You are on page 1of 8

DOSSIER

NUMMER 76031/12 Aan de Griffie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens Faxnummer 0033 388412730 Verzoeker: Stichting Schoon Milieu op Curaao Vertegenwoordigd door: de heer drs. P. van Leeuwen Curaao I De partijen A: Stichting Schoon Milieu Op Curaao, gevestigd te Curaao, opgericht op 15 september 2003 (zie bijlage 1b) Vertegenwoordigd door de heer drs. Peter van Leeuwen, Geslacht: mannelijk Nationaliteit: Nederlandse Beroep: apotheker Geboren op 21 februari 1956 te Delft B: The Netherlands, op grond van artikel 56 EVRM verantwoordelijk voor het overzees gebied - inmiddels land Curaao. II Weergave van de feiten 14 Het land Curaao (voorheen het Eilandgebied Curaao, als overzees gebied op grond van artikel 56 EVRM onder verantwoordelijkheid van Nederland) is eigenaar van de op het eiland gevestigde olieraffinaderij. Curaao verhuurt de raffinaderij via de vennootschap Refineria di Korsou N.V. (verder RdK) aan PdVSA, een oliemaatschappij in eigendom van de republiek Venezuela. Op 10 juli 1997 is op grond van de Hinderverordening (bijlage 2) een vergunning verleend (bijlage 3a en bijbehorend Attachment F, bijlage 3b) aan Refineria Isla Curazao SA (een werkmaatschappij van PdVSA, verder Isla) voor de duur van de huurovereenkomst tussen RdK en PdVSA voor het in werking hebben van een inrichting voor 1. Het opslaan of overslaan van aardolie of koolwaterstoffen in vloeibare toestand en 2. Het raffineren, kraken, vergassen van aardolie of fracties ervan. Op 21 maart 2005 heeft de Stichting Schoon Milieu Op Curaao (verder Smoc) de overheid een verzoek om handhaving ingevolge hoofdstuk V van de Hinderverordening, betreft: Handhavingsverzoek Isla-raffinaderij gedaan (zie bijlage 1a). Door het niet naleven van de Hinderverordening en de Hindervergunning en het

uitblijven van sancties daartegen worden de omwonenden en het milieu getroffen. Toen en nu nog steeds doet de overheid helemaal niets. In de loop van de 7 jaar durende gerechtelijke procedure (op grond van de Landsverordening administratieve rechtspraak, verder Lar, bijlage 4) die daarop volgde zijn (onafhankelijke) onderzoeken gedaan waaruit volgt dat er zich dagelijks calamiteiten voordoen met als gevolg dat onder andere in hevige mate en zeer belastend voor mens en natuur wordt gefakkeld. Uit de sinds 1 oktober 2010 via het internet beschikbare - luchtmetingen (www.luchtmetingencuracao.org) van fijnstof, zwaveldioxide en zwavelwaterstof blijkt dat vrijwel dagelijks (WHO)- gezondheidsnormen worden overschreden en het gevaar voor de volksgezondheid steeds groter wordt; de hoeveelheid zwaveldioxide die gemiddeld per uur (!) wordt gemeten op leefniveau bedraagt tot 700 mcg/m3 (de WHO limiet is 500 mcg.m3 per 10 minuten), per 24 uur wordt gemiddeld veelal boven de 100 mcg/m3 zwaveldioxide gemeten (soms boven de 400 mcg/m3: de WHO norm is 20 mcg/m3). Voor fijnstof gelden relatief vergelijkbare hoeveelheden in relatie tot de WHO norm. De overheid controleert niet, toetst niet, handhaaft niet, de milieudienst bestaat slechts op papier en heeft ook geen uitrusting om te kunnen meten, de overheid informeert (desgevraagd) niet, zelfs niet bij rampen als het neerdalen van 60 miljoen kilo catcrackerpoeder (met daarin kankerverwekkende stoffen zoals vastgesteld door TNO) op verschillende wijken in 2004 en in 2011, of bij rampen als olielekkages in pijpleidingen waardoor baaien vol olie stromen, stranden bij hotels gesloten moeten worden en en natuurgebieden verwoest worden (augustus 2012). Scholen sluiten enkele malen per jaar gedwongen de deuren vanwege de ondraaglijke stankoverlast waardoor duizenden kinderen geen onderwijs kunnen genieten of zelfs examens niet kunnen doen. (zie bijlagen 5a-d, diverse krantenartikelen). Deze stank wordt veelal niet veroorzaakt door de stoffen die gemeten worden, maar door giftige stoffen die niet gemeten worden, zoals de Volatile Organic Compounds (VOCs). Ondanks alle adviezen door de jaren heen weigert de overheid metingen uit te voeren naar deze stoffen. Het rapport van Ecorys-NEI d.d. 26 oktober 2005 (bijlage 6) heeft vastgesteld dat tenminste 18 vroegtijdige doden per jaar te betreuren zijn vanwege Isla en dat slechts door zwaveldioxide en fijnstof. Het rapport van TNO, 3 augustus 2007 (bijlage 7) spreekt over de oliecomponenten in de wateren van Curaao, waarbij zij heeft vastgesteld dat deze afkomstig zijn van Isla en waarschuwt voor de ernstige bedreiging voor het ecologische evenwicht en zelfs voor de voedselveiligheid. Uit het rapport van de GGD uit maart 2007 (bijlage 8) blijkt dat 85% van de inwoners onder de rook van de raffinaderij last heeft, bang is voor de gevaren en het liefst zou willen verhuizen. Het betreft de sociale onderlaag op Curaao die bovendien door de Passaatwind voortdurend onder de giftige rook moet wonen. III Verklaring omtrent beweerde schendingen van het Verdrag en/of protocollen en omtrent relevante argumenten 15 Schending van artikelen 1 en 2 EVRM

De overheid heeft de (positieve) verplichting om maatregelen te treffen om burgers te beschermen tegen (levens- en gezondheidsbedreigende) milieurisicos. Op Curaao doet de overheid helemaal niets tegen de voortdurende (dagelijkse) vervuiling en milieurampen door Isla. Zij zorgt er niet voor dat de schendingen van de milieunormen door Isla op passende wijze worden voorkomen, bestreden en bestraft. Ook komt zij haar plicht niet na om onafhankelijk onderzoek in te stellen na calamiteiten. Het vereiste wetgevende en administratieve kader om het leven te beschermen staat enkel op papier en bij de overheid mist elk doen om daadwerkelijk te handhaven. Wetenschappelijk is vast komen te staan dat er jaarlijks 18 vroegtijdige doden zijn ten gevolge van de uitstoot van zwaveldioxide en fijnstof alleen al, door Isla (nogmaals bijlage 6) Schending van artikel 8 EVRM Dit artikel biedt ook bescherming tegen milieuvervuiling of overlast die het persoonlijk leven negatief benvloedt. Het betreft hier op Curaao verslechtering van leefomstandigheden door de omstandigheden die het directe gevolg zijn van de uitstoot van giftige en stinkende stoffen. De ernstige milieuvervuiling tast hier het welzijn van de mensen aan en belemmert hen zodanig bij het genot van hun woning en het persoonlijk leven dat er sprake is van schending van het recht als bedoeld in artikel 8. Het is vervuiling door een derde (Isla) en de overheid is gehouden de nodige regelgevende en handhavingmaatregelen te treffen. In Curaao doet de overheid niets om invulling te geven aan die verplichting. Smoc wil hierbij benadrukken dat de ook de verouderde slappe luchtkwaliteitsnormen zoals neergelegd in de onderhavige (verouderde) vergunning uit 1997 worden overschreden. Een van de vereisten neergelegd in de vergunning is dat deze na vijf jaar zou worden herzien en aangepast (wat betreft luchtkwaliteitsnormen) aan voortschrijden inzicht; ook dat is niet gebeurd, daar waar de rest van de wereld dit allang heeft aangepast. De milieunormen zijn inmiddels wereldwijd achterhaald en aangepast /verscherpt. Dit houdt in dat Isla veel ernstiger vervuilt dan de huidige (wereld)gezondheidsstandaarden toestaan en waar we het de afgelopen 7 jaren over hebben gehad tijdens de gerechtelijke procedure. Abusievelijk is in de brief van 27 november 2012 niet opgenomen de schendingen van artikel 10 van het Verdrag en artikel 1 van het Eerste Protocol van het Verdrag. Deze worden hieronder behandeld. Schending van artikel 10 EVRM Bij gevaarlijke activiteiten moet door de overheid bijzondere nadruk worden gelegd op het recht van het publiek op informatie. De overheid moet door middel van een effectieve en toegankelijke procedure mensen in de gelegenheid stellen toegang te verkrijgen tot alle relevante en aangewezen informatie. Sinds 2010 bestaat er in Curaao op internet een site waar de metingen van de uitstoot gezien kunnen worden. Helaas worden niet altijd de juiste metingen doorgegeven en is de site niet altijd toegankelijk. Daarnaast wordt bij milieurampen ondanks herhaaldelijk verzoek, geen informatie gegeven, niet over omvang van de ramp, niet over de stoffen die zijn vrijgekomen. De overheid zwijgt te allen tijde. Verzoeken om informatie, regelmatig door Smoc gedaan, worden genegeerd en naast zich neergelegd. Alle adviezen die de overheid in diverse rapporten die zij zelf (vanaf 1994!) heeft laten opstellen zijn ook op het gebied van informatieve en communicatie nimmer opgevolgd.

Schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag De overheid verzuimt haar positieve verplichting milieunormen te waarborgen en te handhaven hetgeen neerkomt op schending van het recht op ongestoord genot van eigendom. Schending van artikel 6 EVRM Waar in de lange gerechtelijke procedure de verschillende uitspraken nog hoopgevend waren, zijn de uitspraken in het laatste hoger beroep teleurstellend. Een van de rechters in het hoger beroepscollege (het Lar-hof) in de einduitspraak van 28 mei 2012, heeft zich twee keer eerder als rechter in eerste aanleg bij vonnis uitgesproken over onderhavig handhavingverzoek. Er is om die reden reeds geen sprake van een onpartijdige rechter. Vervolgens hebben de Minister en Isla hoger beroep ingediend tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van 1 september 2011. Uitsluitend Isla heeft ook een voorlopige voorziening ingediend om de uitspraak van 1 september 2011 te schorsen. De uitspraak van 1 september 2011 hield echter in een opdracht voor de Minister en niet aan derde-belanghebbende Isla. De Minister heeft geen voorlopige voorziening ingediend om de aan haar gerichte opdracht geschorst te krijgen. Desondanks heeft het Lar-hof op 29 september 2011 de voorlopige voorziening van de Isla toegewezen en de uitspraak van 1 september 2011 en de daarin vervatte opdracht voor de Minister voor onbepaalde tijd geschorst. Door aldus te handelen een opdracht die gericht is aan een ander, te weten de Minister, op verzoek van een derde, te weten Isla, en derhalve niet op verzoek van degene die de opdracht moet uitvoeren, te schorsen (hetgeen ook indruist tegen de lokale jurisprudentie) - heeft het Lar-hof zich partijdig opgesteld door te laten zien dat wat betreft het Lar-hof de uiteindelijke uitkomst van de procedure moest zijn dat de Minister niet hoefde te handhaven. Bovendien leek het er op dat de Minister voornemens was aan de opdracht van het Gerecht in eerste aanleg te voldoen, zie daarvoor de (concept?)brief aan Isla van 29 september 2011 (bijlage 9). Daarnaast heeft het Lar-hof zich in zijn einduitspraak van 28 mei 2012 niet uitgelaten over alle (deel)verzoeken genoemd in het handhavingverzoek van 2005 en de aangevoerde hoger beroepsgronden, heeft uiterst beknopt gemotiveerd en vele vragen laten liggen (zie ook noot door Rogier onder gepubliceerde uitspraak, bijlage o). Door een juridische constructie heeft het Lar-hof ervoor gezorgd dat het uitgebreide handhavingverzoek van 2005, bevattende meerdere verzoeken, aan het einde van de procedure is afgewezen, zonder dat inhoudelijk op een groot aantal van de in het handhavingverzoek van 2005 vervatte verzoeken uitdrukkelijk is beslist. Gelet op de omvang van het handhavingverzoek van 2005 heeft het Gerecht in eerste aanleg zich in eerste instantie slechts over een (klein) gedeelte van het handhavingverzoek uitgelaten. Het oordeel van het Lar-hof dat hierdoor de overige in het handhavingverzoek van 2005 genoemde verzoeken verloren zijn gegaan zonder dat een rechter deze verzoeken uitdrukkelijk en gemotiveerd heeft afgewezen, duidt op een houding van rechtsweigering dan wel hierdoor wordt de toegang tot de rechter door de rechter belemmerd. In politiek zeer gevoelige zaken, zoals onderhavige, wringt het dat het Lar-hof is bemenst met leden van de Raad van State als plaatsvervangende rechters. De Raad van State is immers een orgaan dat zowel de politiek adviseert als recht spreekt. In deze zaak kan Smoc zich niet aan de indruk onttrekken dat de politiek van Nederland

(Curaao moet zijn eigen boontjes doppen, Nederland intervenieert niet met binnenlandse Curaaose politiek), terugkomt in de rechtspraak. In dergelijke zaken wringt het ook dat het bestuursrecht geen cassatieprocedure kent. Een college dat los van de politieke- feiten beziet of het recht en wet- en regelgeving juist is toegepast, zou ook in het bestuursrecht een must moeten zijn. In onderhavige zaak waar Smoc van oordeel is dat juist de politiek en de politiek gevoelige feiten het toepassen van jurisprudentie en wet- en regelgeving heeft benvloed, kan niet over een eerlijk proces worden gesproken, nu een cassatierechter geen feitenrechter zijnde - zich niet heeft uitgelaten of de jurisprudentie en wet- en regelgeving juist is toegepast. IV Verklaring betreffende artikel 35 paragraaf 1 Verdrag 16 Uitspraak 28 mei 2012 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Op 27 november 2012 heeft Smoc Uw Hof een brief per fax gestuurd (en later per post gestuurd) met daarin een beknopte uiteenzetting van de klachten, om zo de 6-maanden termijn te stuiten. Omdat Smoc niets meer vernam van Uw Hof is op 14 januari 2013 telefonisch contact geweest. Daarin is Smoc verteld dat begin december en brief van Uw Griffie is gestuurd met onder andere daarin stickers met barcodes. Deze brief heeft Smoc tot nu toe niet mogen ontvangen. Smoc gaat er van uit (zo als dat ook in het boek: Procederen voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Yves Haeck, p.179 staat) dat de termijn van 8 weken begint te lopen vanaf de briefdatum van Uw Griffie, dus begin december 2012. Derhalve is Smoc met het indienen van dit verzoekschrift binnen de gestelde termijn. 17 a) 10 oktober 2005, brief Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaao, gericht aan Smoc, erkenning onvolkomenheden Isla; b) 20 oktober 2005, beschikking door Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaao, afwijzing verzoek tot handhaving; (beroep bij eilandsraad) c) 8 maart 2007, uitspraak Gerecht in eerste aanleg Curaao, beroep op fictieve weigering niet-ontvankelijk; d) 29 november 2007, uitspraak Gerecht in eerste aanleg Curaao, beroep door Smoc ongegrond; (beroep bij Bestuurscollege) e) 19 juli 2006, uitspraak Gerecht in eerste aanleg Curaao, hoger beroep voor grootste gedeelte gegrond en verweerder (bestuurscollege) dient binnen 3 maanden nieuwe beschikking te nemen; f) 31 oktober 2006, beschikking door Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaao, afwijzing verzoek tot handhaving; g) 18 juni 2009, uitspraak Gerecht in eerste aanleg Curaao, beroep door Smoc gegrond, vernietigt beschikking en bepaalt dat BC binnen 4 maanden nieuwe beschikking dient te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen;

h) 7 september 2009, uitspraak Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, in voorlopige voorziening, Bestuurscollege geeft geen nieuwe beschikking totdat het Hof uitspraak in hoger beroep heeft gedaan; i) 19 juli 2010, uitspraak Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hoger beroep door Isla ongegrond; j) 8 maart 2011, uitspraak Gerecht in eerste aanleg Curaao, verzoek van Smoc tot nakoming van uitspraak d.d. 18 juni 2009 is niet-ontvankelijk omdat ter zitting een (ongedateerde) beschikking werd overlegd: k) ongedateerd, beschikking door Minster van Gezondheid, Milieu en Natuur, uitvoering uitspraak Hof d.d. 19 juli 2010; l) 1 september 2011, uitspraak Gerecht in eerste aanleg, beroep door Smoc gegrond, vernietigt ongedateerde beschikking, draagt verweerder op binnen vier weken Isla aan te schrijven op straffe van een dwangsom; m) 29 september 2011, uitspraak Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in voorlopige voorziening tijdens het hoger beroep, schorst uitspraak van 1 september 2011 voor onbepaalde tijd; n) Einduitspraak Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, verklaart het hoger beroep van Isla gegrond van die van Smoc ongegrond voor zover die niet ziet op opslag klei en oilspills en vernietigt de uitspraak in eerste aanleg van 1 september 2011; o) gepubliceerde uitspraak 28 mei 2012 met annotatie prof. Mr. L.J.J. Rogier. 18 In de einduitspraak van 28 mei 2012 heeft het Hof geoordeeld dat de overheid nog een beslissing dient te nemen over de opslag van attapulgusklei en over de oilspills, waarmee je zou kunnen zeggen dat Smoc nog niet is uitgeprocedeerd (uiteraard heeft de Minister zich niet aan dit oordeel van het Hof gehouden en heeft binnen de gestelde termijn geen beslissing dienaangaande genomen en staat de weg vrij om een nieuwe procedure te starten te beginnen met beroep bij de Minister). Smoc acht zich toch uitgeprocedeerd en ontvankelijk om zich tot Uw Hof te wenden met onderhavig verzoek, omdat de klei en de spills een dermate klein gedeelte behelzen in het geheel van vervuiling en derhalve marginaal in het geheel van het handhavingverzoek uit 2005. De grootste vervuilende componenten zijn bij deze uitspraak van 28 mei 2012 afgedaan. Bovendien staat het vooruitzicht van een (wederom) 7-jarige gerechtelijke procedure in alle redelijkheid niet in verhouding tot dit kleine gedeelte van de omvang van het geding. V Verklaring omtrent doel van het verzoekschrift 19 Het doel van dit verzoek is dat de staat der Nederlanden, die volgens artikel 56 van het EVRM verantwoordelijk is voor het overzees gebied Curaao, door Uw Hof wordt gedwongen de verplichting na te komen om als overheid toe te zien en daar waar overtredingen zijn te handhaven, waar mogelijk met de milieunormen die mondiaal gehanteerd worden en niet de (verouderde) normen die op Curaao zijn vastgesteld. Enkel een serieuze prikkel kan verandering brengen in de opstelling van de autoriteiten

tot nu toe. Dat betekent heel een hoge boete en/of schadevergoeding. Indien nodig ook het opleggen van de maatregel van sluiten en renovatie van de raffinaderij. De verklaring omtrent schending van artikel 6 heeft in beginsel tot gevolg een verzoek tot herziening en heropening van de rechtszaak. Smoc ziet echter geen heil meer in wederom jarenlang te procederen voor het Hof van Justitie. Smoc is na zeven jaar procederen het vertrouwen kwijt dat de overheid daadwerkelijk, dat wil zeggen voor de burger merkbaar, optreedt tegen de repeterende ernstige milieuvervuiling door Isla. Die onwil om op te treden beperkt zich niet alleen tot het bestuurlijke deel van de overheid, maar zo moet Smoc constateren ook tot de rechtspraak. De muur van onwil is afgezet tegen het levensbelang dat Smoc nastreeft bevreemdend en op de langere duur zeer frustrerend. Het is ronduit Kafkask te moeten constateren dat de herhaalde mensenrechtenschendingen kennelijk onbestraft kunnen continueren. Dit systeem dat mogelijk wordt ingegeven door lokale omstandigheden (van onderlinge afhankelijkheid en verwevenheid van belangen) dient te worden doorbroken. Daarom wordt uw Hof benaderd. Smoc verzoekt uw Hof vast te stellen dat sprake is van schending van artikel 6. VI Verklaring betreffende andere internationale instanties 20 Niet van toepassing VII Lijst van documenten 21 Bijlage 1a. Handhavingsverzoek 15 maart 2005 Bijlage 1b. Statuten Smoc 15 september 2003 Bijlage 2. Hinderverordening Curacao Bijlage 3a. Hindervergunning Isla Bijlage 3b Attachment F Bijlage 4. Landsverordening Administratieve Rechtspraak (Lar) Bijlage 5a. Krantenartikel februari 2004 Bijlage 5b. Krantenartikel 17 mei 2010 Bijlage 5c. Krantenartikel 8 april 2011 Bijlage 5d. Krantenartikel 29 november 2012 Bijlage 6. Rapport Ecorys-Nei 2005 Bijlage 7. Rapport TNO 2007 Bijlage 8. Proyekto GGD molester Isla 2007 Bijlage 9. Brief overheid aan Isla 29 september 2011 Bijlage a. Brief Bestuurscollege aan Smoc 10 oktober 2005 Bijlage b. Beschikking Bestuurscollege 20 oktober 2005 Bijlage c. Uitspraak Gerecht van eerste aanleg 8 maart 2007 Bijlage d. Uitspraak Gemeenschappelijk Hof 29 november 2007 Bijlage e. Uitspraak Gerecht van eerste aanleg 19 juli 2006 Bijlage f. Beschikking Bestuurscollege 31 oktober 2006 Bijlage g. Uitspraak Gerecht van eerste aanleg 18 juni 2009

Bijlage h. Uitspraak Gemeenschappelijk Hof Vovo 7 september 2009 Bijlage i. Uitspraak Gemeenschappelijk Hof 19 juli 2010 Bijlage j. Uitspraak Gerecht van eerste aanleg 8 maart 2011 Bijlage k. Beschikking Minister namens Regering Curaao (ongedateerd) Bijlage l. Uitspraak Gerecht van eerste aanleg 1 september 2011 Bijlage m. Uitspraak Gemeenschappelijk Hof Vovo 29 september 2011 Bijlage n. Uitspraak Gemeenschappelijk Hof 28 mei 2012 Bijlage o. Gepubliceerde uitspraak 28 mei 2012 met noot Rogier VIII Verklaring en ondertekening Hierbij verklaar ik, naar alle eer en geweten, dat de door mij in dit verzoekschrift informatie correct is. Curaao, 24 januari 2013, Wg Peter van Leeuwen

You might also like