Professional Documents
Culture Documents
A = oppervlakte [mm2 ] E = elasticiteitsmodulus [N/mm2 ] ft = treksterkte [N/mm2 ] fy = vloeigrens [N/mm2 ] I = traagheidsmoment [mm4 ] i = traagheidsstraal [mm] Lk = kniklengte [mm] N = normaalkracht [N ] Nkr = kritieke normaalkracht bij nazicht op knik[N ] Np = vloeinormaalkracht[N ] = slankheid[-] = relatieve slankheid [-] buc = knikfactor [-]
Inleiding
De berekening van staalconstructies is voornamelijk gebaseerd op het gebruik van normen. Uitgebreide gegevens, richtlijnen en voorschriften zijn vastgelegd in de technische grondslagen voor bouwconstructies (TGB 1990). De TGB-staalconstructies bestaat uit de volgende delen: NEN 6770 Basiseisen en rekenregels voor overwegend statisch belaste constructies NEN 6771 Stabiliteit NEN 6772 Verbindingen NEN 6773 Basiseisen, rekenregels en beproevingen voor overwegend statisch belaste dunwandige koudgevormde stalen proelen en geproleerde platen NEN 6774 Eisen aan staalkwaliteit voor constructiestaalsoorten in relatie tot het brosse breukgedrag, voor overwegend statisch belaste constructies
Een staaf in een vakwerk heeft zijn maximale treksterkte bereikt indien over de volledige doorsnede de treksterkte ft bereikt is. De waarden van ft voor de verschillende staalsoorten staat vermeld in de tabel van guur 1. Onder deze veronderstelling kan dan de minimale doorsnede voor het proel berekend worden. A= N ft (1)
Een vakwerkstaaf heeft zijn maximale druksterkte bereikt indien over de volledige doorsnede de vloeispanning fy bereikt is. De waarden van fy voor
de verschillende staalsoorten staat vermeld in de tabel van guur 1. Onder deze veronderstelling kan dan de minimale doorsnede voor het proel berekend worden. A= Np fy (2)
Voor gedrukte staven dient echter een bijkomende controle te gebeuren, aangezien slanke staven onder een te zware last de neiging hebben om zijdelings uit te buigen. Dit verschijnsel noemen we knik. In (Hibbler, 1997) wordt de Euler-kniklast afgeleid. Nkr = met i= = =
L i I A
Np 2 EAi2 2 E 2 E 2 EI = = 2 A = 2 Afy = 2 2 2 L L fy
(3)
E fy
Voor een staaf met relatieve slankheid = 1 is de kritieke belasting van Euler Nkr gelijk aan de vloeinormaalkracht Np .
5.1
Nog gesteld dat stalen drukstaven in wrijvingloze scharnieren eindigen (L k = L), wijken ze in werkelijkheid in vele opzichten af van het theoretische model van Euler : Een staaf is niet perfect recht Er bestaan meestal eigenspanningen in de staaf Het materiaal gedraagt zich niet oneindig elastisch de vloeispanning is niet dezelfde voor alle vezels van de staaf de belasting werkt excentrisch op de staafeinden 3
de staaf is niet perfect prismatisch De bepaling van de geldende kniklengte Lk , afhankelijk van de soort bevestiging in de steunpunten staat beschreven in Figuur 2. vloeigrens, treksterkte F3/121. Al de gebruikte tabellen komen uit het polytechnisch zakboek (Leijendeckers p.H.H., 2002). De European Convention for Constructional Steelwork(ECCS) heeft een grootscheeps programma van berekeningen, van metingen aan industri ele stalen producten, van drukproeven op gewalste en geconstrueerde drukstaven en van statistisch onderzoek van resultaten van waarnemingen en berekeningen uitgevoerd. Dit leidde tot het opstellen van de zogenaamde knikkrommen van de ECCS. De ECCS stelde 5 krommen voor, genaamd, a0 , a, b, c en d. De kromme a0 wordt enkel gebruikt voor staven van staal met een vloeigrens hoger dan 430N/mm2 en d enkel voor proelen waarvan de dikte plaatselijk groter is dan 40 mm. De knikkrommen worden hier weergegeven onder de vorm van een tabel in Figuur 4. Voor knikfactor buc wordt hierin weergegeven in functie van de relatieve slankheid . Welke kromme dient gebruikt te worden is proelafhankelijk. Deze keuze wordt bepaald in guur 3. Volgende formule bepaalt aldus de minimale doorsnede, nodig om knik te weerstaan: A= Nkr buc fy (4)
Voorbeeld
We bepalen voor het vakwerk van Figuur 60 uit de cursus mechanica van machinestructuren (pagina EV.41) welk I-proel moet gekozen worden voor de staaf ac. Het stalen (E = 210Gpa) vakwerk wordt vervaardigd uit S235 en de verbinding tussen de verschillende staven mag zuiver schanierend beschouwd worden. Sac = 200kN fyd = 235N/mm2
Om te voldoen aan de voorwaarde van vergelijking (2) dient de oppervlakte van de doorsnede minstens volgende waarde te bedragen. A=
200103 N 235N/mm2
= 851mm2
Een IPE100 proel voldoet aan deze voorwaarde. Er moet nu ook nog een nazicht op knik gebeuren. Aangezien de staaf aan beide zijden scharnierend bevestigd is, is de kniklengte van de staaf Lk = L = 5000mm . IPE100 A = 1032mm2 iz = 12.4mm = =
5000mm 12.4mm
= 403.22 = 4.29
403.22
210103 N/mm2 235N/mm2
Deze waarde van valt buiten alle weergegeven waarden van Figuur 4. Deze staaf zal dus zeker knikken. Ter bevestiging doen we het nazicht met de hoogst getabelleerde knikfactor voor het gekozen proel. Het IPE100 is een gewalst proel waarvan de ensdikte t < 40mm en h/b > 1.2. De z-as is de zwakke as, dus in Figuur 3 zien we dat hier de knikfactor moet bepaald worden aan de hand van kromme b van de ECCS. De laatst getabelleerde waarde voor buc = 0.1 voor = 3 (voor = 4.29 zal dus nog een lagere waarde gelden voor de knikfactor). A=
200103 N 0.1235N/mm2
= 8510mm2
De oppervlakte van een IPE100-proel is dus zeker te klein om knik te weerstaan. Omdat we de hoogte van het proel niet te veel willen opdrijven om zo tot een grotere oppervlakte te komen kiezen we voor een ander type proel, een breedensbalk, dat voor dezelfde hoogte een grotere oppervlakte heeft. We gaan na of een HEA100-proel al zou voldoen. HEA100 A = 2124mm2
iz = 25.1mm = =
5000mm 25.1mm
= 199.2 = 2.12
199.2
210103 N/mm2 235N/mm2
Voor dit proel geldt t 80mm en h/b 1.2. De z-as is de zwakke as, dus in Figuur 3 zien we dat hier de knikfactor moet bepaald worden aan de hand van kromme c van de ECCS. Uit Figuur 4 kan dan na interpolatie de juiste waarde van de knikfactor buc bepaald worden. buc = 0.178 A=
200103 N 0.178235N/mm2
= 4781.26mm2
Deze doorsnede volstaat dus nog steeds niet. We proberen een iets grotere doorsnede, vb. HEA140. HEA140 A = 3142mm2 iz = 35.2mm = =
5000mm 35.2mm
= 142.05 = 1.51
142.05
210103 N/mm2 235N/mm2
Ook voor dit proel geldt t 80mm en h/b 1.2 en moet dus gebruik gemaakt worden van knikkromme c. buc = 0.307 A=
200103 N 0.307235N/mm2
= 2772.19mm2
Dit proel kan dus aan knik weerstaan. We moeten nu nog nagaan of er geen proel kan gevonden worden met een kleiner doorsnede dat ook aan knik weerstaat. We voeren een controle uit voor het proel dat net kleiner is, nl. HEA120. 6
= 165.56 = 1.76
165.56
210103 N/mm2 235N/mm2
Ook voor dit proel geldt t 80mm en h/b 1.2 en moet dus gebruik gemaakt worden van knikkromme c. buc = 0.242 A=
200103 N 0.242235N/mm2
= 3516.79mm2
Dit proel is dus niet bestand tegen knik. De berekening voor de proelkeuze stopt hier dus, nl HEA 140.
Opgaven
1. Herbekijk het vakwerk, vervaardigd uit staal S235, van oefening 13 p EV.13 uit de cursus mechanica van objecten (Soudan, 2004). Bepaal de proelen van de drie staven die samenkomen in het punt e. 2. Bepaal voor het vakwerk, vervaardigd uit staal S235, van oefening 14 p EV.13 uit de cursus mechanica van objecten (Soudan, 2004) de proelen van de staven die samenkomen in de steunpunten a en b. 3. Ga na welke staven uit het vakwerk, vervaardigd uit staal S355, van oefening 15 p EV.13 uit de cursus mechanica van objecten (Soudan, 2004) het meest risico hebben op bezwijken. Doe een nazicht op trek en op druk. (Tip : Let op voor de staven belast op druk : het zijn niet noodzakelijk de staven waar de grootste drukkracht op werkt, die het meeste kans op bezwijken hebben)
Appendix I : References
Hibbler, R. C.: 1997, Sterkteleer voor technici, Academic Service, Schoonhoven, Nederland. Leijendeckers p.H.H., Fortuin J.B., v. H. F. e. S. G.: 2002, Polytechnisch zakboek, Elsevier, Arnhem, Nederland. Soudan, K.: 2004, Mechanica van objecten.
11
15
17