Professional Documents
Culture Documents
SCUDO
603.45.699 NL
INSTRUCTIEBOEK
Geachte clint,
Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de SCUDO.
Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw SCUDO leert kennen en u uw auto op de
juiste manier zult gebruiken.
Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.
Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van
uw SCUDO volledig te benutten. Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het in
conditie houden van de auto en milieubewust autorijden.
n de SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:
het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden
een overzicht van de speciale aanvullende service voor clinten.
Veel leesplezier en goede reis!
ABSOLUUT LEZEN!
BRANDSTOF TANKEN
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.
Dieselmotoren: tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan de
Europese specificatie EN590.
MOTOR STARTEN
Benzinemotoren met handgeschakelde versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in;
draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand D en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
Benzinemotoren met automatische versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrokken en
de versnellingspook in stand P of N staat; draai de start-/contactsleutel in stand D, maar trap het gaspedaal
niet in; laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
Dieselmotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai de start-/contactsleutel in stand M en wacht
tot het waarschuwingslampje m dooft; draai de start-/contactsleutel in stand D en laat hem los zodra de
motor aanslaat.
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN
2
Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren boven gras, droge bladeren, dennennaalden of ander licht ontvlambaar materiaal: brandgevaar.
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu
wordt voorkomen.
ELEKTRISCHE APPARATUUR
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de
accu langzaam kan ontladen), dient u contact op te nemen met de Fiat-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik.
CODE-CARD
Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, maar niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en
blijven de exploitatiekosten laag.
IN HET INSTRUCTIEBOEKJE
vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en
het onderhoud van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden), #
(bescherming van het milieu) en (conditie van de auto).
3
Veiligheid, respect voor het milieu en optimalisering van het laadvermogen zijn de uitgangspunten geweest
bij het ontwerpen van de SCUDO.
Dankzij deze opvatting kon de SCUDO strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan. De
SCUDO voldoet aan de strengste eisen in zijn klasse. Bovendien is deze auto, naar alle waarschijnlijkheid, al
voorbereid op de toekomstige normen.
Daarnaast is de SCUDO door het doorlopende onderzoek naar nieuwe en doeltreffende bijdragen aan het
behoud van het milieu, een auto die navolging verdient.
lle uitvoeringen zijn uitgerust met emissiereductiesystemen die bijdragen aan de bescherming van het
milieu, waardoor de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen lager is dan de nu geldende normen.
ij herinneren u er bovendien aan dat Fiat hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100%
recycling. Als uw SCUDO buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled, omdat
voldaan wordt aan de voorwaarden van het F.A.RE.-project. Dankzij dit project kunnen de Fiat-dealers uw voertuig milieuvriendelijk (en geheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van
een nieuwe auto overgaat.
Voor de natuur betekent dat een groot voordeel: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder
nieuwe grondstoffen nodig.
De signalen die u op deze pagina ziet, zijn zeer belangrijk. Zij staan bij onderdelen in dit boekje waar we extra
aandacht voor vragen.
Zoals u ziet, bestaat elk signaal uit een verschillend symbool. Zo wordt direct duidelijk om welk onderwerp
het gaat:
Milieubewust rijden.
Aanwijzing voor het juiste gedrag,
zodat het gebruik van de auto zo min
mogelijk schade aan het milieu oplevert.
SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele
onderdelen van uw SCUDO zijn specifiek gekleurde plaatjes aangebracht
met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet
nemen als u met het betreffende
onderdeel te maken krijgt.
Accu
Ontploffingsgevaar.
Kans op vonken.
Bobine
Hoge spanning.
Ventilateur
Riemen en poelies
Expansiereservoir
Koplampen
Niet openen.
Gas onder hoge druk.
WAARSCHUWINGSSYMBOLEN
Katalysator
VERBODSSYMBOLEN
Accu
Niet dichtbij komen
met open vuur.
Stuurbekrachtiging
Accu
Houd
afstand.
kinderen
op
De vloeistof in het
reservoir mag het maximum niveau niet overschrijden. Gebruik uitsluitend de
vloeistof die is aangegeven in de
Vullingstabel.
Remcircuit
De vloeistof in het
reservoir mag het maximum niveau niet overschrijden. Gebruik uitsluitend de
vloeistof die is aangegeven in de
Vullingstabel.
Ruitenwissers
Gebruik uitsluitend de
vloeistof die is aangegeven in de Vullingstabel.
Motor
Gebruik uitsluitend de
smeermiddelen die zijn
aangegeven
in
de
Vullingstabel.
VERPLICHTINGSSYMBOLEN
Auto rijdt op diesel
DIESEL
Bescherm de ogen.
Expansiereservoir
Accu
Krik
Gebruik uitsluitend de
vloeistof die is aangegeven in de Vullingstabel.
Accu
WEGWIJS IN UW AUTO
DASHBOARD (BEHALVE UITVOERINGEN MET AIRBAG AAN
PASSAGIERSZIJDE)
F0F0289m
fig. 1
1 Vaste uitstroomopening voor zijruiten - 2 Linker hendel: claxon - richtingaanwijzers - koplampen - 3 Airbag (indien aanwezig) - 4 Instrumentenpaneel - 5 Rechter hendel: ruitenwissers - ruitensproeiers - 6 Schakelaar waarschuwingsknipperlichten - 7 Verstelbaar luchtrooster in het midden (alleen voor Scudo EL of uitvoeringen met handbediende airconditioning) - 8 Uitstroomopening voor voorruit - 9 Opbergvak - inbouwplaats autoradio - 10 Opbergvak - 11 Openen/sluiten
verstelbaar luchtrooster - 12 Regelschuif voor richten luchtstroom - 13 Dashboardkastje - 14 Bedieningsknoppen voor
verwarming, ventilatie en handbediende airconditioning (indien aanwezig) - 15 Asbak - aansteker (indien aanwezig) - 16
Versnellingspook - 17 Drukknop achterruitverwarming (indien aanwezig) - 18 Start-/contactslot - 19 Zekeringenkastje 20 Opbergvak
WEGWIJS IN UW AUTO
DASHBOARD
(UITVOERINGEN MET AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE)
F0F0557m
fig. 2
1. Openen/sluiten verstelbaar luchtrooster - 2. Vaste uitstroomopeningen voor zijruiten - 3. Regelschuif voor richten
luchtstroom - 4. Inbouwplaats linker luidspreker - 5. - Linker hendel: claxon - richtingaanwijzers - koplampen - 6.
Instrumentenpaneel - 7. Rechter hendel: ruitenwissers - ruitensproeiers - 8. Ontwaseming voorruit - 9. Opbergvak inbouwplaats autoradio - 10. Inbouwplaats airbag passagierszijde - 11. Inbouwplaats rechter luidspreker - 12.
Dashboardkastje - 13. Hendel voor luchtmenging - 14. Asbak/aansteker - 15. Hendel regeling luchttemperatuur - 16.
Inschakeling recirculatie - 17. Inschakeling aanjager - 18. Versnellingspook - 19. Bedieningspaneel - 20. Start-/contactslot
- 21. Zekeringenkastje - 22. Hendel stuurwielverstelling - 23. Opbergvak.
10
WEGWIJS IN UW AUTO
FIAT CODE
Voor een nog betere bescherming
tegen diefstal is de auto uitgerust
met een elektronische startblokkering (Fiat CODE). Het systeem
wordt ingeschakeld als de contactsleutel wordt uitgenomen. In de
handgreep van de sleutels zit een
elektronisch component gemonteerd dat bij het starten van de
motor een signaal ontvangt via een
speciale antenne die in het start-/
contactslot is ingebouwd. Dit signaal
wordt omgezet in een gecodeerd
signaal en vervolgens aan de regeleenheid van de Fiat CODE gezonden, die, als de code wordt herkend,
het starten van de motor mogelijk
maakt.
F0F0250m
DE SLEUTELS fig.3
Bij de auto worden geleverd:
twee sleutels A als de auto is uitgerust met centrale portiervergrendeling;
een sleutel A en een sleutel B als
de auto is uitgerust met centrale
portiervergrendeling met afstandsbediening (indien aanwezig);
De sleutels dienen voor:
het starten;
de portieren;
de achterdeuren.
F0F0255m
fig. 3
fig. 4
WEGWIJS IN UW AUTO
11
WERKING
De elektronische startblokkering
schakelt automatisch in na 10 seconden na opening van het portier (met
uitgenomen contactsleutel) of 5
minuten na het uitzetten van de
motor.
Draai bij het starten van de motor
de contactsleutel in stand M-fig. 7:
1) Als de code wordt herkend,
wordt de startblokkering opgeheven.
Als u de sleutel in stand D-fig. 7
draait, start de motor.
2) Als de code niet wordt herkend,
raden wij u aan de sleutel in stand S
en vervolgens in stand M te draaien;
als de motor geblokkeerd blijft, probeer het dan opnieuw met de andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat,
wendt u dan tot de Fiat-dealer.
F0F0257m
fig. 5
12
WEGWIJS IN UW AUTO
PROGRAMMEREN
VAN HET SYSTEEM
Bij aflevering van de nieuwe auto
is het diefstalalarm al geprogrammeerd door de Fiat-dealer. Wendt
u voor eventuele nieuwe programmeerprocedures tot de Fiat-dealer.
EXTRA AFSTANDSBEDIENINGEN BESTELLEN
De ontvanger kan in totaal 4
afstandsbedieningen herkennen.
Als u extra exemplaren hebt aangeschaft, bedenk dan dat het programmeren voor alle afstandsbedieningen
moet worden uitgevoerd als de auto
nieuw is.
BATTERIJEN
Als u op het knopje van de
afstandsbediening drukt en de portieren worden niet vergrendeld en
de richtingaanwijzers gaan niet knipperen, dan moet u de batterijen vervangen door batterijen van hetzelfde
type.
F0F0259m
fig. 6
WEGWIJS IN UW AUTO
13
START-/CONTACTSLOT
STUURSLOT
F0F0019m
fig. 7
14
WEGWIJS IN UW AUTO
ATTENTIE
Verwijder de sleutel altijd uit
het start-/contactslot als u de
auto verlaat, om onvoorzichtig
gebruik van de bedieningsknoppen te
voorkomen. Vergeet niet de handrem
aan te trekken en schakel de eerste
versnelling in bij een helling omhoog
of de achteruit bij een helling omlaag.
Laat kinderen nooit alleen achter in
de auto.
ATTENTIE
Als het start-/contactslot is
geforceerd (bijv. bij een
poging tot diefstal) moet u, voordat
u weer met de auto gaat rijden, de
werking van het slot laten controleren bij de Fiat-dealer.
ATTENTIE
Verwijder de sleutel nooit
uit het contactslot als de
auto nog in beweging is. Bij de eerste stuuruitslag blokkeert het stuur
automatisch. Dit geldt in alle gevallen, ook als de auto gesleept wordt.
ZITPOSITIE INSTELLEN
BESTUURDERSSTOEL fig. 8
ATTENTIE
Verstellen in lengterichting
Trek hendel A omhoog en schuif
de stoel naar voren of naar achteren.
Laat de hendel los en controleer of
de stoel goed geblokkeerd is door
naar voren en naar achteren te
schuiven.
ATTENTIE
Rugleuning verstellen
F0F0604m
fig. 8
F0F0301m
fig. 9
WEGWIJS IN UW AUTO
15
HOOFDSTEUNEN fig. 10
De stoelen zijn voorzien van in
hoogte verstelbare hoofdsteunen die
de juiste ondersteuning bieden aan
volwassen inzittenden ongeacht het
postuur.
fig. 10
16
F0F0606m
fig. 11
WEGWIJS IN UW AUTO
STUURWIEL
Het stuur kan in verticale richting
worden versteld.
1) Zet de hendel fig. 13 in stand I.
ATTENTIE
Controleer voordat u op
reis gaat of alle stoelen in
de rijrichting staan en goed
geblokkeerd zijn. Alleen deze
opstelling staat een doelmatig
gebruik van de veiligheidsgordels
toe.
ATTENTIE
F0F0609m
fig. 12
F0F0562m
fig. 13
WEGWIJS IN UW AUTO
17
ACHTERUITKIJKSPIEGEL
BUITENSPIEGELS
1) normale stand
2) anti-verblindingsstand.
De spiegel is uitgerust met een veiligheidsvoorziening: de spiegel
springt tijdens een botsing los.
F0F0022m
fig. 14
18
F0F0023m
fig. 15
WEGWIJS IN UW AUTO
Elektrisch verstelbaar
(indien aanwezig)
De spiegels kunnen alleen worden
afgesteld als de contactsleutel in
stand M staat.
Eerst kiest u welke spiegel u wilt verstellen. Zet hiervoor knop A-fig. 16 in
stand B (linker spiegel) of C (rechter
spiegel).
Met schakelaar A kunt u de spiegels
in vier richtingen verstellen.
De verwarming van de spiegels
schakelt automatisch in als u de achterruitverwarming aanzet.
Na ongeveer 12 minuten schakelt
de verwarming automatisch weer
uit.
F0F0161m
fig. 16
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS VOOR EN
ACHTER AAN DE ZIJKANT
fig. 17-18-19
Ga goed rechtop zitten, steun
tegen de rugleuning en leg dan de
gordel om.
F0F0282m
ATTENTIE
F0F0560m
fig. 17
fig. 18
F0F0561m
fig. 19
WEGWIJS IN UW AUTO
19
De achterbank is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels met rolautomaat voor zowel de zijzitplaatsen als de middelste zitplaats.
HOOGTEVERSTELLING VAN
DE VEILIGHEIDSGORDELS
VOOR fig. 17
ATTENTIE
ATTENTIE
De veiligheidsgordels achter
moeten worden omgelegd
zoals in fig. 18 wordt aangegeven.
Het schema in fig. 19 toont de verkeerde verbindingen van de veiligheidsgordels. In het schema wordt dus
aangegeven hoe de veiligheidsgordels
niet moeten worden gebruikt.
ATTENTIE
20
WEGWIJS IN UW AUTO
De
veiligheidsgordels
mogen alleen worden versteld als de auto stilstaat.
ATTENTIE
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDEL VAN
DE MIDDELSTE ZITPLAATS
fig. 20 (indien aanwezig)
De driepunts-veiligheidsgordel van
de middelste zitplaats is voorzien van
een rolautomaat A - fig. 20.
F0F0608m
fig. 20
De gordelspanner werkt
slechts n maal. Als de gordelspanner heeft gewerkt, moet u
zich tot de Fiat-dealer wenden om de
spanner te laten vervangen. Het systeem heeft vanaf de productiedatum
een geldigheid van 10 jaar. Na deze
periode moet de gordelspanner door
de Fiat-dealer worden vervangen.
WEGWIJS IN UW AUTO
21
Werkzaamheden in de
buurt van de gordelspanners, waarbij stoten,
sterke trillingen of verhitting
optreden (maximaal 100C
gedurende ten hoogste 6 uur),
kunnen de gordelspanners
beschadigen of activeren: bij die
omstandigheden horen niet trillingen die voortgebracht worden door een slecht wegdek of
door contacten met kleine
obstakels zoals trottoirs. Als er
iets aan de gordelspanners
moet gebeuren, dient u zich tot
een Fiat-dealer te wenden.
ATTENTIE
ALGEMENE OPMERKINGEN
OVER HET GEBRUIK VAN
VEILIGHEIDSGORDELS
F0F0250m
De bestuurder en de inzittenden
zijn verplicht zich te houden aan de
plaatselijke wetgeving met betrekking tot het gebruik van de veiligheidsgordels.
Leg de veiligheidsgordel altijd om
voordat u vertrekt.
fig. 21
22
WEGWIJS IN UW AUTO
ATTENTIE
ATTENTIE
Iedere gordel dient slechts ter
bescherming van een enkel
persoon. Gebruik de gordel niet voor
een kind dat bij een volwassene op
schoot zit, waarbij de gordel beiden
zou moeten beschermen fig. 22.
Plaats bovendien geen enkel voorwerp tussen de gordel en het lichaam
van een inzittende.
ATTENTIE
ATTENTIE
Het is streng verboden onderdelen van de veiligheidsgordels of gordelspanners te demonteren of open te maken. Werkzaamheden aan de veiligheidsgordels en gordelspanners moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel.
Wendt u altijd tot de Fiat-dealer.
F0F0250m
fig. 22
fig. 23
WEGWIJS IN UW AUTO
23
F0F0212m
fig. 24
24
WEGWIJS IN UW AUTO
Groep 0
gewicht: 0-10 kg
GROEP 0 en 0+
Groep 0+
gewicht: 0-13 kg
Groep 1
gewicht: 9-18 kg
Groep 2
gewicht: 15-25 kg
Groep 3
gewicht: 22-36 kg
Het wiegje moet op zijn plaats worden gehouden door de veiligheidsgordel, zoals in de afbeelding is aangegeven
in fig. 25, en het kind moet op zijn
beurt worden beschermd door de gordels van het wiegje zelf.
ATTENTIE
GROEP 1
Kinderen met een gewicht tussen 9
en 18 kg kunnen naar voren gekeerd
worden vervoerd in kinderzitjes met
een kussen aan de voorkant fig. 26,
waarbij de veiligheidsgordel van de
auto zowel het kinderzitje als het
kind op zijn plaats moet houden.
F0F0216m
F0F0215m
fig. 26
WEGWIJS IN UW AUTO
25
ATTENTIE
De afbeelding geeft uitsluitend richtlijnen voor de montage. Monteer het zitje volgens de
instructies die de fabrikant verplicht is
bij te leveren.
ATTENTIE
Er bestaan kinderzitjes die
geschikt zijn voor de
gewichtsgroepen 0 en 1. Deze kinderzitjes kunnen worden bevestigd aan
de veiligheidsgordels achter en hebben zelf gordels om het kind te
beschermen. Vanwege het gewicht
kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd
worden gemonteerd (bijvoorbeeld als
een kussen tussen het kinderzitje en
de veiligheidsgordels van de auto
wordt geplaatst). Houdt u voor de
montage strikt aan de bijgeleverde
instructies.
GROEP 2
GROEP 3
ATTENTIE
De afbeelding geeft uitsluitend richtlijnen voor de
montage. Monteer het zitje volgens
de instructies die de fabrikant verplicht is bij te leveren.
WEGWIJS IN UW AUTO
F0F0214m
fig. 27
26
F0F0213m
fig. 28
Groep
Gewicht
Zijzitplaats voor
(Individueel/
bank met 2 zitplaatsen)
Individuele stoel
2e rij
Bank met 2
zitplaatsen
2e rij - zijzitplaats
Bank met
2 zitplaatsen
2e rij - middelste
stoel
Groep 0, 0+
tot aan 13 kg
U-L
U-L
Groep 1
9 - 18 kg
U-L
U-L
U-L
Groep 2
15 - 25 kg
Groep 3
22 - 36 kg
Groep
Gewicht
Bank met 3
zitplaatsen
2e rij - zij
zitplaats
Bank met 3
zitplaatsen
2e rij - middelste
stoel
Bank met 3
zitplaatsen
3e rij - zij
zitplaats
Bank met 3
zitplaatsen
3e rij - middelste
stoel
Groep 0, 0+
tot aan 13 kg
Groep 1
9 - 18 kg
U-L
Groep 2
15 - 25 kg
Groep 3
22 - 36 kg
Legenda
U: geschikt voor Universele kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven Groepen.
X: geen enkel kinderzitje
L: geschikt voor kinderzitjes die speciaal ontworpen zijn voor de vermelde groep. Deze kinderzitjes zijn opgenomen in het Fiat
Lineaccessori-programma.
WEGWIJS IN UW AUTO
27
28
WEGWIJS IN UW AUTO
5) Ieder veiligheidssysteem is
bedoeld voor slechts een kind: vervoer nooit twee kinderen in een systeem.
6) Controleer altijd of de gordel
niet langs de nek van het kind loopt.
7) Zorg er tijdens de rit voor dat
het kind geen afwijkende houding
aanneemt of de gordels losmaakt.
8) Vervoer kinderen nooit in uw
armen, ook geen pasgeboren kinderen. Niemand is sterk genoeg om ze
bij een ongeval vast te houden.
9) Na een ongeval moet het zitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
F0F0326m
A - Koelvloeistoftemperatuurmeter
B - Snelheidsmeter
C - Onderhoudsmeter en kilometerteller/dagteller - Digitaal klokje Olieniveaumeter
D - Toerenteller
E - Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor brandstofreserve
F0F0252m
WEGWIJS IN UW AUTO
29
INSTRUMENTENPANEEL
(UITVOERINGEN MET AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE)
A - Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor brandstofreserve.
B - Toerenteller.
C - Snelheidsmeter.
D - Koelvloeistoftemperatuurmeter en waarschuwingslampje voor
te hoge koelvloeistoftemperatuur.
E - Controle-/waarschuwingslampjes.
fig. 31 - Uitvoering 2.0 16V
30
WEGWIJS IN UW AUTO
F0F0588m
F - Onderhoudsmeter.
G - Buitentemperatuurmeter (tripcomputer, indien aanwezig).
F0F0589m
De kilometerteller 2 bewaart de
laatst gekozen weergave in het
geheugen.
Druk op knopje A om de dagteller
op nul te zetten zodat de kilometerteller 2 drie keer knippert en 0
aangeeft.
OLIENIVEAUMETER fig. 34
3 - digitaal klokje.
F0F0260m
fig. 33
F0F0319m
fig. 34
WEGWIJS IN UW AUTO
31
KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER fig. 36
Onder normale omstandigheden
staat de wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurmeter ongeveer in het midden van de schaal. Als
de wijzernaald aan het einde van de
schaal komt, betekent dit dat de
motor overbelast wordt en dat er
gas moet worden teruggenomen.
Het branden van waarschuwingslampje A duidt op een te hoge koelvloeistoftemperatuur.
F0F0231m
fig. 35
32
F0F0261m
fig. 36
WEGWIJS IN UW AUTO
TOERENTELLER
Uitvoeringen 2.0 16V - fig. 37
Uitvoeringen 1.9 D en 2.0 JTD fig. 38
BELANGRIJK De regeleenheid
van de elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk de toevoer van brandstof als de motor met te hoge toerentallen draait, waardoor het
motorvermogen zal afnemen.
BRANDSTOFMETER fig. 39
Het waarschuwingslampje A van de
reservebrandstof gaat branden, als er
nog 5 tot 7 liter brandstof in de tank
aanwezig is.
Rijd niet met een bijna lege tank:
door een onregelmatige brandstoftoevoer kan de katalysator beschadigen.
F0F0327m
fig. 37
F0F0268m
fig. 38
F0F0262m
fig. 39
WEGWIJS IN UW AUTO
33
LICHTSTERKTEREGELAAR
INSTRUMENTENPANEEL
De lichtsterkteregelaar werkt bij
een draaiende motor en ingeschakelde parkeerverlichting.
De lichtsterkte kan geregeld worden met knop B-fig. 40:
als u de knop telkens kort
indrukt, verandert de lichtsterkte
van het instrumentenpaneel geleidelijk;
als u de knop ingedrukt houdt,
verandert de lichtsterkte snel.
Minuten instellen
Uren instellen
F0F0263m
fig. 40
34
F0F0231m
fig. 41
WEGWIJS IN UW AUTO
ONDERHOUDSMETER
De onderhoudsmeter geeft door
middel van het waarschuwingslampje
1-fig. 42 en de kilometerteller 2, het
aantal kilometers aan waarna de
motorolie en het oliefilter vervangen
dienen te worden op basis van het
onderhoudsschema.
De onderhoudsmeter wordt alleen
weergegeven als de motor stilstaat en
de contactsleutel in stand M staat.
Werking
Draai de contactsleutel in stand M,
het waarschuwingslampje 1 gaat 5
seconden branden en op de kilometerteller 2 wordt het aantal kilometers aangegeven dat nog kan worden
afgelegd tot de volgende onderhoudsbeurt.
F0F0220m
fig. 42
F0F0221m
fig. 43
fig. 44
F0F0223m
fig. 45
WEGWIJS IN UW AUTO
35
Onderhoudsinterval
overschreden fig. 47
Als u de sleutel in stand M draait,
gaan het waarschuwingslampje 1 en de
kilometerteller 2 5 seconden branden.
Voorbeeld: de onderhoudsbeurt is al
300 km overschreden. De onderhoudsbeurt moet zo snel mogelijk
worden uitgevoerd.
Op de kilometerteller 2 wordt het
aantal overschreden kilometers aangegeven, voorafgegaan door het minteken .
F0F0224m
fig. 46
36
F0F0225m
fig. 47
WEGWIJS IN UW AUTO
F0F0226m
fig. 48
Configuratieprocedure
Onderhoudsinterval
De onderhoudsmeter is ingesteld op
normale gebruiksomstandigheden van
de auto.
F0F0227m
fig. 49
F0F0264m
fig. 50
F0F0230m
fig. 51
WEGWIJS IN UW AUTO
37
Op nul zetten
BELANGRIJK De Fiat-dealer zet
de onderhoudsmeter na iedere olieverversingsbeurt op nul.
Om de onderhoudsmeter op nul te
zetten, moet u de contactsleutel in
stand S draaien, knopje A-fig. 50 indrukken en ingedrukt houden.
F0F0229m
fig. 52
38
F0F0228m
fig. 53
WEGWIJS IN UW AUTO
KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER fig. 55
KILOMETERTELLER TOTAAL
Gewoonlijk geeft het display B-fig.
54 het totaal aantal afgelegde kilometers aan.
DAGTELLER
F0F0574m
F0F0575m
fig. 54
fig. 55
WEGWIJS IN UW AUTO
39
BRANDSTOFMETER fig. 56
Het waarschuwingslampje A van de
reservebrandstof gaat branden, als er
nog 5 tot 7 liter brandstof in de tank
aanwezig is.
Rijd niet met een bijna lege tank:
door een onregelmatige brandstoftoevoer kan de katalysator beschadigen.
OLIENIVEAUMETER fig. 57
Onder normale rij-omstandigheden
bevindt de wijzernaald zich aan de
linkerzijde en is de meter gedoofd.
Als de contactsleutel in stand A of M
staat, gaat de meter 2 of 3 seconden
branden en geeft het olieniveau in het
motorcarter aan.
40
fig. 58
F0F0577m
fig. 57
WEGWIJS IN UW AUTO
F0F0578m
F0F0576m
fig. 56
F0F0579m
fig. 59
ONDERHOUDSMETER fig. 60
De onderhoudsmeter geeft door
middel van het waarschuwingslampje
1 en de kilometerteller 3, het aantal
kilometers aan waarna de motorolie
en het oliefilter vervangen dienen te
worden op basis van het onderhoudsschema.
1 - Waarschuwingslampje onderhoudsmeter.
Werking
F0F0581m
Onderhoudsinterval na of voor
1000 km
Als u de contactsleutel in stand M
draait, wordt het aantal kilometers
aangegeven dat nog kan worden afgelegd tot de volgende onderhoudsbeurt.
Als u de contactsleutel in stand M
draait geeft het display 2-fig. 61 na
5 seconden het totaal aantal kilometers of de dagstand aan; het waarschuwingslampje 1-fig. 61 blijft branden als de onderhoudsinterval voor
1000 km is en dooft bij onderhoudsintervallen na 1000 km.
F0F0582m
fig. 60
fig. 61
WEGWIJS IN UW AUTO
41
Onderhoudsinterval
overschreden
Configuratieprocedure
F0F0583m
fig. 62
42
F0F0584m
fig. 63
WEGWIJS IN UW AUTO
F0F0585m
fig. 64
2 - Op nul zetten
Buitentemperatuur fig. 67
Om de onderhoudsmeter op nul te
zetten, moet u de contactsleutel in
stand S zetten en knopje 1-fig. 65 indrukken en ingedrukt houden. Draai
de contactsleutel in stand M; houd
knopje 1-fig. 66 ingedrukt; na 10 seconden is het display op nul gezet en
dooft het waarschuwingslampje 2.
F0F0586m
fig. 65
F0F0587m
fig. 66
F0F0603m
fig. 67
WEGWIJS IN UW AUTO
43
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES
De lampjes branden in de volgende
gevallen:
RICHTINGAANWIJZERS
(knipperend) (groen)
Als de buitenverlichting en
het dimlicht zijn inge-
schakeld.
GROOTLICHT
(blauw)
WEGWIJS IN UW AUTO
ATTENTIE
ATTENTIE
AIR
BAG
BRANDSTOFRESERVE (geel)
Als u de contactsleutel
in stand M draait, gaat het
lampje branden. Na ongeveer 6 seconden moet het
lampje doven. Als het lampje niet
gaat branden, blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, zet
dan onmiddellijk de motor uit en
wendt u tot de Fiat-dealer.
Als u de contactsleutel
in stand M draait en het
lampje B gaat niet branden of het gaat branden of knipperen tijdens het rijden, wendt u
dan zo snel mogelijk tot de Fiatdealer.
WEGWIJS IN UW AUTO
45
VOORGLOEI-INSTALLATIE (dieseluitvoeringen)
(geel)
Als u de contactsleutel in stand M
draait, gaat het lampje branden. Het
lampje dooft als de voorgloeibougies
de vooraf ingestelde temperatuur hebben bereikt.
STOP
STOP
(rood)
ACCU
WORDT
NIET VOLDOENDE
OPGELADEN (rood)
In vier gevallen:
als de contactsleutel in stand A
staat, blijft het lampje gedoofd,
onafhankelijk van de stand van de
handrem;
als de contactsleutel bij uitgezette
motor in stand M staat, gaat het
lampje op het instrumentenpaneel
branden, onafhankelijk van de stand
van de handrem;
als de contactsleutel bij draaiende
motor in stand M staat, gaat het
lampje, afhankelijk van de stand van de
handrem, wel of niet branden;
tegelijkertijd met lampje j om
een storing aan te geven in de elektronische remdrukverdeling EBD.
46
WEGWIJS IN UW AUTO
TE LAGE MOTOROLIEDRUK
(rood)
Als de motoroliedruk onder de normale waarde zakt.
STORING IN
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
(rood)
WEGWIJS IN UW AUTO
47
F0F0572m
VERWARMING EN VENTILATIE
A - Verstelbaar luchtrooster zijkant.
B - Uitstroomopening voor ontwasemen of ontdooien van de zijruiten
voor.
C - Uitstroomopening voor ontwasemen of ontdooien van de voorruit.
D - Bovenste luchtrooster in het
midden.
E - Verstelbaar luchtrooster in het
midden.
F - Uitstroomopeningen aan de
zijkant.
G - Uitstroomopening middenonder.
fig. 68
48
WEGWIJS IN UW AUTO
VERWARMING
EN VENTILATIE
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 72
A - Schuif om het recirculatiesysteem in te schakelen, waarbij er geen
lucht van buiten binnenkomt.
B - Schuif voor de luchtverdeling.
C - Schuif voor het inschakelen van
de aanjager.
D - Schuif voor de regeling van de
luchttemperatuur (menging van warme/koude lucht).
fig. 70
F0F0573m
F0F0034m
fig. 69
fig. 71
F0F0011m
fig. 72
WEGWIJS IN UW AUTO
49
VERWARMING
1) Schuif voor de luchttemperatuur:
in het rode vlak.
2) Schuif voor de aanjager: op de
gewenste snelheid.
3) Schuif voor de luchtverdeling:
in stand K voor verwarming van de
beenruimte en ontwaseming van de
voorruit.
in stand H voor verwarming van de
beenruimte van de inzittenden.
in stand J voor verwarming van de
hoofdruimte van de inzittenden.
4) Schuif voor de recirculatie (indien
aanwezig): zet de schuif in stand I
voor een snellere verwarming, waarbij alleen de lucht in het interieur circuleert.
Voor een snelle verwarming van de
beenruimte moeten de bovenste
luchtroosters gesloten zijn.
50
WEGWIJS IN UW AUTO
EXTRA VERWARMING
(indien aanwezig)
De auto is uitgerust met een extra
verwarming, waardoor de motor bij
koud weer sneller op bedrijfstemperatuur komt en in het interieur sneller een comfortabele temperatuur
wordt bereikt.
De extra verwarming werkt bij een
draaiende motor als de buitentemperatuur lager is dan 10C en de motor
nog niet de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
BELANGRIJK Als de motor stationair draait en de auto stilstaat, dan
kunnen er verbrandingsresten (rook
en geur) waarneembaar zijn uit de uitlaat van de extra verwarming: deze uitlaat bevindt zich onder het rechter
voorspatbord.
SNELLE ONTWASEMING
EN/OF ONTDOOIING
Achterruiten
Druk op knop ( (indien aanwezig).
Zodra de achterruiten ontwasemd
zijn, is het raadzaam de verwarming
weer uit te schakelen.
Voorruit en zijruiten
1) Schuif voor de luchttemperatuur:
in het rode vlak.
2) Schuif voor de aanjager: schakel
de maximale snelheid in.
3) Schuif voor de luchtverdeling: in
stand -.
4) Schuif voor de luchtrecirculatie in
stand L, waarbij lucht van buiten
binnenkomt.
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan
een stand gekozen worden waarbij het
zicht optimaal blijft.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met handbediende airconditioning, wordt het ontwasemen van de
ruiten versneld door naast de bovengenoemde instellingen ook knop
E-fig. 74 in te drukken.
VENTILATIE
1) Zij- en middenroosters: geheel
open.
2) Schuif voor de luchttemperatuur:
in het blauwe vlak.
RECIRCULATIE (indien
aanwezig)
Als de schuif in stand I A-fig. 73
staat, circuleert alleen de lucht in het
interieur.
BELANGRIJK Dit systeem is vooral bruikbaar bij geconcentreerde luchtvervuiling (in de file, in tunnels enz.).
Het is niet raadzaam dit systeem langdurig te laten werken, vooral niet als
u met meer personen in de auto zit.
AIRCONDITIONING,
HANDBEDIEND
(indien aanwezig)
BEDIENINGSKNOPPEN fig.
73-74
A - Schakelaar om het recirculatiesysteem in te schakelen.
B - Schuif voor de luchtverdeling.
C - Schuif voor het inschakelen van
de aanjager.
fig. 73
F0F0039m
fig. 74
WEGWIJS IN UW AUTO
51
E - Schakelaar om de handbediende
airconditioning in- en uit te schakelen.
Als u deze schakelaar indrukt, schakelt
tevens de aanjager automatisch in op
stand 1.
AIRCONDITIONING
(KOELING)
HENDELS AAN
HET STUUR
HENDEL LINKS
Met de linker hendel bedient u de
meeste onderdelen van de buitenverlichting.
Als het niet nodig is de buitenverlichting te laten branden, moet u,
voordat u de auto verlaat, controleren
of de hendel in stand 0 staat. Hierdoor
voorkomt u dat de accu ontlaadt.
Als bij uitgenomen contactsleutel de
buitenverlichting nog brandt, klinkt er
een akoestisch waarschuwingssignaal.
F0F0154m
BELANGRIJK De airconditioning
kan goed gebruikt worden om de ruiten sneller te ontwasemen, omdat de
lucht droger wordt. Zet hiervoor de
bedieningsknoppen op ontwasemen
en schakel de airconditioning in door
op schakelaar E te drukken.
fig. 75
52
WEGWIJS IN UW AUTO
Claxon fig. 75
Dimlicht fig. 77
Grootlichtsignaal fig. 79
Buitenverlichting fig. 76
Grootlicht fig. 78
Bij het openen van n van de portieren en bij uitgenomen sleutel, hoort
u een akoestisch signaal als de buitenverlichting nog is ingeschakeld. Het
akoestische signaal houdt op als u de
verlichting uitschakelt, de portieren
sluit of als u de motor start.
F0F0157m
fig. 78
F0F0156m
F0F0155m
fig. 76
fig. 77
F0F0158m
fig. 79
WEGWIJS IN UW AUTO
53
Mistlampen voor
(indien aanwezig) fig. 80
Ga voor het inschakelen van de mistlampen voor als volgt te werk:
draai knop A in stand dimlicht ingeschakeld;
draai knop B in stand 5 mistlampen voor ingeschakeld.
Mistachterlicht fig. 80
Ga voor het inschakelen van het
mistachterlicht als volgt te werk:
draai knop A in stand 6, buitenverlichting ingeschakeld;
draai knop B in stand 4, mistachterlicht ingeschakeld.
Het mistachterlicht schakelt automatisch uit als u de motor uitzet of de
verlichting uitschakelt. Als u bij nog ingeschakeld mistachterlicht de motor
weer start, gaat het mistachterlicht automatisch weer branden.
F0F0152m
fig. 80
54
WEGWIJS IN UW AUTO
F0F0159m
fig. 81
HENDEL RECHTS
Ruitenwissers/-sproeiers fig. 82
Bediening:
0 - Ruitenwissers uitgeschakeld.
1 - Interval wissen.
2 - Langzaam continu wissen.
3 - Snel continu wissen.
4 - Tijdelijk langzaam continu wissen:
als u de hendel loslaat, springt deze direct weer in stand 0 en schakelen de
ruitenwissers automatisch uit.
F0F0010m
fig. 82
F0F0042m
fig. 83
WEGWIJS IN UW AUTO
55
BEDIENINGSORGANEN
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN
DRUKKNOPPEN fig. 84
Deze vindt u boven de versnellingspook.
Knop A werkt alleen bij een draaiende
motor.
Als u een knop indrukt, gaat op de knop
zelf een lampje branden.
A - Inschakelen van de achterruitverwarming (indien aanwezig). Deze
schakelt na 12 minuten automatisch uit
B - In-/uitschakelen van de waarschuwingsknipperlichten.
Afhankelijk van de uitvoering bevindt
zich onder het linker luchtrooster de
knop voor het inschakelen van de stoelverwarming.
Druk op knop B-fig. 84. De waarschuwingsknipperlichten werken onafhankelijk van de stand van de contactsleutel.
Als dit systeem is ingeschakeld, knipperen de lampjes R E op het instrumentenpaneel en het rode lampje op
de knop zelf.
Druk de knop nogmaals in om het
systeem uit te schakelen.
56
KOPLAMPVERSTELLING
fig. 85
fig. 85
WEGWIJS IN UW AUTO
F0F0040m
fig. 84
ATTENTIE
CRUISE-CONTROL
(indien
aanwezig)
Dit elektronische systeem maakt het
mogelijk een constante, vooraf ingestelde kruissnelheid aan te houden,
zonder het gaspedaal te bedienen. De
ingestelde snelheid moet hoger zijn
dan 40 km/h.
Dit systeem bestaat uit:
knop A-fig. 86 om het systeem in
of uit te schakelen;
hendel B-fig. 87 om de ingestelde snelheid te verhogen, te verlagen
of te wissen.
F0F0300m
fig. 86
F0F0302m
fig. 87
WEGWIJS IN UW AUTO
57
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR
ATTENTIE
Als u geen brandstoflekkage waarneemt en de auto kan nog verder rijden, druk dan op knop A in de motorruimte om de brandstoftoevoer
weer te herstellen.
fig. 88 uitvoeringen 2.0 16V - 2.0 JTD
16V
fig. 88
58
F0F0207m
fig. 89
WEGWIJS IN UW AUTO
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen,
moet u het koppelingspedaal geheel intrappen en vervolgens de versnellingspook in de gewenste stand plaatsen
(het schakelschema staat op de knop
van de pook).
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto worden
ingeschakeld. Wacht met een
draaiende motor en een geheel ingetrapt koppelingspedaal minstens 2 seconden, voordat u de achteruit inschakelt. Hiermee wordt voorkomen
dat de tandwielen beschadigen.
ATTENTIE
Om op de juiste wijze te
schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pedaal liggen dat dit kan verhinderen.
Let erop dat de vloermatten niet
zijn dubbelgevouwen en zo de slag
van de pedalen kunnen beperken.
F0F0559m
fig. 90
F0F0041m
ELEKTRONISCH
GEREGELDE
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
De automatische versnellingsbak beschikt over vier versnellingen vooruit
plus een achteruit. De zelflerende
elektronische regeling past het
schakelprogramma automatisch aan
aan de rijstijl van de bestuurder, de rijomstandigheden en de lading van de
auto.
BELANGRIJK Lees alle informatie
op deze en de volgende paginas zorgvuldig door, zodat u voordat u met de
auto gaat rijden, op de hoogte bent
van de juiste werking van onder andere het beveiligingssysteem Shift-lock,
waarmee de automatische transmissie
is uitgerust.
fig. 91
WEGWIJS IN UW AUTO
59
SELECTORHENDEL fig. 92
STANDEN VAN DE
SELECTORHENDEL
P = Parkeren.
R = Achteruit rijden.
N = Vrijstand.
D = Vooruit rijden, waarbij automatisch uit de vier versnellingen wordt
gekozen.
M = Sequentile werking.
+ = Opschakelen naar een hogere
versnelling bij sequentile werking.
= Terugschakelen naar een lagere versnelling bij sequentile werking.
F0F0566m
Vrijstand (N)
Deze stand komt overeen met de
vrijstand van een handgeschakelde versnellingsbak.
fig. 92
60
WEGWIJS IN UW AUTO
Om de hendel vanuit N
te verplaatsen, moet de
voet van het gaspedaal
worden genomen, de motor stationair draaien en de instructies
en waarschuwingen in het hoofdstuk Motor starten worden
aangehouden.
Met de hendel in stand N kan de
motor gestart worden.
Achteruit rijden (R)
MOTOR STARTEN
ATTENTIE
Het is gevaarlijk om de motor in een afgesloten ruimte te laten draaien. De motor verbruikt zuurstof en produceert koolmonoxide en andere giftige stoffen.
ATTENTIE
WEGWIJS IN UW AUTO
61
De selectorhendel kan
uitsluitend uit stand P
worden verplaatst als de
contactsleutel in stand M staat en
het rempedaal is ingetrapt
(beveiligingssysteem Shift-lock).
Verplaats de hendel A-fig. 93 in
de richting van de pijl.
Als de contactsleutel in stand M
staat, wordt telkens als de hendel verplaatst wordt, de gekozen stand weergegeven op het digitale display fig. 94
op het instrumentenpaneel.
F0F0567m
fig. 93
62
F0F0568m
fig. 94
WEGWIJS IN UW AUTO
SEQUENTILE WERKING
F0F0569m
fig. 95
Bij de sequentile werking functioneert de elektronisch geregelde versnellingsbak als een versnellingsbak
met vaste overbrengingsverhoudingen
die sequentieel worden gekozen.
De regeleenheid schakelt echter automatisch op of terug als het motortoerental boven of onder een vastgestelde limiet komt.
AUTOMATISCHE WERKING
Bij sequentile werking is het onder
alle rij-omstandigheden mogelijk stand
D te kiezen.
De elektronische regeleenheid kiest
de optimale overbrengingsverhouding
op basis van de snelheid van de auto
en de motorbelasting (gaspedaalstand).
SCHAKELPROGRAMMA
KIEZEN
(knop A-fig. 96 ingedrukt)
Deze stand wordt aangeraden als
het wegdek weinig grip biedt (sneeuw,
ijs, enz.). Voor het wegrijden wordt de
tweede versnelling gebruikt. Dit programma kan alleen ingeschakeld worden als de selectorhendel in stand D
staat.
Als het programma is ingeschakeld,
brandt het lampje B-fig. 97 op het display. Als u de hendel vanuit D verplaatst, wordt het programma automatisch uitgeschakeld.
BELANGRIJK Het programma
kan worden ingeschakeld door knop
A in te drukken. Dit kan ook tijdens
het rijden mits de snelheid lager is dan
45 km/h.
F0F0570m
fig. 96
WEGWIJS IN UW AUTO
63
F0F0571m
fig. 97
64
WEGWIJS IN UW AUTO
PARKEREN
Trek de handrem aan, zet de selectorhendel in stand P en zet de wielen
iets uitgestuurd. Houdt u aan de instructies en waarschuwingen die in het
hoofdstuk Motor starten vermeld
staan. Als de auto op een steile helling
staat, blokkeer de wielen dan met wiggen of stenen.
Laat de contactsleutel nooit in stand
M staan omdat hierdoor de accu ontlaadt. Neem de sleutel altijd uit het
contactslot als u de auto verlaat.
ATTENTIE
ATTENTIE
INTERIEURUITRUSTING
DASHBOARDKASTJE/OPBERGVAK
Om het kastje te openen, moet u
knop A-fig. 98 naar links duwen.
In de klep zitten uitsparingen waarin
u als de auto stilstaat bekers en blikjes
kunt plaatsen.
ATTENTIE
INTERIEURVERLICHTING
VOOR fig. 100 EN ACHTER fig.
101
OPBERGVAK fig. 99
Boven de zonnekleppen bevindt zich
een opbergvak voor het snel opbergen van lichte voorwerpen (bijv. documenten, wegenkaarten, enz.).
BELANGRIJK Het vakje is ontworpen voor een belasting tot maximaal 3
kg per zijde. Plaats er geen zwaardere
voorwerpen in en klem ze niet vast.
Gebruik de handgrepen aan de
zijkanten voor ondersteuning.
F0F0250m
fig. 98
F0F0045m
fig. 99
F0F0129m
fig. 100
WEGWIJS IN UW AUTO
65
PLAFONDLAMPJE ZIJKANT
fig. 102
U kunt het lampje inschakelen door
op de korte zijde van het lampenglas
te drukken.
Controleer voordat u de auto verlaat
of de interieurverlichting bij gesloten
portieren is uitgeschakeld.
ASBAK
ATTENTIE
F0F0136m
fig. 101
F0F0047m
fig. 102
66
F0F0137m
fig. 103
WEGWIJS IN UW AUTO
F0F0138m
fig. 104
PORTIEREN
ATTENTIE
1) Trek het klepje A aan de rand zover mogelijk omhoog en duw de hoek
links naar beneden zodat het klepje in
de daarvoor bestemde zitting zakt.
2) Druk op knop B om de aansteker
in te schakelen; na ongeveer 15 seconden springt de knop automatisch
terug en is de aansteker gereed voor
gebruik.
BELANGRIJK Controleer altijd of
de aansteker na het indrukken ook uitschakelt.
ZONNEKLEPPEN
De zonnekleppen zitten aan beide zijden naast de achteruitkijkspiegel. De
kleppen kunnen voor de voorruit,
zoals is afgebeeld in fig. 106, of voor
de zijruit worden gedraaid.
De zonneklep aan bestuurderszijde
is voorzien van een documentenvakje
A.
F0F0048m
F0F0049m
ATTENTIE
Bij het openen van n van de portieren en bij uitgenomen sleutel, hoort
u een akoestisch signaal als de buitenverlichting nog is ingeschakeld. Het
akoestische signaal houdt op als u de
verlichting uitschakelt, de portieren
sluit of als u de motor start.
VOORPORTIEREN EN
ZIJSCHUIFDEUR
De zijschuifdeur wordt in geheel geopende stand door een vangmechanisme opengehouden. Om de deur te
blokkeren, moet u de deur tegen de
aanslag drukken; om de deur te ontgrendelen moet u de deur krachtig
naar voren trekken.
Zorg er in ieder geval voor dat de
deur op de juiste wijze is vastgehaakt
aan het vangmechanisme.
fig. 105
fig. 106
WEGWIJS IN UW AUTO
67
ATTENTIE
ATTENTIE
trek
aan
hendel
fig. 107
F0F0288m
fig. 108
68
WEGWIJS IN UW AUTO
F0F0052m
fig. 109
ATTENTIE
Ontgrendelen:
trek
knopje
A-fig. 110 omhoog en trek hendel
B in de richting van de pijl.
Vergrendelen: druk knopje A naar
beneden; dit kan ook bij een geopend portier.
ATTENTIE
DUBBELE ACHTERDEUR
De twee achterdeuren zijn ieder
voorzien van een klemveer die de
opening van de deur tot 90 graden
beperkt.
F0F0051m
fig. 110
F0F0053m
fig. 111
F0F0054m
fig. 112
WEGWIJS IN UW AUTO
69
sleutel
in
stand
70
F0F0056m
fig. 114
WEGWIJS IN UW AUTO
Van buitenaf
Sluit de portieren, steek de sleutel
in het slot van n van de voorportieren, en draai de sleutel.
Van binnenuit
Sluit de portieren en druk op n
van de voorportieren het knopje
naar beneden (vergrendelen) of trek
het knopje omhoog (ontgrendelen).
F0F0055m
fig. 113
CENTRALE PORTIERVERGRENDELING
(indien aanwezig)
Houd de schakelaar
niet ingedrukt als de ruit
aan het einde van zijn
slag is.
ATTENTIE
Onzorgvuldig gebruik van de
elektrische ruitbediening kan
gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens het bedienen van de ruit altijd of
de passagiers niet verwond kunnen
worden door de bewegende ruiten,
hetzij direct door contact met de ruit,
hetzij door voorwerpen die door de
ruit worden meegesleept of geraakt.
Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, om te
voorkomen dat een onverwachte
inschakeling van de elektrische ruitbediening gevaar oplevert voor de achtergebleven passagiers.
F0F0014m
fig. 115
SCHUIFRAMEN
(indien aanwezig) fig. 116
Als u aan ring A trekt, wordt de
ruit ontgrendeld en is het mogelijk
de ruit open te schuiven.
Druk bij gesloten ruit knop B
geheel in om de ruit te vergrendelen.
F0F0139m
fig. 116
WEGWIJS IN UW AUTO
71
MOTORKAP
ATTENTIE
ATTENTIE
Motorkap openen:
ATTENTIE
F0F0015m
fig. 117
72
F0F0057m
fig. 118
WEGWIJS IN UW AUTO
fig. 119
ATTENTIE
onverwachts inschakelen.
Wacht totdat de motor is
afgekoeld. Pas op als u sjaals, dassen
of loszittende kledingstukken
draagt: deze kunnen door de bewegende onderdelen worden gegrepen.
Motorkap sluiten:
1) Houd de motorkap met een
hand omhoog, trek met de andere
hand steunstang C-fig. 119 uit zitting E en plaats de stang terug in
klem D.
MONTAGEVOORBEREIDING
IMPERIAAL/
SKIDRAGER
ATTENTIE
F0F0059m
ATTENTIE
Controleer altijd of de
motorkap vergrendeld is,
om te voorkomen dat deze tijdens
het rijden open gaat.
fig. 120
WEGWIJS IN UW AUTO
73
KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Als de auto beladen is, helt hij achterover. Het gevolg is dat de lichtbundel van de koplampen meer naar
boven schijnt. De stand van de koplampen moet nu worden gecorrigeerd.
ATTENTIE
Controleer de afstelling
van de koplampen telkens
als het gewicht van de lading wijzigt.
F0F0061m
fig. 122
74
WEGWIJS IN UW AUTO
WEGWIJS IN UW AUTO
75
ATTENTIE
Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van de beschikbare grip maar kan deze niet verhogen.
Daarom moet op gladde weggedeelten altijd voorzichtig worden gereden
en mogen er geen onnodige risicos
worden genomen.
ATTENTIE
ATTENTIE
ATTENTIE
Bij een storing gaat het waarschuwingslampje j op het
instrumentenpaneel branden. Rijd
met aangepaste snelheid naar de Fiatdealer om de volledige werking van
het systeem te laten herstellen.
76
WEGWIJS IN UW AUTO
ATTENTIE
ATTENTIE
ATTENTIE
AIRBAG (indien
aanwezig)
BESCHRIJVING EN WERKING
De airbag is een veiligheidsvoorziening voor de bestuurder, die werkt
bij een frontale botsing.
De airbag bestaat uit een opblaasbaar luchtkussen dat in het midden
van het stuurwiel is geplaatst.
Bij een ongeval zorgt een vertragingssensor ervoor dat het mechanisme in werking treedt. Het kussen
blaast onmiddellijk op, waardoor het
lichaam wordt opgevangen en de
kans op letsel beperkt blijft fig. 123.
Direct daarna loopt het kussen
weer leeg.
De airbag voor is een veiligheidsvoorziening die in werking treedt
vanaf een middelzware frontale botsing. Bij botsingen van achteren, zijdelingse of kleine aanrijdingen is het
niet noodzakelijk dat de airbag in
werking treedt. Als de airbag in deze
gevallen niet geactiveerd wordt,
betekent dit niet dat het systeem
niet goed functioneert.
WEGWIJS IN UW AUTO
77
ATTENTIE
ATTENTIE
F0F0062m
fig. 123
78
WEGWIJS IN UW AUTO
Als u de contactsleutel in
stand M draait, gaat het
lampje B branden. Het moet na
ongeveer 4 seconden doven. Als het
lampje niet gaat branden, blijft
branden of als het gaat branden tijdens het rijden, stop dan onmiddellijk en wendt u tot de Fiat-dealer.
ATTENTIE
ATTENTIE
ZIJ-AIRBAGS
(Sidebags)
ATTENTIE
ZEER
GEVAARLIJK
Monteer absoluut geen
kinderzitje achterstevoren op de
passagiersstoel voor als deze is uitgerust met een airbag. Als bij een
ongeval de airbag in werking treedt
(opblaast), kan dit ernstig letsel en
zelfs de dood tot gevolg hebben.
Wij raden u aan kinderen altijd op
de zitplaatsen achter te vervoeren,
omdat die plaatsen bij een ongeval
de meeste bescherming bieden.
Monteer dus absoluut geen kinderzitje op de passagiersstoel voor als
deze is uitgerust met een airbag.
Als bij een ongeval de airbag in
werking treedt (opblaast), kan dit
ernstig letsel en zelfs de dood tot
gevolg hebben, onafhankelijk van
de zwaarte van het ongeluk.
Aan het einde van de lange levensduur van uw auto, moet u contact
WEGWIJS IN UW AUTO
79
BELANGRIJK Als tijdens het rijden lampje B gaat branden of lampje F gaat knipperen (storingsmelding), wendt u dan onmiddellijk tot
de Fiat-dealer om de storing te
laten verhelpen.
Het airbagsysteem heeft een geldigheid van 14 jaar voor wat betreft de
pyrotechnische lading en van 10 jaar
voor wat betreft het spiraalmechanisme. Laat na het verstrijken van
deze termijnen het systeem door de
Fiat-dealer vervangen.
F0F0607m
fig. 124
80
WEGWIJS IN UW AUTO
ALGEMENE OPMERKINGEN
ATTENTIE
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Als het
waarschuwingslampje niet gaat branden of tijdens het rijden blijft branden,
wendt u dan onmiddellijk tot de Fiatdealer.
ATTENTIE
ATTENTIE
ATTENTIE
ATTENTIE
ATTENTIE
Reis niet met voorwerpen op
schoot, voor de borst en houd
vooral geen pijp, potlood, enz. in de
mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in werking treedt, kan dit ernstig
letsel veroorzaken.
WEGWIJS IN UW AUTO
81
ATTENTIE
ATTENTIE
ATTENTIE
82
WEGWIJS IN UW AUTO
ATTENTIE
ATTENTIE
ZEER
GEVAARLIJK:
Monteer absoluut geen
kinderzitje achterstevoren op de
passagiersstoel voor als deze is uitgerust met een airbag. Als bij een
ongeval de airbag in werking treedt
(opblaast), kan dit ernstig letsel en
zelfs de dood tot gevolg hebben.
Wij raden u aan kinderen altijd op
de zitplaatsen achter te vervoeren,
omdat die plaatsen bij een ongeval
de meeste bescherming bieden.
Monteer dus absoluut geen kinderzitje op de passagiersstoel voor als
deze is uitgerust met een airbag.
Als bij een ongeval de airbag in
werking treedt (opblaast), kan dit
ernstig letsel en zelfs de dood tot
gevolg hebben, onafhankelijk van
de zwaarte van het ongeluk.
EOBD-SYSTEEM
(alleen benzineuitvoeringen)
Het op de auto gemonteerde
EOBD-systeem (European On Board
Diagnosis) is conform de EU 98/69richtlijnen (EURO 3).
Dit systeem voert continue een
diagnose uit op de emissiereductiesystemen van de auto; als het waarschuwingslampje B op het instrumentenpaneel gaat branden, betekent dit dat een systeem niet meer
goed functioneert.
Als u de contactsleutel
in stand M draait en het
lampjeB gaat niet branden of het gaat branden of knipperen tijdens het rijden, wendt
u dan zo snel mogelijk tot de
Fiat-dealer. De werking van het
lampje U kan worden gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdt u aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.
BELANGRIJK Na het verhelpen
van de storing moet de Fiat-dealer
voor een complete controle van het
systeem, tests uitvoeren op een testbank en zonodig een proefrit maken
die eventueel een langere afstand kan
omvatten.
WEGWIJS IN UW AUTO
83
AUTORADIO
De inbouwvoorbereiding bestaat
uit:
voedingskabels voor de autoradio;
kabels voor de luidsprekers in de
portieren;
een inbouwplaats voor de autoradio;
een antennekabel.
De autoradio wordt ingebouwd op
de plek die met het aflegvakje is afgedekt. Druk om het vakje te verwijderen op de twee borglippen
A-fig. 125.
Achter het vakje zitten de voedingskabels, de aansluitkabel voor de luidsprekers en de antennekabel.
F0F0064m
fig. 125
84
F0F0065m
fig. 126
WEGWIJS IN UW AUTO
ANTENNE
VOEDING
Montage:
STEKKERPENNEN
A-fig.128
A8 Massa-aansluiting.
BEDIENINGSKNOPPEN
OP HET STUUR (indien
aanwezig)
De bedieningsknoppen dienen voor
het regelen van het volume, de afstemming en golfbandkeuze fig. 129.
Voor de werking van de autoradio,
verwijzen wij u naar het supplement
Autoradio dat bij dit instructieboekje geleverd wordt.
LUIDSPREKERS
STEKKERPENNEN B-fig.128
B3 luidspreker voor (rechts +)
B4 luidspreker voor (rechts -)
B5 luidspreker voor (links +)
B6 luidspreker voor (links -)
F0F0066m
fig. 127
F0F0318m
fig. 128
F0F0323m
fig. 129
WEGWIJS IN UW AUTO
85
F0F0298m
fig. 130
86
WEGWIJS IN UW AUTO
R = Rood
RV = Rood/Groen
TANKEN MET DE
SCUDO
MET BENZINEMOTOR
Door de toepassing van emissiereductiesystemen in de SCUDO mag u
uitsluitend loodvrije benzine tanken.
Om vergissingen te voorkomen is de
diameter van de vulpijp van de tank
kleiner, zodat het vulpistool voor
loodhoudende benzine er niet in past.
Het octaangetal van de benzine moet
ten minste 95 RON zijn.
F0F0610m
Een beschadigde katalysator laat schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor het milieu wordt
vervuild.
MET DIESELMOTOR
De dieselmotoren zijn
uitsluitend geschikt voor
dieselbrandstof voor motorvoertuigen (Europese specificatie EN590). Het gebruik van andere producten of mengsels kan
de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. Mocht
u onverhoopt een ander type
brandstof tanken, dan mag de
motor niet worden gestart en
moet de brandstoftank worden
afgetapt. Ook als de motor
slechts kort heeft gedraaid, moet
naast de brandstoftank, ook alle
brandstof uit de brandstofleidingen worden afgetapt.
fig. 131
WEGWIJS IN UW AUTO
87
DOP VAN DE
BRANDSTOFTANK
Gebruik voor het openen van de dop
fig. 132 de bijgeleverde sleutel.
Door de hermetische afsluiting van
de tank kan de druk in de tank iets
verhoogd zijn.
Het is daarom normaal als u bij het
losdraaien van de tankdop een sissend
geluid hoort.
De sleutel moet in de dop blijven zitten totdat de dop weer in de zitting
is gestoken en het slot in vergrendelde stand is gedraaid.
F0F0067m
fig. 132
88
WEGWIJS IN UW AUTO
ATTENTIE
BESCHERMING
VAN HET MILIEU
De bescherming van het milieu is het
uitgangspunt geweest in alle fasen van
de ontwikkeling en productie van de
SCUDO. Het resultaat is zichtbaar in
het gebruik van de materialen en de
toepassing van systemen om de schadelijke effecten te voorkomen of drastisch te beperken.
De SCUDO heeft een ruime voorsprong op de strengste internationale
milieu-eisen.
GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE MATERIALEN
Geen enkel onderdeel van de auto
bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning bevatten
geen CFKs (chloorfluorkoolwaterstoffen), het gas dat waarschijnlijk de
oorzaak is van het gat in de ozonlaag.
De kleurstoffen en de corrosiewerende behandeling van de bouten en
moeren zijn niet schadelijk voor het
milieu; ze bevatten dus geen lucht- en
bodemverontreinigend cadmium en/of
chroom.
SYSTEMEN OM DE
SCHADELIJKE EMISSIE BIJ
BENZINEMOTOREN TE
BEPERKEN
Driewegkatalysator
Koolmonoxide, stikstofoxide en onverbrande koolwaterstoffen zijn de belangrijkste schadelijke bestanddelen in
de uitlaatgassen.
De katalysator is een minilaboratorium waarin een zeer hoog percentage van de bestanddelen tot onschadelijke stoffen wordt omgevormd.
Dit proces wordt uitgevoerd door
zeer kleine deeltjes edelmetaal in het
keramisch element dat wordt omgeven door een metalen huis.
WEGWIJS IN UW AUTO
89
Lambdasondes
Deze zorgen voor de juiste mengselverhouding van lucht en benzine,
wat zeer belangrijk is voor de juiste
werking van de motor en de katalysator.
Benzinedamp-opvangsysteem
Het is onmogelijk, ook bij stilstaande
motor, benzinedampen te voorkomen.
Daarom vangt dit systeem de dampen in een speciaal actieve-koolfilter,
waaruit de dampen bij draaiende motor vervolgens afgezogen en verbrand
worden.
90
WEGWIJS IN UW AUTO
SYSTEMEN OM DE
SCHADELIJKE EMISSIE BIJ
DIESELMOTOREN TE
BEPERKEN
Oxidatiekatalysator voor
dieseluitvoeringen
De katalysator zet schadelijke bestanddelen in het uitlaatgas (koolmonoxide, onverbrande koolwaterstoffen zijn de belangrijkste) om in onschadelijke stoffen, waarmee tevens de
rook en de typische dieselgeur verminderd worden.
De katalysator bestaat uit een roestvrijstalen huis, met daarin een honingraatvormig keramisch binnenwerk.
Hierop zit edelmetaal dat voor de katalytische reactie zorgt.
Uitlaatgasrecirculatiesysteem
(E.G.R.) (indien aanwezig)
Dit systeem zorgt voor recirculatie,
oftewel hergebruik, van een deel van
de uitlaatgassen. Het percentage dat
gerecirculeerd wordt, is afhankelijk
van de bedrijfsomstandigheden van de
motor.
Het systeem beperkt zonodig de uitstoot van stikstofoxiden.
C O R R E C T G E B R U I K VA N D E A U T O
MOTOR STARTEN
ATTENTIE
Het is gevaarlijk om de
motor in een afgesloten
ruimte te laten draaien. De motor
verbruikt zuurstof en produceert
koolmonoxide en andere giftige
stoffen.
ATTENTIE
Raak de hoogspanningskabels
(bougiekabels)
nooit aan als de motor draait.
BENZINEMOTOR STARTEN
BELANGRIJK Het gaspedaal mag
pas worden ingetrapt nadat de
motor is gestart.
1) Zorg ervoor dat de handrem is
aangetrokken.
DIESELMOTOR STARTEN
1) Zorg ervoor dat de handrem is
aangetrokken.
2) Zet de versnellingspook in
vrij.
3) Trap het koppelingspedaal
geheel in.
4) Draai de contactsleutel in stand
M. Op het instrumentenpaneel gaat
het controlelampje m branden.
5) Wacht tot het lampje m
gedoofd is. Hoe warmer de motor,
hoe sneller het lampje dooft.
6) Draai de contactsleutel in stand
D, onmiddellijk nadat het lampje
m gedoofd is. Als u te lang wacht,
zijn de voorgloeibougies weer afgekoeld. Laat de sleutel los zodra de
motor is aangeslagen.
Bij een nog koude motor wordt het
stationair toerental automatisch verhoogd.
91
ROLLEND STARTEN
MOTOR OPWARMEN NA
HET STARTEN (benzine en
diesel)
Rijd rustig weg, laat de motor niet
met hoge toerentallen draaien en
trap het gaspedaal niet bruusk in.
Verlang de eerste kilometers geen
maximale prestaties. Wij raden u aan
te wachten tot de temperatuur van
de koelvloeistof 50 60C is.
92
Motor uitzetten
ATTENTIE
Gasgeven voordat u de
motor uitzet heeft geen
enkel
nut,
verspilt
brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor, schadelijk.
BELANGRIJK Het is beter om de
motor na een zware rit even op
adem te laten komen. Zet de motor
niet onmiddellijk uit, maar laat hem
even stationair draaien. Hierdoor
kan de temperatuur in de motorruimte dalen.
PARKEREN
Zet de motor uit, trek de handrem
aan, schakel een versnelling in (1e als
de weg omhoog loopt, in achteruit
als de weg omlaag loopt). Zet de
voorwielen zo dat de auto, als de
handrem losschiet, snel tot stilstand
komt.
Laat de contactsleutel nooit in
stand M of A staan omdat hierdoor
de accu ontlaadt.
Neem de sleutel altijd uit het contactslot als u de auto verlaat.
HANDREM
Handrem uitschakelen:
ATTENTIE
F0F0069m
fig. 1
F0F0070m
fig. 2
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO
93
AANWIJZINGEN
VOOR HET LADEN
De door u gebruikte SCUDO-uitvoering is ontworpen en goedgekeurd op basis van vastgestelde
maximum gewichten (zie Gewichten in het hoofdstuk Technische
gegevens):
leeggewicht
nuttig laadvermogen
maximum totaalgewicht
maximum voorasbelasting
maximum achterasbelasting
aanhangergewicht.
F0F0072m
fig. 3
94
ATTENTIE
ATTENTIE
Bij onregelmatigheden in
het wegdek of bij bruusk
remmen, kan de lading verschuiven
en gevaar opleveren voor de
bestuurder en de passagiers: zorg er
daarom voor dat de lading goed
vastzit voordat u vertrekt. Hiervoor
kunnen de haken op de laadvloer
fig. 3 gebruikt worden. Gebruik voor
het vastzetten van de lading metalen kabels, touwen of riemen, die
stevig genoeg zijn om de lading op
zijn plaats te houden.
ATTENTIE
ATTENTIE
Als u reservebrandstof in
een jerrycan wilt vervoeren, dan dient u zich aan de geldende wetgeving te houden.
Gebruik alleen een goedgekeurde
jerrycan en bevestig deze op de
juiste wijze aan de bevestigingsogen.
Toch zal bij een ongeval de kans
op brand groter zijn.
95
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties
alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem vragen
veel stroom, waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in
stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor de motor zwaar
wordt belast en het brandstofverbruik
sterk toeneemt (tot gemiddeld 5%).
Gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.
RIJSTIJL
Het starten
Laat de motor als de auto stilstaat,
niet warmdraaien met stationair toerental en ook niet met een verhoogd
toerental: onder deze omstandigheden
Maximum snelheid
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stoplicht of voordat u
de motor afzet. Deze laatste handeling
heeft evenals het overschakelen met
tussengas, geen enkel nut. Het kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Overbodige handelingen
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud
starten bereikt de motor niet de
optimale
bedrijfstemperatuur.
Hierdoor neemt niet alleen het
brandstofverbruik toe (van 15 tot
aan 30% in stadsverkeer) maar ook
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie
van het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld
bij filerijden, waarbij overwegend
lage versnellingen worden gebruikt,
of in de stad met veel verkeerslichten, zal het brandstofverbruik
aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten, bergwegen en een slecht
wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv.
spoorwegovergangen), is het raadzaam de motor uit te zetten.
97
ECONOMISCH EN MILIEUBEWUST
RIJDEN
Het milieu is een van de uitgangspunten geweest bij de ontwikkeling
van de SCUDO. Het is niet voor
niets dat de resultaten van zijn emissiereductiesystemen boven de geldende normen liggen.
Het milieu heeft recht op maximale
aandacht van iedereen. De automobilist kan door enkele simpele aanwijzingen op te volgen, voorkomen
dat hij/zij onnodig schade aan het
milieu toebrengt. Vaak wordt door
die aanwijzingen ook het brandstofverbruik beperkt.
Over dit onderwerp vindt u hierna
diverse nuttige tips, die een geheel
vormen met de tips met het symbool
#, die u in diverse hoofdstukken van
dit boekje kunt vinden. We vragen
uw aandacht voor al deze tips.
98
VOORZORGSMAATREGELEN
VOOR HET BEHOUD
VAN DE EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN
De correcte werking van deze systemen is niet alleen belangrijk voor
het milieu, maar ook voor het rendement van de auto. Het in goede
conditie houden van de systemen is
de belangrijkste voorwaarde voor
milieubewust en economisch rijden.
De eerste eis is, dat u zich te allen
tijde houdt aan het Onderhoudsschema.
Gebruik voor de benzinemotoren
uitsluitend loodvrije benzine.
Als het starten problemen oplevert, blijf dan niet proberen. Vermijd
aanduwen, aanslepen of rollend starten: al deze handelingen kunnen de
katalysator onherstelbaar beschadigen. Maak uitsluitend gebruik van
een hulpaccu.
ATTENTIE
TREKKEN VAN
AANHANGERS
rekening mee houden dat het maximum betrekking heeft op het totale
gewicht van de aanhangwagen of caravan, inclusief accessoires en bagage.
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens
of caravans moet de auto uitgerust zijn
met een trekhaak van een goedgekeurd type en een adequate elektrische
installatie. De montage van de trekhaak
moet door gespecialiseerd personeel
worden uitgevoerd. Ook moet documentatie worden overhandigd m.b.t.
het rijden met een aanhanger.
Monteer speciale en/of extra achteruitkijkspiegels, waarmee u voldoet aan
de geldende verkeerswetgeving. Let er
op dat het maximum klimvermogen
van de auto door het gewicht van een
aanhanger of caravan wordt beperkt.
Ook de remweg wordt langer en u
heeft langer de tijd nodig om in te
halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens
het afdalen om te voorkomen dat u
constant moet remmen. Het gewicht
van de aanhanger dat op de trekhaak
rust, moet worden afgetrokken van het
laadvermogen van de auto.
Om er zeker van te zijn dat u het
maximum toelaatbaar aanhangergewicht niet overschrijdt, moet u er
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor autos met aanhanger gelden. U mag in geen geval
harder rijden dan 100 km/h.
ATTENTIE
ATTENTIE
99
F0F0611m
TREKHAAK MONTEREN
fig. 4
F0F0127m
Linker zijde
Traverse achter
Rechter zijde
MONTAGESCHEMA
De trekhaak fig. 5 moet op de punten aangegeven met bevestigd
worden met 6 M10-bouten.
BELANGRIJK Het is verplicht
om op dezelfde hoogte als de trekkogel een (goed zichtbaar) plaatje
van voldoende afmetingen en kwaliteit aan te brengen met de volgende
tekst:
Grond
Achteras
Midden
v.d. auto
Chassisbalken achter
Balk achter
Hart trekkogel
Volbeladen
ATTENTIE
fig. 5
Naast de op het schema aangegeven aansluitingen, is slechts n aansluiting voor een eventuele elektrisch geregelde rem toegestaan en
n voor een 15W-gloeilamp voor
de binnenverlichting van de caravan.
Na de montage van de
trekhaak moeten de boutgaten worden afgedicht om te
voorkomen dat uitlaatgassen in
het interieur kunnen dringen.
101
F0F0299m
AANSLUITSCHEMA VAN DE
ELEKTRISCHE BEDRADING
fig. 6
1 - Knipperautomaat met dubbele
capaciteit
2 - 7-polige stekkerdoos
3 - Aansluitstekker in de linker achterlichtunit.
fig. 6
102
Wit
Geel
Geel/Groen
Blauw
Bruin
N
R
V
Z
= Zwart
= Rood
= Groen
= Paars
SNEEUWKETTINGEN
AUTO LANGERE
TIJD STALLEN
103
EXTRA ACCESSOIRES
RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE
TELEFOON
Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten (bijvoorbeeld 27 mc)
mogen alleen in de auto worden
gebruikt als er een aparte antenne
aan de buitenkant van de auto wordt
gemonteerd.
BELANGRIJK Door het gebruik
van een mobiele telefoon, een 27 mczender of gelijksoortige apparaten in
de auto (zonder buitenantenne) ontstaan elektromagnetische velden die,
als ze worden versterkt door de
reflectie in het interieur, niet alleen
schadelijk voor de gezondheid van de
inzittenden kunnen zijn, maar ook storingen in de elektrische systemen van
de auto kunnen veroorzaken.
Hierdoor wordt de veiligheid in
gevaar gebracht.
SUGGESTIES
VOOR NUTTIGE
ACCESSOIRES
Onafhankelijk van de wettelijk verplichtingen, raden wij u aan het volgende aan boord te hebben fig. 7:
verbandtrommel met niet alcoholische, desinfecterende deppers, steriele gaascompressen, verbandgaas,
pleisters, enz.;
een brandblusser;
een schaar met afgeronde punten;
werkhandschoenen.
De afgebeelde en beschreven voorwerpen zijn opgenomen in het Fiat
Lineaccessori-programma.
F0F0343m
fig. 7
104
N O O D G E VA L L E N
STARTEN MET EEN
HULPACCU
3) Start de motor.
ATTENTIE
1) Verbind de pluspolen A en B (+
teken nabij de pool) van de beide
accus met een startkabel.
2) Sluit een tweede startkabel aan
op de minpool () van de hulpaccu
en op de massakabel D op de motor
F0F0068m
ATTENTIE
fig. 1
NOODGEVALLEN
105
ROLLEND
STARTEN
Probeer autos nooit te
starten door ze aan te
duwen, te slepen of van
een helling te laten rijden. Op
die wijze kan er onverbrande
brandstof in de katalysator
terechtkomen, waardoor deze
onherstelbaar zal beschadigen.
106
NOODGEVALLEN
ATTENTIE
ATTENTIE
ATTENTIE
ATTENTIE
De krik dient uitsluitend voor
het verwisselen van een wiel
van de auto waarbij hij geleverd is.
Andere werkzaamheden zoals bijv.
het opkrikken van andere autos zijn
absoluut uitgesloten. Gebruik de krik
in geen geval voor het uitvoeren van
werkzaamheden onder de auto.
Controleer regelmatig
de spanning van de banden en van het reservewiel en houdt u daarbij aan de
waarden die beschreven staan in
het hoofdstuk Technische gegevens.
F0F0614m
fig. 2
NOODGEVALLEN
107
5) Controleer of de groef
A-fig. 4 van de krik goed om de
rand B van de chassisbalk valt.
F0F0076m
F0F0077m
fig. 3
108
fig. 4
NOODGEVALLEN
Ter afsluiting:
Plaats het verwisselde wiel in de
reservewielhouder onder de laadvloer en draai de blokkeerschroef
weer vast.
Plaats de slinger op de juiste
manier in de daarvoor bestemde houder.
Berg de krik in het daarvoor
bestemde vak op en controleer daarbij of de groef van de krik goed om
bevestigingsstang valt.
F0F0079m
fig. 5
fig. 6
NOODGEVALLEN
109
EEN GLOEILAMP
VERVANGEN
ATTENTIE
Modificaties of reparaties
aan de elektrische installatie
die niet correct worden uitgevoerd en
waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties
van het systeem, kunnen storingen in
de werking en zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE
Wij raden u aan defecte
gloeilampen, indien mogelijk,
door een Fiat-dealer te laten vervangen. De juiste werking en afstelling
van de buitenverlichting zijn van
essentieel belang voor de rijveiligheid
en bovendien wettelijk verplicht.
110
NOODGEVALLEN
ATTENTIE
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of de zekering niet doorgebrand is, voordat u de lamp vervangt.
Zie voor de plaats van de zekeringen de paragraaf Een doorgebrande
zekering in dit hoofdstuk.
Controleer voordat u een defecte
lamp vervangt of de contacten niet zijn
geoxideerd.
Vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en vermogen.
ATTENTIE
TYPEN GLOEILAMPEN
Op de auto zijn verschillende typen
gloeilampen gemonteerd fig. 7:
A
Glasfittinglampen
Deze zijn voorzien van een klemfitting. Verwijder de lamp door
hem uit de houder te trekken.
Fig. 7
D
D
A
E
B
A
B
TYPE
H4
H4
W5W
H3
PY21W
W5W
PY21W
VERMOGEN
55/60W
55/60W
55W
55W
21W
5W
21W
B
B
B
A
P21/5W
P21W
P21W
W5W
21/5W
21W
21W
5W
C
C
C
B
C5W
C5W
C5W
P21W
5W
5W
5W
21W
F0F0279m
D-E Halogeenlampen
Verwijder de lamp door de borgveer los te haken.
GLOEILAMP
Grootlicht
Dimlicht
Parkeerlichten voor
Mistlampen voor
Richtingaanwijzers voor
Richtingaanwijzers op voorspatbord
Richtingaanwijzers achter
Achterlichten en
remlichten
Achteruitrijlichten
Mistachterlicht
Kentekenplaatverlichting
Plafondlampje voor:
middenvoor
zijkant
Plafondlampje achter
Derde remlicht
fig. 7
NOODGEVALLEN
111
DEFECTE BUITENVERLICHTING
GROOTLICHT
EN DIMLICHT
Halogeenlamp (type H4, 12V 55/60W) vervangen:
1) Verwijder de rubberen manchet
A-fig. 8 en trek de stekker
B-fig. 9 los.
2) Haak de twee borgveren C los
en trek de lamp uit de fitting.
F0F0618m
fig. 8
112
F0F0081m
fig. 9
NOODGEVALLEN
RICHTINGAANWIJZERS
VOOR
F0F0616m
fig. 10
RICHTINGAANWIJZERS OP
VOORSPATBORD
Gloeilamp (12V-5W) vervangen:
1) Plak de lak naast de lampunit
met afplakband af.
2) Druk voorzichtig met een platte
schroevendraaier de borglip A-fig.
12 iets in om de lampunit uit te
nemen.
3) Draai de lamphouder iets om
hem los te maken en vervang de
lamp.
MISTLAMPEN VOOR
Halogeenlamp (type H3, 12V-55W)
vervangen:
1) Draai het stuur geheel naar
rechts voor het vervangen van de
lamp aan de linkerzijde en geheel
naar links voor het vervangen aan de
rechterzijde.
2) Draai de bevestigingsschroeven
los en verwijder de wielkuipbescherming om het deksel te bereiken.
fig. 13
F0F0617m
fig. 11
F0F085m
fig. 12
F0F0565m
fig. 14
NOODGEVALLEN
113
ACHTERLICHTUNIT
Gloeilampen vervangen:
1) Draai vanuit het interieur van de
auto de twee driehoekige knoppen
A-fig. 15, die de unit op zijn plaats
houden, los.
2) Maak vanaf de buitenzijde de
stekker los en verwijder de achterlichtunit.
3) Druk op de twee lippen B-fig.
16 en maak de lamphouder los van
de unit.
4) Vervang de doorgebrande lamp:
KENTEKENPLAATVERLICHTING
F0F0086m
fig. 15
114
F0F0087m
fig. 16
NOODGEVALLEN
F0F0088m
fig. 17
DERDE REMLICHT
Gloeilamp (12V-21W) vervangen:
1) Open de linker achterdeur.
2) Houd het lampenglas A-fig. 18
vast en draai de schroef van de lamphouder los.
3) Verwijder de lamp door hem
iets in te drukken en linksom te
draaien.
4) Vervang de defecte lamp, duw
de nieuwe lamp licht in de lamphouder en draai hem rechtsom.
DEFECTE
INTERIEURVERLICHTING
PLAFONDLAMPJE ZIJKANT
Vervang het gloeilampje (12V-5W)
door met een schroevendraaier het
geklemde lampenglas los te wippen,
zoals is aangegeven in fig. 21.
PLAFONDVERLICHTING
VOOR
Vervang het gloeilampje (12V-5W)
door met een schroevendraaier het
geklemde lampenglas los te wippen,
zoals is aangegeven in fig. 19.
PLAFONDVERLICHTING
ACHTER
Vervang het gloeilampje (12V-5W)
door met een schroevendraaier het
geklemde lampenglas los te wippen,
zoals is aangegeven in fig. 20.
F0F0324m
fig. 18
F0F0142m
fig. 20
F0F0130m
fig. 19
F0F0090m
fig. 21
NOODGEVALLEN
115
EEN DOORGEBRANDE
ZEKERING
ATTENTIE
ATTENTIE
ZEKERINGEN VERVANGEN
fig. 22
Als een elektrisch onderdeel niet
werkt, controleer dan eerst of de
betreffende zekering niet is doorgebrand.
A - Zekering in goede staat.
B - Zekering met doorgebrande
strip.
Controleer voordat u
een zekering vervangt of
de contactsleutel uit het
contactslot is genomen en alle
stroomgebruikers uit staan en/of
zijn uitgeschakeld.
fig. 22
116
NOODGEVALLEN
F0F0091m
fig. 23
PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
Zekeringen in de zekeringenkast
De zekeringenkast bevindt zich in
een vakje onder het stuur.
F0F0615m
10 - Beschikbaar
11 - 5 A - Relais aanjager, relais
voor uitschakelen aircocompressor
12 - 10 A - Ruitbediening, relais
bewakingslampje, relais stoelverwarming, achterruitverwarming, bediening airconditioning, drukregelaar
Zekeringen fig. 26
13 - 15 A - Waarschuwingsknipperlichten
1 - Beschikbaar
2 - 10 A - Diagnosestekker, antiblokkeersysteem, achteruitrijlicht
3 - Beschikbaar
4 - 5 A - Instrumentenpaneel,
claxon, snelheidssensor
5 - 15 A- Cruise-control, actuator
automatische versnellingsbak, remlichten, regeleenheid automatische
versnellingsbak
6 - 5 A - Interieurverlichting voor
en achter, instrumentenpaneel, autoradio
7 - 30 A - Achterruitverwarming
14 - 30 A - Ruitbediening
15 - Beschikbaar
16 - 20 A - Stoelverwarming
17 - 20 A - Claxon
18 - 10 A - Mistachterlicht
19 - 5 A - Schakelaar cruise-control, relais waarschuwingszoemer
ingeschakelde
buitenverlichting,
schakelaar verwarming bestuurdersstoel,
instrumentenpaneelverlichting, autoradio, schakelaar
achterruitverwarming,
selectorhendel automaat, waarschuwingssignaal, bediening airconditioning
8 - 30 A - Regeleenheid interieurbeveiliging
fig. 24
9 - 5 A- Regeleenheid interieurbeveiliging
NOODGEVALLEN
117
Zekeringen in de motorruimte
Een andere zekeringenkast is in de
motorruimte geplaatst. U kunt deze
bereiken door op de lippen aan de
zijkant te drukken, zoals is aangegeven in fig. 25 voor uitvoeringen zonder ABS en in fig. 27 voor uitvoeringen met ABS.
Zekeringen fig. 26
(uitvoeringen zonder ABS)
1 - 20A - Brandstofpomp, extra verwarming (uitvoering 2.0 JTD)
2 - 10A - Dimlicht rechts
3 - 10A - Dimlicht links
F0F0353m
F0F0354m
28 -5 A - Instrumentenpaneel,
relais ruitbediening
fig. 25
118
NOODGEVALLEN
fig. 26
4 - 25A - Koplampsproeiers
5 - Beschikbaar
6 - 10A - Fiat CODE, inspuitsysteem
(uitvoeringen met stuur links)
7 - 10A - Verwarming lambdasonde,
brandstofsysteem 2.0 JTD (uitvoeringen met stuur rechts)
8 - 20A - Voeding diagnosestekker,
voeding aanhanger
9 - 30A - Elektroventilateur motorkoelsysteem
10 - Beschikbaar
11 - Extra verwarming (uitvoering
2.0 JTD)
Zekeringen fig. 28
(Uitvoeringen met ABS/2.0
JTD)
1 - 20A - Voeding aanhanger
2 - 20A - Brandstofpomp,
lambdasonde
3 - 10A - Dimlicht links
F0F0355m
fig. 28
NOODGEVALLEN
119
10 - 30A - Koplampsproeiers
11 - 20A - Extra verwarming (uitvoering 2.0 JTD)
12 - 5A - Koplampsproeiers
13 - 15A - Verwarming lambdasonde
14 - Niet gebruikt. GEEN zekeringen
plaatsen
15 - 40A - Aanjager, aanjager handbediende airconditioning
16 - 50A (**) - Elektroventilateur
motorkoelsysteem
120
NOODGEVALLEN
ACCU OPLADEN
We raden u aan de accu langzaam
en met een lage stroomsterkte
(ampre) gedurende ca. 24 uur op te
laden. Als u de accu langer oplaadt,
kan de accu worden beschadigd.
ATTENTIE
ATTENTIE
De vloeistof in de accu is
giftig en corrosief. Vermijd
het contact met de huid of de
ogen. Het opladen van de accu
moet worden uitgevoerd in een
goed geventileerde ruimte, ver
verwijderd van open vuur en vonkvormende apparaten: brand- en
ontploffingsgevaar.
NOODGEVALLEN
121
OPKRIKKEN
VAN DE AUTO
MET DE BOORDKRIK
Zie de paragraaf Een lekke band
in dit hoofdstuk.
ATTENTIE
ATTENTIE
122
NOODGEVALLEN
ATTENTIE
MET DE GARAGEKRIK
Voorzijde
De auto mag uitsluitend worden
opgekrikt door de hefarm van de
krik onder de daarvoor bestemde
plaat te plaatsen, zoals aangegeven in
fig. 29.
Achterzijde
F0F0096m
fig. 29
SLEPEN VAN DE
AUTO
F0F0097m
fig. 30
F0F0098m
fig. 31
NOODGEVALLEN
123
ATTENTIE
ATTENTIE
124
NOODGEVALLEN
Waarschuw de hulpinstanties en
geef zo duidelijk mogelijke informatie. Gebruik op de snelweg de daarvoor bestemde praatpalen.
Bij kettingbotsingen is het risico
om bij volgende botsingen betrokken
te raken, vooral bij weinig zicht,
groot. Verlaat onmiddellijk de auto
en zoek bescherming achter de vangrail.
Neem bij de betrokken autos de
contactsleutel uit.
Als u brandstof of andere chemische producten ruikt, rook dan niet
en doof sigaretten.
Gebruik voor het blussen van
branden, zelfs als deze klein zijn, de
brandblusser, een wollen deken,
zand of grond. Gebruik nooit water.
VERBANDTROMMEL fig. 32
steriele gaasdeppers, om de
wond te bedekken en schoon te
maken
een pincet
F0F0286m
125
O N D E R H O U D VA N D E A U T O
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een lange levensduur, de beste prestaties en een zo
zuinig mogelijk gebruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Fiat een
reeks controle- en onderhoudsbeurten samengesteld die moeten
worden uitgevoerd:
iedere 30.000 km bij de
2.0 16V-uitvoering;
iedere 15.000 km bij de
1.9 D-uitvoering;
iedere 30.000 km bij de
2.0 JTD-uitvoering.
126
BELANGRIJK De servicebeurten
van het geprogrammeerd onderhoud
zijn door de fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoeren van deze servicebeurten kan het vervallen van de
garantie tot gevolg hebben
ONDERHOUDSSCHEMA
UITVOERING 2.0 16V
x 1000 km
30
60
Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren
Bougies vervangen
127
x 1000 km
Slag of hoogte van het koppelingspedaal controleren/afstellen
30
60
Brandstoffilter vervangen
Luchtfilter vervangen
Motoroliefilter vervangen
(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor, stoffige omgeving).
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.
128
UITVOERING 1.9 D
x 1000 km
15
30
45
60
75
129
x 1000 km
15
30
45
60
75
Uitlaatgasemissie/-rook controleren
Brandstoffilter vervangen
Luchtfilter vervangen
Motoroliefilter vervangen
(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor, stoffige omgeving).
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.
130
30
60
90
Uitlaatgasemissie/-rook controleren
131
x 1000 km
30
60
90
Brandstoffilter vervangen
Luchtfilter vervangen
Motoroliefilter vervangen
(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor, stoffige omgeving).
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.
132
x 1000 km
30
60
90
Uitlaatgasemissie/-rook controleren
133
x 1000 km
30
60
90
Brandstoffilter vervangen
Luchtfilter vervangen
Motoroliefilter vervangen
(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor, stoffige omgeving).
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.
134
AANVULLENDE
WERKZAAMHEDEN
BELANGRIJK - Motorolie
BELANGRIJK - Dieselfilter
Door het gebruik van dieselbrandstof van mindere kwaliteit kan
het noodzakelijk zijn het brandstoffilter vaker te vervangen dan in
het onderhoudsschema is aangegeven. Een hortende motor kan een
indicatie zijn dat het filter vervangen
moet worden.
BELANGRIJK - Luchtfilter
Als de auto op stoffige wegen rijdt,
moet het luchtfilter vaker worden
vervangen.
Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval van motorolie en
luchtfilter in relatie tot het gebruik
van de auto de Fiat-dealer.
veel langdurig stationair draaiende motor of lange ritten bij lage snelheden (bijv. bij gebruik bij huis-aanhuis bezorging of als de auto lang stilstaat).
135
BELANGRIJK - Accu
Wij raden u aan de acculading voor
het begin van de winter te controleren, om eventuele bevriezing van het
elektrolyt te voorkomen.
Voer deze controle vaker uit als de
auto overwegend voor korte trajecten wordt gebruikt, of als er accessoires zijn gemonteerd die permanent, ook bij uitgeschakeld contact,
stroom verbruiken. Dit geldt in het
bijzonder voor achteraf aangebrachte accessoires.
NIVEAUS
CONTROLEREN
Vertrouw het onderhoud in principe toe aan
de Fiat-dealer. Als u toch
zelf onderhoud of kleine reparaties verricht, controleer dan of u
over het juiste speciale gereedschap en de noodzakelijke originele Fiat-onderdelen en de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen
beschikt. Voer niet zelf onderhoudswerkzaamheden uit, als u
daarmee geen ervaring hebt.
136
ATTENTIE
Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motorruimte: er kunnen licht ontvlambare gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
ATTENTIE
F0F0335m
F0F0337m
137
F0F0336m
F0F0344m
138
MOTOROLIE
ATTENTIE
fig. 5
ATTENTIE
fig. 6
Afgetapte motorolie en
gebruikte oliefilters bevatten stoffen die schadelijk zijn
voor het milieu. Het is raadzaam om
het verversen van de motorolie en
het vervangen van het oliefilter door
de Fiat-dealer te laten uitvoeren. De
dealer beschikt over de uitrusting
voor het op milieuvriendelijke wijze
en conform de wettelijke bepalingen
verwerken van afgewerkte olie en
oliefilters.
F0F0306m
fig. 7
ONDERHOUD VAN DE AUTO
139
MOTOROLIEVERBRUIK
KOELVLOEISTOF
ATTENTIE
fig. 8
140
F0F0204m
fig. 9
ONDERHOUD VAN DE AUTO
F0F0307m
fig. 10
RUITENSPROEIER-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF
(indien aanwezig) fig. 11-12
Om de ruitensproeiervloeistof bij
te vullen, dop A lostrekken en de
vloeistof bijvullen totdat het MAXmerkteken op de peilstok is bereikt
fig. 12.
ATTENTIE
DPI,
fig. 11
F0F0107m
fig. 12
F0F0108m
fig. 13
ONDERHOUD VAN DE AUTO
141
ATTENTIE
REMVLOEISTOF fig. 14
Controleer of de remvloeistofniveau
nog op het maximale niveau staat.
Voor het bijvullen mag uitsluitend
remvloeistof worden gebruikt die voldoet aan de DOT-specificaties. Het
verdient aanbeveling TUTELA TOP
4 remvloeistof te gebruiken; dezelfde
remvloeistof, waarmee het remsysteem door de fabriek is gevuld.
Het verdient aanbeveling dit door de
Fiat-dealer te laten uitvoeren.
Voorkom, als de dop
van het reservoir wordt
losgedraaid, dat de corrosieve remvloeistof in contact
komt met de lak. Als dit toch
gebeurt moet de lak onmiddellijk worden gewassen.
ATTENTIE
BELANGRIJK De remvloeistof is
hygroscopisch (trekt water aan).
Daarom verdient het aanbeveling, als
de auto overwegend wordt gebruikt
in gebieden met een hoge luchtvochtigheid, de vloeistof vaker te vervangen dan in het onderhoudsschema
staat aangegeven.
F0F0338m
ATTENTIE
De remvloeistof is giftig en
zeer corrosief. Als per ongeluk remvloeistof wordt gemorst, moet
de lak onmiddellijk worden gewassen
met water en zeep en daarna met
veel water worden afgespoeld. Bij
inslikken dient onmiddellijk een arts te
worden geraadpleegd.
fig. 14
142
LUCHTFILTER
DIESELFILTER
VERVANGEN
CONDENS AFTAPPEN
F0F0348m
fig. 15
F0F0352m
F0F0347m
fig. 16
ATTENTIE
Als het condens niet op de juiste wijze wordt afgetapt en als
er geen voorzorgsmaatregelen zijn genomen, dan kan de veiligheid van de auto
in gevaar komen en kan er gevaarlijke
brandstoflekkage optreden.
fig. 17
F0F0556m
fig. 18
ONDERHOUD VAN DE AUTO
143
ACCU
ATTENTIE
De accu van de SCUDO is onderhoudsarm: onder normale gebruiksomstandigheden is het niet nodig
gedestilleerd water bij te vullen.
Als de auto op een vlakke ondergrond staat, moet het niveau van de
vloeistof (elektrolyt) tussen de twee
merklijnen op de accubak staan. Als
het niveau onder de merklijn MIN
fig. 19 staat, wendt u dan tot een
Fiat-dealer.
Zie voor het opladen van de accu
het hoofdstuk Noodgevallen.
F0F0113m
Onoordeelkundige
montage van elektrische
apparatuur kan ernstige
schade toebrengen aan de auto.
fig. 19
144
ATTENTIE
Probeer een bevroren accu
niet op te laden: eerst moet
de accu ontdooid worden, anders
loopt u het risico dat de accu ontploft.
Als de accu bevroren is geweest, moet
worden gecontroleerd of de cellen
niet beschadigd zijn (risico op kortsluiting) en of de bak geen scheuren vertoont, waardoor de giftige en corrosieve vloeistof kan weglekken.
BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd minder dan 50%
geladen is, raakt door sulfatering
beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit en het startvermogen terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor
bevriezing (bij temperaturen onder
10C).
Als u na aanschaf van uw auto
accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm, mobiele telefoon, navigatiesysteem, enz.), raden wij u aan
contact op te nemen met de Fiatdealer. Deze kan u de meest
geschikte installaties, opgenomen in
het Fiat Lineaccessori-programma,
aanraden en controleren of het
noodzakelijk is een accu met een
grotere capaciteit te monteren.
Accu
van
50A
30 MA
60A
36 MA
70A
42 MA
145
ELEKTRONISCHE
REGELEENHEDEN
Bij een normaal gebruik van de auto
zijn speciale voorzorgsmaatregelen niet
nodig.
Het is echter nodig de volgende aanwijzingen nauwkeurig op te volgen bij
werkzaamheden aan de elektrische
installatie of bij een noodstart:
Koppel de accu nooit los van de
elektrische installatie bij een draaiende
motor.
Koppel de accu los van de elektrische installatie als de accu moet worden opgeladen. Moderne laadapparaten
kunnen een spanning leveren tot 20V.
Gebruik nooit een acculader voor
het starten van de motor, maar gebruik
een hulpaccu.
Let op een goede aansluiting tussen
de accu en de elektrische installatie,
zowel wat betreft de juiste aansluitwijze als de juiste verbinding tussen de
polen en de kabeluiteinden. Als u de
accu weer aansluit, moet de regeleenheid van de inspuiting/ontsteking zijn
eigen parameters weer registreren;
146
BOUGIES
Schone en goede bougies met de
juiste warmtegraad fig. 20 zijn van
doorslaggevend belang voor een
goede werking van de motor en een
lage uitstoot van schadelijke stoffen
van de motor.
De informatie die de bougie levert
aan een deskundige is een belangrijke
bron voor het opsporen van de storing, ook als deze niet door de ontsteking wordt veroorzaakt. Het is
daarom belangrijk dat bij storingen in
de motorwerking de bougies worden gecontroleerd door de Fiatdealer.
WIELEN
EN BANDEN
BANDENSPANNING
De spanning van de banden, inclusief het reservewiel, moet regelmatig, om de twee weken en voor een
lange rit, worden gecontroleerd.
De bandenspanning moet bij koude
banden worden gecontroleerd.
Bougietype
2.0 16V
Bosch FR8ME
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe (een natuurlijk verschijnsel). Houd er daarom rekening
mee, dat bij een controle of oppompen van warme banden de spanning
0,3 bar hoger moet zijn dan de voorgeschreven waarde.
F0F0114m
ATTENTIE
fig. 20
ONDERHOUD VAN DE AUTO
147
ATTENTIE
F0F0115m
fig. 21
148
RUBBER SLANGEN
Houd voor de rubber slangen van
het rem-, stuurbekrachtigings(indien aanwezig) en brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften van het geprogrammeerd onderhoudsschema aan. Ozon, hoge temperaturen en het gedurende langere
tijd ontbreken van vloeistof in een
systeem zorgen ervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren, waardoor het betreffende systeem gaat
lekken. Daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk.
RUITENWISSERS
WISSERBLADEN
Maak de wisserbladen regelmatig
schoon met een schoonmaakmiddel;
wij raden DPI aan.
Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd of versleten is. Het verdient aanbeveling ten minste n maal
per jaar de wisserbladen te vervangen.
ATTENTIE
ATTENTIE
F0F0116m
fig. 22
ONDERHOUD VAN DE AUTO
149
RUITENSPROEIERS
F0F0612m
fig. 23
150
fig. 24
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN
ATMOSFERISCHE INVLOEDEN
De belangrijkste oorzaken van
roest zijn:
luchtverontreiniging;
zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid (gebieden aan zee, warm
en vochtig klimaat);
omgevings-/seizoensinvloeden.
De belangrijkste zijn:
De toepassing van aangepaste
spuittechnieken en lakproducten die
de auto de benodigde weerstand
tegen roest en schurende elementen
verlenen.
Het gebruik van verzinkte (of
voorbehandelde) plaatdelen met een
hoge corrosiebestendigheid.
Het aanbrengen van een gespoten
beschermende waslaag op de onderzijde, in de wielkuipen, in de motorruimte en verschillende holle ruimtes, met een hoog beschermend vermogen.
Het aanbrengen van een beschermende kunststof laag op kwetsbare
delen: onderzijde van de portieren,
binnenzijde van de spatborden,
naden, randen, enz.
Toepassing van open holle
ruimtes om condensvorming te
voorkomen en binnendringend
water af te voeren, waardoor roest
van binnenuit wordt voorkomen.
151
CARROSSERIEGARANTIE
Bij de SCUDO is de carrosserie
tegen doorroesten van alle originele
componenten van de carrosserie en
van alle dragende delen gegarandeerd. Voor de specifieke voorwaarden van deze garantie wordt verwezen naar het boekje SERVICE EN
GARANTIEHANDLEIDING.
152
Schoonmaakmiddelen
verontreinigen
het
water. Daarom moet de
auto bij voorkeur worden
gewassen op een plaats waar
het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
De juiste wasmethode:
1) Spoel de auto eerst met een
waterstraal onder lage druk af.
2) Was de auto met een zachte
spons met een oplossing van neutrale zeep; spoel daarbij de spons regelmatig uit.
3) Spoel de auto af met schoon
water en droog de auto met warme
lucht of een schone, zachte zeem.
De minder zichtbare delen zoals de
randen van de portieren, motorkap
en de koplampranden moeten niet
vergeten worden, omdat daar water
kan blijven staan. Het verdient aanbeveling de auto na het wassen niet
onmiddellijk binnen te zetten, maar
de auto nog even buiten te laten
Ruiten
Gebruik voor het schoonmaken
van de ruiten een daarvoor geschikt
schoonmaakmiddel. Gebruik een
schone, zachte doek om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Let er bij het
schoonmaken van de achterruit op
dat de elektrische weerstandsdraden
van de achterruitverwarming (indien
aanwezig) niet worden beschadigd.
Veeg voorzichtig in de richting van
de draden.
Motorruimte
Het verdient aanbeveling de motorruimte na ieder seizoen zorgvuldig te
laten uitspuiten. Laat dit verzorgen
door een gespecialiseerd bedrijf.
Schoonmaakmiddelen
verontreinigen
het
water. Daarom moet de
auto bij voorkeur worden
gewassen op een plaats waar
het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
153
INTERIEUR
STOELEN EN STOFFEN
BEKLEDING REINIGEN
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN
Gebruik speciale reinigingsmiddelen om het visuele effect van de componenten niet te wijzigen.
Reinig de zittingen met een vochtige spons en een oplossing van neutrale zeep.
ATTENTIE
Gebruik nooit ontvlambare producten zoals petroleum of wasbenzine voor het reinigen van de interieurdelen van de
auto. De elektrostatische lading
die tijdens het reinigen door het
wrijven ontstaat, kan brand veroorzaken.
154
ATTENTIE
TECHNISCHE GEGEVENS
IDENTIFICATIEGEGEVENS
MOTORCODE
CHASSISNUMMER
Het chassisnummer is ingeslagen in
de motorruimte op de spatbordrand
rechtsvoor fig. 1.
TYPEPLAATJE MET
IDENTIFICATIEGEGEVENS
De plaatjes fig. 2 bevinden zich op
de rechter deurstijl en bevatten de
volgende gegevens:
Typeplaatje 1 (uitgezonderd uitvoering Combi)
A - Naam van de fabrikant.
B - Identificatiecode van het auto
type/uitvoering.
C - Italiaanse typegoedkeuring.
D - Duitse typegoedkeuring.
E - Belgische typegoedkeuring.
F0F0119m
F - Spaanse typegoedkeuring.
G - Engelse typegoedkeuring.
H - Oplopend productienummer.
fig. 1
TECHNISCHE GEGEVENS
155
F0F0342m
Typeplaatje 2
S - Oplopend productienummer.
fig. 2
156
TECHNISCHE GEGEVENS
F0F0291m
Unikleuren
194
Nice Rood
249
IJswit
341
Carioca Geel
479
Line Blauw
Fiat-code
Metallic kleuren
242
Lucifer Rood
722
China Blauw
685
Kwarts Grijs
691
IJzer Grijs
F0F0325m
fig. 3
fig. 4
TECHNISCHE GEGEVENS
157
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN
2.016V
1.9 D
158
TECHNISCHE GEGEVENS
Uitvoering
Motorcode
Carrosserie-code
RFN
RFN
RFN
RFN
RFN
RFN
RFN
RFN
RFN
RFN
WJY
WJY
WJY
WJY
220XQ5 AA
220XQ5 AB
220XQ5 AE
220XQ5 AC
220XQ5 AD
220XQ4 AA
220XQ4 AB
220XQ4 AE
220XQ4 AC
220XQ4 AD
220XU5 AA
220XU5 AB
220XU5 AC
220XU5 AD
2.0 JTD 8V
Uitvoering
Motorcode
Carrosserie-code
RHX
RHX
RHX
RHX
RHZ
RHZ
RHZ
RHZ
RHZ
RHW
RHW
RHW
RHW
RHW
220XP5 AA
220XP5 AB
220XP5 AC
220XP5 AD
220XV5 AE
220XV5 AA
220XV5 AB
220XV5 AC
220XV5 AD
220XR5 AA
220XR5 AB
220XR5 AC
220XR5 AD
220XR5 AE
TECHNISCHE GEGEVENS
159
MOTOR
2.0 16V
1.9 D
Typecode
RFN
WJY
Cyclus
Otto
Diesel
4 in lijn
4 in lijn
86x86
82,2x88
1997
1867
10,8:1
23:1
min-1
100
136
6000
51
69
4600
min-1
190
19,4
4100
125
12,7
2500
Bosch FR8ME
Loodvrije benzine
Diesel voor
motorvoertuigen
(specificatie EN590)
ALGEMEEN
mm
Cilinderinhoud
cm
Compressieverhouding
Max. vermogen (EU)
{
{
Bougies
Brandstof
kW
pk
bijbehorend toerental
Nm
kgm
bijbehorend toerental
95 RON
160
TECHNISCHE GEGEVENS
ALGEMEEN
2.0 JTD 8V
Typecode
RHX
RHZ
Cyclus
Diesel
Diesel
4 in lijn
4 in lijn
85x88
85x88
1997
1997
17,6 : 1
17,6 : 1
min-1
69
94
4000
80
109
4000
min-1
215
22
1750
250
25,5
1750
Boring en slag
mm
Cilinderinhoud
cm
Compressieverhouding
Max. vermogen (EU)
{
{
kW
pk
bijbehorend toerental
Nm
kgm
bijbehorend toerental
Diesel voor
motorvoertuigen
(specificatie EN 590)
Diesel voor
motorvoertuigen
(specificatie EN 590)
TECHNISCHE GEGEVENS
161
ALGEMEEN
Typecode
RHW
Cyclus
Diesel
4 in lijn
Boring en slag
mm
3
Cilinderinhoud
cm
{
{
kW
pk
bijbehorend toerental
Nm
kgm
bijbehorend toerental
min-1
80
109
4000
min-1
270
27,5
1750
Diesel voor
motorvoertuigen
(specificatie EN590)
Brandstof
162
1997
17,3:1
Compressieverhouding
Max. vermogen (EU)
85x88
TECHNISCHE GEGEVENS
INSPUITING/
ONTSTEKING
Uitvoering 2.0 16V
Gentegreerde elektronische full
group inspuiting (gelijktijdige inspuiting van de 4 inspuitventielen) en ontsteking: een regeleenheid regelt zowel
inspuitduur van de inspuiting (benzinedosering) als de ontstekingsvervroeging.
Type:.............................. Multipoint.
Luchtfilter: droog met verwisselbaar papieren element en thermostatisch geregelde luchttoevoer.
Brandstofpomp: ondergedompeld
in brandstoftank.
Inspuitdruk: .......................... 3 bar.
Meetmethode voor de hoeveelheid inlaatlucht: Speed density
(*).
Mengselcorrectie: closed loop: 2
lambdasondes, gemonteerd voor en
achter de katalysator.
Ontstekingsvolgorde: 1 - 3 - 4 - 2.
Basis-ontstekingsvervroeging
bij stationair toerental ........ 13 3.
Bougies:
........Bosch FR8ME
Elektrode-afstand:
........0,80 mm
(*) Analytische methode, d.m.v. de elektronische verwerking van gegevens die door de toerentalsensor van de motor (speed) en de temperatuursensor en de absolute-druksensor in
het inlaatspruitstuk (density) worden gemeten.
ATTENTIE
Modificaties of reparaties
aan het brandstofsysteem
die niet correct worden uitgevoerd
en waarbij geen rekening wordt
gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen
storingen in de werking en zelfs
brand veroorzaken.
TECHNISCHE GEGEVENS
163
BRANDSTOFSYSTEEM
Uitvoering 1.9 D
Indirecte dieselinspuiting.
Roterende inspuitpomp met
Min/Max-regulateur en automatische
inspuitmomentversteller.
Afstelling inspuitpomp bij begin
inspuiting.
Inspuitvolgorde: 1 - 3 - 4 - 2.
Openingsdruk inspuitstukken: 130
bar.
Stationair toerental: 800 100
min-1.
Droog luchtfilter.
Verwisselbaar brandstoffilter in
motorruimte.
E.G.R.-systeem (indien aanwezig).
164
TECHNISCHE GEGEVENS
Brandstofpomp: opvoerpomp in
de tank, hoge-drukpomp voor toevoer naar inspuitventielen.
Inspuitvolgorde: 1 - 3 - 4 - 2.
Luchtfilter: droog element gemonteerd op carrosserie, via rubber slang
verbonden met de motor.
Dieselfilter.
Door uitlaatgas aangedreven turbocompressor met overdrukklep
(waste-gate).
Turbodruk max. 1 bar bij toerental van max. vermogen.
ATTENTIE
Modificaties of reparaties aan
het brandstofsysteem die niet
correct worden uitgevoerd en waarbij
geen rekening wordt gehouden met de
technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking
en zelfs brand veroorzaken.
SMEERSYSTEEM
KOELING
TECHNISCHE GEGEVENS
165
TRANSMISSIE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK EN
DIFFERENTIEEL
KOPPELING
Meervoudige plaatkoppeling in oliebad.
Mechanisch bediende koppeling,
behalve uitvoering 2.0 JTD, met koppelingspedaal zonder vrije slag en
afstelbaar.
Voor uitvoering 2.0 JTD een hydraulisch bediende koppeling.
Aantal
tanden
4,429
14/62
4,933 (4,765)*
15/74 (17/81)*
2.0 16V
1.9 D
1 versnelling
3,454
3,455
3,250
3,417
3,417
2e versnelling
1,870
1,870
1,783
1,783
1,783
1.9 D
3e versnelling
1,280
1,280
1,121
1,121
1,121
4 versnelling
0,951
0,951
0,795
0,795
0,795
2.0 JTD 8V
(RHZ)
4,467
15/67
5e versnelling
0,745
0,745
0,608
0,608
0,608
2.0 JTD 8V
(RHX)
5,071
14/71
achteruit
3,332
3,333
3,154
3,154
3,154
2.0 JTD 16V
4,467
15/67
166
TECHNISCHE GEGEVENS
2.0 JTD16V
2.0 16V
REMMEN
VOETREM
Voor: schijfremmen met zwevende
remtangen, n remcilinder per wiel
en remblokslijtage-sensoren.
Achter: trommelremmen met zelfcentrerende remschoenen en micrometrisch mechanisme voor corrigeren
van de speling.
Diagonaal gescheiden hydraulisch
remsysteem.
Onderdrukrembekrachtiger van 10.
Remdrukregelaar in het hydraulische
remcircuit van de achterremmen.
ATTENTIE
HANDREM
De handrem werkt mechanisch
d.m.v. een handremhefboom op de
remschoenen van de achterwielen.
WIELOPHANGING
VOORWIELOPHANGING
Onafhankelijke wielophanging, type
McPherson.
Telescopische schokdempers met
behulp van een elastische verbinding
aan de carrosserie bevestigd en met
rubberen stofhoezen.
Coaxiaal ten opzichte van de schokdemper geplaatste schroefveren met
aanslagrubbers.
Triangel-wieldraagarm met behulp
van een dubbelconische bus aan de
carrosserie bevestigd en voorzien van
een fuseekogel.
ACHTER
ATTENTIE
167
STUURINRICHTING
WIELEN
VELGEN EN BANDEN
TECHNISCHE GEGEVENS
Velgmaat
1
Bandenmaat
2.0 16V
15 x 6 /2 J H2
1.9 D
14 x 6J
2.0 JTD 8V
15 x 6 1/2 J H2
15 x 6 1/2 J H2
ELEKTRISCHE
INSTALLATIE
ACCU
Met min aan massa.
Spanning van de elektrische installatie: 12 Volt.
ATTENTIE
Capaciteit bij
ontlading
in 20 uur
Startstroom
in koude
toestand (18C)
DYNAMO
Gelijkrichter met diodes en ingebouwde elektronische spanningsregelaar. Het laden van de accu begint
zodra de motor is aangeslagen.
Nominale maximum
laadstroom
2.0 16V
1.9 D
2.0 JTD 8V (95 PK)
2.0 JTD 8V (110 PK)
2.0 JTD 16V
80A (120A)
70A
90A (120A)
150A
150A
50Ah
50Ah
60Ah
60Ah
300A
300A
400A
400A
STARTMOTOR
Met vrijlooprondsel. Inschakeling
d.m.v. solenode via start-/contactslot
bediend.
1,1 kW
1,7 kW (2,2 kW)*
2,0 kW
2,0 kW
* Bepaalde markten
TECHNISCHE GEGEVENS
169
PRESTATIES
Max. snelheid na inrijperiode van de
auto, in km/h.
1e versnelling
2.0 16V
1.9 D
2.0 JTD 8V
(95 PK)
2.0 JTD 8V
(110 PK)
49
31
29
31
31
91
58
52
59
59
3 versnelling
134
84
83
95
95
4e versnelling
172
114
117
133
133
5 versnelling
175
138
160
165
165
achteruit
51
32
34
34
34
2 versnelling
170
TECHNISCHE GEGEVENS
GEWICHTEN
BESTELUITVOERING MET/ZONDER RUITEN
2.0 16V
1.9 D
1334 1533 ()
1560 1595 ()
1230
1300
2185
1230
1230
2205
Max. dakbelasting:
150
150
1300
750
1100
750
60
60
Gewichten (kg)
Rijklaar gewicht (met volle reservoirs,
reservewiel, gereedschap en accessoires):
Max. gewicht op de
trekhaak (geremde aanhanger):
(1) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht
daalt.
(2) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat
deze limieten niet worden overschreden.
() Afhankelijk van de uitvoering
TECHNISCHE GEGEVENS
171
1.9 D
lange
wielbasis
2.0 JTD 8V
2.0 JTD 8V
lange
wielbasis
1375 1595 ()
1397 1607 ()
1651
1435
1230
1230
2205
1230
1300
2250
1230
1300
2330
1230
1300
2330
Gewichten (kg)
Max. dakbelasting:
150
150
150
150
1100
750
1300
750
1300 (3)
750
1300
750
Max. gewicht op de
trekhaak (geremde aanhanger):
60
60
60
60
(1) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.
(2) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.
(3) Max. toelaatbaar gewicht voor combinatie mag niet hoger zijn dan 3500 kg.
* Uitvoering met verhoogd laadvermogen.
() Afhankelijk van de uitvoering
172
TECHNISCHE GEGEVENS
COMBI
2.0 16V
1.9 D
2.0 JTD 8V
1476
5p+435 - 6p+360
8p+210 - 9p+135
5p+354 - 6p+279
8p+129 - 9p+54
5p+360 - 6p+285
8p+135 - 9p+60
5p+360 - 6p+285
8p+135 - 9p+60
1230
1230
2205
Max. dakbelasting:
150
150
150
150
1300
750
1100
750
1300
750
1300
750
60
60
60
60
Gewichten (kg)
Rijklaar gewicht
(met volle reservoirs, reservewiel,
gereedschap en accessoires):
(1) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht daalt. p = persoon = 70 kg
(2) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat
deze limieten niet worden overschreden.
TECHNISCHE GEGEVENS
173
AFMETINGEN
BESTEL - COMBI
De afmetingen zijn aangegeven in
mm.
De hoogte heeft betrekking op een
onbelaste auto.
F0F0613m
fig. 5
A
Normale wielb.
919
2824
779
4522
1540
1844
1540
19191954
919
3224
779
4922
1540
1844
1540
19191954
174
TECHNISCHE GEGEVENS
VULLINGSTABEL
liter
kg
Voorgeschreven brandstof
Aanbevolen producten
80
57
8,5
4,25 (4,25)
4,50 (4,50)
3,80
4,00
SELENIA 20K ()
Handgeschakelde versnellingsbak
en differentieel:
1,9
1,7
Hydraulische stuurbekrachtiging:
1,3
1,17
TUTELA GI/A
0,47
TUTELA TOP 4
0,52
TUTELA TOP 4
4,5
2.0 16V
Brandstoftank:
incl. een reserve van:
Motorkoelsysteem:
Motorcarter:
Carter en oliefilter:
TECHNISCHE GEGEVENS
175
1.9 D
Voorgeschreven brandstof
Aanbevolen producten
liter
kg
80
57
80
57
Motorkoel-:
systeem:
8,5
Motorcarter:
Carter en oliefilter:
4,25
4,50
3,80
4,00
4,20 (4,20)
4,50 (4,50)
3,80 (3,80)
4,00 (4,00)
Versnellingsbak
en differentieel:
1,9
1,7
1,9
1,7
Hydraulische stuurbekrachtiging:
1,3
1,17
1,3
1,17
TUTELA GI/A
0,47
0,47
0,52
0,52
TUTELA TOP 4
Reservoir ruitensproeiers en
koplampsproeiers (*):
4,5
4,5
Brandstoftank:
incl. een reserve van:
TUTELA TOP 4
176
TECHNISCHE GEGEVENS
SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES
Specificaties van de smeermiddelen
vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto
Toepassing
P4B00293
Gebruik
SELENIA 20K
SELENIA
PERFORMER
SELENIA
TURBO DIESEL
Smering voor
dieselmotoren ()
SELENIA
WR DIESEL
(*) Bij temperaturen onder 20C raden wij het gebruik aan van SELENIA PERFORMER SAE 5W-30
() Bij temperaturen onder 15C raden wij het gebruik aan van SELENIA WR DIESEL SAE 5W-40
TECHNISCHE GEGEVENS
177
Gebruik
Olie en
vetten voor
Toepassing
TUTELA CAR ZC
75 SYNTH
TUTELA GI/A
Vloeistof voor
remsysteem
TUTELA TOP 4
Hydraulisch remsysteem
en koppelingbediening
Antivries voor
radiateur
PARAFLU11
Mengverhouding:
50% tot 35 C
DPI
Onverdund gebruiken
Toevoeging voor
dieselbrandstof
DIESEL MIX
krachtoverbrengingen
178
TECHNISCHE GEGEVENS
BRANDSTOFVERBRUIK
Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die
in EU-normen is vastgelegd.
Het brandstofverbruik is gemeten tijdens:
een stadsrit: opgebouwd uit een
koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;
BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, rijstijl, algemene conditie van de auto, uitrustingsniveau, gebruik van de airconditioning, lading van de auto,
imperiaal op het dak en andere situaties die de arodynamica kunnen benvloeden, kunnen in de
praktijk een brandstofverbruik
opleveren, dat afwijkt van de resultaten die tijdens de hierboven
beschreven tests zijn bereikt (zie
Kostenbesparing en beperking
van de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen in het hoofdstuk
Correct gebruik van de auto).
Stadsrit
Buitenweg
Gecombineerd
2.0 16V
12,0
7,3
9,0
13,6
7,2
9,5
8,9
6,0
7,0
Stadsrit
Buitenweg
Gecombineerd
10,1
6,6
7,9
8,7
5,9
7,0
8,7
5,6
6,7
TECHNISCHE GEGEVENS
179
CO2-EMISSIE
VIA DE UITLAAT
CO2-emissie vlgns.
EU 1999/100-normen
(g/km)
2.0 16V
216
227
186
80100%
Maximumsnelheid (gaspedaal geheel
ingetrapt) (fig. 7)
fig. 7
F0F0334m
CO2-emissie vlgns.
EU 93/116-normen
(g/km)
1.9 D
211
182
180
+1015%
Bergachtige trajecten (fig. 8)
fig. 8
180
TECHNISCHE GEGEVENS
F0F0333m
+5%
Imperiaal of ruiten voor de helft
open (fig. 9)
fig. 9
F0F0332m
+5%
Ingeschakelde airconditioning (fig.
10)
fig. 10
TECHNISCHE GEGEVENS
181
BANDENSPANNING
Bandenspanning in koude toestand (bar)
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde.
Bandenmaat
2.0 16V
Volbeladen
Voor
Achter
2,5
2,5
2,5
3,0
(verhoogd laadverm.)
2,6
2,6
2,6
3,2
1.9 D
2,5
2,5
2,5
3,0
2.0 JTD 8V
2,5
2,5
2,5
3,0
(verhoogd laadverm.)
2,6
2,6
2,6
3,2
2,5
2,5
2,5
3,0
2.0 16V
2.0 JTD 8V
182
TECHNISCHE GEGEVENS
E - Gemonteerd bandentype.
I - Oplopend productienummer.
F0F0278m
Wielen
G - Leeg vakje.
H - Kleurcode lak.
F0F0325m
fig. 11
fig. 12
TECHNISCHE GEGEVENS
183
ALFABETISCH
REGISTER
Aansteker...............................................67
Aanvullende werkzaamheden ............135
Aanwijzingen voor het laden................94
ABS.............................................................75
Accu
- opladen................................................121
- starten met een hulpaccu ...............121
- technische gegevens.........................169
- vloeistofniveau...................................144
Achterruitverwarming ...........................56
Achteruitrijlichten.................................114
Afmetingen .............................................174
Afstandsbediening centrale
portiervergrendeling .........................12
Airbag ........................................................77
Airbags aan de zijkant ..........79-80-81-82
Airconditioning, handbediend
- airconditioning (koeling)....................52
- bedieningsknoppen .............................51
- onderhoud..........................................151
Asbak .........................................................66
Auto langere tijd stallen ......................103
Autoradio..................................................84
- antenne..................................................85
- bedieningsknoppen op het stuur.....85
184
ALFABETISCH REGISTER
- luidsprekers..........................................85
- schema van de voorbereide
bedrading en aansluitingen..............182
- standaarduitrusting .............................80
- voeding ..................................................85
Bandenspanning..........................147-182
Benzinedamp-opvangsysteem...............86
Bescherming van het milieu............89-98
Bij een ongeval.......................................124
- als er gewonden zijn ........................125
- verbandtrommel ...............................125
Bougies....................................................147
Brandstof
- brandstofmeter....................................45
- brandstof-noodschakelaar.................58
- dop van de brandstoftank .................84
Brandstofmeter .......................................40
Brandstof-noodschakelaar ....................58
Brandstofverbruik.................................179
Carrosserie
- onderhoud..........................................151
- uitvoeringen .......................................158
Centrale portiervergrendeling .............70
Claxon .......................................................53
CO2-emissie via de uitlaat..................180
Controle- en waarschuwingslampjes
- aangetrokken handrem......................47
- brandstofreserve.................................45
- buitenverlichting..................................44
- defect in anti-blokkeersysteem
(ABS)......................................................44
- dimlicht..................................................44
- grootlicht ..............................................44
- remlichten.............................................46
- richtingaanwijzers (pijlen) ................44
- storing in airbag...................................45
- storing in motormanagementsysteem
(EOBD) .................................................45
- te hoge koelvloeistoftemperatuur ..47
- te laag koelvloeistofniveau ................47
- te laag remvloeistofniveau ...............46
- te lage laadstroom naar accu ...........46
- te lage motoroliedruk........................47
- versleten remblokken voor..............44
- voorgloeibougies.................................46
Correct gebruik van de auto ......91
Cruise-control .........................................57
Dashboard..........................................9-10
Dashboardkastje/opbergvak .................65
Derde remlicht......................................115
Dieselfilter (condens aftappen)..........143
Digitaal klokje ..........................................34
Dimlicht
- bediening...............................................53
- gloeilamp vervangen.........................112
Driewegkatalysator.................................85
Duplicaatsleutels .....................................11
Dynamo...................................................169
Economisch en milieubewust
rijden......................................................98
Elektrische ruitbediening.......................71
Elektronische regeleenheden.............146
EOBD (het systeem) ..............................83
Extra accessoires ..................................104
ewichten...........................................171
Gloeilamp (vervangen van een) .........110
Gordelspanners .......................................21
Grootlicht
- bediening...............................................53
- gloeilamp vervangen.........................112
- grootlichtsignaal ..................................53
Handrem ................................................93
Hendels aan het stuur
- linker hendel ........................................52
- rechter hendel .....................................55
Hoofdsteunen ..........................................16
Identificatiegegevens...........................155
Imperiaal/skidrager
(montagevoorbereiding)....................73
Instrumenten......................................31-39
Instrumentenpaneel..........................29-30
Interieur ..................................................154
Interieuruitrusting...................................65
Interieurverlichting .................................65
- gloeilamp vervangen.........................115
entekenplaatverlichting..................114
Kinderen veilig vervoeren.....................24
Koelvloeistoftemperatuurmeter....32-39
Koplampen
- koplampen afstellen............................74
- koplampverstelling ..............................56
- stand koplampen corrigeren ...........74
Koplampsproeiers ................................150
Koplampverstelling .................................56
Koppeling................................................166
Kostenbesparing en beperking van de
uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen .........................................96
Krik ..........................................................107
Lak..........................................................152
Lambdasonde ...........................................90
Lichtsterkteregelaar
instrumentenpaneel............................34
Luchtfilter ...............................................143
Luchtrecirculatie .....................................51
Luchtroosters, verstelbaar
en regelbaar ........................................49
Mistachterlicht
- bediening...............................................54
- gloeilamp vervangen.........................114
Motor
- koelsysteem .......................................165
- motorcode .........................................155
- ontsteking...........................................163
- smeersysteem....................................165
- technische gegevens.........................160
- voeding................................................163
Motor starten
- benzinemotor starten ........................91
- dieselmotor starten............................91
- motor opwarmen na het starten ....92
- motor uitzetten...................................92
- rollend starten.............................92-106
- start-/contactslot.................................14
- starten met een hulpaccu ...............105
Motorkap ..................................................72
Motorolie
ALFABETISCH REGISTER
185
- oliepeil controleren..........................139
- technische specificaties ...........175-176
- verbruik...............................................140
Motorolieverbruik ................................135
Motorruimte (reinigen) .......................153
nderhoud
- aanvullende werkzaamheden .........135
Onderhoud van de auto ............126
- geprogrammeerd onderhoud .......126
- onderhoudsschema ..........................127
Onderhoudsmeter............................35-41
Ontwasemen/ontdooien
- achterruiten..........................................50
- voorruit.................................................50
- zijruiten voor .......................................50
Opbergvak ................................................65
Opkrikken van de auto........................122
186
ALFABETISCH REGISTER
Parkeerverlichting
- bediening...............................................53
- gloeilamp achter vervangen............114
- gloeilamp voor vervangen .............112
Parkeren....................................................93
Periodieke controles en voor lange
reizen...................................................104
Portieren...................................................67
Prestaties ................................................170
Remlichten...........................................114
Remmen
- vloeistofniveau...................................142
- voetrem ..............................................167
Richtingaanwijzers (pijlen)
- bediening...............................................54
- gloeilamp achter vervangen............114
- gloeilamp op voorspatbord
vervangen ...........................................113
- gloeilamp voor vervangen .............112
Rubber slangen......................................149
Ruiten
- reinigen ...............................................153
- schuiframen ..........................................71
Ruitensproeiers voor
- bediening...............................................55
- vloeistofniveau...................................141
Ruitenwissers
- bediening...............................................55
- ruitensproeiers..................................150
- wisserbladen ......................................149
Symbolen.....................................................6
Wiel (verwisselen)................................108
Wielen.....................................................147
- een lekke band ..................................106
Wielophanging.......................................167
Wisserbladen.........................................149
ekeringen...........................................116
Zonnekleppen..........................................67
Uitlaatgasrecirculatie ...........................86
Veiligheidsgordels
- algemene richtlijnen............................19
- gebruik...................................................19
- hoogteverstelling.................................20
- onderhoud............................................23
Ventilatie ...................................................48
Verbandtrommel (E.H.B.O) ...............117
Versnellingsbak
- gebruik autom. versnellingsbak........59
- gebruik handgeschakelde
versnellingsbak.....................................58
- overbrengingsverhoudingen ...........170
Verwarming en ventilatie ......................49
Vullingstabel ...........................................175
aarschuwingsknipperlichten .........56
Wegwijs in uw auto .......................9
ALFABETISCH REGISTER
187
NOTITIES
188
189
OLIE VERVERSEN?
DE EXPERTS
ADVISEREN
SELENIA.
Uw nieuwe auto is ontwikkeld met
producten van de FL Group.
Bij de werkplaatsen van het Fiat-dealernet kunt u Selenia-motorolie verkrijgen.
35.000 Motorexperts in heel Europa adviseren Selenia voor een
maximale bescherming van de motor in uw auto.
VRAAG UW DEALER
NAAR SELENIA.
SELENIA WR DIESEL
Speciale motorolie voor normale, turbo- of multiklepsdieselmotoren voor een optimale werking onder zeer extreme klimatologische omstandigheden (starten tot zelfs
35C).
ANALYSE VAN GEBRUIKTE MOTOROLIE:
VISCOSITEITSTOENAME BIJ 40C (*)
%
16
14
12
10
8
6
4
2
0
SELENIA 20K
REFERENTIEPRODUCT
2.0 16V
2.0 16V
(verhoogd laadverm.)
1.9 D
2.0 JTD 8V
2.0 JTD 8V
(verhoogd laadverm.)
2.0 JTD 16V
Volbeladen
Voor
Achter
2,5
2,5
2,5
3,0
2,6
2,5
2,5
2,6
2,5
2,5
2,6
2,5
2,5
3,2
3,0
3,0
2,6
2,5
2,6
2,5
2,6
2,5
3,2
3,0
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde
MOTOROLIE VERVERSEN
2.0 16V
Motorcarter
Motorcarter en filter
1.9 D
liter
kg
liter
kg
4,25 (4,25)
4,50 (4,50)
3,80
4,00
4,25
4,50
3,80
4,00
3,80 (3,80)
4,00 (4,00)
BRANDSTOFTANK (liters)
2.0 16V
1.9 D
NEDERLANDS
De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in dit
boekje beschreven modellen om technische of commercile redenen te wijzigen. Voor de laatste informatie hieromtrent kunt
u zich tot de Fiat-dealer wenden. Gedrukt op houtvrij milieuvriendelijk papier.