You are on page 1of 56

Running head: HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 1

Hoogsensitiviteit bij Hoogbegaafde Leerlingen

Sanne Wilbrink (5694280)

Begeleidende docent: Lisette Hornstra

Tweede beoordelaar: Piet Kommers

29/07/2016

Universiteit Utrecht
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 2

Samenvatting
De eigenschap hoogsensitiviteit komt volgens verschillende niet-wetenschappelijke artikelen
vaker voor bij hoogbegaafde leerlingen dan bij niet hoogbegaafde leerlingen.
Wetenschappelijke onderbouwing hiervoor is nog slechts beperkt te vinden. Ook naar de
specifieke groep hoogbegaafde en tevens hoogsensitieve kinderen is vrijwel geen
wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd. Daarom richt deze studie zich op deze specifieke
groep, en is het doel van dit onderzoek vast te stellen of er daadwerkelijk sprake is van een
verband tussen hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit en wat de uitingsvormen zijn van
hoogsensitiviteit bij hoogbegaafde leerlingen. Hoogbegaafdheid wordt in deze studie
gedefinieerd als het bezitten van een intelligentieniveau van 130 of hoger. Hoogsensitiviteit
wordt gedefinieerd als een hoge mate van gevoeligheid voor de emotionele en fysieke
omgeving. De studie heeft een mixed method-design, waarbij voor de kwantitatieve studie de
Highly Sensitive Person Scale (HSP-schaal) werd afgenomen. Deze vragenlijst, die
hoogsensitiviteit meet, werd afgenomen bij leerlingen uit twee typen onderwijs. Enerzijds bij
48 leerlingen in voltijds begaafdheidsonderwijs, waarvan bij iedere leerling een IQ van 130 of
hoger is vastgesteld, en anderzijds bij 154 leerlingen in het regulier basisonderwijs. Door
middel van een meervoudige regressieanalyse is gekeken of hoogbegaafdheid de mate van
hoogsensitiviteit van basisschoolleerlingen benvloedt. Daarnaast zijn bij negen
hoogsensitieve en niet-hoogsensitieve, hoogbegaafde leerlingen interviews uitgevoerd, welke
zijn gecodeerd middels de Grounded Theory. Op deze manier werden uitingsvormen van
hoogsensitiviteit bij hoogbegaafde leerlingen in kaart gebracht.
Trefwoorden: hoogbegaafdheid, hoogsensitiviteit, mixed method-design, Highly
Sensitive Person Scale, regressieanalyse, interviews, Grounded Theory
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 3

Hoogsensitiviteit bij Hoogbegaafde Leerlingen


Nieuwetijdskinderen worden ze ook wel genoemd: kinderen met aandoeningen die in
deze tijd steeds vaker voor lijken te komen, zoals hoogsensitiviteit, PDD-NOS,
hoogbegaafdheid en ADHD (Lemmens, 2014). Er wordt wel eens gesproken van een verband
tussen hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit. Zo stelt Kieboom (2007) dat een hoge mate van
begaafdheid onder andere samengaat met een hoge mate van sensitiviteit en geeft Derksen
(2015) aan dat hoogbegaafde kinderen meer waarnemen. Ook wordt er in de
wetenschappelijke literatuur weleens de uitspraak gedaan dat leerlingen met een hoog IQ
kwetsbaar zijn, wat komt door hun aangeboren gevoeligheid (Delisle & Galbraith, 2002;
Pfeiffer, 2009; Webb, 1993). Of de hoogbegaafdheid van leerlingen ook daadwerkelijk de
kans op hoogsensitiviteit voorspelt, lijkt nog niet te zijn bewezen. Dat maakt het interessant
om te onderzoeken. Gegeven het feit dat er nog weinig onderzoek is gedaan naar de categorie
kinderen die hoogbegaafd en tevens hoogsensitief is, wordt er in deze studie ook gekeken naar
het gedrag en de uitingsvormen van deze specifieke groep.
In Nederland is er weinig wetenschappelijk onderzoek bekend naar hoogsensitiviteit
bij kinderen. Toch wordt dit concept steeds populairder en worden er in toenemende mate
artikelen over geschreven (bijvoorbeeld De Nieuwe Tijds Coach, z.d.; Aron, 2000; Sterre &
Co, z.d.). Door deze studie te wijden aan de combinatie van hoogbegaafdheid met
hoogsensitiviteit en bijbehorende uitingsvormen, zoals het snel overweldigd raken door
prikkels (Aron, 2000), wordt er getracht een bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke
onderbouwing voor de relatie tussen hoogsensitiviteit en hoogbegaafdheid bij leerlingen. Op
die manier wordt gekeken of reeds in de literatuur genoemde aspecten van hoogsensitiviteit
voortkomen uit de hoogbegaafdheid van leerlingen en of er nog nieuwe aspecten aan het
onderzoeksveld toegevoegd kunnen worden.
In Nederland ligt het aantal hoogsensitieve individuen rond de 11% (Landelijk
informatiepunt Hoogsensitieve Kinderen [LiHSK], 2006). Volgens Aron (2000) ligt dit
percentage zelfs tussen de 15% en 20%. Als docenten meer inhoudelijke kennis hebben van
de kenmerken en uitingsvormen die horen bij hoogsensitiviteit, kunnen zij op een efficintere
en kundige manier omgaan met hun leerlingen. Op die manier zijn leerlingen in de
gelegenheid om hun eigen route te volgen, wat leidt tot meer mogelijkheden voor
zelfontwikkeling (Grant & Piechowski, 1999). Bovendien sluit het inspelen op de
persoonlijke behoeften van leerlingen aan bij het passend onderwijs van tegenwoordig, wat
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 4

het belang benadrukt van de ontwikkeling van individuele eigenschappen (Schuman, 2007).
Op deze manier kan meer kennis over hoogsensitiviteit positief bijdragen aan het onderwijs.
Theoretisch Kader
Hoogbegaafdheid
Aan hoogbegaafdheid worden veel verschillende definities gegeven. Dit kan per land
verschillen, maar ook door de tijd heen vinden er veranderingen plaats in de betekenis
(Freeman, Raffan & Warwick, 2010; Mnks & Mason, 2000). Mnks en Mason (2000)
beschrijven hoogbegaafdheid als een individueel vermogen om uitzonderlijk te presteren in
n of meerdere domeinen. Echter bestaan er meerdere uiteenlopende definities. Mnks en
Mason (2000) verdeelden deze in vier groepen, namelijk genetisch georinteerd, cognitief
georinteerd, prestatiegeorinteerd en systeemgeorinteerd. De groepen worden hieronder
verder toegelicht.
Genetisch georinteerd. De genetisch georinteerde benadering bekijkt
hoogbegaafdheid als aangeboren kenmerk van individuen. Terman ontwikkelde het concept
IQ en geloofde dat intelligentie stabiel blijft gedurende langere tijd en te meten is met
intelligentietesten (Terman & Merrill, 1937). De Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS) is
de meest gebruikte intelligentietest. Bij een score boven de 130 wordt gesproken van
hoogbegaafdheid (Resing & Blok, 2002). Net als sommige individuen de aanleg hebben om
erg lang te worden, is de werking van de hersenen bij hoogbegaafde leerlingen bijzonder goed
aangelegd (Matthews & Foster, 2006). Hierbij past tevens de definitie van Marland (1972),
namelijk dat hoogbegaafde kinderen individuen zijn die in staat zijn tot grote prestaties
vanwege een uitstekend intelligentieniveau.
Cognitief georinteerd. Cognitieve definities richten zich op de denkprocessen in het
geheugen. Sternberg (1985) is een voorstander van deze benadering. Hij gaat in zijn theorie
over intelligentie in op inzicht en de reactie op iets nieuws bij het uitvoeren van een taak.
Vaardigheden waarbij inzicht komt kijken, zoals problemen oplossen of kennis verwerven,
geven de begaafdheid van iemand aan. Hoe beter deze vaardigheden zijn ontwikkeld, des te
begaafder een persoon is op intellectueel gebied (Sternberg, 1985). Hoogbegaafdheid wordt
volgens deze benadering opgesplitst in drie vormen, namelijk analytisch, creatief en praktisch
(Sternberg, 2000).
Prestatiegeorinteerd. De derde benadering gaat ervan uit dat een hoge mate van
intelligentie noodzakelijk, maar niet dekkend is voor het concept hoogbegaafdheid. Prestatie
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 5

is een zichtbare uitkomst van hoogbegaafdheid en daarom belangrijk om mee te nemen.


Mnks (1998) geeft aan dat een hoge mate van intelligentie niet als enige bepaalt dat iemand
uitstekend presteert. Daar komen ook persoonskenmerken zoals motivatie en creativiteit bij
kijken. Renzulli (1999) leverde een relevante bijdrage aan deze benadering. In zijn studie
wordt genoemd dat er tenminste drie factoren zijn betrokken bij hoogbegaafde prestaties,
namelijk bovengemiddelde intelligentie, motivatie en creativiteit (Renzulli, 1999). Deze drie
factoren bracht hij samen in zijn Three-ring Conception Model. Een benadering waar ook
sociale componenten in zitten, zou volgens Mnks (1998) een geschikter raamwerk zijn. De
ontwikkeling van hoogbegaafde individuen hangt namelijk voor een groot deel af van een
ondersteunende omgeving (Mnks, 1998). Daarom heeft Mnks (1998) het model van
Renzulli aangepast tot het Triadisch Interdependentiemodel ontstond, ook wel het
Meerfactoren Model genoemd. In dit model zitten de drie factoren van beide onderzoekers:
bovengemiddelde intelligentie, motivatie en creativiteit van Renzulli en school, vrienden en
familie van Mnks. Door deze factoren mee te nemen kunnen uitstekende prestaties van
hoogbegaafden worden verklaard (Mnks, 1989, Renzulli, 1999).
Systeemgeorinteerd. Naast de impact die sociale systemen uitoefenen op de
ontwikkeling van individuen (school, vrienden en familie), spelen andere, bredere, systemen
ook een rol. De kijk op de wereld, de economische situatie, de politieke situatie en de
culturele normen en waarden waarvan sprake is in de omgeving van een individu hebben
invloed op de ontwikkeling van intelligentie (Mnks & Mason, 2000). Tannenbaum (1983)
hanteert een model, bestaande uit de volgende vijf systemen: algemeen vermogen, speciaal
vermogen, niet-intellectuele factoren, omgevingsfactoren en kansfactoren. Deze benadering
betrekt factoren die spelen tijdens het leven en de algemene ontwikkeling van kinderen, en de
mate waarin individuen voldoen aan de criteria die de maatschappij stelt voor
hoogbegaafdheid (Tannenbaum, 1983). De ontwikkeling van hoogbegaafdheid kan
veroorzaakt worden door mogelijkheden binnen het systeem waarin een kind zich bevindt
(Mnks & Mason, 2000).
In sommige gevallen ligt dus de nadruk ligt op het IQ en soms voornamelijk op andere
factoren als motivatie en creativiteit. Toch wordt in het onderwijs nog vaak uitgegaan van de
traditionele opvatting van hoogbegaafdheid, namelijk het intelligentieniveau (Subotnik,
Olszewski-Kubilius & Worrel, 2011). Bij de toelating van leerlingen tot
hoogbegaafdenonderwijs wordt veel naar het IQ gekeken als beslissende factor en dient een
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 6

IQ van tenminste 130 punten gediagnosticeerd te zijn (Begaafdheidsprofielscholen, 2011).


Daarom wordt in deze studie ook aangehouden dat hoogbegaafdheid een algemene,
aangeboren kwaliteit is, die erkend en aan het licht gebracht dient te worden door middel van
een cognitieve beoordeling of intelligentietest (Robinson, Zigler & Callagher, 2000).
Hoogsensitiviteit
Uit onderzoek van het Landelijk informatiepunt Hoogsensitieve Kinderen blijkt dat
ongeveer 11% van de Nederlanders hoogsensitief is (Landelijk informatiepunt Hoogsensitieve
Kinderen [LiHSK], 2006). Volgens het Centraal Bureau van de Statistiek bevinden zich
ongeveer 1.500.000 leerlingen in het Nederlandse basisonderwijs (Centraal Bureau voor de
Statistiek [CBS], 2014), wat neerkomt op 165.000 hoogsensitieve leerlingen. De eigenschap
hoogsensitiviteit is in 2002 gentroduceerd in Nederland toen het boek The Highly Sensitive
Child van Elaine Aron, een Amerikaanse psychologe, vertaald werd. Volgens Aron (2000)
wordt maar liefst 15% tot 20% van de kinderen geboren met een zenuwstelsel dat zeer alert is
en snel reageert op alles in de omgeving. Deze kinderen hebben subtiele veranderingen gauw
door, denken liever eerst diep na voordat ze reageren en gedragen zich over het algemeen erg
conscintieus. Ook zijn ze snel overweldigd door prikkels, onverwachte veranderingen en
emotionele instabiliteit van anderen. Eenvoudigweg beschreven zijn hoogsensitieve personen
zeer gevoelig voor hun emotionele en fysieke omgeving Aron (2000). De hoge mate van
gevoeligheid op deze gebieden wordt beaamd door Gere, Capps, Mitchell en Grubbs (2009)
en als definitie van hoogsensitiviteit aangehouden in deze studie.
Ieder individu heeft wat betreft de emotionele en fysieke omgeving een optimaal
niveau van prikkeling (Smolewska, McCabe & Woody, 2006). Aangezien hoogsensitieve
personen meer prikkelingen waarnemen, wordt aangenomen dat zij sneller hun optimale
niveau van prikkeling bereiken en tevens passeren. Met andere woorden, hoogsensitieve
personen raken makkelijker overprikkeld, want het filter tegen een overdaad een prikkelingen
staat uit. Zo kunnen hoogsensitieve personen zintuiglijke prikkels zoals pijn erg intens ervaren
(Aron, 2002; Gere et al., 2009). Maar ook het volledig kunnen opgaan in de schoonheid van
stimuli, ofwel een krachtige emotie ervaren bij zaken als kunst of muziek, is een kenmerk van
hoogsensitiviteit (Smolewska, 2006). Dit gedrag, deze ervaringen of aspecten worden soms
ook gekoppeld aan autisme. Meerdere bronnen geven aan dat de gevoeligheid voor
sensorische stimuli een kenmerk is van de diagnose autisme (Freeman, Ritvo, & Schroth,
1984; Liss, Saulnier, Fein, & Kinsbourne, 2006). Hierdoor zou het daadwerkelijk bestaan van
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 7

hoogsensitiviteit als een op zichzelf staand concept in twijfel getrokken kunnen worden.
Echter is het volgens Jerome en Liss (2005) zo dat jongeren bij wie autisme is vastgesteld erg
gevoelig zijn voor zintuiglijke stimuli maar juist ongevoelig zijn voor emotionele stimuli,
terwijl hoogsensitieve individuen gevoelig zijn voor beide typen stimuli (Wolf, Van Doorn, &
Weissing, 2011).
Toch wordt hoogsensitiviteit vaak verward met termen als teruggetrokkenheid of een
introverte houding (Smolewska et al., 2006). Dit is te verklaren doordat hoogsensitieve
individuen gevoelens krachtig ervaren en langer nadenken bij beslissingen. Hierdoor hebben
zij vaak een meer intern georinteerde, in plaats van extern georinteerde cognitieve stijl
(Gere et al., 2009; Smolewska et al., 2006). Dezelfde verklaring geven Aron en Aron (1997),
die dit sensory-processing sensitivity noemen: het verschil in gedetailleerdheid en snelheid
van de verwerking van zintuiglijke informatie in het geheugen. De drie belangrijkste
kenmerken van hoogsensitiviteit blijken dan ook de snelheid van prikkeling, een lage
sensorische drempelwaarde en esthetische gevoeligheid (Smolewska et al., 2006). Met
snelheid van prikkeling wordt bedoeld hoe snel een individu overweldigd raakt door externe
zaken. Een lage sensorische drempelwaarde is gerelateerd aan het verkrijgen van een
onaangenaam zintuiglijk gevoel door externe stimuli. Tenslotte omvat esthetische
gevoeligheid het bewustzijn van schoonheid (Smolewska et al., 2006).
Hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit
In meerdere niet-wetenschappelijke artikelen wordt aangegeven dat er een verband
bestaat tussen hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit (Derksen, 2015; Kieboom, 2007). Zo
wordt er genoemd dat kinderen die hoogsensitief zijn, vaak ook meervoudig intelligent zijn.
Zij doen het liefst kennis op door zelf te onderzoeken en te ervaren. Als hier niet aan voldaan
wordt op school, zouden zij gaan onderpresteren (Van der Veen, 2006). Ook zijn er boeken
geschreven over hoogsensitieve leerlingen, waarin wordt aangegeven dat zij vaak bijzonder
intelligent zijn (Nieuwenbroek, 2006) en dat hoogbegaafdheid in twee delen kan worden
gesplitst, namelijk een cognitief luik en een zijnsluik, oftewel denken en voelen (Kieboom,
2007). Het cognitieve luik houdt in dat een kind beschikt over een hoge mate van intelligentie
en het zijnsluik omvat persoonskenmerken als perfectionisme, hoogsensitiviteit en een
kritische instelling. Aangezien dit niet wetenschappelijk gefundeerd is, kan dat niet zonder
verder onderzoek voor waar worden aangenomen.
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 8

Wetenschappelijk onderzoek dat zich puur richt op de mate waarin hoogbegaafdheid


hoogsensitiviteit voorspelt, lijkt er nog niet te zijn. In sommige studies wordt wel aangehaald
dat hoogsensitiviteit veelal een kenmerk is van hoogbegaafdheid (Ackerman, 1997; Bouchard,
2004; Gross & Thompson, 2007; Mendaglio, 2003; Piechowski, 1999; Silverman, 1983;
Tieso, 2007; Webb et al., 2005). De Theorie van Positieve Desintegratie van Dabrowski
(zoals genoemd in Nelson, 1989) noemt dat intelligentieniveau en emotionele ontwikkeling
samenhangen. De theorie beschrijft deze ontwikkeling in fases, welke gevormd worden door
spanningen, innerlijke conflicten en angsten. Uit onderzoek van Dabrowski (zoals genoemd in
Nelson, 1989) bleek dat de meest begaafde en creatieve respondenten degenen waren met
hogere niveaus van empathie, sensitiviteit en zelfreflectie. Tijdens stressvolle situaties waren
zij degenen die de grootste mate van angst, schuld en wanhoop voelden (Nelson, 1989).
Daarnaast wordt aangegeven dat hoogbegaafde kinderen een intens gevoelig karakter hebben
(Subotnik et al., 2011), waardoor reacties op dagelijkse problemen bij het opgroeien
intensiever dan gemiddeld kunnen zijn (Silverman, 1983; Whitmore, 1980).
Een eerste verklaring voor het bestaan van hoogsensitiviteit als kenmerk van
hoogbegaafdheid is dat het naast elkaar bestaan van twee afwijkingen vaak veroorzaakt
wordt door dezelfde genen en dus aangeboren is (Bouchard, 2004; Delisle & Galbraith, 2002;
Pfeiffer, 2009; Webb, 1993). Een andere verklaring is dat een groot cognitief vermogen ook
inhoudt dat er een groot vermogen is om emoties van anderen aan te voelen en te begrijpen,
omdat er sprake is van een sterkere kennisbasis (Gross & Thompson, 2007). Daarnaast wordt
de hoge mate van gevoeligheid verklaard doordat bij hoogbegaafde kinderen een hoger
energieniveau wordt aangetroffen, wat zich vaak uit in extreme reacties op stimuli (Gere et
al., 2009; Piechowski, 1999).
De hoge mate van gevoeligheid van hoogbegaafden brengt mogelijk ook nadelen met
zich mee. Zij kunnen zich afgewezen of buitengesloten voelen als zij zich op plaatsen
bevinden waar veel mensen zijn en waar sprake is van veel sociale interactie (Whitmore,
1980). Zij zijn vaak emotioneel gevoelig voor de verwachtingen van anderen en voelen zich
snel verplicht om hieraan te voldoen. Dit gevoel kan zo sterk zijn dat zij hun eigen wil
volledig wegdrukken (Miller & Ward, 1981). Ook kunnen hoogbegaafden hun eigen intense
innerlijke gevoelens als bewijs beschouwen dat er iets mis is met hen (Silverman, 1983). Niet
hoogbegaafde kinderen kunnen negatief reageren op het gedrag van hoogbegaafde kinderen,
waardoor het gevoel anders te zijn versterkt wordt. Net zoals bij perfectionisme kan
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 9

hoogsensitiviteit positieve en negatieve kanten hebben, wat afhangt van hoe het individu erop
reageert.
Op basis van voorgaande studies lijkt het er dus op dat de gevoeligheid van
hoogbegaafde kinderen versterkt is. Sommige andere studies geven daarentegen aan dat een
hoge mate van sensitiviteit juist te vaak wordt gezien als kenmerk van hoogbegaafdheid,
terwijl dit net zo goed een uitkomst kan zijn van de interactie tussen hoogbegaafde leerlingen
en hun thuissituatie en leef- of schoolomgeving (Freeman, 2010; Neihart, 1999; Worrell,
2010). Dit geeft voldoende reden om te onderzoeken of hoogsensitiviteit en hoogbegaafdheid
in verhouding tot elkaar staan en op welke manier.
Vraagstelling
Sommige leerlingen zijn begaafder dan anderen en sommigen zijn gevoeliger dan
anderen. Een combinatie van beide is tevens mogelijk. Hieraan zijn bepaalde kenmerken
verbonden, welke in het theoretisch kader naar voren kwamen. Deze komen tot uiting in de
klas, benvloed door de omgeving en de manier van lesgeven. Het is onduidelijk in hoeverre
deze kenmerken volledig zijn. Of er daadwerkelijk sprake is van samenhang tussen
hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit, wordt in deze studie onderzocht. Daarnaast wordt
onderzocht welke uitingsvormen van hoogsensitiviteit naar voren komen en of deze op enige
wijze te relateren zijn aan het intelligentieniveau van leerlingen. Hieruit vloeit de volgende
onderzoeksvraag voort, namelijk In hoeverre is er bij hoogbegaafde leerlingen sprake van
een hogere mate van hoogsensitiviteit dan bij niet hoogbegaafde leerlingen? en de hieraan
gerelateerde vraag Hoe uit hoogsensitiviteit zich bij hoogbegaafde leerlingen in de klas?
Op basis van het literatuuronderzoek werd de verwachting gesteld dat hoogbegaafde
leerlingen in hogere mate sensitief zijn dan niet hoogbegaafde leerlingen.
Methode
Onderzoeksopzet
Om tot een antwoord op de onderzoeksvragen te komen is er een onderzoek met een
mixed method-design uitgevoerd. Enerzijds werd er toetsend kwantitatief onderzoek gedaan,
waarbij middels een vragenlijst is gekeken naar eventuele samenhang tussen de begrippen
hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit. Anderzijds is er kwalitatief onderzoek uitgevoerd,
middels het afnemen van interviews bij hoogbegaafde leerlingen, die al dan niet als
hoogsensitief uit de vragenlijst kwamen. Aangezien er nog weinig onderzoek is gedaan naar
hoogbegaafde leerlingen die hoogsensitief zijn, is er in het kwalitatieve deel van dit
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 10

onderzoek in kaart gebracht welke gedragsvormen hierbij voorkomen. Bovendien kon hier
bekeken worden of deze manieren op enige wijze te maken hebben met het intelligentieniveau
van de leerlingen. Het voordeel van een mixed method-design is de combinatie van
objectieve, generaliseerbare uitkomsten bij het kwantitatieve deel en de subjectieve realiteit
bij het kwalitatieve deel.
Respondenten
Voor deze studie werden scholen binnen het regulier primair onderwijs en het
hoogbegaafdheidsonderwijs in Nederland benaderd. Onder 154 leerlingen van drie reguliere
basisscholen en 48 leerlingen van drie begaafdheidprofielscholen is een vragenlijst
afgenomen, welke hoogsensitiviteit meet. Het ging daarbij om leerlingen in de bovenbouw
van het primair onderwijs, waarbij de groepen 6/7, 7 en 8 zijn meegenomen. Voorafgaand aan
het onderzoek is nagegaan of de leerlingen zijn gediagnosticeerd en geselecteerd om voltijds
begaafdheidsonderwijs te mogen volgen. Voor begaafdheidsprofielscholen geldt als
toelatingscriterium een minimaal intelligentieniveau van 130, waardoor het zeker was dat er
een onderscheid te maken viel tussen hoogbegaafde leerlingen en niet hoogbegaafde
leerlingen. De gemiddelde leeftijd van de leerlingen is 11 jaar (SD = ,854). Verdere
beschrijvende informatie over de respondenten is te vinden in Tabel 1. De interviews zijn
uitgevoerd bij negen hoogbegaafde respondenten, waarvan er vijf als hoogsensitief uit de
voorgaande meting kwamen en de overige vier niet. De vijf hoogsensitieve respondenten
betroffen drie jongens en twee meisjes. De genterviewde respondenten die niet hoogsensitief
bleken, betroffen vier meisjes.

Tabel 1
Beschrijvende Kenmerken van de Respondenten op de Vragenlijst
Kenmerk n %
Geslacht
Jongen 96 47.5
Meisje 106 52.5
Mate van begaafdheid
Niet hoogbegaafd 154 76.2
Hoogbegaafd 48 23.8
School
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 11

Reguliere basisschool 1 44 21.8


Reguliere basisschool 2 55 27.2
Reguliere basisschool 3 55 27.2
Begaafdheidsprofielschool 1 17 8.4
Begaafdheidsprofielschool 2 24 11.9
Begaafdheidsprofielschool 3 7 3.5
Leerjaar
6/7 21 10.4
7 98 48.5
8 83 41.1

Instrumentatie
Hoogsensitiviteit. De HSP-schaal van Aron en Aron (1997) is gebaseerd op een
kwalitatief en zeven kwantitatieve onderzoeken, waarbij steeds items verwijderd of
toegevoegd werden om de betrouwbaarheid te verhogen. Gebaseerd op de schaal is tevens een
versie ontwikkeld voor kinderen, welke gebruikt is in deze studie. De vragenlijst is opgesteld
door Pluess, Walda, Bosman, Aron en Aron (2015) en naar het Nederlands vertaald door
Bijttebier, Goossens, Bastin en Van Hoof (2015). Deze schaal heeft een omvang van 12 items
welke zich richten op de aspecten van hoogsensitiviteit, zoals genoemd door Aron en Aron
(1997). Bij het antwoorden wordt een Likertscale gehanteerd van 1 (helemaal niet) t/m 7 (heel
erg). Een voorbeeld van een vraag is, Als iemand naar me kijkt, word ik zenuwachtig.
Daardoor presteer ik minder goed dan normaal. De vragenlijst is te vinden in Bijlage A.
Uit de resultaten van alle onderzoeken van Aron en Aron (1997) bleek dat er sprake is van
hoogsensitiviteit als een unidimensioneel construct, waarbij de vragenlijst gemiddeld tot hoge
inter-itemcorrelaties en een hoge betrouwbaarheid (Cronbachs = .85) had. Nadat
Smolewska et al. (2006) onderzoek deden met een grotere onderzoeksgroep bleek dat de
vragenlijst bestaat uit drie componenten. Dit zijn, zoals reeds beschreven in het theoretisch
kader, snelheid van prikkeling, esthetische gevoeligheid en lage sensorische drempelwaarde
(Ease of excitation, Aesthetic sensitivity en Low sensory threshold). Deze componenten
correleren echter significant, waardoor hoogsensitiviteit een unidimensioneel construct kan
worden genoemd. De items onderling correleren ook hoog met elkaar (de meesten zelfs
significant bij p < .01). Dit toont aan dat er inderdaad gesproken kan worden van een
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 12

unidimensioneel construct. Een confirmerende principale componentenfactoranalyse werd


uitgevoerd, waarbij n factor geselecteerd werd en een eigenwaarde van .25 werd
gehanteerd. De verklaarde variantie bedraagt 26.8%. Wanneer naar de oorspronkelijke
variabelen wordt gekeken, is te zien dat een hoge score op de items een hoge mate van
sensitiviteit weergeeft. De schaal geeft dus de mate van hoogsensitiviteit weer. In Tabel 2 zijn
de factorladingen weergegeven.

Tabel 2

Confirmerende Factoranalyse voor de HSP-schaal (N = 202)

Item Factorlading
Ik merk het op als er kleine dingen in mijn omgeving
.376
veranderd zijn.
Ik voel mij ongemakkelijk als ik harde geluiden hoor. .552
Ik hou van lekkere geuren. .462
Ik word zenuwachtig als ik veel moet doen in korte tijd. .641
Sommige muziek kan me echt gelukkig maken. .379
Ik ben gergerd als mensen proberen me te veel dingen
.602
tegelijk te laten doen.
Ik kijk niet graag naar tv-programmas met veel geweld. .266
Ik vind het onaangenaam als er veel tegelijk gebeurt. .779
Ik vind het vervelend als er dingen in mijn leven veranderen. .407
Ik hou van lekkere smaken. .311
Ik heb een hekel aan harde geluiden. .619
Als iemand naar me kijkt, word ik zenuwachtig. Daardoor
.562
presteer ik minder goed dan normaal.

Door Pluess, Walda, Bosman, Aron en Aron (2015) werd een test-
hertestbetrouwbaarheid tussen de .6 en .7 gemeten voor de HSP-schaal. Uit de meting die
binnen deze studie is uitgevoerd, kwam een Cronbachs Alpha van .74 voor alle items, wat
betekent dat de schaal voldoende betrouwbaar is (Evers, Sijtsma, Lucassen, Meijer, 2010;
Kline, 1999).
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 13

Interviews. Naast het kwantitatieve deel zijn er interviews afgenomen om na te gaan


hoe hoogsensitiviteit zich bij hoogbegaafde leerlingen uit in de klas. Daarom werd ervoor
gekozen om zowel leerlingen te interviewen die hoogsensitief zijn, als leerlingen die dat niet
zijn. Er zijn geen minimumscores vastgesteld waardoor met zekerheid gezegd kan worden dat
een individu hoogsensitief is; de HSP-schaal kan eerder gezien worden als een continum
(Aron & Aron, 1997). Daarom werden er leerlingen genterviewd die gemiddeld meer dan
bovengemiddeld scoorden (M > 5) en leerlingen die lager dan ondergemiddeld scoorden (M <
3). Dit kwalitatieve deel betreft een semigestructureerd interview, bestaande uit 18 open
vragen. Deze zijn in vaste volgorde gesteld waarbij doorgevraagd kon worden. Een voorbeeld
van een vraag is, Heb je het idee dat je op je plek zit in de klas?. Voorafgaand aan de
interviews met de leerlingen is er een pilot uitgevoerd met een persoon, waarna enkele vragen
zijn aangepast op begrijpelijkheid en concreetheid. De interviewvragen zijn te vinden in
Bijlage B. De vragen zijn gebaseerd op de items uit de vragenlijst en de aspecten die
gevonden werden in de literatuur, welke ingaan op prikkels uit de emotionele en fysieke
omgeving die bij hoogsensitieve individuen meer dan gemiddeld kunnen binnenkomen.
Daarbij was tevens ruimte in het interview om tot andere aspecten te komen dan deze, door
het stellen van hele open vragen en door doorvragen, wat tot eventuele nieuwe inzichten kon
leiden.
Om de betrouwbaarheid van de interviews te verhogen, is ervoor gezorgd dat er,
afgezien van de onderzoeker en de respondent, niemand in de ruimte was waar de interviews
werden afgenomen. Bovendien is er gezorgd voor rustige, stille ruimtes. De onderzoeker heeft
aandacht besteed aan punten als op tijd aanwezig zijn, rust uitstralen, aankijken, scherp
luisteren en niets overhaasten. Ook is erop gelet dat de vragen van de onderzoeker niet
zodanig werden gesteld dat de respondenten sociaal wenselijk antwoordden. Dit is gedaan
door de vragen neutraal te stellen en geen aannames te doen. Daarnaast zijn de interviews
opgenomen en vervolgens getranscribeerd, zodat alle gegeven informatie kon worden
meegenomen in de analyse. De tekstfragmenten zijn gecodeerd middels de Grounded Theory
(Boeije, 2010).
Procedure
Aan het begin van de studie werden scholen benaderd en aan de hand van een
toelichting over het onderzoek uitgenodigd om deel te nemen. De verzonden toelichting is te
vinden in Bijlage C. Nadat er drie reguliere scholen en drie begaafdheidsprofielscholen
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 14

gekozen waren, werd aan de ouders van de leerlingen gevraagd om middels actieve informed
consent goedkeuring te geven om hun kind te laten deelnemen aan het onderzoek. Ouders van
hoogbegaafde kinderen konden nog afzonderlijk toestemming geven voor deelname aan het
interview, waardoor zij een andere toestemmingsverklaring ontvingen dan de ouders van niet
hoogbegaafde leerlingen. Deze toestemmingsverklaringen zijn te vinden in Bijlage D en
Bijlage E. Actieve informed consent zorgt voor betere bescherming voor jongere
respondenten dan passieve informed consent (Range, Embry, & MacLeod, 2001).
Voorafgaand aan de geplande afnames zijn de leerlingen door de onderzoeker kort
ingelicht over het doel van het onderzoek en de inhoud van de vragenlijst. Tevens werd
verteld dat de uitkomsten vertrouwelijk behandeld zouden worden. Vervolgens werd de
vragenlijst ingevuld door de leerlingen, wat gemiddeld ongeveer tien minuten duurde.
Tenslotte zijn de ingevulde lijsten ingenomen door de onderzoeker. Na de dataverzameling
werden de gemiddelde scores berekend en zijn er interviews afgenomen bij vijf hoogbegaafde
leerlingen die hoog scoorden op de HSP-schaal, en bij vier hoogbegaafde leerlingen die laag
scoorden op de HSP-schaal. Het afnemen van de interviews is gecontinueerd tot het moment
dat er saturatie in codes optrad. Dit werd gecontroleerd na ieder interview door middel van
open coderen, volgens de Grounded Theory (Boeije, 2010).
Data-analyse
Kwantitatief onderzoek. Om tot antwoorden op de onderzoeksvraag te komen werd
er eerst een t-toets voor onafhankelijke groepen uitgevoerd om in kaart te brengen of het
verschil tussen hoogbegaafde leerlingen en niet hoogbegaafde leerlingen op de score voor
hoogsensitiviteit significant is. Vervolgens werd middels een multipele regressieanalyse
gekeken of er sprake is van samenhang tussen hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit bij
leerlingen. De score op hoogsensitiviteit was in dit geval de afhankelijke variabele en de mate
van begaafdheid was de onafhankelijke variabele. Op basis van het literatuuronderzoek werd
de verwachting gesteld dat hoogbegaafde leerlingen een hogere score op hoogsensitiviteit
behalen dan niet hoogbegaafde leerlingen.
Door een multipele regressieanalyse uit te voeren kon er tevens gecontroleerd worden
voor factoren als geslacht en leeftijd. Op die manier kon worden gekeken of dit meespeelt in
de mate van hoogsensitiviteit bij leerlingen. Naar geslacht en leeftijd werd gevraagd bij het
invullen van de toestemmingsverklaring door de ouders van leerlingen. Door de gemiddelde
score per respondent te berekenen, is de mate van hoogsensitiviteit weergegeven.
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 15

Kwalitatief onderzoek. Nadat de interviews waren afgenomen zijn de opnames


uitgeschreven en de antwoorden gecodeerd, waarbij de Grounded Theory is gehanteerd
(Boeije, 2010). Aangezien er wel aspecten van hoogsensitiviteit te vinden zijn in de literatuur,
maar hier nog niet veel verder onderzoek naar is gedaan, is ervoor gekozen om inductief te
coderen, waarbij de verwachting werd gesteld dat de aspecten uit de eerdere literatuur in ieder
geval genoemd zouden worden. Op basis van de verzamelde data werd gekeken naar aspecten
die degenen die in eerdere literatuur genoemd zijn aanvullen. Als eerst vond er open codering
plaats. Hierbij werden steekwoorden toegekend aan (delen van) teksten en zijn terugkomende
uitspraken gecodeerd, zodat concepten konden worden gevormd. Na het coderen van de eerste
data zijn de codes bekeken door een andere onderzoeker. Dit is gedaan volgende de
auditprocedure van Akkerman, Admiraal, Brekelmans en Oost (2008). Nadat er sprake was
van overeenstemming omtrent de wijze van coderen, wat de analyse valideert (Akkerman et
al., 2008), werd het proces gecontinueerd tot er saturatie in codes bereikt werd. Door middel
van axiaal coderen werden er vergelijkingen gemaakt van tekstdelen die dezelfde code
hebben, zodat overeenkomsten en verschillen zichtbaar werden en er aansluitingen konden
worden gemaakt om te komen tot een beperkt aantal codes. Tenslotte is er selectief
gecodeerd, door te zoeken naar uitzonderingen, oftewel tekstdelen die niet onder de gevonden
codes passen. Naderhand zijn de gevonden codes vergeleken met het al eerder uitgevoerde
literatuuronderzoek over aspecten van hoogsensitiviteit en is er gekeken naar overeenkomsten
en verschillen. Er zijn twee afzonderlijke codebomen opgesteld voor de hoogbegaafde
leerlingen die hoogsensitief zijn en voor de hoogbegaafde leerlingen die dat niet zijn. Deze
zijn te vinden in Bijlage F en Bijlage G.
Resultaten
De centrale vraag in deze studie is of er bij hoogbegaafde leerlingen sprake is van een
hogere mate van hoogsensitiviteit dan bij niet hoogbegaafde leerlingen. Hieraan gerelateerd
wordt de vraag gesteld in welke vormen hoogsensitiviteit zich uit. Om in kaart te brengen of
er een significant verband bestaat tussen hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit is er een
multipele regressieanalyse uitgevoerd. Door het uitvoeren van de interviews zijn er
verschillende uitingsvormen van hoogsensitiviteit naar voren gekomen.
Kwantitatieve resultaten
In totaal hebben 202 respondenten de vragenlijst ingevuld. In Tabel 3 zijn de
gemiddeldes (M) en standaarddeviaties (SD) te vinden voor elk item. Enkele keren kwam het
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 16

voor dat een respondent een vraag niet had ingevuld. Deze werd de waarde 9 toegekend en er
werd gebruik gemaakt van pairwise deletion. Ten eerste werd er een t-toets voor
onafhankelijke groepen uitgevoerd. De hoogbegaafde leerlingen scoorden hoger op de HSP-
schaal (M = 3.95, SE = .11) dan de niet hoogbegaafde leerlingen (M = 3.79, SE = .05). Dit
verschil was niet significant t (64.180) = 1.256, p > .05 maar representeert een klein effect
(Cohen, 1988) r = .103.

Tabel 3
Beschrijvende Statistieken van de HSP-schaal
Type leerlingen n M SD
Niet hoogbegaafd 154 3.79 .58
Hoogbegaafd 48 3.95 .77
Totaal 202 3.83 .63

Om tot een antwoord te komen op de onderzoeksvraag is een hirarchische multipele


regressieanalyse uitgevoerd. Hierbij zijn de controlevariabelen leeftijd en geslacht
meegenomen als voorspellers. Deze correleren niet significant met elkaar, waardoor er dus
geen sprake is van multicorrelariteit. Bovendien werd uit een plot van de gestandaardiseerde
residuen tegen de gestandaardiseerde voorspelde waarden duidelijk dat er aan de assumpties
van normaliteit, lineariteit en homoscedasticiteit van residuen is voldaan en dat de data vrij is
van uitschieters.
In de eerste stap van de regressieanalyse zijn de controlevariabelen leeftijd en geslacht
meegenomen, wat leidt tot een niet-significant percentage van 1.8% aan verklaarde variantie,
R = .018, F (2, 199) = 1.809, p = .167. In de tweede stap werd de mate van begaafdheid
toegevoegd, wat 0,9%% bijdroeg aan verklaarde variantie, R = .009, F (1, 198) = 1.818, p
= .179. De combinatie van deze drie variabelen verklaart 2.7% van de variantie. Dit
percentage is niet significant, R = .027, gecorrigeerde R = .012, F (3, 198) = 1.817, p = .145.
De on-gestandaardiseerde (B) en gestandaardiseerde () regressiecofficinten voor
elke stap en van elke variabele in de regressieanalyse zijn weergegeven in Tabel 4.

Tabel 4
Hirarchische Regressieanalyse voor het Voorspellen van de Mate van Hoogsensitiviteit
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 17

Mate van hoogsensitiviteit


Variabele
B SE B R p

Stap 1 .018 .167

Geslacht .069 .089 .055 .434

Leeftijd -.89 .052 -.120 .090

Stap 2 .027 .145

Geslacht .094 .090 .074 .300

Leeftijd -.075 .053 -.101 .159

Mate van begaafdheid .145 .108 .098 .179

Noot. De controlevariabele Geslacht gaat uit van meisjes, ten opzichte van jongens. De
controlevariabele Mate van begaafdheid gaat uit van hoogbegaafdheid, ten opzichte van geen
hoogbegaafdheid.

Kwalitatieve resultaten
Om tot het doel van het onderzoek te komen, werd er naast het meten van de
samenhang tussen hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit ook gekeken naar het gedrag en
uitingsvormen van hoogsensitiviteit bij hoogbegaafde leerlingen. Uit de literatuur kwam een
aantal aspecten van hoogsensitiviteit naar voren, waarnaar in de interviews op terug werd
gekomen. Per genterviewde leerling zijn opvallende punten beschreven, waarbij onderscheid
is gemaakt tussen hoogsensitieve en niet hoogsensitieve, hoogbegaafde leerlingen. Hier is
gekeken naar overeenkomsten en verschillen. Bovendien is er gekeken of uitingsvormen te
relateren zijn aan het intelligentieniveau van de hoogbegaafde leerlingen.
Hoogbegaafd en hoogsensitief. De eerste genterviewde leerling die hoogbegaafd en
hoogsensitief bleek, gaf aan makkelijk en snel te leren. Ze is fel in haar wijze van reageren.
Het kan al snel erg enthousiast of juist erg gerriteerd overkomen en soms komen hier
bewegingen bij uit reflex, bijvoorbeeld bij het schrikken van iets. Daarnaast noemt ze dat
veranderingen in de omgeving vaak wennen zijn voor haar. Toch probeert ze altijd het
positieve van een verandering in te zien. Emoties van anderen voelt ze sterk aan en neemt
deze regelmatig over; Stel iemand is verdrietig of iemand moet huilen. Dan krijg ik dat ook.
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 18

En ook als iemand blij is of boos. Het is zelfs zo dat ze soms emoties voelt zonder te weten
van wie ze deze heeft overgenomen, Of als iemand boos is of gerriteerd, maar dat niet laat
zien, dan heb ik dat ook. Dan denk ik, waarom ben ik gerriteerd, want van mezelf heb ik niets
waardoor ik gerriteerd ben. Dus ik heb dat wel door. Maar ik weet dan niet wie het is.
Verder heeft ze een sterke zintuiglijke waarneming, zo noemt ze bij harde geluiden en sterke
geuren, Ik denk dat ik dat sneller doorheb dan anderen.
Een andere hoogbegaafde en hoogsensitieve leerling gaf aan snel boos te worden op
zichzelf als iets niet lukt en zich snel te ergeren. Ook deze leerling kan zich volledig
aanpassen aan iemands gevoelens, maar ervaart dit als positief; Dat is best wel fijn als gave.
Ik pas me heel snel aan, ik ben een kameleon. Emoties van anderen worden opgepikt als een
soort radar. Dit is mogelijk een kenmerk van hoogsensitiviteit. Bij drukte heeft deze leerling
moeite met nadenken en gaan zaken snel fout; Zon heel lijntje van dingen, en als er n ding
fout gaat, dan is het net als met domino. Het zorgt ervoor dat ik kwetsbaar ben en heel snel
geprikkeld. Hij geeft aan dat zijn moeder dit vaak opmerkt en dan zegt dat hij zijn stekels
weer opzet. Deze hoogsensitieve leerling werkt bij drukte vaak op de automatische piloot;
Mijn copiloot neemt het dan over en daarom kan ik me soms niks meer herinneren. Dat is op
zich best wel fijn. Mijn gevoel gaat dan ook shut down. Maar dan gaat het sneller en
makkelijker. Dit uiten van extreme reacties of juist het uitschakelen van gevoelens zijn
mogelijk kenmerken van hoogsensitiviteit. Daarnaast heeft deze leerling ook een sterke
zintuiglijke waarneming, wat ook een kenmerk kan zijn van hoogsensitiviteit. Zo geeft hij
aan, Ik heb gevoelige zintuigen, zoals neus en oren en ik kan goed proeven. Ik ben ook de
smaakchef thuis. En ik kan ook precies zien of iets in mijn omgeving een friemelding is.
Zoals deze stoel die draait. Daardoor is concentreren vaak lastig. Een ontspannen geurtje of
planten zouden volgens deze leerling kunnen helpen bij het leren.
De derde hoogbegaafde en hoogsensitieve leerling die genterviewd werd is een echte
leider en botst daardoor soms met andere leerlingen. Veranderingen vindt hij irritant, zaken
voelen dan niet meer als eigen. Verder geeft hij om emoties van anderen, pikt deze snel op
en is altijd bereid te helpen. Ook deze leerling neemt sterk waar met zijn zintuigen en vertoont
hier vaak lichamelijke reacties op; Ik krijg echt helemaal rillingen. Bijvoorbeeld nagels over
een krijtbord, het is dan net alsof ik flauwval. Alsof je voor je ogen iemand neergeschoten ziet
worden, dat is hetzelfde als met je oren, dat je iets hoort en dan kan ik ook nergens anders aan
denken. Dan zit ik in een soort glazen bol en ben alleen maar daarmee bezig. Deze leerling
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 19

heeft behoefte aan afstemming; Dat de leerlingen die niet hetzelfde zijn wel met elkaar in n
klas kunnen zitten en dat ook bijvoorbeeld twee leiders door n deur kunnen. Deze behoefte
is mogelijk een kenmerk van hoogsensitiviteit.
De vierde hoogbegaafde en hoogsensitieve leerling die genterviewd werd voelt zich
soms anders dan anderen maar kan niet verklaren waardoor dit komt en noemt geen
voorbeelden. Bij drukte voelt deze leerling zich erg gerriteerd en doet dan juist niks meer.
Opvallend is dat deze leerling niet snel geprikkeld lijkt te worden door geluiden of geuren en
zich hier niet door laat afleiden.
De laatste hoogbegaafde en hoogsensitieve leerling geeft aan zich begrepen te voelen
in haar klas, omdat er allemaal hoogbegaafde leerlingen in zitten. Toch voelt zij zich soms
anders, doordat ze bepaalde zaken gedetailleerd verwerkt. Als voorbeeld noemt ze; Als ik
een stoel zie, dan denk je, oja daar ga je op zitten. Maar ik denk, hoe is dat gemaakt en wat zit
daar achter. Dit lange en gedetailleerde proces van informatieverwerking wordt door Aron &
Aron (1997) en Gere et al. (2009) genoemd als aspect van hoogsensitiviteit. Een link met een
hoog intelligentieniveau lijkt niet direct zichtbaar. Veranderingen vindt ze erg net als de
andere hoogsensitieve leerlingen erg irritant. Bij drukte vertoont ook deze leerling vaak
lichamelijke reacties; Als ik een topotoets moet leren en ik ken nog maar drie landen, en we
moeten er vijftien kennen en we moeten overmorgen al kennen, dan ga ik wel eens huilen en
krijg ik een soort paniekaanval. Dan heb ik geen rust meer. Als het dan fout gaat word ik
helemaal boos. Deze leerling heeft vooral behoefte aan de rust in de klas en minder drama.
Hoogbegaafd en niet hoogsensitief. Van de hoogbegaafde leerlingen die niet
hoogsensitief zijn, noemt de eerste leerling zichzelf rustig en niet erg aanwezig. Het fijne aan
deze klas is voor haar dat de lesstof op niveau is. Nu krijg ik meer uitdaging dan in vorige
klassen. En het is ook omdat je dan met andere kinderen die ook hoogbegaafd zijn in de klas
zit. Bijvoorbeeld met discussiren over dingen. Zij voelt zich niet anders dan anderen; Nee,
ik ben ook gewoon een kind. Aan veranderingen went deze leerling snel. Ze lijkt er zelfs
weinig om te geven, Het is zo, dus we gaan gewoon weer door, we redden ons wel. Bij
drukte doet deze leerling haar best en ervaart hierbij weinig stress. Ook raakt ze niet snel
afgeleid door prikkels uit de omgeving, zoals geuren of geluiden.
De tweede genterviewde leerling die niet hoogsensitief is geeft ook aan het fijn te
vinden dat er in haar klas aandacht is voor de behoeften van hoogbegaafde leerlingen. Zij
voelt zich niet anders dan anders en raakt snel gewend aan veranderingen. Deze leerling is
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 20

niet snel afgeleid, maar wel nieuwsgierig, Als iemand heel boos is wil ik graag weten wat het
is. Als er ruzie is dan zorg ik dat ik geen kant kies. Bemoei je met jezelf, denk ik dan.
Emoties worden door deze leerling dus niet overgenomen, alleen geanalyseerd. Ook deze
leerling heeft geen last van harde geluiden of aparte geuren.
De derde niet hoogsensitieve leerling noemt zichzelf rustig en niet anders dan anderen.
Zij heeft weinig tot geen last van stress en raakt niet geprikkeld door veranderingen. Ook
raakt ze niet snel gestrest bij drukte, Maar ik werk dan gewoon door en misschien een beetje
minder relaxed maar niet dat ik heel hard ga stressen. Als anderen gemotioneerd zijn leeft
ze mee, maar neemt de emoties niet over. Deze leerling is tevreden met haar klas zoals die nu
is en heeft geen ideaalbeeld.
Tenslotte wordt er door de laatste leerling die niet hoogsensitief is aangegeven dat ook
zij op haar plek zit in deze klas. Ze raakt snel gewend aan veranderingen en heeft daar geen
last van. Ook heeft ze weinig last van stress en raakt ze niet snel afgeleid, net als de
voorgaande niet hoogsensitieve leerlingen. Deze leerling geeft aan behoefte te hebben aan
meer sportactiviteiten op school; Heel lang gymmen, en dan ook zwemmen, en wat vaker
hockeyen of iets anders, en tekenen. Dat zou ik gewoon wel leuk vinden. Verder vindt ze het
goed zoals het nu is.
Vergelijking. Alle genterviewde leerlingen gaven aan vrij rustig te zijn in de klas en
goed mee te doen. Met vrienden worden verschillende activiteiten gedaan, zoals spelletjes,
films kijken, sporten en filosoferen. Hierbij zijn geen verschillen op te merken tussen
hoogsensitieve en niet-hoogsensitieve hoogbegaafde leerlingen. Ook zitten de leerlingen op
hun plek in het begaafdenonderwijs, ongeacht de mate van hoogsensitiviteit. Er werd door
beiden typen leerlingen aangegeven dat zij zich in deze klassen meer begrepen voelen, dat er
meer aandacht is voor de behoeften van hoogbegaafde leerlingen en dat er meer uitdaging is
voor hen dan in het reguliere onderwijs. Daarnaast valt het op dat alle hoogsensitieve
hoogbegaafde leerlingen aangaven zich anders te voelen dan anderen, terwijl niet-
hoogsensitieve leerlingen zeiden zich niet anders te voelen.
De hoogbegaafde hoogsensitieve leerlingen vinden het irritant als zaken verplaatst zijn
en kunnen aan veranderingen in het algemeen niet snel wennen. Dit verschilt met
hoogbegaafde niet hoogsensitieve leerlingen, die aangaven veranderingen snel te accepteren
en zich er niet druk om te maken. Het snel doorhebben van veranderingen of het irriteren
hieraan wordt als aspect van hoogsensitiviteit genoemd door Aron (2000).
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 21

Bij grote drukte door schoolwerk komen er voornamelijk irritaties naar voren.
Hoogsensitieve hoogbegaafde leerlingen uiten dit vaak in extreme reacties, zoals boosheid,
onrust, huilbuien en paniekaanvallen. Ook werd er genoemd dat er bij druk of stress
overgegaan wordt op de automatische piloot. Dit uiten van extreme reacties of juist het
uitschakelen van gevoelens staat in contrast tot het gedrag van niet-hoogsensitieve
hoogbegaafde leerlingen. Zij gaven aan gewoon door te werken bij drukte en hun best te doen.
Dit contrast lijkt voornamelijk veroorzaakt te worden door de mate van hoogsensitiviteit en
niet zozeer door de begaafdheid van de leerlingen.
Daarnaast vinden de meeste leerlingen het belangrijk om netjes te werken. Hierbij zijn
er geen verschillen op te merken tussen hoogsensitieve en niet hoogsensitieve hoogbegaafde
leerlingen. Verder vinden de hoogbegaafde hoogsensitieve leerlingen het heel belangrijk om
eerst goed na te denken voordat ze iets doen. Ze zijn vaak bang dat er anders fouten gemaakt
worden of dat ze geprikkeld raken. Het (sneller) overweldigd raken door prikkels is een
kenmerk van hoogsensitiviteit dat wordt genoemd door Aron (2000). De reacties van de
hoogbegaafde niet-hoogsensitieve leerlingen tonen aan dat zij hier minder om geven.
Een ander verschil is dat hoogsensitieve hoogbegaafde leerlingen aangaven emoties
van anderen regelmatig over te nemen. Dit gebeurt bij verschillende emoties, zoals blijheid,
boosheid en verdriet. Alle vier de niet hoogsensitieve hoogbegaafde leerlingen nemen geen
emoties over, maar praten of troosten de ander. Naast de reacties op emoties van anderen,
reageren hoogbegaafde hoogsensitieve leerlingen ook sterker op extreme externe stimuli dan
niet hoogsensitieve leerlingen. De hoogsensitieve leerlingen vertonen lichamelijke reacties bij
het ruiken van een extreem aanwezige geur of het horen van een hard geluid. Daarnaast
lichtten de hoogsensitieve leerlingen toe dat ze het heel snel doorhebben wanneer zon
stimulus zich voordoet. Ze hebben gevoelige zintuigen. Deze aspecten van hoogsensitiviteit
werden al eerder genoemd door Gere et al. (2009) en Smolewska (2006). De niet
hoogsensitieve leerlingen vragen zich bij het voordoen van extreme externe stimuli slechts af
wat er aan de hand is maar ergeren zich er niet aan, waardoor het erop lijkt dat deze
verschillen te koppelen zijn aan de mate van hoogsensitiviteit, maar niet aan het hebben van
een hoog intelligentieniveau.
Tenslotte bleek dat de hoogsensitieve en niet hoogsensitieve leerlingen verschillende
behoeften hebben wat betreft ideale leeromgevingen. De hoogsensitieve leerlingen gaven aan
dat zij voornamelijk behoefte hebben aan rust en minder drama, want het (snel) overweldigd
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 22

raken door prikkels is een aspect van hoogsensitiviteit (Aron, 2000; Smolewska, 2006), en de
behoefte aan planten en een ontspannende geur, want esthetische gevoelens is tevens een
kenmerk (Smolewska, 2006). Anders dan de hoogsensitieve leerlingen zijn de niet
hoogsensitieve leerlingen juist tevreden met de huidige situatie, of zouden slechts meer
sportactiviteiten willen. Ook hier lijken de genoemde kenmerken van hoogsensitiviteit vooral
veroorzaakt te worden door de persoonlijkheid en de schoolomgeving, in plaats van door het
intelligentieniveau van de hoogbegaafde leerlingen.
Uit de resultaten kwam een aantal aspecten naar voren die behoren bij
hoogsensitiviteit. Alle aspecten uit de eerder aangehaalde literatuur werden gevonden en
daarbij konden vier mogelijk nieuwe aspecten worden toegevoegd. Deze zijn terug te vinden
in Tabel 5.

Tabel 5
Gevonden Aspecten behorende bij Hoogsensitiviteit
Reeds gevonden aspecten Nieuw gevonden aspecten
1 Subtiele veranderingen snel Verlangen naar afstemming
doorhebben en irritatie (Aron, 2000) en n geheel zijn
2 Eerst nadenken, dan doen (Aron, Gevoelens uitschakelen en
2000) automatische piloot aan
3 Conscintieusheid (Aron, 2000) Emoties volledig overnemen
4 Overweldigd door prikkels (Aron, Uiten van extreme reacties
2000)
5 Sneller prikkels waarnemen
(Smolewska, 2006)
6 Esthetische gevoelens (Smolewska,
2006)
7 Lage sensorische drempelwaarde
(Smolewska, 2006)
8 Langere en gedetailleerdere
informatieverwerking (Aron &
Aron, 1997; Gere, Capps, Mitchell
& Grubbs, 2009)
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 23

Discussie

In de wetenschappelijke literatuur is er nog slechts beperkt onderzoek gedaan naar de


groep kinderen die hoogbegaafd n hoogsensitief is. Deze eigenschap wordt echter met de tijd
steeds vaker genoemd en soms wordt de uitspraak gedaan dat hoogsensitiviteit samenhangt
met hoogbegaafdheid. Of er daadwerkelijk sprake is van een hogere mate van
hoogsensitiviteit bij hoogbegaafde leerlingen dan bij niet hoogbegaafde leerlingen, werd in
deze studie onderzocht. Naast deze eerste onderzoeksvraag werd onderzocht hoe
hoogsensitiviteit zich uit bij hoogbegaafde leerlingen in de klas, zodat gekeken kon worden of
de in de literatuur genoemde aspecten van hoogsensitiviteit terugkomen in deze studie en of
dit gerelateerd kan worden aan het hoge intelligentieniveau van de leerlingen.
Conclusies
Uit het onderzoek is gebleken dat hoogbegaafdheid geen voorspeller is van de mate
van hoogsensitiviteit en er ook geen verband bestaat tussen deze twee concepten. Uit de
uitkomsten van de interviews worden uitingsvormen van hoogsensitiviteit in kaart gebracht.
De aspecten die in eerder aangehaalde literatuur gevonden zijn, kwamen ook in deze studie
naar voren. Bovendien werden er vier mogelijk nieuwe aspecten van hoogsensitiviteit
gevonden. Er leek echter bij geen van alle gevonden aspecten een verband te zijn met het
hoge intelligentieniveau van de leerlingen, de kenmerken leken eerder voort te komen uit de
persoonlijkheid van de leerlingen. Dit komt overeen met de kwantitatieve uitkomsten. Uit
deze studie blijkt dus dat de mate van begaafdheid van leerlingen geen invloed heeft op de
mate van hoogsensitiviteit.
Deze conclusie ontkracht de uitspraak dat er wel degelijk sprake is van een verband,
zoals gesteld wordt in Kieboom (2007) en Derksen (2015), en tevens in enkele
wetenschappelijke studies (Ackerman, 1997; Bouchard, 2004; Gross et al., 2007; Mendaglio,
2003; Piechowski, 1999; Tieso, 2007; Webb et al., 2005).
De uitkomst dat hoogbegaafdheid geen invloed heeft op de mate van hoogsensitiviteit,
sluit aan bij enkele andere studies, waarin wordt aangegeven dat hoogsensitief gedrag vaak
onterecht als kenmerk van hoogbegaafdheid wordt gezien. Het is eerder een resultaat van de
interactie tussen hoogbegaafde kinderen en persoonlijke en omgevingsfactoren (Freeman,
2010; Neihart, 1999; Subotnik et al., 2011; Worrell, 2010). Sommige leerlingen zijn van
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 24

zichzelf sneller prikkelbaar of dit komt door een omgeving waarin meer prikkels voorkomen.
Met omgevingsfactoren worden de thuissituatie, leefomgeving en schoolomgeving bedoeld
(Subotnik et al., 2011). Voornamelijk de persoonlijke eigenschappen en schoolomgeving van
de hoogbegaafde leerlingen kwamen in dit onderzoek naar voren als mogelijke oorzaken voor
de aangetoonde aspecten van hoogsensitiviteit. Op basis hiervan kan gesteld worden dat
hoogsensitiviteit zowel bij hoogbegaafde als bij niet hoogbegaafde leerlingen kan voorkomen.
Implicaties
Met dit onderzoek is inzicht verkregen in hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit en hoe
deze eigenschappen los van elkaar blijken te bestaan. Tevens is in kaart gebracht welke
kenmerken behoren bij hoogsensitief gedrag, waarbij de kenmerken uit eerder onderzoek van
Aron (2000), Aron en Aron (1997), Gere et al. (2009) en Smolewska (2006) werden
bevestigd. Bovendien kunnen er vier nieuwe kenmerken worden toegevoegd aan het
onderzoeksveld omtrent hoogsensitiviteit, namelijk het verlangen naar afstemming en het n
geheel zijn als klas, het uiten van extreme reacties, het volledig overnemen van emoties en
tenslotte het uitschakelen van gevoelens. De toegevoegde waarde van deze studie voor de
praktijk is dat leerkrachten kenmerken van hoogsensitiviteit sneller kunnen herkennen en
hierop kunnen inspelen. Aangezien uit deze studie blijkt dat hoogsensitiviteit niet per s aan
hoogbegaafdheid gerelateerd is, is het voor leerkrachten in het regulier basisonderwijs ook
relevant om van de kenmerken van hoogsensitiviteit op de hoogte te zijn. Doordat het sneller
herkenbaar is kunnen leerkrachten met leerlingen bespreken wat knelpunten zijn in de klas en
op welke wijze zij tot optimale leerprestaties en zelfontwikkeling kunnen komen. Vaak helpt
het al om bijvoorbeeld te zorgen voor zo min mogelijk lawaai in de klas (Aron, 2013). Verder
bleek uit deze studie dat hoogsensitieve leerlingen voornamelijk behoefte hebben aan rust,
minder drama en meer afstemming, zodat de klas n geheel is. Bovendien zou er aandacht
besteed kunnen worden aan esthetische gevoelens van leerlingen, zoals het neerzetten van
planten en het zorgen voor een ontspannende geur. Dit zijn zaken waar leerkrachten op
kunnen letten, waardoor hoogsensitieve leerlingen deze eigenschap minder als last zullen
ervaren.
Beperkingen en verder onderzoek
Bij het kijken naar conclusies en implicaties behorende bij dit onderzoek, is het van
belang om ook beperkingen van deze studie te noemen en van daar uit tevens punten toe te
lichten waar bij toekomstig onderzoek op kan worden gericht. Een eerste beperking aan dit
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 25

onderzoek is dat er minder hoogbegaafde respondenten deelnamen dan gewenst. Dit komt
waarschijnlijk doordat ouders van hoogbegaafde leerlingen kritischer keken naar het
onderzoek dan ouders van niet hoogbegaafde leerlingen en daardoor vaker geen toestemming
gaven tot deelname. Bovendien zijn alleen de groepen 6/7, 7 en 8 van het basisonderwijs
meegenomen. Daardoor zijn de uitkomsten van deze studie niet te generaliseren naar het
gehele basisonderwijs of hoger onderwijs. Bij vervolgonderzoek met deze doelgroep zou er
nog meer aandacht besteed kunnen worden aan het toelichten wat er van de leerlingen wordt
verwacht en wat het doel van het onderzoek is, zodat ouders nog meer inzicht hebben in de
situatie. Ook kan de doelgroep van vervolgonderzoek uitgebreid worden, door lagere of
hogere leerjaren mee te nemen.
Een tweede beperking is dat de inhoud van enkele vragen uit de gehanteerde HSP-
schaal enigszins twijfelachtig lijken, zoals het houden van lekkere smaken en geuren. Ook
voor niet-hoogsensitieve leerlingen kan het aannemelijk zijn om hier hoog op te scoren, wat
mogelijk ruis veroorzaakt. Toch bleek de HSP-schaal een voldoende betrouwbaar instrument
om in te zetten. Hierop aansluitend kan er verder onderzoek gedaan worden naar aspecten die
specifiek horen bij hoogsensitiviteit, zodat er nieuwe meetinstrumenten ontwikkeld kunnen
worden om dit instrument aan te passen of uit te breiden.
Daarnaast is er mogelijk sprake van ruis in de data, omdat hoogbegaafde leerlingen
ook in regulier onderwijs kunnen zitten, vanwege keuzes die door henzelf, ouders of anderen
zijn gemaakt. Het kan daardoor zijn dat leerlingen met een IQ van minstens 130 in deze studie
geschaard zijn onder de groep niet hoogbegaafd, omdat zij op een reguliere basisschool
zitten. In deze studie kon dat niet worden voorkomen vanwege het beperkte tijdsbestek; in
vervolgonderzoek zou het IQ van leerlingen vooraf getest kunnen worden, wanneer dit nog
niet is gebeurd.
Een derde aandachtspunt is dat het concept hoogbegaafdheid in dit onderzoek wordt
gezien als een IQ van 130 of hoger. Modernere benaderingen nemen naast het
intelligentieniveau meerdere factoren mee om hoogbegaafdheid te bepalen, zoals motivatie,
interesse, creativiteit en expertise (Renzulli, 1977; Subotnik et al., 2011). Het lijkt zeer
relevant om deze factoren ook mee te nemen in vervolgonderzoek in plaats van alleen te
kijken naar het intelligentieniveau. Dit zou kunnen leiden tot nieuwe inzichten. Bovendien
kan er diepgaander gekeken worden naar de vier nieuwe kenmerken die in deze studie
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 26

gevonden werden, en kan onderzocht worden of deze daadwerkelijk horen bij de eigenschap
hoogsensitiviteit.
Tenslotte is er in dit onderzoek alleen naar leerlingen gekeken. Bij toekomstig
onderzoek kan er ook naar leerkrachten gekeken worden. Hierbij kan onderscheid worden
gemaakt tussen leerkrachten in het regulier onderwijs en leerkrachten op
begaafdheidsprofielscholen, om te zien op welke wijze er wordt omgegaan met aspecten van
hoogsensitiviteit in de klas. Op basis van dit onderzoek zouden leerkrachten er niet vanuit
hoeven gaan dat hoogbegaafde leerlingen ook direct hoogsensitief zijn. Deze eigenschap lijkt
evengoed voor te kunnen komen in het regulier onderwijs. Daarom kunnen leerkrachten in
beide werkvelden profijt halen uit deze studie.
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 27

Referenties
Ackerman, P. L. (1997). Personality, SelfConcept, Interests, and Intelligence: Which
Construct Doesn't Fit?. Journal of Personality, 65(2), 171-205.
Akkerman, S., Admiraal, W., Brekelmans, M., & Oost, H. (2008). Auditing quality of
research in social sciences. Quality & Quantity, 42, 257-274. doi:10.1007/s11135-006-
9044-4
Alias, A., Rahman, S., Majid, R. A., & Yassin, S. F. M. (2013). Dabrowskis
overexcitabilities profile among gifted students. Asian Social Science, 9(16), 120 -
125.
Aron, E. N. (1996). The highly sensitive person: How to thrive when the world overwhelms
you. New York: Broadway Books.
Aron, E. N. (2013). The highly sensitive person. New York: Kensington Publishing Corp..
Aron, E. N. (2000). The highly sensitive child. New York: Broadway Books.
Aron, E. N. (2002). De hoogsensitieve persoon. Amsterdam: Archipel.
Aron, E. N., & Aron, A. (1997). Sensory-processing sensitivity and its relation to introversion
and emotionality. Journal of personality and social psychology, 73(2), 345.
Boeije, H. (2010). Analysis in qualitative research. London: SAGE.
Bos-Vlugt, E. (2008). Hooggevoeligheid. Verkregen op 22 november 2015, van
www.vereniginghooggevoelig.nl
Begaafdheidsprofielscholen (2011). Hoogbegaafdheid. Geraadpleegd op 20 december 2015,
van http://www.begaafdheidsprofielscholen.nl/hoogbegaafdheid/
Bouchard, T. J. (2004). Genetic influence on human psychological traits a survey. Current
Directions in Psychological Science, 13(4), 148-151.
Centraal Bureau voor de Statistiek [CBS]. (2014). (Speciaal) basisonderwijs; culturele
minderheden, (achterstands)leerlingen. Verkregen op 22 november 2015, van
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=37846SOL&D1
=0&D2=a&D3=a&D4=a&HD=090218-1354&HDR=T,G2,G1&STB=G3.
Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioural sciences (2nd ed.). New York:
Academic Press.
Delisle, J., & Galbraith, J. (2002). When gifted kids dont have all the answers: How to meet
their social and emotional needs. Minneapolis: Free Spirit Publishing.
Derksen, R. (2015). Ik ben een kind, gelukkig en gevoelig hoogbegaafd. Steenwijk: 248media.
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 28

De Nieuwe Tijds Coach (z.d.). Hoog sensitieve kinderen. Geraadpleegd op 20 december


2015, van http://www.denieuwetijdscoach.nl/weblog/hoog-sensitieve-kinderen/
Evers, A., Sijtsma, K., Lucassen, W., Meijer, R. R. (2010). The Dutch Review Process for
Evaluating the Quality of Psychological Tests: History, Procedure, and Results.
International Journal of Testing, 10, 295-317. doi: 10.1080/15305058.2010.518325
Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. London: Sage.
Freeman, J. (2010). Gifted lives: What happens when gifted children grow up. Oxon:
Routledge.
Freeman, J., Raffan, J, & Warwick, I. (2010). Worldwide provision to develop gifts and
talents: An international survey by the Tower Education Group. Reading: CfBT
Freeman, B. J., Ritvo, E. R., & Schroth, P. C. (1984). Behavior assessment of the syndrome of
autism: Behavior observation system. Journal of the American Academy of Child
Psychiatry, 23, 588594.
Gere, D. R., Capps, S. C., Mitchell, D. W., & Grubbs, E. (2009). Sensory sensitivities of

gifted children. American Journal of Occupational Therapy, 63(3), 288-295.

Grant, B. A., & Piechowski, M. M. (1999). Theories and the good: Toward child-centered

gifted education. Gifted Child Quarterly, 43(1), 4-12.

Gross, J. J., & Thompson, R. A. (2007). Emotion regulation: Conceptual foundations. In J. J.

Gross (Ed.), Handbook of Emotion Regulation (pp. 3-24). New York: Guilford Press.

Hutcheson, G., & Sofroniou, N. (1999). The multivariate social scientist. London: Sage.

Jerome, E., & Liss, M. (2005). Relationships between sensory processing style, adult
attachment, and coping. Journal of Personality and Individual Differences, 38, 1341
1352.
Kaiser, H. F. (1974). An index of factorial simplicity. Psychometrika, 39, 31-36.
Kieboom, T. (2007). Hoogbegaafd: Als je kind (g)een einstein is. Tielt, Belgi: Lannoo.
Kline, P. (1999). Handbook of Psychological Testing. Oxon: Routledge.
Landelijk informatiepunt Hoogsensitieve kinderen [LiHSK]. (2006). Onderzoek 2006.
Verkregen op 22 november 2015, via www.lihsk.nl.
Lemmens, H. (2014). Het elastiek tussen lichaam en ziel. Verkenningen in het grijze gebied
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 29

tussen hooggevoeligheid en autisme. Heemskerk: Stichting GVMedia.


Liss, M., Saulnier, C., Fein, D., & Kinsbourne, M. (2006). Sensory and attention
abnormalities in autistic spectrum disorders. Autism, 10, 155172.
Marland, S. P. (1972). Career education now. Vocational Guidance Quarterly, 20(3), 21-25.
Matthews, D. J., & Foster, J. F. (2005). Mystery to mastery: Shifting paradigms in gifted
education. Roeper Review, 28(2), 64-69.
Mendaglio, S. (2003). Qualitative case study in gifted education. Journal for the Education of
the Gifted, 26(3), 163-183.
Miller, A., & Ward, R. T. (1981). Prisoners of childhood: The drama of the gifted child and
the search for the true self. New York: Basic Books.
Mnks, F. J., & Mason, E. J. (2000). Developmental Psychology and Giftedness:
Theories. In Heller, K. A., Mnks, F. J., Sternberg, R. J., & Subotnik, R. F.
(Ed.). International handbook of giftedness and talent (pp. 141-156). Oxford: Elsevier.
Nelson, K. C. (1989). Dabrowski's theory of positive disintegration. Advanced
Development, 1, 1-14.
Neihart, M. (1999). The impact of giftedness on psychological wellbeing: What does the
empirical literature say? Roeper Review, 22(1), 10-17.
Nieuwenbroek, S. (2006). Hoogsensitieve leerlingen. Esch: Quirijn.
Pfeiffer, S. I. (2009). The gifted: Clinical challenges for child psychiatry. Journal of the
American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 48, 787790.
doi:10.1097/CHI.0b013e3181aa039d
Piechowski, M. M. (1997). Emotional giftedness: The measure of intrapersonal
intelligence. Handbook of gifted education, 2, 366-381.
Piechowski, M. M. (1999). Overexcitabilities. Encyclopedia of creativity, 2, 325-334.
Range, L. M., Embry, T., & MacLeod, T. (2001). Active and passive consent: A comparison
of actual research with children. Ethical Human Sciences and Services, 3(1), 23-31.
Renzulli, J. S. (1999). What is this thing called giftedness, and how do we develop it? A
twenty-five year perspective. Journal for the Education of the Gifted, 23(1), 3-54.
Resing, W., & Blok, J. B. (2002). De classificatie van intelligentiescores: Voorstel voor een
eenduidig systeem. Psycholoog, 37(5), 244-249.
Robinson, N. M., Zigler, E., & Gallagher, J. J. (2000). Two tails of the normal curve:
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 30

Similarities and differences in the study of mental retardation and giftedness.


American Psychologist, 55, 14131424. doi:10.1037/0003-066X.55.12.1413
Roedell, W. C. (1984). Vulnerabilities of highly gifted children. Roeper Review, 6(3), 127
130.
Schuman, H. (2007). Passend onderwijs: Pas op de plaats of een stap vooruit? Tijdschrift voor
orthopedagogiek, 46, 267-280.
Silverman, L. K. (1983). Issues in affective development of the gifted. DOCUMENT
RESUME, 23.
Silverman, L. K. (1994). The moral sensitivity of gifted children and the evolution of
society. Roeper Review, 17(2), 110-116.
Smolewska, K. A., McCabe, S. B., & Woody, E. Z. (2006). A psychometric evaluation of the
highly sensitive person scale: The components of sensory-processing sensitivity and
their relations to the BIS/BAS and Big Five. Personality and Individual
Differences, 40, 12691279.
Sternberg, R. J. (1985). Beyond IQ: A triarchic theory of human intelligence. CUP Archive.
Sternberg, R. J. (2000). Handbook of intelligence. Cambridge University Press.
Subotnik, R. F., Olszewski-Kubilius, P., & Worrell, F. C. (2011). Rethinking giftedness and
gifted education a proposed direction forward based on psychological science.
Psychological Science in the Public Interest, 12(1), 3-54.
Terman, L. M., Merrill, M. A. (1937). Measuring intelligence: A guide to the administration
of the new revised StanfordBinet tests of intelligence. Riverside textbooks in
education. Boston: Houghton Mifflin.
Tieso, C. L. (2007). Patterns of Overexcitabilities in Identified Gifted Students and Their
Parents A Hierarchical Model. Gifted Child Quarterly, 51(1), 11-22.
Van der Veen (2006). Hoogsensitieve kinderen in het basisonderwijs. Brochure van het
Landelijk Informatiepunt Hoogsensitieve Kinderen (LiHSK).
Whitmore, J. R. (1980). Giftedness, conflict, and underachievement. Allyn & Bacon.
Wolf, M., Van Doorn, G. S., Weissing, F. J. (2011). On the coevolution of social
responsiveness and behavioural consistency. Proceedings of the Royal Society B-
Biological Sciences, 278, 440-448.
Walda, S. A. E. (2007). Hoogsensitiviteit bij kinderen in het basisonderwijs
(afstudeerscriptie). Radboud Universiteit Nijmegen. Geraadpleegd op 20 december
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 31

2015 via http://www.vereniginghooggevoelig.nl/wetenschappelijk/Walda2007.pdf


Webb, J. T. (1993). Nurturing social-emotional development of gifted children. In K. A.
Heller, F. J. Mnks, & A. H. Passow (Eds.), International handbook of research and
development of giftedness and talent (pp. 525538). Elmsford, NY: Pergamon.
Webb, J. T., Amend, E. R., Webb, N. E., Goerss, J., Beljan, P., & Olenchak, F. R. (2005).
Misdiagnosis and dual diagnosis of gifted children and adults: ADHD, Bipolar, OCD,
Aspergers Depression, and other Disorders. USA: Great Potential Press, Inc
Worrell, F. C. (2010). Psychosocial stressors in the development of gifted learners with
atypical profiles. In J. L. VanTassel-Baska (Ed.), Patterns and profiles of promising
learners from poverty (pp. 3358). Texas: Prufrock Press
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 32

Bijlage A Vragenlijst Hoogsensitiviteit


Ik heet:...
Mijn leeftijd is:jaar
Ik ben een: meisje / jongen
Ik zit in groep: van de: . school

Geef voor elke vraag hieronder aan in hoeverre dit voor jou klopt, door een cirkel te zetten om
een cijfer tussen 1 en 7:

1 2 3 4 5 6 7

Dit klopt helemaal niet Matig Dit klopt heel erg

1) Ik merk het op als er kleine dingen in mijn omgeving veranderd zijn.


1 2 3 4 5 6 7

2) Ik voel mij ongemakkelijk als ik harde geluiden hoor.


1 2 3 4 5 6 7

3) Ik hou van lekkere geuren.


1 2 3 4 5 6 7

4) Ik word zenuwachtig als ik veel moet doen in korte tijd.


1 2 3 4 5 6 7

5) Sommige muziek kan me echt gelukkig maken.


1 2 3 4 5 6 7

6) Ik ben gergerd als mensen proberen me te veel dingen tegelijk te laten doen.
1 2 3 4 5 6 7

7) Ik kijk niet graag naar tv-programmas met veel geweld.


1 2 3 4 5 6 7

8) Ik vind het onaangenaam als er veel tegelijk gebeurt.


1 2 3 4 5 6 7

9) Ik vind het vervelend als er dingen in mijn leven veranderen.


1 2 3 4 5 6 7

10) Ik hou van lekkere smaken.


HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 33

1 2 3 4 5 6 7

11) Ik heb een hekel aan harde geluiden.


1 2 3 4 5 6 7

12) Als iemand naar me kijkt, word ik zenuwachtig. Daardoor presteer ik minder goed dan
normaal.
1 2 3 4 5 6 7
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 34

Bijlage B Interviewvragen
1. Wat voor soort leerling ben jij als je jezelf vergelijkt met andere leerlingen?
2. Waaraan kun je dat zien?
3. Hoe ga je om met vrienden en vriendinnen in en buiten de klas?
4. Heb je het idee dat je op je plek zit in de klas?
5. Voel je je anders dan anderen?
6. Zo ja, op welke manier?
7. Soms verandert er opeens wat in de klas, spullen die je nodig hebt komen bijvoorbeeld
op een andere plaats te staan. Hoe ga je daar dan mee om?
8. Hoe belangrijk vind je het om netjes te werken?
9. Kun je een voorbeeld noemen van hoe je dat terugziet in je werk?
10. Hoe belangrijk vind je het om eerst na te denken voordat je iets doet?
11. Kun je een voorbeeld noemen van hoe dat bij jou gaat?
12. Hoe voel je je als je erg druk bent met schoolwerk?
13. Hoe reageer je als anderen je afleiden terwijl je aan het werk bent?
14. Hoe voel jij je als anderen in de klas verdrietig zijn, boos of juist erg blij?
15. Wat doe jij als anderen zich zo voelen?
16. Hoe voel je je wanneer je een hard geluid hoort of een vreemde geur ruikt?
17. Merk je iets van dit gevoel bij het werken aan schooltaken?
18. Hoe zou de meest fijne omgeving op school er voor jou uit zien?
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 35

Bijlage C Toelichting Afstudeeronderzoek voor Scholen


Apeldoorn, februari 2016
Betreft: Afstudeeronderzoek naar samenhang tussen hoogsensitiviteit en hoogbegaafdheid
Opleiding: Onderwijswetenschappen, Universiteit Utrecht
Contactpersoon: Sanne Wilbrink Begeleider: Lisette Hornstra

Aanleiding onderzoek
Binnen het onderwijssysteem van deze tijd wordt er in toenemende mate aandacht besteed aan
leerlingen die meer aankunnen dan gemiddeld. Sommige onderzoeken geven aan dat bij
hoogbegaafde leerlingen bepaalde kenmerken ook vaker voorkomen, zoals hoogsensitiviteit.
Hoogsensitieve personen zijn gevoeliger voor indrukken en prikkels en merken meer details
en signalen op. Of er daadwerkelijk sprake is van samenhang hiertussen, is nog vrijwel niet
wetenschappelijk onderzocht. Daarom richt ik mijn afstudeeronderzoek op deze vraag. Meer
kennis over (het verband tussen) hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit kan een positieve
bijdrage leveren aan het onderwijssysteem, doordat de kennis docenten kan ondersteunen in
het efficint en kundig omgaan met leerlingen met deze eigenschappen.

Doel onderzoek
Het doel van dit onderzoek is te kijken of er een verband bestaat tussen hoogbegaafdheid en
hoogsensitiviteit, door middel van het afnemen van een vragenlijst die hoogsensitiviteit meet
bij leerlingen in reguliere klassen en bij leerlingen in hoogbegaafdheidsonderwijs.

Inhoud onderzoek
Graag zou ik de bovenbouwgroepen van uw school willen uitnodigen om deel te nemen aan
dit onderzoek. Dit betekent dat er in maart of april van het huidige schooljaar (2015-2016) een
vragenlijst wordt afgenomen, waarmee de mate van hoogsensitiviteit in kaart wordt gebracht.
Het invullen van de vragenlijst zal hooguit 10 minuten in beslag nemen. Bij dit onderzoek is
sprake van vrijwillige deelname van de leerlingen. De uitkomsten zullen vertrouwelijk
worden behandeld en zijn alleen inzichtelijk voor de onderzoeker. Naderhand worden per
deelnemende school een samenvatting van de resultaten en een rapportage van de uitkomsten
per groep toegezonden.

Vragen of interesse?
Ik hoop dat uw school bereid is deel te nemen aan dit onderzoek. Mocht dit het geval zijn dan
ontvangt u een brief waarin ouders toestemming kunnen geven dat hun kind deelneemt aan
het onderzoek. Een week na ontvangst van deze brief zult u nogmaals telefonisch
benaderd worden. Voor aanmelding of vragen kunt u contact opnemen met Sanne Wilbrink:
s.wilbrink2@students.uu.nl

Met vriendelijke groet,


Sanne Wilbrink, Universiteit Utrecht
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 36

Bijlage D Toestemmingsformulier voor Ouders van Niet Hoogbegaafde Leerlingen


Apeldoorn, maart 2016
Betreft: Afstudeeronderzoek naar samenhang tussen hoogsensitiviteit en hoogbegaafdheid
Opleiding: Onderwijswetenschappen, Universiteit Utrecht

Geachte ouder(s)/verzorger(s),

De Universiteit Utrecht heeft uw kind via zijn of haar school benaderd voor deelname aan een
onderzoek. Graag vragen wij uw toestemming voor deelname van uw kind aan dit onderzoek.

Doel onderzoek
Het doel van dit onderzoek is te kijken of er een verband bestaat tussen hoogbegaafdheid en
hoogsensitiviteit, door middel van het afnemen van een vragenlijst die hoogsensitiviteit meet
bij leerlingen in reguliere klassen en bij leerlingen in hoogbegaafdheidsonderwijs. Daarnaast
zal worden gekeken welke mogelijke factoren er zijn die hier invloed op kunnen hebben,
zoals leeftijd en geslacht. Meer kennis over (het verband tussen) de begrippen
hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit kan een positieve bijdrage leveren aan het
onderwijssysteem, doordat deze kennis docenten kan ondersteunen in het efficint en kundig
omgaan met leerlingen met deze eigenschappen.

Inhoud onderzoek
Bij deelname aan het onderzoek wordt er maart of april van het huidige schooljaar (2015-
2016) een vragenlijst afgenomen bij uw kind. Op deze manier wordt de mate van
hoogsensitiviteit in kaart gebracht. De vragenlijst bestaat uit 12 gesloten vragen. Uw kind is
vrij om te bepalen of hij/zij wil deelnemen aan het onderzoek.

Privacy en vertrouwelijkheid
De uitkomsten van de vragenlijst zijn vertrouwelijk en dus alleen inzichtelijk voor de
onderzoeker. Na verwerking van de data is het niet meer mogelijk om bepaalde uitkomsten
terug te leiden naar uw kind.

Heeft u naar aanleiding van deze brief nog vragen en/of wilt u op de hoogte gehouden worden
van dit onderzoek, neem dan contact op met Sanne Wilbrink (s.wilbrink2@students.uu.nl).
Uw kind kan alleen deelnemen aan dit onderzoek wanneer u hier toestemming voor geeft.
Wilt u daarom onderstaand formulier ondertekenen en uiterlijk 16 maart 2016 meegeven aan
uw kind? Alvast bedankt!

Met vriendelijke groet,


Sanne Wilbrink
Verantwoordelijk onderzoeker: Lisette Hornstra (T.E.Hornstra@uu.nl)
Universiteit Utrecht
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 37

Onderzoek naar samenhang tussen hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit:


toestemmingsformulier vragenlijst

Ik geef mijn kind wel / geen toestemming om deel te nemen aan het invullen van de
vragenlijst.

Uw naam: Datum:

Naam kind:

Leeftijd kind: Handtekening:

Geslacht kind:

School/klas kind:
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 38

Bijlage E Toestemmingsformulier voor Ouders van Hoogbegaafde Leerlingen


Apeldoorn, april 2016
Betreft: Afstudeeronderzoek naar samenhang tussen hoogsensitiviteit en hoogbegaafdheid
Opleiding: Onderwijswetenschappen, Universiteit Utrecht

Geachte ouder(s)/verzorger(s),

De Universiteit Utrecht heeft uw kind via zijn of haar school benaderd voor deelname aan een
onderzoek. Graag vragen wij uw toestemming voor deelname van uw kind aan dit onderzoek.

Doel onderzoek
Het doel van dit onderzoek is te kijken of er een verband bestaat tussen hoogbegaafdheid en
hoogsensitiviteit, en uitingsvormen hiervan in de klas. Meer kennis over (het verband tussen)
de begrippen hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit kan een positieve bijdrage leveren aan het
onderwijssysteem, doordat deze kennis docenten kan ondersteunen in het efficint en kundig
omgaan met leerlingen met deze eigenschappen.

Inhoud onderzoek
Enerzijds zal er een vragenlijst worden afgenomen die hoogsensitiviteit meet bij leerlingen in
reguliere klassen en bij leerlingen in hoogbegaafdheidsonderwijs. Daarnaast zal worden
gekeken welke mogelijke factoren er zijn die hier invloed op kunnen hebben, zoals leeftijd en
geslacht. Anderzijds zullen er na verwerking van de vragenlijst - interviews worden
afgenomen bij hoogbegaafde leerlingen, waarbij een verdeling wordt gemaakt in twee
groepen, gebaseerd op de uitkomsten van de vragenlijst. Zowel hoogbegaafde leerlingen die
als hoogsensitief uit de vragenlijst kwamen als hoogbegaafde leerlingen die niet hoogsensitief
lijken te zijn, worden genterviewd.

Procedure onderzoek
Bij deelname aan het onderzoek wordt er in maart of april van het huidige schooljaar (2015-
2016) een vragenlijst afgenomen bij uw kind. Op deze manier wordt de mate van
hoogsensitiviteit in kaart gebracht. Het invullen van de vragenlijst zal ongeveer 10 minuten
tot een kwartier in beslag nemen. De interviews, die later plaatsvinden, zullen ongeveer 20
minuten in beslag nemen. Op onderstaande antwoordstrookjes kunt u aangeven of u
toestemming geeft tot deelname aan de vragenlijst dan wel aan het interview. Uw kind is vrij
om te bepalen of hij/zij wil deelnemen aan het onderzoek.

Privacy en vertrouwelijkheid
De uitkomsten van de vragenlijst en de interviews zullen zeer vertrouwelijk worden
behandeld en zijn alleen inzichtelijk voor de onderzoeker. Na verwerking van de data is het
op generlei wijze mogelijk voor derden om gegevens over hun kind te achterhalen.
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 39

Heeft u naar aanleiding van deze brief nog vragen en/of wilt u op de hoogte gehouden worden
van dit onderzoek, neem dan contact op met Sanne Wilbrink (s.wilbrink2@students.uu.nl).
Uw kind kan alleen deelnemen aan dit onderzoek wanneer u hier toestemming voor geeft.
Wilt u daarom het formulier met de antwoordstrookjes ondertekenen en uiterlijk dinsdag 19
april 2016 meegeven aan uw kind? Alvast bedankt!

Met vriendelijke groet,


Sanne Wilbrink
Verantwoordelijk onderzoeker: Lisette Hornstra (T.E.Hornstra@uu.nl)
Universiteit Utrecht

Onderzoek naar samenhang tussen hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit:


toestemmingsformulier vragenlijst

Ik geef mijn kind wel / geen toestemming om deel te nemen aan het invullen van de
vragenlijst.

Uw naam: Datum:

Naam kind:

Leeftijd kind: Handtekening:

Geslacht kind:

School/klas kind:
___________________________________________________________________________

Toestemmingsformulier interview

Ik geef mijn kind wel / geen toestemming om deel te nemen aan het interview.

Uw naam: Datum:

Naam kind:

Leeftijd kind: Handtekening:

Geslacht kind:

School/klas kind:
___________________________________________________________________________
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 40

Bijlage F Codeboom Interviews met niet-hoogsensitieve Leerlingen


Soort leerling
o Vrij rustig
Omgang met vrienden
o Vrienden in topklas en reguliere klas
o Vaste vriendengroep
o Spel, sport en praten
Op je plek in de klas
o Qua leerlingen niet echt
o Ja
Lessen meer afgestemd
Aansluiting met anderen
Anders voelen
o Nee
Omgang met veranderingen
o Maakt me niet uit
Netjes werken
o Niet heel netjes
o Belangrijk
o Afhankelijk van situatie
Eerst denken dan doen
o Belangrijk
o Afhankelijk van situatie
Druk met schoolwerk
o Misschien wat minder relaxed
o Gewoon je best doen
o Gewoon doorwerken
Omgang met afleiding
o Multitasken
o Gewoon doorwerken
o Er iets van zeggen
o Afhankelijk van de persoon
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 41

Eigen gevoel wanneer ander extreme emoties ervaart


o Troosten
o Praten
o Helpen
o Blij wanneer blij, irritant wanneer boos
o Niet mee bemoeien
Gevoel bij extreme externe stimuli
o Verschilt per stimuli
o Kijken wat er is
o Even stilstaan en dan doorgaan
Omgang met externe stimuli tijdens schooltaken
o Gewoon doorwerken
o Afgeleid
Ideale schoolomgeving
o Tevreden met huidige situatie
o Normale groepsgrootte
o Meer sport
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 42

Bijlage G Codeboom Interviews met hoogsensitieve Leerlingen

Soort leerling
o Samen willen zijn
o Rustig
o Groot leervermogen
o Goed meedoen
o Dingen uitspreken
o Achterlopend
Omgang met vrienden
o Steunen
o Spelletjes doen
o Goed communiceren
o Keuzes maken
Op je plek in de klas
o Nee
Qua leerlingen niet echt
o Ja
Veel vrienden
Leuke lessen
Leuke leerkrachten
Begrepen voelen
Anders voelen
o Ja
o Iets anders bekijken
o Afhankelijk van situatie
o Extremer reageren
o Volledig aan anderen kunnen aanpassen
Omgang met veranderingen
o Soms juist leuk
o Accepteren
o Niet snel kunnen wennen
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 43

Netjes werken
o Orde is fijn
o Niet zo belangrijk
o Belangrijk
Het maximale eruit halen
Afhankelijk van situatie
Eerst denken dan doen
o Vaak andersom
o Soms automatische reactie
o Gebeurt niet altijd
o Bij weinig tijd meer fouten
Prikkelbaar
o Bij leuke dingen meer nadenken
o Belangrijk
o Bang voor fouten
Druk met schoolwerk
o Werken volgens schema
o Uitstellen
o Stom maar het moet
o Sterke lichamelijke reactie
o Gerriteerd raken
o Geen rust
o De lat hoog leggen
o Boos als het fout gaat
o Automatische piloot
Omgang met afleiding
o Prikkelbaar
o Per situatie verschillend
o Doorwerken
o Op automatische piloot doorwerken
Eigen gevoel wanneer ander extreme emoties ervaart
o Vervelend
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 44

o Troosten
o Soms eng
o Snel doorhebben
o Emotie overnemen
o Afvragen waarom
Gevoel bij extreme externe stimuli
o Verbaasd
o Snel doorhebben
o Schrikken
o Niet bang zijn
o Nadenken over gevoel
o Lichamelijke reactie
o Afschuwelijk
Omgang met externe stimuli tijdens schooltaken
o Opkijken
o Niet fijn
o Moeite met concentreren
o Doorwerken
o Alsof je buiten adem bent
Ideale schoolomgeving
o Weten wat je nog moet leren
o Voldoende tijd
o Rust
o Planten en ontspannende geur
o Interesse in elkaar
o Geen irritante kinderen
o Alleen relevante spullen
o Afgestemd zijn op elkaar
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 45

Bijlage H Risico-analyse
Aan ieder onderzoek zitten risicos verbonden, zo ook aan deze. Een eerste risico van dit
onderzoek kan zijn dat het werven van respondenten niet zo soepel gaat als gepland. Dit kan
zoveel mogelijk tegengegaan worden door ruim voldoende scholen uit te nodigen om mee te
doen aan het onderzoek. Bovendien is het van belang om duidelijk te zijn over het doel van het
onderzoek, wat er verwacht wordt van de respondenten en wat het de scholen of maatschappij
als geheel oplevert, dus wat de relevantie is van deze studie.
Daarnaast kan het gebeuren dat ouders geen toestemming willen geven om hun kind te
betrekken bij het onderzoek. Ook hiervoor geldt de ouders zoveel mogelijk informatie te geven
over het onderzoek en voornamelijk in te gaan op wat er concreet van het kind wordt verwacht.
Dit onderzoek is geenszins schadelijk voor de leerlingen die erbij betrokken worden en
resultaten zullen nooit openbaar worden gemaakt.
Tenslotte zou het verwerken van de data intensiever kunnen zijn dan verwacht. Op dit
moment wordt niet verwacht dat dit enorm intensief zal zijn, vanwege de vrij korte en gesloten
vragenlijst. Het afnemen van de interviews gaat waarschijnlijk meer tijd kosten. Desalniettemin
is het noodzakelijk om te zorgen voor strakke, maar realistische planning en ruimte vrij te laten
voor eventuele uitloop.
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 46

Bijlage I FETC-formulier

A. Formulier aanvraag goedkeuring ethische commissie

Deel 1 Samenvatting onderzoek

Onderzoeksvragen of hypothesen van het onderzoek


Beschrijf hier de onderzoeksvra(a)g(en) of hypothesen van je onderzoeksplan (max 200 woorden).
Of er daadwerkelijk sprake is van samenhang tussen hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit wordt
in deze studie onderzocht, waarbij tevens wordt gekeken naar uitingsvormen van hoogsensitiviteit
bij hoogbegaafde leerlingen in de klas. Hieruit vloeit de volgende onderzoeksvraag voort, namelijk
In hoeverre is er bij hoogbegaafde leerlingen sprake van een hogere mate van hoogsensitiviteit
dan bij niet hoogbegaafde leerlingen? met daarbij de vraag Hoe uit hoogsensitiviteit zich bij
hoogbegaafde leerlingen in de klas?

Onderzoeksmethode type onderzoek met onderbouwing


Beschrijf hier het design van het onderzoek (max 100 woorden).
Om tot een antwoord op de onderzoeksvragen te komen zal er onderzoek met een mixed method
design worden uitgevoerd. Enerzijds vind er kwantitatief onderzoek plaats, waarbij de mate van
hoogsensitiviteit wordt gemeten bij hoogbegaafde en niet hoogbegaafde leerlingen. Dit gebeurt
middels een vragenlijst, die bestaat uit 12 gesloten vragen. Anderzijds zullen er interviews worden
afgenomen met hoogbegaafde leerlingen. Dit kwalitatieve deel volgt nadat het kwantitatieve deel
is afgerond, aangezien er, gebaseerd op de uitkomsten van de vragenlijst, een verdeling wordt
gemaakt in leerlingen die hoogsensitief, en leerlingen die niet hoogsensitief lijken te zijn.

Onderzoeksmethode respondenten
Kruis aan, wie zijn de respondenten?
o 18 jaar of ouder en wilsbekwaam;
o 18 jaar of ouder en wilsonbekwaam;
o 12 t/m 17 jaar en in staat tot het geven van genformeerde toestemming;
o 12 t/m 17 jaar en niet in staat tot het geven van genformeerde toestemming;
jonger dan 12 jaar.
Beschrijf hier de methode van sampling en hoeveel respondenten beoogd zijn.
Is er sprake van informed consent? Beschrijf de procedure. (max 300 woorden). Voeg wervings- en
informatiebrieven bij als bijlage bij deze opdracht (NB er staan voorbeeldbrieven op blackboard die
als voorbeeld kunnen dienen).
Voor de werving van respondenten zal er een gestratificeerde streekproef worden uitgevoerd. Om
tot uitkomsten te komen die daadwerkelijk iets zeggen en te generaliseren zijn, wordt beoogd om
in ieder geval 60 hoogbegaafde en 60 niet hoogbegaafde leerlingen te werven voor het invullen van
de vragenlijst, en voor de interviews 10 leerlingen die hoogsensitief lijken te zijn en 10 leerlingen
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 47

waarbij dat niet het geval is. Er wordt naar gestreefd om voor beide typen onderwijs in ieder geval
drie verschillende scholen te werven.
Wat betreft informed consent zullen er per mail wervingsbrieven verstuurd worden naar scholen
met de uitnodiging om deel te nemen aan het onderzoek. Hierin worden de aanleiding, het doel en
de inhoud van het onderzoek toegelicht. Na een week worden de scholen nogmaals benaderd, per
telefoon. Wanneer er voldoende klassen in het begaafdenonderwijs en regulier onderwijs
deelnemen zullen de ouders van de leerlingen een informatiebrief ontvangen, waarin ook weer de
aanleiding, het doel en de inhoud van het onderzoek worden toegelicht. Tevens wordt er ingegaan
op wat er verwacht wordt van het kind en de consequenties voor het kind. Middels een
toestemmingsverklaring onderaan de brief kunnen ouders ervoor kiezen om wel/geen toestemming
te geven om hun kind te laten deelnemen aan het onderzoek. In de brief naar ouders van
hoogbegaafde leerlingen kan er apart toestemming gegeven worden om het kind deel te laten
nemen aan het interview. Nadat er voldoende respondenten zich hebben aangemeld, wordt er per
school en klas een afspraak gemaakt wanneer de afname zal plaatsvinden.
Onderzoeksmethode dataverzameling
Beschrijf welke instrumentatie (welke vragenlijstschalen, inhoud interviewleidraad,
observatieschema, lichamelijk/psychologisch onderzoek etc.) gebruikt zal worden. Welke risicos
zijn er voor de respondenten? (max 400 woorden).
Instrumentatie
In 1997 onderzochten Aron en Aron de karakteristieken van de eigenschap hoogsensitiviteit,
waarbij een vragenlijst werd ontwikkeld die de Highly Sensitive Person Scale (HSP-schaal) wordt
genoemd. Deze vragenlijst is gebaseerd op een kwalitatief en zeven kwantitatieve onderzoeken,
waarbij steeds items verwijderd of toegevoegd werden om de betrouwbaarheid te verhogen.
Hiervan is ook een versie ontwikkeld voor kinderen. Deze is gebaseerd op de gevalideerde
vragenlijst en opgesteld door Pluess, Walda, Bosman, Aron en Aron en naar het Nederlands
vertaald door Bijttebier, Goossens, Bastin en Van Hoof. De vragenlijst heeft een omvang van 12
vragen. Bij elke vraag hoort een schaal van 1 t/m 7, waarbij 1 staat voor helemaal niet en 7 voor
heel erg. Een voorbeeld van een vraag is Als iemand naar me kijkt, word ik zenuwachtig. Daardoor
presteer ik minder goed dan normaal.
Aan het afnemen van deze vragenlijst zitten geen risicos verbonden voor de respondenten. De
uitkomsten zullen slechts door de onderzoeker kunnen worden ingezien en gegevens per
respondent worden op geen enkele wijze openbaar gemaakt. Deelnemende scholen ontvangen
achteraf een rapportage van de uitkomsten op groepsniveau. Een risico voor het onderzoek kan zijn
dat er sociaal wenselijk geantwoord wordt door leerlingen.
Verder zullen er interviews worden gehouden. Het interview bestaat uit 18 vragen. Deze zijn zo
opgesteld dat ze aansluiten bij de vragen uit de vragenlijst en de gevonden aspecten van
hoogsensitiviteit in de literatuur. De vragen zijn bedoeld ter verklaring en gaan in op uitingsvormen
van hoogsensitiviteit in de klas. De vragen zijn semi-gestructureerd, er is een vaste volgorde maar
hier kan van afgeweken worden, wat afhankelijk is van het verloop van het interview. Een voorbeeld
van een vraag is Hoe voel jij je als anderen in de klas verdrietig zijn, boos of juist erg blij? waarbij bij
korte of weinig zeggende antwoorden door de onderzoeker doorgevraagd kan worden naar
toelichting of concrete voorbeelden. Voorafgaand aan de interviews zal er gevraagd worden of er
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 48

een auditieve opname van mag worden gemaakt. Een mogelijk risico bij de interviews is dat er
sociaal wenselijk geantwoord wordt door leerlingen, omdat het gaat over persoonlijke kenmerken.

Onderzoeksmethode verwerking gegevens


Beschrijf door middel van welke analyses getracht wordt met behulp van de verzamelde data
antwoord te geven op de onderzoeksvraag. Welke procedures rondom anonimiteit, privacy en
inzage worden gehanteerd (max 200 woorden)
Er zal een meervoudige regressieanalyse worden uitgevoerd, er wordt gekeken naar de vraag of er
verschil is tussen twee groepen in de mate van hoogsensitiviteit. Hierbij zijn de hoogbegaafde groep
leerlingen binnen het primair onderwijs en de niet-hoogbegaafde groep leerlingen binnen het
primair onderwijs de twee onafhankelijke variabelen en is de mate van hoogsensitiviteit de
afhankelijke variabele. Door een regressieanalyse uit te voeren kan er tevens gecontroleerd worden
voor bepaalde factoren, zoals geslacht en leeftijd. Op die manier kan worden gekeken of bepaalde
factoren meespelen in de mate van hoogsensitiviteit bij leerlingen. Door op basis van de scores het
gemiddelde te berekenen, wordt de mate van hoogsensitiviteit weergegeven. Een lage score
representeert een normale mate van sensitiviteit en een hoge score representeert een hoge mate
van sensitiviteit.
Nadat de interviews zijn afgenomen zullen de opnames worden getranscribeerd. Dit gebeurt
middels Word en Transcribe. Vervolgens zullen de antwoorden gecodeerd worden. Omdat vooraf
nog niet precies duidelijk is wat de antwoorden zullen zijn, is er sprake van open codering. Er zal
worden gekeken welke codes bij elkaar aansluiten, om zo te komen tot een beperkt aantal
hoofdcodes, waarmee uitspraken kunnen worden gedaan om de onderzoeksvraag te
beantwoorden.
Respondenten zijn vrij om te bepalen of ze willen deelnemen aan het onderzoek. Hoogbegaafde
leerlingen en hun ouders/verzorgers krijgen apart de keuze om ook deel te nemen aan de
interviews. Aangezien de uitkomsten van de vragenlijst de basis is voor de selectie van leerlingen
voor daaropvolgende interviews, kunnen de gegevens niet geanonimiseerd worden, maar zullen
ze wel zeer vertrouwelijk worden behandeld en alleen inzichtelijk zijn voor de onderzoeker. Na
verwerking van de data is het op generlei wijze mogelijk voor derden om gegevens over
individuele respondenten te achterhalen.

Deel 2 Ethische toetscriteria

1. Belasting proefpersonen/ invasiviteit (max. 3 punten)


Belasting proefpersonen/ Er is sprake van een hogere mate van belasting/invasiviteit,
invasiviteit moet niet t of naarmate:
onredelijk hoog zijn er meer (merkbaar of onmerkbaar) gevraagd van proefpersonen,
in termen van:
- activiteit
- moeite
- persoonlijke/privacy-gevoelige informatie
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 49

- confrontatie
- pijn
- misleiding/achterhouden informatie
a. Risico-inschatting In 1a. Max. 150 woorden
hoeverre is dit punt van Er is weinig tot geen sprake van een hoge mate van belasting. Wat er
toepassing/aan de orde in van de respondenten gevraagd wordt, is het invullen van een
het voorgesteld onderzoek? vragenlijst bestaande uit 12 gesloten vragen. Het invullen hiervan zal
naar schatting ongeveer tien minuten in beslag nemen. Het invullen
van de vragenlijst gebeurt op papier en vereist concentratie.
De interviews bestaan uit 18 vragen en zullen waarschijnlijk zon 20
minuten duren. Ook hierbij is concentratie vereist. De vragen die
gesteld worden gaan in op gevoel en gedragsuitingen. Dit kan
enigszins confronterend zijn.
b. Risico-dekking 1b. Max. 150 woorden
Hoe anticipeer je op deze Aangezien het de leerlingen weinig moeite zal kosten om deel te
risicos in het voorgestelde nemen aan het onderzoek, hoeven er geen grote beloningen
onderzoek? tegenover te staan. De leerlingen krijgen overigens wel een kleine
traktatie in de vorm van iets lekkers, nadat de ingevulde
Denk aan a) spaarzaamheid vragenlijsten verzameld zijn. Verder hoeven de leerlingen vooraf niet
in de opzet van het vermoeid te worden met uitgebreide informatie waar zij uiteindelijk
onderzoek (niet meer niks aan hebben, dus wordt het doel van het onderzoek kort
gegevens dan noodzakelijk), toegelicht en de daarbij behorende vragenlijst die ze gaan invullen.
b) nette procedures tijdens De scholen die deelnemen aan het onderzoek krijgen achteraf de
uitvoering (bijv. briefing, uitkomsten ervan op groepsniveau toegestuurd.
debriefing, beloning van
personen etc.)

2.Informatievoorziening en toestemming (max. 3 punten)


Informatievoorziening en Grotere zorgvuldigheid op het gebied van informatievoorziening en
toestemming van toestemming is vereist naarmate:
proefpersonen moet de belasting/invasiviteit groter is
voldoende en juist zijn proefpersonen zelf kwetsbaarder zijn (bijv. in termen van
leeftijd, geestelijke of lichamelijke toestand, afhankelijkheid)
a. Risico-inschatting In 2a. Max. 150 woorden
hoeverre is dit punt van De belasting wordt ingeschat als laag. De respondenten zijn
toepassing/aan de orde in kwetsbaar in termen van leeftijd, omdat zij jonger zijn dan 12 jaar.
het voorgesteld onderzoek? Verder zou er sprake kunnen zijn van confrontatie met persoonlijke
kenmerken en gedragsuitingen, aangezien hier specifiek naar
gevraagd wordt.
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 50

b. Risico-dekking 2b. Max. 150 woorden


Hoe anticipeer je op deze Scholen worden uitgenodigd deel te nemen aan het onderzoek,
risicos in het voorgestelde waarbij de aanleiding, het doel en de inhoud van het onderzoek
onderzoek? toegelicht worden. Bij deelname wordt aan de leerlingen een brief
Denk aan zorgvuldige meegegeven voor de ouders, waarin ook het doel en de procedure
(actieve/passieve) informed van het onderzoek vermeld staan. Tevens wordt toegelicht wat er bij
consent procedure onder deelname van kind zal gebeuren, en dat de data zeer vertrouwelijk
proefpersonen en/of zal worden behandeld door de onderzoeker.
(wettelijke) Voorafgaand aan de vragenlijst en de afname van de interviews
vertegenwoordigers of zullen de leerlingen worden ingelicht over wat het doel is van het
betrokkenen onderzoek en de inhoud van de instrumenten. Er wordt hen ook
gezegd dat er geen goede of foute antwoorden zijn en dat deze
nooit openbaar gemaakt zullen worden.

3. Gegevens (max. 3 punten)


3. Gegevens moeten Grotere zorgvuldigheid op het gebied van omgang met gegevens is
vertrouwelijk en veilig vereist naarmate:
worden behandeld en informatie gevoeliger/persoonlijker is
opgeslagen danwel op bepaalde manieren consequenties zou kunnen
hebben wanneer dit niet veilig
a. Risico-inschatting In 3a. Max. 150 woorden
hoeverre is dit punt van Dit punt is wel degelijk aan de orde in dit onderzoek. Naar aanleiding
toepassing/aan de orde in van de ingevulde vragenlijsten kan gezien worden in hoeverre
het voorgesteld onderzoek? hoogbegaafde en niet hoogbegaafde leerlingen hoogsensitief zijn.
Uit de interviews komen vormen naar voren waarin hoogsensitiviteit
geuit wordt in de klas. Dit is persoonlijke informatie en kan gevoelig
liggen.

b. Risico-dekking 3b. Max. 150 woorden


Hoe anticipeer je op deze Dit soort testen in de vorm van zelftesten worden wel openbaar op
risicos in het voorgestelde het internet aangeboden. Of deze ook echt betrouwbaar zijn is een
onderzoek? tweede. Desalniettemin zullen de gegevens per respondent alleen
door de onderzoeker ingezien en verwerkt worden, omdat de
Denk aan zorgvuldige selectie van respondenten voor de interviews hierop gebaseerd is.
procedure en structuur voor De uitkomsten van de respondenten zullen met niemand gedeeld
opslag van ruwe en worden. Daarnaast zal de onderzoeker geen data weglaten of
verwerkte data (bijv. bijvoegen en zal de verzamelde data op geen enkele wijze worden
conform data protocol FSW) veranderd. De data zal op een veilige manier worden opgeslagen. De
vragenlijst, interviewvragen, ruwe en aangepaste data en SPSS
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 51

syntax file zullen na afronding van het onderzoek nog 5 jaar worden
bewaard op een harde schijf, welke vergrendeld kan worden.

4. Data verzameling (max. 1 punt)


4. Data verzameling moet Grotere zorgvuldigheid op het gebied van dataverzameling is
noodzakelijk en voldoende vereist naarmate:
relevant zijn steekproef minder representatief en/of kleiner is
de (precieze) uit te voeren analyses van de gegevens nog
onduidelijk of onbepaald zijn
de mate en soort van opbrengst en/of waarde voor het
wetenschappelijk of maatschappelijk veld beperkt of nog
onduidelijk is
a. Risico-inschatting In 4a. Max. 150 woorden
hoeverre is dit punt van Met het programma G*power is berekend dat voor de
toepassing/aan de orde in regressieanalyse 100 respondenten nodig zijn. Het zou kunnen dat
het voorgesteld onderzoek? het werven van respondenten niet zo soepel gaat als gepland,
vanwege de lage response ratio van scholen.
Daarnaast lijkt het erop dat het onderzoek voor het
wetenschappelijk en maatschappelijk veld waardevol is, want er is
maar weinig onderzoek verricht naar het verband tussen
hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit. Zodra er wetenschappelijk
onderzoek is of er wel/geen verband is, kunnen docenten hierop
inspelen door meer aandacht te besteden aan deze eigenschap bij
leerlingen, ter optimalisering van de leerprestaties.

b. Risico-dekking 4b. Max. 150 woorden


Hoe anticipeer je op deze Volgens G*power moet de steekproef in ieder geval bestaan uit 100
risicos in het voorgestelde respondenten. Om in te spelen op eventuele uitval en dergelijke is
onderzoek? gekozen om 60 hoogbegaafde en 60 niet hoogbegaafde leerlingen te
benaderen. Ook na afloop wordt de daadwerkelijke power nogmaals
Denk aan: berekent met G*power. Om te zorgen dat de uitkomsten te
- sample onderzoek, kans generaliseren zijn, worden er random scholen benaderd binnen het
op uitval (attrition), regulier basisonderwijs en voltijdsbegaafdenonderwijs. Het enige
generalisatie waarde, waarop gelet wordt is dat het primair onderwijs is, en dat bij het
- pilots, bepalen van voltijds begaafdenonderwijs een minimaal intelligentieniveau van
analysestappen, analyse 130 geldt. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat het onderzoek
modellen en poweranalyse redelijk generaliseerbaar is.
om te zien of er voldoende Verder moet nagedacht worden over de waarde van het onderzoek
(maar ook niet veel, zie 1) voor het veld. Hieraan zou aandacht besteed kunnen worden in de
gegevens worden verzameld
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 52

- inschatting gebruik discussie, door in te gaan op bepaalde punten waar docenten aan
onderzoeksrapport, impact kunnen denken bij het lesgeven aan kinderen die hoogsensitief zijn.
op wetenschap/veld,
plannen van valorisatie-
activiteiten

Beoordelingsformulier Aanvraag goedkeuring ethische commissie

Datum: februari/maart 2016 Naam student: Sanne Wilbrink


Beoordeeld door: Sylvia Peters Eindcijfer: 10

1. Belasting proefpersonen/ invasiviteit (max. 3 punten) Aantal punten


a. Risico-inschatting In hoeverre is dit punt van toepassing/aan de orde in het 3
voorgesteld onderzoek?
b. Risico-dekking
Hoe wordt geanticipeerd op deze risicos in het voorgestelde onderzoek?
Opmerkingen
Het onderzoek is nauwelijks een belasting voor leerlingen, maar het is wel privacygevoelig. De
gegevens worden geanonimiseerd en zijn niet herleidbaar tot de leerling. Dit is duidelijk beschreven.

2.Informatievoorziening en toestemming (max. 3 punten) Aantal punten


a. Risico-inschatting 3
In hoeverre is dit punt van toepassing/aan de orde in het voorgesteld
onderzoek?
b. Risico-dekking
Hoe wordt geanticipeerd op deze risicos in het voorgestelde onderzoek?

Opmerkingen
De toestemming is correct geregeld passend bij het onderzoek, en ook de informatieverstrekking is
duidelijk.

3. Gegevens worden vertrouwelijk en veilig behandeld en opgeslagen (max. 3


punten) Aantal punten
a. Risico-inschatting In hoeverre is dit punt van toepassing/aan de orde in het 1
voorgesteld onderzoek?
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 53

b. Risico-dekking
Hoe wordt geanticipeerd op deze risicos in het voorgestelde onderzoek?
Opmerkingen
De procedure bij dit criterium wordt gevolgd en duidelijk beschreven.

4. Data verzameling moet noodzakelijk en voldoende relevant zijn (max. 1 punt)


Aantal punten
a. Risico-inschatting In hoeverre is dit punt van toepassing/aan de orde in het 1
voorgesteld onderzoek?
b. Risico-dekking
Hoe wordt geanticipeerd op deze risicos in het voorgestelde onderzoek?
Opmerkingen
De inschatting van het benodigde aantal deelnemers is zorgvuldig berekend en ingeschat.
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 54

Bijlage J Navolgbaarheid dataverzameling- en analyse


De data die binnen dit onderzoek is verzameld, wordt op zorgvuldige en nauwkeurige wijze
verwerkt en opgeslagen. Dit houdt in dat alle beslissingen die gaandeweg gemaakt zijn,
worden gedocumenteerd en beargumenteerd. Tijdens alle fasen van het onderzoek zullen er
notities worden gemaakt om ter naslag en behoud van het overzicht. Bovendien is dit van
belang omdat er een eigen pad is gevolgd gedurende het onderzoek, om het gewenste doel te
bereiken. Hiervoor is het vereist dat er sprake is en blijft van transparantie in de wijze van
data verzamelen en analyseren (Akkerman et al., 2008). Transparantie van dit onderzoek
wordt bereikt door, naast het documenteren en onderbouwen van stappen en veranderingen in
het proces, ook de verzamelde data op te slaan op een veilige manier. De
toestemmingsverklaringen, ingevulde vragenlijsten, interviewvragen, ruwe en aangepaste data
en SPSS syntax bestanden zullen na afronding van het onderzoek in ieder geval vijf jaar
worden bewaard op een harde schijf, welke vergrendeld kan worden. Dit is in lijn met het
protocol voor onderzoeksgegevens van de Faculteit voor Sociale en Gedragswetenschappen
van de Universiteit Utrecht (FSBS, 2014). Op die manier blijft de data beschikbaar, voor het
geval dat er vervolgonderzoek of een gelijksoortig onderzoek zal worden uitgevoerd,
waarvoor de gegevens uit deze studie benodigd zijn.
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 55

Bijlage K Voorkomen van plagiaat


Om het plegen van plagiaat in dit onderzoek te voorkomen wordt ervoor gezorgd dat
verkregen informatie te allen tijde in eigen woorden wordt herschreven. Literatuur dat in het
Engels is geschreven wordt vertaald naar het Nederlands en hier wordt vervolgens een eigen
verhaal van gemaakt. Ook Nederlandse literatuur wordt opnieuw geformuleerd, in eigen
bewoording. Tevens wordt er bij uitspraken, conclusies, beweringen en dergelijke informatie
dat niet uit eigen hand voortkomt, gerefereerd naar de oorspronkelijke auteur(s), op correcte
wijze en volgens de APA-richtlijnen.
Wanneer er binnen gebruikte literatuurfragmenten wordt verwezen naar andere
auteurs, worden deze secundaire bronnen opgezocht en gecontroleerd. Op die manier wordt
ervoor gezorgd dat alle uitspraken uit primaire bronnen voortkomen, zodat de kans op
verdraaiing van uitspraken of beweringen minimaal is. Bovendien worden gebruikte studies
die hetzelfde zeggen aan elkaar gekoppeld, en worden studies die tegenover elkaar staan in
eigen woorden tegenover elkaar gezet, zodat het huidige onderzoek op geheel eigen wijze
vormgegeven wordt.
HOOGSENSITIVITEIT BIJ HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN 56

Bijlage L Eed
Als wetenschapsbeoefenaar beloof ik eerlijk en transparant te zijn over het onderzoek dat ik
heb uitgevoerd. Prestatiedruk mag geen afbreuk doen aan de zorgvuldigheid van het
uitvoeren. Ik ben mij ervan bewust dat wetenschap uiteindelijk is gericht op waarheidsvinding
en dat ik daarom in de resultaten van mijn onderzoek zo precies mogelijk dien te zijn. Ik
beloof dat ik niet zal liegen over mijn bevindingen of over daaraan verbonden onzekerheden.
De onderzoeksdata zijn daadwerkelijk verzameld en de statistische methoden komen overeen
met de methodologische standaarden voor het gebruikte type gegevens. De uitkomsten van
het onderzoek zijn controleerbaar. Tevens beloof ik dat de data verkregen in dit onderzoek op
generlei wijze te herleiden zijn naar de respondenten die bij deze studie betrokken waren.

You might also like