsche leeraars, d ie d e
Gem eente m et allerlei inzettingen w illen belasten. Wat w ord t gij, zoo
roep t hij u it, alsof gij in d e w ereld leefd et, m et inzettingen belast?
N amelijk raak niet, smaak niet en roer niet aan, Col. 2:20,21. Alle
genootschapp en hebben voor eeu w en aaneen gep oogd , om hu n eigen
systeem van kerkrecht, kerkregeering, kerkinrichting en w ijze d er
kerkelijke vergad eringen met d e Schrift te rechtvaard igen, d och het is
hun nooit ten volle m ogen gelu kken, om d e eenvou d ige red en, d at d e
H eere Zijne m ond ige en vrije Gemeente geen ju k van regelen heeft
op gelegd . 'H ZHW ZHUNW WRRUQ en H ij w ild e Zijne lieve bru id niet
toornig m aken. Israël had d an ond er d e w et geene vrijheid , d och w as
als een onm ond ig kind eke ond er allerlei voogd en en verzorgers
gesteld , terw ijl d e Gemeente d e aanneming tot zonen heeft verkregen
en als een volw assen en m ond ig zoon d oor H em behand eld w ord t,
Gal. 4:1-7.
Een tw eed e punt van tegenstelling is d it, d at d e w et onm achtig
en krachteloos w as om Israël te rechtvaard igen of te heiligen, terw ijl
het. Evangelie een kracht God s tot zaligheid is een iegelijk d ie gelooft,
Rom . 1:16. De RQPDFKW GHU ZHW, zietd aar, een ond erw erp van het
allerhoogst belang, d och ons bestek ged oogt niet om er m eer d an een
enkel w oord aan te w ijd en. Men zou ku nnen m eenen, d at d e term
RQPDFKWGHUZHW eenigszins onvoegelijk is in toep assing op d e w et d es
H eeren, d ie volm aakt, heilig, rechtvaard ig en goed geheeten w ord t,
d och d e Schrift zelf gaat ons hierin voor. Men zie slechts naar Rom.
2:17-29. De Ap ostel sp reekt d aar een Jood aan, d ie op d e w et ru st,
zooals w ij nog zeggen van iem and , d at hij op zijn lau w eren ru st, roem t
op d en God van Israël, een fijnp roever is in god sd ienstzaken, of gelijk
w ij thans zou d en zeggen, een fijnen ketterreuk heeft, en gecatechiseerd
is in d e w et, zooals er letterlijk staat, een kastijd er is d er onw ijzen en
een leermeester d er onw etend en, ofschoon hij niet het w ezen, maar
slechts d en vorm d er kennis en d er w aarheid heeft in d e w et. Doch
d iezelfd e man, d ie daar w elbehagelijk ru st op d e w et, en in zijn
hoogheid and eren leert, leert zichzelven niet, en terw ijl hij and eren d e

34
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

w et tegen d iefstal voorhou d t, steelt hij zelf. H et zevend e gebod


d reu nd e hij and eren in d e ooren, zood at het d en hoord ers w as alsof d e
Sinai op nieu w d ond erd e, d och zelf bed reef hij oversp el. Van d e
afgod en, o foei, hij gru w d e ervan, d och zelf beroofd e hij d en tem p el
d er H eid enen, in w ier m id d en hij w oond e. En d oor d it alles w erd hij
oorzaak, d at d e naam d es H eeren ond er d e H eid enen gelasterd w erd .
Zooals het in Pau lu s’ d agen w as, is het hed en ten d age nog, er zijn
d u izend en van strenge w etp red ikers, d ie zelf d e w et d er liefd e, zoo
niet d e w et d er tien gebod en m et voeten tred en. Dit toont, d at er in d e
w et geene macht ter rechtvaard igheid of heiligheid gevond en w ord t.
H et zou onmogelijk zijn om van harte op Christu s te leunen, in H em te
roem en en H em te ond erw ijzen en niet geheiligd te w ord en, d och m et
d e w et kan men d it zeer gem akkelijk d oen.
Voorts is d e w et onm achtig d oor haren bep erkten w erkkring.
Wij w eten, zegt d e Ap ostel, d at DOZDWGHZHW]HJW]LMGDWVSUHHNWWRW
KHQGLHRQGHUGHZHW]LMQ Rom. 3:19. In het Grieksch is hier sp rake
van d egenen, d ie in d e w et zijn. H et beeld van d e gevangenis en
gevangenbew aard er zw eeft d en Ap ostel hier voor d en geest evenals in
Gal. 3:22, 23. Plaats nu tegenover d it w oord d es Ap ostels d at and ere:
*LM]LMWQLHWRQGHUGHZHWPDDURQGHUGHJHQDGH Rom . 5:20. Waar
nu d e w et alleen m aar macht heeft om te sp reken tot hen, d ie ond er of
in haar zijn en d e geloovigen thans niet ond er haar zijn, d aar ligt d e
natuu rlijke gevolgtrekking voor d e hand, d at d e w et geene m acht heeft
om te sp reken, te eischen of te vloeken ten opzichte van ons, d ie ond er
d e zoete heerschap p ij d er genad e leven. Zij sp reekt alleen tot hen d ie
ond er haar zijn, Rom . 3:19 ; w ij zijn niet ond er haar, Rom . 6:20, d u s
sp reekt zij niet tot ons.
De w et kan w el kennis d er zond e geven, doch zij vermag d e
zond e zelf niet w eg te nem en, w ant u it d e w erken d er w et zal geen
vleesch gerechtvaard igd w ord en, Rom . 4:20; Gal 2:16. Wel verre van d e
zond e w eg te nemen, roept d e w et haar ju ist te voorschijn, w ant
]RQGHU GH ZHW LV GH ]RQGH GRRG Rom. 7:8, 9. De w et d oet d e zond e
ook niet ontstaan, d och stelt haar eigenlijk karakter als overtred ing in
het licht, gelijk w ij reed s vroeger hebben gezien. De w et is niet d e
eigenlijke oorzaak, m aar w el d e aanleid end e en mid d ellijke oorzaak
d er overtred ingen, w ant w aar geene w et is, d aar is geene overtred ing.
Werp een d am in een bru ischend en stroom en d an zu llen d e w ateren al

35
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

onstu im iger gaan schu im en. H et is m et d e w et als m et d e zon, d ie d e


eieren van een ad d er u itbroed t en toch niet d e oorzaak van het gif d es
ad d ers is; verp estend e d amp en u it het m oeras d oet op stijgen en toch
niet d e oorzaak d er tew eeg brengend e verp esting is. De zon brengt
alleen m aar d e ad d ers en d e giftd amp en tot op enbaring. En d it d eed d e
w et m et d e zond e, en evenmin als d e zon d e ad d ers en d e p estw almen
kan w egnemen of beteu gelen, zoo m in kan ook d e w et d it d e zond e
d oen. Dit geld t van alle w etten. De p rohibitie heeft een vloed golf van
w etteloosheid voortgebracht. Volgens Seneca had een Rom einsche w et
tegen vad erm oord m eer vad ermoord en tengevolge. 'H NUDFKW GHU
]RQGHLVGHZHW 1 Cor. 15:56. 'HZHWZHUNWWRRUQ, gelijk een zw eep d it
d oet bij een schichtig p aard .
Een rijke w enk ten op zichte van d e onm acht d er w et w ord t ons
gegeven in Rom . 8:3. De w et w as krachteloos (om te rechtvaard igen)
d oor het vleeseh. In het vleesch w oont ten eeu w igen d age geen goed ,
maar alleenlijk het kw ad e. H et is echter niet alleen het vleesch d at zich
van bu iten af tegen d e w et aankant en verzet, d at haar zoo krachteloos
maakt, d och ook "d e w et eens vleeschelijken gebod s," H ebr. 7:16, zelve.
De w et staat, om zoo te zeggen, niet op het niveau van d en Geest, m aar
op d at d es vleesches, d ew ijl zij berekend w as op een volk, d at nog een
vleeschelijk klein kind gelijk w as, een volk d at d en H. Geest nog niet
had ontvangen, gelijk d e Gemeente Dien nu in zich heeft w onen om
haar in alle w aarheid te leid en. Vanw ege d it vleeschelijk karakter
w ord t d e w et in H ebr. 7:18 ]ZDN en RQSURILMWHOLMN genoem d , d ie JHHQ
GLQJYROPDDNW heeft, vs. 19. Dit is het eigenaard ige d er w et, zij eischt
het volm aakte, d och zij heeft geen d ing volm aakt. Desw ege heeft zij
ook nooit een enkelen zond aar tot volm aking gebracht. Doch w at lezen
w e ond er het Evangelie? *LM]LMWYROPDDNWLQ+HP, Col. 2:10. H oe zal
nu d an een w et, d ie geen d ing volm aakt heeft, eene volm aakte
Gem eente volm aken? H et antw oord hierop d ient tw eeërlei te zijn: "Zij
kan het niet d oen en zij behoeft het niet m eer te d oen." Men leze en
bep einze in d it verband ook Gal. 3:21 en H ebr. 10:1. Op d e eerste p laats
w ord t gezegd , d at d e w et niet verm ag te rechtvaard igen en op d e
tw eed e d at zij niet verm ag te heiligen.
Ond er d e w et w erd nim m er d e rechte vred e d es gew etens
gesmaakt, zooals d ie ond er het Evangelie gekend w ord t. De w ettische
offerd ienst NRQ QLHW KHLOLJHQ QDDU KHW JHZHWHQ, H ebr. 9:9, en op

36
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

zichzelf slechts een UHFKWYDDUGLJPDNLQJ GHV YOHHVFKHV, vs. 10,


verleenen. Zelfs d e H oogep riesters, d ie d en dienst p leegd en, behield en
toch steed s, in w eerw il van al het offerbloed d er bokken en stieren HHQ
JHZHWHQ GHU ]RQGHQ H ebr. 10:2. Alle jaren op d en grooten
Verzoend ag verkregen ze bij vernieu w ing w ed er een p ijnlijke
zelfbew u stheid d er zond en. Ju ist d ew ijl d at offer telken jare op nieu w
w ed er gebracht moest w ord en, gevoeld en ze het zoo sm artelijk, d at het
onmogelijk w as, d at het bloed van stieren en bokken d e zond e
w egnam , H ebr. 10:4, en zu llen ze ook p ijnlijk gevoeld hebben het
gem is aan d at eenig slachtoffer, d at in eeu w igheid volm aakte d egenen,
d ie geheiligd w ord en, vs. 14. Dit laatste is ond er het Evangelie een
vold ongen feit gew ord en. H et bloed van het volm aakte Lam God s
heeft gestroom d en heeft d e zond e d er w ereld w eggenom en. De Schrift
getu igt het ons, ons gew eten getu igt het ons "en d e H eilige Geest
getu igt het ons ook," Hebr. 10:15.
In 2 Cor. 3:7-18 w ord t ons een schoone tegenstelling gegeven
tusschen d e w et en het Evangelie. Dat d e letter, d ie d ood t, d aar d e w et
beteekent is thans d e ged achte van alle verklaard ers. De
tegenstellingen zijn d aar als volgt: De w et is gegrift in steenen tafelen,
het Evangelie d oor d en Geest in d e vleeschen tafelen d es harten. De
w et d ood t, d e Geest m aakt levend . De bed iening d er w et w as een
bed iening d es d ood s en d er verd oem enis, d e bed iening d es Evangelies
is een bed iening d er verzoening, 2 Cor. 5:18, en een bed iening d er
rechtvaard igheid . De bed iening d er w et is in heerlijkheid GEWEEST,
d ie d es Geestes IS YHHOPHHULQKHHUOLMNKHLG. De bed iening d er w et is
WHQLHWJHGDDQ, d e bed iening d es Geestes is KHWJHHQEOLMIW. Bij d e te niet
ged ane glorie d er w et zijn Israëls zinnen verhard gew ord en en hebben
ze in het lezen d es Ou d en Testam ents een d eksel op het aangezicht
gekregen, d och "w aar d e Geest d es H eeren is, ald aar is vrijheid . En w ij
allen, met onged ekten aangezichte d e heerlijkheid d es H eeren als in
eenen sp iegel aanschou w end e, w ord en naar hetzelfd e beeld in
ged aante verand erd , van heerlijkheid tot heerlijkheid , als van d es
H eeren Geest."
Ond er d e w et w as het u iterst m oeilijk om WRHJDQJ tot God te
verkrijgen. Dit gold zelfs van d e Oostersche m onarchen in het
algemeen. Jozef' s broed ers m ochten zijn aangezicht niet aanschouw en
d an op d e voorw aard en d oor hem gesteld , Gen. 44:23. Absalom m ocht

37
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

voor een tijd niet in David s koninklijke tegenw oord igheid verschijnen,
terw ijl ook Esther op p ijnlijke w ijze heeft ervaren w at het inhield om te
verschijnen in d e tegenw oord igheid van een Oostersch d esp oot, 4:11;
5:2. Volgens H ebr. 12:18-21 w aren d e om heiningen rond om d en berg
d er w etgeving sym bolen, d ie d e m oeilijkheid van d en toegang tot d en
Allerhoogste afteekend en. In d en tabernakeld ienst w as d e toegang
eveneens zeer bezw aarlijk. In Nu m eri w ord t ons vijfm aal herhaald , d at
d e vreem d eling, d ie het w aagd e om te nad eren tot het heiligd om
ged ood moest w ord en, 1:51; 3:10, 38; 16:40; 18:7. Zelfs d e Kenathieten,
d ie in am btelijke hoed anigheid d e vaten d es H eeren d roegen, m ochten
geen heilig voorw erp aanraken en zij mochten ook "niet inkom en om te
zien," op d at zij niet stierven. Doch ond er het Evangelie is GHYHUVFKH
HQ OHYHQGH ZHJ gebaand en hebben d e geloovigen YULMPRHGLJKHLG
RP LQ WH JDDQ LQ KHW KHLOLJGRP GRRU KHW EORHG YDQ -H]XV H ebr.
10:19-22. H et voorhangsel is bij het sterven van het d ierbaar Lam God s
gescheu rd, Matth. 27:51. Terecht is op gemerkt d at het ond er d e w et, op
d e eene u itzond ering na van d en H oogep riester op d en grooten
Verzoend ag, een gew issen d ood inhield om binnen te gaan, thans is
het een w isse d ood , zoo men bu iten blijft. Christus is d e d eu r d er
schap en en d e ZHJ. Het H ebreeu w sche w oord voor p riester is &RKHHQ
d at zeggen w il QDGHUHQWRHWUHGHQ. Welnu d e geloovigen d es N ieuw en
Verbond s zijn naar Petru s’ w oord allen p riesters, ja zelfs een koninklijk
p riesterd om , 1 Petr. 2:9 .
Doch w aar blijven w ij, ind ien w ij zoo d oor w ild en gaan, om te
w ijzen op d e tegenstelling van w et en Evangelie? De w et is
hoofd zakelijk negatief, het Evangelie is p ositief; d e w et geeft ons d ood
en d oem, het Evangelie het eeu w ig leven. De w et zegt: 'RHHQOHHI, het
Evangelie: /HHIHQGRH. Ond er d e w et hand eld e God m et Zijn volk als
een arend, d ie ru w zijn jong u it het nest schu d t, Deu t. 32:11, ond er het
Evangelie komt d e H eiland m eer teed er als een hen, d ie hare kiekens
ond er d e vleu gelèn bijeen w il vergad eren. Ond er d e w et w erd d oor het
eerste w ond er w ater in bloed , Ex. 7:19, 20; ond er het Evangelie w erd
d oor Christu s'eerste w ond er het w ater in w ijn verand erd , Joh. 2:9, 10.
H et w ettisch ju k w as ond ragelijk, H and. 15:10; Gal. 5:1; Christu s'juk is
zacht. De w et hield Israël als in een gevangenis besloten, Gal. 3:22, 23;
w ij m ogen thans ons heensp oed en om d e blijd e bood schap te brengen
ond er d en ganschen hemel. Mozes, d e w etgever, kan Israël niet in

38
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Kanaan leid en, Jozu a, d e typ e van Jezu s, d en Zaligm aker, kon d it w el.
Ond er d e w et kon d e p riester d e m elaatschheid, beeld d er zond e,
ond erzoeken en rein verklaren, d och Christus PDDNWH ze rein. De w et
w as WRWGHQWLMGGHUYHUEHWHULQJ, H ebr. 9:10; Christus is m et ons tot aan
d e voleind ing d ezer bed eeling, Matth. 28:19. De w et m aakte niet
volm aakt, d e EHWHUH KRSH, d ie w ij bezitten, w el, H ebr. 7:19. De w et is
gegeven aan een volk, d och het veld d es Evangelies is d e geheele
w ereld , Matth. 13:38; 28:19. De w et w il u itslu itend het strenge recht,
zond er barm hartigheid , het Evangelie is gegrond op Christu s’
rechtsvold oening en heeft lu st in barm hartigheid . De w et had haar
bu rgerschap in Kanaan, ons bu rgerschap is in d e hem elen. H et
Evangelie is w at d e w et nooit bed oeld e te zijn of w ezen kon, een blijd e
bood schap d er zaligheid , 1 Tim . 1:15; een kracht God s tot zaligheid,
Rom . 1:16; 1 Cor. 1:18; een w oord d er zaligheid , d er genad e en d er
verzoening, H and. 13:26; 14:3; 20:32; 2 Cor. 5:19, d at ons op enbaart d e
menigerlei genad e God s en het leven en d e onverd erfelijkheid , Col. 1:5,
6; 2 Tim. 1:10 en ons schenkt d e hoop, d en vred e en een volheid van
zegeningen, Col. 1:5, 23; Ef. 6:15; Rom . 15:20. "H oew el zij (w et en
Evangelie) d aarin overeenkomen, d at zij beide God tot auteu r hebben,
beid e van eene en d ezelfd e volkom ene gerechtigheid sp reken, beid e
zich richten tot d en mensch om hem te brengen tot het eeu w ig leven,
zoo verschillen zij toch ook d aarin, d at d e w et u it God s heiligheid , het
Evangelie u it God s genad e voortkom t; d at d e w et van natu re, het
Evangelie alleen d oor bijzond ere op enbaring bekend is; d at d e w et
volkomene gerechtigheid eischt, maar het Evangelie haar schenkt; d at
d e w et d oor d e w erken heen tot het eeu w ig leven leid t, en het
Evangelie d e w erken d oet voortkom en u it het in het geloof
geschonkene eeu w ige leven; d at d e w et thans d en m ensch verd oem t en
het Evangelie hem vrijsp reekt; d at d e w et zich richt tot alle menschen
en het Evangelie alleen tot d egenen, d ie er ond er leven (Dr. H .
Bavinck). De laatste clau su le d ient ju ist and ersom gezet, d ew ijl d e w et,
volgens Rom . 3:19, spreekt tot hen d ie ond er d e w et zijn, terw ijl toch
het Evangelie aan alle volken d ient te w ord en gep red ikt. Zoo hebben
w e d an klaarlijk, op grond d er Schrift, aangetoond , d at er niet bloot een
ond erscheid , maar een strenge tegenstelling bestaat tusschen d e w et en
het Evangelie als blijd e bood schap d es heils.

39
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

40
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.9

,6'(:(7((15(*(/'(5'$1.%$$5+(,'"

Van d e p rilste jeu gd af is het ons geleerd , d at d e w et een regel


d er d ankbaarheid voor d e verlosten is. Van kansel en kathed er is ons
d it geleerd . Deze ged achte zit er d erhalve zeer d iep in. Zoo d iep zelfs
d at ik p ersoonlijk u it volle overtu iging d it als p red ikant ged u rend e het
tiental jaren m ijner bed iening in allen ernst gep red ikt en geleerd heb.
H et w as m ij w elbekend , d at er lied en w aren en ook zeer ernstige en
god zalige lied en, d ie d eze beschou w ing niet d eeld en, d och d eze
beschou w d e ik als verkap te Antinomianen, d ie d e w et niet begrep en of
ook heimelijk d e ongebond enheid lief had d en en van d it laatste
gru w d e ik en gru w ik d oor God s genad e nog. Toen het d an nog maar
enkele maand en geled en, d en H eere behaagd e om m ij d oor Zijn
Woord en Geest het rechte inzicht in d e verhou d ing d er geloovigen tot
d e w et te schenken, ontstond er eene m engeling van groote blijd schap
en d roefenis in m ijne ziel. Groote blijd schap, d ew ijl ik een grooten
schat gevond en had in d en gou d mijn Zijns Woord s; groote d roefenis
evenw el, d aar ik m et een op en Bijbel voor m ij en d en H . Geest in mij al
d e tien jaren mijner heilige bed iening althans op een gew ichtig pu nt
d en m enschen verkeerd ond erw ezen had en ook d ew ijl ik mij tevens
geroep en gevoeld e om ons d ierbaar volk op d it stu k nad er te
ond erw ijzen, w aarvan ik voorzag, d at hieru it w eer lichtelijk allerlei
vijand schap , sm aad , miskenning en hartzeer zou voortvloeien. Dit alles
neem t echter niet w eg, d at ik thans in d e heilige overtu iging sta, d at
noch d e w et van Mozes in haar geheel, noch d e w et d er tien gebod en
in het bijzond er, d e regel d er d ankbaarheid voor d e geloovigen is. Van
d eze overtu iging m ag ik niet zw ijgen, maar w ensch ik m et teedere
liefd e en vrijm oed igheid rekenschap te geven.
Doch, om alle m isverstand bij d en w ortel af te snijd en, w ensch
ik op d en voorgrond te p laatsen, d at ik m eer d an ooit te voren in d e
d ankbaarheid d er geloovigen geloof. Meer d an ooit te voren ru ischt als
in heilige verlegenheid d oor m ijne ziel het w oord d es Psalm d ichters:
"Wat zal ik d en H eere vergeld en voor al Zijne w eld ad en aan m ij
bew ezen?" Ik d raag in m ij altoos een gevoel van led igheid en

41
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

zelfaanklachte alsof ik in heel mijn leven nog nooit iets voor H em


ged aan heb, voor H em , Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor m ij
heeft overgegeven. Dankbaarheid , w elke verloste zou er niet aan
gelooven, er geen vu rig voorstand er van zijn! De d ankbaarheid
verm eerd ert zelfs in niet geringe m ate als w ij eerst recht beseffen, d at
God s Zoon vleesch w erd , ond er d e w et ging staan, om d oor Zijne
d ad elijke en lijd elijke gehoorzaam heid ons vrij te koop en u it d e banden
d er zond e en het knellend ju k van d en vloek d er w et.
Een and er misverstand zij hier voorkom en d oor er op te w ijzen,
d at ik w el terd ege geloof in God s Woord als regel en richtsnoer d er
d ankbaarheid . Er is in d e Gem eente vaak veel slord igheid in het juiste
gebru ik d er termen. En zoo d enkt m en bij w et als regel d er
d ankbaarheid meerm alen aan het Woord in zijn geheel en in d ien zin
natuu rlijk is d it volkomen ju ist. Alleen is d an niet ju ist het gebru ik, d at
men m aakt van het w oord w et, d at in geen enkel geval in d en breed en
zin van heel d en Bijbel voorkom t. Wel w ord t het w oord w et in
breed eren zin genomen voor heel het Ou d e Testam ent. Als Christus
bijvoorbeeld zegt, d at er geen jota d er w et zal voorbijgaan zond er
vervu ld te w ord en, Matth. 5:18; Lu k. 16:17, d an d enkt H ij d aar bij het
w oord w et niet alleen aan d e tien gebod en, maar aan heel het Ou d e
Testam ent, w et, p rofetie en p salm, d e d rie d eelen, w aarin Israël zijne
geschriften verd eeld e. De H eid elbergsche Catechismus d enkt bij het
w oord w et inzake d e behand eling van het stu k d er d ankbaarheid
echter u itslu itend aan d e tien gebod en, zooals voor een ied er d u id elijk
is, d ie d e m oeite neemt om d it leerboekje hierop na te zien. De w et
w ord t d aar genomen, niet als het voornaamste stu k, d och w el als d e
regel d er d ankbaarheid . Daartegen nu gaat hier ter p laatse m ijn ernstig
bezw aar. En w el op d e volgend e grond en:
1e. 'H]H UHJHO KHHIW QLHW GRHOWUHIIHQG JHZHUNW Een boom
w ord t aan zijn vrucht gekend . N iet alleen in onze H ollandsche
Christelijke kringen, d och in heel d it land en zelfs in heel het
Christend om is d e w et d er tien gebod en van schier alle kansels en op
alle Zond agsscholen d en m enschen voorgehou d en als d e basis en het
top p unt van alle m oraal, van alle zed elijkheid in breed eren zin d es
w oord s. Men treft zelfs nu, in d eze verw ild erd e tijd en, nog m aar
w einig ou d e en jonge menschen aan, d ie d en d ekaloog, d e tien
gebod en, niet van bu iten geleerd hebben. Maar is het na al d it

42
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

w etsond erw ijs niet een onw ed ersp rekelijk feit, d at d e overtred ing van
al d eze gebod en nooit gru w zam er en menigvu ld iger is gew eest d an in
onze d agen? Is het ook niet een onloochenbaar feit, d at zij, d ie d e w et
bep aald elijk aannem en als regel d er d ankbaarheid m eer
w ereld gelijkvormig zijn d an ooit te voren, meer afgod jes hebben, m eer
jagen naar geld en goed , m eer het ongeboren zaad verm oord en en
meer w ereld sche begeerlijkhed en najagen d an ooit te voren? En d it
alles is im m ers tegen d e heilige w et d es H eeren, d ie men voorgeeft zoo
hoog te hou d en als regel d er d ankbaarheid .
2e. 'HZHWLVDDQ,VUDsODOVUHJHOGHUGDQNEDDUKHLGJHJHYHQHQ
QLPPHU DDQ GH *HPHHQWH DOV KHW /LFKDDP YDQ &KULVWXV Er is geen
enkele tekst, d ie ons zegt, d at d e w et als w et in zijn Jood schen vorm
aan d e Gem eente is gegeven. Wel natu u rlijk haren verborgen w ortel
als liefd e tot God en d en naaste. Doch Israël ontving d e w et als regel
d er d ankbaarheid , w ant d e H eere zegt er nad ru kkelijk bij: "Ik ben d e
H eere u w God , Die u u it Egyp teland, u it het d iensthu is u itgeleid heb."
Daaraan w ord t Israël telkens w ed er herinnerd . De w et w as tevens
Israëls tuchtm eester en p laatsen als Richt. 17:6; 18:8; 19:1; 20:25; 1 Sam.
9:17 toonen genoegzaam , d at Israël d e tuchtiging d er w et w el
behoefd e. Vanw ege het onverbeterlijk booze hart d es zond aars is ook
d e w et voor Israël geen regel d er d ankbaarheid gew eest. Men had ook
toen d e w et w el in d en m ond, maar verw ierp haar met het hart, Ps.
50:16, 17. Al d e p rofeten klaagd en er over, d at Israël d e w et w eigerd e te
gehoorzam en, Jes. 24:5; 30:9; 42:24; Jer. 6:19; 16:11; 32:23; 44:10; Ez.
22:26; H os. 4:6; Amos 2:4; Zach. 7:12. Waar nu d e w et d an, zelfs toen ze
med ebed oeld w as als regel d er d ankbaarheid , d oor het vleesch
krachteloos bleek om een d ankbaar volk te kw eeken, hoeveel te m ind er
hop e is er nu d an, d at d e w et, w aar ze niet als regel d er d ankbaarheid
is ingesteld en bed oeld , toch in betrekking tot het leven d er
d ankbaarheid d oelm atig zal w erken.
3e. 'H ZHW NDQ JHHQ UHJHO GHU GDQNEDDUKHLG ]LMQ YRRU GH
JHORRYLJHQGDDU]LMQHJDWLHILV terw ijl het heilig, d . i. d ankbaar leven
d er geloovigen, p ositief is. De geloovigen scheid en zich niet alleen af
van d e zond e, maar zij w ijd en zich ook aan d en H eere en Zijn geheelen
d ienst. Als gevolg van "het w erk d er w et," d at ook zelfs d e blind ste
H eid enen in het gew eten geschreven hebben, is het Christend om
vervu ld m et negatieve Christenen, d ie er roem op d ragen, d at zij niet

43
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

stelen, bed riegen, vloeken, d rinken, rooken en p ru im en. Doch d e H eere


w il niet alleen een u iterlijke afscheid ing van d e zond e, maar ook eene
algeheele toew ijd ing met insp anning van alle krachten aan Zijn d ienst.
De heiligmaking bestaat niet u it een, m aar u it tw ee d eelen: eene
afscheid ing van d e zond e in eIken vorm en een zich w ijd en aan G.od
en Zijn d ienst.
4e. 'H ZHW NDQ JHHQ UHJHO GHU GDQNEDDUKHLG ]LMQ GHZLMO GH
JHORRYLJHQ JHVWRUYHQ ]LMQDDQGHZHW H erhaald elijk w ord t ons in d e
Schrift geleerd , d at d e geloovigen m et Christus gekru isigd , gestorven
en begraven zijn, Rom . 6:4-8; Ef. 2:12; Col. 2:20; 3:1-5; 1 Petr. 2:24; 4:1.
N ad ru kkelijk w ord t ons nu gezegd , d at d e geloovigen ook aan d e w et
gestorven zijn. Men oord eele zelf: =RR GDQ PLMQH EURHGHUV JLM ]LMW
RRNGHUZHWJHGRRGGRRUKHWOLFKDDPYDQ&KULVWXV Rom. 7:4. Door d e
genad ige toerekening God s zijn d e geloovigen m et Christus d er w et
gestorven. H ij is nu in d en hem el en d e w et heeft nu van H em niets
meer te eischen. De geloovigen zijn m et H em op gew ekt en in d en
hem el gezet en ook voor hen heeft d e w et niets meer te eischen. Men
hoore nog eens w ed er m et een aand achtig oor naar Pau lus: 0DDUZLM
]LMQ QX YULMJHPDDNW YDQ GH ZHW RYHUPLWV ZLM GLHQ JHVWRUYHQ ]LMQ
RQGHU ZHONHQ ZLM JHKRXGHQ ZDUHQ 5RP  En m en lu istere nog
eens w ed er naar hem als hij zegt: :DQW LN EHQ GRRU GH ZHW GHU ZHW
JHVWRUYHQ RSGDW LN *RGH OHYHQ ]RX Gal. 2:19. H ier is nu d an in d e
nad ru kkelijkste term en geleerd d at d e d ood d er geloovigen een eind e
gem aakt heeft aan d e heerschapp ij d er w et. Wat heeft nu d e w et te
zeggen tot een d ood e en w at heeft een d ood e te d oen m et d e w et? Kan
d e w et ooit bind end zijn voor een lijk? Kan ze ooit een regel d es levens
zijn voor iem and , d ie geen leven meer heeft, maar d ood is? En indien
men nu mocht tegenw erp en, d at Pau lus de w et als regel voor het
nieu w e leven d er geloovigen w il aangelegd hebben, d an verw ijzen w e
naar zijn w oord in 1 Tim . 1:8, w aar hij zegt, d at d e w et d en
onrechtvaard igen en niet d en rechtvaard igen is gezet. De zaken staan
d an alzoo, d at het oud e leven, d e ou d e mensch, d ie trou w ens nooit
heilig gemaakt kan w ord en en d ies ook geen regel ter heiligm aking
behoeft, d er w et gestorven is, terw ijl voor d en nieu w en m ensch d e w et
nooit is ingesteld of bed oeld . Bovend ien is d eze m ensch reed s rechtens
met Christu s in d en hem el gezet, zood at hij ook d aarom geen leiband
of tuchtm eester d er w et m eer zal behoeven.

44
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

H'HZHUNLQJGHUZHWLVYDQGLHQDDUGGDW]LMRQPRJHOLMNWRW
HHQ UHJHO GHU GDQNEDDUKHLG RI ZDW KHW]HOIGH LV WRW HHQ UHJHO YDQ
KHLOLJKHLG NDQ JHEUXLNW ZRUGHQ Wij zagen vroeger reed s, d at d e
zond e ju ist hare kracht heeft in d e w et, 1 Cor. 15:56. De zond e, zegt d e
Ap ostel, oorzaak genom en hebbend e d oor het gebod , heeft in mij alle
begeerlijkheid gew rocht, ZDQW ]RQGHU GH ZHW LV GH ]RQGH GRRG
Rom . 7:8. Vergelijk Joh. 15:22; Rom . 4:15; 5:20; Gal. 3:19. De zond e
w ord t bovenm ate zond igend e d oor het gebod d er w et, Rom. 7:13. 'H
ZHWZHUNWWRRUQ Gezien nu d an d eze eigenaard ige w erking d er w et,
hoe kan zij d an ooit tot een regel van heiligm aking zijn? De w et heeft
JHHQGLQJYROPDDNW H ebr. 7:19. Doch d e geloovigen zijn volmaakt in
Christu s, Col. 2:19. N u verklare m en ons en zegge, hoe het
onvolm aakte ooit tot richtsnoer ter heiliging van d e volm aakten kan
d ienen. Is d it niet gansch onmogelijk? Zou d e H eere eerst tot d e
geloovigen d es nieu w en verbond s ku nnen zeggen, d at zij tot d e
volm aaktheid m oeten voortvaren, H ebr. 6:1, en d aarna d at zij d it
d ienen te d oen aan d en leiband d er w et, d ie geen d ing volm aakt heeft?
Zou H ij eerst tot hen zeggen: "Uw bu rgerschap is in d e hem elen" en
d aarna: "Wand el naar d e w et," d ie voor een ou d volk in Kanaan is
berekend ? Bij d ezen regel d er w et, verneem t d e geloovige zelfs niet hoe
hij zich om trent Zijn Zaligmaker heeft te ged ragen. Volgens d eze
op vatting d an d ient de geloovige zijne d ankbaarheid te bew ijzen naar
d en regel eener w et, d ie van Zijn Red d er, Die hem kocht m et Zijn
bloed , naar lijf en ziel, en van d ood en d oem en alle gew eld d es d u ivels
verlost heeft, niets afw eet. De w et kent d en Zaligm aker zelve niet, hoe
kan ze ons d an zeggen, op w elke w ijze w e H em d ankbaar hebben te
zijn? Zij kent d en H. Geest niet, hoe kan ze ons d an leeren w and elen in
d en Geest? H oe kan ze ons troosten, leeren en in alle w aarheid leid en?
De w et heeft d us geene heiligend e w erking, m aar is veeleer d e
op w ekker d er zond e.
6e. De DDUG d er w et laat niet toe, d at d e geloovigen d es N ieu w en
Verbond s haar tot regel en richtsnoer aannemen. N aast het gezegd e
d ienaangaand e behoeft hierover thans niet veel meer gezegd te
w ord en. De w et is eene eenheid , d ie zich nooit halveeren of
vierend eelen laat. En toch p oogt m en d it w elbezien ged u rig te d oen als
men eenerzijd s w el toestemt, d at zij geen m id d el ter rechtvaard ig-
making is of kan zijn, terw ijl men haar and erzijd s nog w el w il

45
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

gebru iken als mid d el ter heiligm aking. Doch als m en haar voor d it
laatste d oel w il gebru iken, d an gaat m en haar slechts ten d eele nemen
en niet zooals God haar w erkelijk heeft gegeven. H et vierd e gebod
bijvoorbeeld laat m en varen of w eet men zoo u it te leggen, d at ten
slotte d e Zond ag bed oeld is. De Ad ventisten hebben een schijn van
recht als ze hiertegen toornen, w ant d e w et laat zich alzoo niet
verm inken. Wie toch eenm aal m et d e w et begint, is schu ld ig d e
gansche w et te hou d en. De w et w eet van geen transactie of comp rom is.
H ier geld t het volstrekt absolu te: alles of niets. Voorts laat men ook d e
aansp raak nim m er geld en in al zijne kracht, w ant men gevoelt m aar al
te goed , d at m en nooit bij Egyp te’s tichelovens gelegen heeft. Toch w as
d eze inleid ing d er w et voor Israël volle historische w erkelijkheid en
w as d e verlossing u it Egyp te voor haar nationaal leven van het
grootste belang gew eest. Toen w as er een gew ichtige p rofetie voor hen
in vervu lling gaan tred en. Zie Gen. 15:13, 14. Toen w as hu n eene
nationale verlossing bereid d oor vele teekenen en w ond eren. Toen w as
het Paaschfeest ingesteld . Toen had d en ze in d e Mozaische w et hu nne
nationale grond w et ontvangen. Bij een nu chter en onbevooroord eeld
lezen d er w et gevoelt m en d an ook zoo m aar, d at d e w et aan Israël en
niet aan ons is gegeven en voor ons als w et en regel ten eenenm ale niet
meer van toep assing is. De w oord en: "N och zijnen d ienstknecht, noch
zijne d ienstmaagd ," zien op d e Oostersche slaven en slavinnen. In het
vijfd e gebod w ord t ged acht bij d e belofte van een lang leven aan een
leven in Kanaan. Inzake het ijd el gebru ik van ' s H eeren naam w ord t
ged reigd , d at d e H eere d en schu ld igen geenszins onschu ld ig zal
hou d en. Een ijd el gebru ik is een zinled ig gebru ik. H oe vaak m aken d e
geloovigen zich d aaraan schu ld ig, zelfs in het leven d es gebed s. Toch
staan zij naar hun staat in Christu s als onschu ld igen voor God en
ku nnen nooit m eer schu ld ig verklaard w ord en. Zal m en ze nu d an
toch nog d reigen met d e w et van schu ld en straf? Zeg niet, d at m en d it
niet zoo zw aar m oet op vatten, w ant d e w et m eent JUIST w at ZIJ zegt,
en kent geen m eed oogen of toegeeflijkheid . N iet van ons geld t w at aan
het hoofd d ezer gebod en staat: "Ik ben d e H eere, u w God , d ie u u it het
d iensthu is, u it Egyp teland u itgeleid heb." Geestelijk-m ystiek ja, m aar
niet als w etsform u le, w ant het volk van N ed erland is nooit in het
d iensthu is d er Farao' s, noch in het land van d en N ijl gew eest. En
evenzoo ku nnen w ij niet begeeren onzes naasten d ienstknecht of

46
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d ienstm aagd , eenvou d ig om d at er geene slavernij ond er ons m eer


bestaat, en er van hu urd ienst hier geene sp rake is. Wat het is, een os
van zijn naaste te begeeren begreep m en in Israël, w aar ied er
land bou w er w as, en een os als trekd ier w erd gebru ikt, maar bij ons zou
veeleer m oeten gesp roken w ord en van een p aard , d aar bij ons het
p aard het algem een ingevoerd e trekd ier is." (Dr. A. Ku yp er.)
Intusschen bed enke m en, d at het niet aangaat om m et eene w et allerlei
op vattingen, u itzond eringen en verd eelingen te m aken.
7e. De WHNVWHQ, d ie m en w el eens aanhaalt voor d e w et als
levensregel bew ijzen d it volstrekt niet, ongeacht nu nog het feit d at in
geen enkelen tekst de w et als levensregel aan d e geloovigen d es
N ieu w en Verbond s w ord t voorgehou d en. Men w ijst op Rom . 3:31
w aar w e lezen: "Doen w ij d an d e w et te niet d oor het geloof? d at zij
verre, m aar w ij bevestigen d e w et." Pau lu s heeft gezegd in vers 21, d at
d e rechtvaard igheid God s is geop enbaard ]RQGHUGH ZHW. Zie ook vs.
27 en 28. Nu zou m en licht m isbru ik van d ie leer d er vrije genad e
ku nnen m aken, gelijk men ook in zijne d agen reed s d eed , en zeggen,
d at m en d e w et w el kon terzijd e stellen of sterker: vernietigen, en leven
er maar op los. Maar de mensch heeft nimm er het recht om iets terzijd e
te stellen van hetgeen God heeft ingezet. Dit kan God alleen d oen. De
geloovige is bovend ien niet ond er d e w et, maar bevestigt haar, d . w . z.
in Christu s vervu lt hij hare eischen volkom en. De leer d er
rechtvaard igmaking d oor het geloof strijd t d u s niet tegen d e w et d es
H eeren als zood anig. De u itd ru kking YRRU&KULVWXVRQGHUGHZHW in 1
Cor. 9:21 is ook op gew ezen. Doch blijkens het verband , heeft d e
Ap ostel het hier over d e Christelijke vrijheid . H oew el hij van allen (ook
van Mozes) vrij w as, zoo heeft hij zich nochtans aan allen d ienstbaar
gem aakt, op d at hij d aard oor m eer zielen voor Christu s m ocht w innen.
Zoo is hij krachtens zijne vrijheid , om Christu s'w il voor bijzond ere
gevallen ond er d e w et gaan staan, om hen die ond er d e w et w aren te
gew innen. Men gevoelt d at d it niets zegt voor d e w et als d en staand en
regel d er heiligm aking voor d e geloovigen. Integend eel, het toont ju ist,
d at Pau lu s als regel niet meer ond er d e w et w as.
Voorts heeft m en gew ezen op Gal. 5:14, w aar w e lezen: “Want
d e geheele w et w ord t in een w oord vervu ld , nam elijk in d it: "Gij zu lt
u w en naaste liefhebben gelijk u zelven." Dit Ap ostolisch w oord is ju ist
een sterk bew ijs tegen d e w et als levensregel. Want Pau lu s zinspeelt

47
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

hier kennelijk op het nieu w e gebod van Christu s in Joh. 13:34. Ind ien
d e w et in een w oord vervu ld w ord t, w aarom gaat m en d an telkens nog
w ed er d e w et d er tien w oord en gebru iken? Waarom d an in d ezen niet
bij d en eenvou d d es Evangelies gebleven?
8e. 'H 3HUVRRQ HQ KHW ZHUN GHV *HHVWHV verbied en d e w et als
levensregel voor d e geloovigen. Wanneer w e d e Schrift ond erzoeken
om trent d en H. Geest, d an is het du id elijk d at d e H . Geest Zich nimm er
bij d e w et heeft aangesloten om zaligend of heiligend met haar te
w erken. Dit is een m erkw aard ig feit en valt gem akkelijker te
constateeren d an te verklaren. De Schrift laat ook hier echter aan
d u id elijkheid niets te w enschen over. Zoolang Christus d e w et nog niet
volbracht had , kw am d e H . Geest niet wonen in d en temp el d er
Gem eente en in het hart van elk geloovige. H ij slu it Zich in al Zijn w erk
aan bij het Woord in Zijn geheel, d och nim mer bij d e w et afzond erlijk.
De voornaam ste red en w aarom d e H . Geest Zich niet aanslu it bij d e
w et van Mozes tot rechtvaard iging en heiliging is misschien w el d eze,
d at H ij Zijn eigene w et heeft, w aarnaar H ij d en zond aar het leven geeft
en vrijm aakt. In Rom. 8:2 noemt d e Ap ostel d it GH ZHW GHV *HHVWHV
GHVOHYHQVLQ&KULVWXV-H]XV Daar het levend m akend en vrijm akend
w erk d es Geestes onw ed erstand elijk en onverw inlijk is, noemt hij d it
eene ZHW. Tevens d oet hij hierm ed e sterk u itkomen d e tegenstelling,
w elke er tu sschen d eze w et en "d e w et der zond e en d es d ood s"
bestaat. Ik d u rf "d e w et d er zond e en d es d ood s" niet nemen voor d e
w et God s, w ant d ie w ijze van sp reken schijnt te hard, zegt Calvijn
hierop, d och het is zonneklaar d at d e Ap ostel hier d enkt aan d e
Mozaische w et. Men zie slechts naar het volgend e vers. H ij kan haar
zoo noem en, omd at ze d e zond e tot zond e, tot overtred ing,
w etteloosheid m aakte en over alle overtred ers het schrikkelijk
d ood vonnis u itsp rak. En hij sp reekt hier w elbezien niets sterker van d e
alou d e w et d an eld ers. Men zie slechts 2 Cor. 3. H et is d oor d en Geest
d at al d e rechtvaard ige eischen d er w et in d e geloovigen vervu ld
w ord en. H et is d e H. Geest, d ie d en geloovige d oet. w and elen in
QLHXZLJKHLGGHV*HHVWHV en niet naar d e ou d heid d er letter (d er w et)
Rom . 7:6. "Ind ien gij d oor d en Geest geleid w ord t, zoo zijt gij niet
ond er d e w et," Gal. 5:18. - "Zoovelen er d oor d en Geest God s geleid
w ord en, d ie zijn kind eren God s." Du s zijn d e kind eren God s niet ond er
d e w et. Van hen, d ie d e vru cht d es Geestes hebben, w ord t gezegd :

48
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

7HJHQ GH ]RRGDQLJHQ LV GH ZHW QLHW Gal. 5:23. "De Geest kon
onmogelijk zond er m eer aan d e Wet verbond en zijn. De Wet toch w as
niet gegeven om d e zond e w eg te nem en, m aar om haar te ontd ekken."
(Van And el) .
9e. 'H QLHXZH QDWXXU GHU JHORRYLJHQ w ijst d e w et als
levensregel d er heiliging af. De vermaningen d es N ieu w en Testam ents
hou d en er rekening med e, d at d e geloovigen in Christu s nieu w e
schepselen zijn gew ord en en d at al het Ou d e is voorbijgegaan, ook d e
ou d e letter d er w et. De geest d er w etgeving zoo w el als d e hard e,
w ettische geest is geheel vreemd aan het N ieu w e Testam ent. Al d e
verm aningen w ord en gegeven niet in d en vorm eener ijzeren w et,
maar in d en vorm van liefd erijke op w ekkingen op d en grond slag van
het volbrachte w erk van Christu s, of van d en staat d er geloovigen in
H em of op d en grond d er belofte Zijner toekom st. Wie is zoo d w aas te
meenen d at een kind van God in allen ernst bevolen zou m oeten
w ord en om niet te stelen. Dit w eet een H eid en en w eet du izend m aal
beter een geloovige, d ew ijl hij een gereinigd gew eten heeft en d e
w ortel d er w et in zijn hart, namelijk d e liefd e om Zijn Red d er in alles
w el behagelijk te zijn. H ij kent d e w et niet alleen, m aar hij w il en w eet
d oor God s genad e haar ook te volbrengen. H et w etvervu ld e leven van
Christu s is hem u it genad e toegerekend . Zooals gezegd , hou d en d e
Ap ostelen in hu nne vermaningen hiermed e rekening. Zoo zegt Paulu s:
"Ik bid u d an, broed ers, bij d e ontferm ingen God s," Rom. 12:1.
"Bed roeft d en H . Geest, d oor w elken gij verzegeld zijt tot d en d ag u w er
verlossing," Ef. 4:30. - "Ind ien gij d an op gew ekt zijt m et Christu s, zoo
zoekt d e d ingen, d ie boven zijn," Col. 3:1. En zoo gaat het altoos d oor,
zood at een ied er, d ie het leest, voelen kan d at er een hem elsbreed
verschil in toon en vorm bestaat tu sschen het JLM]XOW van Sinai en d e
Ap ostolische verm aningen. H et gansche boek d er H ebreën betoogt, d at
het systeem d er w et vervangen is d oor "d e betere d ingen" en d eze
liefelijke verm aningen behooren ook tot d at betere.
Is het w elbeschou w d niet ongerijm d om een tienmaal herhaald
gij zu lt te m aken tot een regel d er d ankbaarheid . Zal een verloste u it
d ankbaarheid gaan zeggen: "N u zal ik, o God , u it d ankbaarheid niet
knielen voor d e afgod en; ik zal geene beeld en maken, niet vloeken, niet
d en Sabbat schend en; ik zal mijn vad er en m oed er niet onteeren, niet
stelen, moord en, hoereeren, liegen, bed riegen of mijns buu rm ans

49
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

vrou w begeeren." Is dat d ankbaarheid ? Stel, gij had t een man u it een
groot gevaar gered . Zou d t gij niet ten hoogste verw ond erd zijn over d e
onbeschaam d heid d es gered d en, w anneer hij tot u sp rak: ,,O m an, w at
ben ik u d ankbaar en veel verp licht. Ik zal uit d ank u w goed en naam
niet beklad d en, u w e vrou w niet tot ontucht verleid en en u w e au to niet
stelen." Zeg niet, d at d eze voorstelling onju ist is, w ant naar d ezen
maatstaf w ord t d e leer d er d ankbaarheid gep red ikt. De Catechism u s
vat d e w et w el d iep en breed op , d och d it d oet ze in het licht d es
Evangelies, terw ijl d e w et als w et geen Evangelie of genad e kent.
10e. 1LHWGHZHWPDDU&KULVWXVLVGHUHJHO GHUGDQNEDDUKHLG
Tot d usver w erd aangetoond , d at om tal van red enen d e w et niet kan
of m ag w ord en aangelegd als regel van het nieu w e leven d er
geloovigen. Zoo blijft d e vraag d an ten slotte nog over w at w el regel en
richtsnoer voor hu n leven is. En op d eze vraag kan het antw oord niet
tw ijfelachtig zijn. N iet d e w et, d ie voor vele eeu w en aan een allen, d ie
ond er haar w aren, het d oemvonnis heeft toegeslingerd , d och Christus
heeft ons in Zijn leven en lijd en een voorbeeld ter navolging gegeven,
Joh. 13:15; 1 Petr. 2:21; 1 Joh. 2:6. Aan Zijn liefd egebod w ord t telkens
w ed er herinnerd , Joh. 15:12; Ef. 2:10; 5:2; 1 Thess. 4:9; 1 Petr. 4:8; 1 Joh.
3:23; 4:21. De geloovigen hebben te w and elen, gelijk H ij gew and eld
heeft, 1 Joh. 2:6, en lief te hebben, gelijk H ij liefgehad heeft, Joh. 15:13; 1
Joh. 3:16; Ef. 5:2. En d at gevoelen van d e d iep ste zelfverned ering, d ie in
Christu s w as, behoort in hen te zijn, Fil. 2:5. Geen enkel geloovige zal
er zijn d ie du rft te ontkennen, d at Christus, Die als d e zond elooze
onschu ld ig leed , 1 Petr. 2:22, ged w ee en ond erw orp en leed , vs. 23, en
als onze Borg en Plaatsvervanger leed , vs. 24, ook als ons 9RRUEHHOG
heeft geled en, vs. 21. Ied er geloovige zal ook m oeten toestem men, d at
d it voorbeeld d es H eiland s eind eloos hooger staat d an d e regel eener
w et, d ie van d en H eiland niets afw eet. Zoo men d it echter toestemt,
w aarom eischt m en d an niet van d e p red ikers, d at zij w ijzen op
Christu s, d e belichaam d e liefd e God s, d en Vervu ller d er w et en ons
volm aakt Voorbeeld , instee van op d e w et, d ie nooit één Ad am skind
gerechtvaard igd of geheiligd heeft. Christu s toch is het een en het al
voor het leven d er geloovigen. H ij is d e kracht van hunne kracht en het
leven van hu n leven, Col. 3:4. H ij is hunne gerechtigheid en
heiligmaking, 1 Cor. 1:30, hunne vred e en vrijheid , hu n H erd er en hu n
H eer, Rom . 6:7; Gal. 2:20,21; Ef. 2:4-6; Col. 2:10-15; 1 Petr. 5:1. "Want w ij

50
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

zijn led en Zijns lichaam s, van Zijn vleesch en van Zijne beenen," Ef.
5:30. Al d e volheid w oont in H em en in H em zijn verborgen al d e
schatten d er w ijsheid en d er kennis, Col. 1:19; 2:3. En in H em zijn d e
geloovigen d e arm zalige eerste beginselen d er w ereld afgestorven, Gal.
4:9; Col. 2:20. O, d at m en toch inzag, d at er d oor Christus’ kru isd ood
een nieu w e bed eeling is ontstaan, en d e ou d e bed eeling d er w et heeft
moeten p laats maken voor d e bed eeling d es Geestes, d er genad e en d er
Gem eente van Christu s. Christus kw am tot het zijne, d och d e zijnen
hebben H em niet aangenom en, Joh. 1:11. Daarom zeid e H ij eind elijk
w eenend tot Jeru zalem : "Ziet, XZ hu is w ord e u w oest gelaten," Matth.
23:37-39. Wat d e p rofeet Ezechiël p rofetisch had gezien geschied d e nu:
d e heerlijkheid d es H eeren verliet het hu is, het voorhangsel scheu rd e
en kort d aarna kw am en d e Romeinen om het te verw oesten en gevolg
w as d at niet een steen op d en and eren bleef. De moord enaars van d en
zoon d es w ijngaard eniers w erd en toen gestraft, d e natuu rlijke takken
d es tam m en olijfboom s afgebroken, Rom . 11:13-25, terw ijl d e tw ijgen
van d en tam m en olijfboom op d en w ortel d es tamm en w erd en ingeënt.
Door d en H . Geest w erd er thans een m ystiek lichaam gevormd u it
Jood en H eid en, 1 Cor. 12:12. De Gem eente w erd nu gebou w d op d en
kostelijken steen, d ien Israëls bou w lied en verw orp en had d en. In d e
Gem eente kw am tot op enbaring d e verborgenheid, d ie alle vorige
eeu w en verborgen w as gew eest. Deze Gemeente kw am voort u it d e
geop end e zijd e van d en tw eed en Ad am en w erd niet op gericht in
verband met d e w et, maar als vru cht d er genad e, Joh. 1:17; Ef. 2:4-6, en
heeft, volgens Ef. 3:2, haar eigen EHGHHOLQJ GHU JHQDGH in Christu s
Jezu s.

51
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

52
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.9,

'(5(&+7(9(5+28',1*'(5*(/229,*(1
727'(:(7

Op d at d e geloovige lezer zich zijne verhou d ing tot d e w et van


Mozes held er bew u st w ord t, zal hier zoo kort en klaar m ogelijk in
enkele stellingen d e ju iste verhou d ing van d en geloovige tot d e w et
w ord en aangew ezen. En d aar het kenm erkend e van een zaak altoos
het best u it zijne tegenstellingen gekend word t, zoo zal eerst w ord en
gezegd hoe d eze verhou d ing niet is.
De geloovige is niet als d e H eid enen ]RQGHU d e w et. Van hem
kan niet gezegd w ord en w at d e Ap ostel in Rom . 2:14 van d e volken
bu iten Israël zegt. H ij vind t toch in zijn Bijbel, d at van het begin tot het
eind e het onfeilbaar Woord van God is, d e wet van Mozes.
N och is d e geloovige als Israël RQGHU d e w et. Dat het Woord hier
w ed er zelf sp reke: "Gij zijt niet ond er d e w et, maar ond er d e genad e,"
Rom . 6:14. Christu s is in d e volheid d es tijd s gew ord en ond er d e w et,
"op d at H ij d egenen, d ie ond er d e w et w aren vrijkoop en zou," Gal. 4:5. -
"Ind ien gij d oor d en Geest geleid w ord t, zoo zijt gij niet ond er d e w et,
Gal. 5:18. Israël w ord t altoos voorgesteld als ond er d e w et zijnd e, d e
Gem eente nim m er. Ter and ere zijd e w ord t herhaald elijk en
nad ru kkelijk verklaard d at zij niet ond er d e w et is.
De geloovige is niet als d e Wetgever ERYHQ d e w et. God kan
sou verein over d e w et beschikken, naar Zijn vrijm achtig w elbehagen,
d och d it kan en mag d e geloovige niet d oen. Dit d ient hij nimm er te
vergeten en d aarom is alle "p reken alsof d e w et onheilig of d ood w are
ten sterkste af te keu ren. H et behoeft nau w elijks gezegd , d at hij ook
niet boven d e w et is verheven, zooals d e Oostersche m onarchen en d e
vroegere Ru ssische Tsaar zich boven d e w et huns rijks verheven
achtten. Deze d esp oten kond en hu nne ond erd anen d ood en of
verkrachten zond er dat er een w et of gerechtshof w as, w aard oor ze
gestraft kond en w ord en; ze w aren eenvou d ig boven d e w et. In d ien zin
nu zijn d e geloovigen in d er eeu w igheid niet boven d e w et God s
verheven.

53
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

De geloovige is ook niet WHJHQ d e w et. Dit kan niet, d ew ijl d e


w et van Mozes d e eigenschapp en van heilig, rechtvaard ig en goed
w ord en toegekend . De w et is een d eel van God s d ierbaar Woord en is
d oor God voor tw eed u izend jaren tot een w ijs d oel gebru ikt. Om d u s
u it te roep en: "aan d e galg m et Mozes!" zooals d e Antinom iaan Johann
Agricola in d e d agen d er H ervorm ing d eed (Lu ther zeid e eens: dass
verd am m te Gesetz) gaat voor een Schriftgeloovig christen ten
eenenm ale niet aan, hoew el het historisch w el als vaststaand
beschou w d m ag w ord en, d at in d e verloop en eeu w en vaak als
Antinom ianism e verketterd is w at niets and ers w as d an een
rechtm atige strijd tegen het onw ettig gebru ik d er w et. Zoo ik m ij niet
vergis, w as d it het geval m et Jakob Verschoor en d e Verschoristen in
d e tw eed e helft d er 17d e eeu w in Zeeland.
De geloovige staat niet QDDVW d e w et als zijn regel en richtsnoer.
De meeste geloovigen onzer d agen stem m en er u volm ond ig toe, d at
d e w et geen m id d el ter rechtvaard iging is, doch men w il haar nog w el
gebru iken als mid d el ter heiliging; niet als mid d el ten leven, m aar nog
w el als m id d el ten overvloed igen leven; niet voor d en aanvang d es
levens, m aar nog w el voor d en voortgang en groei d es levens; niet als
voorw aard e d es leven s, maar nog w el als bind end en regel d es levens.
De geloovige d ient, volgens d eze voorstelling nog te w and elen als een
kind eke naast d en norm d er w et, als aan een’ leiband. Doch, volgens
d en Ap ostel, behoort d it voor d e geloovigen tot het verled en, tot Israël
en d e bed eeling d er w et, Gal. 3:24, 25; 4:1,2. Christu s'eerste komst
heeft aan d it alles een eind e gem aakt, vs. 4-7. Met H em kw am d e tijd
d er YHUEHWHULQJ, of, gelijk d e Engelsche vertaling heeft, d er UHIRUPDWLH,
tot op w elke d e w etten w aren, H ebr. 9:10. Toen het Aaronietisch
p riesterschap verand erd e, geschIed d e er, volgens H ebr. 7:12, ook
YHUDQGHULQJ d er w et en, volgens vs. 18, zelfs YHUQLHWLJLQJ. H eel het
Woord , d e gekru isigd e en levend e H eiland en d e H . Geest zijn het
regel en richtsnoer d er geloovigen, m aar niet d e w et van Mozes.
Beknop telijk w erd alzoo ontkennend erw ijs aangetoond w at d e
verhou d ing van d en geloovige tot d e w et niet is. Zoo rest d an d e vraag
w at d ie ju iste verhou d ing w el is? Die verhou d ing w ord t u itged ru kt in
het eene w oord GRRG. De geloovigen zijn d er w et ged ood d oor het
lichaam van Christu s, Rom . 7:4, 6; Gal. 2:19. Dit eene w oord sp reekt
een boekd eel ten aanzien van d e verhou d ing d er geloovigen tot d e w et.

54
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Men torne niet aan het w oord JHGRRG, m aar legge er vollen nad ru k op .
Dit d oet m en im mers ook, en terecht, met het d ood -zijn in d e zon d en
en m isd ad en van d en onw ed ergeboren m ensch. Christus ging Zich
stellen ond er d e w et en du s ook ond er haren vloek. De w et sloeg d u s
Christu s, gelijk eens d e staf van Mozes d e rots sloeg, w at in d en regel
beschou w d w ord t als een typ e van Christus als geslagen d oor d e w et,
N u m . 20:8. Dit bed oelt d e Ap ostel als hij zegt, d at d e geloovigen "d er
w et ged ood zijn d oor het lichaam van Christus." H iertegen strijd t niet
w at hij zegt in Gal. 2:19: "Ik ben d oor d e w et d er w et gestorven," daar
hij zich als m et Christu s gestorven rekent d oor d e w et. Dood ten
op zichte van d e w et. Men gevoelt w at d it inhou d t. H et beteekent, d at
d e w et als w et niets meer over ons te zeggen heeft. H et slu it in d at w ij
d en d ond er d er w et niet m eer ku nnen hooren, d at w ij hare
vloeksp raken niet meer vreezen. De d ood toch is eene verbreking van
alle betrekkingen tot hetgeen bu iten ons is. Zoo is tusschen d e w et en
d en geloovige alle relatie verbroken. De w et als w et d . i. als
verbind end e regel en tot gehoorzaam heid d w ingend e en d en
overtred er vloekend e m acht, heeft niet m eer van ons te eischen, w ant
Christu s is aan al hare eischen tegem oet gekom en en heeft ze
volkomenlijk volbracht. N iet onze WRHVWDQG, m aar w el onze VWDDW voor
God is d ezelfd e als d ie van Christu s d. i. een staat van volkomen
onschu ld, rechtvaard igheid en heiligheid . Zoo is ook Zijne
rechtsp ositie tegenover d e w et d e onze. Men stelle d an d e vraag: w at
d e Mozaische w et nog van Christu s te eischen heeft? Volm aakte
gehoorzaam heid ? Die heeft hij haar im m ers d oor Zijn vlekkeloos heilig
leven betoond . De vloek, d ie om onzentw il op H em ru stte? Die heeft
H ij im mers ged ragen. Wanneer onze menschelijke strafw et van een
misd ad iger zegt, d at hij d rie jaar in d e gevangenis m oet zitten en
d aarna ged ood w ord en en d eze straf w ord t naar d e w et aan hem
voltrokken, w at heeft d e w et d an nog tot het lijk d es m isd ad igers te
zeggen? Welnu ook Christu s is met d e m isd ad igers gerekend gew eest
en d e w et heeft ook H em gevonnisd en verslagen. Door H em op te
w ekken u it het graf en H em aan Zijne rechterhand te zetten,
verklaard e d e Vad er pu bliekelijk, d at H ij m et d en Borg tevred en w as
en H em d esw ege onschu ld ig heeft verklaard . Dit d eed d e hoogste
Rechter, Die Zelf d e w et eens insteld e. En Christu s Zelf kon getu igen:
"Ik heb d e gebod en Mijns Vad ers bew aard ," Joh. 15:10. Wat heeft nu

55
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d an d e w et nog op d ien Rechtvaard ige en Verheerlijkte te zeggen?


N iets, absolu ut niets. Maar vrage, w at heeft d e w et d an nog te eischen
van hen, d ie in H em begrep en w aren? N iets, absolu u t niets. H oew el ze
in zichzelf w etsovertred end e, d us strafw aard ige zond aars zijn, zoo zijn
ze evenm in VWUDIEDDU als Christu s.
Een tw eetal opheld eringen d ienen hier echter nog aan
toegevoegd te w ord en. Men zou toch hierop d e vraag ku nnen stellen of
alzoo d e eisch d er gehoorzaam heid en d er goed e w erken niet in het
ged rang kom t, of w e alzoo niet strand en op d e klip van het
Antinom ianism e, of w e geen d ad ers d es Woord s behoeven te zijn?
Voorzeker w at d it laatste betreft, w ant "het is onm ogelijk, d at zoo w ie
Christu s d oor een op recht geloof ingep lant is, niet zou d e voortbrengen
vru chten d er d ankbaarheid ." Nu is er d esniettemin geene w ettische
gehoorzaam heid m eer, m aar eene vrijw illige gehoorzaamheid d er
liefd e, "om d at H ij het ged aan heeft." Nu hebben w e H em lief, om d at
H ij ons eerst heeft liefgehad . Een man gaat zijn geliefd e gad e niet op
strengen toon bevelen, om hem tot een hu lp e te zijn. Zij d ient hem
im mers d oor d en d rang d er liefd e. Al w at in haar is is bereid w illig en
d ienstvaard ig om hem ter w ille te zijn en te behagen. Zoo nu is het ook
met hen, d ie d oor Christu s vrijgekocht zijn van ond er d e w et. Zij
behoeven niet m eer den d ond er en d en d w ang d er w et, w ijl zij d en
d rang d er w ed erliefd e bezitten. De liefd e van Christu s d ringt hen en
niet d e vrees voor een vertoornd Wetgever.
In d e tw eed e p laats zou d e tegenw erp ing gem aakt ku nnen
w ord en, d at, volgens d eze beschou w ing d e geloovige d ood is voor een
stu k van God s Woord , d aar toch d e w et een d eel u itm aakt van het
onfeilbaar Woord God s. H ierop m ag het antw oord niet and ers lu id en
d an d at d e geloovigen d ood zijn voor d e w et als w et, d. i. als
rechterlijke, bind end e, eischend e en vloekend e m acht, d och niet voor
d e w et als historische w aarheid en hare geestelijke, god sd ienstige en
eeu w ige w ortel d er liefd e, w aaraan d e gansche w et en d e p rofeten
hing. Dat d e Ap ostel Pau lus m et d e w et als historische w aarheid
rekent, blijkt u it Ef. 6:1, 2. En in Rom. 13:8-10 geeft hij in navolging van
Christu s d en w ortel d er w et op als geld ig voor d e geloovigen d es
N ieu w en Verbond s. Ook u it Gal. 5:13, 14 blijkt d at hij d oor d e
geloovigen vollen ernst gemaakt w il hebben met het nieu w e gebod , d at
Christu s Zijn d iscip elen heeft gegeven. Zie ook 1 Tim . 1:5. Jacobu s

56
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

noem t d ezen geestelijken en onverand erlijken grond slag d er w et GH


NRQLQNOLMNH ZHW zood at w ij d it vrijelijk d e d oorloop end e leer d es
N ieu w en Testam ents m ogen noem en. Inzond erheid het voorbeeld van
Jacobu s is van bijzond ere kracht. Want hij stond bekend als een stoere
en steile Jood en toch w ijst hij niet teru g naar d e w et van Mozes, m aar
integend eel naar d e w et d er liefd e, d e eenheid d er w et en "d e w et d er
vrijheid ," w at ook hetzelfd e is als GH ZHWYDQ&KULVWXV van Gal. 6:2,
nam elijk het gebod om elkand er lief te hebben, gelijk H ij ons liefgehad
heeft. Men zal het ond erscheid gevoelen tusschen d e w et van Mozes,
zooals d ie van H oreb tot Israël kw am, en d e geestelijke sam envatting
d er w et. Zoo toch is voor d e geloovige Gem eente al het rechterlijk
eischend e, al het w ettisch gestrenge, al het Jood sche, tijd elijke,
u itw end ige, ja, zelfs d e vorm en bew oord ing d er w et w egged aan,
terw ijl alleen hare verborgen, d iep e, eeu w ige, god d elijke w ortel voor
d e Gemeente is blootgelegd en voorgehou d en. De w et is hier d oor
god d elijke hand om gezet in een liefelijk Evangelie d er d ankbaarheid
en d er w ed erliefd e. In d ezen vorm is d e w et geen w et meer, maar een
blijd e bood schap, d ie d en geloovigen nooit teveel kan w ord en
gep red ikt en voorgehou d en. De Ap ostelen, w e zagen het, leveren d u s
in d e w ijze, w aarop zij over d e w et sp reken, het m eest d oorslaand
bew ijs, d at zij d e geloovigen beschou w en als d er w et JHVWRUYHQ en d at
zij allen ernst gem aakt w illen hebben m et het nieu w e gebod , d e w et
van Christus, d e w et d er vrijheid .
H et is d iep treu rig, d at tengevolge van een verkeerd e
beschou w ing omtrent d e w et d e christelijke vrijheid niet w ord t gevat
naar d e Schrift, en d e geloovigen onzer d agen geenszins staan in d e
vrijheid , w aarm ed e Christu s hen vrijgem aakt heeft. Er zijn zeer velen,
d ie d oor d e herschep p end e genad e God s levend gemaakt, m aar nog
niet ten volle vrijgem aakt zijn. Zij vind en hun beeld als het w are in d en
levend gem aakten Lazaru s. De levend w ekkend e roep stem van Christu s
d eed hem op staan en voortkom en u it het graf d es d ood s. Doch ziet, hij
w as nog aan hand en en voeten gebond en m et grafd oeken, zood at hij
zich nog niet vrijelijk kon bew egen, terw ijl zijn gelaat nog w as
om w ond en m et een zw eetd oek, zood at hij ook niet onbelem m erd kon
zien, Joh. 11:44. H ier w as leven, d och nog geene vrije bew eging. Jezu s
sp rak nog eens w ed er: "Ontbind t hem, en laat hem henengaan."
Dezelfd e stem, d ie levend m aakte, m aakte ook vrij. En zoo zal het ook

57
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

nu m et d e geloovigen onzer d agen gaan. Dezelfd e genad e, w aard oor


zij het leven hebben verkregen, zal hen ook vrij moeten m aken. Zij
hebben het leven niet eens d oor d e w et verkregen en zoolang ze ook
nog m aar eenigszins ond er d e w et blijven, zu llen ze nimm er d e
heerlijke vrijheid d er kind eren God s genieten, m aar altoos in een
w ettische d ienstbaarheid tot vreeze blijven verkeeren. En d e vreeze
d rijft d e liefd e, d . i. ju ist d e grond slag en het w ezen d er w et, bu iten.
Terw ijl men d u s roemt op d e w et als op een mid d el ter heiliging, tast
men haar ju ist in haar hartad er aan, terw ijl zij, d ie zich als d ood voor
haar beschou w en, d och terzelfd er tijd w and elen naar d e liefd ew et van
Christu s "d en rechtvaard igen eisch d er w et vervu llen," Rom . 8:4.
Wie niet staan in d e vrijheid van Christus, d och in d e w et, gelijk
d e Ap ostel het ergens naar het oorsp ronkelijke u itd ru kt, op enbaren in
d en regel een liefd eloozen, kou d en, hard en en and eren licht
veroord eelend en geest. H et d ragen van een gou d en ring aan d en
vinger, het getooid zijn m et baard of knevel d oor een p red ikant, het
rijd en naar d e kerk met een rijtu ig of au to en tal van and ere zaken zijn
zu lke w ettische christenen ten eenenm ale ongeoorloofd . H et gaat hun
eenigerm ate als d e Jod en, d ie ond erling kond en tw isten over d e vraag
of het geoorloofd w as voor een Jood een ei te eten, d at d oor een
Sam aritaansche kip of een d ie d oor een Jood sche kip op d en Sabbat
gelegd w as. H et is w el een w ond er, d at van een d ergelijk soort
christenen niet m eer tot het Ad ventisme zijn vervallen. Im mers d e w et
heeft ook gezegd : op d en zevend en d ag zu lt gij geen w erk d oen. H et is
u iterst inconsequ ent van d eze w etd rijvers, d at m en d en eersten en niet
d en zevend en d ag viert. Is d e w et voor ons bestemd om d ie geheel te
ond erhou d en, d an blijve m en zichzelf gelijk en d oe m en d e w et in haar
geheel, w ant d eze w eet van geen d eelen of schip peren. Deze lied en
kom en d oor d it alles echter gevaarlijk d icht bij het stand punt, d at d oor
Pau lu s genoem d w ord t een YHUYDOYDQGHJHQDGH, Gal. 2:21 ; 5:4.
H oe traag is toch d e m ensch in het leeren ! H oe w einig m erkt hij
op d e lessen, d ie d e Schrift en d e geschied enis in d ezen bied en. Want
im mers, d e w et heeft Israël nim mer tot een heilig, en d ankbaar, volk
ku nnen m aken. Men vergete toch niet, d at het hardnekkig volk d er
Jod en d e w et nog hed en ten d age heeft en d at ze d aard oor als in
Pau lu s'd agen nog hunne eigene gerechtigheid zoeken op te richten en
intu sschen d er rechtvaard igheid God s niet ond erw orp en zijn. En

58
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

w aaraan heeft Israël nu d ie d w aasheid te d anken, d at hij nam elijk d e


w et als een hem ellad d er w il gebru iken, om d aarmed e ten hem el op te
klimm en? Alleen d aaraan, d at hij niet ziet, d at Christu s het eind d er
w et is, Rom . 10:4. De Jod en, d ie hun sou vereinen koning verm oord d en,
hebben d it ged aan als ijveraars voor d e w et en in naam d er w et. De
moord enaars van Christu s hebben het sterkst bew ijs geleverd , d at men
conscientieu s ijveraar voor d e w et kan zijn en terzelfd er tijd d e
afschu w elijkste w etsovertred ers. De Jood sche w etgeleerd en gaven
Ju d as geld om een onschu ld ige te verrad en, ze hu u rd en voor geld
valsche getu igen om tegen d en H eilige te getu igen. Ze hebben d ien
Dierbare mishand eld en laten m ishand elen, zooals men zelfs ten
op zichte van een schu ld ige niet zou d oen, en d at nog w el in d e p laats
d es gerichts. Toch had d itzelfd e gesp u is gew etensbezw aar om d e
d ertig zilverlingen, d ie d e verrad er hen voor d e voeten w ierp , in d e
schatkist d es temp els te d oen. Toch had d en d eze m oord enaren er
bezw aar in om d e w et te overtred en d oor zich in d e zaal van Pilatus te
begeven. Zooveel heiligend e kracht gaat er uit van d e w et. Zie d it ook
nog aan Pau lus voor zijne bekeering. H ij w as naar d e w et een Farizeër,
d . i. een van d e strenge, afgezond erd e volksp artij; naar d e
UHFKWYDDUGLJKHLG GLH XLW GH ZHW LV w as hij onberisp elijk. N iem and
had iets op hem aan te merken of te berisp en. In eigen en anderer
schatting w as hij d e rechtschap enheid zelve en d e verp ersoonlijkte
d eu gd . Doch bij al zijne w etsbetrachting w as hij een vu rig vervolger
d er Gem eente, een w olf voor Jezu s'schapen. H ij d rong d e hu izen
binnen en sleep te m annen en vrou w en in d en kerker. Gelijk een w ild
d ier snu ivend van w oed e op zijn p rooi kan aanstorm en, zoo d ol-d riftig
en m oord end viel d eze ijveraar d er w et op d e geloovigen aan, H and.
9:1. En later w aren zijn vervolgers LMYHUDDUV *RGV zooals hij d it
vroeger gew eest w as. Zij had d en een ijver voor God s w et, d och niet
met verstand . Uit ijver voor hu n w et gingen ze d en Ap ostel bitterlijk
vervolgen en riep en eens bij een op loop , d oor hun ijver verw ekt: "Weg
van d e aard e m et zu lk een; w ant het is niet behoorlijk d at hij leve!" Uit
ijver voor d e w et bew erkten veertig Jod en eene sam enzw ering,
tengevolge w aarvan hij in d en kerker w erd op gesloten. We kunnen
evenw el veilig aannem en, d at d e d oor Christu s vrijgem aakte Apostel
meer vrij w as in d e gevangenis d an d e Jod en, d ie in d e w et ond er

59
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

verzekerd e bew aring zich bleven op slu iten en Christus, het eind e d er
w et, verw ierp en.

60
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.9,,

'(:(7(1'(6$%%$7

Wie in onze d agen over d e w et w il schrijven, ziet zich


genood zaakt om ook een w oord in het m id d en te brengen over d en
Sabbat en d e Sabbatviering. Want hoew el er alle w entelend e eeuw en
d oor Sabbatariers gew eest zijn, zoo is hun aantal toch nim m er zoo
groot gew eest als in onze d agen. In alle landen zijn er thans lied en, d ie
d en zw akgeloovigen het vierd e gebod ond er d e oogen hou d en, ten
eind e hun m et klem van red enen te betu igen, d at zij d e w et d es H eeren
moeten ond erhou d en en du s niet op d en eersten, m aar op d en laatsten
d ag d er w eek m oeten ru sten. Wie ook maar eenigszins m ed eleeft m et
het rijke en veelbew ogen leven onzer d agen w eet d at d oor het
op tred en d ezer, overigens w elm eenend e, lied en vele geloovigen op d it
pu nt eenigerm ate verontru st zijn. Deze Sabbatariers m aken zich sterk,
en staan ook ind erd aad in som m ige op zichten sterk, d oor d e onku nd e
van vele belijd ers inzake d e w et en d e verhou d ing d er geloovigen
tegenover d e w et. Want hu n w ord t w el eens w at betw ist w at m en hun
veel liever gew onnen m oest geven. Zoo lijd t het b.v. geen tw ijfel of d e
zevend e en niet d e eerste d ag is d e Sabbat d es H eeren. H et is
eenvou d ig d w aas om d it te ontkennen, w ant het vierd e gebod sp reekt
hier m aar al te d u id elijk: "Zes d agen zu lt gij arbeid en en al u w w erk
d oen, m aar d e zevend e d ag is d e Sabbat d es H eeren u w s God s, d an
zu lt gij geen w erk d oen," Enz. Dat God op d en zevend en d ag ru stte en
Israël op d en zeven d en d ag m oest ru sten is bu iten kijf. Zij staan ook in
hun recht, w anneer zij nad ru k leggen op het onverand erlijk karakter
d er w et inzake d en eisch van d en Sabbat. De w et van d en Sabbat is
toch zeker nog m eer d an een tittel d er w et, terw ijl ons in Lu k. 16:17
nad ru kkelijk gezegd w ord t, d at geen tittel d er w et zal ter aard e vallen.
H emel en aard e zu llen eens m et ged ru isch voorbijgaan, d och geen
tittel d er w et. Men moffele d eze ontzaggelijke w oord en niet w eg. H et
d oor tittel vertaald e w oord beteekent d e kleine stip , w elke som m ige
H ebreeu w sche letters hebben. H et betaam t d erhalve ied er christen om
d it d en Sabbatvierd ers op grond d er Schrift volm ond ig toe te stemm en.

61
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Wil m en d eze sectaristen m et goed gevolg bestrijd en, d an d ient


d erhalve een gansch and ere w eg te w ord en ingeslagen d an m en tot
d u sver meestal gevolgd is. Dan d ient m en hun in d e eerste p laats te
w ijzen op het groote ond erscheid tu sschen d e EHGHHOLQJHQ God s. Om
terstond nog even teru g te kom en op d en tekst, w aarop zij zu lk een
sterken nad ru k leggen, nam elijk Lu k. 16:17. Goed ! Verre zij het van een
Christen om d aaraan te w illen tornen. Maar w aarom leggen zij nu niet
even sterken nad ru k op het vorige vers, w aar w e lezen: 'HZHWHQGH
SURIHWHQ]LMQ TOT OP JOH AN N ES." Liever d an mijn eigene verklaring
van d it w oord te geven, schrijf ik hier d e verklaring af van tw ee zeer
god zalige en bekw am e u itleggers nam elijk Ryle en Van And el.
Eerstgenoem d e schrijft: "Maar gij (Farizeërs) vergeet d at d e bed eeling
d er w et en p rofeten alleen bestemd w as om d en w eg te banen voor d e
betere bed eeling van het koninkrijk God s, d ie d oor Johannes d en
Doop er ingeleid m oest w ord en. Die bed eeling is gekom en. Johannes d e
Doop er is verschenen. H et koninkrijk God s is ond er u . Met al d en ijver,
d ien gij belijd t te hebben voor d e w et en d e p rofeten, zijt gij u iterst
blind voor d at koninkrijk w aar d e w et en d e p rofeten bestem d w aren u
in te leid en." Van And el verklaart d eze w oord en ald us: "Tot Johannes
toe heerschte d e Wet over Israël en w erd het koninkrijk d er hem elen,
d at thans verschenen is, nog slechts d oor p rofeten aangekond igd als
iets, d at in d e toekom st lag. Dit m aakte een verschijnsel als van het
Farizeism e m ogelijk; ond er d e bed eeling d er Wet of om m et Pau lus te
sp reken, d er letter, kond en ook lied en, d ie van geestelijke
gezind hed en, d en kind eren d es koninkrijks eigen, ontbloot w aren, zich
d oor gestrenge naleving van d en letter d er gebod en d en roem van
heiligheid ond er het volk verw erven. Maar d at hou dt w eld ra op. De
Doop er heeft een nieu w e ord e van zaken aangekond igd , w aarin d e
geest d er Wet tot heerschapp ij zal kom en, een rijk God s, w aarin d e
Geest het geheim d er gehoorzaamheid is. Dan is het m et het geesteloos
Farizeism e ged aan. In het koninkrijk d er hem elen is er geene p laats,
allerm inst een stoel d er eere voor d en mensch, d ie zijne vijand schap
tegen d en geest d er Wet bed ekt met een u iterlijk vertoon van
gerechtigheid. De gelegenheid, hu n tijd ens d e heerschapp ij d er Wet
gelaten, om d oor u iterlijk vertoon zich roem te verw erven, w ord t hun
in het rijk d es Geestes ontnomen."

62
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Grenst het niet aan het hu ichelachtige om voor d e menschen het


eene w oord op d e sp its te d rijven en d aarentegen het and ere d ood te
zw ijgen? De Sabbatvierd ers – en zij helaas niet alleen! m iskennen ten
eenenm ale het heerlijk feit, d at d e bed eeling d er w et met Christu s is
afgeloop en, d at, zooals Pau lu s zegt, Christu s het eind e d er w et is voor
d egenen d ie in H em gelooven. De Gem eente leeft niet in d e bed eeling
d er w et, m aar in d ie d er genad e, Joh. 1:17. Intu sschen blijft Lu k. 16:17
d e volle, bange w erkelijkheid voor Israël. H et orthod oxe Jod end om
hou d t zich d an ook ten hu id igen d age nog angstvallig vast aan d e w et.
God heeft reed s in H os. 3:4 voorsp eld , d at Israël vele d agen zou blijven
zitten zond er koning en zond er vorst, zond er offer en zond er op gericht
beeld , zond er afgod en zond er terafim , d och, het ontga d e aand acht
niet, H ij zegt niet ]RQGHU GH ZHW. Voor Israël zal van d eze w et geen
tittel vergaan.
Ten tw eed e, m oet in verband m et d e verschillend e bed eelingen
God s d en Sabbatvierd ers gew ezen op het groote ond erscheid tu sschen
Israël en d e Gem eente. De H eere heeft aan Israël Zijne w et gegeven.
Van Ad am tot Mozes w as d e Mozaische w et er niet and ers d an een
ingeschap en zed ew et, gelijk ook d e H eid enen, d ie zelfs in hu nne
gew etens hebben ingegrift. H et kan niet genoeg herhaald en
beklem toond w ord en, GDW *RG DDQ ,VUDsO HQ DDQ JHHQ HQNHO DQGHU
YRON =LMQ ZHW KHHIW JHJHYHQ God zond Zijne Priesters, d e
w etverklaard ers, tot Israël en tot geen and er volk. H ij verw ekte ond er
d it w ond ervolk Zijn p rofeten om het te bestraffen over zijne ontw ijd ing
van d en Sabbat, Jes. 58:13, 14; Am os 8:4-6; N eh. 13:15-22. Israël is zelfs
ond er d e volkeren verstrooid tot op d ezen d ag vanw ege zijne
ontheiliging van d en Sabbat, Lev. 26:34, 43. Meer nog, zelfs na Israëls
volkomen herstel in d e toekomst zal er voor Israël geen tittel d er
Sabbatsw et ter aard e vallen, w ant d e Schrift leert ons nad ru kkelijk, d at
in d e toekomend e heilseeu w d e Sabbat d oor Israël zal w ord en
ond erhou d en. Men leze slechts aand achtig Jes. 56:2-6; 58:13, 14;
Ez. 46:1-3. En ook d e volken, w elke in d ie eeu w bekeerd zu llen
w ord en, hebben kennelijk d e roep ing om d en Sabbat te ond erhoud en,
w ant w ij lezen: "H et zal geschied en, d at van d e eene nieu w e maan tot
d e and ere en YDQ GHQ HHQHQ 6DEEDW WRW GHQ DQGHUHQ, alle vleesch
kom en zal om aan te bid d en voor Mijn aangezicht, zegt d e H eere," Jes.
66:23. In betrekking tot Israëls toekomst heeft m en ook te nem en het

63
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

w oord van Matth. 24:20: "Doch bid t, d at u w e vlu cht niet geschied e d es
w inters noch RS HHQHQ 6DEEDW Met een algeheele veronachtzaming
van het verband gaan onze Sabbats-vriend en d it verklaren alsof
Christu s hier d e Gem eente op het oog had en d an w el bij d e
verw oesting van Jeru zalem. Doch m en leze slechts d e verzen 15 en 16,
w aar van d e heilige p laats en van Ju d ea sp rake is. En als zij d it op d e
verw oesting van Jeru zalem laten slaan, d an m iskennen ze d e
aanw ijzing van vs. 21 d at hier nam elijk gesp roken w ord t d oor d en
H eiland van d e JURRWHYHUGUXNNLQJ Men zal echter begrijp en w aarom
zij d it op Jeru zalem s’ verw oesting laten slaan, w ant d an zou hiermed e
gezegd zijn, d at m en veertig jaren, nad at Christu s d it zeid e, d en Sabbat
nog ond erhou d en moest. N een, hier is sp rake van d e groote
verd ru kking, zooals d ie er nooit gew eest w as en nooit zijn zou . N u
w eet een ied er, d ie m aar een w einig geschied enis kent, d at er w el
zw aard er verd ru kkingen gew eest w aren d an d e verw oesting van
Jeru zalem en d at er na d en ond ergang d ier stad ook w el grootere
verd ru kking is gew eest. Men d enke alleen m aar aan d en grooten
w ereld oorlog, w aard oor, naar m en thans berekent, een veertig m illioen
menschen zijn om gekomen. De rechte verklaring is d eze: d at Israël in
d en d ag d er groote verd ru kking in Jeru zalem zal benau w d w ord en
d oor d en Antichrist en d an nog d en Sabbat zal hou d en, zood at een
vlu cht op d en Sabbat af te bid d en is. N u gevoelt m en echter terstond
d at een ied er d ie niet in Israëls herstel gelooft, noch in d e groote
verd ru kking voor het Israël d er toekom st, hier zw ak komt te staan
tegenover d e mod erne Sabbatariers. Want heeft Christus hier d e
Gem eente bij Jeru zalem s ond ergang op het oog, d an is hiermed e ook
gezegd , d at d e volgelingen d es H eeren in elk geval nog veertig jaren
lang d en Sabbat moesten ond erhou d en. Doch d an zou d it w oord
ind ru ischen tegen Rom. 6:14: "Gij zijt niet ond er d e w et, m aar ond er d e
genad e." Wie geen ernst maakt m et het ond erscheid tu sschen Israël en
d e Gem eente kan evenm in komen tot het rechte inzicht in d e w et als d e
p rofeten. In elk op zicht is eind elooze verw arring het gevolg van het
vereenzelvigen van d eze tw ee.
In d e d erd e p laats m iskent het Sabbatism e het ZHUN alsm ed e het
YRRUEHHOG van Christu s. De Vad er heeft u itd ru kkelijk van d en hem el
gezegd : "Deze is Mijn geliefd e Zoon, in d enw elken Ik Mijn w elbehagen
heb: KRRUW+HP H et is na al het voorgaand e niet nood ig om lang en

64
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

breed in te gaan op Zijn w etvervu llend leven als onze Borg en


Plaatsvervanger en op Zijn d ragen van d en vloek in Zijn lijd elijke
gehoorzaam heid . H iermed e w ord t d oor d eze secte niet d en m insten
ernst gem aakt. Men w ijst zeld en of nooit op hetgeen H ij ged aan heeft,
maar altoos w eer op hetgeen d e m ensch m oet d oen. Vand aar d at men
bij d eze lied en nimmer een w arm en toon van d ankbaarheid kan
belu isteren voor hetgeen Christu s in Zijn grond elooze ontferm ing tot
stand gebracht heeft, m aar w el m eerm alen een kou d e, d offe toon van
Farizeism e. Terecht schrijft J. d e H eer in zijn kostelijk w erkje tegen het
Zevend e Dags Ad ventism e, d at d e kou d e van d en w inter en d e kou d e
van d e Jood sche Sabbatsviering tam elijk w el overeenkom en. De Schrift
leert d at Christus ond er d e w et is gegaan, op d at H ij zou vrijkoop en
hen, d ie ond er d e w et w aren, Gal. 4:4, 5. H ij heeft d oor Zijn sterven het
hand schrift d er w et u itgew ischt, Col. 2:16,17. Beroemd e u itleggers als
Beza, Van Til, Gom aru s, Grotiu s en Van And el m ogen hier al aan d e
ceremoniëele w et ged acht w illen hebben, ik meen in een vorig
hoofd stu k genoegzam e grond en te hebben bijgebracht voor d e stelling,
d at aan d e gansche w et ged acht moet w ord en, gelijk ook Prof.
Biesterveld in zijne voortreffelijke comm entaar d it d oet.
H et navolgensw aard ig voorbeeld d es H eeren schijnt voor d eze
lied en ook niets te zeggen. Volgens Joh. 5:1-15 gaf Christu s op d en
Sabbat bevel aan d en kranke om zijn bed d eke te d ragen. H ad H ij Zich
echter strikt aan d en letter d er w et gehou d en, d an had H ij d it niet
ku nnen of m ogen d oen, Jer. 17:21. Wie toch in Israël eenig w erk op d en
Sabbat d eed , moest zond er ontferming ged ood w ord en, Ex. 35:2. Israël
mocht niet koken of bakken op d en Sabbat, Ex. 16:23, 26; geen vu u r
aansteken, 35:2, en zich zelfs niet u it zijne woonp laats begeven. Willen
d e Sabbatvierd ers naar Jood sche w ijze d en Sabbat hou d en, d an d ienen
ze zich aan al d eze Mozaische voorschriften stip telijk te houd en.
Christu s d eed d it echter niet, w ijl H ij d e Wetgever en d e Wetvervu ller
w as en d ew ijl eene N ieu w e Bed eeling, d ie d er genad e, w as
aangebroken. H ij liep op d en Sabbat d oor het gezaaid e, p lu kte d e aren
en w reef ze, w at voor d e Jod en gelijk stond m et d orschen. Wie
oversp el bed reef in Israël m oest gesteenigd w ord en, Lev. 20:10; Deu t.
22:22, d och H ij, Die als d e Vlekkelooze het kw aad u it Israël kon
u itroeien, d eed het niet, maar sp rak d e oversp elige vrou w vrij, Joh. 8:1-
11. H ij roeid e het kw aad niet u it d oor d e w et, m aar d oor d e genad e,

65
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d oor het kw aad op Zich te lad en en d oor Zich tot zond e en tot een
vloek te laten maken. Straks blijft H ij op d en Jood schen Sabbat in het
graf liggen als om d aarm ed e te zeggen, d at H ij d en Sabbat begraaft
voor Zijne Gem eente, d ie met H em begraven w erd en op stond u it d e
d ood en. H ij verrees op d en eersten d ag als Verw innaar van d ood en
graf, van Satan, zond e en hel, en verscheen herhaald elijk op d ien d ag
aan Zijne jongeren en op d ien d ag heeft H ij Zijn Geest u itgestort m et
teekenen en w ond eren. Doch d eze groote w erken en d oorlu chtige
voorbeeld en schijnen voor d eze lied en van nu l en geenerlei w aard e te
zijn.
In d e vierd e p laats miskent m en d en heerlijken staat d er
geloovigen. De geloovigen zijn niet m eer in d en eersten Ad am, m aar in
d en tw eed en, Christu s. Zij zijn met Christus ied er w et gestorven en nu
zijn ze één lichaam m et H em gew ord en. H eeft nu d e w et van H em nog
een tittel te eischen? N een. Welnu , d an ook niet van hen, d ie in H em
begrep en zijn. Zij zijn toch w ezenlijk, zij het d an ook op m ystieke
w ijze, eene p lante met H em gew ord en. H ij is d e Wijnstok, zij d e
ranken; H ij het H oofd , zij d e led en, vleesch van Zijn vleesch en been
van Zijn been. Zij zijn m et H em gekru isigd , gestorven, begraven,
op gew ekt en in d en hem el gezet. H u n bu rgerschap is in d e hemelen,
niet in Kanaän, ond er d e w et van Mozes. Deze w aarhed en, zoo heerlijk
en troostrijk, w ord en schand elijk d oor d eze lied en m iskend . Als men
hond erd tractaten van hen leest, d an zijn er stellig een negentig, d ie
over d e Sabbatsvierin g hand elen. Men hoort van hen zeld en of nooit
het vroolijk geju ich der rechtvaard igen, m aar altoos w eer het d of en
onheilsp ellend gerom mel van H oreb.
En eind elijk m iskennen d eze lied en het nad ru kkelijk Woord d es
H eeren ten op zichte van d e verhou d ing der N ieu w Testam entisch
geloovigen tot d e w et. Israël w erd meerm alen bestraft, d och van welke
zond en d e Gem eenten ook bestraft w ord en, w e lezen in geen enkel
geval d at zij bestraft w erd en, om d at ze d en Jood schen Sabbat niet
hield en. Wel vind en w ij voorbeeld en van het tegend eel, Gal. 4:10 ; Col.
2:16. Laten zij ons op hu n stand pu nt eens eene ongew rongene
verklaring geven van d e volgend e Schriftu u rp laatsen: Joh. 1:17; 8:1-11;
Rom . 6:14, 15; 7:1-6; Col. 2:14; Gal. 2:19; 3 en 4. De verborgenheid van
Israëls ged eeltelijke en tijd elijke verhard ing en d e verborgenheid d er
Gem eente zijn hu n beid e ten eenenm ale onbekend en d at terw ijl d e

66
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Ap ostel zegt: ,N ZLO QLHW EURHGHUV GDW X GH]H YHUERUJHQKHLG


RQEHNHQG]LM Rom. 11:25.
Zij schijnen ook niet te zien of te w illen zien, d at, hoew el d e
geestelijke, eeu w ige w ortel d er w et in het Nieu w e Testament telkens
w eer in d e Ap ostolische vermaningen teru gkeert, er nochtans aldaar
geen zw eem van een Sabbatsgebod te vind en is. Ten eind e d it te d oen
zien, neem ik hier het volgend e over u it het voorm eld e boekske van J.
d e H eer als hij schrijft: "Laten d e Sabbatvierd ers, d ie zich in d eze op het
N . T. beroep en, nu d e volgend e onvolled ige op gave van d e
op som ming d er 9 gebod en in het N. T. eens nagaan.
le gebod : Mark. 12:30; Gal. 3:20; 1 Tim. 2:5; 1 Cor. 8:4; Ef. 4:3-6; 1
Thess. 1:10. H et geheele N. T. getu igt, d at er maar één God is.
2e gebod : 1 Cor. 8:4; 1 Cor. 10:7; 1 Cor. 10:20; H and . 15:20; 1
Thess. 1:9; 1 Joh. 5:21; Op enb. 9:20. H et geheele N . T. w aarschu w t ons
tegen het d ienen d er afgod en.
3e gebod : Matth. 6:9; Joh. 12:28; 1 Joh. 5:13; Matth. 28:19; Matth.
5:34. H et geheele N. T. legt nad ru k op d e verheerlijking van God s
naam .
-----------------------------------
5e gebod : Ef. 6:2; Col. 3:20. H et N. T. verm aant tot d e
gehoorzaam heid d er kind eren aan d e ou d ers.
6e gebod : Matth. 5:22; Matth. 26:52; 1 Joh. 3:15; Op enb. 22:15.
H et N. T. verscherpt het verbod van d ood slaan.
7e gebod : Matth. 5:28, 32; H and . 15:20; 1 Cor. 5:1,13; 1 Cor. 6:10;
H ebr. 13:4; Gal. 5:19. H et N. T. veroord eelt ten sterkste hoererij en
oversp el.
8e gebod : Ef. 4:28; Rom . 13:9. H et N. T. veroord eelt het stelen als
een overtred ing d er liefd e.
9e gebod : Rom . 13:9; Ef. 4:31; 1 Cor. 13:5; 1 Petr. 2:1. H et N . T.
verscherp t het gebod van valsch getu igenis sp reken.
10e gebod : Lu k. 12:15; Rom . 13:9; Ef. 5:3; Ef. 5:5; Col. 3:5. H et N.
T. veroord eelt het begeeren, als zond e.
Wij vind en alle gebod en teru g, d och het geheele N ieu w e
Testam ent zw ijgt van een gebod tot het hou d en van d en Sabbat voor
d e Gem eente."

67
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

68
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.9,,,

'(:(79$1&+5,6786

Wanneer men d e geloovigen aantoont d at zij niet ond er d e w et


van Mozes zijn, d an zien zij u niet zeld en m et groote verbazing aan en
vragen: "Zijn d e geloovigen d an in geen enkel op zicht ond er eenige
w et?" Daarom is het zeker niet overbod ig om d e geloovigen er aan te
herinneren, d at zij ond er d e w et niet van Mozes, m aar van Christu s
zijn.
De ZHW van Christu s! Gal. 6:2. H et lijd t geen tw ijfel of d e Ap ostel
gebru ikt m et op zet d it w oord m et het oog op d e w etd rijvers. Wij w eten
d at zij hem soms beschu ld igd en van tegen d e w et van Mozes te zijn.
H et w as zijn lot om gesmaad te w ord en om d er w aarheid w il. De
w aarheid d er Schrift m oest zich altoos al strijd end eene p laats
veroveren. H et is zoo w aar, d at het Evangelie niet naar d en mensch is.
En ook zelfs geloovige m enschen ku nnen somm ige w aarhed en, d ie niet
met hunne inzichten en m eeningen strooken, som s zeer vijand ig
gezind zijn. Als vele geloovigen zich eerlijk w ild en u itsp reken, d an
zou d en ze u toestemm en, d at zij som s gaarne het Woord iets and ers
had d en; w at m eer in overeenstem m ing m et hu n geliefkoosd e
beschou w ingen of hunne ou d e schrijvers. Doch gelu kkig stoort het
Woord zich d aaraan niet het m inst, m aar hou d t altoos koers en gaat
recht d oor zee, als het ons d e raad slagen d es H eeren verkond igt.
De Schrift geeft zoo w el leerstellingen voor het leven als voor
het geloof. Zij legt niet m ind er nad ru k op een rein leven d an op d e
zu ivere leer. Dit kom t vooral u it in d e p raktische ged eelten van d e
Zend brieven. Zoo geeft d e Ap ostel in d e tw ee laatste hoofd stu kken
van d ezen bij u itnem end heid zoo leerstelligen Galaterbrief ook w ed er
tal van p raktische w enken en vermaningen. H eeft hij in d e
hoofd stu kken d rie en vier met klem gehand haafd , d at niemand
gerechtvaard igd w ord t d oor d e w erken d er w et, hij toont vervolgens
aan. d at m en ook niet zalig w ord t zond er d e goed e w erken. Wij
w ord en zalig niet d oor het geloof en d e w erken, maar d oor het geloof
met d e w erken, een geloof, d at vru chten van d ankbaarheid
voortbrengt en d oor d e liefd e w erkzaam is.

69
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Met GH ZHW YDQ &KULVWXV bed oelt d e Ap ostel d e w et d er liefd e


als aangegeven in Joh. 13:34, 35. Deze w et is eene volkom ene
tegenstelling van d e w et van Mozes. Allereerst is er groot verschil in
d en tijd w aarop beid er w et w erd gegeven. Mozes gaf zijne w et ru im
2000 jaren na d e schepp ing, Christu s ru im 4000 jaren. H ij gaf Zijne
liefd ew et nad at ons d e verzekering gegeven is, d at H ij d e Zijnen
liefgehad heeft tot d en eind e, Joh. 13:1, en nad at H ij in volkom ene
zelfverloochening d e slavend ienst d er liefd e verricht had in d e
voetw assching Zijner jongeren; en voorts nad at H ij d en liefd em aaltijd ,
het H eilig Avond m aal, had ingesteld. N a al d it liefd ebew ijs d an gaf H ij
voor Zijne jongeren d e w et d er liefd e met het d oel d at d eze d e regel en
vaste norm voor al hunne hand elingen w ezen zou.
N iet alleen d e tijd , maar ook d e ZLM]H w aarop d eze w et gegeven
w erd , verschild e hemelsbreed van d e w ijze, w aarop d e w et op H oreb
w erd gegeven. Daar w as er d ond er en bliksem, d och hier slechts het
ru ischen eener zachte stilte. Daar d e m id d elaar d es Ou d en, hier d ie d es
N ieu w en verbond s; daar vele heilige engelen, hier een d u ivel, d ie in
het hart van Ju d as gevaren w as. Deze w et van Christus w ord t nieu w ,
fonkelnieu w , geheeten. N och in d en d ekaloog, noch eld ers w as d eze
w et te vind en. Deze w et w as echter niet alleen m et het oog op haren
tijd en hare w ijze van op enbaring nieu w , doch inzond erheid met het
oog op haren m erkw aard igen LQKRXG H are inhou d toch w as niet eene
gew one naastenliefd e, d och eene liefd e, JHOLMN ,N X OLHIJHKDG KHE
Zijne eind elooze zond aarsliefd e, d ie hooger is d an d e bergen en d iep er
d an d e zeeën, is tegelijk d e grond en d e m aatstaf van onze liefd e. Om
d u s te w eten, hoe w e ons naar d e w et van Christu s hebben te
ged ragen, hebben w e alleen maar te vragen hoe Christu s ons heeft
liefgehad . En d an mag het antw oord niet and ers lu id en, d an d at H ij
ons heeft liefgehad m et eene w eergalooze liefd e, eene liefd e, d ie geheel
en al van een kant kw am , eene liefd e niet bloot tot een vijand , maar
eene liefd e, d ie zich in d en d ood gaf voor d ood - en d oem schu ld ige
vijand en, eene liefd e, d ie zich tot een vloek liet m aken voor d e haters
God s. Ach, m ijn p en verm ag d ie liefd e niet af te malen! Wij zien,
gelooven en ervaren d eze u itnemend e liefd e, d och zij gaat d e kennis te
boven. Eerst al d e heiligen tezam en zu llen in d ien volm aakten d ag m et
elkand er d e afm etingen d ezer liefd e ten volle begrijp en. Deze liefd e nu
zij het richtsnoer van ons leven!

70
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Zij d ie naar d e w et van Mozes leven of w illen leven zijn veelal


hard , m eed oogenloos en stroef. Daar krijgt m en iets van d e hard heid
en onbarm hartigheid d er w et. Doch ook hier is d e w et van Christu s
eene volkom ene tegenstelling. Daar gaan m en, volgens Gal. 6:1, d e
gevallenen terecht brengen. En w el op teed ere, liefd erijke w ijze in d en
geest d er lankm oed igheid . Daar gaat m en elkand er geen last op leggen,
is m en niet lastig, m aar d raagt m en elkand ers lasten en verd raagt men
elkand ers lastighed en. O, er is soms ond er d e belijd end e menschen
zooveel hoogheid en zooveel heim elijk Farizeism e. Wat kan m en hard
en verachtelijk hand elen ten op zichte van d en broed er of zu ster, d ie
kw am te vallen. Dit is tegen d e w et van Christus en d us zeer
onchristelijk. Christus’ w et is ook d e w et d es Geestes, Rom . 8:2. Wie
d oor d en Geest geleid w ord t is niet ond er d e w et, Gal. 5:18. De w et van
Mozes is niet tegen d e zood anigen, d ie d e vru chten d es Geestes
hebben, vs. 23.
Geliefd e lezers, w ie gij ook m oogt zijn, gaat niet van Christus
teru g tot Mozes, gelijk d e Galaten en d e H ebreën. Dit w ord t d oor d en
Ap ostel beschou w d als schrikkelijke achteruitgang en een overloop en
tot een and er Evangelie, hetw elk geen Evangelie, geene blijd e tijd ing is.
Laat u leid en d oor Christu s'w et en Geest. Bed roeft d en H eiligen Geest
God s niet, d oor Welken gij verzegeld tot d en d ag u w er verlossing. De
H eere is kennelijk nabij. Alle bitterheid, toorn, gram schap , geroep en
lastering zij van u gew eerd , met alle boosheid . Weest jegens elkand er
goed ertieren, bannhartig, vergevend e elkand er, JHOLMNHUZLMV RRN*RG
LQ &KULVWXV X YHUJHYHQ KHHIW En w and elt in d e liefd e, JHOLMNHUZLMV
RRN &KULVWXV RQV OLHIJHKDG KHHIW en Zichzelve voor ons heeft
overgegeven tot eene offerand e en slachtoffer God s, tot een
w elriekend en reu k, Ef. 5:2. *HOLMN &KULVWXV X YHUJHYHQ KHHIW GRHW
RRNJLMDO]RR En boven d it alles d oet aan d e liefd e, d ew elke is d e band
d er volm aaktheid . H et w oord van Christu s w one rijkelijk in u ," Col.
3:13, 14, 16. "En al wat gij d oet, d oet d at van harte als d en H eere,
w etend e, d at gij van d en H eere zu lt ontvangen d e vergeld ing d er
erfenis, w ant gij d ient d en H eere Jezus Christus," Col. 3:23, 24. -
$OOHHQOLMN ZDQGHOW ZDDUGLJOLMN KHW (YDQJHOLH YDQ &KULVWXV - Zoo
zou d en w ij d oor ku nnen gaan om nog tientallen van teksten aan te
geven, w aaru it ten d u id elijkste blijkt, d at niet d e w et van Mozes, maar
Christu s en Zijn Woord en Geest het DOOHHQJHOGLJHULFKWVQRHUYDQGHQ

71
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

ZDQGHO GHU 1LHXZ 7HVWDPHQWLVFKH YURPHQ LV Ind ien d e Gem eente
onzer d agen d it recht kw am te verstaan en te beleven, d an zou d e hel
treu ren, d e hemel ju ichen en d e inw oners d er aard e zou d en zich
verw ond eren.
Want d oor d e w et van Christu s te ond erhou d en, kom t ook d e
w et van Mozes tot haar recht. Alzoo w ord t zij bevestigd , Rom . 3:31, en
ten volle vervu ld en is ju ist alle gevaar van w etteloosheid bij d en
w ortel afgesned en. Bij d eze nieu w e gehoorzaam heid aan d eze nieu w e
w et in d eze nieu we bed eeling d er genad e w ord t ju ist Mozes
gehoorzaam d , w ant hij roep t ons im m ers u it d e w olk d er getu igen toe:
"Ziet op Jezus, d en oversten Leid sman en voleind er d es geloofs," Hebr.
12:1,2. Wij zien Mozes, d en w etgever, m et Elia, d en w etijveraar, op d en
berg d er verheerlijkin g. En w at d oen zij d aar? Zij sp reken met J ezu s.
Waarover hebben zij gesp roken? Zeker over d e heerlijkheid en d e
rechtvaard ige eischen d er Mozaische w et. Neen. Sp reken zij d an soms
over d en lu ister d es hem els d aarboven? N een, zij sp reken m et Jezu s
over Zijn u itgang, Zijn lijd en en sterven. Zij vind en Zijn d ood het
mid d elp unt en zw aartep u nt d er verlossing en d aarin is kennelijk hu n
lu st. Zij zagen d us niet op d e w et, d och op H em , Die het eind e d er w et
genaam d w ord t. Volgen w ij d an hun voorbeeld .
Om trent d e w et van Christu s is er nog een m erkw aard ige p laats
in 1 Cor. 9:21. Pau lu s sp reekt d aar in zeer w einige w oord en over zijne
rechte verhou d ing tot d e w et. H ij heeft d aar gezegd , d at hij zich allen
tot slaaf gem aakt heeft m et het bep aald e d oel op d at hij er m eer zielen
voor Christus m ocht w innen. In d ien w eg is hij d en H eid enen, d ie
zond er d e w et zijn, gew ord en als zond er d e w et zijnd e. Om nu echter
d e ged achte te voorkom en, d at hij bij d e H eid enen op een w ettelooze
en tu chtelooze w ijze leefd e, geeft hij kortelijks zijne verhou d ing tot d e
w et aan, als hij zegt, d at hij in betrekking tot God niet DQRPRV,
w etteloos is. Doch d it is bloot negatief, vand aar d at hij in d e volgend e
zinsned e zegt: HQQRPRV &KULVWL, d . i. w etp lichtig aan Christu s,
gehoorzaam aan d e wet van Cliristu s, of eigenlijk nog sterker, LQ GH
ZHWYDQ &KULVWXV H ij stelt zich hier d us voor als ond er cu rateele van
Christu s en niet ond er d ie van Mozes. In H and . 19:39 w ord t d itzelfd e
w oord HQQRPRV gebru ikt en vertaald d oor ZHWWHOLMNH vergad ering."
De Ap ostel beschou wt zich d erhalve als vrij van d e w et van Mozes
eenerzijd s, en and erzijd s als w etp lichtig aan d e w et van Christus,

72
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

zood at al w ord t hij d engenen, d ie zond er d e w et zijn, ook als zond er


d e w et zijnd e, hij nochtans niet w etteloos is ten op zichte van God en
Christu s. Deze verhou d ing, hier zoo ju ist en heerlijk bep aald , is d e
verhou d ing van elk geloovige tot d e w et. En een ied er d ie nu van d e
w et van Christu s tot d ie van Mozes teru g w il gaan, zond igt zoow el
tegen d e w et van Mozes als tegen Christu s, d oor d e w et niet w ettelijk
te gebru iken, maar haar te m isbru iken en d oor eveneens Christu s’
nieu w e w et te m iskennen. Laat ons d an evenals Pau lus ZHWWHOLMN zijn,
maar nim m er ZHWWLVFK De sm eltend e liefd e van Christu s is w ettelijk,
nim m er w etteloos of w ettisch.
H et is voorzeker een op m erkelijk en tevens zeer d roevig
verschijnsel in het kerkelijk. leven onzer d agen, d at er eenerzijd s
]RRYHHO YDQ GH ZHW YDQ 0R]HV JHPDDNW ZRUGW HQ DQGHU]LMGV ]RR
ZHLQLJ YDQ GH ZHW YDQ &KULVWXV H et heeft d en schijn w el alsof d e
verblind ing zoo groot is gew ord en, d at men het ond erscheid tu sschen
schadu w en w ezen, belofte en vervu lling niet m eer ond erscheidt. Men
schijnt het lagere stand p unt van Mozes veel aantrekkelijker te vind en
d an het eind eloos hoogere van Christu s. Van Israëls p rofetie w il m en
w einig of niets w eten, d och met Israëls w et d w eep t m en, althans men
leest en zingt en verklaart haar jaar in jaar u it. Doch d e gevolgen
hiervan blijven niet u it. Een kou d en harteloos Christend om , d at zich
beijvert om schatten te vergad eren op aard e en intusschen het lijd elijk
aanziet d at m illioenen w egsterven zond er d en Christu s is er het
vreeselijk gevolg van.
Ik sp rak d aar p as van verblind ing en d it schijnt zeer sterk te zijn
gesp roken in toep assing op het Christend om , d och het is niet te sterk
ten op zichte van het Mozaisch Christend om onzer d agen. H et
ond erscheid , of beter, d e tegenstelling tusschen d e w et en genad e is
im mers zoo klaar als d e zon voor een ied er d ie hier zien w il. In d e taal
van Prof. Van Oosterzee gesp roken, ku nnen w e im mers zeggen: "H ier
staat d e heiligheid , d aar d e liefd e God s op d en voorgrond ; hier sp reekt
d e H eere voornam elijk in storm w ind , aard beving en vuu r, d aar kom t
H ij in het su izen eener lieflijke stilte. H ier w ord t kennis van zond en
gew ekt; d aar vergeving van zond en geschonken. H ier is d e geest d er
d ienstbaarheid w ed erom tot vreeze; d aar d e geest d er aannem ing tot
kind eren heerschend e. H ier is d e hoop d es eeu w igen levens voor d e
meesten verborgen en voor d e besten w el vast, m aar niet held er; d aar

73
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

is leven en onverd erfelijkheid voor aller oog in het verrassend ste


d aglicht gep laatst. H ier w ord t d e m id d elm u u r d es afscheid seis
op getrokken; d aar ter ned er gew orp en." Of w ilt gij m et nog and ere
w oord en gew ezen hebben op d e tegenstelling van d e w et van Mozes
en d e w et van Christu s, zoo laat d an d e w elsp rekend e red enaar en
d ichter Ten Kate het u zeggen, als hij d ie tegenstelling ald us aangeeft
in zijne lezing over het Cred o in d e Psalmen: "H ier heerscht d e Wet,
d aar het Evangelie. De Wet, d ie van d en mensch liefd e vord ert; het
Evangelie, d at d en m ensch liefd e geeft. De Wet, d ie leert w at d e
mensch voor God m oet d oen; het Evangelie, d at leert w at God voor
d en m ensch ged aan heeft. De Wet, d ie d en m ensch offers vraagt; het
Evangelie, d at d en mensch gaven brengt. De Wet, d ie eischt; het
Evangelie, d at schenkt. De Wet, d ie beveelt; het Evangelie, d at belooft.
De Wet, d ie ons van zond e beschu ld igt; het Evangelie, d at ons van
zond e vrij sp reekt. De Wet, d ie d en zond aar d e zaligheid ontzegt; het
Evangelie, d at hem d e zaligheid toezegt. De Wet, d ie ons aanklaagt en
verw erp t; het Evangelie, d at ons rechtvaard igt en aanneem t. De Wet,
d ie ons vervloekt; het Evangelie, d at haren vloek in eeu w igen zegen
verand ert." Een en and er is even ju ist als w aar aangegeven, m aar zoo
zal m en tevens m oeten toestemm en, d at het niets m ind er d an een ramp
voor het geestelijk leven m oet zijn, ind ien m en teru ggaat van Christu s
tot Mozes.

74
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.,;

'(35(',.,1*'(5:(7

Zal d e w et nog scherp elijk voor d e geloovigen gep red ikt


w ord en? Zietd aar een zeer belangrijke vraag, w aarop m et d e Schrift
nog het antw oord aan d e lezers d ient gegeven te w ord en. De term
w etp red iking is een vage term gew ord en en w ord t thans meerm alen
gebru ikt om eene strenge p red iking in het algem een of nad er eene
p red iking van d e helsche verd oem enis en eeu w ige straf aan te du id en
en in d ezen zin genom en d ient er natu u rlijk altoos w etp red iking te
zijn.
Doch d e w et d ient voor d e geloovigen niet te w ord en gep red ikt
als een tuchtm eester tot Christu s. Ds. G. Doekes zegt in zijn w erkje
over d e Antinom ianen: "Ook voor d e geloovigen is het een
voortd u rend e behoefte, d oor d e Wet als tu chtmeester altoos w eer naar
Christu s te w ord en u itged reven." Dit strijd t lijnrecht tegen het w oord
d es Ap ostels in Gal. 3:24, 25: "Zoo d an, d e w et is onze tu chtmeester
JHZHHVW tot Christu s, op d at w ij u it het geloof zou d en gerechtvaard igd
w ord en. Maar als het geloof gekom en is, ]RR]LMQZLMQLHWZHHURQGHU
GHQWXFKWPHHVWHU De tuchtm eester heeft in d e bed eeling d er w et voor
Israël zijn taak volbracht. De w et kon zelf geene leerm eester zijn, w as
alleen m aar, gelijk het H ebreeu w sche w oord voor d e w et, thora, het
u itd ru kt, een w egw ijzer naar d en eisch d er heiligheid God s. Doch d e
zaligmakend e genad e God s ond erw ijst ons nu inzake het verled en, het
hed en en d e toekom st, Tit. 2:11-14. Zelfs schreef Dr. A. Ku yp er Sr. in
zijn w erk over d en Eered ienst: "Is d e schare in het kerkgebou w niet een
groep hoord ers, m aar eene vergad ering d er geloovigen, d an kan d e
w et niet ond er hen optred en als d e tu chtmeester tot Christu s. Dit is w el
hare roep ing bij eene Evangelisatie of Missie, m aar niet in een
vergad ering van m annen en vrou w en, d ie ju ist d aarom sam enkom en,
om d at zij belijd en WRW&KULVWXVJHNRPHQWH]LMQ
De w et moet ook niet gep red ikt als een zw eep voor het vleesch
d er heiligen, gelijk Calvijn w ild e en d ie zich hierover ald u s u itliet:
"Voor d at vleesch is d e w et een geesel, d oor w elken het, gelijk een botte
en trage ezel, tot het w erk w ord t voortgezw eep t." H ierop kan

75
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

geantw oord d it tw eeerlei: 1e. N ergens leert d e H eere in Zijn Woord ,


d at H ij vooru itgang of verbetering van het vleesch begeert. In het
vleesch w oont ten eeuw igen d age geen goed . H et ond erw erp t zich d er
w et God s niet en het kan d it ook niet. H et is vijand schap tegen God en
d aarom w il God het ged ood hebben, Rom . 13:14; Col. 4:5; Ef. 4:22.
Meer nog, d oor Christu s heeft H ij het rechtens reed s ged ood , Rom . 6:6,
en nu roep t H ij d e geloovigen toe: "H ou d t het d aarvoor, d at gij w el d er
zond e d ood zijt, maar God e levend e zijt in Christu s Jezu s, onzen
H eere." 2e. Gesteld echter d at God het vleesch w ild e verbeteren en
heiligen, d an zou H ij d aartoe in geen geval d e w et gebru iken. Want d e
w et w as d oor het vleesch ju ist krachteloos om te rechtvaard igen en te
heiligen en is alzoo voor het vleesch eene bed iening d es d ood s en d er
verd oem enis gew ord en.
En eind elijk w ord e d e w et ook niet gep red ikt als d e regel d es
levens voor d e geloovigen. H et is niet w aar w at Ds. Doekes schrijft: "In
d e w et vind en zij het antw oord op d e vraag, w at d e H eere w il, d at zij
d oen zu llen." De w et is im m ers bijna u itslu itend negatief van aard en
zegt ons w at w ij niet d oen m oeten. Men komt hier niet klaar d oor te
zeggen, d at elk verbod een gebod inslu it, want d it is geene w et, maar
u itlegging en toep assing d er w et. Ds. Doekes zal ons toestem men, d at
zijn ged rag als christen inzond erheid d oor Christus en d ienst Geest
bep aald m oet w ord en. Welnu zegt d e w et hem d an hoe hij zich jegens
Zijn H eiland heeft te ged ragen? H oe hij heeft te w and elen in d en
Geest? H oe hij kan ru sten in Christu s’ verzoenend lijd en en sterven?
En, om m aar niet m eer te noem en, hoe hij God s Zoon u it d e hem elen
kan verw achten en met om gord e lend enen en brand end e lam p en op
zijn H eere kan w achten? En zoo hij d it alles met ons aanneemt op
grond van het N ieu we Testament, d ient hij d an niet toe te stemm en,
d at d eze heerlijke w aarhed en du izend m aal hooger staan d an het: JLM
]XOW QLHW" Waarom d an van Christus teru ggegaan tot Mozes? Maar,
zoo zal m en zeggen: Is d e w et d an niet volm aakt? Welzeker, d och zij is
volm aakt om te verd oem en, gelijk het Evangelie d at is om te
behou d en. De w et eischt GRHQ of GRHP Zij heeft geene voorziening
voor eene onvolm aakte gehoorzaamheid , hoe goed d ie ook bed oeld
mag zijn, en zij kent geene barm hartigheid , Hebr. 10:28.
De w et d ient gep red ikt te w ord en QDDUGHZDDUKHLGGHU6FKULIW
En w ord t zij ald us gep red ikt, d an zal allereerst w ord en aangetoond,

76
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d at d e w et nooit aan d e Gemeente, maar aan Israël is gegeven en d at


alleen d e algem een verbreid e d w aling, d at de Gemeente Israël is, kan
staand e hou d en, d at d e w et ook aan d e Gem eente is gegeven. Deze
tw ee zijn echter in oorsp rong, aard , roep ing en toekom st ten zeerste
ond erscheid en, zooals d e beste Bijbelkenners onzer d agen d it
volm ond ig toestem men. N a al het voorgaand e m ag het hier overbod ig
w ord en geacht om Schriftbew ijs aan te voeren, d at d e w et aan Israël en
niet aan d e Gemeente is gegeven. Bovend ien is d e Schrift vol van
bew ijzen voor het eerste d eel d ezer stelling, terw ijl er d aarentegen geen
enkele tekst in d en Bijbel is, d ie ons leert d at aan d e Gemeente een w et
is gegeven. Wel w ord t nad ru kkelijk gezegd : "Gij zijt niet ond er d e w et,
maar ond er d e genad e," Rom . 6:14. Voor een ied er d ie kind erlijk d e
Schrift gelooft is d it eene w oord genoeg. De genad e eischt en d ringt en
vloekt niet als d e w et, m aar zij geeft ons al w at d e w et eischte en
nim m er geven kon: "De genad egifte God s is het eeu w ige leven, d oor
Jezu s Christu s, onzen H eere." De gelijkenis van d e vrou w en hare tw ee
hu w elijken als beschreven in Rom. 7:1-6 laat aan d u id elijkheid niets te
w enschen over voor het eenvou d ig en kind erlijk geloof. Gelijk d e d ood
een eind e maakt aan d en hu w elijksband, zood at d e levend e p artij vrij
is om w ed er te hu w en, alzoo is het met d e Gem eente gesteld. De
mensch w as vroeger gehu w d m et d e w et van Mozes.
Israël w as w ettelijk aan d e w et verbond en. En vanw ege Israëls
zond en w as het geen gelu kkig hu w elijk, m aar een zw aar en
ond ragelijk ju k. Doch zie, d e d ood maakte een eind aan d it ongelu kkig
hu w elijk. De w et stierf niet. In d e illustratie of gelijkenis is het d e man,
d ie sterft, d och Pau lus voorkom t in d e toep assing d e ged achte, d at d e
w et gestorven zou zijn. H et w as d an ook van d en bekend en Dr.
Kohlbru gge u iterst onvoorzichtig u itged ru kt, toen hij in zijn beroem d e,
of beru chte, p reek zich liet ontvallen, d at d e w et een lijk gew ord en
w as. Gevolg d aarvan is gew ord en d at Da Costa, Ds. L. Wagenaar, Ds.
Doekes en Dr. J. Van Lonkhu izen hem van Antinom ianism e verd acht
hebben, ofschoon hij d it volstrekt niet w as. N een, niet d e w et stierf,
maar d e geloovige stierf m et Christus aan d e w et en is nu een nieu w
hu w elijk m et d en op gew ekten Christu s aangegaan. Men leze en
bep einze d e verzen 4 en 6. Gelijk een gehu w d e m an en vrou w één
lichaam zijn en elkanders vleesch en been, alzoo zijn d e geloovigen nu
led en Zijns lichaams, van Zijn vleesch en van Zijne beenen, Ef. 5:30.

77
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

In betrekking tot Israël d ient er op gew ezen, d at d e w et Israël


nim m er heeft kunnen verlossen of heiligen. Vand aar d at in verband
met d e w etgeving in Ex. 20 en d e ged enksteenen d er w et in Deut. 27:1-
8 onm id d ellijk op het altaar w erd gew ezen, d at sp rak van offerand e en
verzoening, als om Israël er aan te herinneren, d at d e behou d enis niet
u it d e w et, m aar u it het beloofd e offer en d e bloed storting zou
voortsp ru iten.
Er d ient te w ord en gep red ikt, d oor een ied er d ie het Woord d er
w aarheid recht w il snijd en, d at d e w et haar eigen tijd sbed eeling heeft,
d ie m et Mozes begon en met Christu s eind igd e, Rom . 10:4. Dat er m et
d e kom st van Christus en het scheu ren d es voorhangsels eene groote
verand ering in God s hand elw ijze m et den zond aar heeft p laats
gegrep en, w ord t in d en regel w el erkend , d och m aar w einig w ord t d e
natuu r en d e grootte d ier verand ering beseft. De m eeste Protestanten
meenen m et Rom e, d at d e komst van Christu s in het vleesch slechts
d eze verand ering inzake d e w et tew eeg bracht, d at d e Mozaische
w etgeving, voorheen het d eel van Israël, nu d e schat d er kerk
gew ord en is. Wat d e kerk d an aanstaat kiest ze voor zich en al het
and ere verklaart ze voor schadu w achtig en als alleen voor Israël
geld end , d och m en laat d e w etsbed eeling evenw ijd ig naast d e
bed eeling d er genad e voortloop en. Wil men al niet d oor d e w et
gerechtvaard igd w ord en, m en w il d an toch d oor haar geheiligd
w ord en. En van d e zoogenaam d e christelijke overhed en meend e men
stellig, d at d eze d e Mozaische w etten moesten handhaven. Vand aar
ook d at Calvijn, Beza, Danaeus, Junius, Amesiu s en Perkins en bijna
alle ou d e Gereformeerd e en Pu riteinsche god geleerd en d e
ketterd ood straf op grond van d e Mozaische w et verd ed igd hebben.
Men w ees d an op p laatsen als Ex. 22:18; Deut. 13:6, 8 en 18:20. Dit w as
consequ ent, zoo m en m eend e d at m en nog in Mozes'hu is zat. Mozes
had een eigen hu is en hu ishou d ing, w aarin God Zijn w il aan Zijn volk
d oor allerlei bep alingen en w ettelijke voorschriften bekend m aakte. De
w et w as d oor Mozes gegeven, Joh. 1:17, en Mozes w as d e m id d elaar
d ier w etsbed eeling, Gal. 3:19. Israël kon sp reken van een gelooven aan
Mozes en van d iscip elen van Mozes, Joh. 5:46; 9:28. Voorts sp reekt d e
Schrift van een verloochening van Mozes, H and . 7:35, en een afval van
Mozes, H and . 21:21, en zelfs van een ged oop t zijn in Mozes, 1 Cor.
10:2. En w ie Mozes verw ierp en, zou d en ervaren, d at Mozes als hun

78
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

aanklager op trad , Joh. 5:45. Zoo ging het toe in Mozes’ hu ishou ding
d er w et. Doch Christu s, d e Borg d es beteren verbond s, heeft ook een
hu is, :LHQVKXLVZLM]LMQ H ebr. 3:6. Door d en H eere Jezu s Christus
is Mozes' d ienst en hu ishou d ing beëind igd . Door Zijne
gehoorzaam heid heeft H ij al d en eisch d er w et vold aan, terw ijl H ij
stervend hare vervloeking op Zich heeft genomen, Gal. 3:13. En alzoo
is H ij het eind e d er w et gew ord en, niet in d en zin van afschaffing,
maar in d en zin van hare volkom ene vervu lling. H ij w as toch niet
gekomen om haar te ontbind en maar te vervu llen en d it heeft H ij d oor
Zijn lijd en en sterven ged aan. H et w as d us m ind er ju ist u itged ru kt als
Melanchton schreef: "Men m oet inzien, d at d e Wet d er tien gebod en nu
afgeschaft is." Op grond van Jes. 2:3 en Micha 4:2 ku nnen w e veilig
aannemen, d at d e w et van Mozes in het vred erijk voor d e volken van
kracht zal zijn.
H et is inzond erheid van het hoogste belang, d at in d e p red iking
sterke nad ru k w ord e gelegd op het w erk van Christus ten op zichte van
d e w et, d at H ij m et d at eene offer van Zijn eigen d ierbaar bloed in
eeu w igheid volm aakt heeft d egenen, d ie geheiligd w ord en, Hebr.
10:14, en d at H ij d aard oor niet alleen onze gerechtigheid m aar ook
onze heiligheid gew ord en is. De voorstelling leeft toch m aar al te zeer
in onze kringen, d at Christu s en niet d e w et onze gerechtigheid is,
maar d at w ij nu m et behu lp van Christus en d e w et onze heiligheid
voor God m oeten zien te verkrijgen. Dit doet echter tekort aan het
volbrachte w erk van Christus, w ant Christus is evenzeer onze
heiligheid als onze gerechtigheid . "Op d ezelfd e w ijze, als God in het
N ieu w e Verbond voor Zijn volk d e gerechtigheid in Christu s heeft
aangebracht, heeft hij hu n ook in d en Zoon Zijner liefd e d e heiligheid
geschonken. Christu s is op d ezelfd e w ijze en in d enzelfd en zin onze
heiligheid , als H ij onze w ijsheid, onze verlossing is." (Dr. H. Bavinck.)
"De d ood van Christu s heeft nam elijk niet alleen rechtvaard igend e,
maar ook heilig- en levend m akend e kracht, 2 Cor. 5:15, en het geloof,
d at van d en echten stemp el is, neemt Christus niet alleen als
gerechtigheid, maar ook als heiligheid aan; het een is zelfs zond er het
and er niet m ogelijk. Want Christus is niet te d eelen en Zijne w eld ad en
zijn van Zijn p ersoon onafscheid elijk. H ij is tegelijk onze w ijsheid , en
onze gerechtigheid, onze heiligheid en verlossing, 1 Cor. 1:30. Zoo is
H ij ons van God gew ord en en zoo w ord t H ij ons d oor God

79
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

geschonken. De heiligheid , w elke w ij d eelachtig m oeten w ord en, ligt


d u s volkom en voor ons in Christu s gereed . Er zijn vele Christenen, d ie
althans in d e p raktijk van het leven, d aar and ers over d enken. Zij
erkennen, d at zij gerechtvaard igd zijn d oor d e gerechtigheid, w elke
Christu s heeft tot stand gebracht, m aar zij hou d en het er voor of
hand elen ernaar, alsof zij geheiligd m oesten w ord en d oor eene
heiligheid , w elke zij zelven had d en u it te werken. Ind ien d it het geval
w are, zou d en w ij, in strijd m et het ap ostolisch getu igenis, Rom . 6:14;
Gal. 4:31; 5:1, 13, niet ond er d e genad e leven en in d e vrijheid staan,
maar nog altijd ond er d e w et verkeeren. De evangelische heiligm aking
is echter evenzeer van d e w ettische ond erscheid en, als d e
gerechtigheid God s, in het Evangelie geop enbaard , niet in inhou d,
maar in w ijze van m ed ed eeling, verschilt van d ie, w elke in d e w et
w erd geeischt. Zij bestaat d aarin, d at God ons in Christu s, m et d e
gerechtigheid, ook d e volkom ene heiligheid schenkt, en d eze ons
innerlijk m ed ed eelt d oor d e w ed erbarend e en vernieu w end e w erking
d es H eiligen Geestes. Ind ien d e gerechtigheid en d e heiligheid u it d e
w et w aren, zou d en w ij ze beid e d oor het d oen van goed e w erken tot
stand m oeten brengen. Maar in het Evangelie zijn zij een gave God s, in
d en p ersoon van Christus ons geschonken, in H em is eene volheid van
genad e en w aarheid , Joh. 1:17; van w ijsheid en kennis, Col. 2:3; van
gerechtigheid en heiligheid , 1 Cor. 1:30; alle geestelijke zegeningen
liggen in H em besloten, Ef. 1:3; d e volheid d er God heid w oont in H em
licham elijk, Col. 2:9. Deze Christu s d eelt Zichzelven aan ons med e
d oor d en H . Geest en vereenigt Zich zoo nau w en innig met ons, als d e
w ijnstok m et d e rank, Joh. 15:2, als het hoofd m et het lichaam , Ef. 1:22,
23, als d e man met d e vrou w , Ef. 5:32, als H ij zelf als Mid d elaar
vereenigd is m et d en Vad er, Joh. 14:20; 17:21-23. De geloovigen zijn
met H em één geest, 1 Cor. 6:17, en één vleesch, Ef. 5:30, 31. Christus
leeft in hen en zij leven in Christu s, Gal. 2:20. Christu s is alles in hen
allen, Col. 3:11. Tegen d eze leer d er Schrift hebben velen bezw aar; zij
achten haar eenzijd ig en voor het zed elijk leven gevaarlijk. Som s geven
zij nog w el toe, d at bij d e rechtvaard igm aking d er w et is u itgesloten en
het geloof alleen op treed t; maar als zij over d e heiligm aking hand elen,
meenen zij, d at het geloof alleen ongenoegzaam is en d at d e w et m et
hare gebod en en verbod en, met hare belooningen en straffen erbij m oet
kom en, om m et vru cht tot een heiligen w and el en tot het d oen van

80
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

goed e w erken aan te sp oren" (Dr. H. Bavinck). Deze lange aanhalingen


u it d e Magnalia Dei van. Dr. H . Bavinck toonen w el d at d e geleerd e op
het stu k d er w et en d er heiligmaking volkom en Bijbelsch stond. Als hij
nu toch nog als terloops neerschrijft: "Ofschoon het nu volkomen w aar
is, d at d e w et voor d en Christen regel d es levens blijft," d an is d it eene
concessie, d ie hij kennelijk niet alleen ongaarne d oet, maar ook nooit
had moeten d oen, w ant hij toont in het vervolg zelf breed voerig en
afd oend aan, d at het Evangelie d e vermaningen tot een heiligen
w and el nooit ontleent "aan d e verschrikkingen d er w et, m aar aan d e
hooge roep ing, w aartoe d e geloovigen in Christu s geroep en zijn," Joh.
15:5; Rom . 6:11; 7:4; 8:5; 13:12; 1 Cor. 6:15, 20; Gal. 2:19; 5:1, 6; Ef. 4:21;
5:2, 6, 8. "De aangehaald e w oord en zijn genoegzaam , om in het licht te
stellen, d at zij alle aan het Evangelie, en niet aan d e w et, w ord en
ontleend " (Dr. H. Bavinck) .
Zoo is ons d an d u id elijk gew ord en d at d e w et noch als
voorw aard e d er rechtvaard igm aking, noch als voorw aard e d er
heiligmaking of d er d ankbaarheid mag w ord en gep red ikt. Schaam te
bed ekt mijn aangezicht, d at ik voor een tiental jaren d e w et in
laatstgenoem d en zin heb gep red ikt. H et is toch niet naar God s Woord ,
d aar d e verlosten d oor Christu s altoos w ed er op H em als op d e bron
en het voorbeeld d er heiligmaking w ord en gew ezen. Op d e vraag
d erhalve of d e w et gep red ikt zal w ord en, dient geantw oord : N iet als
levensmid d el, tuchtmeester of levensregel, d och w el als een d eel van
het onfeilbaar Woord d er w aarheid . N iet als bind end en eisch, m aar als
w aarheid heeft d e Apostel haar ook gep red ikt. Men zie slechts 1 Cor.
9:9; 14:21, 34; Ef. 6:2; Tit. 2:9. Christu s Zelf, Zijn Woord en Zijn Geest
zijn onze levensregels.
In het nau w ste verband m et het voorgaand e is hier echter d e
vraag aan d e ord e of d e w et ook gelezen zal w ord en in d e
vergad eringen d er geloovigen. H et m ag som m igen haast als
heiligschennis toeschijnen, d at iem and het d u rft bestaan om te gaan
tornen aan een eeu wenou d e instelling, d ie bovend ien geslacht na
geslacht d oor bekw am e en god zalige p red ikers als zeer voortreffelijk is
aangep rezen. Doch hoe eerbied w aard ig d it alles ook mag schijnen, het
beteekent alles niets, ind ien het niet op d e Schrift gegrond is. En nu is
het m ijne vaste overtu iging, d at d eze gew oonte zich niet op d e Schrift

81
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

kan beroep en en d at ze ten sterkste afgekeu rd moet w ord en op d e


volgend e grond en:
le. Deze gew oonte is nergens in d e Schrift voorgeschreven. Gaan
w ij d e historie op d it p u nt na, d an vind en w ij d at d e Jod en vanou d s en
nog hed en d e gew oonte hebben om d e w et in hu nne synagogen te
lezen, d at Rom e d it reed s in d e vroegste eeu w en van d e Jod en heeft
overgenomen en d at d e groote Ku yp er, in navolging van Calvijn, zegt
van d e w et: "Dat ze in d en Eered ienst behoort te zijn op genomen, is
bu iten kijf," terw ijl in navolging van hem, d e m eeste Professoren en
Pred ikanten d e voorlezing d er w et ook bu iten kijf achten.
2e. H et voorlezen d er w et is gansch overbod ig, w ant van d en
groote tot d en kleine kent m en d e w et d oor en d oor. N u kan het in
geenerlei geval tot eere God s en tot stichting d er Gemeente zijn om
telkens w ed er iets te verrichten, d at van u it een op voed ku nd ig
oogp unt volstrekt geene beteekenis heeft en ten eenenm ale overbod ig
genaam d m ag w ord en. H et kan toch niet ontkend w ord en, d at het een
sleu r is, terw ijl d e H eere zegt in Zijn Woord , d at al w at u it het geloof
niet is, zond e is. In het heilige zij evenw el geen sleu r!
3e. H et is af te keu ren, om d at het oneerbied ig is. Wij d ienen niet
te vergeten, d at d e w et als stu k van God s Woord heilig is en heilig
behand eld w il w ord en. Men d enke slechts aan d e w etgeving en d e
om heining om d en berg. Mensch en d ier w erd met een p ijl
d oorschoten, zoo m en aan d e schutting d orst te kom en. Wat ontw aren
w ij nu bij het lezen der w et? Dit d at d e helft d er vergad ering er niet
naar lu istert, m aar d at d e eene intusschen het raam u itziet en een
and ere naar bu u rvrou w ’s hoed . Te verschoonen valt d it niet, d och te
verklaren w el, d aar m en d e w et al d u izend maal eerd er gehoord heeft
en haar w el van bu iten kent. Doch een w ettig gebru ik w ord t er op d ie
w ijze van d e w et niet gem aakt.
4e. H et is ten eenenmale d oelloos. Want men stemt zelf toe, d at
men d e w et niet voorleest als mid d el ter zaligheid , m aar als regel d er
d ankbaarheid . Ind ien m en d u rft bew eren, dat d it in laatstgenoem d en
zin nood zakelijk is, d an d ient men een schred e verd er te gaan en d e
stelling aanvaard en: "Wij ond erhou d en u it d ankbaarheid d e w et d er
zed en en w ie d it niet d oet kan niet zalig w ord en." Want d e w et p er se
w eet enkel van d oen of d oem. En m en m eene volstrekt niet, d at het iets
nieu ws is, w anneer m en stelt, d at men d e w et als regel d er

82
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d ankbaarheid w il ond erhou d en, w ant d it m oest Israël vier d u izend


jaren geled en ook reed s d oen, getu ige d en aanhef d er w et: "Ik ben d e
H eere u w God , Die u u it Egyp teland, u it het d iensthu is, u itgeleid heb."
God w ees Israël op zijne groote nationale verlossing en op het heerlijk
feit, d at H ij Israëls God w as. Israël behoefd e d u s d e w et niet te
gebru iken als m id d el om Jehova tot zijn d eel te verkrijgen, w ant H ij
zegt: "Ik ben d e H eere u w God ," zood at d it eene w oord op zichzelf aan
Israël d en w enk gaf, d at H ij onmogelijk in d en w eg d er
w etsond erhou d ing Israëls God kon w ord en.
5e. H et voorlezen d er w et heeft een heilloozen en schad elijken
invloed . H et votu m : "Onze hu lp e is in d en naam d es H eeren," enz.
w ijst d e geloovigen aan als d ezu lken, d ie aan d en strik d es
vogelvangers zijn ontkom en en d ie d aarom roemen in d e hu lp e, in d e
verlossing, d ie hun ten d eel gevallen is, zood at zij zich nu vrij en
gelu kkig gevoelen als een ontsnap te vogel u it het vogelnet. Doch
terstond d aarop w eerklinkt d an d e som bere w et. Ervaring leert ons,
d at d it nood w end ig in een som bere stemming m oet brengen en zelfs
bij vele zw akke geloovigen en jeu gd igen d en ind ru k vestigt, d at zij hun
best m oeten d oen om d ie w et te ond erhoud en. Zoo zucht men d an:
"Och of w ij Uw geboon volbrachten, gena, o hoogste Majesteit. Gun
d oor 't geloof in Christu s krachten, om d ie te d oen u it d ankbaarheid ."
H et d iep gevoel van onmacht om zelf d e w et geheel te
ond erhou d en leidt d an tot d e verm enging van w et en genad e, een
streven, w aartegen d e Ap ostel in d en brief aan d e Galaten zoo ernstig
heeft gew aarschu w d . Ind ien het toch vast staat, d at Christus Zelf in
onze p laats d e w et volkom en heeft vervu ld tot onze gerechtigheid en
heiligheid , d an is het imm ers tastbare zond e, om ook nog m aar een
p oging tot w etsond erhou d ing aan te w end en. Ind ien Christu s op
bovenstaand versje, d at d oor velen als onfeilbaar w ord t beschouw d ,
zou antw oord en, d an zou H ij ongetw ijfeld Zich ald us u itlaten: ,,O gij
kleingeloovige, w aarom ru st gij niet in Mijn volm aakte offerand e, w ant
Ik heb in u w e p laats d ie w et volkom en gehoorzaamd en haren vloek
ten volle ged ragen. Laat af van d at ijd el, onvru chtbaar en Mijn offer
onteerend p ogen, om ond er d en schoonen naam van d ankbaarheid,
meer levend , geestelijk en heilig te w ord en. Die d ankbaarheid verlang
Ik, d at gij in Mijn zoenoffer ten volle vertrou w t en voorts niet d e w et,
maar Mijzelf tot u w m od el en regel d er d ankbaarheid aanneemt.

83
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Geloof toch, d at gij d er w et gestorven zijt, Rom . 7:4, 6, en niet m eer zijt
ond er d e w et, maar ond er d e genad e, Rom. 6:14. En w at u w gebed om
krachten betreft, d aar moet bij d ezen afw ijzend over beschikt w ord en.
Ik geef geene krachten tot een zond ig streven."
Op d eze en m eer p raktische grond en d an d ient het geregeld
voorlezen d er w et ten sterkste te w ord en afgekeu rd . Tot geru ststelling
van d eze en gene, die m ocht m eenen, d at het voorlezen d er w et
Gereform eerd is en het nalaten d aarvan ongereform eerd , zij nog
op gem erkt, d at vele Gereformeerd e kerken in N ed erland d e w et
nim m er voorlezen.

84
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.;

'(95((69225+(7$17,120,$1,60(

De vrees voor het Chiliasme heeft in het verled en tot op d en


hu id igen d ag grootend eels in het bew u stzijn d er geloovigen d e
Schriftbeschou w ing d er laatste d ingen beheerscht; d e vrees voor
Room sche loond ienst heeft ontw ikkeling van het heerlijk stu k van het
genad eloon in d en w eg gestaan en zoo heeft d e vrees voor het
Antinom ianism e kennelijk d e rechte op vatting van d e verhou d ing van
w et en genad e tegengehou d en. Wanneer w ij een vlu chtige blik w erp en
op d e geschied enis van d e beschou w ingen om trent d e w et, d an zal ons
d it blijken, d at d e theologen veelal d e geloovigen m et d e rechterhand
vrijmaakten van d e w et en m et d e linkerhand w ed er bond en aan d e
w et.
Lu ther sp reekt in zijne verklaring van d en Galatenbrief op Gal.
2:19 als volgt: "Pau lu s sp reekt hier niet over d e cerem oniëele w et, gelijk
ik vroeger breed er heb aangetoond , m aar van d e geheele w et, hetzij
ceremoniëel of moreel, d ie voor een christen ganschelijk heeft
afged aan, w ant hij is er d ood voor. N iet d at d e w et is w eggenom en,
neen, d ie blijft, leeft en heerscht nog in d e god d eloozen. Maar d e
geloovige is d ood voor d e w et, gelijk hij ook d ood voor d e zond e, d en
d u ivel, d ood en helle is, d ie nochtans ook blijven met al d e
god d eloozen in hen. Als d an d e Pap isten meenen, d at d e cerem oniëele
w et alleen afged aan heeft, zoo verstaat d at Pau lu s en elk christen d er
w et gestorven is. Wij w illen Mozes noch zien noch hooren. Mozes is
alleen aan het Jood sche volk gegeven en gaat ons H eid enen en
Christenen niets aan. Mozes is d ood , zijne regeering hield op toen
Christu s kw am ; hij d ient verd er voor ons niet. Ook d e tien gebod en
gaan ons niet aan." H ij geeft in zijn beroem d e verklaring van Galaten
d e volgend e d efinitie van een geloovige: "Dit is d an d e eigenlijke en
ju iste om schrijving van een christen: hij is een kind d er genad e en d er
vergeving d er zond e en is ond er geene w et, d och is verlost van d e w et,
zond e, d ood en hel. En evenals Christu s vrij is van het graf en Petru s
van d e gevangenis, zoo is een christen vrij van d e w et."

85
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Ju ister en afgerond er d an d it laatste had het niet gezegd ku nnen


w ord en. Doch toen d e Antinom iaansch gezind e Johann Agricola von
Eisleben begon te w oelen, begon Lu ther w eer eenigszins teru g te
krabbelen en riep hij o. a. d en Pred ikanten toe: "Pred ikt volstand ig, d at
een zond aar tot boetvaard igheid m oet getrokken w ord en niet alleen
d oor d e zoetigheid d er genad e, d at Christu s voor ons gestorven is,
maar ook d oor d e verschrikkingen d er Wet," terw ijl ond er zijn invloed
in d e Formu la Concord ia veroord eeld w erd en "d e bestrijd ers d er w et,
d ie d e w etp red iking u it d e kerk w illen verbannen, en d ie verzekeren,
d at alleen u it het Evangelie en niet u it de w et d e zond en moeten
w ord en aangew ezen." Agricola liet zich intu sschen terecht w ijzen en
keerd e teru g van zijn uitersten.
Calvijn teekent bij d e zinrijke gelijkenis van d e vrou w m et haar
tw ee hu w elijken op Rom . 7:4 aan: "Christu s heeft het kru is tot een
zegeteeken op gericht, en over d e zond e getriu mfeerd en op d at d it
geschied d e, zoo m oest het handschrift, w aarm ed e w ij verbond en
w aren, gescheu rd w ord en. Dit hand schrift is d e w et, w elke ons d er
zond e schu ld ig m aakt, w anneer zij haar kracht bew ijst, d aard oor
w ord t zij d e kracht d er zond e genoem d . Zoo zijn w ij d an d oor d e
u itw issching van d it hand schrift verlost in het lichaam van Christu s,
als het aan het kru is gehecht w as. Maar d e Ap ostel gaat verd er, te
w eten, d at d e band d er w et is ontbond en gew eest, niet om d at w ij naar
ons goed d u nken leven zou d en, gelijk eene w ed u w e zichzelve is,
zoolang zij in het w ed u w schap leeft; m aar d at w ij nu aan een and eren
man verbond en zijn, ja, d at w ij gelijk van hand tot hand van d e w et tot
Christu s gegaan zijn. Intusschen verzoet hij d e hard igheid d ezer
w oord en, als hij zegt, d at Christu s ons, om ons in Zijn lichaam te
p lanten, van het ju k d er w et verlost heeft. Want hoew el Christu s
Zichzelven w illens voor een tijd d er w et ond erw orp en heeft, zoo is het
nochtans niet recht, dat d e w et heerschap p ij over H em hebbe. Voorts,
d e vrijheid , d ie H em eigenlijk toekomt, m aakt H ij ook Zijnen led en
gem een. Daarom is het geen w ond er, d at H ij d ie van het ju k d er w et
verlost, d ie H ij m et een heiligen band aan Zich vereenigt, op d at zij een
lichaam met H em zijn. 'LHQV GLH XLW GH GRRGHQ RSJHZHNW LV Wij
hebben nu gezegd , dat Christu s in d e p laats d er w et gesteld w ord t,
op d at bu iten H em geene vrijheid ged icht w ord e, en d at niemand besta
d e w et te verlaten, zoo hij zichzelven nog niet gestorven is." Dit alles is

86
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

schoon gezien en gezegd en op al d e p laatsen, d ie sp reken over het


d ood -zijn aan en d e vrijheid d er geloovigen van d e w et, laat Calvijn
zich in gelijken zin u it; d och slaan w ij d aarna zijn Institu tie, zijne
Dogm atiek, op d an m eet hij tegenover d e Antinom ianen lang en breed
u it over d e voortreffelijkheid d er w et voor d e geloovigen. Wat d e
Exegeet d us op bou w t, breekt d e Dogm aticu s af.
De op schu d d ing d ie Coccejus in d e Ned erland sche Kerk
verw ekte d oor zijn w etsbeschou w ing is algemeen bekend . Volgens
hem had het genad everbond eene d rievou d ige hu ishou d ing, een vóór
d e w et, een ond er d e w et, en een na d e w et, of ond er het Evangelie. H ij
achtte d e w et naar haar bind end en eisch en heerschapp ij voor d e
geloovigen afgeschaft, m et name het Sabbatsgebod . Deze geleerd e
theoloog had in zijn tijd ju ister inzichten in d e w et en d e p rofeten d an
een and ere in zijne d agen.
Com rie kan als trou w e naloop er van Calvijn en voorloop er van
Ku yp er beschou w d w ord en. In zijn Catechism u s d oet hij d e vraag: Wat
moet bij d e p red iking d e eerste p laats innemen: het d oen hooren van
d en d ond er d er Wet of het u itroep en van d e Vrije genad e? H ij
antw oord t d aarop : "Het laatste. Laten d e leeraars en ook d e hoord ers
w eten, w at ze voornamelijk beoogen moeten in hu nne behand eling van
zielen. H et is niet het voornaam ste eind e om terrificatie in of
verschrikkingen in d e conscientiën te veroorzaken, d e aard e in een hel
te verand eren en d an d e menschen te laten liggen; neen, slaan w ij, het
moet zijn met een oogmerk om te genezen en w ij m oeten als d ienaren
van Christus allerovervloed igst zijn om d e troostleer voor te hou d en.
Ik heb in het beloop van m ijn leven en ook van m ijne bed iening
ond ervond en, d at het p red iken YDQ GH YULMH JHQDGH YDQ GH
KHHUOLMNKHLG YDQ GHQ SHUVRRQ GHV 0LGGHODDUV YDQ KHW DDQERG YDQ
]DOLJKHLGYDQGHJHZLOOLJKHLGYDQ&KULVWXVRPWH]DOLJHQHQYDQGH
YRRUUHFKWHQGHU]XONHQGLHLQ+HP]LMQ het m eest te w eeg brengt om
d e harten ond er liefelijke aand oening te brengen; en in tegend eel, d at
u it alle d e d ond eren der Wet niet and ers d an een Kainsberou w en een
Ju d asbekeering voortkom t. God s barm hartigheid , in Christu s, d oet het
harte sm elten, maar God s rechtvaard igheid in d e Wet d oet het harte
inkrim p en. Ik w eet d at velen and ers gevoelen. Ik zeg m aar het m ijne.
Sinai d roogt d e sp ringbron van zieletranen op, m aar Sion d oet ze
ongeforceerd of onged w ongen d ru ip en; d e Zon d er gerechtigheid

87
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

ontd ooit, m aar Mozes is als d e kou d e u it het N oord en, d ie alles
conglacieert en consolid eert of bevriest en verstijft. H oe hebt gij d en
Geest ontvangen, vraagt Pau lu s, Gal 3:2, "u it d e w et of u it d e p red iking
d es geloofs?" De w et is (gew eest! H. B.) een WXFKWPHHVWHUWRW&KULVWXV.
Wij m oeten d aarop u it zijn, d at d e Wet het hare krijgt, m aar zorg
d ragen, d at haar meesterlijk gezag niet te groot w ord e in d e
conscienties boven en tegen d en H eere zelf. Want hoe m eer d e Wet m et
zijn vloek in d e conscientie op d en troon gezet w ord t, hoe m eer w ij
Christu s u it d e ziele bannen, en het koninkrijk van d en Du ivel m et al
zijne helsche angsten op richten en stabiliëeren, w ant al zijne macht
heeft hij van d e Wet van het verbroken w erkverbond , en nu is het d e
Wet onm ogelijk, nad at d e zond e in d e w ereld gekom en is, het leven te
geven; zood ra d e Wet in d e conscientie kom t, kom t ook d e Du ivel en
hel d aarin. Lu ther zegt ergens in zijne Verklaring over d e Galaten d at
d e w et in d e conscientie erger is d an d e Du ivel. O, m ijne Vriend en, d at
God w ijsheid mocht geven om van het beste en allerheiligste ding,
naast God , geen m isbru ik te m aken; en d at ied er recht leeren m ocht,
niet alleen hoe Wet en Evangeliu m ond ergeschikt zijn aan elkand er,
maar ook hoe ze tegen m alkand er strijd en als vu u r en w ater, licht en
d u isternis, hemel en hel, nad at d e Wet d oor d e zond e krachteloos is
gew ord en om het leven te geven. Wierd toch alles w at w ij zeggen w el
op gem erkt, w ij zou d en nooit w ettische beroeringen, op zichzelven
aangem erkt, op geven als zaligm akend e w erkingen, m aar er op u it zijn
om het Evangeliu m tot troost en bem oed iging te op enen, op d at het
geloof kom end e, d e tu chtm eester, als H agar en hare kind eren m ocht
bu itengew orp en w ord en. God d oe een ied er m ijne rechte m eeningen in
d ezen recht verstaan."
Uit d it haast w at te lang citaat alsm ed e u it een d oor Com rie u it
het Engelsch vertaald w erkje over d e Verlossing van d e Wet, blijkt
zonneklaar d at ook d eze bekw am e god geleerd e een held er inzicht had
in d e w et, d och ook h ij heeft in zijn strijd tegen d e Antinom ianen d e
w et w ed er als verbind end en regel voor d e geloovigen gesteld en w el in
d e m eest krasse bew oord ingen. Bij Jakobu s Koelm an vind en w e
hetzelfd e en in heel d en strijd d er Voetianen en Coccejanen. Het is
altijd geven en nemen.
Dr. H. H. Ku yp er schrijft in zijn keu rig w erkje over d e
Christelijke Vrijheid van d e w et als volgt: "Men kan God d ienen op

88
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

tw eeërlei w ijze: óf w ettisch, óf evangelisch, óf als d ienstknecht, óf als


vrije, óf als slaaf, óf als kind . En eerst d an zal verstaan w ord en,
w aarom d it d ienen God s vrijheid is, w anneer klaar en held er is
ingezien, hoe God s kind bij d it d ienen van God vrij staat tegenover d e
w et, God niet d ient als slaaf, m aar als kind. Op d it stu k d er Chr.
vrijheid , d e vrijm aking van d e w et, w ord t evenzeer als op het eerste in
God s Woord d e nad ru k gelegd . In d e brieven van d en Ap ostel Pau lus
is d at "vrij van d e w et," d e grond toon d ie in alle m ogelijke toonsoorten
w ord t herhaald. De volle roem d es geloofs w ord t eerst d an gekend,
w anneer d ie vrijm aking d er w et ons d eel gew ord en is. Of, gelijk d e
Ap ostel het in beeld spraak u itd ru kt in Rom . 7: van natu re zijn w ij aan
d e w et verbond en, gelijk d e vrou w aan d en m an d oor d en band d es
hu w elijks. Die band kan niet and ers verbroken w ord en d an d oor d en
d ood ; w ant w ie zond er het sterven van d en m an m et een and er trou w t,
d oet oversp el. En zoo ook m oet eerst d oor d en d ood d e band m et d en
eersten m an, d e w et, verbroken zijn, zu llen w ij zond er geestelijk
oversp el d e bru id w ord en van Christu s. Elke p oging, d ie d an ook in
Pau lu s'd agen bep roefd w erd d oor d e Farizeesche Christenen om God s
volk w eer ond er het ju k d er w et teru g te brengen, w erd d oor hem m et
heiligen ijver w ed erstaan. "Staat d an in d e vrijheid , w aarmed e Christus
u heeft vrijgemaakt, en w ord t niet w ed erom m et het ju k d el'
d ienstbaarheid bevangen," zoo roep t hij d en Galaten en in hen aan heel
d e Christelijke Kerk toe. En w at m et d at "ju k d er d ienstbaarheid "
bed oeld w ord t, blijkt d u id elijk genoeg u it hetgeen vlak voorafgaat,
w aar hij het verbond op d en berg Sinai met Israël gesloten, vergelijkt
bij H agar, d e slavin van Abraham , d ie met haar kind een typ e w as van
het vleeschelijk Israël, d at in d e d ienstbaarheid d er w et lag verzonken.
Wij zijn kind eren, niet d er d ienstm aagd , m aar d er vrije, zoo zegt hij.
Ook d e u itvlu cht van Roomsche zijd e, d at Pau lu s m et d eze vrijheid
tegenover d e w et alleen het oog had op d e ceremoniën en schad uw en
d es Ou d en Testam ents, gaat, gelijk Calvijn terecht op m erkt, niet op .
H et lijd t geen tw ijfel, d at m et d e w et, u it w ier d ienstbaarheid Christu s
ons bevrijd heeft, w el d egelijk is bed oeld d e w et niet alleen d er
ceremoniën, maar ook d er zed en. En ongetw ijfeld heeft veler gemis aan
d en vred e d er conscientie, d ie alle verstand te boven gaat, d aarin zijn
oorzaak, d at d eze vrijheid tegenover d e w et niet genoegzaam
gep red ikt en d oor God s kind eren niet d iep genoeg verstaan w ord t."

89
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Bleef d eze geleerd e nu m aar bij d ie w aarheid , hier zoo u itnem end d oor
hem ontvou w d , d an zou hij volstrekt niet d e m oeilijkheid hebben,
w aarover hij vervolgens klaagt in d eze w oord en: "Zoo staan w ij d u s
voor d e m oeilijkheid , d at volgens God s Woord aan d e eene zijd e d e
w et geheel voor God s kind is te niet ged aan, of w il m en liever, d oor
Christu s vervu ld is gew ord en, en d at aan d e and ere zijd e d e w et
onverand erlijk voor God s kind blijft als regel d es levens. Om d eze
moeilijkheid op te lossen, m oet er op gelet w ord en, d at hierbij alles
afhangt van d e w ijze w aarop w ij tegenover d e w et staan en d e w et
staat tegenover ons." En d an gaat hij w ed erop het alou d e voetsp oor
voort d at d e w et voor d en geloovige ten volle geld ig is als regel d es
levens. Dit is een onbew ezen stelling, w aarvoor m en in d e gansche
Schrift geen greintje bew ijs kan leveren en d ie m en kennelijk alleen
maar u it kracht d er trad itie en DGSRSXOXP blijft hand haven tot groote
schad e van het geestelijk leven d er geloovigen. H et schijnt, d at men om
zijner hu id w il allen loyalen, eerlijken strijd schu w t. H et is toch
zonneklaar, d at het GRRG YRRU GH ZHW in geen enkel op zicht valt te
rijm en m et d e w et als bind end en regel d es levens. Of het een of het
and er is een leu gen. En w aar het een d u idelijk in d e Schrift geleerd
w ord t, d aar m oeten w ij niet aarzelen om het and ere een ou d e leu gen
van d en vad er d er leu genen te heeten, ten d oel hebbend e om het leven
d er geloovigen ond er eene w olk te hou d en.
Dr. H. Bavinck komt in zijn Magnalia Dei ged u rig w ed er teru g
op d e w et. H ij schrijft er o. a. d it van: "Voor Pau lu s had d e vraag naar
d en zin en d e bed oeling d er w et zoo groote beteekenis, d at hij er
menigm aal in zijne brieven op teru gkom t. H et antw oord d at hij geeft,
bevat d e volgend e m omenten:
Ten eerste, d e w et is bij d e belofte bijgekom en, zij is er later aan
toegevoegd , m aar w as er oorsp ronkelijk niet m ed e verbond en. Vele
jaren verliep en er, eer d e w et na d e belofte werd afgekond igd . En toen
zij bij d e belofte bijkw am , d roeg zij toch een tijd elijk, voorbijgaand
karakter. Terw ijl d e belofte of het verbond d er genad e eeu w ig is,
d u u rd e d e w et slechts tot d en tijd , in w elken het eigenlijke zaad van
Abraham, n.l. d e Christus, verschijnen zou, aan w ien d e belofte
w ezenlijk geschied was en d ie d en inhou d d er belofte ontvangen en
u itd eelen m oest, Rom . 5:20; Gal. 3:17, 19.

90
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Ten tw eed e, d it tijd elijk, voorbijgaand karakter d er w et kom t


ook reed s in haar oorsp rong u it. De w et is w el van God afkom stig,
maar zij is toch d oor H em niet rechtstreeks en onm id d ellijk aan Israël
en aan ied er lid van d at volk zelf gegeven. Maar er had d en allerlei
bem id d elingen bij p laats. Van d e zijd e God s w erd d e w et gegeven d oor
mid d el van d e engelen, ond er d ond er en bliksem in een zw are w olk en
bij het gelu id eener zeer sterke bazu in. En van d en kant d es volks, d at
bevreesd w as en m oest blijven staan aan den voet d es bergs, werd
Mozes verzocht, om als m id d elaar op te tred en, m et God te sp reken en
d e w et in ontvangst te nemen.
Ten d erd e, als van God afkom stig, is d e w et w el heilig en
rechtvaard ig en goed en geestelijk; zij is op geenerlei w ijze aanleid ing
of oorzaak d er zond e, al neem t d e zond e ook oorzaak d oor het gebod .
Zij is zelfs niet in zichzelve krachteloos, is eigenlijk een gebod ten
leven, m aar is alleen krachteloos bij d en mensch d oor zijn zond ig
vleesch.
Ten vierd e, d at bijzond er d oel, hetw elk aan d e w et eigen en
w aarm ed e zij d oor God gegeven is, is tw eeled ig van aard . Vooreerst is
zij bij d e belofte bijgekom en ter w ille van d e overtred ingen, Gal. 3:19,
d at is, om d e overtred ingen meerd er te maken. Want w el w as er zond e,
ook voord at, en d aar, w aar d e w et van Mozes niet bestond, Rom . 5:12,
13. Maar d an d raagt d e zond e toch een and er karakter; d an is ze niet
overtred ing in d en zin, w aarvan Pau lus sp reekt in ond erscheid ing van
zond e in het algem een. Doch in verband m et d it negatieve d oel, d e
verm eerd ering d er overtred ingen en d e verzw aring d es oord eels, krijgt
d e w et, d oor God aan Israël gegeven, toch ook een p ositief d oel. Want
ju ist, d oor aan d e zond e het karakter van overtred ing, bond sbreu k,
ontrou w te geven, d oor alle zond e, ook d e verborgene begeerlijkheid in
het hart, als zond e, als in strijd met God s w et en als Zijn toorn en d e
straf d es d ood s w aard ig, te d oen kennen, Rom . 3:20; 7:7; 1 Cor. 15:56,
stelt zij d e nood zakelijkheid d er belofte in het licht, en bew ijst zij, d at
als er een rechtvaard iging d es zond aars m ogelijk zal zijn, er eene
and ere gerechtigheid moest bestaan d an u it d e w erken, Gal. 3:11: - In
het Ou d e Testament w ord t d e religie d oorgaans nog als vreeze d es
H eeren om schreven, en d e geloovigen heeten m enigmaal knechten d es
H eeren. Zij w aren w el kind eren, m aar onmond ige kind eren, en
d aarom aan d ienstknechten gelijk, ond er voogd en en verzorgers

91
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

gesteld tot d en tijd , d oor d en Vad er bep aald , Gal. 4:1, 2; 3:23, 24. Maar
toen d e volheid d es tijd s gekom en is, heeft God Zijnen Zoon gezond en,
gew ord en u it eene vrou w , gew ord en ond er d e w et, 4:4. Door Zelf in
onze p laats alle gerechtigheid te vervu llen, Matth. 4:15, d oor een vloek
te w ord en voor ons, Gal. 3:15, en Zichzelf voor ons tot zond e te laten
maken, 2 Cor. 5:21, heeft Christus ons van d en vloek d er w et verlost en
van haar eisch volkom en vrijgemaakt. Wij zijn niet m eer m et haar
gehu w d , w ij zijn haar d ienstknechten niet meer, w ij zijn d oor haar
zelve aan haar zelve gestorven, en w ij zijn nu d ienstknechten van
Christu s en leven Gode, Rom. 7:1-4; Gal. 2:19; w ij zijn niet m eer ond er
d e w et, m aar ond er d e genad e, Rom . 6:15, w ij staan in d e vrijheid,
w aarm ed e Christus ons vrijgem aakt heeft, Gal. 5:1. Voor ons geld t d e
regel niet m eer: d oe d at, en gij zu lt leven, maar is d e ord e geheel
om gekeerd ; w ij leven d oor het geloof en d oen d e w et, omd at w ij een
verm aak in haar hebben naar d en inw end igen m enseh. Zoo is d e w et
tegenover d e geloovigen m achteloos gew ord en; zij kan hem niet m eer
aanklagen, w aar haar schu ld is d oor Christus ged ragen en haar eisch is
d oor Christu s vervu ld ; zij kan hen niet meer veroord eelen, w ant
Christu s heeft haar vloek op Zich genom en en al hare straffen geled en;
satan zelfs kan zich van haar niet m eer bed ienen, om d e broed eren aan
te klagen, w ant wie kan beschu ld iging inbrengen tegen d e
u itverkorenen God s, als God Zelf ze rechtvaard igt, en d e gestorven en
verheerlijkte Christu s in d en hem el voor hen bid t?"
Is het geregeld u itleggen en voorlezen d er w et voor d e
geloovigen nu bestaanbaar met d eze heerlijke vrijheid d er kind eren
God s ? Werkzaam hed en, d ie er geheel op berekend zijn om d en ind ru k
in d e harten te vestigen, d at zij hu n best moeten d oen om u it
d ankbaarheid , zij het d an ook m et behu lp van Christu s’ krachten, d ie
eischen d er w et te vold oen. Verre zij het van m ij om het op te nemen
voor band elooze w etsverkrachting, d och het staat voor m ij op grond
van Schrift en ervaring vast, d at d it streven d iep zond ig, onbijbelsch en
u iterst schad elijk is voor het geestelijk leven d er geloovigen. Een ied er,
d ie iets kent van het leven van ons christenvolk w eet, d at er d u izend en
zijn, d ie jaar in jaar u it zu chten, alsof ze in d e gevangenis zaten en
nim m er tot d e blijd schap en d e verzekerd heid d es geloofs kom en. Dit
is grootend eels d e schu ld d ergenen, d ie vand aag m et d e zilveren

92
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

evangelietromp et het aangename jaar d er vrijheid u itroep en en d e


geloovigen morgen knellen ond er het ju k d er w et.
Ds. J. Van And el heeft een u itnemend w erk geschreven over d e
Mozaische w et, w aaru it tot leering enkele aanhalingen volgen: "Bij
Zijne ned erd aling op d en Sinai verhief H ij Jakobs stam men tot een
geheiligd en staat, een rijk, m et een p riesterlijk karakter; d aar vatte H ij
ze rijksgew ijs in zichzelven saam . Van d ien d ag af heet H ij Israëls
Koning, Deut. 33:5, "d e groote Koning," d e "Koning d er eere." Als
zood anig is H ij Israëls heirvoerd er in d en strijd , Nu m . 10:36, zijn
Wetgever en zijn Rechter, Jes. 33:22, een Alleenheerscher in een rijk, d at
bestem d is om d e volle belicham ing van Zijn w il te zijn. Israël is Zijn
heirleger, Ex. 12:24; ' s volks oorlogen zijn heilig, krijgen van Jehova
Zelven, N u m. 21:14. Geen volk erkent H ij voor het Zijne d an d it volk,
en d at toont H ij, d oor nergens eene w et te geven of eene w oning te
kiezen d an ond er hetzelve. Om echter aan te w ijzen, d at d e w et ook
voor ons groote beteekenis heeft, d aartoe behoeft m en zijne toevlu cht
niet te nem en tot sp litsing d er w et. Gem eenlijk toch hand elt men zoo,
d at men d e zed elijke w et in d en d ecaloog vervat, als iets d at op
zichzelf staat, afscheid t van d e levietische en m aatschapp elijke
inzettingen, deze voor vervallen, gene voor eeu w iggeld end verklaart.
Maar nergens kan m en in d e Schrift zelve grond vind en voor zu lk eene
sp litsing d er w et; d aar w ord t ons d e w et steed s voorgehou d en als één
ond eelbaar geheel, w aarin w el ond erscheid en kan w ord en, maar geene
afscheid ing gem aakt. Wij m oeten d e w et in haar geheel laten, maar
haar ond erscheid en van d en w il van God , d ie d oor haar tot gebod en
verbod , m et belofte en vloek, w ord t verheven. Als w et bezien, zijn w ij
van haar vrij; w ant Pau lu s zegt ons, Rom . 7:4, d at w ij d er w et ged ood
zijn d oor het lichaam van Christu s, op d at gij eens and eren zoud en
w ord en, d esgenen namelijk, d ie van d e d ood en op gew ekt is. In H em
vind t d e w et w aarlijk haar eind e, d at is, haar oogmerk en afloop
beid en. O hoe heerlijk m oet Christu s niet zijn, als zoovele inzettingen,
van ou d e herkom st, van eeu w enlange heerschapp ij, ja van god d elijk
gezag, en zoo gew ichtig, d at reed s hare verw aarloozing ond er vloek
brengt, enkel voor H em m oeten w ijken! H ij kom t en sterft, en ziet na
Zijnen d ood kan niets meer leven. H et gelaat d er w ereld verand ert;
p riester en offer verd w ijnen, zelfs d e tem p el ziet zijn voorhang
scheu ren en zijne steenen vallen. . . . . maar H ij blijft, gisteren en hed en,

93
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

hed en en m orgen, d ezelfd e, rechtmatig d rager van Jehovah’s naam.


Maar m et d e w et verd w ijnt ook alles w at ten onzen koste, haars
ond anks bloeid e ond er hare heerschapp ij; d e vloek is verre
w egged aan, het kw aad is van d en troon gestooten, d e d ood is ten
d ood e gew ond , m aar d e w il van God is geborgen in onze harten,
om d at Christu s Zelf er het leven van w erd ."
Volgens Ds. Van And el d ragen d e geloovigen thans d en w il van
God u itged ru kt in het hart en d eze ged achte is even Bijbelsch als
schoon. Doch ind ien d e geloovigen naar w aarheid met Christu s
ku nnen zeggen: "Ik d raag Uw heil’ ge w et, Dien Gij d en sterv’ling zet,
In ’t binnenst ingew and ," w aarom zal d e w et als w et d an nog telkens
w ed er in hunne ooren gebazu ind w ord en?
Ds. G. Doekes, een van d e vooraanstaande Geref. Pred ikanten in
N ed erland , heeft een w erkje over d e Antinom ianen geschreven, waarin
hij zich aldus u itlaat: "De christen is vrijgem aakt van d e w et, Rom . 7:6.
Wij zijn niet ond er d e w et, m aar ond er d e genad e, Rom. 6:14. Christus
toch heeft volkom en voor Zijn volk vold aan. Al hu n schu ld is d oor Zijn
"lijd elijke" gehoorzaamheid u itged elgd , heel d e w et d oor Zijn
"d ad elijke" gehoorzaam heid volbracht. H ij verw ierf ons niet alleen d e
gerechtigheid, m aar ook het eeu w ige leven. H ij is ons niet alleen
rechtvaard igheid , maar ook heiligmaking gew ord en, 1 Cor. 1:30. En
d aarom m ogen w ij roem en in d e hop e d es eeu w igen levens, ook al
klaagt het gew eten ons aan, d at w ij tegen alle God s gebod en zw aarlijk
gezond igd hebben en nog steed s tot alle boosheid geneigd zijn. De
zond aar w ord t d oor het geloof, w ord t om niet gerechtvaard igd , zond er
d e w erken d er w et, Rom . 3:24, 28. Eerst in het N ieu w e Testam ent trad
d eze w aarheid in het volle licht. De geloovigen ond er d e ou d e
bed eeling zijn evenals w ij zalig gew ord en alleen d oor het geloof,
zond er d e w erken d er w et. Maar d e op enbaring van hunne vrijheid
w as nog niet volkom en. Ze w aren ond er d e w et in bew aring gesteld , ze
had d en als kind eren een tu chtm eester of p aed agoog, ze stond en nog
ond er w et en gebod , Gal. 3 en 4. Groot is d u s het voorrecht, d at w ij
boven hen hebben. De volheid van genad e is over ons u itgegoten.
Want d e w et is d oor Mozes gegeven, d e genad e en d e w aarheid is d oor
Christu s gew ord en, Joh. 1:17. Dien zegen hebben w ij d ankbaar te
w aard eeren d oor een afzien van alle w erkheiligheid en een roemen in
d en rijkd om d er genad e God s. Vooral in d e Zend brieven van Pau lu s

94
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

w ord en w e d aartoe op gew ekt en tegen alle w ettische afd w alingen


gew aarschu w d: "Staat d an in d e vrijheid , m et w elke ons Christus
vrijgem aakt heeft, en w ord t niet w ed erom m et het ju k d er
d ienstbaarheid bevangen," - zied aar eene verm aning, d ie nimm er in d e
Gem eente d es H eeren m ag nagelaten w ord en. Sterk is d e neiging van
ons bed orven vleesch tot w erkheiligheid . En d e kerkgeschiedenis
getu igt op veelvu ld ige w ijze, w elk ernstig gevaar d aarin voor ’s H eeren
Gem eente schu ilt. Ged u rig w eer zien w e haar afglijd en naar den
w ettischen d oolw eg. Ou d e en nieu w e QRPLDQHQ of w etd rijvers staken
achtereenvolgens het hoofd op en voerd en d e Gem eente in
d ienstbaarheid ." Schoon en w aar gezegd , d och d eze bekw ame broed er
gaat zelf niet vrij u it als hij in w eerw il van het bovengezegd e d e w et
nog m et d rieërlei oogm erk op d en kansel gebracht w il hebben. Waar
vind t hij d aarvoor eenigen grond in d e Zend brieven van Pau lu s?
N ergens ook m aar een enkel w oord en w el voor het tegend eel.
Ds. N. Y. Van Goor zegt in zijne Verklaring d er Belijd enis op
Art. 25 o. a. d it: "N u is het rechte inzicht in d e verhou d ing tegenover d e
w et zeker een d er m oeilijkste stu kken u it d e H eilige Schrift. Wie in
onze ou d e god geleerd heid thu is is, w eet ook, hoe onze vad eren bij
voorkeu r over d it ond erw erp hebben geschreven en m oeite hebben
ged aan om d ie verhou d ing recht voor te stellen. Ond er het Ou d e
Testam ent w as God s kind nog ond er d en tu chtm eester van d e w et.
Gebod op gebod en regel op regel w erd en d aar op eengestap eld . Israël
w as w el een kind God s, maar een klein kind , d at nog telkens van d en
Vad er m oest hooren, w at het mocht en w at het niet m ocht d oen. Doch
ond er het N ieu w e Testam ent is d at and ers gew ord en. De H eere heeft
zijn H . Geest u itgestort en d oor d ien Geest leert H ij w at Zijn w il is.
Eerst d aard oor is d e volkom ene vrijheid tegenover d e w et gekom en, in
zooverre als God s kind eren niet d oor eenigen d w ang, maar d oor d e
innerlijke d rijving d es Geestes naar d en regel d er w et begeeren te
w and elen. Toch is het w aar, d at d e volle Christelijke vrijheid hier op
aard e niet ons d eel is en d at eerst in d en hem el het hoogste stand pu nt
zal w ord en bereikt. Daar eerst hou d t d e w et ook op een staf te zijn,
w aarop w ij nu nog m oeten leu nen om verd er te kom en." Ook hier is
w ed er d e vermenging van w et en genad e en het d u bbelzinnige geven
en nem en. De vraag zou hier gesteld ku nnen w ord en of iem and d ie

95
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d ood is voor d e w et toch nog op haar als op een staf kan leunen m et
het d oel om verd er te komen.
Vestigen w e thans nog d e aand acht op d e u itlatingen over d e
verhou d ing d er geloovigen tot d e w et van een d rietal Gereform eerd en
hier te land e. Ds. M. Bord u in zegt in zijne u itgave van Dathenu s’ Paarl
d er Christelijke Vertroosting d eze w are w oord en: "Wanneer w ij d oor
het geloof d e genad e aannem en, d an w ord en d eze heilsw eld ad en d oor
toerekening God s zoo ons eigend om alsof w ij in eigen p ersoon w aren
gekru isigd en gestorven. God rekent ons als gekru isigd en gestorven.
Daarom zijn w e van d e w et verlost, w ant over een d ood e heeft d e w et
niets m eer te zeggen. H aar vloek en verd oemenis geld t ons niet m eer.
Een zw are m isd ad iger d oor het recht gevat zijnd e, staat geheel ond er
d e m acht van het recht of van d e w et. Aanverw anten ku nnen hem niet
in hu nne gem eenschap hebben, zij ku nnen hem het gelu k niet
schenken en hij kan hen niet d ienen. De w et beschikt naar w elgevallen
over hem en d ood t hem straks. Zij hebben alle zeggenschap over hem
verloren. Zoo zijn w ij van natu re in d e m acht d er w et en als d ood voor
God . Word en w ij echter van d e w et verlost, d oord at God ons in
Christu s gekru isigd en gestorven rekent, d an gaan w ij God e w eer
leven. In Zijn gem eenschap w ord en w e op genomen. Zijne zaligheid
maakt H ij ons d eelachtig en w ij m ogen H em w eer d ienen. Dat w ij nu
d it laatste d oen zou den, GDDUWRH zijn w ij verlost." Deze broed er legt
terecht veel nad ru k op d e toerekening God s, d och nu zal hij ook
moeten toestem m en, d at Christu s d oor d ie toerekening en als
Wetvervu ller niet alleen onze gerechtigheid , m aar ook onze
heiligmaking is, zood at w ij als geloovigen niet m eer d e w et te baat
behoeven te nem en als mid d el ter heiliging of d ankbaarheid of iets
d ergelijks.
Ds. R. B. Ku ip er zegt in zijne lezing over d e Christelijke Vrijheid
het volgend e: "Is it necessary to emp hasize the tru th that the Christian
no longer stand s und er God ’s law, that he has ou tgrow n it? Any one
w ho has but cu rsorily read the ep isties of Pau l, the ap ostie of liberty,
esp ecially that very one that he ad d ressed to the Galatians, know s that
this is sound d octrine. ’The law ,’ he says, ’w as ou r schoolm aster to
bring u s u nto Christ, that w e m ight be ju stified by faith; bu t after that
faith is come, w e are no longer u nd er the schoolm aster.’ (Gal. 3:24, 25.)
Again: ’When the fu lness of time w as com e, God sent forth H is son,

96
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

mad e of a w om an, mad e und er the law, to red eem them that were
u nd er the law ,’ (4:3, 4). And what m ore exp licit statem ent than this can
be d esired : "Bu t now are w e d elivered from the law ?’ (Rom . 7:6). "Qu ite
so," is has been rem arked , "bu t it w ill have to be sp ecified w hat Pau l
means by ’the law.’ H e certainly cannot mean to inform his read ers that
they are free from the w hole law of God . Evid ently he has reference
only to the civil and the cerem onial law s of Israel and not to the moral
law , the ten com m and ments; for they are as lasting as God ’s ow n
essence, of w hich they are an exp ression." We rep ly: What business has
any one to p lace this restriction on Pau l’s u se of the term "law "? Mu st it
be sup p osed that he w as lacking in ability to exp ress himself w ith
exactness? As it is, he p roclaims a freed om from the law w ithou t any
restriction whatever, and, therefore, w e conclu d e from the w hole of it,
Let us observe a p articu lar instance. A m om ent ago a few w ord s from
Rom . 7:6 w ere qu oted: "Bu t now w e are d elivered from the law." In the
very next verse, the seventh, Pau l says: "I had not know n lu st excep t
the law had said: thou shalt not covet." The reference IS p lainly to the
tenth com m and m ent of the m oral law . H ere most assu red ly the apostle
teaches that the Christian is d elivered from the law of m orals. Bu t there
is a m u ch m ore p rofou nd objection to any lim itation of the Christian’s
liberty. Christ gained this liberty by H im self fu lfilling the law .
Therefore, w hosoever d ares to m aintain that the Christian is not free
from the m oral law , thereby d enies that it w as fu lfilled by Christ. H e
d etracts from the w ork of ou r Savior. God forbid that w e shou ld brook
this! It can stand rep etition w ith em phasis: Christian Liberty is freed om
from God ’s ZKROH law ." Theoretisch is d it volkom en ju ist, d och ook
d eze schrijver w ord t terstond na d eze w oord en w ed er bevreesd voor
het Antinom iaansche sp ook en komt w eer met d e onbew ezene en
onbew ijsbare stelling aand ragen, d at d e geloovigen toch d e w et
moeten hou d en als regel hu ns levens. In één w oord het is altijd
koekoek een zang: GRRG HQ WRFK OHYHQ Wie het vatten kan vatte het,
d och ik kan het niet and ers vatten d an als een trad itioneele stelling,
w aaraan m en niet d u rft tornen. Men m oet zich bij d ergelijke
w etsvoorstellingen niet inbeeld en, d at het geloovig volk ooit tot d e
rechte op vatting d er vrijheid zal kom en. H et zal steed s m eer w ord en
gelijk het thans reed s is: Eenerzijd s een zuchten ond er het ju k d er w et;
and erzijd s een lichtzinnigheid, d ie alle perken te bu iten gaat.

97
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Ten slotte zij hier nog gew ezen op een artikel in d e H op e van 24
Jan. 1922 ond er d en titel: "Onze verhou d ing tegenover d e Wet," d oor
Ds. M. E. Broekstra. Dit artikel w as d oor en d oor nom istisch. Allen, d ie
naar d e Schrift vrij van d e w et w illen zijn, w ord en voorgesteld als
lied en, d ie in god sd ienstige band eloosheid verloop en en d ie ond er den
schoonen d ekmantel d er liefd e zich zoeken los te m aken van allen
band , om heer en m eester van eigen leven te zijn, w eshalve hij het niet
ond ienstig acht om op d it gevaar te w ijzen en aan te geven w at onze
verhou d ing tegenover d e w et God s m oet zijn. Dan w ijst hij er in d e
eerste p laats op , d at er geene tegenstelling bestaat tu sschen w et en
genad e. Deze tegenstelling, zegt hij, bestaat niet om d e
d ood eenvou d ige red en, d at beid en u it God zijn en in God geene
tegenstelling is. Doch d eze red en is w at al te d ood eenvou d ig, w ant
hoew el het op zichzelf genom en volkom en w aar is d at beid e u it God
zijn en d at God geen tw ee d ingen kan voortbrengen, w elke m et
elkand er in tegenstrijd zijn, w ijl d it in strijd zou zijn m et d e eenheid in
het w ezen God s, d e broed er ziet hier voorbij d at God Zelf eene
tegenstelling maakt in d eze w oord en: "De w et is d oor Mozes gegeven,
d e genad e en d e w aarheid is d oor Jezu s Christu s gew ord en," Joh. 1:17.
"Want gij zijt niet ond er d e w et, m aar ond er d e genad e," Rom . 6:14.
"Zu llen w ij zond igen, om d at w ij niet zijn ond er d e w et, m aar ond er d e
genad e?" vs. 15. "Maar nu zijn w ij vrijgemaakt van d e w et, overm its w ij
d ien gestorven zijn," Rom. 7:6. En zoo zou d en w ij d oor ku nnen gaan,
om tegenstellingen op te som m en, d ie d e Schrift zelf nad ru kkelijk
maakt. De broed er zou zijn red en w el hebben ku nnen aanvoeren tegen
d e stelling d er ou d e Gnostieken, d ie leerd en d at d e w et en heel het
Ou d e Testam ent d e op enbaring van een lagere God heid w aren en op
grond d aarvan leerd en, d at d e christenen geroep en w aren d e w et van
Mozes te verachten en zelfs te trotseeren. Ook d e Marcionieten
maakten eene absolu te tegenstelling tusschen d eze tw ee en volgens
hen had d e lagere god van het Ou d e Verbond tevergeefs getracht het
menschd om m et d e w et gelu kkig te maken. Doch eene relatieve
tegenstelling leert d e Schrift ons d u id elijk en klaar. Wet en genad e
verschillen als eisch en gifte, als bevel en belofte, als vraag en aanbod .
De w et m oge al evenzeer als het Evangelie heilig, w ijs, goed en
geestelijk zijn, ja volm aakt, zij w ord t toch d oor God Zelf vanw ege d e
zond e, krachteloos, Rom . 8:2, vijand schap, Ef. 2:15, vleeschelijk, H ebr.

98
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

7:16, zw ak en onp rofijtelijk, vs. 18, een schadu w , H ebr. 10:1, en zond er
barm hartigheid geheeten, vs. 28.
Vervolgens w ord t d oor Ds. Broekstra gezegd , d at al d e w etten
gegeven w erd en "in de bed eeling d er genad e." H oe is het mogelijk, d at
een scherp zinnig man als hij zoo iets voor het p u bliek kon
neerschrijven! Want w el is het w aar, d at ond er d en ou d en d ag d e
rechtvaard igmaking d oor het geloof niet onbekend w as, Gen. 15:6;
Rom . 4:1-4; 6-8; Gal. 3:6; Jac. 2:23 en d e Heere ook toen reed s Zijne
genad e w ist te verheerlijken, d och d e Schrift leert ons d at God in d en
tijd van Mozes Zijn w il in een w ettelijken vorm aan Zijn volk heeft
bekend gem aakt. H et w as toen d e bed eeling d er w et, d ie bovend ien
nog bep erkt w as tot een klein volk van een paar m illioen inw oners.
Vervolgens w ord t d it aangegeven als onze ju iste verhou d ing tot
d e w et: "De genad e is ons van God verleend , op d at w ij d aard oor d es te
beter in staat zou d en zijn om d e w et te volbrengen." Ik vrees d at d it
maar al te ju ist d e algem eene op inie in d ezen w eergeeft, d och het is in
één w oord Galatianisme, d e ou d e d w aling d er Galaten, w aartegen
Pau lu s zoo ernstig w aarschu w t, d e verm enging van w et en genad e, en
terecht is d aarvan op gemerkt, d at geen beker van vergif m eer
d ood elijk is d an d eze, w aarin w et en genad e gemengd zijn. Maar zeer
zeld en kom t d e d u ivel als Pelagiaan tot d en m ensch, hij kom t in d en
regel als Sem ip elagiaan, d at n.l. God en m ensch moeten co-op ereeren,
sam enw erken, God w at en d en m ensch w at en d an zal het w el gaan,
d an zal het d oel w el bereikt w ord en. Waar vind t Ds. Broekstra ook
maar een enkel Schriftbew ijs voor zijne stelling? Ind ien w ij als
geloovigen d oor Christu s'w etsvervu lling in gem eenschap m et H em
een lijk gew ord en zijn voor d e w et als w et, w aarom zou God ons d an
nog genad e, d . i. vrije gu nst geven om nu d ie w et nog te gaan
betrachten? Deze stelling behelst niets m ind er d an een ged eeltelijke
verloochening van Christu s' w erk en een d ienstbaar m aken van
d egenen, d ie vrij zijn in Christu s Jezu s.
Verd er bekam p t Ds. Broekstra d e id ee, d at liefd e d e hoogste w et
van het geestelijk leven d er geloovigen zou zijn. Ik stem d en broed er
volkomen toe, d at d e vrije liefd e een m onster is, d at in d e hel geboren
is. Maar is d e liefd e niet d e m eeste? Zelfs m eer d an geloof en hoop? Is
het niet een d iep zinnige w aarheid , w at d e kerkvad er Au gu stinus
zeid e: "H eb lief en d oe d an w at gij w ilt?" H angt aan d e liefd e niet d e

99
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

gansche w et en d e p rofeten? En stelt Pau lus niet herhaald elijk in het


eene w oord OLHIGH d e vervu lling d er geheele w et? Rom . 13:8, 10; Gal.
5:14; 1 Tim. 1:5; Jac. 2:8. Ind ien nu d an d it eene w oord d e vervu lling
d er w et is, w aarom zu llen w ij d an, en nog w el m et behu lp van God s
genad e, er naar streven om d e tien w oord en d er w et stiptelijk te
ond erhou d en? Waarom toch niet gebleven bij het eenvou d ig Evangelie
van Christus? Deze en d ergelijke vragen verm enigvu ld igen zich bij het
lezen van zu lke onbijbelsche stellingen.
De w et is niet iets form eels, ze is geen d w angju k, d at ons knelt
en benau w t en belemm ert, zoo lu id t het verd er. Dit is al w ed er eene
onw aarheid , w ant d e w et is zoo formeel, d at er geen titel of jota ooit
van ter aard e zal vallen, en Petrus noem d e d e w et een ju k d er
d ienstbaarheid , d at zoo kneld e, d at noch onze vad eren, noch w ij haar
hebben kunnen d ragen. En Pau lu s w aarschu w t er d e geloovigen van
Galatië tegen om hun nek niet w ed erom te bu igen ond er d it knellend
ju k.
De slotsom van ons historisch ond erzoek kan geen and ere zijn
d an d eze, d at m en kennelijk u it vreeze voor d e band eloosheid van
enkele ou d e Antinom ianen d e volle vrijheid d er geloovigen niet d u rft
hand haven. De vrees voor het Antinomianisme is groot. H et is
genoemd "d e d onkere schad u w, d ie altoos het Evangelie verzelt." De
vrees en ook d eze d rijft echter d e liefd e naar bu iten en d ie is ju ist d e
vervu lling d er w et. Wanneer w ij bovend ien d e geschied enis van het
Antinom ianism e nagaan, d an blijkt ons al ras d at veel voor
w etbestrijd ing is u itgekreten w at niet and ers w as d an een Schriftm atig
op kom en voor het recht gebru ik d er w et en d e vrijheid van een
christenm enseh. Om slechts een enkel voorbeeld te noem en, Jakob
Verschoor van Zeeland w ord t geregeld in d e historie d er N ed . H erv.
Kerk voorgesteld als een Antinomiaan. Wat w aren nu d e
grond stellingen van ' s mans leven? Deze drie: le. Wie d eelgenooten
zijn van Christus'vold oening, hebben geene schu ld m eer, w ant w äar
nog schu ld is overgebleven, kan in w aarheid geene vold oening hebben
p laats gehad . 2e. Zij, voor w ie Christus vold aan heeft, hebben nog w el
gebreken, d och zijn daarvoor niet strafbaar m eer, aangezien Christus
hunne straf aan het kru is volkom en ged ragen heeft. 3e. Zoo het God
behaagd e, kon H ij d e verlosten w el geheel rein d oen geboren w ord en,
aangezien hu nne rechtvaard iging en heiliging d oor Christus aan het

100
HET WETTIG GEBRUIK DER WET

kru is verd iend zijn. Deze stellingen mogen verkeerd zijn toegep ast, in
d en grond zijn ze volkom en naar d e Schrift. Eind elijk, een boom w ord t
aan zijne vru cht gekend. En d an is het m erkw aard ig d at zij d ie
u itgekreten zijn voor Antinom ianen, als Van H attem , Verschoor,
Kohlbru gge en and eren geroem d zijn om hu n zed ig, ingetogen en
god zalig leven. H et god zalig leven van Torrey, Gaebelein, Scofield en
vele and eren hier te land e, Joh. d e H eer in N ed erland en van
Bijbelkenners als Gray, d ie allen d en sterksten nad ru k leggen op d e
volkomene vrijheid d er geloovigen van d e w et, m oest een ied er
aanm anen om niet te haastig te zijn m et het geroep van band eloosheid ,
zed eloosheid , tuchteloosheid en w at d ies meer zij. Want een boom
w ord t aan zijne vru cht gekend . Men legge af een vrees, d ie d oor Schrift
en historie niet gew ettigd w ord t en d ie veelszins belem m erend heeft
gew erkt voor d e nad ere belichting en beleving d er vrijheid d er
kind eren God s. Dat d e geloovigen d oor Zijn Woord en Geest zich
hunne heerlijke vrijheid ten volle bew u st w ord en, hunne vrijheid
nim m er m ogen gebru iken "tot een oorzaak voor het vleesch," maar aan
d en band van heel het Woord m ogen leven tot verheerlijking d es
d rieëenigen God s!

"ALLEEN LIJK WAN DELT WAARDIGLIJK


H ET EVANGELIE VAN CH RISTUS"

101
OVER DE SCH RIJVER

Dominee H arry Bu ltema (1894-1952) w erd geboren te Uithu izen


(Groningen, N ed erland ). H ij volgd e een kerkelijke op leid ing aan het
Calvin Sem inary in Grand Rap ids (Michigan, U.S.A.). Ds.Bu ltem a
d iend e d e Christian Reformed Chu rch te Pella, Iow a en d e First
Christian Reform ed Chu rch van Mu skegon, Michigan.
Tijd ens d e vruchtbaarste p eriod e van zijn leven d iend e
d s.Bu ltem a d e Berean Chu rch, eveneens te Muskegon. Deze groeid e
snel en ontw ikkeld e zich tot één van d e grootste christelijke gemeenten
in d e Verenigd e Staten w aarbinnen m en oog had voor d e toekom st van
Israël en het bijzond ere m and aat van d e ap ostel Pau lu s voor d e volken.
Bu ltema startte tevens één van d e langst voorgezette christelijke
rad iop rogramm a’s u it d e geschied enis van d e stad Mu skegon.
H ij schreef regelmatig voor d iverse christelijke blad en zoals
*UDFHDQG*ORU\0DJD]LQH, en 7KH0RUQLQJ6WDU. Zijn om vangrijke oeu vre
om vat een groot aantal bijbelstu d ieboeken d ie m eerd ere m alen w erd en
herd ru kt. Aanvankelijk schreef hij vooral in d e N ed erland se taal. Tot
zijn belangrijkste w erken behoren com m entaren op d e bijbelboeken
Jesaja, Jerem ia, Ezechiël en Daniël. Zijn allerbekend ste w erk is het boek
0DUDQDWKD, w aard oor in d e Am erikaanse Mid w est veel belangstelling
w erd gew ekt voor d e w ed erkom st van Christus en het d aarop volgend e
d u izend jarige vred erijk.
Zijn bekend ste w erk in d e Engelse taal is 7KH%LEOHDQG%DSWLVP.
And ere veelgelezen geschriften zijn 1DPHVRI2XU:RQGHUIXO/RUG, :LOO
WKHUH %H 5HFRJQLWLRQ LQ +HDYHQ 7KH 8QLRQ RI WKH %HOLHYHU ZLWK &KULVW en
%ULHI1RWHVRQ*HQHVLV.
Een u itgebreid e levensbeschrijving van d s. Bu ltema is enkele
jaren geled en gep u bliceerd in het blad 3URIHWLVFK3HUVSHFWLHI (2e jaargang,
no.9, p ag.35-38, 1997).

You might also like