You are on page 1of 19

Hoe maak je een werkstuk?

Een werkstuk maken in 6 stappen

Tip 1:

Begin op tijd!
Stap 1
Bedenk een onderwerp

Waar ligt je interesse?


Bijvoorbeeld:

 Aardrijkskunde: een land, een gebied, een stad, bergen,


rivieren

 Geschiedenis: een persoon of gebeurtenis uit het verleden


 Natuur en Milieu: het weer, klimaat, vulkanen,
aardbevingen
 Kunst: een kunstenaar, een kunstvorm, een
muziekinstrument

 Maatschappij: ziekte, pesten, verslaving, racisme, een


beroep

 Hobby en Vrije tijd: sport, hobby’s

 Wetenschap en techniek: sterrenkunde, verkeer en


vervoer, uitvindingen

 Dieren: een dier, een diersoort


Tips bij stap 1

 Tip 2: Maak je onderwerp niet te groot: dus ‘de Olifant’ en


niet ‘Dieren’, ‘Vincent van Gogh’ en niet ‘Kunst’

 Tip 3: Als je geen onderwerp weet, loop dan eens binnen in


de mediatheek en kijk bijvoorbeeld eens naar de ‘informatie’
of ‘informatie-junior’ serie. Wie weet, krijg je dan een idee

 Tip 4: Vraag eens aan je ouders of vrienden of ze een idee


voor je hebben
Stap 2
Wat wil je weten?
Wat zou je graag willen weten over het onderwerp
dat je hebt gekozen?
 Bedenk vragen over je onderwerp, waarop je antwoord wilt
hebben.

 Kies vragen die beginnen met: wat, hoeveel, waar, welke,


wanneer, hoe.
Voorbeeld: Je onderwerp is voetbal
Je zou de volgende vragen kunnen bedenken:
Hoe zijn de spelregels?
Welke kleding en andere spullen zijn nodig?
Wanneer werd voetbal voor het eerst gespeeld?
Hoe ziet een voetbalveld eruit?
Welke teams doen mee aan de Nederlandse competitie?
Waar wordt voetbal het meest gespeeld?
Tips bij stap 2
 Tip 5: Schrijf ook de vragen op waarop je al een antwoord
weet, dan ben je al een beetje op weg.

 Tip 6: Als je een idee wilt krijgen over welke vragen je wilt
stellen, maak dan een woordspin: Schrijf het
hoofdbegrip(in dit voorbeeld: voetbal) midden op een leeg
vel. Trek een cirkel om dat woord. Trek lijnen naar alle
kanten als de poten van een spin. Wat schiet je te binnen
als je aan het hoofdbegrip denkt? Schrijf aan het eind van
elke lijn een woord dat je te binnen schiet. Maak groepen
van de woorden die bij elkaar horen.
Een woordspin

Kleding
Schoenen
Competitie

Beroemde
Voetbal voetballers

Regels
Geschiedenis
Veld
Stap 3
Informatie zoeken

Waar vind je informatie?


 Encyclopedie, tijdschriften, kranten
 Boeken uit mediatheek of bibliotheek
 Internet
 Vraag informatie aan bij een museum, club of bijvoorbeeld
het Wereld Natuurfonds( doe dat wel ruim voordat je het
werkstuk moet inleveren.) Als je onderwerp een land is kun
je bij een reisbureau om informatie vragen.

 Interview: Vraag informatie aan een persoon die veel van je


onderwerp af weet
Tips bij stap 3

 Tip 5: Vind je een boek, kijk dan eerst in inhoudsopgave en


index. Worden je vragen uit stap 2 in dit boek beantwoord?

 Tip 6: Geschikte websites om informatie te zoeken zijn:



www.schooltv.nl/vroegerenzo/

www.jeugdbieb.nl

www.schoolbieb.nl

www.wikikids.nl
 www.netwijs.nl
 Al deze en andere goede websites vind je bijvoorbeeld via de
startpagina: www.datbedoelik.nl
Stap 4
Het lezen van de informatie
 Lees alle informatie, die je hebt verzameld, goed door.
 Denk, terwijl je leest, aan de vragen je ook al weer had.
 Schrijf de informatie op, die een antwoord op een van je
vragen geeft.
 Zet alle informatie die je vindt over de zelfde vraag bij elkaar.
 Als je alle informatie gelezen hebt, weet je op welke vragen je
een antwoord hebt gevonden en kun je gaan schrijven.
 Als je teveel informatie hebt gevonden, kijk dan eerst wat je
het belangrijkste vindt. Als je niet genoeg gevonden hebt,
vraag dan hulp.
Tip bij stap 4

Tip 7: Maak voor iedere vraag een apart blaadje.


Noteer daarop de informatie die je vindt over de vraag
Stap 5
Het schrijven

 Begin met het maken van een indeling van het werkstuk. Kijk
op welk van de vragen je een antwoord hebt gevonden en
maak daar hoofdstukjes van.

 Gebruik je eigen woorden en schrijf geen zinnen over. Maak


je zinnen niet te lang. Als je een moeilijk woord moet
gebruiken, vertel dan wat het betekent.
Stap 6
De Lay-out
 Als je alle informatie hebt getypt, ga je plaatjes zoeken
waarmee je het werkstuk mooier maakt en waarmee dat wat
je geschreven hebt duidelijker wordt.
 Zet maximaal 2 plaatjes op een bladzijde.
 Voeg de plaatjes in je werkstuk.
 Maak dan paginanummers.
 Maak dan een inhoudsopgave.
 Bedenk een titel. Maak dan een mooie titelpagina met de titel,
je naam en de datum waarop je het inlevert.
 Zorg dat je werkstuk er verzorgd uitziet.
 Gebruik in je hele werkstuk hetzelfde lettertype.
 Geef je hoofdstukken een naam of een nummer.
 Zet deze in een iets groter lettertype boven je hoofdstuk.
 Laat een regel open tussen de verschillende hoofdstukken.
 Controleer je werkstuk op spelling en hoofdlettergebruik en
als je helemaal tevreden bent, lever je het in. Je mag het
afdrukken in zwart-wit, maar je mag het ook per e-mail
opsturen naar de juf.
De indeling
 Begin met een inleiding. Hierin schrijf je waarom je dit
onderwerp hebt gekozen, wat je er al over wist en wat je nog
meer wilt weten.
 Daarna komen de verschillende hoofdstukken. Kijk of er
vragen bij elkaar horen. Zet die samen in een hoofdstuk.
Bijvoorbeeld bij het werkstuk over voetbal kunnen de
spelregels en het antwoord op de vraag hoe een voetbalveld
eruit ziet in één hoofdstuk beantwoord worden.
 Daarna komt een conclusie waarin je schrijft wat je geleerd
hebt en of je op al je vragen een antwoord hebt gevonden (of
niet).
 Dan komt de literatuur- en bronvermelding.
 Hierin schrijf je welke informatie je hebt gebruikt. Als de
lezer denkt dat het niet waar is wat je vertelt kan deze je
bronnen nalezen en zien dat je wel gelijk hebt (of niet
natuurlijk).

 Als de informatie uit een boek komt, noem je de titel, de


schrijver, het jaar van uitgave en de uitgever.

 Als je informatie uit een tijdschrift of folder komt, noem je


de naam van de folder of het tijdschrift, het nummer van
het tijdschrift en de datum wanneer het verschenen is.
 Als de informatie van een internetsite komt, noem je de
URL(het internetadres) van de site, waar je de informatie
vandaan hebt(dus niet Google of Netwijs) en de datum
waarop je de informatie gevonden hebt.
 Daarna komt een evaluatie. Daarin schrijf je hoe je het vond
om aan dit onderwerp te werken. Ben je tevreden? Vind je dat
je genoeg informatie hebt gevonden? Ga je het de volgende
keer anders aan pakken en hoe dan?
Tip bij stap 6
 Tip 8: Laat je werkstuk, voordat je het inlevert, even aan
iemand anders lezen die je kan helpen om eventuele fouten
te verbeteren

 Groeten van juf Henny

You might also like