You are on page 1of 101

Over Lange Lijnen; ontwerp en beheer

Stedelijke vernieuwing als ontwerpstrategie


Over Lange Lijnen; ontwerp en beheer

stedelijke vernieuwing als ontwerpstrategie

Redactie: paul Stouten

Met bijdragen van : Jürgen Rosemann


Maarten Schmitt
Albert Ravenstein
JOOp slangen
Hein de Haan
Hans van Beek
Robert Schütte
Gerard Benders
Ad van Gurp
paul Stouten

publicatieburo Bouwkunde, 1995


Uitgegeven en gedistribueerd door:

Publikatieburo Bouwkunde
Faculteit der Bouwkunde
Technische Universiteit Delft
Berlageweg 1
2628 CR Delft
tel. 015 2784737

In opdracht van:

vakgroep Volkshuisvesting en stadsvernieuwing


Faculteit der Bouwkunde
Technische universiteit Delft
Berlageweg 1
2628 CR Delft
tel. 015 278 3162/1275/3046

Foto'S:
Hoofdstuk 1 Jürgen Rosemann
Hoofdstuk 2 Dienst Ra/EZ Gemeente Groningen
Hoofdstuk 3 JOOp Slangen en paul stouten
Hoofdstuk 4 JOOp Slangen
Hoofdstuk 6 Atelier PRO
Hoofdstuk 7A/B Dienst REa Gemeente Den Haag
Hoofdstuk 8 woningbouwvereniging Het oosten, Amsterdam

omslag: P. stouten, H. Berkman


Foto's omslag: CASA Architecten (trapgat), P.Stouten

Layout: P. stouten, C. Lucassen

ISBN 90-5269-208-4

Copyright © 1996, vakgroep Volkshuisvesting en stadsvernieuwing,


Faculteit der Bouwkunde, Technische Universiteit Delft.
All rights reserved. No part of this book may be reproduced in any form, bij print, photoprint, microfilm
or any other means without written permission from teh publisher: Publikatieburo Bouwkunde.
Inhoud

Inleiding 7

1 Stedelijke vernieuwing als ontwerpopgave 11

2 De stad in debat: stadsontwikkeling in Groningen 27

3 De vernieuwing van de valliantlaan in Den Haag 33

4 De valliantlaan, een stedebouwkundig architectonisch plan 41

5 De valliantlaan, een lange lijn in de stad; een oordeel


vanuit stadsvernieuwing en woningontwerp 57

6 Diversiteit en context; De VARA-strook A'dam als antwoord 61

7A Stedebouwkunde en stadsvernieuwing: Den Haag 67

78 stedebouwkundige studie valken bos-Zuid 73

8 stedelijke vernieuwing: van produkt naar markt 81

9 Lange lijnen; tussen continuïteit en verandering 89


Auteurs

Ad van Gurp is werkzaam bij woningbouwvereniging Het oosten te


Amsterdam.

Albert Ravestein is projectleider projekburo Vaillantlaan Gemeente Den


Haag.

Gerard Benders heeft als stedebouwkundig ontwerper aan het plan


valken bos-Zuid gewerkt en is in dienst van Ra/EZ in Den Haag.

Hans van Beek is architect bij het architectenbureau 'Atelier Pro'.

Hein de Haan is werkzaam bij CASA-architecten te Amsterdam, en bij de


Faculteit Bouwkunde, sector stadsvernieuwing TU-Delft.

Robertschütte is als seniorstedebouwkundig ontwerper werkzaam bij


de dienst Ruimtelijke en Economische ontwikkeling Gemeente Den
Haag.

Maarten Sch mitt isstedebouwkundig adviseur en arch itect bij de dienst


Ra/EZ gemeente Groningen.

Jürgen Rosemann is hoogleraar stedelijke herstructurering en


stadsvernieuwing aan de Faculteit Bouwkunde TU-Delft.

paul Stouten is universitair docent stedelijke herstructurering en


stadsvernieuwing aan de Faculteit Bouwkunde TU-Delft.

JOOp Slangen is stedebouwkundige/architect en werkt bij het buro JO


Coenen & Co Architecten.
Inleiding

In dejaren tachtig zijn de omstandigheden waaronder vern ieuwing van


steden plaatsvindt ingrijpend veranderd. Het handhaven van hun positie
als motorvan de economie leidt tot een scherpere concurrentie tussen
steden onderling, internationaal en nationaal. Tegelijkertijd voert de
overheid een beleid dat gericht is op een verminderde inbreng van
overheidsmiddelen op het terrein van stadsvernieuwing en volkshuis-
vesting. Decentralisatie, deregulering en privatisering vormen de nieuwe
trefwoorden, die de laatste jaren in de literatuurindex van publikaties
overstadsvernieuwing en volkshuisvesting veelvuldig worden vermeld.
Voor de stadsvernieuwingsopgave betekent dit echter in eerste instantie
een verbreding van de taakstelling: stadsvernieuwing is niet alleen
bouwen voor de buurt maar ook bouwen voor de gehele stad. stadsver-
nieuwing richt zich niet langer enkel en alleen op de verbetering van
de woonsituatie maar tevens op andere stedelijke functies zoals bedrijven
en voorzieningen. De vernieuwing van steden is minder afhankelijk van
overheidsmaatregelen maar eveneens van initiatieven van verschillende
marktpartijen. Andere gebiedstypen zijn bij dit proces in het vizier
gekomen; oude industrieterreinen, havengebieden, verouderdespoor-
wegemplacementen, die weliswaar gunstig zijn gelegen, maar hun oor-
spronkelijke functie hebben verloren terwijl het geschikt maken voor
nieuwe functies gepaard gaat met hoge investeringen. Onder het motto
van stedelijke vernieuwing en publiek private samenwerking staan
wederom grootschalige herstructureringsplannen in de schijnwerpers.
Vooral vanwege het ontbreken van voldoende financiële middelen is
het overheidsbeleid gericht op het stimuleren van particuliere inves-
teringen en bedrijfsvestigingen. Deze moeten tegelijkertijd een impuls
geven aan de ontwikkeling van de stedelijke economie. Naast de herstruc-
tureringsopgave ligt er echter bij de vernieuwing van steden nog de
opgave uit een nabij onvoltooid verleden. Door bezuinigingen en
stijgende woonlasten nemen problemen omtrent betaaibaarheid en
haalbaarheid van ingrepen toe. Deze ontwikkelingen werpen een
schaduw op het stedelijk beheer, dat vooral vanaf midden jaren tachtig
in beeld kwam. Het spanningsveld tussen de huidige inrichting van de
gebouwde omgeving ook na de stadsvernieuwing en de voortdurend
veranderende behoefte van verschillende huishoudencategorieën leiden

7
tot de noodzaak van stedebouwkundige maatregelen waarbij de kWali-
teiten van de wijken, functioneel, sociaal-cultureel en programmatisch
opnieuw worden gewikt en gewogen tegen het licht van de totale stede-
lijke structuur en de woningmarkt.
De ingrijpendeveranderingen hebben invloed op de stadsontwikkeling.
stadsontwikkeling en ontwerp stonden na de jaren zestig enige tijd in
de schaduw van de volkshuisvestings gerichte aanpak en planvorming.
Deze benadering werd gedomineerd door voorstellen op een laag schaal-
niveau: enkele panden, enkele straten en/of enkele blokken ingesnoerd
binnen bepaalde wijkgrenzen. De grenzen tussen oude wijken werden
meestal getrokken waar juist de verkeersassen of stedelijke routes liepen,
die direct aansloten en verwezen naar en functioneerde als onderdeel
van de totale stedelijke structuur. Na enkele jaren met realisatie van
afzonderlijke complexen werd het gebrek aan stedebouwkundige samen-
hang manifest en de noodzaak van het maken van stedebouwkundige
plannen op verschillende schaalniveaus aanwijsbaar. De laatste jaren is
de aandacht voor de stedelijke structuur en haar samenhang toege-
nomen. Er worden stadsforums georganiseerd over de toekomst van
de stad.

Een nieuwe stadsvernieuwingsopgave komt tot ontwikkeling met ingrij-


pende projecten. In het westelijk deel van de schilderswijk te Den Haag
zijn hiervan duidelijke voorbeelden te vinden. Het gebrek aan samenhang
en verbrokkeling van de reeds gerealiseerde projecten waren aanleiding
om voor twee belangrijke straten, die door de wijk lopen, elk één plan
te maken. Deze buurtoverschrijdende plannen maken deel uit van con-
cepten, die zich ontwikkelen als 'lange lijnen' ter verbetering van de
stedelijke structuur van de stad als geheel en niet alleen van haar
afzonderlijke delen. De 'maakbaarheid' en planning van stedelijke ont-
wikkelingen is zeker in relatie tot verandering van voorwaarden is bij
dergelijke plannen een complexe opgave. Doorgemeenten worden op
verschillende manieren geëxperimenteerd en methoden ontwikkeld
met betrekking tot planning en stedebouwkundige ontwerpstrategieën.
Bij dergelijke ingrijpende plannen leidt de afstemming van de eisen, die
doorverschillende partijen worden gesteld, tot een langdurig en moei-
zaam proces, waarmee zijn grote bedragen gemoeid. verschillende
methoden worden in deze publikatie beschreven. voor de meeste
projecten geldt echter dat het voor een evaluatie nog te vroeg dag is.

Rosemann gaat in op de maakbaarheid van de toekomst als leidraad voor


de moderne stadsplanning. De voorwaarden, noodzaak en wijze van
planning zijn dermate veranderd dat ontwerpen als strategie een
belangrijke dimensie vormt. Schmitt behandelt de nieuwe plantypen,
die in het kader van ontwerponderzoek in de stad Groningen een nieuwe
betekenis hebben gegeven aan hetstadsontwerp.ln destad Groningen
is een methode ontwikkeld waarbij de disciplines stedebouw en
architectuur zijn ingezet als planningsinstrument. Zeer ingrijpend is de
benadering waarvoor men in de gemeente Den Haag heeft gekozen.
Het plan Vailliantlaan strekt zich uit over een boulevard met een lengte

8
van duizend meter, die met grote samenhang wordt vormgegeven. De
inpassing in de bestaande en deafgelopenjaren gewijzigde stedebouw-
kundige structuur dient eveneens als ontsluiting van de binnenstad en
Noord-west Den Haag. Ravenstein geeft in een terugblik van ruim twintig
jaar stadsvernieuwing de breuk die de vernieuwing van de vailliantlaan
daarmee vormt. vervolgens beschrijft hij de betekenis van het plan voor
de afronding van de stadsvernieuwing in deze wijk en het belang van
het plan als lange lijn voor het woningbeheer. Na deze analyse en
beschrijving van de planvoorwaarden legt slangen, als medewerker van
buro Coenen, de nadruk op de gebruikte ontwerpmiddelen. Als onder-
deel van een ontwerpstrategie heeft hij meegewerkt aan het ontwikkelen
van een gedetailleerd stedebouwkundig plan met nauwkeurige richtlijnen
voor architecten . Welke positie en mogelijkheden hebben architecten
bij de uitwerking van een dergelijke stedebouwkundige opgave.
Het plan vailliantlaan is onder te brengen in een categorie van nieuwe
grootschalige plannen zoals Sphinx CéramiQue in Maastricht en KNSM-
eiland in Amsterdam . Het verschil is echter dat het plan vailliantlaan de
stedebouwkundige structuur midden in de bestaande stad verandert.
De Haan behandelt een aantal gevolgen van deze inpassing in de
bestaande structuur in relatie tot de fasering en uitvoering van het plan.
op een geheel andere wijze dan devailliantlaan is het plan voordevaRa-
strook in Amsterdam tot stand gekomen. De vaRa-strook ofwel de strook
tussen de valkenburgerstraat en Rapenburgerstraat is al ruim veertig
jaar bedolven onder plannen en gelijk daarmee oplopende protesten .
De eerste plannen stammen al uit 1953 en houden verband met het
besluit om hier het tracé voor de IJtunnel doorheen te voeren. van Beek
als architect werkzaam bij Atelier pro geeft naar aanleiding van het
ontwerp een uiteenzetting van de realisatie van dit project als onderdeel
van een door dit buro ontwikkelde ontwerpmethode. Bij deze projecten
is gezocht naar een aansluiting en specifieke kwaliteiten van de
betreffende locatie als onderdeel van de totale stedelijke structuur. De
diversiteit passend bij de stedelijke context vormt hierbij het hoofd-
motief.
Inmiddels zijn in Den Haag met aanzienlijk minder financiële middelen
pogingen ondernomen om voor grotere gebieden plannen te maken.
Daarbij staat het behoud van de buurt als eenheid, zowel stedebouw-
kundig als architectonisch, voorop. schütte en Benders hebben een
stedebouwkundige studie verricht voor valkenbos-zuid te Den Haag
waarin de stedebouwkundige structuur wordt gecombineerd met een
gevarieerd aanbod van woningtypen. Deze strategie is gericht op het
ontwikkelen van een buurt met een meer gemengde bevolking. Naast
de bouw van koopwoningen is door nieuwe voorzieningen en inrichting
van openbare ruimte gezocht naar een toevoeging van nieuwe kwali-
teiten op 'strategische' lokaties in de buurt. Dit project is een voorbeeld
van een stadsvernieuwingsaanpak van buurten, die te maken hebben
met een onvoltooid verleden en nieuwe planvoorwaarden. De eisen aan
woningen en woonomgeving zijn hoger dan tien jaar geleden. Het debat
over organisatie en strategie met als doel steden te vernieuwen is in
een stroomversnelling gekomen. Van Gurp wijst op de gevolgen van

9
projecten, die onder het motto van stedelijke vernieuwing worden
gerealiseerd. voorgehele gebieden worden zogenaamde 'masterplannen'
ontwikkeld waarbij corporaties nieuwe posities innemen met name met
betrekking tot de bewaking van kwaliteit en factoren, die bij de kwali-
teitsbepaling en vaststellen van woningbouwprogramma'seen rol spelen.
stedelijke vernieuwing en stadsvernieuwing als ontwerpstrategie hebben
de afgelopen jaren tot diverse plannen geleid waarbij niet een enkele
wijk maar de relatie met de stad als geheel centraal staat.
Experimenten laten nieuwe plantypen zien . Daarbij is sprake van een
nieuwe betekenis van stedebouwkundige plannen. Deze problematiek
komt in het onderwijsprogramma aan de Faculteit Bouwkunde met name
in de V3 module 'stadsvernieuwing en stedelijke herstructurering' en
de SV module, de combinatiemodule van stedebouwkunde en volkshuis-
vesting, aan de orde. In deze modulen worden diverse stadsvernieuwings-
strategieën behandeld, waarbij het ontwerpen een relatiefzelfstandige
dimensie heeft. Daarnaast vindt een confrontatie plaats met andere
factoren die voor strategiekeuzen van belang zijn; naast ruimtelijke heeft
dat betrekking op organisatorische, financiële en sociale aspecten .
Confrontaties die tot halverwege dejaren tachtig in oude wijken alleen
op een laag schaalniveau plaatsvonden.
Tot slot nog een alinea met dank aan pieter Jannink zonder zijn gesleur
via fax en telefoonlijnen zou deze publikatie ergens onderweg zijn blijven
steken. De resultaten van de studiedag met als titel "Over lange lijnen:
ontwerp en beheer" zijn met deze publikatie voor meer mensen toegan-
kelijk geworden.

Paul Stouten

10 _ _ _ __
stedelijke vernieuwing als ontwerpopgave

______________________________ 1
Jürgen Rosemann

De randvoorwaarden voor de stedelijke ontwikkeling in Europa zijn de


afgelopen tien jaar veranderd. Het meest in het oog springen hierbij
de geopolitieke veranderingen. De dramatische omwentelingen in Oost
Europa hebben niet alleen enormeverhuisbewegingen veroorzaakt en
daarmee nieuwe problemen voor de lokale woning- en arbeidsmarkten
laten ontstaan; zij hebben ook nieuwe ontwikkelingsperspectieven voor
de Europese steden gegenereerd en nieuwe vestigingsvoorwaarden laten
ontstaan. De nieuwe oost-west bewegingen zijn echter niet de enige
mobiliteitsfactoren welke de traditionele patronen van de stedelijke
ontwikkeling in Europa ter discussie stellen. Ook het Europese een-
wordingsproces speelt in dit verband een steeds grotere rol. De gevolgen
van het wegvallen van grenzen en toenemende mogelijkheden van vrije
vestiging voor de stedelijke ontwikkeling in Europa zijn op dit moment
nauwelijks te overzien. In ieder geval moeten wij er vanuit gaan dat de
uitwisseling van mensen en goederen in de toekomst verder zal
toenemen. Investeerders en beleggers in onroerend goed beginnen zich
steeds meer internationaal te oriënteren; de verstrekking van hypo-
theken en andere vormen van vastgoedfinancieringen overde grenzen
heen zal binnenkort gemeengoed zijn.

Tegelijkertijd wordt echter verwacht, dat het afnemend belang van de


nationale grenzen zal leiden tot een sterkere regionalisering, dat wil
zeggen een concentratie van ontwikkelingspotenties op een reeks van
Europese kernregio's, die met name bepaald worden door de grote
agglOmeraties.1 Tussen deze regio's zal zich een toenemende concur-
rentie ontwikkelen, omdat de 'bescherming' door nationale grenzen
en regelgeving geleidelijk wordt opgeheven. De politieke processen in
Europa ondersteunen hierbij een ontwikkeling die ook in andere delen
van de wereld -soms al eerder- zichtbaar is geworden: de toenemende
mobiliteit van bedrijven en werkgelegenheid, gepaard gaande met een
ingrijpende verandering van de economische vestigingsfactoren.

Eeuwenlang speelden zogenoemde 'natuurlijke' vestigingsfactoren zoals


de nabijheid van grondstoffen, de ligging aan een kruispunt van handels-
wegen of de ligging aan een riviermonding met als mogelijkheid, een

_ _ _ _ _ 11
zeehaven aan te leggen en tevens perschip het achterland te bereiken,
voor de ontwikkeling van steden een doorslaggevende rol. In deze
situatie is de afgelopen tientallen jaren een drastische verandering
gekomen. Natuurlijke vestigingsfactoren werden in hun betekenis steeds
meer vervangen door factoren als technische bereikbaarheid en de aan-
sluiting op hoogwaardige verkeers- en vervoersystemen, kwaliteit van
de infrastructuur en -de laatste tijd steeds belangrijker wordend- allure
en uitstraling van de stad, haar cultureel aanbod, haar recreatieve waarde
en in het algemeen haar kwaliteit als leefmilieu. Hoe verschillend deze
nieuwe vestigingsfactoren ook zijn; ze hebben één gemeenschappelijke
eigenschap: ze zijn -in beginsel althans- veranderbaar, ze kunnen onder
meer met behulp van planologische, stedebouwkundige en architecto-
nische middelen beïnvloed worden. Dat betekent echter ook, dat de
steden tegenwOordig meer dan ooit in staat zijn hun concurrentiepositie
op nationaal en internationaal niveau zelf te bepalen. Het toegenomen
vermogen om de eigen positie in de concurrentiestrijd te verbeteren,
schept tevens de noodzaak om aan deze competitie mee te doen en
de eigen potenties zo goed mogelijk te ontwikkelen.

In de Vierde nota over de ruimtelijke ordening van 1988 werd deze nood-
zaak ook door de Nederlandse regering erkend: 'Op Europese en wereld-
schaal is er sprake van een toenemende concurrentie tussen steden.
De Randstad heeft de mogelijkheden om die concurrentie aan te gaan.
Voor een internationaal concurrerend stedelijk vestigingsmilieu liggen
de beste aanknopingspunten in de agglomeraties van Amsterdam, Rotter-
dam en Den Haag: En verder: 'op wereldschaal is een concentratie van
hoofdkantoren en dienstverlenende bedrijven te verwachten in enkele
metropolen. In west-Europa zullen alleen London en parijs daartoe
behoren.
Op Europees niveau zal zich ook een duidelijke concentratie voordoen.
De Randstad concurreert daarbij, in de middenmoot, vooral met Brussel
en Frankfurt maar ook met Düsseldorf, München en Genève: 2

Op weg naar het informatie-tijdperk


Onze steden vormen niet alleen speerpunten in de internationale
concurrentiestrijd; zij hebben thans ook met enorme problemen te
kampen als gevolg van politieke, economische en technologische ver-
anderingen. De toestroom van migranten uit oost-Europa (en uit de
derde wereld) komt op een arbeidsmarkt die sowieso al bepaald wordt
door een hoge werkloosheid gekenmerkt is. In tegenstelling met eerdere
(conjuncturele) werkloosheidsverschijnselen is deze werkloosheid nauwe-
lijks door de economische groei te beïnvloeden. De afgelopen 10 jaar
was er in de meeste Europese landen sprake van een groeiende maat-
schappelijke tweedeling, van een toenemend verschil tussen arm en rijk.
In vele Europese landen komt deze tweedeling inmiddels ook ruimtelijk
tot uitdrukking in een toenemende segregatie en ghetto-vorming binnen
de steden. In de Nederlandse steden werd de segregatie tot nu toe voor-
al door de omvangrijke sociale woningbouw tegen gehouden. De laatste

12 _ _ _ __
tijd bestaat echter de indruk, dat als gevolg van de ombuigingen in het
volkshuisvestingsbeleid, ook hier de segregatieve tendensen in de steden
toenemen. 3

Manuel castelIsspreekt in ditverband van de opkomst van de duale stad


die het gevolg zal zijn van de hedendaagse technologische en econo-
mische ontwikkelingen. In zijn boek 'The informational city' stelt hij
hiervoor ingrijpende structuurveranderingen verantwoordelijk die thans
wereldwijd plaats vinden: de omslag van het industriële tijdperk naar
het informatie-tijdperk, of -met andere woorden- de overgang van een
maatschappij, waarvan de economische bestaansvoorwaarden vooral
door de industriële produktie bepaald worden, naar een maatschappij
met als belangrijkste economische basis de nieuwe informatie- en com-
municatie-technologieën.4 CasteIls noemt in verband met deze ontwikke-
ling de volgende tendensen:
- de voortschrijdende vervanging van de industriële arbeid door ge-
automatiseerde produktieprocessen en door robots, met als gevolg,
dat steeds meer arbeidsplaatsen in de industrie verdwijnen;
- de brede toepassing van informatie- en communicatie-technologieën
in een nieuwe dienstverlenende economie, dietevensop die manier
verregaand onafhankelijk wordt van specifieke vestigingsfactoren;
- de introductie van nieuwe verkeers- en vervoersystemen vooral in
de vorm van hoge snelheidstreinen (HSn die het stroomgebied van
de metropolen enorm vergroten en het ontstaan van nieuwe mega-
agglomeraties bevorderen;
- de globalisering van de economische ontwikkeling met als effect een
toenemende internationale competitie en tevens concentratie van
de economische activiteiten.

Dat het hierbij om korte termijn ontwikkelingen gaat die reeds in de


nabije toekomst gerealiseerd zullen zijn, wordt door John Brotchie e.a.
benadrukt: 'Early in the twenty-first century, economy and society will
complete their rapid transition to the information age. The industrial
city of the late nineteenth and early twentieth centuries will rapidly
become an artifact from the past, to be visited in the form of an open-air
museum like New York's South Street seaport or The Rocks district of
Sidney, while our lives become increasingly dependent upon information
technologies. Already the majority of us work at pursuits which involve
the processing of information; and, as manufacturing industries become
ever more automated, our society will be driven no longer (as in the
past industrial agel by energy, but by media based directly upon infor-
mation technolOgies.'s

De crisis van de stedebouw


De stedebouwkundige discipline heeft lange tijd in een crisis verkeerd.
AI in het midden van de jaren 60 werden de pretenties en de prestaties
van de moderne stedebouw door auteurs als Jane Jacobs en Alexander
Mitscherlich fundamenteel ter discussie gesteld. 6 Het ideaal van de

_ _ _ _ _ 13
moderne stedebouw, de functionele stad van de twintigste eeuw met
al haar licht, lucht en ruimte, was niet langer het symbool voor maat-
schappelijke vooruitgang, maar werd steeds meer gezien als een on-
menselijke stad, als een stad die het sociale leven vernietigt en die haar
bewoners ziek maakt. Door de massale bewonersprotesten, aan het begin
van de jaren zeventig, tegen sanering, kaalslag en stadsverwoesting werd
tevens aangetoond, dat de kritiek op de moderne- stad en stedebouw
meer was dan alleen maar een discussie onder deskundigen. De conflicten
omtrent de stadsvernieuwing zijn niet alleen terug te brengen tot een
verzet tegen verkrotting en verpaupering; zij brachten een brede af-
wijzing van de normen en waarden tot die de moderne stedebouwhan-
teerde tot uitdrukking. De afgetakelde oudewijken van desteden leken
opeens veel menselijker en bewoonbaarder dan de hedendaagse woon-
wijken, waarvan de onherbergzaamheid juisttot een synoniem van de
moderne stedebouw geworden was?

De schok over deze massale afwijzing was bij destede-


bouwkundigen zo groot, dat zij in het vervolg nog
nauwelijks eigentijdse concepten aan het publiek
durfden te tonen. Met het behoud en de vernieuwing
van de oude wijken werd -afgezien van hun belangrijke
sociale functie- in eerste instantie op traditie en
gewoonte teruggegrepen. Bovendien werden de histo-
rische vormen niet alleen herontdekt als waarde, ze
werden meteen verheven tot een algemene maatstaf
Bewonersprotesten in de jaren '70 waaraan ook het nieuwe zich diende te oriënteren.
Als gevolg probeerden ook de nieuwbouwplannen van
destijds -uitzonderingen daar gelaten- de gegroeide
kleinschaligheid van historische stads- en bouwvormen
meer of minder te kopiëren, om in elk geval niet de
verdenking te laten ontstaan eigen ideeën ten be-
hoeve van de stadsvorm aan te willen dragen.

Met de doorbraak van de stadsvernieuwing in de jaren


'70 en meer nog met de uitgebreidere taakstelling
voor de stedelijke vernieuwing, zoals deze zich in de
tachtiger jaren in bijna alle westeuropese metropolen
voordeed, trad een andere crisis van de moderne
stedebouW op de voorgrond die ik de maakbaarheids-
crisis wil noemen. De traditionele instrumenten van
de stedebouwkundige planning leken steeds minder
in staat te zijn de ontwikkeling van de steden te
sturen. Tussen de idee (van het planJ en de realiteit
(van de stedelijke ontwikkeling) zat steeds vaker een
kloof -behalve als het plan pas na de gereedkoming
van de bouw gemaakt is, om achteraf een legitimatie
te leveren. De idee dat een structuurplan de reële
ontwikkeling van de stad daadwerkelijk zou kunnen
Bewonersprotesten: welkom thuis Jan
bepalen, leek definitief van tafel. De 'maakbaarheid'

14 _ _ _ __
van de toekomst als leidmotief van de moderne stedebouw was discu-
tabel geworden- althans tot zover het de klassieke stedebouwkundige
instrumenten betrof.

Deze ontwikkeling werd gesteund door de veranderde positie, die de


overheden, rijk en gemeenten, vanaf de jaren tachtig in bijna alle
Europese landen ten opzichte van de stedelijke planning hebben inge-
nomen. Terwijl in de zeventiger jaren o.m. de stadsvernieuwing nog als
publieke opgave in gang werd gezet, de tachtiger jaren vooral worden
gekenmerkt dooreen conservatieve stellingname, waarvan de parameters
vooral door economische doelstellingen werden bepaald, zoals het terug-
dringen van de rijksuitgaven en het stimuleren van private investeringen.
Een terugtredende overheid, privatisering en deregulering vormen sinds-
dien bijna overal belangrijke uitgangspunten voorhet planningsbeleid.

op die manier is er echter een merkwaardig dilemma ontstaan. Aan de


ene kant zijn de steden geconfronteerd met nieuwe eisen en uit-
dagingen, met de noodzaak, om zich in de (interlnationale concurrentie-
strijd als pijlers van de economische en sociale ontwikkeling te handhaven
en zich tevens aan te passen aan de eisen van het informatie-tijdperk;
aan de andere kant hebben zij te maken met een gereduceerd plannings-
vermogen, met krimpende middelen en met een beperkte plannings-
capaciteit. Hoe de steden proberen, dit dilemma op te lossen, zullen
wij nader onderzoeken.

Nieuwe concepten voor de stedelijke ontwikkeling


Ondanks de terugtrekkende bewegingen van de overheden lijken archi-
tectuur en stedebouw bijna overal in Europa een gouden periode te
beleven. Onder de druk van de groeiende concurrentie
op nationaal en internationaal niveau, concentreren de
steden hun plannings-activiteiten met name op attrac-
tieve, grote projecten, waarmee ze denken hun positie
in de competitie te kunnen verbeteren. Juist in de
tachtiger jaren zien we in bijna alle westeuro pese lan den
een ware 'hausse' van publieke investeringen in de ver-
nieuwing van de steden. Vaak gaat het daarbij om groot-
schalige projecten van nationale of wellicht internationale
betekenis. 8 Nieuwe culturele voorzieningen zoals musea,
bibliotheken, congrescentra, operagebouwen ontstaan
in de metropolen. Nieuwe parken, stedelijke pleinen en
boulevards worden ingericht. Opvallend is de aandacht
die aan de vormgeving van dergelijke projecten besteed
wordt: Internationale prijsvragen en architectuurtentoon- Internationale Bouwtentoonstelling in
stellingen vormen een dankbaar object, om de publieke Berlijn UBA)
belangstelling en vooral de belangstelling van toe-
komstige investeerders te trekken. Dit is namelijk tegelijkertijd een
hoofddoel van dergelijke projecten: zij moeten het beeld -het 'imago'-
van het stadsdeel of van de gehele stad zo verbeteren, dat de verdere

_ _ _ _ _ 15
revitalisering nagenoeg vanzelf gaat. Een sprekende vormgeving is
daarom ook een belangrijk middel om de uitstraling van deze projecten
te versterken .

De nieuwe aanpak vraagt van de gemeenten enerzijds een actieve rol


als investeerder, anderzijds als coördinator en stimulator. Vaak wordt
in dit verband ook gesproken van een actief of offensief ontwikkelings-
beleid, van 'Urban Marketing' waarmee de
gemeenten zich op de markt van de toekomst
profileren. Het zal duidelijk zijn, dat de klassieke
instrumenten van de stedebouwkundige plan-
ning, destructuurplannen en de bestemmings-
plannen, aan dergelijke doelstellingen niet vol-
doen . van begin af aan was de discussie over de
nieuwe concepten voor de stedelijke ver-
nieuwing verbonden met de discussie over de
instrumenten ter realisering van deze con-
cepten . Centraal stond hierbij devraag naar het
multiplier-effect: op welke manier kunnen de
beperkte overheidsmiddelen zo efficiënt moge-
lijk worden ingezet, met als doel, om zo veel
mogelijk andere -particuliere- investeringen in
Den Haag: Schets van Rob Krier voor LAVI-kavel het belang van de stedelijke vernieuwing mee
te trekken. Tal van concepten -strategieën-
werden ontwikkelt met als doel om de stedelijke vernieuwing voor parti-
culiere investeerders aantrekkelijk te maken. De belangrijkste hiervan
zijn:

Enterprise zones
Een van de eerste concepten ter stimulering van particuliere investe-
ringen in de stedelijke vernieuwing was het aanwijzen van Enterprise
Zones of -zoals deze gebieden in Frankrijk worden genoemd- zones
d'Aménagement Concerté (ZACJ. Het concept werd in dejaren '70
met verschillende accenten in Frankrijk en in de verenigde staten
ontwikkelt en in bijgestelde vorm in de jaren '80 ook in Groot
Brittannië toegepast. 9 Het concept was erop gericht om in her-
struktureringsgebieden een gunstig klimaat voorondernemingen
en voor investeringen te creëren. Dit gebeurde vooral door een
verminderd toezicht Van de overheid, door vereenvoudigde ver-
gunningsprocedures en door gereduceerde belastingstarieven.
Daarnaast ging de overheid in de meeste gevallen de verplichting
in om gedurende een bepaalde periode binnen de Enterprise zone
bijzondere investeringen te doen. In Frankrijk kon een project-
ontwikkelaar bovendien, onder bepaalde voorwaarden, zelf de
bestemming van de grond en de dichtheid van de bebouwing
bepalen. Het stedebouwkundig concept voor deze gebieden mocht
afwijken van het structuurplan van de gemeente, zonder dat een
ZAC-gebied in Parijs: La Front openbare inspraak-procedure doorlopen behoefdeteworden. De
de Seine goedkeuring door de prefect was voldoende.

16 _ _ _ __
zowel in Frankrijk als in Groot Brittannië werd het concept van Enterprise
zones inmiddels weer verlaten. Ondanks het feit dat de programma's
op zich redelijk succesvol waren (alleen al in parijs werden 17 ZAC-
gebieden aangewezen), bleken de nadelige gevolgen in sociale en in
stedebouwkundig opzichte groterdan verwacht. 10 In een evaluatie van
de Engelse Enterprise Zones werd bovendien aangetoond, dat de stimu-
leringsmaatregelen van de overheid vooral tot een verplaatsing van
investeringen geleid heeften nauwelijks nieuwe investeringen hebben
uitgelokt. 11

Publieke en private samenwerking


Public private partnership (PPP) werd in dejaren tachtig wereldwijd het
nieuwe toverwoord voor de stedelijke vernieuwing. Het concept van
publieke en private samenwerking werd vooral in de
angelsaksische landen ontwikkelt en heeft als doel, om
overheidsmaatregelen en particuliere in itiatieven in een
vroeg stadium zodanig op elkaar af te stemmen, dat de
belangen van de verschillende (publieke en private)
partners optimaal tot hun recht kunnen komen . De
vormen van publieke en private samenwerking verschillen
nogal van elkaar. Vaak worden hiervoor publiek-private
ontwikkelingsmaatschappijen opgericht met als taak, om
voorbereidend onderzoek te doen, planconcepten te ont-
wikkelen, de financiering van de projecten te regelen en
de realisering ervan te bewaken. In sommige gevallen
wordt ook het beheervan de betreffende gebieden aan
een publiek-private organisatie overgedragen. Bekende
voorbeelden voor publiek-private samenwerking zijn Battery park City in New vork
onder meer Battery Park City in NewYork en The London
Dockland's.12
Ook in Nederland werd de publieke en private samen-
werking (PPS) als belangrijk instrument voor de stedelijke
ontwikkeling ontdekt. Eind van de jaren '80 werd in dit
verband door de rijksoverheid het programma 'Sleutel-
projecten ruimtelijke inrichting' ontwikkelt metals doel,
om o.m. de samenwerking tussen overheidsinstellingen
en marktpartijen bij ruimtelijke ontwikkelingsprojecten
te stimuleren. Sleutel projecten zijn '... concrete
investeringsprojecten voor stedelijke gebieden, infra-
structuur en de daarbij behorende milieutechnologie, die
van strategisch belang zijn voor de ruimtelijke inrichting
van ons land. zij leveren met andere woorden een belang-
rijke bijdrage aan de realisatie van de hoofdlijnen van de
Vierde Nota (Extra), van het Structuurschema Verkeer en
vervoer 11, van het Nationaal Milieubeleidsplan (Plus), van
de Nota Volkshuisvesting in de jaren negentig, van de
Nota Regionaal-Economisch Beleid en van andere rijks-
nota's. van de projecten gaat ook een belangrijke voor- Plan van JO Coenen
beeldwerking uit.,13 voorwaarde voor de erkenning als

_ _ _ _ _ 17
De kop van Zuid

sleutelprojectwas onder meer dat ersprake is van een geformaliseerde


samenwerking tussen overheidsinstellingen en marktpartijen. Bekende
sleutel projecten zijn de KOP van Zuid in Rotterdam, het oostelijk Haven-
gebied in Amsterdam en het Sphinx-CéramiQue-terrein in Maastricht.
Daarnaast zijn er inmiddels ook buiten het programma 'sleutelprojecten'
tal van pps-projecten ontstaan.

Les Grandes projets van parijs


Een andere aanpak ter stimulering van private investeringen in de stede-
lijke vernieuwing werd onder meer in parijs ontwikkelt. Meer dan andere
Europese metropolen kent parijs in zijn naoorlogse ontwikkeling een
traditie van grootschalige herstructureringen en kaalslagsaneringen. Het
startsein voor deze ontwikkeling werd reeds door De GaulIe gegeven.
Met zijn plan 'RenconQuête de paris' (verovering van parijs) lanceerde
hij de idee om parijs in economisch, cultureel en bestuurlijk opzicht tot
hoofdstad van Europa te maken. om dit doel te bereiken werden ingrij-
pende veranderingen van de stedelijke structuur nodig geacht. De inspan-
ningen van de overheid werden in het vervolg erop gericht om met
behulp van grote publieke projecten (grandes projets) de culturele en

18 _ _ _ __
economische potenties van de stad te ontwikkelen . Daarnaast ging het
echter ook om, met behulp van deze projecten particuliere investeringen
in de omliggende stadswijken te stimuleren .

Bouwactiviteiten rond het Centre pompidou in Parijs Le parc de la vilette in parijs


Reeds in de jaren zeventig werd dit concept met succes toegepast. pro-
jecten zoals het Centre pompidou en La Defense zijn daarvan de zicht-
bare resultaten . Vanaf de jaren tachtig en vooral vanaf het president-
schap van Mitterand is er sprake van een stroomversnelling. Een groot
aantal publieke projecten van strategisch belang zijn in deze periode
gerealiseerd. Te noemen zijn bijvoorbeeld 14 :
- de herstructurering van de voormalige Les Halles met o.m. het 'Forum
des Halles', de 'Equipements des Halles' en 'Le Jardin des Halles';
- de 'Gare d'Orsay' met het museum van de negentiende eeuw;
- de 'parc de la Villette' met het 'parc urbain du 21e Siècle';
- de 'Place de la Bastille' met het nieuwe operagebouw;
, - 'La Grande Arche de la Défense'.

Herinrichting van de openbare ruimte in Barcelona


Een variant op de ontwikkeling van de 'grandes projets'
in parijs is het concept van stedelijke vernieuwing, dat
in het begin van de tachtiger jaren in Barcelona werd
ontwikkelt. 15 Ook in Barcelona ging het erom, met behulp
van strategische (overheidslinvesteringen verbete-ringen
in de stedelijke structuur aan te brengen en tevens
particuliere investeringen in de omgeving te stimuleren.
De publieke middelen voor strategische investeringen
waren echter veel beperkter dan in parijs. Om ondanks
de beperkte middelen snel tot zichtbare resultaten voor
de stad te komen, heeft de gemeente zich vooral op
maatregelen tot verbetering van de openbare ruimte
geconcentreerd. Onder de leiding van Oriol Bohigas werd
in 1981 een programma van 50 stedelijke projecten Herinrichting van een oud fabrieks-
ontwikkeld. Het programma omvat zowel wijkgerichte terrein: EI Parc del Clot in Barcelona
projecten zoals de herinrichting van straten en pleinen
binnen het bestaande stedelijke weefsel alsmede de aanleg van wijk-

_ _ _ _ _ 19
parken met enkele wijkgerichte voorzieningen, als een
aantal grote projecten met stedelijke uitstraling zoals
de nieuwe waterfront van Barcelona, Ie parc de
l'Escorxador en de Placa deis països Catalans.
Kenmerkend voor de aanpak van Barcelona is de grote
aandacht die aan de vormgeving van de openbare
ruimte wordt besteed. De vormgeving van boulevards,
pleinen en parken wordt n iet alleen als een functionele
opgave gezien, maar tevens als een artistieke uit-
daging, als een bijdrage aan de hedendaagse cultuur-
ontwikkeling. Deze filosofie treffen wij overigens niet
alleen bij centrale stedelijke projecten aan . zelfs in
buitenwijken en achterstandsgebieden worden straten
en pleinen zorgvuldig ontworpen om ook in deze ge-
bieden het publieke domein als manifest atie van de
maatschappelijke cultuur in te richten. Voorbeelden
zijn el parc del Clot, waarmee een oud fabrieksterrein
in een arbeiderswijk aan de rand van de stad herge-
bruikt werd, en de beroemde brug van santiago
Calatrava tussen Felip 11 en Bach de Roda, die de
afgelegen en afgesneden stadsdelen Sant Andreu en
Plattegrond: EI parc del Cl ot poble NOU met de binnenstad verbind .

strategische planning

De nieuwe concepten voor de stedelijke vern ieuwing


hebben de afgelopen jaren in vele steden hun na-
volging gevonden. En met succes: van de economische
opleving die in de jaren negentig in bijna alle west-
Europese landen heeft plaats gevonden, hebben vooral
De brug van Calatrava te Barcelona
de steden kunnen profiteren . stedelijke vern ieuwing
heeft de afgelopen jaren een ongekende bouwgolf
tot stand gebracht. Oude industrieterreinen werden
hergebruikt, voormalige havengebieden en spoorwegterreinen werden
in multifunctionele stedelijke gebieden met woningen, kantoren, winkels
en culturele voorzieningen veranderd, krottenwijken werden tot luxe
woonwijken omgetoverd .

Aan de andere kant hebben het vrijstellingsbeleid in Enterprise zones,


de publieke en private samenwerking in herstruktureringsgebieden als-
mede de stimulering van particuliere investeringen met behulp van
publieke projecten inmiddels ook hun keerzijde voor de stedelijke ont-
wikkeling laten zien . De financiële gevolgen van het stimuleringsbeleid
zijn voor de steden op z'n minst twijfelachtig te noemen. In vele gevallen
is het weliswaar gelukt om de omvang van de particuliere investeringen
in de stedelijke vernieuwing aanzienlijk te laten groeien, echter voor
een prijs, waarbij ook de overheid forse bijdragen diende te leveren.
Vooral de grote publieke projecten hebben grote investeringen gevraagd

20 _ _ _ __
die een aanzienlijke aanslag op de overheidsbegroting betekenen.
Daarnaast zullen onderhoud en beheer van deze projecten in de
komendejaren een claim leggen op de begroting. Ook in de woningbouw
is ernauwelijks sprake van bezuinigingen . weliswaar werden in bijna alle
west-Europese landen de middelen voor de sociale woningbouw fors
terug gebracht. In vele landen werden echter de directe subsidies voor
de sociale woningbouw min of meer vervangen door indirecte subsidies
in de vorm van belastingaftrek voor investeerders (koperS en/of
beleggers). Als resultaat is er dus sprake van een verschuiving van
subsidiestromen van de lagere naar de hogere inkomensgroepen.

Het vroegtijdig betrekken van private investeerders in de planvorming


en vooral het laisser-faire in Enterprise Zones heeft bovendien in veel
gevallen een eigen dynamiek laten ontstaan waarin deelbelangen voorop
staan en het algemeen belang soms moeilijk te herkennen is.16 Het
stimuleringsbeleid is meestal met exorbitante prijsstijgingen op de
stedelijke markten van bouwgrond verbonden die de sturingsmogelijk-
heden van de gemeenten op langeretermijn drastisch zullen beperken .
woonlasten zijn als gevolg van de nieuwe stedelijke dynamiek vaak
verveelvoudigd, met als gevolg dat de zittende bewoners verdrongen
werden en de segregatie sterk toeneemt. De concentratie op spectacu-
laire grote projecten heeft tot gevolg, dat de stedebouwkundig planning
uiteen valt in een veelvoud van afzonderlijke plannen, waarin telkens
verschillende particuliere belangen een dominerende rol spelen.
Ontwikkelingsperspectieven voor de stad als geheel worden steeds meer
naar de achtergrond gedrongen, ofwel- of juist omdat ieder van deze
losse projecten aanspraak maakt een bijdrage hieraan te leveren.

Gezien deze resultaten is het de vraag, of er een alternatief bestaat. IS


hetvandaag -met de beperkte middelen die de gemeenten ter beschik-
king hebben- überhaupt nog mogelijk, publieke en private initiatieven
in ontwikkelingsconcepten voor de stad als geheel te integreren, zonder
hen de dynamiek te ontnemen, welke de steden zo dringend nodig
hebben? Of moeten wij ons neerleggen bij hetfeit dat de steden steeds
meer de speelbal van de marktkrachten worden, een spel trouwens waar-
in de publieke planning slechts nog de rol van een katalysator toekomt,
zonder dat ze eigen waardencategorieën in kan brengen? Met deze
vragen worden zowel de rol en betekenis van de publieke planning aan
de orde gesteld, als ook de methoden en instrumenten waarmee
publieke planning haar aanspraak op leiding overeind kan houden.

vele steden in Europa hebben de afgelopen jaren geëxperimenteerd


met nieuwe planvormen en nieuwe plann ingsprocedures. voorbeelden
hiervan zijn de nieuwe stadsplannen van wenen en van Berlijn. In
Nederland werden nieuwe ideeën voor de stedelijke planvorming ont-
wikkelt in van elkaar verschillende steden als Rotterdam, Groningen,
Maastricht en Tilburg. De vraag naar de herverovering van de prioriteit
voor de publieke planning in de stedelijke ontwikkeling werd echter
vooral opnieuw op de agenda geplaatst door een aantal spaanse steden

_ _ _ _ _ 21
die in de jaren tachtig met nieuwe planningsconcepten wereldwijd
opzienbaarden.

In Spanje had het FranCo-regime tegen het eind van de


zeventiger jaren een plannings-politieke chaos achter-
gelaten, waarin 'Iaissez-faire' en speculatie domineerden.
Voor de jonge democratie werden het terugdringen van
de speculatie en de herverovering van de publieke invloed
op de steden tot een belangrijke opgave. publieke invloed
betekende echter niet het opnieuw etaleren van de oude
planningsburocratieën; publieke invloed betekende vooral
de ontwikkeling van democratische structuren in de
steden, het doorzetten van het algemene belang in de
Woningbouw in Madrid stedelijke ontwikkeling en de participatie van de bevolking
in de planningsprocessen. Het doel dat verschillende
Spaanse steden en regionale overheden begin van de tachtiger jaren
voor ogen stond, was dus volledig tegenovergesteld aan de ontwikke-
lingen in de meeste andere Europese landen: niet de terugtrekkende
overheid was het devies, maar de herverovering en de prioriteit van
publieke planning. 'Recuperar Madrid' was dan ook de programmatische
titel van het nieuwe planningsconcept, dat in 1982 door de gemeente
Madrid gepresenteerd werd. 17

Strategische Planning in Madrid

De bijzondere verdienste van de spaanse stedebouwkundigen is mijn


inziens dat zij niet zomaar op planningspatronen uit andere west

22 _ _ _ __
Europese landen terug hebben gegrepen, maar dat zij -uitgaand van
hun specifieke voorwaarden en van de hun tot beschikking staande
middelen- zelfstandig veelal nieuwe planningsconcepten en aanpak-
strategieën hebben ontwikkeld, welke inmiddels ook als voorbeeld in
andere landen dienen. Bovendien zijn de concepten die de verschillende
steden inmiddels toepassen, zeer uiteenlopend: Barcelona, die met haar
concept van de herinrichting van de openbare ruimte inmiddels inter-
nationaal aanzien heeft verworven, of Madrid waar de publieke woning-
bouw -en andere bouwprogramma's- een wezenlijk zwaarder gewicht
hebben en waar ondertussen indrukwekkende (wederlopbOuwprestaties
te zien zijn .

Hoe zien deze nteuwe concepten eruit, wat onderscheidt hen van de
methoden van de klassieke stedebouwkundig planning? Het opvallendste
ken merk van de nieuwe plann ingsconcepten is het feit, dat de klassieke
planvormen met hun hiërarchische schaalniveau's en hun 'tijdloze
toekomstordening' -hoewel voor de gronduitgifte en begrenzing van
het private beschikkingsrecht over het grondgebruik nog steeds van
betekenis- hun overheersende rol hebben verloren . In haar plaats is het
begrip van de 'strategie' of van de 'strategische planning' gekomen.

In tegenstelling tot de klassieke planning van bestemmingen beperkt


de strategische planning zich niet alleen tot de definitie van een
ruimtelijke ordening op een bepaald schaalniveau en een van tevoren
vastgestelde tijdshorizon . De planningsdoelen worden eerder in een
pakket van maatregelen en realiseringsstappen omgezet, welke op
verschillende schaalniveau's ingezet kunnen worden en verschillende
tijdsperspectieven kunnen omvatten . Een strategie in deze zin omvat
dus elementen dwars dooralle schaaln iveau's heen, van de vormgeving
van een enkele brug tot aan een regionale ontwikkelingsschets. En zij
beperkt zich niet alleen tot ruimtelijke maatregelen maar integreert
verschillende beleidssectoren - voor zover deze voor het bereiken van
de doelstellingen belangrijk en nodig zijn .

Kenmerkend voor een strategisch plan is ook, dat hierin -in tegenstelling
tot het klassieke structuurplan of masterplan- de verschillende deel-
gebieden van de stad niet gelijkmatig en evenwichtig uitgewerkt zijn,
maar dat er verschillende interventieniveau's -schaalniveau's- met elkaar
verbonden worden . Het plan omvat aan de ene kant intensiverings-
gebieden, waarvoor gedeeltelijk gedetailleerde ontwerpoplossingen
aangedragen worden, terwijl aan de andere kant bepaalde gebieden,
waar nauwelijks veranderingen plaatsvinden, alleen globaal beschreven
worden . De uitwerking van de plan delen is daarbij in eerste instantie
afhankelijk van de strategische betekenis van de desbetreffende deel-
gebieden en van de bijbehorende planningselementen .
stedebouwkundig planning wordt op deze wijze een cyclisch proces,
waarin algehele visie en detail, doelen en middelen voortdurend in hun
wisselwerking bewerkt worden, waarin geen van de schaalniveau's
uiteindelijk van een hogere orde wordt gezien, maar meer een spiegel

_ _ _ _ _ 23
representeert waarin de gevolgen van beslissingen op andere schaal-
niveau's voor alle betrokkenen zichtbaar gemaakt worden.

Het strategisch plan vormt het kader voor verschillende deelstrategieën


die zich op aparte doelgroepen, projecten en stadsdelen kunnen richten.
projecten van publieke en private samenwerking alsmede strategische
investeringsprojecten kunnen hierbij net zo hun plek vinden dan
projecten voor de sociale woningbouw en wijken waarin de sociale stads-
vernieuwing voorrang zal krijgen. De belangrijkste toevoeging van het
strategisch plan bestaat daarin dat de verschillende deelstrategieën in
een samenhang worden geplaatst en de onderlinge afhankelijkheid en
wisselwerking duidelijk gemaakt.

stedelijke vernieuwing als ontwerpopgave

Naast de strategische dimensie vormt de vormgeving een tweede belang-


rijke dimensie van de nieuwe stedebouwkundig concepten. Ook in dit
opzicht zijn er duidelijke verschillen met de klassieke plannings-
benaderingen te constateren . In de klassieke stadsplanning is de
vormgeving in essentie een resultante van programmatische beslissingen
en functionele ordeningen. Pas als de functionele geleding van de stad
of van het stadsdeel is vastgelegd, wanneer op basis van de functionele
geleding een programma is ontwikkeld, begint hetvormgevingsproces.
In de nieuwe plann ingsconcepten -en dat is een zeer wezenlijk verschil-
wordt de vormgeving van de stad, haar belevingswaarde en haar 'sfeer-
kwaliteit' gezien als een zelfstandige waardencategorie, welke onvoor-
spelbare, van tevoren niet plan bare potenties en nieuwe program-
matische interpretaties voor de toekomst kan blootleggen. Vorm volgt
niet meer uitsluitend uit de functie, maar heeft haar eigen capaciteit,
haar eigen potentie, haar eigen waarde.

Anders dan bij vele 'Grandes projets' is de vormgeving hierbij niet alleen
een marketingmiddel om publieke belangstelling te wekken en investeer-
ders aan te trekken. Het stedebouwkundig ontwerp brengt -binnen
bepaalde grenzen- zelfs nieuwe gebruiksmogelijkheden aan het licht
en maakt verschillende programmatische invullingen mogelijk. stedelijke
planvorming ' ... krijgt daardoor meer het karakter van een permanente
terreinverkenning, een exploratieve vorm van onderzoek, waarbij men
zich primair laat leiden doör de gegeven situatie en zich bedient van
provisorische modellen, waarin delen van eerdere, op hun beurt ook
al bijgestelde modellen zijn verwerkt.,18

Opgave van het ontwerp is het niet meer (tenminste niet meer
uitsluitend), een van tevoren vastgelegd programma in een vorm te
gieten, welke dan nog slechts gerealiseerd hoeft te worden; een nieuwe
en belangrijke opgave bestaat daarin de ruimtelijke mogelijkheden te
onderzoeken, de potenties van de desbetreffende locatie in beeld te
brengen en -last but not least- de belangen van de verschillende
participanten af te tasten en tot overeenstemming te brengen. Het

24 _ _ _ __
ruimtelijke ontwerp is niet meer slechts een plan , maar
is tegelijkertijd een instrument van exploratie (van ruim-
telijke mogelijkheden) en van communicatie en onder-
handeling tussen de betrokkenen . Het programma van
eisen gaat n iet meer uitsluitend aan het ontwerp vooraf;
de resultaten van het ruimtelijk onderzoek kunnen leiden
naar nieuwe programmatische conclusies. De klassieke
volgorde van vooronderzoek, programma, ontwerp en
plan wordt daarmee -tenminste gedeeltelijk- op zijn kop
gezet.

vanuit dit oogpunt is het slechts logisch, dat in de nieuwe


aanpak de ontwtkkeling van vormconcepten van begin
af aan in het planvormingsproces geïntegreerd wordt Barcelona
en dat deze vormconcepten op alle niveaus van de
planning een rol spelen. Ook in dit opzicht hebben de spaanse steden
een zekere voortrekkersrol vervult. In verschillende spaanse voorbeelden
is te zien hoe, reeds op het niveau van het structuurplan, vormover-
wegingen niet slechts betrokken worden, maar hoe deze overwegingen
doorslaggevende impulsen voor het verdere planvorm ingsproces
leveren. 19

Aan de andere kant moeten wij beseffen, dat met de nieuwe spaanse
planningsconcepten, noch met de nieuwe stadsplannen van de
Nederlandse gemeenten de vraag naar adequate planvormen voor de
stedelijke ontwikkeling in het postindustriële tijdperk afdoende
beantwoord is. wat wij tot nu toe te zien hebben gekregen, zijn vooral
reflecties van zoekprocessen, tussenresultaten , eerste ervaringen -en
eerste teleurstellingen- op een weg naar nieuwe vormen van de stedelijke
planning. Hetzijn somswanhopige pogingen om ondanks toenemende
sociale conflicten in de steden aan de ene kant, ondanks krapper
wordende financiële middelen van de gemeenten aan de andere kant
de prioriteit van de publieke planning terug te winnen en te bewaren .
Een ding zal daarbij duidelijk zijn : Meer dan tot nu toe zullen in de
toekomst creativiteit en vindingrijkdom van ontwerpers en beleidmakers
worden geëist, om de kwaliteit van de stad als levensruimte voor
iedereen ook in de toekomst veilig te stellen .

_ _ _ _ _ 25
Noten
1 P. Chesh ire, Urban Change in Western Europe sin ce 1951 , in : Eurocities. DOcu-
ments and Subjects of Eurocities Conference, Barcelona 1989, p. 61 e.v .
2 Min isterievanVolkshuisvesting, Ruimtelijke Orden ingen Milieu-beheer, Vierde
nota over de ruimtelijke ordening. Deel a: beleids-voornemens. Den Haag 1988,
p.113.
3 Zie o.a. R. vermij en J. Monasch, Wie ghetto's wil voorkomen , moet beginnen
bij de volkshuisvesting, in: NRC Handelsblad 6-12-1995.
4 M. Castells, The Informationai City. Information Technology, Economie
Restructuring, and the Urban-Regional Process. Oxford 1989.
5 J. Brotchie, e.a., Cities of the 21st Century. New Technologies and Spatial
Systems. Melbourne en London 1991, p. IX.
6 J. Jacobs, The death and life Of great American Cities. 1964.
A. Mitscherlich, Die Unwirtlichkeit der Städte. Anstiftung zum Unfrieden. Frank-
furt/Main 1965.
7 Zie o.a. V. Heise en J. Rosemann, Bedingungen und Formen der Stadter-
neuerung. versuch einer Bestandsaufnahme. Kassei 1982.
8 Zie J. Rosemann en H. Kroes, wonen in een veranderende context. 10 jaar
stadsvernieuwing - stedelijke vernieuwing in Europa . Delft 1991 .
9 Zie G. Dijkstra, H. Fassbinder, T. James en J. Rosemann , De gebiedsgerichte
aanpak van de stadsvernieuwing . Een internationaal vergelijkend onderzoek.
Amsterdam 1987.
10 idem, p. 153 e.v .
11 House of Commons, Thirty Fourth Report of the Committee of Public Accounts,
Session 1985-1986, Enterprise zones, HMSO.
12 Zie o.a. J. Rosemann en H. Kroes (red'>, wonen in een veranderende context.
10 jaar stadsvernieuwing - stedelijke vernieuwing in Europa . Delft 1991 , p. 49
e.v.
13 Staatssecretaris Heerma, in: Sleutelprojecten ruimtelijke inrichting . Rol van
het rijk en tussenstand 1991. 's Gravenhage 1991, p. 1.
14 Zie J. Rosemann en H. Kroes, 1991 a.w., p. 32 e.v .
15 Zie o.a . H. Meijer, Inspirerende experimenten in Barcelona, in:
Stedebouw en Volkshuisvesting, juni 1988, p. 210 e.v.
Ministerio de Obras publicas Y Transportes, 10 years town
planning in Spain. Madrid 1991 .
J. Rosemann en H. Kroes (red'>, 1991 a.w., p. 27 e.v.
16 Zie J. Rosemann en H. Kroes, partnerschaftliche Planung in den Niederlanden,
in: W. Heinz (Hrsg.>, publie private partnership - ein neuer weg zur
Stadtentwicklung? Stuttgart, Berlin, Köln 1993, p. 387 e.v.
17 Ayuntamiento de Madrid, Recuperar Madrid. Madrid 1982.
18 E. Pasveer, Tijd en ruimte. Het ontwerp van de eeuwige stad, in: E. pasveer
(red'>, Architectuur en stadsvernieuwing. Delft 1991, p. 83.
19 Zie o.m. de plannen van Madrid, Gijon en Sevilla in: Ministerio de Obras publicas
y Transportes, 10 years of town planning in Spain. Madrid 1991.

26 _ _ _ __
De Stad in Debat:
stadsontwikkeling in Groningen
______________________________ 2
Maarten schmitt*

Verslag: P. stouten

De lus en de lange lijn

De stad Groningen isal meer dan 950jaarte maken metveranderingen.


De politieke, maatschappelijke en functionele wijzigingen hebben hun
neerslag in de ruimtelijke structuur. De omvang van de stad bereikt
nieuwe proporties door een autonome groei, maar ook doordat de stad
een zekere aantrekkingskracht heeft waardoor de claims op ruimten
blijven toenemen. Langs de lange lijn van de tijd vindt een stadsont-
wikkeling plaats, die zowel functioneel als ruimtelijk steeds weer opnieuw
gestalte krijgt. Bij het begrip stadsontwikkeling staat het thema 'stad
in beweging' centraal. stadsontwikkeling is hier gedefinieerd als het
sturen van veranderingsprocessen die in de stad plaatsvinden, zowel
de veranderingen in gebruik als binnen de structuur van de stad.
Essentieel is dat de stad in beweging is en in
beweging wordt gehouden. Althans, dit is in
Groningen een belangrijk uitgangspunt waarbij
het sturen en exploiteren van deze verande-
ringsprocessen betrekking hebben op het ge-
bruik, vorm en ruimtelijke structuur. Door
stadsontwikkeling worden de kaders en thema's
van de stad bepaald en wel op verschillende
schaalniveaus: van stoel tot stad. Binnen deze
kaders ontstaan - in enge zin - de bouwopgaven.
De arch itectuur functioneert dan als afgeleide
van een tevoren gedefinieerde context, die is
ontwikkeld op basis van ideeën of visies die be-
trekking hebben op een hoger schaalniveau. Daarmee wordt de basis
gelegd voor een architectuur, die adequaat en geïnspireerd kan worden
vanuit die context. Architectuur kan niet bestaan, kan zijn plaats niet
krijgen zonder stadsontwikkeling en stedebouw. In Groningen is
architectuur altijd een afgeleide van de stadsontwikkeling en de idee
over de stad. Een integraal beleid van stadsontwikkeling heeft de
afgelopen negen jaar geleid tot vele architectonisch belangrijke plannen
onder dezelfde wethouder Gietema terwijl in Den Haag Duivesteyn reeds
na realisatie van zijn eerste grote architectuurproject moest aftreden.

_ _ _ _ _ 27
Bibliotheek, Grassi

wordt stadsontwikkeling in Groningen opgevat in de zin van


lange lijnen 'van nu naar straks' lussen in de lijn zijn
noodzakelijk voor momenten van reflectie, bijstellen of
wijzigen van de koers.

Het structuurplan Groningen 1986


Bibliotheek, Grassi
Hetstructuurplan uit 1986 markeert een belangrijke omslag
in het ruimtelijk ordeningsbeleid van de gemeente
Groningen . Met dit plan werd met name op functioneel en
economisch gebied een totaalvisie op de stad gepresenteerd.
Daar had het lange tijd aan ontbroken. Dit plan gaf de
functionele verbanden aan die in de stad bestaan maar
bovendien werden lijnen uitgezet in welke richting zich de
stad zou moeten ontwikkelen. Deze benadering vormde een
groot contrast met de stadsvernieuwingsplannen met hun
gefragmenteerde visies en die zich vooral richtten op de wijk
als hoogste schaalniveau.
De centrale doelstelling van het structuurplan was de
versterking van de centrum positie van de stad Groningen
in het Noorden van het land. En als afgeleide doelstelling
gOld de verbetering van het woon- en leefklimaat in de stad.
Het structuurplan is ontstaan in een betrekkelijk korte tijd
en met medewerking van een aantal externe deskundigen.
Als randvoorwaarde gold dat het plan niet meer dan veertig
pagina'S mochtbeslaan, met hooguit twee of drie kaarten.
De stad werd in een zekere mate van abstractie weergege-
ven.
Structuurplan 1986 In een zestal lange lijnen, zogenaamde 'intensiveringszones'
werd desamenhang van de'compacte en geconcentreerde
stad' gedefinieerd. Deze zones waren met name gericht op
het functionele aspect en het verbeteren van de economische
centrum positie en in mindere mate op het ruimtelijke aspect zoals het
verbeteren van woon- en leefklimaat. Ze vormden een inspirerend beeld
als 'logo van de stad'. De effecten echter worden pas zichtbaar bij de
uitwerking van één van de intensiveringszones.

28 _ _ _ __
Zone verbindingskanaal; debat over een experiment

Aan de Zuidkant van de historische binnenstad bevindt zich de 'zone


verbindingskanaal'. Deze zone is een van de belangrijkste gebieden die
zijn vastgelegd in het structuurplan. Door de aanwezigheid van het
centraal station en de vestiging van KPN was de ontwikkeling van een
lange lijn langs deze Zuidrand noodzakelijk. De grote druk om eerder
genoemde projecten te realiseren deden afbreuk aan het tot dan toe
bereikte resultaat in het perspectief van het ontwikkelen van een ruimte-
lijk, functioneel en economisch totaalscenario. Dit gebied was in trek
bij projectontwikkelaars en de grote projectdruk had tot dan toe nog
geen integraal plan opgeleverd. Daarom heeft de Dienst Ruimtelijke
Ordening/Economische Zaken (RO/EZ) in korte tijd een masterplan met
een ruimtelijk, functioneel en economisch scenario ontwikkeld. Dit plan
bevat schetsen en tabellen die bijdragen aan die beeldvorming en zowel
onderzoeken als toetsen van mogelijkheden van de ontwikkeling van
ruimtelijke kwaliteiten van het gebied in relatie tot de stad als geheel.
vervolgens werden in korte tijd externe deskundigen
gezocht om commentaar te leveren en het eerder
ontwikkelde basisscenario op alle aspecten, dus zowel
ruimtelijk, functioneel als ten aanzien van de finan-
ciële mogelijkheden, verder te brengen. Met name
voor die maximalisatie van de kwaliteit en het in beeld
brengen daarvan werden twee supervisoren ingescha-
keld; Rem Koolhaas en Kleihues. Middels een stedelijk
debat werd van een breed publiek commentaar ge-
vraagd en een draagvlak gegenereerd. Erwerd bewust
gekozen voor ontwerpers met aanzienlijke ervaring
op stedebouwkundig gebied en om de discussie met
de Dienst RO/EZ en de externe deskundigen te stimu-
leren moesten de opvattingen van de ontwerpers ver-
schillend zijn. Kleihues was geselecteerd vanwege zijn
ideeën over de kritische reconstructie van de
Europese stad. Koolhaas kwam in beeld vanwege een
aantal vooraanstaande stedebouwkundige plannen
en met name het ontwerp van twee appartementen
gebouwen op het uiteinde van de zone verbindingska-
naal, die in de stedebouwkundige opvattingen over
de stad een belangrijke omslag hadden veroorzaakt.
Nieuwe Masterplan,
Dit ontwerp brak met de traditie van kleinschaligheid zone verbindingskanaal
en lage bebouwingsdichtheid, die tot voor kort in de
stadsvernieuwingsgebieden gangbaar was.
Het team bestaande uit Koolhaas, Kleihues en vertegenwoordigers van
de Dienst RO/EZ maakte op een groot aantal onderdelen een nieuw
masterplan. Met deze verbeteringen van het masterplan werd de eerste
fase afgerond. Kenmerkend was dat ideeën steeds in een vroeg stadium
naar buiten werden gebracht, dus buiten de gebruikelijke gesloten
muren. verkokering van standpunten tussen gemeentelijke diensten
werd tegengegaan door in deze eerste fase iedere dienst erbij te betrek-

_ _ _ _ _ 29
ken: verkeer; economische zaken etc. In de tweede fase hebben de be-
trokken ontwikkelaars voor iedere lokatie apart architecten opdrachten
gegeven gebouwen te ontwerpen op basis van het stedebouwkundig
plan van Kleihues en Koolhaas.

Compasnaald, Kleihues Oostzijde verbindingszone, Rem Koolhaas

Het ontwerpproces in deze zone heeft geleid tot nieuwe, soms onver-
wachte ontwikkelingsmogelijkheden en ideeën. Hiervan is het ontstaan
van het Groninger Museum op de lokatie 'de zwaaikom', die tegenover
het station is gelegen, een duidelijk voorbeeld. Hoewel de stedebouw-
kundige typologie werd overgenomen is de functie veranderd van een
open eiland metwoongebouwen naar ontwerp van Giorgio Grassi, naar
bebouwing met een meer publiek karakter; het Groninger Museum naar
ontwerp van Mendini, inclusief verschillende paviljoens ontworpen door
starck, Luicci en coop Himmelblau. Deze functiewijziging was het resultaat
van besluitvorming in de gemeenteraad. Een meer openbare functie
legt een nieuwe relatie tussen de binnenstad en de nieuwe stad en
vervolgens de periferie aan de overkant van het verbindingskanaal, aldus
de gemeenteraad.

TWee andere projecten, met PPS-constructie zijn de compasnaald van


Kleihues en westerhaven. In de compasnaald zouden de rijksdiensten
uit drie provincies worden geconcentreerd. Het ontwerp van de toren
werd met enthousiasme in de raad ontvangen maar was vanuit bouw-
technische en exploitatie-techn ische redenen niet haalbaar. Het project
westerhaven betekent een' verbetering van de aanlooproutes naar de
binnenstad in samenhang met een autovrij stadscentrum.

Binnenstad

Tijdens de ontwikkeling van een aangepast conceptvoorde binnenstad


werd het debat gevoerd door middel van architectonische en stede-
bouwkundige statements op diverse lokaties. Een aantal 'speerpuntpro-
jecten' is in dit verband opgezet. Het concept was een aanpassing van
het bestemmingsplan en daarin opgenomen doelstellingen dat dateerde
uit 1976. Uiteindelijk leidde het nieuwe concept tot een zogenaamd

30 _ _ _ __
'Masterplan voor de openbare ruimte', dat werd gepresenteerd onder
het motto 'Ruimte voor ruimte' . Dit thema is ontwikkeld door de archi-
tectengroep Mecanoo. Het is bedoeld weer samenhang in de inrichting
van de openbare ruimte in de binnenstad te brengen door voor de hele
stad dezelfde bestrating toe te passen en strengere regels te stellen aan
reclameborden, winkelpuien en straatverlichting. Bij het toetsen en de
uitvoering speelt welstand een belangrijke rol.

'Masterplan voor de openbare ruimte' , Mecanoo Stedelijk debat

De hoofdthema'S omtrent de openbare ruimte zijn terug teivinden in


de nieuwbouw voor het stadhuis aan de waagstraat. Dit proces is door
de gemeente gestuurd met behulp van gewenste stedebouwkundige
typologieën en met daarbij behorende beeldreferenties. Belangrijke
dragers voor het 'Waagstraatproject' zijn het stratenpatroon van de stad,
het opnieuw definiëren van de Grote Markt als een van de belangrijkste
pleinen en de referentie aan de bestaande bouwhoogte en massa's in
de binnenstad. Bovendien is ook dit project een voorbeeld van een open
plan proces. De inwoners van de gemeente Groningen konden via een
openbare enquête hun mening geven over vier planvoorstellen. De ge-
meenteraad had zich uiteindelijk aan de keuze, die voortkwam uit deze
enquête geconformeerd, hoewel het gekozen planvoorstel volgens de
dienst stadsontwikkeling niet de meest gelukkige variant was. De vier
architectonische uitwerkingen en daarbij behorende manifestaties vorm-
den echter wel de basis voor een stadsdebat met nodige amusements-
waarde voor de daarbij betrokken inwoners zowel met betrekking tot
architectuur als de stedebouw.

Corpus den Hoorn


Bij het ontwerp van de nieuwbouwwijk corpus den Hoorn is in de meest
letterlijke zin gebruik gemaakt van lange lijnen . Het ontwerp dateert
uit het begin van de jaren tachtig en vormt een reactie op de aanpak
van stadsuitbreidingen in de jaren zestig en zeventig, die te fragmen-
tarisch was en leidde tot een lappendeken van deelplannen. Bovendien
werd in die periode nauwelijks aandacht besteed aan de openbare
ruimte. Niet de landschappelijke en morfologische elementen van iedere

_ _ _ _ _ 31
locatie of onderdelen daarvan maar de lange
lijnen opgebouwd uit stedelijke elementen
(artefactenJ, die vanuit hetstadscentrum via de
stadsrand doorlopen tot in de regio, bepaalden
het ontwerp; bijvoorbeeld A28, Noord-Willems-
kanaal, paterwoldseweg etc. Daardoor werd
meer de nadruk gelegd op de samenhang met
de stedelijke structuur en het gebruik en de
betekenis van de locatie.

'stad van straks'


Corpus den Hoorn
Na de eerste aanzet om tot meer samenhang
te komen door middel van lange lijnen volgt ten
slotte het meest recente project: het nieuwe
structuurplan Groningen 2004 met als titel "De
stad van straks". Hierbij is de samenhang niet,
zoals in het vorige structuurplan, alleen op de
samenhang tussen de stad en haar stadsdelen
gericht, maar wordt ook een poging gedaan om
samenhang aan te brengen tussen stad en stads-
rand. Naast de traceerbare en bestaande lange
lijnen die langs de radialen van de stad lopen,
zoals bij het project corpus den Hoorn, worden
nieuwe tangentiale lijnen geïntroduceerd om
nieuwe mogelijkheden en betekenissen te gene-
reren. Aan de bestaande radialen kan meer in-
"De stad van straks" houd en betekenis worden gegeven en kunnen
tevens dienen om de relatie stad en regio te
ontwikkelen.
Stad en platteland kunnen juist door hun wisselwerking hun specifieke
betekenis en karakter krijgen. vanuit de thematiek stad en platteland
is een aanzet gegeven voor de defin itie van de stadsrand, vanuit en mede
op basis van verschillende aangrenzende landschappen. Evenals bij eer-
dere projecten is ook hier sprake van een open planproces waarbij
schetsen op alle schaaln iveaus gebruikt worden 0 m discussie en nieuwe
verbeelding van de stad Groningen en regio te stimuleren.

32 _ _ _ _ __
De vernieuwing van de Vaillantlaan in Den Haag

____________________________ 3
Albert Ravestein

Inleiding

De schilderswijk in Den Haag is het grootste aaneengesloten stads-


vernieuwingsgebied van Nederland. Erwonen 35.000 mensen, 8 % van
de totale bevolking van de stad. Ruim de helft (55 %) is van allochtone
afkomst en 20 % van alle Haagse uitkeringsgerechtigden woont in de
wijk. De bevolkingsdichtheid is circa 250 inwoners per ha. op dit moment
staan er zo'n 13.000 won ingen. De wijk is een klassieke stadsvern ieuwings-
wijk, ontstaan in de tweede helft van de vorige eeuw als gevolg van de
toenemende vraag naar goedkope woningen voor het zich in hoog
tempo industrialiserende Den Haag. De bouwvan dewijkwerd voltooid
in de twintiger jaren. De delen van de wijk die van voor de won ingwet
dateren hebben alle kenmerken van revolutiebouw: slechte casco's,
matige ofsoms ontbrekende funderingen, aanvankelijk ontbreken van
fatsoenlijke sanitaire voorzieningen. verder stonden de huizen dicht
opeengebouwd in eindeloze lange straten vormden zo een onafzienbare
huizenzee zonder een enkele open plek.

In dit artikel geef ik een


korte terugblik op de ge-
volgen van ruim 20 jaar
stadsvernieuwing in de Wijk.
Ik ga vervolgens in op breuk
die de vernieuwing van de
Vaillantlaan daarin vormten
op de betekenis die het plan
Vaillantlaan kan hebben voor
de verdere afronding van de
stadsvernieuwing in de Wijk.
Tot slot wijs ik op het belang
van het stedebouwkundig
plan als lange lijn voor wijk-
beheer.
De vailliantlaan ; oorspronkelijk

_ _ _ _ _ 33
Het kader: de stadsvernieuwing van de Schilderswijk in een
vogelvlucht.
Met de bouw van 444 betaalbare woningen gaat in 1974 de stadsver-
nieuwing in de schilderswijk echt van start. Weliswaar komt de stads-
vernieuwing in Den Haag later op gang als in de andere grote steden,
de omvang is er niet minder om. vanaf eind jaren zestig wordt overigens
dan al nagedacht over en getekend aan de vernieuwing van de grootste
saneringswijk van Nederland. Een plan als "Van Grijs naar Groen", dat de
gemeente in 1969 presenteert, ademt nog geheel de geest van die tijd,
middelhoogbouwflats in groene grasvlaktes, met een ver doorgevoerde
scheiding van functies en een totaal gewijzigde stedebouwkundige opzet.
Vanuit verschillende zijden komt protest tegen deze plannen, niet in
de laatste plaats vanuit de buurtbewoners, die net als dat in Amsterdam
en Rotterdam het geval is, "bouwen voor de buurt" eisen en niet naar
satelietsteden als zoetermeer wensen te worden "gedeporteerd". De
protesten hebben resultaat en met de bouw van de hierboven
genoemde 444 woningen start ook in Den Haag de stadsvernieuwing
volgens de "bouwen voor de buurt"-filosofie, die bijna 20 jaar lang in
allerlei gedaantes desfeervan de stadsvernieuwing zou blijven bepalen.

Slooppanden in de Schilderswijk

In tegenstelling tot Amsterdam en Rotterdam is de stadsvernieuwing


in de Schilderswijk erg grootschalig en worden er vaak honderden wo-
ningen tegelijk gesloopt. Renovatie vindt weinig plaats, de vernieuwings-
drang is erg sterk, ook bij bewoners. Diverse stedebouwkundige modellen

34 _ _ _ __
worden uitgeprobeerd, geheel in de toenmalige tijd-geest: stroken bouw,
hovenbouw, semi-openbare bouwblokken, woon-erven, geïntegreerd
bouwen; de Sch ilderswijk biedt een staalkaart aan oplossingen die grote
delen de wijk eruit laten zien als een lappendeken, zonder duidelijk
herkenbare structuur. Die structuur had erin moeten komen met de
Structuurschets schilderswijk, die na langdurig overleg met de buurt
in 1979 door de gemeenteraad wordt vastgesteld als basis voor de
verdere vern ieuwing van de wijk. De Structuurschets borduurt evenwel
voort op de reeds ingang gezette incidenten-stadsvernieuwing enmet
de Structuurschets lijkt de gemeente niets liever te willen dan de oude
versleten schilderswijk te vervangen door een bont gekleurde en veel-
vormige buitenwijk, met een labyrint van langzaam-verkeer-routes, met
in el k deel van de wijk een eigen buurtpark en met een drastische con-
centratie en sanering van de aanwezige winkels en bedrijven .

Met vallen en opstaan ontstond zo temidden van de oude schilderswijk


een nieuwe wijk die nauwelijks nog herinnerde aan vroegere tijden. Het
enige wat nog wel aan die tijden herinnerde was dat ook in de nieuwe
situatie verval, vervuiling en armoede niet waren verdwenen, sterker
nog, dat de maatschappelijke problemen alleen nog maar toegenomen
bleken te zijn.

Met behulp van een zogenaamd "Sociaal programma" probeerden de


stadsvernieuwers in 1985 het tij te keren, door als projectgroep
nadrukkelijk ookaandacht te gaan schenken aan samenlevingsopbouw,
criminaliteit, werkloosheid, onderwijs, cultuur en jongerenproblematiek.
Ook werd geprobeerd, in het kader van de stedelijke campagne "Stads-
vern ieuwing als culturele activiteit" het specifieke karakter van een wijk
te versterken. Daartoe werd in de schilderswijk de inmiddels wereld-
vermaarde portugese arch itect Alvaro Siza uitgenodigd om, samen met
de buurtbewoners, een vern ieuwingsplan voor deelgebied 5te maken .
Siza maakte een plan waarbij hij nadrukkelijk rekening hield
met de kenmerken van de 1ge eeuwse bebouwing en stra-
tenpatroon en hij ontwierp twee woonblokken die op het
eerste gezicht oerhollands en saai genoemd kunnen worden,
maar bij nadere beschouwing rijk aan details zijn . Bijzonder
waren ook de flexibel indeelbare woningplattegronden .
Middels schuifwanden konden ruimtes gedeeld of samen-
gevoegd worden, waardoor verschillende loopcircuits in
de woning ontstonden, die evenwel door de bewoners maar
matig gewaardeerd werden. veel schuifwanden eindigden
daarom als schutting in de tuin ...

Het stedebouwkundig plan van Siza is nog als een incident


te zien, omdat het betrekking had op een wijkfragment.
Met dit plan werd een eerste poging gedaan om op een een-
duidige wijze en op een groter schaalniveau dan te doen
gebruikelijk de stad te vernieuwen . Tegelijkertijd werd HaagS portiek, Siza
geprobeerd een "culturele" componenttoe te voegen, nl.

_ _ _ _ _ 35
de verwijzing naar de wooncultuur in een be-
paalde Wijk. zo bracht Siza het typische Haags
portiek weer terug in de Schilderswijk, een
woningontsluitingstype dat hij van groot belang
achtte om de bewoners weer meer op de di-
recte woonomgeving te betrekken .

De vernieuwing van de vaillantlaan


De vernieuwing van de vaillantlaan vormt een
breuk met de stadsvernieuwingspraktijk zoals
in het bovenstaande beschreven. Eind 1987
neemt de gemeenteraad een beleidsplan aan
Woningbouw aan het van voor de kostbare integrale vern ieuwing van de
Campenplantsoen, Siza bouwblokken aan weerszijden van deze 1100
meter lange laan, die de hoofdverkeersader van
de Schilderswijk vormt en tevens het economisch hart van de wijk is.
Daarnaast maakt de laan deel uit van de verkeersruit rondom het stads-
centrum.
De redenen voor het besluittotvernieuwing waren divers; een deel van
de bebouwing was zeer bouwvallig; de doorstroming van het verkeer
was zeer slecht; de veiligheid voor fietsers onvoldoende en last but not
least het beeld van de laan voldeed niet meer. Met dit laatste wordt
bedoeld dat zowel in functioneel-planologisch opzicht als in stedebouw-
kundig opzicht de laan verouderd was en het negatieve imago van de
schilderswijk versterkte.

Opzet
In het gemeentelijk plan werd voorgesteld het laan karakter van de
vaillantlaan te versterken door de laan met 10 meterte verbreden, van
22 meter tot 32 meter; de verkeersstromen te scheiden; de laan ruimte
te geleden door op belangrijke kruispunten openbare ruimtes aan te
leggen; de bedrijvigheid te concentreren op de ruimtelijke knooppunten
en de laan van een continue boombeplanting te voorzien. Tevens werd
de behoefte uitgesproken vooreen coherent en hoogwaardig architec-
tonisch eindresultaat, dat het imago in positieve zin zou versterken.

uitwerking
voor de verdere uitwerking van het gemeentelijk beleidsplan werd JO
Coenen aangezocht. Deze ontwierp een stedebouwkundig-Architec-
tonisch Plan, waarin met name de coherentie van het beeld over de volle
lengte van de laan centraal stond. Met een welhaast Berlagiaanse stede-
bouwordent hij de bouwmassa's langs de laan, waarbij de bouwblokken
op elkaar reageren in plaats dat ze op zichzelf staan. De openbare ruimtes
worden door Coenen met arcades omzoomt en moeten de laan met
de omliggende stad verbinden. Naast een aantal stedebouwkundige voor-
stellen ontwikkelde Coenen ook een gevelontwerpsysteem, vervat in
de zogenaamde bouwdoos en naderhand in beton uitgewerkt in de

36 _ _ _ __
gevelcatalOgus.1 Coenen poogt met zijn architectonische richtlijnen de
eenheid te herstellen en reageert hiermee op de lappendeken aan bouw-
initiatieven die het reeds vernieuwde deel van de wijk in zijn ogen is.
De door hem voorgestelde arch itectuur refereert aan de bouwstijl van
de te slopen 1ge eeuwse bebouwing, zonder daarbij historiserend te
werken.

Het door Coenen voorgestelde bouwsysteem betekende wel dat de ge-


meente een extra f 15 miljoen uit het stadsvernieuwinsgfonds moest
investeren om de beoogde architectonische kwaliteit en daarbij horende
gecompliceerde bouwtechniek ook over een bouwperiode van bijna
10jaarte kunnen waarmaken. Tot 2000 moeten er circa 1100woningen
worden gesloopt en vervangen door evenveel nieuwe woningen, moet
25.000 m 2 bedrijfsruimte worden gesloopt en vervangen door 12.000
m 2 en moet de 1100 meter lange laan met 10 meter worden verbreed
en volledig worden heringericht.

Resultaat
Het resultaat van de ingreep tot nu toe is
inmiddels op straat waar te nemen. De stede-
bouwkundige werking van een laan met qua
architectuur en massa gelijkwaardige bouw-
blokken werkt uitermate sterk. De woningen
zijn geliefd om te wonen en de ondernemers
staan te springen om aan de laan hun bedrijf
voort te zetten . Mede als gevolg van de maat-
regelen van ex-staatssecretaris Heerma (afbouw
van de volkshuisvestingssubsidies en afbouw
van de stadsvernieuwingsgeldenl heeft de ge-
meente besloten dat een aanzienlijk deel van
de nog te bouwen woningen langs de laan om- project vailliantlaan in uitvoering
gezet moeten worden van sociale huurwo-
ningen in koop-woningen. De eerste resultaten zijn bemoedigend en
tonen aan dat het "produkt" dat op de Vaillantlaan geboden wordt in
de smaak valt bij potentiële kopers. De extra gemeentelijke investeringen
blijken imago-verhogend te werken.

overigens heeft de verbreding van de laan wel een aantal nieuwe


problemen met zich meegebracht. Er zijn ondiepere bouwblokken
ontstaan, waardoorop een aantal plaatsen smalle binnenterreinen komen
(12-16 meten, die op een andere wijze dan traditioneel gebruikelijk
moeten worden ingericht. Dit is niet altijd eenvoudig. De corporaties
staan op hetstandpunt dat traditionele tuintjes makkelijker te beheren
zijn. De gemeente overweegt evenwel om in het vervolg de binnenter-
reinen op een andere manier, meer gemeenschappelijk, in te richten.
Daarbij is evenwel een vorm van dagelijks beheer onontkoombaar.
Een ander probleem vormt de enorme geluidsh in der als gevolg van het
verkeer. Die geluidhinder leidt er soms toe dat buitenruimtes op een

_ _ _ _ _ 37
ongunstige plek (OP het noorden> gelegen zijn of in een hoek van het
bouwblok.

Gaandeweg het ontwikkelingsproces, dat van idee tot 1e paal ruim 6


jaar geduurd heeft, verschoof het karakter van de vern ieuwingsingreep
van puur buurtgericht naar meer stedelijk gericht. De aloude participatie-
stadsvernieuwing bleek voor een enorm project als de vaillantlaan, niet
goed meer te werken, waardoor het traditionele projectgroep-model
in de uitvoeringSfase losgelaten is. Bouwen voor de buurt werd hier meer
en meer bouwen voor de stedelijke woningbehoefte.

Het ontwerpen met de bouwdoos ondersupervisie van JO Coenen door


diverse architecten, blijkt in de praktijk niet altijd vlekkeloos te werken
en vereist een nadrukkelijke projektcoördinatie vanuit de gemeente,
om binnen de gestelde budgetten (stadsvernieuwingsfonds en BWS)
te kunnen blijven. De deelplanarchitekten hebben soms moeite met de
naar hun mening te geringe flexibiliteit in maatvoering opgelegd vanuit
de gevelcatalogus, of willen een fraaier afgewerkte gevel maken dan
de budgetten toestaan (bv. gepolijst beton ipv. schoon uit de kist!.
Het plan blijkt evenwel flexibel genoeg om overeen periode van 10jaar
veranderingen op te vangen in subsidie- en regelgeving, zonder dat het
uiteindelijke beeld daaronder te leiden heeft. Ook andere functies, zoals
een school of een nog te bouwen moskee, kunnen in het geheel
moeiteloos worden ingepast.

De grootste problemen op dit moment zijn gelegen in de spanning


tussen enerzijds het gewenste woon- en verblijfskarakter van de laan
en anderzijds het vereiste verkeersprogramma. Dit leidtertoe dat in het
uiteindelijke inrichtingsontwerp voor de laan (ook van JO Coenen) en
de pleinen voortdurend geschipperd moet worden tussen verkeerseisen
en ruimtelijke kwaliteit. vanuit eisen t.a.v. de gewenste verkeers-
doorstroming en verkeersveiligheid is meer rijbaanruimte noodzakelijk
als oorspronkelijk voorzien, waarbij soms een verbrokkelde openbare
ruimte dreigt te ontstaan.

Lessen en nieuwe uitdagingen

Er zijn een aantal lessen te leren uit het plan voor de vern ieuwing van
de vaillantlaan. Het wervende karakter van het plan is erg belangrijk
gebleken voor de imago-verbetering en uitstraling van dit deel van de
schilderswijk. Het vriendelijk monumentale karakter van het plan van
Coenen sprak van meet af aan tot de verbeelding en heeft bijgedragen
tot de herkenbaarheid voor de wijkbewoners. Het bleek niet nodig te
zijn om uitgebreide inspraak-sessies te houden om toch een uiteindelijk
produkt te krijgen dat gedragen wordt door de gebruikers.
Het door Coenen ontwikkelde bouwsysteem is flexibel, zowel in stede-
bouwkundig alsarchitectonisch opzicht. Daarmee kunnen ontwikkelingen
in de tijd worden opgevangen, zoals veranderingen in subsidie- of regel-
geving, of in programma. Er is geen nieuw basis plan meer nodig.

38 _ _ _ __
Het plan van Coenen verankert de laan aan zijn stedelijke omgeving en
verbindt op vloeiende wijze de Schilderswijk met de omliggende stad,
zonder dat het daarbij nodig is alle "slechte" architectuur te vervangen .

Elders in de schilderswijk wordt doorgeborduurd op de aanpak van de


vaillantlaan, overigens met aanzienlijk bescheidener financiële middelen.
wel wordt gepoogd voor grotere wijkfragementen plannen te maken
en daarbij nadrukkelijk destedebouwkundig-architectonische eenheid
te bewaken. Zo is voor deelgebied 9 in de Schilderswijk, tussen van der
Vennestraat en Hoefkade, een vernieuwingsplan ontwikkeld met een
duidelijke marktstrategie, gericht op het creëren van een buurt met
een qua inkomen meer gemengde bevolkingssamenstelling. Door middel
van stedebouwkundige ingrepen, zoals de aanleg van een nieuw plein,
moeten herkenbare eenheden ontstaan van diverse woonmilieus (grote
eengezinswoningen mettuin, maissonettes, groepswonen voor (etnischel
ouderen>. De marktstrategie is vooral gericht op het bouwen van
koopwoningen op strategische lokaties, zoals langs delen van de
vaillantlaan .

Vailliantlaan : woningblok

Het plan van Coenen is door zijn flexibiliteit en herkenbaarheid in staat


om 100 jaar mee te kunnen en weet een emotie op te roepen, herin-
neringen op te wekken bij de bewoners en gebruikers. De vaillantlaan
moet weer een echte stedelijke laan worden, die "voornaamheid" uit-
straalt. De mensen kunnen zich identificeren met de geest van het plan
en zodoende kan het plan wellicht bijdragen aan zelfbeheer door be-

_ _ _ _ _ 39
woners, omdat die zich meer verantwoordelijk gaan voelen voor het
geheel. Het plan-vaillantlaan is overigens niet een tovermiddel in de strijd
om een betere leefbaarheid in de schilderswijk. De grote uitdaging blijft
een betere inzet van de wijkbeheerders, zowel gemeente als woningcor-
poraties, omdat door een slecht beheer op complex-niveau veel van de
verworvenheden in no-time afgebroken kunnen worden .

Het plan Vaillantlaan past in de rij van andere grootschalige plannen,


zoals Kattenbroek in Amersfoort, Sph inx Céramique in Maastricht of het
KNSM-eiland in Amsterdam. Anders dan deze plannen betreft het hier
echter een ingreep midden in de bestaande stad. In die zin is dit plan
uniek voor Nederland en kan het een voorbeeld worden voor de stadsver-
nieuwingsaanpak van soortgelijke wijken.
Daarbij zal evenwel meer gemikt moeten worden op inzet van particulier
investeringen, waarbij de overheid met name in de sfeer van de rand-
voorwaarden investeert (openbare ruimte, stedebouwkundige hoofd-
structuurl. Den Haag heeft haar visie op de stadsvernieuwing tot 2005
neergelegd in de beleidsnota "Investeren in vernieuwing" (1994), De
gemeente kiest daarbij nadrukkelijk voor een rol als stimulator van
vernieuwing in plaats van grootinvesteerder in vernieuwing.

Noot:

1 Zie voor een toelichting op de gevelcatalogus de bijdrage van ir. J. Slangen


elders in deze publikatie.

40 _ _ _ __
De Vaillantlaan - een stedebouwkundig architectonisch
plan
______________________________.. 4
JOOp slangen

Over grote lijnen en kleine bouwstenen

Jan Greshof sch ijnt eens gezegd te hebben dat de wereld aan specialisatie
ten onder gaat, en de ontwikkeling van onze steden, zoals die sinds de
t\lv'eede wereldoorlog heeft plaatsgevonden, lijkt daarvan te getuigen.
op elke tocht door nieuwbouwwijken en op elke reis van stad naar stad
langs autowegen blijkt weer hoezeer de samenhang in de nieuw ge-
bouwde omgeving ontbreekt. Soms doet het terugverlangen naar de
nagenoeg uitgestorven stadsarchitect, die grip had op alle bouwactivi-
teiten, van stedebouwkundig niveau tot in detail. Maar met de veran-
derende maatschappij en de verdergaan de specialisatie ontwikkelden
de stedebouw en ruimtelijke ordening zich in de afgelopen decennia
meer en meer tot een kwestie van stedelijke organ isatie en werden stevig
ingebed in bestuursstructuren en processen. Daarmee verdween ook
de kennis en invloed van individuen die bij het maken van keuzes op
hoofdlijnen al zicht hadden op het eindresultaat. Keuzes in verschillende
stadia van het planning- en bouwproces, dat zich over decennia kan
uitstrijken, werden daardoor volledig autonoom, of meer afhankelijk
van politiek en haalbaarheid. Maar de kracht van een stedebouwkundig
ontwerp is afhankelijk van de kwaliteit van de bouwstenen van het plan,
zoals de arch itecton ische kwaliteit van een gebouw in de materialisatie
en detaillering gemaakt of gebroken kan worden.

Hoe gaje, vanuit deze kennis, als architect om met de stedebouwkundige


opgave om in een verbrokkeld en verpauperd gebied als de schilderswijk
weer structuur en samenhang te brengen als je gevraagd wordt de
drukste straat in de wijk om te toveren in een mooie laan?
Kun je tot een herstructering een aanzet geven met puur stedebouw-
kundige middelen als je een strook ter beschikking hebt van ongeveer
1100 x 80 meter waarvan 1100 x 32.00 meter al gereserveerd moet
worden voor infrastructuur?
Wat voor strategieën kun je daarvoor ontwikkelen?

_ _ _ _ _ 41
De situatie

De Sch ilderswijk bood eindjaren 70 een troosteloze aanblik; veel onher-


bergzame plekken, dichtgespijkerde ramen en zelfs de delen die in het
proces van de stadsvernieuwing al waren aangepakt deelden volledig
in de misère.
De wijk was oorspronkelijk gebouwd in de jaren 1850-1930 en werd ont-
wikkeld op een wijze die wij nu als revolutiebouw karakteriseren : lange
smalle straten, ondiepe blokken, smalle verkaveling, stapeling en goed-
kope bouwmethoden. De voor die tijd conventionele ambachtelijke
bouwmethoden zorgden voor een grote eenheid, bijna monotonie, maar
waren in materiaalgebruik en in detail rijker dan de huidige bouw-
produktie voor sociale woningbouw.
Mede door de hechte sociale structuren werd de wijk tot de jaren '70
redelijk positief beoordeeld, ondanks een groot gebrek aan licht, lucht
en ruimte op stedebouwkundig niveau en de erbarmelijke staat waarin
veel gebouwen verkeerden. Met de grote toevloed van allochtonen, die
nog steeds op de onderzijde van de onroerend-goed markt aangewezen
zijn en, net als de oorspronkelijke bewoners, nauwelijks in de positie
om zich tegen speculatie en wanbeheer teweer te stellen, nam de
verbrokkeling en verpaupering van het hele gebied nog verder toe.

Een historisch kader; de stadsvernieuwing in Nederland


De stedebouw van de na-oorlogse periode zoals die overal in stadsuit-
breidingen was toegepast, had weliswaar voor oplossingen gezorgd in
termen van bouwproduktie en logistiek, maar nieuwe ideeën over stede-
bouw en architectuur werden in de meeste gevallen van de praktijk uit
economische overwegingen gebanaliseerd en tot op het bot uitgekleed.
Bestuurlijk werden de grote lijnen uitgezet en vervolgens vastgelegd
in structuurplannen, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Met de
groeiende automobiliteit werd de infrastructuur in toenemende mate
het allesbepalend raamwerk waarbinnen "vlekken plannen" ontwikkeld
werden. Maar ondanks de ontelbare regels ten aanzien van rooilijnen,
profielen, verkaveling en goothoogtes bleek het erg moeilijk de samen-
hang en kwaliteit van de stad daarmee te bepalen. Hoewel het ge-
dachtengoed van de Modernen omarmd werd als Deus ex machina voor-
zover het oplossingen bood in de zin van stedelijke organisatie, ratio-
nalisatie en schaalvergroting, werden overige principes in toenemende
mate veronachtzaamd. zeggingskracht en zorgvuldige vormgeving
werden zowel op stedebouwkun dig als arch itecton isch niveau meer en
meer verwaarloosd. Daarmee verdween de verfijning en werden hele
woonwijken volgebouwd met eindeloze rijen doorzonwonigen of enorme
bouwmassa's die niet voor mensen gemaakt leken te zijn. Architectuur
die nauwelijks meer is dan een optelsom van minimum-eisen, "functio-
naliteit", economie en bouwproduktie-technologie. Gebouwen en wijken
die juist vanwege het feit dat zij volledig autonoom ontworpen werden,
in de opgespoten polder niet méér misplaatst waren dan in de buiten-
wijken van vele steden, en dus om praktische redenen maar overal

42 _ _ _ __
neergezet werden. De leegtes die tussen de bouwblokken overbleven
werden in de meeste gevallen ook geannexeerd door de auto en men
is het er nu wel over eens dat het bijna nergens (hoe moeilijk dit begrip
ook te definiëren is) aangename stedelijke ruimtes opgeleverd heeft.
Men zou deze kritiek nog kunnen wegwuiven door te stellen dat er sprake
was van een noodzakelijke inhaalmanoeuvre, dat men oplossingen zocht
voor nijpende problemen zoals de enorme woningnood, het gebrek
aan licht, lucht en ruimte in de verstopte binnensteden, de steeds maar
toenemende automobiliteit en de hoge arbeidskosten die tot een andere
bouwproduktie dwongen. Maar het is een feit dat van de verworven-
heden die de modernen ons gebracht hadden alleen dfeaspecten over-
leefden die financieel- economisch aantrekkelijk waren .
In de architectuur lijkt het alsof elke minimum-norm en elke nieuwe
oplossing voor verdere besparing de volgende dag omarmd wordt als
een standaard voor het maximaal haalbare in àlle situaties.

Het werd pas echt bedreigend toen men de aanpak voor de stadsuit-
breidingen ook ging zien als mogelijke oplossing voor de problemen
in de binnensteden . In veel gevallen was hier sprake van een andere
inhaalmanoeuvre; onderkomen buurten, verlaten havens en industrie-
terreinen moesten grondig gesaneerd worden . In heel Europa waren
parallelle ontwikkelingen te zien. In veel steden vond op grote schaal
kaalslag plaats, bestaande structuren verdwenen volledig en moesten
plaatsmaken voor grootschalige nieuwbouwplannen .

"Cityvorming" werd een toverwoord (denk bij-


voorbeeld aan Hoog catherijne in Utrecht en
de Metro-tracés in Amsterdam) dat uiteindelijk
zelfs provinciestadjes mee moest stuwen in de
vaart dervolkeren. Een reactie hierop kon niet
uitblijven; In Nederland deden in de jaren '70
het bouwen voor de buurt, de kleinschaligheid,
woonerven en wat we nu "Nieuwe Truttigheid"
noemen hun intrede. Parallel aan een schaal-
vergroting in aanpak ontstond een schaalver-
kleining in beeld en structuur. Men zocht
aansluiting bij de sferen van de binnensteden
en ontwikkelde in de stadsvern ieuwing andere Schilderswijk; experimenteren met nieuwe
stedebouwkundige en architectonische typolo- mat erialen in "frisse kleuren"
gieën . In veel gevallen ontstond een schijn-
werkelijkheid die op geen enkel schaalniveau
kon concurreren met de rijkdom die verdwenen was. In sommige ge-
vallen zoals bij voorbeeld de Nieuwmarktbuurt in Amsterdam, zocht men
naar een combinatie van oud en nieuw.
Maar ook dàt betekende dat de stedebouwkundige samenhangen door-
broken- en sociale structuren aangetast werden. Door de grote complexi-
teit werden strategie en organisatie in de stadsvernieuwing belangrijker
dan samenhang en vormgeving. Bovendien was het bouwproces defini-
tief veranderd. Het ambacht was grotendeels verdwenen, schaalver-

_ _ _ _ _ 43
groting, rationalisatie en prefabricage hadden hun intrede gedaan in
de bouwproduktie. Er werd veel geëxperimenteerd met nieuwe tech-
nieken en veelal goedkopere maar zogenaamd duurzame materialen
in vele "frisse" kleuren.

De Schilderswijk

Ook in de Schilderswijk heeft dit proces plaatsgevonden. Hele blokken


en straten zijn in de stadsvern ieuwingsperiode van de jaren 70 gesloopt
en vervangen door vele verschillende nieuwbouwexperimenten. Daarbij
speelt ook een rol dat ontwerpmogelijkheden van architecten zich meer
en meer beperken tot het uiterlijk van het gebouw, en zij zich steeds
meer gedwongen voelen zich niet ondergeschikt te maken aan een stede-
lijke structuur, maar hun projecten juist aan de buitenzijde een duidelijke
eigen identiteit te geven.
Het lijkt bijna of het uiteenvallen van de sociale structuren gesymboli-
seerd wordt door de verbrokkeling en het ontstaan van een lappendeken
in stedebouw en architectuur. Of is het ook andersom?
Bovendien blijkt dat de vrolijkheid en duurzaamheid van de toegepaste
kleuren en materialen vaak tegenvalt en daardoor zelfs averechts werkt.
De verpaupering wordt nog versterkt.

Oorspronkelijke structuur Schilderswijk Na 20 jaar stadsvernieuwing

De gemeente Den Haag zag dit probleem ontstaan, en zocht naar wegen
om het proces te keren . Eén van de eerste initiatieven die van grote
invloed was voor de ontwikkelingen in de Sch ilderswijk, ontstond onder
het bewind van wethouder Duivesteijn, die daarvoor de kreet
"stadsvernieuwing als culturele activiteit" lanceerde. Dit vormde een
grote omslag in het oplossingsgerichte denken over gebieden als de
schilderswijk. Tot dat moment werd voornamelijk gedacht aan het
repareren van kleine stukjes van de wijk en streefde men er naar om
met de geringe bUdgetten zo veel mogelijk plekjes met zo vrolijk
mogelijke sociale woningbouw te maken.
Duivesteijn introduceerde de portugese architect Siza als ontwerper en
supervisor voor een deelgebied van de schilderswijk. Siza leefde zich

44 _ _ _ __
in de historie en de nieuwe culturele identiteit van de Schilderswijk,
voerde gesprekken met de bewoners en discussieerde met de gemeente.
zelf ontwierp hij enkele blokken op de hoek van de vaillantlaan en de
parallelweg. Hierbij herintroduceerde hij het Haags portiek en zocht hij
voor de woningen een bijzondere nieuwe typologie die geënt was op
de verschillende woongebruiken van de oude en nieuwe bewoners van
de Schilderswijk. De blokken ogen in eerste instantie saai, maar juist de
enorme terughoudendheid in vorm, materiaal en detaillering zorgden
voor een weldadige rust in vergelijking met de lappendeken van de
blokken die daarvoor gebouwd waren . In de volgende projecten die
onder zijn supervisie gebouwd werden ontstond al meer variatie, maar
Siza had een nieuwe toon gezet in de SChilderswijk.

Plannen voor de vaillantlaan hadden zich tot op dat moment ontwikkeld


in de richting zoals dat ook voor de andere stadsvernieuwingsgebieden
gOld: De verkeersproblematiek zou binnen de bestaande rooilijnen opge-
lost moeten worden, de slechtste delen van de laan zouden gesloopt
en nieuw bebouwd worden, bedrijven gesaneerd en geconcentreerd
(Structuurschets Sch ilderswijk, 1979),
Maar in het nieuwe streven van de gemeente ook voor de rest van de
wijk de verbrokkeling een halt toe te roepen , paste de gedachte de
vaillantlaan, als een van de slagaders van de Schilderswijk, tot inzet van
dit beleid te maken . Men ontwikkelde een zeer uitgebreid en gedetail-
leerd Beleidsplan vaillantlaan (1987), De belangrijkste conclusies in dit
beleidsplan waren dat men een meer structurele aanpak van de pro-
blemen van de Vaillantlaan nastreefde; onderzoek had aangetoond dat
een zeer groot gedeelte van de bebouwing slooprijp was en onzekerheid
over de te behouden panden zorgde voor grote onduidelijkheid bij
bewoners en bedrijven . Bovendien konden binnen de bestaande rooi-
lijnen problemen van verkeersveiligheid, verkeersdoorstroming, parkeren,
laden en lossen niet op adequate wijze opgelost worden.
In het beleidsplan was het voorstel gedaan de laan 10 meter te verbreden
en het laan-karakter te herstellen . De Vaillantlaan zou de nieuwe rugge-
graat van de schilderswijk moeten vormen , de verbrokkeling een halt
toe roepen en als een ritssluiting een structurerende invloed moeten
hebben op toekomstige ontwikkelingen in de omgeving.

Maar hoe doe je dat? Hoe kun je invloed uitoefenen op- of een aanzet
geven tot- toekomstige ontwikkelingen in een dergelijke omgeving?
En wat is een "laan"? volgens de van Dale is een laan een ''Weg, aan beide
zijden met een of meer rijen bomen beplant; ook beschouwd als zeer
geschikt om erte wandelen". Het woord laan roept ook iets statigs op.
Maarhoe maak je een "laan" alsje weet datje eigenlijk een autoweg moet
maken die aan weerszijden voornamelijk bebouwd wordt met sociale
woningbouw, waarvan de schilderswijk toch al een staalkaart lijkt te zijn?

_ _ _ _ _ 45
Het plan Coenen (SAP)

In december 1987 kreeg JO coenen, die in zijn werk blijk gegeven had
zich sterk in te zetten voor de samenhang van architectuur en stede-
bouw, van de gemeente Den Haag de opdracht een stedebouwkundig
plan voor de vaillantlaan vorm te geven.
Bestudering van de vaillantlaan binnen de oorspronkelijke structuur en
architectuur van de Schilderswijk leidde ook voor Coenen al in een vroeg
stadium tot de conclusie dat de vaillantlaan veel van zijn oorspronkelijke
glans verloren had. Het laankarakter was ten prooi gevallen aan het auto-
verkeer en parkeren, de openbare ruimte gevaarlijk en chaotisch. De
bebouwing was grotendeels slooprijp, en de eerste blokken die in het
kader van de stadsvernieuwing al vervangen waren, maakten in één oog-
opslag duidelijk wat er zou gebeuren als gehele vaillantlaan op deze wijze
herbebouwd zou worden: De lappendeken die in de rest van de Schilders-
wijk ontstaan was zou hier alleen maar bij elkaar gehouden worden door
het vasthouden aan de oorspronkelijke rooilijnen.

Coenen zag het als zijn voornaamste opgaven de laan een juiste ordening
te geven in de structuur en context van de Schilderswijk, over de totale
lengte een samenhang in ruimte, vorm en beeld te maken en daarbij
te refereren aan het oorspronkelijk karakter. Maar hoe doe je dat?
Alsje de laan beschouwt als een stedebouwkundige ruimte
van 1100x 32 meterkunje hiervoorin principe een duidelijk
stedebouwkundig plan maken, waarbij de eenheid van het
grote geheel en de afwijkingen op bijzondere plekken (bij
voorbeeld pleinen, belangrijke kruisingen en aanhakingen
op de bestaande structuur) duidelijk vormgegeven zijn. Maar
het is in de praktijk van de stadsvernieuwing, en de lange
processen die daarmee gemoeid zijn, een illusie gebleken
dat daarmee een stedebouwkundige ruimte ook in beleving
en beeld de samenhang krijgt zoals die in de Schilderswijk
oorspronkelijk nog wel aanwezig was.

Ook andere middelen die in de loop der jaren in de stads-


uitbreiding en stadsvernieuwing waren toegepast leken voor
een dergelijke ingreep niet afdoende; het vastleggen van
zones, rooilijnen, verkaveling, functie, typologie, profielen,
doorsnedes, daRvormen, materiaalkeuze, maatvoorschriften
etc., kortom het hele pakket van denkbare beperkingen geeft
.. .. . nog geen garantie dat een coherent ruimtelijk beeld of
De Valillantlaan als ntsslUItIng "image" ontstaat. Het zijn dus wellicht noodzakelijke, maar
nietvoldoende voorwaarden. Erwerd verder gezocht; in verhoudingen
en gevelopbouw zoals we die ook in de bestaande Vaillantlaan tegen-
komen, maar ook in andere verhoudingsregels als de Gulden Snede of
de Modulor. Om de mogelijkheden en onmogelijkheden van dergelijke
afspraken op hun waarde te kunnen beoordelen, moeten we even ingaan
op het programma dat op de vaillantlaan voorzien was; Een klein deel
van de oorspronkelijk 200 bedrijven zou min of meer geconcentreerd

46 _ _ _ __
terugkomen. Er moest een basisschool komen , parkeervoorzieningen
half verdiept, en verder voornamelijk sociale woningbouw. Men moet
zich realiseren hoeveel budgeterbij ditsoort programma's beschikbaar
is voor gevels en detaillering, aan hoeveel eisen en normen daarbij vol-
daan moetworden, en daarbij optellen dat erveel verschillende partici-
panten zijn die ook allemaal hun eigen eisen, wensen en voorkeuren
hebben . In het proces dat zich over vele jaren uitstrekt waardoor wijzi-
gingen in beleid, politiek, economie, techniek en personen onvermijdelijk
zijn loopt men een groot risico dat alle mooie ideeën over eenheid en
samenhang vermalen worden in de tijd (denk bijvoorbeeld aan de vele
voorwaarden die in de afgelopen jaren veranderd zijn, de subsidieregels
en het bouwbesluitl. Dat geldt zeker voor een project dat in zijn
financiering toch al kwetsbaar is.
zo rijpte de gedachte om vanuit de andere richting te redeneren . Indien
men erin zou slagen vanuit de kennis over gewenste stedebouwkundige
samenhang, functies, structuren, verhoudingen, materialen en detail-
lering een bouwsysteem te ontwikkelen dat altijd toepasbaar was, zou
men vanuit het gebruik van dit systeem verder een zo groot mogelijke
vrijheid kunnen geven aan opdrachtgevers, ontwerpers, bouwers en
gebruikers. Hiermee kwam het plan voor de Vaillantlaan in een nieuwe
fase: Er ontstond een stedebouwkundig Architectonisch plan {SAPl. De
kern van het plan wordt gevormd door een gedetailleerd stedebouw-
kundig plan en de toepassing van een specifiek voor de vaillantlaan
ontwikkeld gevelsysteem.

"De nieuwe ruimtelijKe structuur"

_ _ _ _ _ 47
Het stedebouwkundig plan
In het stedebouwkundig plan ligt de ruimtelijke karakteristiek vast. De
hoofdbeweging van de vaillantlaan is in één vloeiende lijn over de gehele
lengte getrokken, opgespannen tussen de parallelweg en het Vaillant-
plein; De vormgeving van de bouwblokken en de inrichting van de open-
bare ruimte is aan deze hoofdbeweging ondergeschikt gemaakt, maar
de belangrijkste aantakkingen op de bestaande structuur van de
Schilderswijk, worden verbijzonderd.
Ter plaatse van de parallelweg ("de Put") worden de bestaande karakteris-
tieke keermuren gehandhaafd, en wordt in massa aansluiting gezocht
bij de plannen van Siza.
Tussen de Hoefkade en de van ostadestraat ("stortenbekerboog") wordt
de Stortenbekerstraat aan een kant geëlimineerd en wordt in een vloei-
ende beweging een boOg gemaakt tussen de beide verkeersknopen
("spinnekoppen") om de onduidelijke ruimtelijke situatie meersamenhang
te geven. De bijzonderheid van dit scharnier in de laan wordt benadrukt
door een arcade met winkels en buurtvoorzieningen.
Ook het paletplein, de kruising met de Hobbemastraat (een drukke winkel-
straat die belangrijk is in de structuur van de Schilderswijk en aansluit
op het centrum), wordt extra verruimd en omzoomd met winkels en
arcades. zo vormt het tevens een tussenschakel in de reeks van arcades
die later naar een ontwerp van Rudy uytenhaak in de Hobbemastraat
gebouwd worden. Op het plein, dat aan beide zijden ruimtelijk gemar-
keerd wordt door hogere elementen, komt een tramhalte. (Het volks-
buurtmuseum dathierinmiddelsgerealiseerd is, werd ontworpen voor-
dat het SAP van kracht werd en is in zekere zin een vreemde eend in
de bijtl.
;-~ 'R-)< / .. \. 'ill
.A~ .
' ne -_.
.E$# ':Lé
'ti MJ'
I

= -]
(J \:;:-':- 1' - I C
ij ,es
~l!~
I _tt=:--;::iI-- - _ ,.c ._o __~' I I
'." a 'e!
ijlt Ji t:1W .'.

profielen en doorsneden Specifieke oplossingen en plattegronden

Ter plaatse van het vaillantplein is de rooilijn van het meest noordelijke
bouwblokverteruggelegd om ruimte te maken vooreen plein meteen
rotonde, die als draaipunt fungeert tussen de vaillantlaan, de groene
zone aan de Delftselaan en de doorverbinding naar het Buitenom.
Verder krijgen overige belangrijke kruisingen op de laan een accent in
de bebouwing. Bij de inrichting van de laan wordt het profiel aangepast

48 _ _ _ __
en 10 meter verbreed, er worden vrijliggende fietspaden gemaakt en
er wordt weer ruimte gecreëerd voor bomen. De doorgaande boomrijen
aan weerszijden zijn een belangrijk structurerend element.
In de voorstudies voor het stedebouwkundig plan zijn mogelijke verkave-
lingen, ontsluitingen, plattegronden en doorsnedes onderzocht. Dit was
met name van belang omdat door de verbreding van de laan de toch
al zeer geringe diepte van de bouwblokken nog verder gereduceerd
wordt. zo ontstonden er een paar blokken waaraan Coenen de code
SOS verbond, en daarom een verkaveling in dwarsrichting voorstelde.

Het Cevelsysteem

De ontwikkeling van het gevelsysteem is gebaseerd op meerdere over-


wegingen; zoals eerder vermeld kende de vooroorlogse bouwproduktie,
ondanks de grote verschillen in typologie en architectuur, een sterke
samenhang die grotendeels terug te voeren was op conventies en ge-
bruiken in verkavelings- en bouwmethoden. Het ambachtelijk bouwen
speelde in de rijkdom van materialisatie en detaillering een grote rol
Ook in de schilderswijk was dit het geval.
Huidige produktiemethoden zijn er juist op
gericht de factoren arbeid en tijd zoveel
mogelijk te beperken. prefabricage en assem-
blage worden steeds belangrijker. Dit is echter
alleen zinvol bij een verregaande standaar-
disering. Daarbij komen nog de vele voor-
schriften, normen en eisen. Dit heeft uiteraard
allemaal grote invloed op de keuzemogelijk-
heden in structuur, vormgeving en detail, want
normaalgesproken is in de sociale woningbouw
het geld al op vóórdat men aan alle voor-
schriften en wensen heeft voldaan. (Het be- Ambachtelijk bouwen
perken van subsidiemogelijkheden en het priva-
tiseren van woningbouwcorporaties werpt dan ook een heel ander licht
opalIe beleidsvoornemensen fraaie nota's die onderfantasievolle titels
als "ruimte voor architectuur" verschijnenl.

Het is dan ook niet verbazingwekkend dat er in het verleden zowel door
de bouwindustrie als door ontwerpers vele methoden van standaardi-
sering en systeembouwzijn ontwikkeld. Meestal vanuit de gedachte van
rationalisering van het bouwproces werden zo open mogelijke systemen
ontwikkeld, waarbij in het gunstigste geval aan het eind van het ontwerp-
proces de esthetiek niet volledig vergeten werd.
Hier was het proces omgekeerd; vanuit een gedachte over het eindbeeld
werd gezocht naar een systeem dat wel coherentwas, maar dat, anders
dan bij prefabricage voor één specifiek gebouw, verder zo veel mogelijk
vrijheid aan de verschillende ontwerpers zou geven. In de voorstudies
werden dan ook zoveel mogelijk uiteenlopende varianten van functie,
typologie en ontsluiting onderzocht. Juist hetfeit dat het systeem over
de gehele laan toegepast zou worden, maakte het mogelijk veel energie,

_ _ _ _ _ 49
tijd en geld in de ontwikkeling ervan te
investeren, en veel aandacht te schenken
aan de keuze van materiaal, kleur en
detaillering. zowerd erbijvoorbeeld veel
geëxperimenteerd met verschillende
samenstellingen en natuursteentoeslagen
om de juiste kleurcombinaties te vinden
voor de versch iIIende betonelementen die
in de gevels verwerkt werden .
Het systeem heeft een sterke horizontale
geleding en geeft een driedeling in de
gevel: Een hoge plint waarin de half ver-
diepte parkeergarages, trappenhuizen ,
woningen, en winkels opgenomen kunnen
worden, een tussen deel voor twee of
meer woonverdiepingen en een kroon-
laag, die meestal met een setback wordt
uitgevoerd. Daarnaast zijn er aanvullende
Matrix middenstuk, blokdiepte 8,20 meter elementen voor arcades en bijzondere
voorzieningen. Over de gehele lengte van
de laan lopen horizontale banden die refereren aan het beeld van de
oorspronkelijke bebouwing. Daartussen worden verdiepinghoge raam-
en gevelelementen geplaatst. Alle elementen zijn uitgevoerd in prefab
beton, in verschillende afmetingen en kleuren. De gesloten geveIelemen-
ten worden ingevuld met baksteen . Door de diepe neggen in de geveI-
elementen (waaraan Franse balkons gekoppeld kunnen wordenJ en de
zware horizontale banden krijgt de gevel diepte, terwijl het vlak toch
intact blijft.
Om de verschillende architecten meer vrijheid te
geven in structuuren plattegrond-ontwikkeling werd
aanvankelijk uitgegaan van een zelfdragend, volledig
geïntegreerd gevelsysteem, maar in de loop van het
proces moest deze filosofie verlaten worden, omdat
met name vanuitaannemerszijde bezwaren rezen . Men
wilde persé met tunnelbekistingen kunnen werken
en voorzag bouwfysische en constructieve problemen
bij andere woningscheidende constructies.
Het systeem, dat aanvankelijk meer dan 300 verschil-
lende elementen omvatte, werd ontwikkeld in samen-
werking met een betonfabrikant, verschillende aan-
nemers, en opdrachtgevers die bij de eerste fase
betrokken waren. Dit leidde tot heftige discussies, niet
in de laatste plaats omdat men niet gewend was dat
esthetische overwegingen een zo dwingende rol speel-
den bij prefabricage, en men moest tot het uiterste
gaan om het systeem technisch en financieel haalbaar
te maken. Uiteindelijk lukte dit alleen dankZij het feit
dat de gemeente nog een forse subsidie op de gevels
Opbouw van de gevelelementen gaf.

50 _ _ _ __
'De bouwdoos' proefopstelling

De vraag was natuurlijk hoe architecten met dit gegeven zouden omgaan;
in hun contract verplichten zij zich weliswaar het systeem toe te passen,
maar de een past het met meer enthousiasme toe dan de ander. Om
alle betrokkenen meer inzicht te geven in de mogelijkheden van de
gevels werd een bouwdoos met alle elementen op schaal gemaakt. Bij
de beperkte ontwerpmogelijkheden in de sociale woningbouw is de gevel
voor architecten een van deweinigeelementen waaraan zij hun ontwerp-
signatuur kunnen verbinden en daarmee is het voor velen een zware
opgave zich juist hierin vOlledig ondergeschikt te maken aan de stede-
bouwkundige samenhang. In ieder geval hoeven zij over de kosten die
in de gevel geïnvesteerd worden geen discussie meer voeren. Sommigen
vinden dat de gevel te zwaar op het budget drukt, anderen zouden
hieraan meer geld willen besteden, en eigenlijk bewijst dat, vanuit de
stedebouwkundig oogpunt, al de juistheid van de gevolgde strategie.
Doordat men na de bouw van het eerste bouwblok al inzicht had in de
werkelijke mogelijkheden en kosten van het gevelsysteem verliepen
volgende aanbestedingen zonder grote problemen op dit punt.

Supervisie
Om tijdens de jaren van uitvoering greep op het proces te houden en
in te kunnen spelen op ontwikkelingen tijdens de rit, werd Jo Coenen
aangezocht als Supervisor. In deze rol toetst hij plannen op hun inpassing
in het stedebouwkundig plan, hoofdopzet en gevelbehandeling. Boven-
dien is het nodig gebleken aanvullende varianten op de gevelelementen
te ontwikkelen om tegemoet te komen aan de wensen van verschillende
architecten en opdrachtgevers.

De openbare ruimte
Lange tijd was de openbare ruimte het stiefkindje van de stedebouw.
Het was datgene wat er overbleef nadat bebouwing gerealiseerd was
en de voor de auto noodzakelijke infrastructuur was uitgevoerd. Bij het
ruimtelijk ontwerp voor de vaillantlaan maakt de openbare ruimte deel
uit van het concept; het is het interieur van de stad en in zekere zin is

_ _ _ _ _ 51
de bebouwing opgevat als de begrenzing van deze ruimte, waarin de
afwisseling van laan, straat, plein en arcade een belangrijke rol speelt.
Natuurlijk is de verkeersafwikkeling hierop van grote invloed. omdat
de laan als een ritssluiting in de schilderswijk moet gaan fungeren wordt
ook hierin een grote rust, samenhang en overzichtelijkheid voor àlle
gebruikers (voetgangers, fietsers en auto'sJ nagestreefd. De vaillantlaan
is niet overal even breed en bevat enkele gecompliceerde verkeers-
knopen die ook ruimtelijk voor verwarring zorgden. Omdat dit niet overal
door ingrepen in de bebouwing op te lossen is, is gezocht naar conti-
nuïteit en eenheid in het straatprofiel, in de bomenrijen, in de bestrating
en detaillering over de gehele lengte van de laan.

Bomen als structurerend element Detailleren tot de laatste tegel

De verkeersbelasting is echter enorm, en deze zal alleen nog maar toe-


nemen, want inmiddels heeft de Gemeente Den Haag besloten dat de
vaillantlaan deel zal uitmaken van de Binnenruit, de rondweg om het
centrum heen. Daardoor ontstaan felle conflicten. want de gemeente
krijgt voor het aanleggen van deze rondweg een aanzienlijke subsidie
van het rijk, onder de voorwaarde van een optimale doorstroming voor
het autoverkeer. Maar alle verkeersmaatregelen hebben grote invloed
op de vormgeving, beleving en overzichtelijkheid van de openbare
ruimte voor de overige gebruikers. voor elke busstrook of in- en uit-
voegstrook die voor een optimale doorstroming noodzakelijk wordt
geacht, sneuvelen bomen, moet het fietspad afbuigen, wordt het trottoir
versmald, de detaillering a~ngepast en dus het totale profiel aangetast.
Een ander voorbeeld is de rotonde aan het vaillantplein die vanuit stede-
bouwkundige overwegingen gewenst is en die binnen de oorspronkelijke
uitgangspunten verkeerstechnisch voldeed, maar zwaar onder druk komt
te staan bij de nieuwe verkeersprognoses. Daardoor kan een laan van
1100 meter gemakkelijk veranderen in een autoweg met een opeen-
stapeling van incidentele oplossingen.
vanwege de complexiteit van deze problematiek, en de implicaties voor
het verkeersregime in de schilderswijk, is een ontwerp-overleg in het
leven geroepen, waarin plannen besproken en verder ontwikkeld
worden. Hierin zijn ook de gemeentelijke afdelingen verkeer, groen,

52 _ _ _ __
stedebouw en civiele techniek vertegenwoordigd. In het ontwerpoverleg
blijkt hoe moeilijk het is om vanuit de tegenstellingen tussen de verschil-
lende disciplines tot een samenhangend totaalplan te komen.
Met de intentie de openbare ruimte op te vatten als het interieur van
de stad is voor de materialisatie en detaillering van het kamerbreed tapijt
aansluiting gezocht bij de sfeer die ook in de gevels terug te vinden is.
De oorspronkelijke keuze voor baksteen-bestrating bleek echter niet
haalbaar, zodat hiervoor noodgedwongen uitgeweken moest worden
naar beton materiaal meteen natuursteentoeslag. Ook bij de uitvoering
is sprake van een leerproces; de eerste stukken die aangelegd werden
waren nog rommelig en vervuilden snel; hierin moet nog verbetering
gebracht worden. Bij de verdere uitwerking van de inrichting van de
openbare ruimte, die nu aan de orde is, is het streven erop gericht ook
voor verlichting en straatmeubilair een grote terughoudendheid in acht
te nemen.
Eenvoud en kwaliteit die lang mee kan, bijna onopvallend aanwezig is,
maar in stilte bijdraagt aan het karakter van de laan, en de openbare
ruimte aan de gebruikers laat.

De stand van zaken


In middels is het plan voor de vaillantlaan volop in uitvoering. Een aantal
blokken zijn in gebruik, de meeste in aanbouw, en enkele nog in voorbe-
reiding . Bij de planning en fasering is men uitgegaan van bestaande
eigendomssituaties, eerdere toezeggingen aan de bewoners en de bouw-
kundige staat van de bestaande bebouwing; daarbij heeft men geaccep-
teerd dat er jarenlang sprake zou zijn van een rommelige overgangs-
situatie. Het zal nog enkele jaren duren voordat ook de infrastructuur
volledig is aangelegd en de bomen een echte bijdrage aan het totaal
kunnen leveren. Maar het is nu al duidelijk dat door het SAP systeem
een grote eenheid en samenhang over de volle lengte van de laan zal
ontstaan . Hetsysteem levert wel enige beperkingen op met betrekking
tot daglichttoetreding en plattegrondontwikkeling, maar is ook flexibel
genoeg gebleken om in bijzondere situaties bruikbaar te zijn .

Assemblage van de gevelelementen Uitzicht vanuit een hoekwoning

_ _ _ _ _ 53
-- --~--------------------.

De bewoners van de Schilderswijk lijken enthousiast over de nieuwe laan,


en de extra investeringen die de gemeente hier gedaan heeft lijken
achteraf gerechtvaardigd te worden door het feit dat men er bij de plan-
vorming nog vanuit ging dat realisatie alleen mogelijk was met een invul-
ling van goedkope gesubsidieerde huurwoningen, terwijl men nu niet
aan de vraag naar grote koopwoningen kan voldoen. De Vaillantlaan
belooft dus inderdaad een bijdrage te leveren aan een herwaardering
van de Schilderswijk.

BasisschOOl met woningen

Over lange lijnen - een recept voor stadsvernieuwing?

Het SAP-systeem is een maatkostuum voor de Vaillantlaan en een derge-


lijke aanpak is niet overal geschikt.
Maar sinds het ontstaan van de eerste nederzettingen zijn er conventies
en afspraken geweest die zorgden voor organisatie en structuur.
Bij de planmatige stedebouw zoals we die kennen van de Romeinen,
de Bastiden of steden als Karlsruhe, zijn de grote structurerende lijnen
het uitgangspunt geweest. In vigevano, parijs en Berlijn zijn ze later in
het organisch weefsel uitgesneden . Sinds het Amsterdam van Berlage
en de Ville Radieuse zijn de problemen veranderd en is het tempo waarin
we grote veranderingen kunnen realiseren enorm toegenomen. Maar
of je nu de grootschalige aanpak van Lille door Koolhaas of de kleine
eenheden van Soeters op het Java-eiland bekijkt; altijd staat de zoektocht
centraal om vanuit de samenhang en organisatie van het geheel te
zoeken naar de balans tussen regels en vrijheden voor de bouwstenen .
Er is ook in de afgelopen jaren veel geëxperimenteerd met methoden
om de stad te maken of te herstellen.

54 _ _ _ __
Stedebouw heeft tegenwoordig meer met strategie en organisatie te
maken. Maar in strategie en organisatie kunnen mensen niet leven. De
Stadsarchitect die het proces van de grote lijnen tot de laatste steen
kon sturen is nagenoeg uitgestorven. De problemen worden steeds com-
plexer, disciplines groeien uit elkaar, het terugtreden van de overheid
en de voortschrijdende privatisering hebben niet allen tot gevolg dat
veel ambachtelijke kennis en inzicht in de materie bij de overheid
verdwijnt en verdrongen wordt door procesbeheersing en management,
maar ook dat het algemeen belang één van de deelbelangen wordt.
publiek-private samenwerking lijkt dan ook alleen maar verantwoord
als de overheid hierin een sterke positie heeft. Maar veel steden worden
tegenwoordig gemaakt door beleggers en ontwikkelaars. Tijd = geld,
het rendement op investeringen wordt over een termijn van 25 jaar
tot drie cijfers achter de komma doorgerekend. Dat betekent dat risico's
vermeden moeten worden, er moet een "produkt" verkocht worden
en daarvoor moet dat produkt weliswaar een eigen image of een "hoge
attentiewaarde" hebben, maar verder voldoen aan de grootste gemene
delers van de markt. En de markt is mode-gevoelig. Bekende namen met
grote reputaties worden ingeschakeld om tot enorme ingrepen in de
stad te verleiden of deze te rechtvaardigen . Dat kan een verrijking zijn,
maar brengt ook grote risico's mee: veni, vidi, vici .. foetsjie; grote namen
komen en gaan, maar de grote projecten bepalen voor lange tijd het
karakter van hele steden . Supervisie is daarom niet alleen een middel
om ontwerpers invloed uit te laten oefenen op het eindresultaat, maar
ook om hun te committeren tot en met de realisatiefase. Dat vereist
veel geduld en verantwoordelijkheidsgevoel van de ontwerpers. Want
de schaalvergroting wordt noodzakelijk geacht om plannen financierbaar
te maken. Schaalvergroting en rationalisatie zijn de toverwoorden bij
de planning, bij de verkaveling, in het bouwproces en in het beheer.
Maar met de huidige bouwproduk-
tietechnieken, waarbij standaard-
structuren in beton gegoten
worden en onaantastbaar zijn zo-
lang hele bouwblokken in bezit en
beheer zijn bij één instantie (en dat
kan zeker 20-30jaar duren), kan de
stad zich niet meer transformeren
en groeien in de tijd. Daarmee ver-
dwijnt een van de belangrijkste
voorwaarden die in onze binnen-
steden zorgen voor de verras-
singen en de rijkdom aan bele-
vingen . Het verleden heeft aan-
getoond dat ook een nagebootste
fijnkorreligheid hiervoor geen Arcade StortenbekerbOog
oplossing kan bieden . Anderzijds
vervalt het maken van volledig open structuren ook bijna per definitie
tot een enorme onduidelijkheid en kleurloosheid, zoals we in vele voor-
beelden kunnen zien. Het werkelijk vormgeven van de stad tot de laatste

_ _ _ _ _ 55
steen blijft essentieel omdat alleen daardoor een sfeer kan ontstaan die
reacties oproept en de aanzet tot verandering en nieuwe ontwikkelingen
kan zijn. stedebouw is een vak waarvoor veel geduld en uithoudings-
vermogen belangrijk zijn.

volgens Moneo ontstaat architectuur uit een dialoog tussen de locatie


en de vrije ideeën van de architect. ook in de stedebouw blijven maat-
kostuums onontbeerlijk en goede kleermakers blijven noodzakelijk om
maatkostuums te maken of te verstellen.

gevel~~~.:::7J::~

Gevelaanzicht blok 1

56 _ _ _ __
De vaillantlaan, een lange lijn in de stad;
een oordeel vanuit stadsvernieuwing
en woningontwerp
Hein de Haan
------------------------------5
Deze reactie op de plannen voor de vaillantlaan in de Haagse schilderswijk
bestaat uit verschillende onderdelen. Eerst worden de positieve kWali-
teiten van deze 'lange lijn' belicht, daarna wordt de operatie kritisch
beschouwd in het licht van de stadsvernieuwing en vervolgens de
gevolgen voor het ontwerp van de woonblokken die de laan begeleiden.
De kritiek op het planningsproces en op de ontwerpmogelijkheden voor
de woonblokken is voor een groot deel ook op andere grootschalige
ingrepen in de bestaande stad van toepassing.

De stadsvernieuwing in de Sch ilderswijk heeft vooral stedebouwkundig


gezien tot voor kort weinig kWaliteit opgeleverd: de verschillende
nieuwbouwprojecten maken van de wijk een lappendeken, een duidelijk
stedebouwkundig regime ontbreekt: de architecten hebben elk een
eigen (buitenwijk-)verkavelingsopzet ontwikkeld die abrupt stopt bij het
produkt van hun vakbroeders en die ook slecht aansluit op de aanwezige
stad. De heldere structuur met lange straten uit de negentiende eeuw
wordt op willekeurige plaatsen onderbroken, dichtgezet of maakt opeens
plaats voor een vrijgesloopte ruimte: een park. De blinde muren van
bergingen op de begane grond begeleiden de voetganger, boven hem
steken de balkons ver uit in het straatprofiel, aansluitingen van oud op
nieuw kloppen niet en leveren de meest vreemdsoortige ruimtevormen
op. Onevenwichtige staatprofielen vergroten de ruimtelijke chaos, dode
hoeken met alweer blinde muren in de nieuwbouwverkaveling nodigen
onze voetganger uit om daar zijn plasje te komen doen.
Langdurig braakliggende stukken grond geven aan dat de gemeente
Den Haag de planningsaspecten van de stadsvernieuwing nog steeds
onvoldoende beheerst en daarom wordt gestraft met extra rente-
verliezen en een onnodige 'kuil' in het aantal bewoonde woningen tijdens
het proces.
Een uitzondering moet bij dit alles worden gemaakt voor een aantal
recentere projecten direct ten noorden van de spoorbaan, bij het station
HOlland spoor en rond het zuidelijke deel van de vaillantlaan, waar de
nieuwe straten wel goed aansluiten op de oude Wijk.

_ _ _ _ _ 57
De introductie van een bijzonderstedelijk element, de nieuwe Vaillantlaan
als een honderden meters lange stadsboulevard meteen sterke merlag-
iaanse) eenheid in de begeleidende straatwanden kan in dit verband
worden opgevat als een daad van barmhartigheid jegens de tot voor
kort stedebouwkundig zo misdeelde Schilderswijk. Het westelijke deel
van de wijk krijgt door deze ingreep duidelijk meer samenhang en allure,
men kan er weer trots op zijn om hier te wonen of te werken.
Ook de door Coenen ontwikkelde 'bouwdoos' van gevelelementen is
een vrolijke uitdaging aan de architecten om met dit gereedschap aan
de gang te gaan . De zorgvuldige detaillering levert een diepe gevelzone
op, die aan de buitenzijde voor scherpe schaduweffecten zorgt en van
binnenuit een beschuttende werking oplevert voor de bewoners. Het
aantal mogelijke varianten die met deze bouwdoos ontwikkeld kunnen
worden is zo groot dat er hierdoor vrijwel geen beperkingen worden
opgelegd aan de achterliggendewoningtypen . Ook de bedrijfsruimten
op de begane grond en de reeds gerealiseerde school laten zich zo op
het oog moeiteloos opnemen binnen het gestelde 'bouwdooskader'.
Anderzijds is de overeenkomst tussen de elementen ('blokken' of 'stenen')
uit de bouwdoos groot genoeg en is de verticale 'orde' in de nieuwe
gevels sterk genoeg om de bedoelde formele samenhang over de volle
lengte van de laan te garanderen.

vanuit de stadsvernieuwing bezien liggen de voornaamste bezwaren


tegen het plan bij het beoogde uitvoeringstempo en in samenhang
daarmee bij de voorgenomen verbreding van de Vaillantlaan.
Haar Amsterdamse zusje de KNSM-Iaan kan in enkele jaren worden afge-
bouwd omdat het hier om een typisch stedelijk herstructureringsgebied
gaat waar de bestaande bebouwing slechts incidenteel wordt gehand-
haafd. Opvallend genoeg zijn voor dit handhaven reeds flinke
deformaties in het plan voor het KNSM eiland noodzakelijk, zoals het
blok van Kolhoff rond het bestaande gebouwtje Levantkade 8 laat zien .
De vaillantlaan loopt echter dwars door een landelijk bekend stads-
vernieuwingsgebied: de schilderwijk. De nu aanwezige bewoonde en
als bedrijf in gebruik zijnde bebouwing langs de laan is wisselend van
technische kwaliteit.
Ervaringen uit andere wijken in verschillende steden leren niet alleen
dat een beoogd relatief snel vervangingsproces over een dergelijke
lengte niet alleen doorgaans flink tegenvalt voor wat betreft de
benodigde tijdsduur, maar maken bovendien duidelijk datje zO'n snelle
vervanging eigenlijk niet zou moeten nastreven.

De verwervingsproblemen, de herhuisvestingsprocessen, de te ver-


plaatsen bedrijven, de ingediende bezwaren, de onzekerheden rond
de beschikbare fondsen voor de komende tijd en de huurverhogingen
van de afgelopen jaren kunnen afzonderlijk en in verschillende
combinaties als vertrager en stoorzender optreden tijdens de vervanging.

De Haagse politieke en ambtelijke organisatie van de stadsvernieuwing


staat bekend als uitermate onbeholpen . op zich geen enkel probleem,

58 _ _ _ __
immers: wie vraagt daar om een efficiënte overheid? laat de overheid
toch alstublieft traag en rechtvaardig zijn (veel werkgelegenheid) en tijd
bieden voor reacties en tegenvoorstellen! hoe zouden onze steden er
uitzien als de gemeenten de afgelopen twintig jaar slagvaardig en met
ruim voldoendefondsen hadden geopereerd? Liever hetgeanimeerde,
misschien wat chaotische, maar toch democratische stadsdebat dan het
optreden van een nieuwe 'Hausmann '!
zodra deze organisatie echter als motor moet dienen voor een zich over
meerdere jaren uitstrekkende voortvarende aanpak van een strip in de
schilderswijk (eigenlijk een strip met kaalslagplannen, omdat de blokken
worden vervangen ongeacht hun techn ische kwaliteit) rijzen de nodige
twijfels.
De conclusie uithet voorgaande is dat er rekening mee moet worden
gehouden dat voor het uitvoeren van de plannen voor de vaillantlaan
een aanzienlijk langere periode nodig zal zijn dan nu wordt ingeschat.

Deze te verwachten langere uitvoeringsperiode vraagt op drie punten


om een andere aanpak:

- Ten eerste een planning die beter inspeelt op het gefaseerd


vervangen van de oudbouwblokken en daarmee een goed gebruik
mogelijk maakt van de kwalitatief redelijke bestaande bebouwing
die nog enige tijd meedoet als betaalbaar onderdak en zo de over-
gang van oud naar nieuw voorwat betreft de lasten voorwoningen
en bedrijven minder hardhandig doet verlopen; hierbij geldt steeds
het genoemde doel: tijdens het proces zoveel mogelijk woningen
bewoond en bedrijfsruimte in gebruik houden .
- Ten tweede een programmering voor de nieuwbouwblokken die
nauwkeurig in de tijd kan reageren op veranderingen in de maat-
schappelijke vraag en mogelijkewijzigingen in de financieringsvorm,
de budgetten en het door de financiën en de contingenten bepaalde
uitvoeringstempo.
- Ten derde een ruimtelijk ontwerp dat goed reken ing houdt met een
lang naast elkaar bestaan van oude en nieuwe bouwblokken.

Dat dit laatste punt als gevolg van de voorgenomen verbreding moeilijk-
heden oplevert is in dit stadsvernieuwingslaboratorium schaal 1 op 1
reeds goed waarneembaar: door de plaatselijk bredere vaillantlaan zetten
de overigens fraaie nieuwbouwblokken de overlevende oudbouw op
het verkeerde been, onafgewerkte zijgevels steken in de stedelijke ruimte
en roepen als het ware om verlossing door de sloopcontainer. Hierdoor
wordt het 'boulevard-effect' uitgesteld tot de volledige voltooiing van
het plan, tot die tijd (tien jaar of meer?) moeten we het doen met een
vaillantlaan die lijkt te zijn opgebouwd uit een reeks van geschakelde
pleintjes.

zoals hierboven al gesteld kan hettoepassen van de blokkendoos voor


een goedewoningbouwarch itect nauwelijks problemen opleveren, het
lijkt eerder een spannende nieuwe ervaring.

_ _ _ _ _ 59
De zorgen rond het woningontwerp liggen op een ander terrein . Door
de verbreding van de laan worden de toch al niet ruime begeleidende
bouwblokken vijf metersmaller en komen meermalen uit op een breedte
van 25 meter. De voorgestelde principe-uitwerking laat zien dat men
dit denkt op te lossen door bouwdiepten van acht meter en een binnen-
terrein van 9 meter. Deze geringe dieptematen leveren brede en daar-
door dure woningen op, die zich in een stedebouwkundig keurslijf
bevinden. Waarom is achter de strenge orde van de gevelwanden niet
gekozen voor een veel grotere formele en programmatische vrijheid
daarachter, die meer ruimte kan bieden voorbijzondere programma's?
Denk bijvoorbeeld aan kammetjes-, torentjes- of passageblokken of aan
een bijzondere oplossing zoals de reeds gebouwde school laat zien. Wat
dit betreft zou het veel interressanter zijn geweest om bij de uitwerking
niet datgene wat achter de gevels ligt voorbarig en onhandig vast te
leggen, maar juist de laan ruimte tussen de nieuwe gevels verder in te
richten met goede profielen, zonering en inrichting zoals de voorbeelden
uit parijs of Barcelona ons laten zien.

60 _ _ _ __
Diversiteit en Context
De VaRa-strook A'dam als antwoord
______________________________ 6
Hans van Beek'

Verslag: P. Jannink

'stedelijke vern ieuwing en stadsvernieuwing als ontwerpstrategie hebben


de afgelopen jaren geleid tot diverse plannen waarbij niet een enkele
wijk maar de relatie met de stad als geheel centraal staat. Experimenten
laten nieuwe plantypen zien waarbij sprake isvan een nieuwe betekenis
in stedebouwkundige plannen'. zo werd de discussie rondom de verschil-
lende ontwerpstrategieën in de stedelijke vernieuwing en stadsver-
nieuwing geopend.
Hieruitzou geconcludeerd kunnen worden dat totvoor kort in de stads-
vernieuwing de wijk centraal stond en dat nu de stad als geheel meer
en meer aandacht krijgt.
Dit is echter niet het geval: lange tijd was van echte stedebouw nauwelijks
sprake en waren de plannen meer op zichzelf staande bouwvolumen
dan dat ze een bijdrage leverden aan ruimtelijke ontwikkeling van de
wijk of zelfs van de straat. In bijvoorbeeld de Schilderswijk in Den Haag
isjarenlang een stedebouwkundig ad hoc beleid gevoerd waarbij alleen
de omvang van de woningproduktie van belang was en waar in plaats
van stadsvernieuwing eerder sprake was van stadsvernieling. straten
werden verzamelingen woonblokken. Rooilijnen sprongen alle kanten
op. straatgevels kregen het karakter van tuingevels. Dit was niet alleen
het geval in de schilderswijk maar dit was een landelijk beeld.
De roep om meer samenhang en een betere stedelijke inpassing is het
gevolg. Zo ontstaan grootschalige plannen en wordt gezocht naar meer
allure in de plannen. Het juiste antwoord op de vraag van de plek, de
wijk, de stad wordt belangrijk.
Ons eigen werk van atelier PRO was zeker in het begin een reactie op
deze ongenuanceerde woningbouwpraktijken. Altijd werd getracht een
aansluiting te vinden en een bijdrage te leveren aan de plek, de situatie,
de stad. Aan de hand van een aantal gerealiseerde projecten wordt dit
geïllustreerd.

Entrepot west· Amsterdam


In 1988 namen we deel aan de meervoudige opdracht omtrent het
Entrepot-west gebied in Amsterdam. De DRO (Dienst Ruimtelijke Ordening,
Amsterdam) stelde hier het stedebouwkundige schema van een carré

_ _ _ _ _ 61
voor, waarbinnen 550 woningen in de sociale sector gerealiseerd zouden
moeten worden. Wij hebben echter het stedebouwkundige schema van
de gemeente omgebouwd en aangetast, zodat een betere dialoog kon
ontstaan tussen de nieuwe en de paar bestaande elementen .

Oorspronkelijk stedebouwkundig plan DRO Schetsontwerp PRO


Amsterdam Entrepot west

Aan de ene kant zeg ik; de stedebouwer kan niet duidelijk genoeg zijn,
laat die maar eens zijn beperkingen stellen. Aan de andere kant kan een
stedebouwkundig schema veel te rigide zijn. Dat is dodelijk, wanneer
er niet een mogelijkheid geboden wordt er iets mee te doen .
Het schema van de DRO neemt ook één man ier van wonen als uitgangs-
punt <namelijk het wonen in één superblokl Door het doorbreken van
het schema konden we zowel in ruimtelijke als sociale zin een grotere
mate van diversiteit binnen het plan bewerkstelligen .
Door het invoeren van de slinger over het havenbekken
ontstond een dialoog met de weinige bestaande elementen
(boom en douane-gebouwtje), waardoor het plan een extra
dimensie kreeg in de tijd. Hierdoor kreeg je tevens een
ruimtelijke diversiteit en een verscheidenheid aan woon-
sferen.
De opdracht om 550 woningen in alleen de sociale sector
te realiseren ging in tegen onze wens om een veelvoud aan
verschillende woonsferen te realiseren. Ter vergelijking:
weeber maakte in zijn peperklip ook ongeveer 550 woningen
in de sociale sector en ook de peperklip is gesitueerd in een
vergelijkbaar gebied. Dus we hebben al direct ingebracht
dat het kapot maken van het monotone schema van het
carré aanleiding moest zijn om ook in de woningcategorieën
een grotere diversiteit aan te brengen . Daarom zijn er al
direct koopwoningen opgenomen. Want als je diversiteit wil
maken omdat je denkt dat dit op die plek in de stad een
goed antwoord is, een goede bijdrage levert aan de stedelijk-
heid, dan kan je die koopwoningen gebruiken als krenten
Entrepot west Amsterdam in de pap. Dus enkel en alleen die ene woningcategorie
binnen dat grote carré.

62 _ _ _ __
NONK (Nieuwbouw Oranje Nassau Kazerne) - Amsterdam
De DRO van de gemeente Amsterdam stelde op deze plek het stedebouw-
kundige schema van gesloten bouwblokken voor, mede uit het oogpunt
van sociale veiligheid. Echter, de strook langs de Singelgracht is door
de tijd heen de stedebouwkundige vuilnisbak van Amsterdam geweest
en heeft van oudsher het karakter van een verzamelplaats van allerlei
bijzondere bebouwingen . Daar waar het gesloten bouwblok in de aan-
grenzende Dapperbuurt een prima schema is, zou deze langs de Singel-
gracht typologisCh fout zijn . Juist om de bijzonderheid van deze strook
te benadrukken, moet je daar wat anders toepassen. Tevens vonden
we het jammer dat het zicht vanuit de Linnaeusstraat op het centrale
deel van de oude kazerne door het schema van de DRO weggepoetst
zou worden .

Oorspronkelijk plan DRO voor nieuwbouw NONK Stedebouwkundig plan PRO NONK Amsterdam

De grachtenpanden in Amsterdam zijn gebouwen waarbij iedereen


verschrikkelijk zijn best heeft gedaan om ze verschillend te maken. Maar
ze lijken wel heel erg op elkaar, omdat ze allemaal gemetseld zijn,
dezelfde type ramen hebben, etc .. Die gedachte is van invloed geweest
op de discussie over de diversiteit in deze context. zou je niet iets
moeten maken wat recht doet aan het bijzondere van deze strook, maar
ook recht doet aan het Amsterdamse wonen langs waterkanten? Het
schema van het gesloten bouwblok werd gewijzigd in een serie torentjes,
die zich als bijzondere objecten kunnen manifesteren langs de Singel-
gracht. Bij ons voorlopige ontwerp is met de gevels als het ware inge-
speeld op de specifieke situatie van die kazerne. zo zou het geworden
zijn als wij het alleen hadden gedaan, bij wijze van spreken. We wilden
echter meer diversiteit. Meer diversiteit door meer arch itecten? Er werd
uiteindelijk voor een rijk gedifferentieerd beeld gekozen, passend bij
de Singelgracht maar niet de gedifferentieerdheid zonder beperking,
zoals bij de 'Brainparks' waar alles anders is en geen enkele meerwaarde
ontstaat voor totaliteit. Daarom is in dit geval gezocht naar een duidelijk
bindend stedebouwkundig plan en terwille van de diversiteit is een work-
shop georganiseerd met 6jonge buitenlandse collega'S. In atelierverband

_ _ _ _ _ 63
Toren 1 Koji Yagi Toren 2 Tombazis Toren 3 Baullmann

Toren 4 patriek PinelI Toren 5 Tage Lyneborg Toren 6 Jeremy Bailey

hebben de gastarchitecten zich gedeeltelijk zelf beperkingen gesteld


aan het materiaalgebruik, bouw-structuur en kleur terwille van de
eenheid. Diversiteit met een zestal torentjes binnen één context.

VaRa (Valkenburgerstraat Rapenburgerstraat) . Amsterdam

Bij de vaRa-strook, ook in Amsterdam, speelt een vergelijkbare problema-


tiek. Hier is echter sprake van reparatie van de stad: de doorbraak destijds
gemaakt om de IJ-tunnel te kunnen maken moetworden 'gedicht'. Hier
is sprake van een lange lijn of liever gezegd twee lange lijnen. zowel de
valkenburgerstraat als de Rapenburgerstraat moeten worden hersteld.
Wij hebben vanaf het begin het
gevoel gehad dat je op moet
passen om op zo'n grote schaal
te bouwen in een gebied met
zO'n fijn korrelige structuur. Dus
we hebben ons de vraag ge-
steld; Hoe pakken we dat nou
aan? Waar we mee te maken
hebben is de schaal van de stad.
Er is hier geen behoefte aan een
grootschalig gebouw maar aan
een genuanceerde, gedifferen-
tieerde aanpak. Geen nieuwe
gebouwen maar nieuwe straat-
wanden, elk met een eigen
karakter.
Stedebouwkundig plan VARA strook Amsterdam we zouden de straatwanden
kunnen opknippen en de ver-
schillende delen door verschil-

64 _ _ _ __
lende architecten kunnen laten uitwerken. Om echter aan te sluiten op
de schaal van het omliggende gebied zouden de delen te klein worden
om allen doorverschillende architecten uitgewerkt te kunnen worden.
Wij hebben toen stempels ontwikkeld. Het opknippen in kleine delen,
waarb ij dezelfde delen 0 p versch illen de plaatsen meerdere keren in de
straatwand terugkomen . Hierdoorvergrootje de range, maar de serie
is groot genoeg om er aan te werken. Deze stempels zijn uiteindelijk
vastgelegd in hetstedebouwkundig plan als een soort randvoorwaarde.
Voor de Rapenburgerstraat, met het accent op sociale huurwoningen,
is door onszelf een voorstel gemaakt, dus 'uit één hand'. We hebben
ons daarbij dezelfde opgave gesteld; Het ontwikkelen van stempels
waardoor je van een groot gebouw toch een gedifferentieerde straat-
wand kan maken. Daarbij is wel gezocht naar middelen om een lOgisch
rythme van de gevel te krijgen : Van kleur veranderend stucwerk stempels
in een gemetseld kader.
De Rapenburgerstraat is straks een mooie nieuwe stadsstraat waar we
tegenover, niet echte oude, maar wel Amsterdams genuanceerde
wanden staan. Het moet er niet uitzien alsof het allemaal verschillende
pandjes naast elkaar zijn, die rond 1900 neergezet zijn,je moet zien dat
het één plan is, maar je moet ook de kleine schaal pakken.

voor de valkenburgerstraat is gezocht naar nog meer differentiatie: Hier


liggen koopwoningen in diverse categorieën boven bedrijfsruimten.
AI in het stedebouwkundige plan is geconstateerd dat op deze plaats
in de stad de lange lijnen à la Amsterdamse school niet het goede
antwoord zouden zijn maar dat gezocht moest worden naar een meer
gedifferentieerde wand.
Daarom hebben we hier gekozen om samen met een aantal jongere
collega'S, met de Amsterdamse woonatlas in de hand, op basis van de
woonprogramma's de verkaveling in te vullen. Met de positieve
ervaringen van de workshop van de NONK in ons achterhoofd, hebben
we ook hier in workshopverband gewerkt. Een groot verschil was echter
dat we bij de NONK samenwerkten met buitenlandse collega'S die speciaal
voor deze opdracht naar Nederland kwamen en dus een week lang zeer
intensief samen aan de uitwerking en afstemming konden werken. Bij
het ontwerp van de valkenburgerstraat is gekozen voor nederlandse
architecten waardoor het werken in workshopverband niet goed moge-
lijk was. Hierdoor werd een goede afstemming van elkaars plannen
bemoeilijkt. Toen we dan ook na een eerste ronde de verschillende
ontwerpen naast elkaar zetten zijn we ons rot geschrokken, zo van 'wat
wordt dit, hoe krijg je dit inderdaad tot een wand en hoe wordt het
niet klein-België? Aan de ene kant wil je diversiteit maken en aan de
andere kant ben je bang voor een soort karikatuur, 'op de rand van
kitsch', moet dat nou allemaal zo verschillend zijn. Als reactie hierop is
tijdens een korte periode van het ontwerpproces zelfs een soort vleugel-
profiel toegevoegd in de contour als een soort grote accolade over het
hele plan, waardoor de diversiteit weer met elkaar werd verbonden.
In workshopverband is toen aan de nadere afstemming van het één en
ander gewerkt. Het resultaat blijft spannend en vooral omdat als doel

_ _ _ _ _ 65
iS gesteld dat er niet de suggestie mag worden gewekt dat de gevel uit
een verzameling losstaande initiatieven bestaat. Het blijft immers een
groot project dat op deze plaats in de stad zijn ware gezicht niet mag
tonen .
Het maupoleum doetdatwelen datwordtinmiddelsafgebroken .......... !

Een vergelijking met de Vaillantlaan - Den Haag


De Vaillantlaan in Den Haag is niet alleen vanwege de 'lange lijn'
vergelijkbaar met de VaRa-strook maar vooral het antwoord op de vraag;
Naar welke mate van diversiteit in deze specifieke situatie ben ik op zoek,
is een vergelijking waard. Welke diversiteit past bij de context.
Bij de vaillantlaan bestond de behoefte om de versn ipperde aanpak van
de schilderswijk in één keer te compenseren door één groot gebaar.
Het grote gebaar moet een totaalbeeld geven met allure maar ook een
zekere gedifferentieerdheid. Hier heeft Coenen de 'blokkendoos'
ontwikkeld die behandeld wordt door meerdere architecten. De
'beperking' zorgt hiervoor de continuïteit. Daar waar bij de Vaillantlaan
de blokkendoos inzet was voor continuïteit, waren de stempels van de
vaRa strook inzet voor diversiteit. De stempels werden in workshop
verband, in een korte periode, uitgewerkt met gezamenlijke afspraken
over o.a. materiaal- en kleurgebruik. zo kon een divers beeld ontstaan
zonder dat dit ontkent dat het een groot project is. Bij de Vaillantlaan
zorgt de 'blokkendoos' juist voor continuïteit in een diverse context.
De uitwerking hiervan gebeurt over een langere periode doorverschil-
lende architecten die als het ware kunnen citeren uit het door Coenen
geformuleerde vocabulair. Hierdoor kan ondanks de lange looptijd een
laan met een eenduidig allure worden ontwikkeld.

In beide plannen is op eigen wijze gezocht naar het juiste antwoord op


de vraag van de plek, de situatie, de stad. waar gaat het om bij het
repareren van de stad?
Bob van Reeth uit Antwerpen zei het zo treffend; 'ontwerpen is het weer
terug zetten van wat er nooit heeft gestaan'!

Ik denk dat Coenen wat dat betreft voor de vaillantlaan in de 1ge eeuwse
wijk een goed antwoord heeft gegeven. In de fijnkorrelige structuur
in Amsterdam is een andere aanpak nodig.

66 _ _ _ __
stedebouwkunde en stadsvernieuwing: Den Haag
Robert schütte 7A

Momenteel is stadsvernieuwing niet louter een volkshuisvestings-


probleem maar opgenomen in het proces van stedelijke vernieuwing.
Dat proces komt op gang daar waar de mogelijkheden voor een goed
woon- en werkklimaat onvoldoende worden benut, ofwaar dat klimaat
bedreigd wordt. Die bedreiging is zichtbaar in achterstallig onderhoud
aan panden, slecht functionerende openbare ruimte en veel verhuis-
bewegingen de buurt in en uit. Oorzaken daarvan zijn veelal intensieve
bewoning, grote druk op de geringe openbare ruimte en een gebrek
aan binding met de buurt door overmatige kamerverhuur met slechts
tijdelijke bewoners. Aanschrijving van eigenaren om hun pand op te
knappen en het verbeteren van de inrichting van de openbare ruimte
zijn echter niet altijd voldoende. Er is ook behoefte aan meer ruimte
en een minder intensieve bewoning. verbetering van de stedebouw-
kundige structuur en een gevarieerder aanbod van woningtypen zijn
eveneens gewenst. zo kunnen condities worden geschapen voor een
aangenaam woon- en werkklimaat met een evenwichtig samengestelde
bevolking die zich duidelijk bij de buurt betrokken voelt.

Valkenbos Zuid heeft alle kenmerken van een buurt waar


de kans reëel wordt geacht dat de negatieve aspecten gaan
overheersen. De toekomstwaarde van de buurt in beeld en
gebruikwordtzonder ingrijpen dan ook kritiek geacht. Een
proces van verandering en vernieuwing zal tot verbetering
moeten leiden. Daarbij is het belangrijk te formuleren welke
verbetering precies moetworden gerealiseerd. welk beeld
is er van het functioneren van een wijk in de toekomst? IS
dat beeld gebaseerd op duurzaamheid of heeft het juist
een tijdelijk karakter? Hoe wordt dat beeld werkelijkheid?
Hoe wordt voldoende draagvlak voor continuïteit en stabi-
liteit gerealiseerd als voorwaarden voor het goed functio-
neren van de wijk? De stedebouwkundige studie kan het valkenbos Zuid
best worden beschouwd als een strategie. Het geeft niet
alleen inzicht in de mogelijkheden van de stedebouwkundige
praktijk, maar maakt tevens een discussie over de gewenste resultaten
van deze praktijk mogelijk.

_ _ _ _ _ 67
stedebouw

Doel van de stedebouwkundige praktijk, met name in relatie tot stads-


vernieuwing, is bij te dragen aan het creëren van stabiele, aangename
woon- en werksituaties.
stadsvernieuwing was lange tijd vooral een volkshuisvestingsprobleem.
Opvattingen over het functioneren van wijken en buurten waren de
dragers van een praktijk die vooral gericht was op de huisvesting van
lagere inkomensgroepen. Diverse stadsconcepten zijn daarbij geïntro-
duceerd; nog zijn de verschillende stadsvernieuwingsperioden herken-
baar in de betreffende wijken .

stedebouwspeelde voornamelijk een rol op het niveau van het bouw-


blok. De noodzakelijk fase gewijze aanpak van de stadsvernieuwing leidde
tot kleine projecten en tot versnippering van wijken en buurten .
Met 'stadsvernieuwing als culturele activiteit' werd de relatie met
ontwerpende disciplines wel weer aangehaald, maar het accent lag
daarbij meer op architectuur. En het soms manifeste, beeldgerichte
karakter van die architectuur kan eveneens afbreuk doen aan de stede-
bouwkundige samenhang. Juist voor de discipline stedebouw is het
belangrijk te constateren dat deze geen volkshuisvesting en geen
architectuur is.

Maatschappelijke ontwikkelingen vinden hun


fysieke weerslag in de stad, maar vanuit een
stedebouwkundige invalshoek hoeft die stad
niet bij elke verandering opnieuw te worden
gebouwd. Dit betekent niet dat dogmatisch
moet worden vastgehouden aan de bestaande
ruimtelijke indeling. zorgvuldige analyses
moeten aantonen welke componenten hetfunc-
tioneren van de stad frustreren en welke vitaal
genoeg zijn om nieuwe ontwikkelingen op te
nemen.

NU is stedebouw geen discipline die uitvindingen


doet. Veel stedelijke elementen hebben hun ge-
Hoofdwegen
Wijkontsluitingswegen bruikswaarde en duurzaamheid bewezen. stede-
•••••• •• Tramlijnen
bouw is veeleer 'het herbewerken van het al
bestaande stedelijke materiaal' U.Nouvell. De
vitaliteit van dat materiaal is bepalend voor de inzetbaarheid ervan in
de actualiteit. Een helder patroon van wegen en straten, waarbij sprake
is van een aannemelijke hiërarchie en een op het gebruik afgestemde
inrichting, is nog immer inzetbaar. Het bouwblok is nog steeds een bete-
kenisvolle bouwvorm dat een grote diversiteit aan programma's en aan-
passingen in de tijd kan opnemen . zo kan het worden ingezet in de be-
staande ruimtelijke structuur, maar het maakt eveneens nieuwe struc-
turen mogelijk. Een kwaliteit is natuurlijk de goede beheersbaarheid,
met name van het binnenterrein. Het bouwblok maakt een helder onder-

68 _ _ _ __
scheid tussen privé en openbaar mogelijk en kan geïntegreerde projecten
opnemen, zoals woningen met bedrijf of praktijkruimte op de begane
grond.

De st edebouwkundige basis van de 1ge-eeuwse wijken blijkt vitaler dan


de stedebouw van de modernen of de mode van de 70-er jaren . waar-
dering voor het bestaande is niet louter conservatisme. De stedeling
is in de eerste plaats een gebruiker van destad metverschillende rollen.
Hoe dichterwe de stad kunnen organiseren bij het gebruik ervan door
de stedeling hoe beter. Het behouden danwel versterken van lokale
karakteristieken en identiteiten is daarbij van belang omdat het
functioneren van de stad gerelateerd is aan de waardering voor de
componenten waaruit die is opgebouwd. Het is van belang te weten
waarop waardering en functioneren zijn gebaseerd en hoe de organisatie
van de stad daarop aansluit.

De analyse van wijken en buurten is daarvoor niet voldoende en leidt


al snel tot een optelsom van deelbelangen . Belangrijk voor de stad is
die wijken ruimtelijk en programmatisch te positioneren als onderdeel
van het geheel. Het is evenzeer van belang de stad te blijven lezen en
herlezen. Niet alleen om gebreken op te sporen, maar juist om potenties
te ontdekken die actuele ontwikkelingen kunnen opnemen. Daarbij is
het enerzijds zinvol dat de stedebouwkundige "... die op zoek is naar een
visie op de negentiende-eeuwse gordel zich gedraagt als een vreemdeling
die voor het eerst de stad bezoekt" (Reijndorp, 1994>' Hij zal gecon-
fronteerd worden metfragmenten : "... historische gebeurten issen, een
belangrijk gebouw, een beroemde geleerde, een roman die in de stad
speelt, nieuwsberichten, een ansichtkaart, herinneringen .... De incom-
plete verzameling van ongelijksoortige puzzelstukjes kan leiden tot een
voor inwoners en kenners verfrissende kijk op de stad" (Reijndorp, 1994l.
Anderzijds zal de samenhang moeten worden aangegeven tussen de
fragmenten en een algemene dynamiek van de stad met de specifieke
eigenschappen en ontwikkelingen van - in dit geval - Den Haag. Om de
stad in haar waarde te kunnen laten en toch ontwikkelingen niet te frus-
treren is kennis nodig. Kennis van de ondergrond, de historische groei,
van processen en bouwstenen waarmee de stad gemaakt kan worden
en van maatschappelijke bewegingen die aanleidingen en motor van
ontwikkelingen zijn.

stadsvernieuwing
Traditionele buurtgerichte stadsvernieuwing zal geleidelijk worden opge-
nomen in het stedelijk vernieuwingsproces. Enerzijds omdat de staats-
secretaris het einde van de rijksbijdrage voor de stadsvernieuwing heeft
aangekondigd. Anderzijds omdat het proces verschuift van maximale
naarstrategische overheidsinspanning (financiën en proces) waarbij het
de bedoeling is dat de burger zoveel mogelijk mee-investeert in zijn
woon-werkomgeving. Niettemin is één van de stadsvernieuwingsdoelstel-
lingen het opheffen van bestaande achterstanden in wijken en buurten

_ _ _ _ _ 69
gebouwd voor 1940. Het beeld van de stadsvern ieuwingsopgave wordt
gecompleteerd met andere stedelijke doelstellingen: het vormgeven
aan een multiculturele samenleving, het handhaven van een noodzake-
lijke goedkope woningvoorraad, het creëren van een goed voorzie-
ningenniveau zowel kwantitatief als kwalitatief en het mogelijk maken
van voldoende werkgelegenheid ook op lokale schaal. De stedebouw-
kundige ziet zich hierbij onvermijdelijk geplaatst voor een aantal
samenhangende dilemma's.

woningbouw in de marktsector
Het mee-investeren van de burgerwordt vooralsnog vooral
vertaald in het bouwen van meer koopwoningen, bij voor-
keur in de marktsector. Dat lukt alleen als die burger
overtuigd kan worden van de (toekomstige) kwaliteit van
de omgeving. De opgave is hier dus het creëren danwel
versterken van een positief imago van de buurt of wijk. Het
is niet ondenkbaar dat onder druk van 'de markt' buurt-
oneigen elementen worden ingebracht en geïsoleerde pro-
jecten ontstaan.

werkgelegenheid
Weimarstraat Een tweede dilemma is de vestigingsmogelijkheden van be-
drijven. Hoewel een direct verband tussen werkgelegenheid
in een buurt en de daar gevestigde bedrijven niet is aange-
toond, wordt toch verondersteld dat in het stadsvernieuwingsproces
misschien wel te veel bedrijven zijn uitgeplaatst. Bij het vinden van
nieuwe lokaties moet rekening worden gehouden met de kwaliteiten
van het wonen enerzijds en met de vestigingscondities van bedrijven
anderzijds. Met globale verkenningen zijn lokaties gesignaleerd die zowel
geschikt zijn voor bedrijven als voor de bouw van duurdere woningen.
In beide gevallen is de positie in de stad van belang, met name ligging
aan de hoofdstructuur en nabij knooppunten. In het ene geval zijn bereik-
baarheid en nabijheid van voorzieningen doorslaggevend, in het andere
geval de nabijheid van kwalitatieve ruimten als plein, park, singel enz.
Vooral de stedelijke ontwikkelingslokaties hebben potenties voor de
lokale werkgelegenheid. De opgave is hier een heldere en eenvoudige
ruimtelijke structuur te creëren die een verscheidenheid aan program-
matische invullingen kan krijgen met een duurzaam karakter.

stedelijkheid1
Een ander dilemma is dat van de verdunning: minder woningen bouwen
dan er gesloopt worden. Dit hangt samen met het eerste dilemma omdat
intensief bewoonde buurten niet altijd een positief imago hebben, vooral
door de zorgwekkende aanblik van de vaak overbelaste en slecht inge-
richte openbare ruimte. verondersteld wordt dat vooral eengezins-
woningen een goed middel zijn om de verdunning te bereiken en dat
het goede koopobjecten zijn. Het effect van de bouw van eengezins-
woningen is positief als het gaat om het verruimen van de woon mogelijk-
heden in een buurt. Maar er ontstaat ook een verandering in de bevol-

70 _ _ _ __
kingssamenstelling en er is sprake van een zekere ontstedelijking. Met
de verdichting van de SO-er jaren wijken (met nagenoeg dezelfde argu-
menten als de verdunn ing in de 19-e eeuwse wijken) ontstaat een soort
gelijkheid in (n iet) stedelijkheid * van de verschillende stadsdelen, in het
bijzonder de woongebieden, die tegemoet komt aan de uiteenlopende
wensen die mensen op dit gebied hebben .
"Aan de andere kant kunnen de ontwikkelingen in de negen-
tiende-eeuwse gordel juist als verstedelijking worden ge-
karakteriseerd: de heterogenisering van de bevolking neemt
toe, de voorzieningen worden diverser en de openbare
ruimte wordt onderdeel van een groter geheel. ... Behalve
een schaalvergroting is er in sociaal opzicht sprake van een
toenemende ve~scheidenheid .... De consequentie daarvan
is, dat mensen die naast elkaar wonen een totaal verschil-
lende levenswijze kunnen hebben, waarin een verschillend
gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die de wijk,
de stad of de agglomeratie te bieden hebben .... Natuurlijk
kan er in verschillende wijken van de stad een zekere ver-
trouwdheid ontstaan, maar niet langer op basis van een
gedeelde levenswijze en een overeenkomstig maatschappe-
lijk perspectief. De vertrouwdheid groeit daar waar mensen
weer langer in een bepaalde straat of buurtwonen " (Reijn-
dorp, 19941.
De opgave is hier dus vorm te geven aan een zekere stede-
lijkheid maar niettemin de bewoonbaarheid te handhaven .

Openbare ruimte
Naast de bouw van (koop)woningen, het creëren van voor-
zieningen en lokale werkgelegenheid zal de stadsver-
nieuwingsopgave zich vooral richten op het creëren en in-
richten van de stedelijke openbare ruimte. "De nieuwe stede-
lijkheid die in deze delen van de stad ontstaat vraagt om
een werkelijk stedelijke ruimte. Dat is de ruimte waar plaats
is voor verschil. ... Dat is de kwaliteit van de beroemde stede-
lijke ruimten uit de 18e en 1ge eeuw, pleinen en parken die Moskee Loosduinseweg
werden aangelegd op het moment dat de Europese steden,
net als nu, werden geconfronteerd met een grote toe-
stroom van vreemdelingen . ... stedelijke ru imten als parken en pleinen
vragen ook om nieuwe stedelijke voorzieningen als culturele centra,
theaters, bioscoopcomplexen, moskeeën" (Reijndorp, 19941.

De Amerikaan Richard Sennet wijst erop dat het opdelen van de stedelijke
ruimte naar verschillende gebruiksvormen en doelgroepen oneigen is
aan het openbare karakter ervan. Het roept onnodig problemen op,
zoals die van de duurzaamheid van een bepaalde inrichting en die van
een juiste profilering van de doelgroep. Maar het niet uit elkaar halen
van de verschillende functies roept ook problemen op. zoals die van
de noodzakelijke verkeersruimte die niet zelden conflicteert met het
gewenste verblijfsklimaat. Dat geldt niet alleen voor het rijdend verkeer,
_ _ _ _ _ 71
maar met name voor de geparkeerde auto's. stedelijkheid is weliswaar
nietgelijkaan dichtheid, maar hetleidtzeker in de bestaande structuur
vaak tot volgeparkeerde straten. Bouwen van parkeergarages is niet altijd
een goede oplossing en brengt andere problemen met zich mee. De
opgave is hier zowel een goede verhouding te vinden tussen de gebruiks-
dichtheid (in relatie tot het stadsdeel> en de capaciteit van de openbare
straat als alternatieve parkeermogelijkheden te onderzoeken .

Noot
1) Met stedelijkheid wordt hier niet gerefereerd aan de grote metropolitane
Europese steden, maar aan een manier waarop de stad als voorziening
functioneert. Bram peper noemt het kenmerk van steden ..... dat zij grote
groepen zeer verschillende mensen samenbrengen ."
Arnold Reijndorp bouwt dit verder uit. "zijn stelling is dat stedelijkheid niet
zozeer visueel maar vooral sociaal- cultureel geïnterpreteerd moet worden.
Alssociaal-cultureel begrip beruststedelijkheid op drie aspecten: verscheiden-
heid, openbaarheid en aanwezigheid van veelzijdige relaties .... verscheiden-
heid heeftte maken met duurzaamheid, met heterogeniteit en met anonimi-
teit. ... Openbaar zijn die stedelijke ruimten, waar mensen elkaar kunnen ver-
mijden, waar men aanwezig kan zijn zonder 'iets met de ander te moeten' .
... veelzijdige relaties kunnen op verschillende manieren gedefinieerd worden:
ruimtelijke relaties(een wijk moet nietworden 'aangetakt' ,maar op meerdere
manieren met de stad verbonden zijn; historische relaties (een wijk moet
historisch gekoppeld zijn); sociale relaties (mensen in de wijk hebben
veelzijdige relaties met de stad)."

72 _ _ _ __
stedebouwkundige studie Valkenbos-Zuid
Gerard Benders en Robert Schütte 7B

Buurtprofiel: kenmerken van Valken bos Zuid


Ligging
valkenbos Zuid wordt begrenst door de weimarstraat, de Beeklaan, de
Loosduinseweg en de valkenboskade. De buurt maakt deel uit van het
valkenboskwartier, dat aan het begin van deze eeuw is aangelegd (tussen
1903 en 1915) als woonwijk voor "de middenstand en de beter betaalde
arbeider".
De buurt ligt op een iets beneden NAP gelegen
strook, bestaande uit duinzandafzetting van
een half tot één meter dikte met daaronder
een laag Hollandveen van vergelijkbare dikte.
op circa 1% meter diepte bevindtzich de oude
duinzandbodem. Deze strook loopt evenwijdig
aan de kust door een iets hoger gelegen zandaf-
zetting heen, en heeft ter hoogte van valken-
bos een breedte van de Loosduinseweg tot de Situatie
weimarstraat. valkenbos Zuid ligt gunstig ten 1. luiderpatl<
), ToekolTu tJg wijkpatl<

opzichte van het Haagse hoofdwegennet, waar 'De Verademing'


3. Wijkwinkelcen v.
4. Haagse MNk!
de aan de buurt grenzende Loosduinseweg en , . StadKentrum

Valkenbos deel van uit maken. De Loosduinse-


weg verbindt de buurt met het centrum en de
utrechtsebaan en is in zuidelijke richting uit-
valsweg naar het westland. De routes valkenboslaan - zuiderparklaan
en Beeklaan - De La Reyweg vormen uitvalswegen in westelijke richting
en oostelijke richting aan op de Laan van Meerder-voort. De weimarstraat
en de Fahrenheitstraat zijn buurtontsluitings-wegen en doorgaande fiets-
routes richting centrum en kust en sluiten aan op de winkelgebieden
in de omgeving. Langs de buurt lopen twee tramlijnen: lijn 2 over de
Loosduinseweg en lijn 12 over de Beeklaan. Het centrum, de kust, de
Haagse markt en de stations Centraal en Hollands-spoor zijn hiermee
binnen 15 minuten bereikbaar. Lijn 3 over de Laan van Meerdervoort
ligt op 500 meter. Ten opzichte van diverse stedelijke en wijkvoorzie-
ningen is de buurt redelijk centraal gelegen . Het stadscentrum ligt op
twee kilometer afstand, het winkelgebied weimarstraat -Beeklaan grenst

_ _ _ _ _73
aan de buurt en op iets grotere afstand (500 à 1000 meter> zijn de winkel-
gebieden Apeldoornselaan, paul Krügerlaan en Fahrenheitstraat gelegen.
Ook ten opzichte van de stedelijke groenvoorzieningen ligt de buurt
redelijk centraal. Het zuiderpark ligt op één kilometer afstand en de kust
op drie kilometer. Wijkparken zijn in de omgeving echter niet aanwezig
en buurtgroen vrij spaarzaam: Het Newtonplein, de valkenboskader en
een 'groentje' aan de Loosduinseweg.

stedebouwkundige structuur
valkenbos Zuid is circa 30 hectare groot en telt 27 bouwblokken. Hierin
wonen ruim 7000 mensen en is met name aan de randen diverse bedrij-
vigheid gevestigd. Tevens zijn in de buurt 9 schoolgebouwen, een kerk
en een bejaardencomplex aanwezig. Centraal in de buurt ligt het Newton-
plein.

valkenbos Zuid is geheel verkaveld met gesloten bouwblokken. Het


merendeel van de bebouwing is drie lagen hoog. In wat mindere mate
komt bebouwing voor van twee lagen met kap en met name aan de
randen soms drie lagen met kap. De hoogte-accenten in de buurt zijn
de kerk aan de Beeklaan, het bejaardencomplex aan het Newtonplein -
Newtonstraat en enkele Schoolgebouwen.

Het merendeel van de bouwblokken varieert in diepte tussen de 40 en


de 55 meter. ongeveer één derde deel van de blokken heeft een diepte
van 35 meter a 38 meter en is daarmee aan de krappe kant. Bij de meeste
blokken heeft de bebouwing diepe uitbouwen op het binnenterrein.
Bij combinatie met de blokken die smaller zijn dat 40 meter resulteert
dit in zeer kleine en slecht bezonde tuinen. Ook bij de diepere bouw-
blokken komen door uitbouwen van bedrijven, scholen of hofjes-
woningen zeer kleine tuinen voor. TWee bouwblokken zijn in diepte
duidelijk afwijkend: het blok tussen de Newtonstraat en de cartesiusstraat
(gem. 85 meter> en het blok tussen de Teijlerstraat en de Noorderbeek-
straat (gem. 105 meter>. Deze blokken hebben een afsluitbaar openbaar
binnengebied met respectievelijk een plantsoen en een tennisbaan.

Het overgrote deel van de bebouwing


tussen de Beeklaan en de Fahrenheit-
straat is van het type 'beneden-boven-
woning'. Incidenteel komen 'Haagse
portieken' voor. Tussen de Fahrenheit-
straat en de valkenboslaan komen deze
typen ongeveer evenveel voor en tussen
de valkenboslaan en de Valkenboskade
Straatbreedtes: 12 en 16 meter komt het 'Haagse portiek' het meeste
voor en de 'beneden-bovenwoning' inci-
denteel. De meeste woonstraten zijn 12
meter breed en zijn ingericht met aan twee zijden langsparkeren en
vrij smalle stoepen . Incidenteel komt boombeplanting voor (kleine
boompjes).

74 _ _ _ __
Een beperkt aantal woonstraten heeft een breedte van 16 meter en is
voorzien van voortuinen . De Noorderbeekstraat en de Gheijnstraat zijn
met een breedte van respectievelijk 11 en 65 meter een uitzondering.

De buurt wordt in de noord-zuid richting door drie straten


doorsneden: De valkenboslaan (27 meter breed met groene
midden berm); de Fahren-heitstraat (14 meter breed) en de
Noorderbeekdwarsstraat(12 meter breedl. De eerste twee
maken als doorgaande wegen deel uit van de ontsluitings-
structuur van de Wijk. In de oost-west richting is alleen de
Cartesiusstraat een doorgaande straat in twee richtingen.
Hoewel de straat een woonstraat is (12 meter breed) biedt
die de mogelijkheid als doorgaande route. Bij voltooiing van
de herinrichting van het GIT-terrein tot park sluit de route
aan op de veenkade en ontstaat er daarmee een directe
route Valkenbos Zuid - GIT park - Binnenstad.
Het Newtonplein vormt de centrale openbare ruimte van Beeklaan
de buurt. Het plein ligt echter betrekkelijk geïsoleerd omdat
maar relatief weinig straten op het plein uitkomen (vergelijk
bijvoorbeeld de ligging van het Koningspleinl. Het plein is de belangrijkste
openbare groen- en speelvoorziening in de buurt en de druk op het plein
is dan ook groot. Het plein is deels ingericht als plantsoen en deels als
speelterrein. De kwaliteit van de inrichting is matig en door de dichte
begroeiing minder sociaal veilig.
In de buurt zijn verder wein ig groenvoor-
zieingen aanwezig: de binnen terreinen
van de twee grote bouwblokken en een
plantsoentje aan de Loosduinseweg. voor
het beeld zijn het groen profiel van de
valkenboskade en de Valkenboslaan van
belang en de voortuinen aan de Celsius-
straat en de Reaumurstraat.
Groenelementen
Patroon ooenbare ruimte

waardering
Het beeld in valken bos Zuid wordt voor een groot deel be-
paald door de smallere woonstraten (de 12 meter stratenl.
Het merendeel van deze woonstraten biedt een nogal arme
en saaie aanblik.
Factoren die hierbij een rol spelen zijn:
- de overwegend matige en saaie architectuur van de
gevels;
- de overwegend matige tot slechte onderhoudssituatie
van de gevels;
- het gebrek aan groen;
- de grote hoeveelheid geparkeerde auto's;
Het vrij smalle profiel van de straten en het gegeven dat
veel straten doodlopen versterken de negatieve beeldkwali- Fahrenheitsstraat
teit van de straten en kunnen resulteren in een gevoel van
'opgesloten ten zijn' in de buurt.

_ _ _ _ _ 75
positieve uitzonderingen vormen de bredere woonstraten
met voortuinen en de woonstraten tussen de valkenboslaan
en valkenboskade. Het gevelbeeld in dit laatste gebied is,
met de Haagse portieken, wat levendiger en het zicht op
het groen van de valkenboskade haalt het straatbeeld
omhoog.
Daarnaast bevat valkenbos Zuid enkele architectonisch
waardevolle elementen:
- De arbeiderswoningen aan de Reaumurstraat - Celsius-
straat;
- de kerk aan de Beeklaan;
- de wanden van de valkenboslaan en de valkenboskade;
valkenboskade - een reeks zeer fraaie Haagse portieken {o.a. in de
Cartesiusstraatl

conclusie
De belangrijkste kwaliteiten en potenties van valken bos Zuid
zijn :
de centrale ligging;
- de verkaveling met gesloten bouwblokken;
- het Newtonplein;
- de Cartesiusstraat als potentiële doorgaande route;
- hetgroen van deValkenboskade en in mindere mate van
de valkenboslaan ;
- de bredere woonstraten met voortuinen ;
- de architectonisch waardevolle elementen {zie
straatb ee Idl.
Celsiusstraat De belangrijkste negatieve aspecten van valken bos-Zuid zijn:
- de soms overvolle binnenterreinen;
- de nogal eenzijdige woningtypologie;
- de geringe hoeveelheid openbare ruimte in de buurt;
- het relatieve isolement van het Newtonplein;
- De geringe hoeveelheid groen in de buurt;
- de saaie aanblik van het merendeel van de straten;
- het doodlopend karakter van veel straten;
- de parkeerdruk.

stedebouwkundige studie
Om tot een verbetering van de kwaliteit van de stedebouwkundige struc-
tuur van valkenbos Zuid te komen is gezocht naar ingrepen waarbij de
reikwijdte van de bestaande kwaliteiten en potenties van de buurt wordt
vergroot. Daarnaast is gezocht naar de toevoeging van nieuwe kwaliteiten
op strategisch gelegen plekken . Een ingreep in het hart van de buurt
biedt dan de beste mogelijkheden .
voorgesteld wordt vier bouwblokken aan weerszijden van de Vinken-
steijnstraat te slopen en voor een deel te vervangen door nieuwbouw
en voor een deel door nieuwe openbare ruimte. Hierbij worden twee
'doodlopende' straten doorgetrokken en één opgeheven . In de voor-

76 _ _ _ __
gestelde nieuwe invulling wordt de cartesiusstraat verbreed
tot circa 30 meter en ingericht met een brede groenstrook.
Hiermee wordt het groenarcenaal in het hart van de wijk
vergroot en krijgt de cartesiusstraat, als verb in den de straat
van de buurt en als potentiële langzaam verkeersroute naar
de binnenstad, een bijzondere inrichting. Ook de Teijlerstraat
wordt verbreed tot 16 meter en ingericht als woonstraat
met voortuinen. De Teijlerstraat wordt doorgetrokken tot
aan de Reaumurstraat. De ruimte tussen de doorgetrokken
Teijlerstraat en de Noorderbeekstraat wordt ingericht als
bomen plein. Hiermee wordt er in het dichtbebouwde zuide-
lijke deel een tweede groen plek aan de buurt toegevoegd.
De Reaumurstraatwordt doorgetrokken tot aan het Newton- Newtonplein
plein.
De overgebleven kavels worden bebouwd (in een nader uit
te werken verkaveling). Hierbij wordt de Vinkensteijnstraat
opgeheven. De voorgestelde te slopen blokken bevatten
in totaal 438 woningen en twee schoolgebouwen. Het plan-
voorstel biedt ruimte voorongeveer 200 nieuwe won in gen
en bijna 1 hectare groengebied. De nieuwbouw biedt een
mogelijkheid om het nogal eenzijdig woningaanbod in de
buurtte verruimen. In combinatie met parkeergarages kan
tevens een structurele bijdrage geleverd worden in de
vermindering van de parkeerdruk in de buurt. Naast deze
strategische vern ieuwingsingreep in het hart van de buurt
worden een aantal aanvullende maatregelen voorgesteld.
- herinrichting Newtonplein;
- groenaanplant van kleine bomen in de overgebleven
smalle woonstraten;
- aanhelen van groenprofiel in de valkenboslaan; Newtonplein
- opknappen van het achterstallig onderhoud aan de
gevels.

De Cartesiusstraat: een potentiele secundaire route

_ _ _ _ _77
Plannen Dienst REO .

78 _ _ _ __
VALKENBOSKWARTIER

A • Numerieke gegevens.
OppervlaK: 63 ha
Inwonersaantal: 13.832
BevolKingsKenmerKen:
· leeftijdsopbouw: 16% 0·14 jr; 62% 15·59 jr; 23% 50+ jr
· gemiddelde huishoudengrootte: 1,8 personen
· gemiddeld besteedbaar jaarinKomen: f21.400 per inKomenstreKKer
Woningaantal: 5.533
Gemiddelde woninggrootte: 69 m2 netto woonoppervlaK
GrondgebruiK: . bebouwingsKavels: 64%
• verharding: 31 %
· groen en water: 5%
Dichtheid: . woningdichtheid: 88 won/ha Planvoorstel: Quadrat, atelier voor
· bevolKingsdichtheid: 220 inw/ha stedebouw, landschap en architectuur
• bebouwingsdichtheid: 10.000 m2 BVD/ha
Functiemenging: 81 % woonbebouwing in BVD
GebruiKsintensiteit openbare ruimte: 13,3 m2 per wijKgebruiKer

B • Stedebouwkundige kenmerken in relatie tot de stad.


Bodemgegevens: WestelijK van de Weimarstraat is de buurt gelegen
op een duinzandafzetting boven NAP. en oostelijK van de
Weimarstraat op een duinzandafzetting op veen beneden NAP.
Wegverbindingen: DewijK ligt gunstig ten opzichte van het stedelijK
hoofdwegennet waar de Loosduinseweg, de Laan van Meerder·
voort en de ValKenboslaan deel van uitmaKen.
Railverbindingen: De wijK wordt goed ontsloten door het tramnet;
aan de randen door lijn 2 en lijn 3, terwijl lijn 12 de WijK door·
Kruist. Hiermee zijn het centrum, de beide stations, de Haagse
markt en het strand direct bereiKbaar. Planvoorstel: Van den Bont, GeluK
Gebouwde voorzieningen : De wijK is redelijK centraal gelegen ten en Van Genderen
opzichte van diverse stedelijKe enwijKvoorzieningen. DewinKel·
gebieden Weimarstraat en Fahrenheitstraat grenzen aan de wijK
en de winKelgebieden Dierenselaan en Paul Krügerlaan liggen er een paar honderd meter
buiten. Het stadscentrum is gelegen op 2% Kilometer afstand .
Groen en openbare ruimte: De wijK is redelijK centraal gelegen t .O.V. de stedelijKe groen·
voorzieningen . Het ZuiderparK ligt op 1Y2 Kilometer en de Kust op 2% Km . WijKparKen
zijn in de omgeving echter niet aanwezig en buurtgroen is vrij spaarzaam (Newtonplein
en Copernicuslaan) waarmee de groenvoorziening van de wijK toch vrij slecht is.
RuimtelijKe structuur: De wijK heeft aan drie zijden een duidelijKe begrenzing metstedelijKe
dragers: de Loosduinseweg en de laan van Meerdervoort (hoofdstructuur) en deValKen·
bosKade (secundaire structuur metsingelprofiell . De overgang met de wijK Regentesse
is met de smallere BeeKlaan minder hard (secundaire structuurl. KenmerKend voor de
aanleg door ir. lindo is de diagonale doorsnijding van de wijK (ValKenboslaan; hoofd·
structuur) met stervormige Kruisingen (o.a. Copernicuspleinl. De wijK wordt door de secun·
daire dragers de Weimarstraat en Fahrenheitstraat in vier Kwadranten verdeeld. De Fahren·
heitstraat is door hetprofiel en de inrichting minder herKenbaar als doorgaande straat.

c . Stedebouwkundige kenmerken in relatie tot de wijk.


Periodisering: ValKenbos is tussen 1903 en 1915 aangelegd als 'woonwijK voor de middenstand
en de beter betaalde arbeider', grotendeels conform het Uitbreidingsplan uit 1903van
ir. l.A. lindo . Zeer incidenteel is nieuwbouw gepleegd .
RuimtelijKe Kwaliteiten : In de wijK staat één monument: de ParochieKerK aan de BeeKlaan
(1903l. Tevens zijn de rijtjes arbeiderswoningen aan de Reaumurstraat en Celsiusstraat
(1928) van architectuur·historische waarde. De wijK bezit een redelijK aantal straatwanden
met een hoge ensemblewaarde: de doorgaande straten de laan van Meer dervoort, de
ValKenboslaan en ValKenbosKade, en enKele woonstraten verspreid over de wijK. Daarnaast
zijn de groene profielen van de ValKenboslaan, de ValKenbosKade en de BeeKlaan en de
ruimte van het Newtonplein en de copernicuslaan een Kwaliteit.

_ _ _ _ _79
Bebouwingsbeeld: De bebouwing wordt bepaald door de eenduidige
verkavelingstypologie en de woningtYPologie (met de Fahren-
heitstraat als grensvlakl en de sober vormgegeven 'over-
gangsarchitectuur' . In de hoofdstraten is de architectuur
uitbundiger en bepalen de veel toegepaste houten erkers het
beeld. De woonstraten zijn met gevarieerde bouwseries archi-
tectonisch minder homogeen.
Verkavelingstypen: In de wijk komt bijna overal het gesloten bouw-
blok voor, met dichte hoeken en een bouwhoogte van drie lagen
of twee lagen met kap . De diepte van de blokken varieert sterk
van zo 'n 35 meter tot zo'n 60 meter. Achter de Loosduinseweg
komen enkelehofjeswoningen voor. Enkeleblokken zijnterugge-
Planvoorstel: Alkemadelvon der Nahmer legd ten gunste van voortuintjes. Binnen het verkavelingspatroon
architecten is geen dominerende richting aanwezig en de diagonale doorsnij-
dingen resulteren in een groot aantal driehoekige bouwblokken .
Woningtypen : De bebouwing bestaat voornamelijk uit beneden
-bovenwoningen. Tussen de Fahrenheitstraat en deValkenbos-kade
overheerst echter de portiek-etagewoning, welke vanaf 1910
gangbaar werd. De wijk bevat enkele zeer fraaie voor-beelden
van het Haagse portiek. Met name langs de Laan van Meerdervoort
komen eengezinswoningen voor (herenhuizenl.
Eigendomsverhoudingen: Het overgrote deel van de bebouwing is
particulier eigendom op uitgegeven grond.

D - Interpretatie_
Stedelijke milieutypen: Woongebied met hoge bebouwingsdichtheid
en een gemiddelde woninggrootte (AHMJ; vergelijkbaar met
Regentessekwartier, Bezuidenhout-oost en Visserij buurt.
Ingreepniveau: InValkenbos-zuid (omgevingNewtonpleinJ wordt een
lokale verbeteringsingreep noodzakelijk geacht. Verder onder-
houdsstimulering en plaatselijk particuliere woningverbetering.
Investeringseffect: Veel overheidsinspanningen/veel effect.
Planvoorstel: Geurts & Schulze

Bronnen en geraadpleegde literatuur


Dienst Bouwen en Wonen; Vastgoedregistratie, Den Haag 1993.
Dienst Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling; GEBIS, Den Haag 1993;
- Een typologie van Haagse woonmilieus, afdeling Planologie, Den Haag 1991
- Monumenten Inventarisatie Project, afdeling Monumentenzorg, Den Haag 1992.
- Hoofdlijnennota detailhandelsbeleid, deel winkelatlas, Den Haag 1992.
- Verkeersplan, afdeling verkeer, D.en Haag 1992.
- Bodemkaart, afdeling landmeten en cartografie, Den Haag 1982.
- topografische kaarten, afdeling landmeten en cartografie.
- en dienst Stadsbeheer;De kwaliteit van de openbare ruimte, Den Haag, 1992.
Dienst Stadsbeheer; Groenstructuurplan Den Haag, Den Haag, 1992.
Pasveer, E. led.J; "Architectuur en stadsvernieuwing" , Tijd en Ruimte, I; Delft 1991
Peper, A.; "Zonder stad wordt ook het land onleefbaar", Volkskrant 4-2-' 94.
Reijndorp, A.; "Einde van de volkshuisvesting, begin van de stedebouw?", Archis 1-94 pp .52-55
- "Op zoek naar de stedelijkheid van de voorstad", Archis 2-94, pp .50-56.
- "Uitgangspunten voor stedelijkheid", in: Spangenberg, Ph. (ed.J De nieuwe stadsuitleg, verslag
in het kader van het Haags Architectuur Debat, Den Haag, februari 1994.
sennet, R.; The Concience of the Eye, London/Boston 1993 (199OJ.
Werkgroep nota Grondbeleid; Discussienota grondbeleid, kaartoverzicht uitgegeven terreinen,
Den Haag 1983.

80 _ _ _ __
stedelijke vernieuwing: Van produkt naar markt
________________________________ 8
Ad van Gurp

De wijze waarop stedelijke vernieuwing tot stand komt verandert snel.


Aan het eindresultaat worden nu ook meer eisen gesteld dan 10 jaar
geleden het geval was. Voorheen was er - zeker in de grootstedelijke
gebieden - vrijwel sprake van een overheidsmonopolie bij de totstand-
koming van stedelijke vernieuwing (en uitbreiding!. vandaag de dag is
er sprake van een sterke wisselwerking tussen partijen zoals bewoners,
ontwikkelaars, particuliere eigenaren en woningcorporaties vöördat een
plan gerealiseerd wordt. In dit hoofdstuk worden de achtergronden
van deze ontwikkeling uiteen gezet en toegelicht aan de hand van prak-
tijkvoorbeelden van woningbouwvereniging Het Oosten uit Amsterdam.

Voorbeeld: 1984: Renovatie 685 na-oorlog se woningen westelijke


Tuinsteden, Amsterdam.

De renovatie van de na-oorlogse


voorraad in de westelijke tuin-
steden van Amsterdam is nu
(1994) voor ongeveer de helft
gevorderd. Het complex van
685 woningen is voor woning-
bouwvereniging Het Oosten
niet het allereerste complex
wat in deze voorraad is aange-
pakt maar wel één van de
eerste. Het complex is opge-
bouwd uit een aantal haak-
vormige 4-hoog portiek etage
flats die in totaal 520woningen
bevatten van 3 t/m 5 kamers.
Daarnaast bestaat het complex
uit165eengezinswoningen die Complex 34
in rechte rijtjes gegroepeerd zijn. Deze woningen tellen 4 of 5 kamers.
Naar huidige maatstaven is de oppervlakte van de kamers erg klein.
waarom werd dit complex aangepakt? vanuit een corporatie bezien is
het antwoord op die vraag moeilijk te geven . Het kwam voor op een

_ _ _ _ _ 81
gemeentelijke plann ingslijst. Dat betekende dat ersubsidie beschikbaar
was voor het opknappen en zO'n subsidie liet je niet graag lopen. Ten-
slotte wilde je als corporatie ook graag dat je woningen er goed bij
stonden en uiteraard paste het in je doelstelling om daar ook voor te
zorgen. En dus gebeurde het. Maar wàt gebeurde er dan . De basis voor
wat er gebeurde lag besloten in de subsidieregelingen. Die regelingen
vormden het uitgangspunt bij de planvorming. ze kwamen er op neer
dat voor het groot-onderhoud een aanmerkelijke bijdrage uit de rijks-
middelen - via de gemeente - ter beschikking werd gesteld. De totale
kosten van het grooto nderh 0 ud werden verdeel d tussen co rporatie en
overheid. Daarnaast was het ook mogelijk om woontechn ische verbete-
ringen aan te brengen zoals isolatie, verbetering van keuken , toilet en
douche en het aanbrengen van centrale verwarming. voor deze woon-
technische verbeteringen moesten de bewoners een huurverhoging
betalen. Het doorvoeren van zo'n verbetering met huurverhoging was
(en is) alleen mogelijk indien de huurder daarmee instemt. En dus werd
een groot aantal individuele keuzemogelijkheden tot
verbetering van hetwooncomfort aan de bewoners aange-
boden. In het kader van het algemene streven om de kwali-
teit van de woningen te verbeteren werd die keuze wel aan-
trekkelijk gemaakt voor de bewoners. Dat gebeurde door
deze verbeteringen ver beneden de kostprijs aan te bieden .
Het verschil werd opnieuw bijgepast door overheid en corpo-
ratie. Zo kwam dit project tot stand: Vanuit de technische
kwaliteit van het project een zo goed mogelijk plan maken
voor grootonderhoud en voor woningverbeteringsactivi-
teiten. De normen waaraan het onderhoud en de verbetering
moesten voldoen stonden voorgeschreven in de subsidie-
voorwaarden . De mate waarin de verschillende partijen -
overheid, corporatie en bewoners - financieel moesten
bijdragen was eveneens in de subsidie-voorwaarden opge-
nomen. De einduitkomstvoor de corporatie was -financieel
gezien - desastreus. Nog 3 keer op gelijksoortige wijze zoveel
woningen aanpakken en de reserves zouden zijn uitgeput.
En dan hadden we toch nog lang niet alle benodigde
J.Cabelieustraatna renovatie(1987) investeringen in de woningvoorraad gedaan . zo moest het
dus niet meer.

Achtergronden van hêt planproces toen


Het geschetste plan is gerealiseerd in de nadagen van de na-oorlogse
wederopbouw gedachte. Typerend voor deze periode is dat er een grote
schaarste heerste aan woningen en dat alle energie besteed werd om
deze schaarste op te heffen. De woningnood begon echter wel van
karakter te veranderen: van kwantitatief naar kwalitatief. Alle regelingen
waren nog gebaseerd op de kwantitatieve woningnood: Zoveel mogelijk
produktie, door een efficiënt planningsproces te realiseren op grond
van door de overheid vastgestelde prijs/kwaliteit verhoudingen. Dat paste
bij een samenleving die eenvormig was. En tot eindjaren zestig was dat

82 _ _ _ __
ook het geval. De samenleving bestond voornamelijk uit gezinshuis-
houdens in de verschillende fasen van hun bestaan al dan niet met kin-
deren. Over waarden en normen heerste consensus. Wie afweek van het
dominante waardepatroon was deviant. Correctie was nodig en als dat
niet lukte volgde isolatie of uitstoting. Daarmee werd dan het dominante
waardepatroon nogmaals bevestigd. "Gelukkig zijn wij niet zo, je ziet
wel wat er van komt" dacht menigeen die dit proces waarnam. In zo'n
samenleving is het mogelijk om veel centraal te regelen. zo kon een bijna
gesocialiseerd volkshuisvestingsstelsel ontstaan en tot bloei komen .

voor de overheid had dit tot


gevolg dat zij:
dominant was in het hele
plan proces van in itiatief-
t/m opleveringsfase;
een sterk produktge-
richte opstelling had, wat
tot uitdrukking kwam in
haar subsidietechniek die
gericht was op werksoor-
ten: bepaalde werksoor-
ten (onderhoud, verbete-
ring) werden gehono-
reerd met uitsluiting van
alle andere mogelijk-
heden;
de volledige beheersing Groot onderhoud aan C. 34 (1987)
had over de prijskwali-
teitsverhoudingen. Als gevolg van een groot aantal overwegingen
leidde dat tot sterk gesubsidieerde vraaghuurprijzen.

De werkwijze van woningcorporaties vormde hiervan het spiegelbeeld


en kan als volgt getypeerd worden:

- de corporatie kende eveneens een sterk produktgerichte opstelling.


In praktische zin betekende dit dat de technische diensten dominant
waren.
- corporaties waren sterk in de beheersing van bouw- en onderhouds-
technieken. Hun kracht lag in de begeleiding van bouwplannen op
een zodanige wijze dat er een vanuit technisch oogpunt efficiënt
en doelmatig te beheren produkt ontstond. voor menig architect
vormden corporaties dan ook een belangrijke maar moeilijke
opdrachtgever. Zij leefden in verschillende werelden die in een
moeizaam proces gezamenlijk een produkt moesten realiseren.
- corporaties waren sterk georiënteerd op de overheid. De klant had
wel wat te zeggen maar uitsluitend binnen de kaders die de overheid
had gecreëerd en die de corporatie daarom geduldig uitlegde aan
de klant vöördat deze zijn eigen mening mocht geven.

_ _ _ _ _ 83
Andere partijen kwamen in het bouwbeleid overigens niet voor in de
grootstedelijke gebieden . In de min of meer gesocialiseerde volkshuis-
vesting gaf het geen pas om particulieren en profit-organ isaties een
eigen rol in het spel te geven. En dankzij de subsidies - waarop deze
partijen geen aanspraak konden maken -was dat ook niet nodig. Erwas
kortom sprake van een overheidsmonopolie dat werd uitgevoerd door
de woningcorporaties.

10 jaar later
Voorbeeld: 1994: Mercatorplein en omgeving.

Het Mercatorplein ligt in stadsdeel De Baarsjes in Amsterdam. Het gebied


is gebouwd na w.o. I. voor de stedebouwkundige een deel van de bouw-
kundige opzet tekende Berlage. zowel de bouwkundige als de stede-
bouwkundige opzet zijn van hoge kwaliteit. Maar de klad is er in
gekomen. De Baarsjes raakt in verval. De goedkope en voor een belangrijk
deel particuliere woningvoorraad trekt een eenzijdig publiek aan. Dat
proces wordt versterkt door een toename van criminaliteit waaronder
veel drugscriminaliteit. zo komt een vervalspiraal tot stand; het woon-
milieu wordt allengs slechter voor de modale bewoners en allengs aan-
trekkelijker voor randgroepen. Het aantal coffeeshops breidt snel uit
waardoor steeds meer drugshandel gaat ontstaan, mede als gevolg van
de succesvolle bestrijding daarvan op andere plekken in de stad.
Bedrijven kunnen hun waren niet meer op straat uitstallen, 'S avonds
uitgaan durven veel mensen niet meer, de sociale samenhang vermindert
en waar die wel ontstaat - bijvoorbeeld rondom de Turkse koffiehuizen
(waar géén drugs worden verhandeld) worden die door de autochtone
bewoners ook weer als vijandelijk ervaren . zij herkennen hun eigen
cultuur daarin nieten voelen zich niet meerop hun gemak in hun oude
vertrouwde buurt. zo kan het niet langer doorgaan, hier moet worden
ingegrepen, vindt het stadsdeelbestuur. En woningbouwvereniging Het
Oosten is het met die stelling van harte eens. Maar wat te doen?
Teruggrijpen op de oude middelen en subsidietechnieken lost de pro-
blemen niet op. Dat zou leiden tot een fysieke verbetering van de buurt
maar de ontstane sociale verhoudingen bestendigen. Er is een ander
soort aanpak nodig èn een diepgaandere analyse van de problemen en
kansen van het gebied. De complexgerichte aanpak wordt verlaten. Daar-
voor in de plaats komt een gebiedsgerichte (territoriale) probleem-
verkenning. De vraag naar subsidiemogelijkheden wordt voorlopig
terzijde geschoven omdat de reguliere subsidies op voorhand de aard
van het eindprodukt bepalen. En juist over dat gewenste eindprodukt
willen we in vrijheid kunnen nadenken. Daarop richten de studies zich
dan ook in eerste instantie.Welke maatregelen moeten getroffen worden
om de neerwaartse spiraal om te buigen. Welke doelgroepen zouden
zich aangetrokken kunnen voelen tot dit gebied als het weer naar
behoren functioneert. wat zijn de wensen en de visies van de onder-
nemers en de middenstand in het gebied. Willen de particuliere huis-
eigenaren ook investeren als er een nieuw perspectief voor de buurt

84 _ _ _ __
komt? Hoe kan de openbare orde beter worden gehandhaafd en de
veiligheid worden gegarandeerd. Dit complex van vragen wordt eerst
beantwoord vöördat er investeringen in het gebied worden gepleegd.
uiteindelijk leidt dit tot de opstelling van een Masterplan voor het gehele
plangebied. Dit Masterplan moet vervolgens in de loop der jaren middels
een reeks van deelplannen tot uitvoering worden gebracht. Zoveel moge-
lijk partijen die in het gebied actief zijn, zijn betrokken geweest bij de
opstelling van dit Masterplan . per deelplan wordt bekeken welke partij
welke middelen inzet. Mogelijke overschotten op bepaalde onderdelen
kunnen worden ingezet om niet rendabele plannen toch te realiseren.
particuliere investeerdersverlangen en krijgen
een meerjarige zekerheid omtrent de over-
heidssubsidies. Deze subsidies worden ingezet
waar ze het grootste strategische rendement
opleveren en niet meer op voorhand ingezet
voor vooraf benoemde werksoorten. Als die
zonder of met minder subsidie kunnen worden
uitgevoerd dan gebeurt dat ook.
Binnen die randvoorwaarden durven ook de
particuliere investeerders en de corporatie
risico'saan te gaan doorte mikken op de lange
termijn effecten van de voorgenomen plannen.
zo ontstaat een plan waar veel partijen zich
verantwoordelijk voor voelen en waarin zij
willen participeren. Er zijn nu al duidelijke
signalen dat het inderdaad de goede kant op-
gaat met De Baarsjes en het Mercatorplein. Een
groot aantal coffeeshops is gesloten . De crimi-
naliteit op straat is sterk afgenomen. Bewoners
komen weer in het geweer tegen de stroom
van negatieve publiciteit die de media hebben
uitgestort. Dat soort publiciteit sluit steeds
minder aan op de positief veranderende leef-
omgeving. De mogelijke sloop van een woning-
complex leek voor de bewoners aanvankelijk
Baarsjes, HOofdweg
een gouden kans om elders een betere woning
aangeboden te krijgen . Nu komen ze daartegen in verzet en willen perse
op hun eigen stek blijven zitten . De investeringen in het gebied komen
weer op gang en de glorie van Berlage, ingevuld door onder meer Wij de-
veld, Staal en staal-Kropholler, begint hier en daar al weer in zijn oude
luister zichtbaar te worden. Toch zal het nog wel 5 tot 10 jaar duren voor
het hele gebied is aangepakt en de uitstraling die van deze ontwikkeling
moet uitgaan ook is omgezet in de daadwerkelijke fysieke en sociale
verbetering die het einddoel is.

Achtergronden van het planproces nu


De beschrijving van het tweede voorbeeld vergt heel wat meer tekst-
ruimte dan het eerste voorbeeld. Dat is geen toeval maar het gevolg

_ _ _ _ _ 85
van de sterk toegenomen complexiteit. Die toegenomen complexiteit
is de complexiteit van de samenleving zelf. Het plan proces dat alsmaar
ingewikkelder is geworden is daarvan het gevolg en niet de oorzaak.
Waar zit hem dat nou in? De dominante rol van het gezinshuishouden -
zo kenmerkend in de periode van de wederopbouw - is weggevallen.
Er is daarvoor in de plaats een sterke toename van één en tweepersoons-
huishoudens. Ook is de betaalde arbeid nu heel anders over de huis-
houdens verdeeld. De traditionele waarden en normen die door iedereen
gedeeld werden zijn met het ineenstorten van de zuilenstructuur van
onze samenleving ook geen vanzelfsprekendheid meer. De mensen
bepalen steeds meer hun eigen waarden en normen en laten die niet
meer opleggen door Kerk en staat. Deze toegenomen diversiteit in
waarden en normen wordt verder versterkt door de instroom van grote
groepen buitenlanders in de Nederlandse samenleving met name in de
grote steden. Er bestaat geen afwijkend gedrag meer maar deste meer
ander gedrag. De onzekerheid neemt daardoor sterk toe. Wat kan en
moet door de ander nog wel geaccepteerd worden, tot hoever mag
jeaanpassing verlangen, waar is correctie nodig en waar past acceptatie
van het andere? De antwoorden op die vragen kunnen niet meer vanzelf-
sprekend worden gegeven. Juist daarom is stedelijke vernieuwing zoveel
ingewikkelder geworden. want vààrdat de stedelijke structuren ver-
nieuwd, veranderd, aangepast worden moet de vraag worden beant-
woord: voor wie doen we dat? Wat zijn van die groepen de eisen op
het gebied van prijs/kwaliteitsverhouding, wat kunnen en willen zij
betalen, hoe wonen zij samen etc. En niemand kan het gewenste eind-
beeld nog opzijn eentje realiseren. Deoverheid niet, de corporatie niet,
de particuliere investeerders niet en de bewoner ook niet. Er is een open
dialoog vereist van waaruit een gezamenlijk programma kan worden
geformuleerd. wat betekent dit voor de overheid?

- Het overheidsmonopolie op stedelijke vernieuwing is weggevallen.


De overheid is in plaats daarvan één van de factoren geworden die
daarbij een rol speelt. Dat noopt de overheid tot private samen-
werking met gedeelde verantwoordelijkheid en zeggenschap van
alle betrokkenen.

- De rol van de overheid wordt veel meer stimulerend. Zij moet andere
partijen zien te verlokken tot het plegen van investeringen. Die
partijen zijn daartoe wel-bereid als die investeringen renderend zijn.
Dan zijn zij ook bereid om risico's te dragen.

- Tegenover de risico's die particulieren nemen verlangen zij ook


zekerheid. Van de kant van de overheid zal die vooral moeten bestaan
uit langjarige subsidietoezeggingen. Die toezeggingen moeten output
gericht zijn of met andere woorden een zo effectief mogelijke bij-
drage leveren aan de realisatie van het plan. waartoe die subsidie
dan benut wordt zal door de betrokken partijen gezamenlijk moeten
worden besloten. 1

86 _ _ _ __
Voor de corporaties is de omslag die gemaakt moet worden echter even
groot:

- Corporaties kunnen hun handelen niet meer afstemmen op de over-


heid. Zij moeten de klant tot uitgangspunt nemen omdat die tenslotte
bepalend is voor de continuïteit van de organisatie. zelfs in de
schaarste die voorlopig zal blijven domineren op de woningmarkt
in de grote steden zal een corporatie die zich niet richt op zijn klanten
het niet redden . Dat is het gevolg van de omslag van kwantitatieve
naar kwalitatieve woningnood.

- corporaties moeten actief inspelen op de marktontwikkeling en in


dat kader een lange termijn visie ontwikkelen op hun relatie met de
klant èn de stad. Dat is het gevolg van hun positie als exploitant van
onroerend goed en volkshuisvester. Door die positie zijn zij voor een
lange termijn verbonden met die gebieden waar hun woningen staan.

- corporaties moeten leren werken in termen van een gebiedsgewijze


aanpak in plaats van complexgericht. Ze moeten daarbij risico's leren
inschatten en deze ook durven nemen. Investeringen moeten gewaar-
deerd worden op hun rentabiliteit gezien over de gehele exploitatie-
periode en op hun consequenties voor de omgeving. Zij moeten daar-
bij eveneens leren om nauw samen te werken met particulieren en
profit organisaties in plaats van met uitsluitend de overheid.

Van produkt naar markt


Van produkt naar markt luidt de titel van dit hoofdstuk. waar slaat dat
nu Op? Een overeenkomst tussen de produkt- en marktbenadering is
dat ze er beide op gericht zijn om te voldoen aan de wensen van de
klant. Die wensen waren vroeger tamelijk eenduidig en dat had tot ge-
volg dat de opbouw van wijken ook volgens een eenduidig concept kon
plaatsvinden. Het ultieme voorbeeld van zO'n produktgerichte bena-
dering is de Bijlmermeer. Maar desamenieving is complexer geworden.
Daar zijn de corporaties al beherende achter gekomen . De eenvormige
wijken (eenvormig naar type, prijsen eigendomsverhoudingen) dievele
jaren uitstekend voldeden om aan de wensen van de klant te voldoen
schieten nu te kort. Niet omdat die woningen slechter zijn geworden
maar omdat de wensen een veel grotere diversiteit vertonen. Bij het
beheer van woningen blijkt dat. Daarom worden de beheerervaringen
van corporaties steeds meer betrokken bij de planontwikkeling. Het
gevolg is een sterke toename van de diversiteit in bouwplannen . Er
worden tegelijkertijd steeds meer onderling verschillende kwaliteiten
gerealiseerd. Dure en goedkope woningen, huur- en koopwoningen,
woon- en werkruimtes gecombineerd, behoud èn sloop /nieuwbouw
naast elkaar etc. Kortom: er komt meer kwaliteit als gevolg van de
toegenomen complexiteit in de samenleving. vroeger kon kwaliteit
eenduidig gedefinieerd worden en dat voldeed. Nu volstaat één kwaliteit
niet meer maar is er méér kwaliteit nodig. Die valt alleen nog te realiseren

_ _ _ _ _ 87
in nauw overleg met alle betrokken partijen; een marktgerichte benade-
ring dus. Geen eenvoudige opgave, zeker niet voor ontwerpers, die toch
de samenhang in het geheel zullen moeten bewaren, maar het wordt
er wel boeiender op.

Noot
1) AI deze opmerkingen zijn geplaatstin hetkadervan destedelijkevern ieuwing.
ze zijn echter voor de uitleggebieden op dezelfde wijze van toepassing.

88 _ _ _ __
Lange lijnen; tussen continuïteit en verandering
______________________________ 9
Paul stouten

Tegenover de op verandering gerichte begrippen als stedelijke her-


structurering en vernieuwing staan begrippen als stabiliteit en duur-
zaamheid. stabiliteit heeft meestal betrekking op bevolkingskenmerken
en duurzaamheid op kenmerken van woning en woon milieu. Bij verande-
ringen van posities van stadsvernieuwingsgebieden op de woningmarkt
en de totale stedelijke structuur komen deze begrippen op dezelfde
kant van de medaille te liggen. Als een muntstuk dat blijft doorrollen
maar bijna over de rand van vergader en tekentafels heen. stedelijke
vernieuwing en veranderingen enerzijds en anderzijds een zekere mate
van continuïteit inzake conflicten tussen oud en nieuw, verbetering van
het oude en veroudering van het nieuwe: tussen continuïteit en verande-
ring .

De nieuwe opgave die in het kader van de vernieuwing van steden


worden gesteld lopen als een rode draad door de bijdragen aan deze
publikatie. Met de verandering van de opgave is inmiddels ook de
methoden om de problemen op te lossen gewijzigd. Na enige jaren van
experimenteren begint in enkele steden de gekozen route meer vaste
vorm aan te nemen . Bijzondere aandacht wordt daarbij besteed aan
de rol van het ontwerp en de vormgeving. Dit is mede het gevolg van
een verandering van de maatschappelijke contexten eisen. Tegen deze
achtergrond is het interessant in welk opzicht het stedebouwkundig
ontwerp de afgelopen twintig jaar is veranderd. In de meeste bijdragen
vormt het plan vailliantlaan een referentie om deze wijzigingen te
illustreren. Dit project ligt in de schilderswijk te Den Haag waar de af-
gelopen twintig jaar diverse modellen en ingrepen ter verbetering van
in eerste instantie de woningvoorraad en de later eveneens de stede-
bouwkundige structuur zijn toegepast. Door het ontbreken van plannen
op een ander schaalniveau dan een complex, straat of enkele straten
en daarmee een confrontatie binnen de stedebouwkundige structuur
op verschillende hogere schaalniveaus zijn een aantal kwaliteitsaspecten
genegeerd. Vormt de schilderswijk hierbij een incident? zeker niet: in
wijken van verschillende steden waar stadsvernieuwing vanaf dejaren
zeventig heeft plaatsgevonden zijn deze tekorten te markeren. De laatste
jaren is daarom veel meer aandacht voorgebruiksmogelijkheden en typo-

_ _ _ _ _ 89
logieën van openbare ruimte en naast woning en stedebouwkundig ont-
werpen voor het beheer van de buitenruimten. Duurzaamheid en diversi-
teit zijn thema's die de discussie over uitbreiding en vernieuwing van
steden domineren . voor de verschillende opvattingen van de partijen
die bij de totstandkoming betrokken zijn wordt naar een vorm gezocht
om deze diversiteit te integreren. De vraag is op welke wijze het
beschikbare instrumentarium vanuit de disciplinesstedebouwkunde en
planning een bijdrage kunnen leveren om plannen te sturen. De veelheid
aan verkavelingspatronen levert hoe dan ook een omvangrijk borduur-
werk met veel differentiatie in woonsituaties. stedebouwkundig gezien
stemt het resultaat echter niet tot tevredenheid. Het probleem tussen
ontwerp en beheer wordt nadrukkelijk aan de orde gesteld evenals fase-
ring en mogelijke aanpassingen tijdens de planontwikkeling en uitvoering.
De afgelopen twintig jaar was er zeker bij de aanpak van de stads-
vern ieuwing in de vooroorlogse wijken sprake van een kloof tussen de
idee en het stedebouwkundig concept en de voorwaarden waaronder
plannen werden gerealiseerd. Door wijzigingen van het volkshuisvestings
en stadsvernieuwingsbeleid werd de complexiteit van problemen alleen
maar groter. Met de vermindering van de beschikbare volkshuisvestings-
middelen en instrumenten neemt de druk op stedebouwkunde als
sturende discipline toe. In combinatie met vormgeving komt daarbij
de nadruk op organisatie en de te voeren strategie te liggen . Voor
planning en stedebouwkunde in relatie tot stadsvernieuwing betekent
dat de hiërarchische lijn van doelstellingen via structuur naar
bestemmings en bouwplan op de helling staat. TWintig jaar stadsvernieu-
wing echter laat zien dat het bewandelen van de omgekeerde weg ook
niet zonder problemen is. Debatten en studies over programma's en
de ruimtelijke samenhang met terugkoppeling naar diverse schaalniveaus
blijken noodzakelijk.

op verschillende wijze is geëxperimenteerd met nieuwe methoden


waarin ruimtelijk en programmatisch voorstellen zijn geconfronteerd
met de totale stedelijke structuur en nieuwe eisen. strategieën met
clusters van maatregelen waarin potenties van gebieden zijn onderzocht
door ruimtelijke voorstellen te toetsen aan sociaaleconomische en
demografische uitgangspunten . Dat hierbij geen sprake is van een (of
omgekeerde) hiërarchie maar een proces met diverse terugkoppelingen
is evident. stedebouwkundige plannen kunnen hierbij een zelfstandige
dimensie innemen en dienen voortdurend, evenals andere dimensies
op sociaale-conomisch gebied, woningvoorraadbeleid, demografisch
etc., tijdens de planontwikkeling en uitvoering als toetsstenen te worden
aangedragen. Bij de plannen is een nieuwe relatie met marktpartijen
zoals beleggers en ontwikkelaars zichtbaar. opvallend is de rol van het
supervisorschap, die uit de kast wordt gehaald als onderdeel van een
methode om naast diversiteit ook een zekere mate van samenhang vorm
te geven. Het supervisorschap is bijvoorbeeld het gevolg van onderlinge
meningsverschillen binnen een stedebouwkundige dienst of doorandere
meningen van de lokale politiek. opvallend is ook dat het vervullen van
deze rol soms door architecten in plaats van stedebouwkundigen is

90 _ _ _ __
gebeurd. Juist door de toename van het aantal partijen bij de totstand-
koming en uitvoering van stedebouwkundige plannen is het tijdens de
planvorming en uitvoering bewaken en beheren van de continuïteit door
het vormgeven van 'lange lijnen' noodzaak. Dit komt tot uitdrukking
in de volgende aspecten:
stedebouwkunde en architectuur als planningsinstrument; organisatie
en strategie;
relatie tussen stedebouwkunde en architectuur;
planbegeleiding waaronder supervisie;
diversiteit versus homogeniteit;
algemene toepasbaarheid versusspecifieke potenties van de locatie.

De gemeente Groningen wil de inbreng van marktpartijen bij het inves-


teren in de gebouwde omgeving stimuleren. stedebouwkunde en archi-
tectuur zijn hierbij ingezet als planningsinstrument waarbij beide
disciplines zijn toegepast als integraal deel van hetzelfde proces. Een
lange lijn vormgegeven in een integraal stadsontwikkelingsbeleid waarin
een aantal architectonische plannen zijn gerealiseerd. stadsontwikkeling
en de idee over de stad markeren beiden een lange lijn in plaats en tijd.
In plaats door de definitie van een aantal zones. In tijd omdat men uit-
gaat van een procesmatig verloop waarin op langere termijn ontwikke-
lingen op verschillende schaalniveaus met mogelijkheden voor eventuele
tussentijdse bijstellingen worden aangegeven. Het plan Coördinatie team
bemand door verschillende disciplines vanuit gemeentelijke diensten
coördineert de planvorming en uitvoering en heeft in overleg met de
ontwikkelaars een tweetal supervisoren als adviseurs aangesteld. Het
bewaken van de stedebouwkundige samenhang is daarbij een belangrijke
taak.
Het plan vailliantlaan is zonder meer een breuk met de voorgaande
complexgewijze aanpak. Aan de idee om voor zowel de vailliantlaan als
de nabij gelegen Hobbemastraat een plan te laten maken ging een
geschiedenis vooraf waarin de benadering van siza en lessen uit daarvoor
gerealiseerde projecten een belangrijke rol hebben gespeeld. Het plan
vailliantlaan is bedoeld als een 'ritssluiting met krachtige tanden' om
twee wijkdelen aan elkaar te koppelen . De overheid investeert hier (nog)
in de openbare ruimte en de stedebouwkundige hoofdstructuur. In
tegenstelling tot de Hobbemastraat bestaat het plan vailliantlaan uit
een gedetailleerd stedebouwkundig plan met een nauwkeurige invulling
van de openbare ruimte en de toepassing van een specifiek voor deze
laan ontwikkelt gevelsysteem. De lengte van de laan lijkt inmiddels te
worden gekopieerd in een grote hoeveelheid tijdschriftartikelen naar
aanleiding van dit project. Daarin worden een tweetal problemen gesig-
naleerd met betrekking tot de nieuwe stedelijke dimensies en de keuze
van gesloten bouwblokken 1. Een aantal gesloten bouwblokken zouden
een binnenterrein van een te geringe breedte omvatten . Een tweede
twijfel betreft de toekomstige allure van de laan omdat het verkeers-
programma dat door de voorgestelde straatprofielen wordt geleid de
uiteindelijke kwaliteit van de laan als verblijfsgebied onder druk zet.
Evenals het probleem van de verkeersaansluiting nabij de 'Blauwe Aanslag'
_ _ _ _ _ 91
(een voormalig belastingkantoor) in verband met de realisatie van een
verkeersruit rondom het stadscentrum geldt ook voor het wegprofiel
dat deze situatie een direct gevolg is van het gemeentelijk beleidsplan.
Na een zorgvuldige evaluatie kunnen deze vragen beantwoord worden.
Daarbij kan tevens de mate van flexibiliteit van de plattegronden van
verschillende in deze wand gerealiseerde projecten worden onderzocht.
Naaststedebouwkundige voorstellen ontwikkelde buro Coenen een geveI-
systeem dat uitgewerkt werd in een catalogus bestaande uit een groot
aantal tekeningen van gevelelementen. Samen met de zogenaamde
'blokken doos' vormt deze gevelcatalogus een belangrijk instru ment 0 m
tijdens de totstandkoming van de laan greep op het proces te houden.
Buro Coenen heeft tijdens het proces de rol van supervisor en toetst
de inpassing van de plannen in hetstedebouwkundig plan zowel op de
hoofdopzet als geveldetails. Om tegemoet te komen aan versch iIIende
wensen van architecten zijn tijdens het proces nieuwe aanvullende
varianten op het gevelsysteem uitgewerkt. Bij het supervisorschap was
de stedebouwkundige samenhang nadrukkelijk aan de orde met thema'S
als de typologie van de openbare ruimte en afwisseling van laan, straat,
plein en arcade. De uitvoering van het supervisorschap verloopt voor
de vailliantlaan langs veel strakkere richtlijnen dan bijvoorbeeld bij het
plan spinxCéramique te Maastricht het geval is. Hetzelfde buro met
dezelfde bezetting komt door de specifieke voorwaarden van de locatie .
'de plek' tot andere invullingen van hetsupervisorschap. Hetspecifieke
karakter van het plan vailliantlaan blijkt uit elementen als de 'Storten-
bekerboog' en het 'paletplein'. De stortenbekerboog functioneert als
een scharnier, benadrukt door een arcade met winkels en voorzieningen
en daarmee de samenhang tussen twee complexe knooppunten ver-
groot. Het paletplein vormt als openbare ruimte een accent op een
kruispunt met een drukke winkelstraat.

Bij projecten van atelier Pro bepaalt 'de plek' de uitkomst. Het buro zoekt
naar de realisatie van een maximale diversiteit en zet zich daarmee af
tegen de idee van het nieuwe bouwen, die in het streven het ideale
wonen te definiëren teveel uitkwam op één gemiddelde. Uitkomsten
van woonwensen zijn teveel gericht op gemiddelden en overeenkomsten
en houden te weinig rekening met eventuele verschillen. De 'ideale'
bewoner bestaat niet en daarom probeert atelier Pro aan een diversiteit
inhoud te geven om daardoor meer mogelijkheden voor een passende
woning en woonomgeving te vinden. Daarmee wordt volgens Atelier
Pro alleen maar een bevestiging gevonden van de wens van de eengezins-
woning. Er blijkt voor de projecten van dit buro in Amsterdam voldoende
belangstelling van grote groepen bewoners, die niet in dergelijke stereo-
typen te vangen zijn. Doordespecifieke omstandigheden van een 'plek'
kom je volgens het buro tot specifieke oplossingen. Het bereiken van
een diversiteit wordt bevorderd door met verschillende architecten in
de vorm van workshops gezamenlijk een plan te ontwikkelen waarmee
als het ware verschillende individuele woonwensen worden gesimuleerd.
Bij de VaRastrook bijvoorbeeld zijn acht architecten voorverschillende
onderdelen ingeschakeld. op basis van de door de gemeente samenge
92 _ _ _ __
stelde woonatlas zijn uiteenlopende won ingprogramma's en bouwstenen
verdeeld en uitgewerkt. 2 Daarmee is in vergelijking met de vailliantlaan
de omgekeerde weg gevOlgd. 3 ln totaal kwam men uit op 40 bouwstenen
met 27 woon programma's. Overigens is dat in vergelijking de ont-
wikkeling tijdens de toepassing van dezelfde woonatlas een omgekeerd
resultaat. Bij de woonatlas kwam men na analyse van woningplatte-
gronden en nieuwe huishoudentypen uiteindelijk tot een reductie van
het oorspronkelijk resultaat van 14 programma's tot drie basisplatte-
gronden met enkele varianten, die zouden kunnen worden gerealiseerd
in verschillende financieringscategorieën.

Het debat over programma's blijkt nog steeds essentieel. Bij het totstand-
komen van de zogenaamde woonwerk woningen in Vlaardingen naar
het ontwerp van buro CASA, is door de combinatie van wonen en werken
een zekere levendigheid het resultaat. overigens heeft deze oplossing
ook positieve effecten voor de kwaliteit van de gebouwde omgeving.
Tegelijkertijd legt dit project echter de gevolgen en beperkingen van
regelgeving bloot. Hetwas formeel niet toegestaan om produktieruimten
onder te brengen in gesubsidieerde woningplattegronden . AI met al
is de 'plek' een belangrijk verkoopaspect geworden. En variatie en diversi-
teit ook? Het is de vraag of bouwen onder marktcondities met minder
overheidsinvloed gezien de combinatie van risico en initiatief uiteindelijk
zal leiden tot het voortzetten van dergelijke experimentele projecten.
In Amsterdam zijn veeleer kwaliteitsproblemen bij de goedkope koop-
woningen dan bij dewoningwetwoningen terwijl deze koopwoningen
door de grote vraag soms ongezien worden gekocht (volgens De HaanJ.
Na ongeveer twintig jaar stadsvernieuwing is ruim de helft van de
gebieden aangepakt. Het onvoltooid verleden betreft voor de nabije
toekomst een complexe opgave, waarbij enig maatwerk noodzakelijk
is wanneer factoren als eigendomsverhoudingen, huidige kwaliteit en
bevolkingsstructuur in beschouwingworden genomen . Daarbij worden
'strategische' lokaties in de stedelijke structuur gezocht, die potenties
van wijken stimuleren en mogelijkheden genereren ten aanzien van de
totale stadsontwikkeling. De laatste jaren wordt daarbij de aanpak van
Barcelona als voorbeeld gesteld met haar nadruk op de verbetering van
de kwaliteit van de openbare ruimte en stedelijke infrastructuur. In bij-
voorbeeld Den Haag wordt met stedebouwkundige ingrepen zoals
nieuwe of vernieuwde openbare ruimte geprobeerd herkenbare een-
heden te ontwikkelen van diverse woonsituaties met op markante punten
zoals aan singels of lanen koopwoningen . In de wijk valkenbos-zuid te
Den Haag is naast achterstallig onderhoud sprake van slecht functione-
rende openbare ruimten en omvangrijke verhuisbewegingen. oorzaken
zijn de grote woningbezetting, grote druk op de te geringe openbare
ruimte en relatief grote hoeveelheid tijdelijke bewoners, waardoor te
weinig binding met de buurt ontstaat. Afbreken en opnieuw opbouwen
is zowel stedebouwkundig als sociaal gezien niet noodzakelijk. Dit
uitgangspunt betekent echter niet dat veranderingen worden
uitgesloten. Het stedebouwkundig ontwerp is bij dit project tevens een
instrument voor onderzoek naar potenties van de locatie en ideevorming

_ _ _ _ _ 93
maar vervult ook een rol tijdens de onderhandeling tussen partijen over
de uitvoerbaarheid. Dit onderzoek en ontwerp werd verricht door
gemeentelijke diensten. Deze methode istetyperen metzijnde proces-
matig en exploratief. Een ingreep in het hart van de buurt biedt klaar-
blijkelijk de beste mogelijkheid om bestaande kwaliteiten en potenties
te vergroten. Het gesloten bouwblok wordt hierbij nog steeds als een
bruikbaar element gezien dat een grote diversiteit aan programma's
en toekomstige aanpassingen naar verwachting kan opnemen. Erworden
plannen ontwikkeld waardoor de voorraad naar prijs en financierings-
vorm meer zijn gedifferentieerd. Daardoor kunnen huishoudens onder
de huidige bewoners, die inmiddels hun inkomenspositie hebben ver-
beterd in de buurt een alternatief vinden waardoor verhuizen naar
suburbane gebieden of buitenwijken niet zoals in dejaren zestig de enige
mogelijkheid is. Tevens kan deze strategie zich ook richten op 'nieuwe'
bewonersgroepen die de voorkeur hebben om in de nabijheid van het
centrum te wonen . Verbeteren van de openbare ruimte en de bouw
van nieuwe (koop)woningen dienen om de toegankelijkheid en aantrek-
kelijkheid van de buurt te vergroten.

Bij de aanpak van het Mercatorplein en omgeving te Amsterdam is de


complexgerichte aanpak verlaten en gekozen voor een gebiedsgerichte
verkenning. vervolgens wordt voor het gehele plangebied een Masterplan
opgesteld. De uitvoering van het Masterplan verloopt via deelplannen
waarbij per deelplan wordt onderzochtwelke partij welke middelen inzet.
Aan particuliere investeerders wordt voor de overheidssubsidies een
garantie verstrekt voor de duur van enkele jaren . De subsidies worden
ingezet op de 'plekken ' waar het rendement naar verwachting het
grootst is. Daarmee dient men ook te kunnen reageren op de toege-
nomen complexiteit van het plan proces mede ontstaan doordat een
en tweepersoonshuishoudens een dominante categorie zijn geworden
waarvan de woonwensen een grotere diversiteit vertonen dan die van
de traditionele gezinnen . Differentiatie naar prijs en financierings-
categorie wordt ook hier als oplossing gezien omdat stedebouwkundig
gezien de wijk volgens de corporatie goed functioneert.

Evenals tijdens de afgelopen twintig jaar bij de stadsvernieuwing is bij


de nieuwe methoden de maakbaarheid en de duurzaamheid een belang-
rijk element van de opgave. Duurzaamheid nietalleen in technische zin
maar ook in relatie met sociale aspecten zoals veranderingen binnen
de posities van bevolkingscategorieën en nieuwe samenlevingsvormen .
De betekenis van duurzaamheid strekt zich verder uit dan de kwaliteit
van woningplattegronden. Differentiaties die zijn gericht op een materia-
lisatie van een grote diversiteit aan woonwensen van diverse doel-
groepen zijn echter niet zonder problemen. Wanneer flexibiliteit ten
aanzien van bruikbaarheid binnen een en dezelfdewoningplattegrond
en stedebouwkundige situatie ontbreekt bestaat het gevaar dat daarmee
de bruikbaarheid en aanpasbaarheid in de toekomst op slot gezet wordt.
Bovendien is een opdeling van de stedelijke ruimte naar verschillende
gebruiksvormen en doelgroepen strijdig met het openbare karakter van

94 _ _ _ __
diezelfde ruimte. verschillende bijdragen laten de spanning zien tussen
duurzaamheid van een bepaalde inrichting een soort speurtocht naar
het vinden van een juiste profilering ten behoeve van een of andere
doelgroep. Enerzijds dreigt een beleid dat te weinig gericht is op doel-
groepen verschillen in woonculturen te negeren. Anderzijds dienen
eventuele verschillen in verband met flexibiliteit niet te worden
overschat en is enige relativering met betrekking tot cultuur en traditie
zeker in relatie met woningplattegronden en gebouwde omgeving op
zijn plaats. 4

Voor de in deze publikatie opgenomen projecten is het voor een volle-


dige evaluatie nog te vroeg. Over enkele jaren zijn evaluaties van deze
projecten gezien hun experimenteel en vernieuwend karakter meer zin-
vol en kan een bijdrage leveren aan het vormgeven van de nieuwe stede-
lijke opgave. Dergelijke projecten en zeker de Vailliantlaan vormen een
interessante confrontatie tussen stedebouwkundige ontwerpen als
onderdeel van de totale stedelijke structuur en duurzaamheid van de
gekozen ontwerpoplossingen; niet alleen vanuit een technische invals-
hoek maar in combinatie daarmee eveneens met betrekking tot (toe-
komstig) gebruik.

Noten
1) Zie bijvoorbeeld A. Hebly; Over de ordening van een laan. Het vaillant-
laan project te Den Haag; ARCHlS 1,1994.
2) BWA (1991), De woonatlas, Amsterdam; Bouwen woningdienst.
3) Boekraad, C., 1993, varastrook: de woonatlas in dienst van een veelkleurige
stadswand; Architectuur/Bouwen nr. 4,1993.
4) Stouten, P., urban renewal in transition, Publikatieburo Bouwkunde, 1995.

_ _ _ _ _ 95
- - - - - - - - - - - - - - - -- - - - - - -- -
Reeds eerder gepubliceerd in de serie
'integrale stadsvernieuwing' _ _ _ _ _ _ _ _ __

De volgende publicaties zijn te bestellen bij :


Delftse Universitaire pers
stevinweg 1
2628 eN Delft
Tel. (015) 2783254

e.van den Ham, J. Rosemann en P. de weijer, stadsvernieuwing in Delft.


Effecten en perspectieven voor bedrijven en werkgelegenheid. Delft,
1986, 140 pp. f 27,50 (sold out!.

R. Koolma, In de schaduw van de stadsvernieuwing. Delft 1987, 178 pp.


f 50,35.

P. Bertholet, e. van den Ham en J. Rosemann , stadsvernieuwing en


bedrijven. Behoefteraming voor het Meerjarenplan stadsvernieuwing
1987-1991. Delft 1987,90 pp. f 13,90.

B. Hoksbergen en A.N. Kraaij, Financiering van de stadsvernieuwing. Een


onderzoek naar de financiële situatie van de Tilburgse stadsvernieuwing.
Delft 1987, 99 pp. f 15,90.

K. Janssen, B. van der Laag en A. Moscoviter, Aanpak Moerwijk. ver-


nieuwing van een na-oorlogse wijk. Delft 1989, 74 pp. f 19,10.

P. Drewe, e. van der Ham, J. Rosemann en P. stouten, Woning- en


wijkverbetering met behulp van georganiseerde zelfwerkzaamheid. Delft
1987, 45 pp. f 15,90.

e. van den Ham en P. stouten, Eigenaar-bewoners in Bloemhof. Een


haarbaarheidsonderzoek naar woningverbetering, zelfwerkzaamheid en
werkloosbestrijding. Delft 1987,162 pp. f 29,15.

G. wigmans (edJ, Integralestadsvernieuwing. problemen en perspectieven


bij de herinrichting van steden. Delft 1988, 162 pp. f 29,15.
H. Bodenschatz, P. Debold en J. Rosemann, strategien der Stader-
neuerung: Mailand und Bologna. Delft 1988, 84 pp. f 19,10.

C. van den Ham en P. stouten, Integrale stadsvernieuwing: nieuwe


perspectieven. Delft 1989, 108 pp., f 15,90.

De volgende publicaties zijn te bestellen bij :


Publikatieburo Bouwkunde
Technische universiteit Delft
Berlageweg 1
2628 CR Delft
Tel. (015) 2784737

R. Lijbers en P. stouten, Totstandkoming woningkwaliteit. Delft 1989, 120


pp.

G. wigmans, G. Faber en J. Kenter, De financiële vernieuwing van de


Amsterdamse stadsvernieuwing. Planning en grondexploitatie 1985-1990.
Delft 1991 , 161 pp.

K. van der Flier en p . stouten, Onderzoek vergeleken . Een vergelijking


van de opzet en methodiek van zeven onderzoeken gericht op de aanpak
van naoorlogse wijken. Delft 1992, 105 pp.

C.C. Acioly Jr., settIement planning and self-help housing: an approach


to neighbourhood upgrading in a Sub-Saharan African city. Delft 1992,
131 pp.

V.V. Heramia, Institutionallnvestment in the Dutch HOusing Market. Delft


1994, 102 pp.

P. stouten , Urban renewal in transition. Delft 1995, 55 pp.


OVER LANGE LIJNEN; ONTWERP EN BEHEER
Stedelijke vernieuwing als ontwerpstrategie heeft de afgelopen jaren tot plannen geleid
waarbij de relatie van de desbetreffende locatie met de stad als geheel een belangrijk
thema vormt.
In deze publikatie worden een aantal plantypen behandeld die na jaren van experi-
menteren zijn gerealiseerd of nog in uitvoering zijn. Bij de totstandkoming van
deze plannen zijn een groot aantal partijen betrokken.
Daardoor is tijdens de planvorming en uitvoering het bewaken en beheren van
de continuïteit door het vormgeven van 'lange lijnen' noodzakelijk.
Stedebouwkunde en architectuur worden ingezet als planningsinstrume.nt
met als nieuwe thema 's: organisatie en strategie, supervisie, diversiteit
versus homogeniteit en het benutten van de specifieke potenties van
de locatie.

Art.nr. 1229

You might also like