You are on page 1of 64

VREEMD GAAN

Het allerheiligste Sacrament op


processietocht in Deurle
(19de 20ste eeuw)

RAPHAEL VAN LERBERGE - CHRISTL DELEUIL


Op de voorpagina:

Emile Claus, de komst van de processie.

Claus illustreert hier hoe dorpelingen de omgeving voorbereiden op de komst van de processie (in
de verte te zien met vaandels en gonfalons, de kerkvaandels met slippen), door het vegen van de
straat, het leggen van een zand- en bloementapijt, het strooien van bloemen. Aan de ingang van
het erf wordt een tafel geplaatst met het beeld van Maria en kaarsen, een buurvrouw brengt een
ander beeld. Bemerk ook de fijne details: de zondagse kledij (blinkende schoenen, propere broek,
hemd, vestje, kapsel). Claus toont hier in zijn luministische stijl hoe diep geworteld de
processietraditie was, ook bij de gewone mens. Het tafereel speelt zich niet af in Deurle, wel in
een vergelijkbare omgeving.

Dit is een uitgave van


Erfgoed Deurle

Deurle, 2017
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk,
fotokopie, microfilm en op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van de auteurs.
Ter inleiding
Sinds enkele jaren organiseert FARO, het Vlaams steunpunt
voor cultureel erfgoed vzw, in opdracht van de Vlaamse overheid
en in samenwerking met de erfgoedgemeenschappen in
Vlaanderen en Brussel, een erfgoeddag. In 2017 vindt die plaats
op zondag 23 april en staat in het teken van Zorg. Het motto is
zorgen voor het erfgoed, instaan voor het behoud ervan en waken
over de juiste behandeling van objecten, kortom erfgoedzorg.
Behoefte aan zorg voor het erfgoed bestaat overal en dus
ook in Deurle. Daarom hebben enkele enthousiaste Deurlenaars,
met een hart voor hun dorp, de hoofden bij elkaar gestoken en
begin 2016 het platform ERFGOED DEURLE opgericht. Zij
willen een inspanning doen om waardevolle aspecten van het rijke
erfgoed van Deurle dat in de vergetelheid dreigt te raken, riskeert
verloren te gaan of dat onvoldoende belicht wordt, de passende
erkenning en eventueel een kwaliteitsvolle behandeling geven.
Laat het wel duidelijk zijn dat zowel de gemeentelijke overheden
als diverse socio-culturele en parochiale verenigingen een niet
aflatende en belangrijke bijdrage leveren om de zovele elementen
van ons erfgoed voor de toekomst te bewaren.
Maar niet alle aspecten kunnen door de gemeente en de
bedoelde organisaties behandeld worden. ERFGOED DEURLE
wil dan ook complementair zijn met onze gemeentelijke overheid
en deze organisaties en een concrete bijdrage leveren tot het
verstrekken van de passende zorg voor specifieke aspecten van
het Deurlese erfgoed, die om diverse en uiteenlopende redenen
nog niet die gewenste behandeling bekomen. Dit kan zowel
materieel als immaterieel erfgoed betreffen.
Het eerste project waarvoor ERFGOED DEURLE in de bres is
gesprongen betreft de voor- en naoorlogse Sacraments-
processie. Vele Deurlenaars van vr, tijdens en vlak na WO II
zullen zich die processie nog zeer goed herinneren. De meesten
die in de jaren 50 in Deurle hebben school gelopen, hebben er
trouwens aan deelgenomen. Voor de deelnemers van toen, maar

1
uiteraard voor alle genteresseerden van binnen en buiten ons
dorp willen wij die processie opnieuw tot leven brengen. Enkele
toon-momenten en elementen van die processie matchen perfect
met het thema erfgoedzorg van 2017.
Om dit project tot een succesverhaal te smeden, diende
eerst al het nog beschikbare materiaal, dat her en der verspreid
was, te worden opgezocht, verzameld en genventariseerd. De
basisgrondstof bestaat uit processiekleren en processie-attributen
met ook heel wat foto- en filmmateriaal. Gelukkig hebben wij tal
van stukken kunnen terugvinden; spijtig genoeg is er ook veel
weggegooid of onherroepelijk verloren gegaan. Ook de zoektocht
naar fotos en films verliep niet zonder moeite. In die tijd waren
dit echte luxeproducten en ze werden dus zeer beperkt
aangemaakt. Zij konden alleen via het aanspreken van tientallen
(oud-)Deurlenaars op de kop worden getikt. Daarbij is de kwaliteit
met de beperkte mogelijkheden van toen soms wat minder.
Toch is ERFGOED DEURLE, en vooral de werkgroep
Processie die zich met dit project heeft beziggehouden, bijzonder
fier met het bereikte resultaat. Er werden pareltjes van attributen
en gewaden herontdekt, verloren gewaande vlaggen en vaandels
dankzij de financiering door de Christoffelconfrrie vakkundig
gerestaureerd. Prachtige fotos en sfeerbeelden en ook stukjes film
konden worden opgespoord en kunnen nu met de
digitalisatietechniek voor de toekomst worden veilig gesteld.
Maar een hedendaagse aanpak van erfgoed is meer dan
opsporen, verzamelen, opblinken en tentoonstellen alleen. Een
totaal aanpak vereist de nodige duiding. Christl Deleuil is gaan
graven naar de ontstaansgeschiedenis, de wording en de groei van
de processie in de Kerk en de maatschappij van de voorbije
eeuwen. Raphal Van Lerberge heeft als historicus het doel dat de
Kerk met de processie voor ogen had en de instructies die daartoe
werden opgemaakt aan de oppervlakte gebracht. Verder werden
de opbouw van die manifestatie, de gevolgde routes, de
betrokkenheid van adel, clerus, verenigingen en zo vele andere
aspecten geanalyseerd. Zo wordt de diepere betekenis van de
processie wetenschappelijk toegelicht.

2
Het past hier ten slotte een woord van dank te formuleren
aan alle leden-medewerkers van de werkgroep processie van onze
vereniging voor hun enthousiaste participatie en grote inzet. Dit
zijn, naast de twee eerder vermelden, Lea Careel die de werkgroep
op sleeptouw nam, Mia Van den Heede die zorgde voor de
restauratie van de processiekleren, Pol Van der Plaetsen die
instond voor de digitalisering en montage van foto- en film-
materiaal, Claudine Claeys, Bart Colpaert, Guy Romain en
Antoine Van De Putte voor hun vele opzoekingswerk en alge-
mene logistieke ondersteuning. Onze dank gaat uiteraard ook uit
naar de gemeente, de Christoffelconfrrie, POLS (Platform
Omgeving Leie Schelde) en de VVV Leiestreek (Langs de Leie)
voor de financile ondersteuning.
Het is het opzet en de wens van ERFGOED DEURLE
dat de zorg om dit quasi vergane en vervlogen erfgoed en de wijze
waarop dit werd benaderd, de kijker en lezer weet te boeien. Het
hoopt in de toekomst nog dergelijke initiatieven te kunnen
ontwikkelen en tal van genteresseerden daarmee te kunnen aan-
spreken.
Marc Roos
Voorzitter

In het midden: Marc Roos

3
De processie als uiting van collectieve
vroomheid
De senioren onder ons herinneren zich vast nog de processie. Het
is een beeld dat in ons geheugen geprent staat. Sommigen hebben
er op een of andere manier aan deelgenomen. Ter gelegenheid van
de Erfgoeddag en de tentoonstelling over de processie in Deurle
is het interessant om eens verder uit te diepen hoe de processie
zich door de eeuwen heen ontwikkeld heeft.
Processie komt van het Latijnse woord processio.
Het betekent voortgaan, een groepsgewijs uitdrukking geven aan een
religieus gevoel dat wordt uitgevoerd door gelovigen in een plechtige optocht,
meestal in combinatie tussen kerkelijke functionarissen en attributen, met als
doel: versterking van de godsvrucht, boetedoening en/of als een te richten dank-
of smeekbede tot God of een heilige.1
Collectieve optochten, stoeten zijn ook devotie-
activiteiten in andere religies, maar in de katholieke godsdienst
werd het een zeer verspreid gebruik. De eerste vermeldingen
vinden we terug in de Bijbel. In het vroege christendom had de
processie een functie van het begeleiden van de overledene naar
de laatste rustplaats. In de tweede eeuw kreeg de processio een
christelijke-liturgische betekenis. Het werd verbonden aan het
nieuw ritueel waarbij gelovigen en de priester zich verzamelden
vr de viering van de mis, om daarna samen het kerkgebouw
binnen te trekken.2 In de vierde eeuw was er in Jeruzalem ook de
bekende Palmpasen processie die plaats vond op de Olijfberg
en vandaar de stad introk. Vanaf dan kende ook Rome processies.
Ambrosius en Basilius beschreven processies, begrafenisstoeten,
bisschops-intochten en reliektranslaties3 als een kerkelijk gebruik.
In de vijfde eeuw werden in Galli bid- en smeekprocessies gehou-

1 Margry (Peter Jan), Teedere Quaesties: religieuze rituelen in conflict. Confrontaties


tussen katholieken en protestanten rond de processiecultuur in 19e-eeuws
Nederland. Hilversum, 2000, p.34.
2 Magry (P.J), Teedere Quaesties,2000, p.38.
3 Dit is het overbrengen van (delen van) het stoffelijk overschot van een heilige.

4
den en dit telkens op de drie dagen vr Hemelvaart, de zoge-
naamde kruisdagen. Onderzoek naar processies heeft aangetoond
hoezeer de verschillende processies elkaar hebben benvloed.4
Tussen de tiende en de twaalfde eeuw werden processies bijna
uitsluitend gehouden door de reguliere
gemeenschap binnen kerkgebouwen.
Maar grote collectieve manifestaties
van gelovigen bleven bestaan zoals
bedevaarten en kruistochten. Dat
wijzigde tijdens de 13de eeuw toen er in
de zuidelijke Nederlanden een devotie
ontstond rond de eucharistie.
Aanleiding daarvan waren de visioenen
van Juliana van Kornelinberg (ca
1192-1258). In een daarvan zag zij een
lichtende en volle maanschijf met
daarin een donkere vlek of strook. De
foto 11 Het visioen van Juliana
van Kornelinberg door
maan stond voor het christelijke leven
Philippe de Campaigne (1647). en de vlek voor het ontbreken van een
Bemerk de maan, als liturgisch feest ter ere van de
afbeelding van de hostie. eucharistie. Ze kreeg aanvankelijk
weinig steun om een dergelijk feest te organiseren, maar geleidelijk
kreeg ze bijval zoals van de Luikse bisschop Jacques Panthalon,
die later tot paus Urbanus IV werd verkozen en met de bul
Transiturus de hoc mundo het Hoogfeest van het Heilig Lichaam en
Bloed van Christus invoerde. Dat was het begin van de devotie
van de eucharistie en het Sacrament, ook buiten de kerkelijke
omgeving. Naar aanleiding van dit feest (2de zondag na Pinksteren)
organiseerden de meeste parochies een sacramentsprocessie als
n van de feestactiviteiten.5 Ook de profane overheden namen
initiatieven om het feest, en dus ook de sacramentsprocessie,
luister bij te zetten. Hierdoor ontstond die zo kenmerkende
mengeling van religieuze en profane invullingen van een

4Magry (P.J), Teedere Quaesties,2000, p.39.


5Meulemeester (Jean Luc). Processies in West-Vlaanderen. Inleidende en kritische
beschouwingen als bouwstenen voor verder onderzoek. Kortrijk, 2015., p.225-226.

5
geloofsactiviteit als uiting van een collectieve vroomheid.6 De
combinatie van feest en optocht stond garant voor succes bij de
brede massa van gelovigen. Verder zullen we zien dat de kerkelijke
overheden veel moeite hebben gedaan om die profane invloeden
te kanaliseren zoals door het bepalen van de route, de opbouw en
de attributen. Met succes in elk geval, want tot diep in de 20ste
eeuw bleef de sacramentsprocessie een veel verspreide devotie-
activiteit naast de vele andere thema-gebonden processies zoals
die naar aanleiding van Hemelvaartsdag, Mariafeest, feestdag van
een bijzondere heilige. Zeker in de 15de eeuw waren processies
kampioen van de volksdevotie.
Met de opkomst van het protestantisme, dat de devotie
wou beperken tot de essentie van het geloof, kwam de processie
in het vizier. Voor de katholieken werd zij een vorm van
militantisme, voor de protestanten was ze een provocatie. In de
streken waar de controverse tussen de geloofsopvattingen groot
was, legden de overheden de processie aan banden. Maar in de
zuidelijke Nederlanden verdwenen de processies niet. Integendeel,
op het einde van de zeventiende en in de achttiende eeuw spreken
we van Epoche der Prozessionen. De cultuur uit die tijd heeft een
grote invloed op het processieleven uitgeoefend. Het is vanuit
contrareformatorisch perspectief dat bedevaarten en processies
opnieuw sterk tot leven kwamen. Als reactie daarop groeide de
kritiek op overdaad en volgden er discussies tussen kerkelijke
en wereldlijke overheden en organisatoren. Jozef II vaardigde op
10 mei 1786 het edict uit waarbij er jaarlijks maximaal 2 processies
per parochie mochten worden gehouden.7 Vanaf 1795 werden
nieuwe rolverdelingen tussen kerk en staat vastgelegd. Er mocht
voor de geloofspraktijk geen godsdienstig teken in het openbaar
getoond worden, alleen in kerken en particuliere huizen. Er
mochten geen plechtigheden plaatsvinden buiten het kerkelijk

6Van Ackere (Vienna), Gentse processies en het collectief gebruik van de publieke
ruimte in de periode 1477-1492, masterscript RuGent, 2010.
7 Aerts (Julie), Processies in Turnhout en in de Kempen, Feestcultuur in de Kempen,

Jaarboek Centrum voor de Studie van Land en Volk van de Kempen (Geel-Roosendaal
2016).

6
domein en ambtsgewaden mochten niet gedragen worden op
straat. Pas na het concordaat tussen Napoleon en Pius VII
ontstond opnieuw de gelegenheid om de oude tradities op te
nemen en de processies te laten uitgaan.8 Vanaf 1801 was er een
herstel van de processie en werden de gebruiken aan de kerk zelf
overgelaten. De burgemeesters kregen ook meer bevoegdheden
om alle publieke manifestaties te verbieden. Toch kwam het in de
praktijk weinig voor dat processies werden verboden. De
processies moesten wel beantwoorden aan vier vereisten: een
processie-orde, dragen van religieuze attributen, leiding door een
geestelijke, de uitoefening van gezang en gebed.
Het is vooral na de val van Napoleon dat bij ons vanaf
1814 alle kerkelijk feesten en processies opnieuw werden
toegestaan. Processies kenden een sterke bloei tijdens de periode
van het Rijke Roomse Leven (19de eeuw tot ca. 1960). Daarna
doofden veel processies uit als gevolg van de versobering van de
liturgie na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) en de
afname van de stimulans door de geestelijkheid tot het organiseren
van processies. Ook het algemene cultuurklimaat was dusdanig
gewijzigd in de jaren 60 dat er voor een processie nog weinig
plaats was.

Christl Deleuil

8 Aerts (Julie), Processies in (2016).

7
foto 2 Jules Breton, La procession

Vreemd Gaan
Het allerheiligste Sacrament op processietocht
in Deurle

Het algemene kader


In de parochie Deurle werden in de 19de en de eerste helft van de
20ste eeuw veel geloofsactiviteiten voor de hele gemeenschap
georganiseerd. Naast de ommegang, de rondgang op het kerkhof,
de vele erediensten, vonden in Deurle ook een jaarlijkse bedevaart
en twee processies plaats: op 15 augustus de O. -L.-Vrouw-
processie en op de 2de zondag na Pinksteren de Sacraments-
processie. Die laatste staat gegrift in het collectieve geheugen van
de Deurlenaars: ouderen hebben er aan deelgenomen of zijn
toeschouwer geweest. Het is ook deze processie die - naast de
herinneringen- veel materile relicten heeft nagelaten zoals
attributen, fotos en films. In deze bijdrage zullen we ons beperken

8
tot de bespreking van de Sacramentsprocessie, d processie zoals
de Deurlenaars het uitdrukken. We baseerden ons op
herinneringen van deelnemers en tijdgenoten, bestudeerden de
materialen, bekeken samen met tijdgenoten fotos en films.
Het opzet van deze bijdrage is met tekst en fotos een
beschrijving te geven van deze processie. Maar we willen ook
dieper ingaan op het cultuurhistorische fenomeen en nagaan wat
de betekenis is van een dergelijke processie en vooral welke
inhoud de Deurlenaars zelf aan deze manifestatie hebben gegeven.
Uit de inleiding weten wij dat de
Sacramentsprocessie een veel voorkomende
devotiepraktijk was, niet alleen in Vlaanderen
maar in bijna alle katholieke landen. Het
centrale thema was het Sacrament van de
Eucharistie en gaat terug op de
transsubstantiatieleer van de katholieke Kerk.
Kern daarvan is dat Jezus Christus, als zoon
van God, zijn leven heeft geofferd voor de
mensheid, maar terzelfdertijd onder de
mensen is gebleven door zijn aanwezigheid in
de hostie. Deze hostie wordt meegedragen in
een monstrans en getoond aan de lokale
bevolking (de communitas). Dit is op zich een geloofselement: het
is niet reel, het is spiritueel. Men moet zon bewering geloven, zo
niet heeft ze geen enkele waarde of overtuigingskracht. De
katholieke Kerk heeft evenwel dit Sacrament als allerheiligst
benoemd, en dus centraal gesteld in haar liturgie. De verheerlijking
daarvan vindt plaats in de erediensten zoals missen en meestal in
het sacrale domein (het kerkgebouw). Maar in de middeleeuwen
groeide het ook uit tot een devotiepraktijk in de profane ruimte en
waren het niet zozeer reguliere gemeenschappen dan wel
lekengemeenschappen die het initiatief namen. Het was alsof men
het Sacrament buiten zijn natuurlijke omgeving (het kerkgebouw)
dropte en het bloot stelde aan het profane leven; met andere
woorden: het H. Sacrament ging vreemd.

9
Dit stelde de Kerk voor diverse problemen. Vooreerst de
vertaling: de eucharistie is wel een zeer abstract begrip en zeer
moeilijk te verklaren voor een niet-gelovige gemeenschap. Hoe
kan men uitleggen dat een platte schijf van ongedesemd brood
met smaak noch geur het lichaam van Christus zou
vertegenwoordigen? De Kerk heeft daarvoor een reeks
communicatiemiddelen gebruikt waarvan de processie een
voorbeeld is, maar in de processie zelf werden ook specifieke
technieken gretig aangewend. Een tweede uitdaging voor de Kerk
was voorkomen dat de devotie zou uitgroeien tot een niet
religieuze activiteit en daardoor afbreuk zou doen aan het sacrale
kenmerk van het Sacrament. Dus ontwikkelde men een pakket
voorschriften en bepalingen die door de lokale clerus moesten
worden gehanteerd bij de organisatie van de processie. We
verwijzen hierbij naar twee basisteksten: de Rituale Romanum, maar
vooral de zeer gedetailleerde invulling in het 3de deel van het 19de
-eeuwse handboek Sacrae liturgae dat handelt over de processionibus
(over processies).9 Daarin worden tot in het kleinste detail de
kenmerken beschreven van een processie, zoals het parcours, de
kledij, de volgorde van de deelnemende groepen, de plaats van de
attributen en figuranten, de vorm van de vaandels, het aantal
wierookvaten, de soort belichting (kaarsen), het luiden van de
klokken, de gezangen, het vasthouden van de monstrans. We
konden niet achterhalen of men in Deurle over deze
handleidingen beschikte. Wel kunnen we veronderstellen dat
traditie en mondelinge overdracht ook hier een rol hebben
gespeeld. Maar bij de analyse van de processie stelden we vast dat
de parochie Deurle de onderrichtingen wel heel systematisch tot
in de kleinste details heeft toegepast. Dit maakt de interpretatie
van handelingen en voorwerpen een stuk eenvoudiger. Om een
processie goed te kunnen begrijpen moeten we nagaan welke
technieken in religies en in die van de katholieke Kerk in het
bijzonder, specifiek in de geloofsgemeenschap van Deurle,

9 Gepubliceerd in: Magry (P.J), Teedere Quaesties,2000, p.439-455.

10
werden gebruikt om een inhoud over te brengen.10 De Kerk heeft
in haar eeuwenoude traditie steeds een vast stramien gehanteerd:
er werd een beroep gedaan op alle zintuiglijke waarnemingen met
als centrale elementen: het schrift en het woord. Dit kon
gesproken of gelezen worden, maar ook aanschouwelijk worden
voorgesteld met beelden (het visuele), ondersteund met gezangen
en muziek (het auditieve), wierook (olfactorische) en het tastbare
(en in de negatie: het onaantastbare).11 Vooral dit laatste was het
moeilijkste en meteen het belangrijkste: de spirituele betekenis
moest tastbaar worden, niet in de fysieke zin van aanraken of
voelen, maar in de spirituele zin van het aanvoelen, de impressies.
Een systeem van symbolen gebundeld in rituelen kon een
algemene gemoedsgesteldheid creren. De uiteindelijke functie
daarvan was gericht op het concreet maken van wat men geloofde.
Daarbij maakte men veelvuldig gebruik van materile zaken uit de
rele wereld (zoals deeg, een stuk hout, een pluchen voorwerp) die
door de rituele technieken een andere betekenis en inhoud kregen,
niet zozeer door de voorwerpen als dusdanig te veranderen, maar
wel door een context en een sfeer te creren waaraan de
toeschouwer of diegene die het beleefde een andere invulling gaf.
Want dit was n van de functies van de processierituelen: een kijk
op de realiteit aanbieden doorheen de bril van het geloof. In een
ruimere dimensie betekende dit dat men een specifieke kijk op de
wereld promootte, niet alleen bij gelovigen maar ook bij niet-
gelovigen. Vanuit dit gezichtspunt had de processie ook een
wervend aspect: het verspreiden van het geloof, vanuit het geloof
zelf. De Kerk ging hier de uitdaging aan, een enorme vertaalslag
te leveren van zaken die bijzonder moeilijk te begrijpen en abstract
waren, en wel in een profane wereld, waar de omgevingselementen
niet religieus waren en waar ook andere wereldlijke communicaties
hun invloed hadden. Met de processie werd dus een religieuze
context gecreerd in een profane wereld, waardoor de gebruikte

10 We baseerden ons op de inzichten van Turner (Victor), The ritual process (1969)
en Geertz (Clifford), Religion as a cultural system (1993).
11 Over het gebruik van deze technieken: zie vt. 2 en Leone (Massimo). Trans-

descendance and(2014).

11
rituelen hun maximaal effect konden hebben. Een soort beschutte
ruimte die zich als een rups verplaatste en waarin zich een heel
verhaal afspeelde.
Bij de analyse van de processie zullen wij dus aandacht
hebben voor het gebruik van de attributen, hun vertaling in
geloofselementen, de symbolen, de rituelen, de context en vooral
hoe die verschillende elementen verweven werden tot n geheel.
Daarin speelde ook de sociale dimensie een grote rol. Een
processie was immers bij uitstek een sociaal gegeven, niet alleen
door de betrokkenheid van vele tientallen individuen, maar ook
door organisatorische verbanden en de participatie van de diverse
sociale lagen. Het was ook een manifestatie waaraan vorm en
inhoud moest worden gegeven, die moest gepland en betaald
worden. Dit vereiste inzet en engagement van mensen.
De manifestatie had een effect op de religieuze gemeenschap
(deelnemers, volgers, toeschouwers) maar ook op de profane
omgeving, die op haar beurt haar invloed liet gelden.

De tijdslijn
Er zijn aanwijzingen dat de Sacramentsprocessie te Deurle in de
19de eeuw tot halfweg de 20ste eeuw plaatsvond, met allicht enkele
onderbrekingen tijdens de oorlogsjaren. Vr de Tweede
Wereldoorlog was er waarschijnlijk een terugval (af te leiden uit de
inkorting van het parcours). Na de Tweede Wereldoorlog kende
de processie een heropleving die te plaatsen is in een algemene
context van religieuze herbeleving na dramatische, catastrofale
tijden. In de jaren 50 werd het processiefenomeen vanuit de
katholieke Kerk zelf kritisch bekeken, om dan definitief te
verdwijnen in de jaren 60. Eind de jaren 60 was er een poging tot
heropleving onder impuls van toenmalig burgemeester Antoon
De Pesseroey maar de anachronistische kenmerken waren al zeer
groot. Deze poging moet geplaatst worden in de algemene
ommekeer van processies in Vlaanderen die al een tijdje bezig was:
ze werden eerder toeristische attracties met folkloristische ken-

12
merken dan religieuze manifestaties. Dit illustreerde de groeiende
dominantie van het profane op het religieuze. Vandaag is de
processie voorwerp geworden van erfgoed, en meteen opge-
nomen in de cultuurhistorische traditie van een dorp.
De maatschappelijke verwevenheid
Een processie was een grote sociale activiteit. Een poging tot
meten leert ons dat ongeveer een honderdtal personen deelnamen,
hetzij als deelnemers, hetzij als gelovigen die de processie volgden,
hetzij als toeschouwers. Op een bevolking van ong. 1200 inwoners
was dus ruim 10% rechtstreeks betrokken bij de processie. Vraag
is: welke mobiliserende krachten schuilen achter dit omvangrijk
sociaal fenomeen?
De clerus. De invloed van de pastoor was duidelijk: hij
was de beslissende factor in het gebeuren. De pastoor was de
drijvende kracht in de parochiale organisatie en had volgens de
voorschriften ook de eindverantwoordelijkheid. Tenslotte was hij
ook de hoofdacteur in de processie.
Maar in Deurle was er ook een kloosterorde, de zusters van Sint-
Vincentius Paulo van Gijzegem, die een meisjesschool met een
kleuterafdeling uitbaatte.12 Dat had als voordeel dat de zusters
beschikten over veel figuranten zoals de jongetjes-kuddewachters
(jongens eerste communicanten), christus-bruidjes en maagden
(plechtige communicanten), engelen (jonge en adolescente
meisjes). Maar ze hadden uiteraard ook voeling met de parochie
zodat ze ook volwassen figuranten konden vinden voor het uit-
beelden van de heiligen en het gevolg van het O.-L.-V.-gedeelte.
Enkele dagen voor de processie werden vrouwen aangesproken
door moeder-overste met de vraag of ze bereid waren te figure-
ren.13
De zusters van de kloostergemeenschap stonden ook in voor de
logistieke ondersteuning, zoals het bewaren en onderhouden van
de kleding. In de school zelf kleedde men zich aan, op de speel-

12
Vaernewijck (Eddy), Het verhaal van de Sint Jozefsschool in Deurle. 1853-2009.
Deurle, 2009. En: Van Den Heede (Urbain), Geschiedenis van Deurle, (1992), p.68-72.
13 Gesprek met mevr. De Kesel, dd.15/12/2016

13
plaats werden de groepen opgesteld, men gaf er instructies aan de
deelneemsters (houding, stappen), en levende taferelen werd er
tot in het detail vorm gegeven. Zij bewaakten ook de spirituele
inhoud, bijvoorbeeld door de keuze van de heiligen-figuren. We
zien hen ook optreden als fysieke bewakingsagentes. Zij namen
dus zelf geen deel aan de processie, maar stonden in voor het
algemeen toezicht op het vrouwelijk deel van de processie.
In Deurle, zeker dat van de 19de, begin 20ste eeuw, was de
invloed van de adel heel groot. Er woonden een aantal belangrijke
adellijke families in hun grote kastelen, zoals della Faille dHuysse,
Stas de Richelle, de Kerckhove de Denterghem, de Spoelberch,
Vilain XIIII, de Meester de Betzenbroeck. Deze families waren
onderling verbonden door huwelijken zoals blijkt uit een tiental
rouwborden (obiits) die in de kerk van Deurle hangen.
Zij speelden in het openbare leven een grote rol. Enkele hadden
een politieke functie, bijvoorbeeld als burgemeester, maar ook in
het verenigingsleven hadden zij bestuursfuncties in de vele
stichtelijke organisaties en confrrien die Deurle rijk was. Deze
waren een bindmiddel in het sociale leven en vooral in het
gemeenschapsleven rond de Kerk. Het lidmaatschap hield ver-
plichtingen in zoals het bijwonen van missen en deelnemen aan
processies op straffe van boete. Uit de aanwezigheidslijsten blijkt
dat die adellijke bestuursleden nauwelijks deelnamen aan de
activiteiten, maar wel de boetes betaalden. Op die manier
financierde de adel indirect de confrrien. Daarnaast onder-
steunden zij de confrrien door het kopen van kerkelijke
attributen, zoals flambeeuwen, kaarshouders enz.14 Volgens tijd-
genoten zouden zij ook financile steun hebben verleend voor het
aanschaffen van processiemateriaal zoals kleding of kroontjes.
Zelfs op het landschap hebben zij hun stempel gedrukt
door het oprichten van religieuze gebouwen. Zoals bekend is de
katholieke Kerk vanaf de 19de eeuw begonnen met het optrekken
van kleine religieuze gebouwen, waardoor zij het landschap een

14De familie della Faille dHuysse waren de eminente leden van het Broederschap
van het H. Hart. De families de Spoelberch en della Faille dHuysse waren
erevoorzitters van het Broederschap van het Allerheiligste Sacrament.

14
meer religieus karakter wilde geven. Daarom vindt men in
Vlaanderen zo veel kapelletjes, kruisbeelden en Mariabeeldjes. In
Deurle gebeurde dit met de steun van de adellijke families. In 1853
werd de de Dentergem-Vilain XIIII grafkapel opgericht. Een
flink uit de kluiten gewassen kapel, waarin het vroegere altaar van
de (in de 19de eeuw gerestaureerde) kerk werd geplaatst en waarin
zelfs missen werden gelezen. Ook de familie della Faille dHuysse
liet zich niet onbetuigd, want Mevr. Stas de Richelle, echtgenote
van Herman della Faille, liet in 1919 de Sint-Antoniuskapel
oprichten op de hoek van de Pontstraat en de Dorpsstraat. Aan
de andere kant van het della Faille dHuysse-domein werd de O.-
L.-V.- van Lourdesgrot opgericht. Zowel de grafkapel als de
Antoniuskapel waren afbakeningen van het religieuze domein van
Deurle en niet toevallig plaatsen die de processie aandeed (zie
verder). Op een naoorlogse film zien we een groep notabelen
knielen voor de monstrans aan de grafkapel. De knieling had een
dubbele betekenis: men knielde voor het religieuze, maar meteen
ook voor de nagedachtenis van de familie de Kerkchove de
Denterghem. Deze grafkapel kreeg pas in 1980 de naam
Kristoffelkapel, na restauratiewerk uitgevoerd door de Kristoffel-
confrrie, dus jaren na de laatste processie.
Een indirecte invloed van de adel op het processiegebeuren ging
uit van de familie de Kerckhove de Denterghem door de
oprichting van de meisjesschool en de kloosterafdeling van de
zusters van Sint-Vincentius Paulo van Gijzegem. Daarmee
verschafte de familie aan de parochie de onontbeerlijke logistieke
en organisatorische middelen, zonder welke een processie zelfs
nauwelijks mogelijk zou geweest zijn. De invloed en aanwezigheid
van de adel blijkt overigens ook uit vele indirecte aanwijzingen
zoals de monumentale grafzerken, de straatnaamgeving, en (tot
voor de restauratie van de kerk) de gereserveerde bidstoelen in de
kerk.

15
Cyriel Buysse, waarschijnlijk de bekendste inwoner van
Deurle, heeft opgemerkt hoe de hogere klasse, de clerus en de
hogere burgerij in een dorp gebruik maakten van kerkelijke
activiteiten om zich sociaal te manifesteren. (zie verder in tekst).
Cyriel Buysse, uit De strijd (verschenen in Verzameld werk, deel
2, Brussel, 1975, p.1108),
() Voor Reinilde ging dat vanzelf. Zij had nooit anders gewenst,
zij had er jaren lang in stilte voor gewerkt, evenals Meerken er
destijds haar ganse leven naar gesmacht had en van de eerste dag
was ze eraan gewend, alsof ze nooit anders geleefd had. Net als
Meerken ging ze tweemaal daags ter kerke; net als Meerken zag
ze vol eerbied en waardering op naar de rijke juffer Pluimsteert,
naar de drie juffers Dufour, naar de twee juffers Pector en nog
anderen; net als Meerken bewonderde zij de deftige
voornaamheid van de dorpsnotaris met zijn vrouw. Ze was ook
dadelijk lid geworden van de Congregatie van het Heilig Hert; en
dat bleek aldra een bron van onuitputtelijk genot te zijn: de leden,
allen ongehuwde, meestal rijpe maagden van streng-onberispelijk
gedrag, hadden geregelde bijeenkomsten in het klooster en de
kerk; zij gingen samen in processies en naar bedevaarten en
kwamen ook wel, in intieme omgang, bij elkaar aan huis, zodat
Reinildes dagen vol waren, vol van onverdeeld, compleet geluk.
Met Florimond ging het, in den beginne, ook boven verwachting
goed. Hij genoot, op zijn manier, van 't nieuwe en ongewone in
zijn leven. Het waren grijze, koude winterdagen; het sneeuwde
veel, en regende, en modderde; het werd laat dag en heel vroeg
avond en hij waardeerde 't wel dat hij rustig en warm in zijn bed
mocht blijven liggen, in plaats van onder kou en duisternis op de
grote boerderij te moeten rondploeteren. Hij ging natuurlijk ook
tweemaal per dag ter kerke en op processiedagen droeg hij een
flambouw achter het Heilig Sacrament - dat hoorde immers bij zijn
renteniersbestaan - maar verder had hij helemaal geen plichten te
vervullen en hij kon zijn dag indelen zoals het hem beliefde, zonder
dat hij zichzelf of wie ook enige nalatigheid hoefde te verwijten.
()

16
In zijn unieke stijl - een mengeling van humor en vlijmscherpe
analyse beschreef hij hoe de betere dames (de dames
Pluimsteert, verwijzende naar de hoedenmode van de rijke
dames), en andere rijpe maagden een onuitputtelijk genot beleefden
aan bijeenkomsten in het klooster, samen in de processie te gaan
en deel te nemen aan bedevaarten. In de poging om sociaal aan-
zien te verwerven moest de zich opwerkende gewone burger
(zoals Reinilde) aansluiten bij deze activiteiten. Ook de gewone
boer (die rentenier was geworden) kopieerde dit gedrag door
tweemaal daags naar de kerk te gaan en een flambouw achter het
Heilig Sacrament te dragen in de processie, zowat het summum
van maatschappelijke waardering. Het lid zijn van kerkelijke
organisaties (de Congregatie) en het deelnemen aan kerkelijke
activiteiten confirmeerde de sociale hirarchie in een 19de, vroeg
20-eeuws plattelandsdorp in Vlaanderen. Een processie was dus
niet alleen een weergave van de sociale gelaagdheid, maar ook een
middel om maatschappelijk aanzien te verwerven in de plaatselijke
(christelijke) gemeenschap.
Organisaties
Een processie was niet mogelijk zonder een stevige verankering
van de Kerk in de lokale gemeen-
schap. Deze werd gewaarborgd
door de werking van enkele
organisaties die de band vormden
tussen het klerikale en het
wereldlijke. Zij waren het netwerk
van de Kerk en de geloofs-
gemeenschap. Zij zorgden voor de
participatie van de vele gelovigen en
stonden borg voor de maat-
schappelijke draagkracht van de
manifestatie. In de toch kleine
gemeenschap van Deurle waren er
verschillende actief.
foto 4 Banier van Xaverianen

17
Genootschap van den H. Franciscus Xaverius, opgericht op
het einde van de 19e eeuw en nog actief tot het midden van de
20ste eeuw. Het was een vereniging van mannen, notabelen, vooral
van de adel, maar ook van veel gewone burgers. De leden namen
deel aan de processie achter een groot banier (zie foto 4).
Broederschap van het Allerheiligste Sacrament. Het werd
opgericht in 1853 en heropgericht in 1923.15 Het telde mannelijke en
vrouwelijke leden. Men kon slechts lid worden op aanbeveling en

foto 5 Banier van het Broederschap van


het Allerheiligste Sacrament

mits het betalen van een bijdrage zodat het aantal leden eerder
beperkt was. Bovendien was men verplicht deel te nemen aan
kerkelijke activiteiten, op straffe van een boete. Het niet-
deelnemen aan de processie werd beboet met 1 frank. De
bestuursleden behoorden tot de groep die het Sacrament
begeleidde (met flambeeuw of kaarsenhouder) en worden in de
literatuur beschreven als de notabelen van de geloofs-
gemeenschap. Het dragen van een flambeeuw of een kaarsen-
houder werd als een grote eer beschouwd. Dit broederschap was

15 Archief Kerkfabriek, Broederschap van het Allerheiligste Sacrament, doel.

18
actief tot in 1967. Naast de aanschaf van flambeeuwen en kaarsen,
betaalde het ook de Suisse of kerkwachter.

Broederschap van het Allerheiligste


Hart van Jezus. De leden hadden als
verplichting om getrouwe vereerder te
zijn van het H. Hart, maandelijks te
communie te gaan de 1ste vrijdag of 1ste
zondag van de maand, jaarlijks een
inschrijving te betalen (1 fr. in 1937).
Als men daaraan voldeed, kreeg men
bij afsterven een dienst van de
confrrie, nl. een mis om 6u30 met
libera aan de lijkbaar.16 Dit
broederschap was zeker actief tot 1953
foto 6 Gondalfon van H. Hart-
broederschap
(laatste registratie van de leden). Een
variante was de Bond van het H.
Hart. Hun concrete verplichting was de mis in groep bij te wonen
de 1ste zondag van de maand, na de communie samen een Benedicti
Anima Me Dominum te zingen, daarna te bidden en een
onderrichting te volgen. Uit een folder (1935) blijkt dat dit
aanvankelijk vooral een vrouwelijk gezelschap was, met
ijveraarsters, die bij toetreding een herkenningsteeken ontvingen,
dat zij op het hart moesten dragen. Zij kregen een diploma.
Tijdens de laatste jaren was het een uitsluitend mannelijke
aangelegenheid. Deze Bond was een nationale organisatie met dus
een afdeling in Deurle. Naast haar religieuze, spirituele dimensie,
had zij een mobiliserende functie. Men beschikte over een banier,
waarachter de leden zich dienden te scharen in de processie.

16 Archief Kerkfabriek, Broederschap van het Allerheiligste Hart van Jezus, ledenlijst.
Libera me is een gezongen smeekgebed met als inleiding: Bevrijd me, Heer, van de
eeuwige dood, op die huiveringwekkende dag

19
De eucharistische kruistocht.17 De E.K. werd opgericht in 1920
door de Norbertijnen van Averbode met de bedoeling vooral de
jongeren te betrekken bij het communiegebeuren. Vooral onder
impuls van Pater Edward Poppe werd het in Vlaanderen een heuse
beweging. Het bindmiddel was het tijdschrift Zonneland, dat in
de meisjesschool fel aanbevolen werd. De onderliggende
boodschap van het tijdschrift was de jeugd te engageren voor het
geloof.18 De term kruistocht werd gebruikt om hun vurig
optreden voor het geloof te beschrijven. In de geest van de 30er
jaren werden er militaire kenmerken gebruikt: opstappen achter
een banier, uniforme kledij (korte broek, wit hemd, das), in rang,
marcherend.19 Ook het taalgebruik was militaristisch: het waren

foto 7 'Kruistocht-jongens verzamelen voor deelname aan processie,


in een strakke opstelling: "geestelijk meer begaafden" die vanuit hun
ascetische levenshouding de gelovige massa moesten bezielen (zie:
Ghesquire & Quaghebeur, o.c., p.60)

17
Ghesquire (Rita) en Quaghebeur (Patricia) (red.), Averbode, een uitgever apart
(1877-2002), Leuven, 2002,p.60 e.v.
18 Basistekst op:http://users.telenet.be/katholieke-

informatie/Poppe/De%20Euch.%20kruistocht.html.
19 In andere processies dragen de meisjes een uniform: foto in: Sanguis Christi. Het

spel van het Heilig Bloed van Brugge in beeld, Brugge, 1938. (zonder pagina)

20
soldaten, die een kenteken droegen en die
dienden in een kruistocht, die liever stierven
dan iets te doen tegen engelachtige zuiverheid, die
kruistochters rekruteerden en zo verder. Als
een soort leger van jongens die een kruistocht
voor het geloof zouden inzetten. De sym-
bolen waren een wit kruis met in het midden
de kelk, daaromheen een brede band (zie
banier foto 8). Ook de leuze Doe wel en zie niet
foto 8 Het banier van om staat diep gegrift in het collectieve
de Eucharistische geheugen van het katholieke Vlaanderen.
Kruistocht Tijdens de processie toonde zij zich als een
strakke organisatie (zie foto 7). Sommige
kinderen werden begeesterd door de opzwepende inhoud. Het
vormde de basis van de roeping en later van engagement in
missiewerk.20 Het is zeer de vraag of de deelnemende kinderen
zich bewust waren van de religieuze, ideologische inhoud.21

foto 9 Vlag van het Broederschap Sint Christoffel

20 Volgens een getuigenis van een tijdgenoot priester-missionaris.(gesprek 2017 03 08).


21 Volgens tijdgenoot-Deurlenaar Marc Roos niet ( gesprek 2017 03 01).

21
Broederschap Sint-Christoffel Werd opgericht in 1926 op
initiatief van A. de Meester de Betzenbroeck, grondeigenaar en
door huwelijk verbonden aan de familie de Kerckhove de
Denterghem. Hij was ook eigenaar van de herberg Het Hof van
Vlaenderen, de latere Auberge du Pcheur, en liet een hotel-
restaurant bouwen: de Rallye de St-Christophe. Samen met
burggraaf de Spoelberch, toen burgemeester van Deurle, en
pastoor Van De Putte richtte hij in 1926 de confrrie op met als
doel jaarlijks een autowijding te organiseren. Zij koppelde daarmee
haar bestaan aan een ander cultusfenomeen van de moderne maat-
schappij, nl. de auto. Het succes van dit vervoersmiddel werd
vertaald in een stijgend aantal leden en zorgde voor hogere
inkomsten. De confrrie nam deel aan de processie onder meer
met een groot vaandel (foto 9).
Broederschap der heilige Aldegondis.22 De eerste sporen
dateren van de 17de eeuw. Het broederschap werd heropgericht in
1859 en verdween bij het begin van de 20ste eeuw. Van deze
confrrie vonden wij geen inbreng in de processie. Het beeld van
H. Aldegonde werd wel meegedragen in de eerste processie, maar
was niet meer aanwezig in de laatste.
De evolutie. De invloed van de adel taande naarmate deze
verdween uit het sociale landschap van Deurle. Alle families,
zowel della Faille dHuysse als de Spoelberch en de Kerckhove de
Denterghem, verlieten hun kastelen na de Tweede Wereldoorlog.
Ze lieten enkele waardevolle relicten na zoals hun kastelen en
(graf)kapellen, maar hun directe invloed op het dorpsleven
verdween definitief. De invloed werd deels vervangen door deze
van nieuwe rijken, zoals burgemeester Antoon De Pesseroey.
Maar door zijn vroegtijdig overlijden werd dit niet bestendigd.
Daarmee verloor de processie haar laatste belangrijke steunpilaar.
Zelfs de pastoors van toen en later zagen in dat de tijd van
processies definitief tot het verleden behoorde. Ook de impact
van de clerus verminderde vooral in de jaren 60. Na Antoine Ptre

22 Archief Kerkfabriek, Statuten van het Broederschap der heilige Aldegondis.

22
(pastoor van 1946 tot 1966) volgden de pastoors elkaar snel op en
legden ze andere accenten.23 Er was dus geen continuteit. Ook de
kloostergemeenschap verdween uit het dorpsleven. De zusters
van Gijzegem namen afscheid van Deurle in 1972, maar dan was
hun aantal al sterk gereduceerd (moeder-overste of zuster Justine,
zuster Bertha en zuster Leona), en waren ze hoogbejaard. De
school zelf werd voortaan bestuurd door leken die een beperkte
affiniteit hadden met het processiegebeuren.
Ook het netwerk van de broederschappen geraakte in
ontbinding in de jaren zestig. Het katholieke verenigingsleven
(KSA, ACW, Boeren- en Boerinnenbond, Bond van de Derde
Leeftijd) kreeg een andere identiteit en was niet langer gericht op
uitsluitend liturgische manifestaties. Parallel verdwenen de oude
confrrien, met uitzondering van de confrrie Sint- Christoffel
die haar stijgende inkomsten benutte en benut voor het verrijken
van het religieuze patrimonium (glasraam, klok, enz. in de kerk)
en het in stand houden van onder meer de Lourdesgrot, de diverse
kapellen, koorkappen en recent processieattributen (vaandels,
flambeeuwen, kaarshouders). Zij heeft overigens een merk--
waardig aanpassingsvermogen, wat blijkt uit de maatschappelijke
doelstelling die zij in 2014 omschreef als een broederschap van
talrijke gelijkgezinden die zich nauw verbonden weten met Deurle, zijn
parochie, zijn mensen, zijn natuur en zijn cultuur. Daarmee profileert ze
zich eerder als een socioculturele dan een religieuze organisatie.24
Bovendien veranderde ook de morfologie van het
dorpsleven. Zoals gesteld was er een verband tussen lidmaatschap
van een confrrie en deelneming aan processieactiviteiten. Daaruit
putte men maatschappelijk aanzien, zeker wanneer men kon
deelnemen aan het rechtstreeks begeleiden van het Sacrament.
Maar dit verband verwaterde, enerzijds omdat de ondersteunende

23 Van den Heede (Urbain), 150 jaar Sint-Aldegondis Kerk Deurle (1835-1985).
Jubileumboek. Deurle, 1987. Na Ptre (1946-1966), Robert Bothuyne (1966-1970) en
Hendrik De Backer (1970-1971).
24 Zie inleiding van: Van de Woestijne (Karel), Christophorus. Een hertaling door Lieve

Den Hert, Deurle, 2014, p.4.

23
religieuze gemeenschap zelf verkleinde en niet langer
maatschappelijk dominant was en anderzijds omdat de bron van
maatschappelijk aanzien verschoof van religieuze naar een
wereldlijke waardering zoals rijkdom, beroep, functie. Vanaf de
jaren 60 werd Deurle overspoeld door een socio-economische
toplaag van de bevolking, die een sociale erkenning verkreeg in het
burgerlijke leven als bedrijfsleider, chirurg, rechter, minister enz.
Het kerkelijk leven was niet langer het centrum van het sociale
weefsel van een gemeente, wat zich ook uitdrukte in de algemene
ontkerkelijking vanaf de jaren 60.

Het traject
Er zijn ons drie trajecten bekend. Uit fotos blijkt dat men vr de
Eerste Wereldoorlog via de Kerkweg ging, richting Pontstraat,
vervolgens naar de Ph. de Denterghemlaan, waar men stil stond
bij de kapel, en daarna via de Dorpsstraat naar de kerk. Afstand:
950 stappen. Na de Eerste Wereldoorlog ging men via de Dorps-
straat naar de Antonius-kapel, waar een rustaltaar werd ingericht.
Vervolgens via de Pontstraat naar het tweede rustaltaar in de Ph.
de Denterghemlaan en daarna via de Dorpsstraat opnieuw naar de
kerk. Dit lange traject (1800 stappen) werd ingekort vanaf 1932.
Dan volgde men opnieuw het eerste traject via de Kerkweg. Het
derde traject (1200 stappen) werd gevolgd tijdens de processie van
1969 om het te drukke verkeer in de Pontstraat te vermijden. Men
nam niet langer de Kerkweg maar via de Dorpsstraat ging men
naar de Muldersdreef (toen nog Molendreef genoemd), de
Kriekenbergdreef tot aan het kruislievenheerke om daar via de
Dorpsstraat opnieuw naar de kerk te gaan.

24
Men koos niet
lukraak voor een bepaald
traject. De normen waren
duidelijk omschreven in de
de processionibus, die ook in
Deurle werden toegepast. Zo
moest men de kerk links
verlaten en dan de richting
van de zon volgen. Dat de
processie van 1969 een
uitzondering was, bewijst
ook de gekozen richting want
men ging rechts richting de
Muldersdreef. Een tweede
norm was de aanwezigheid
van kerkelijke gebouwen
waar men een rustaltaar kon
inrichten. In Deurle stonden
traject: rood grote processie; geel
er drie religieuze gebouwen:
kleine processie; groen : processie 1969
de Sint-Antoniuskapel op de
hoek van de Dorpsstraat en de Pontstraat, de grafkapel de
Denterghem-Vilain XIIII op de hoek van de Denterghemlaan en
de Dorpsstraat en het kruislievenheerke. Dat staat op de hoek van de
Kriekenbergdreef en de Dorpsstraat. Het was een eenvoudig kruis
dat door de bewoner van toen, Johannes Bernardus Van den
Heede, was geplaatst als dank voor de genezing van zijn vrouw na
een zware ziekte. Zowel de Antoniuskapel, maar vooral de de
Denterghem-grafkapel waren aangewezen plaatsen om een
rustaltaar in te richten. Naar verluidt zou de grafkapel daartoe
ontworpen zijn: zij staat op een demonstratieve hoogte en heeft
een breed portaal. Op n van de zeldzame filmpjes is overigens
een zegening te zien: de priester zegende de notabelen, die

25
godvruchtig knielden (op beide knien), en deemoedig het hoofd
bogen (foto 10).
Het feit dat de processie in het tweede traject de
Antoniuskapel aandeed, ondanks de schaarse bewoning langs de

foto 10 Knielende notabelen bij het rustaltaar aan de Denterghem-


grafkapel

Pontstraat, was waarschijnlijk een toegeving aan de oprichters, de


invloedrijke familie della Faille dHuysse. Juist zoals het niet langer
volgen van dit traject in 1932 een aanwijzing is voor de afnemende
belangstelling voor de processie. De pastoor gaf als reden dat men
er geen rustaltaar meer kon inrichten door een gebrek aan bevoegd
personeel en door de talrijke ontstichtingen gegeven door de vreemdelingen die
hier woonen of naar hier komen dien dag. 25 Men kan dit ook
interpreteren als het winnen van terrein van de profane wereld,
want men slaagde er niet langer in om de oorspronkelijke sacrale
omgeving ontvankelijk te maken voor een religieuze manifestatie.
In die zin kan men ook het derde traject interpreteren: volgens
Deurlenaars kon men niet langer gebruikmaken van een doortocht
via de Pontstraat, omdat die een provincieweg was geworden en
de provincie geen toestemming gaf om hem te gebruiken. Daarom

25 Archief Kerkfabriek , Registrum pastorale, jaar 1932.

26
moest men wel via de Muldersdreef gaan. Dit was vrij ongelukkig,
want als men eenmaal de Dorpsstraat had verlaten, was er
nauwelijks nog bewoning in de (toen nog) dun bewoonde
Muldersdreef en Kriekenbergdreef. Maar men bleef op
gemeentewegen, waarvoor burgemeester De Pesseroey als hoofd
van de politie bevoegd was. Eenmaal de keuze voor een traject
was vastgelegd, kon men dit niet zonder reden wijzigen. Door de
doortocht van het Sacrament kreeg die weg immers een
bijzondere betekenis. Enkel de pastoor kon een wijziging toestaan,
maar enkel op basis van gegronde argumenten.
De omzichtigheid van de Kerk op dit vlak illustreert haar
algemene bedachtzaamheid t.o.v. de Sacramentsprocessie. Want
met een dergelijke processie werd het Sacrament, dat ondertussen
tijdens de voorafgaande mis door middel van transsubstantiatie tot
het Lichaam van Christus was geworden, uit haar vertrouwde
sacrale omgeving gehaald en blootgesteld aan profane invloeden
die afbreuk konden doen aan het sacrale karakter. Daarom nam
de Kerk begeleidende voorzorgsmaatregelen zoals het inkleden en
transformeren van de publieke ruimte. En daarvan was het
gebruik van het baldakijn waaronder de priester met het
Sacrament. Dat was een soort hemel, een verplaatsbaar
verlengstuk van de kerk. Een andere maatregel was de aanpassing
van de publieke ruimte door ze een meer sacraal karakter te geven.
De bevolking werd aangemoedigd om daaraan deel te nemen.
Men veegde de weg, die werd afgebakend met processiestrooisel
(bloemen en varens) als territoriale begrenzing, maar ook
verwijzend naar de intocht van Christus in Jeruzalem. Net zoals
bij de doortocht van een belangrijk persoon werden de huizen
versierd en bevlagd (sommige huizen dragen nog een
vlaggenpotje). In de portieken plaatste men tafeltjes met daarop
een kruisbeeld, heiligenbeeld of een beeld van Maria, omringd
door brandende kaarsen en bloemen. Sommige bewoners
strooiden bloemen of andere gekleurde schilfers op de weg.
Ernest en zoon George Van der Plaetsen (begin Kerkweg) strooi-
den gekleurde houtschilfers, niet alleen om devotionele redenen
maar vooral om pragmatische nl. om te voorkomen dat de drager

27
van het Sacrament zou uitglijden over de glibberige kasseikopjes.
Anderen waren bijzonder bedreven in het leggen van decoratieve
zandtapijten. Men vernoemt Deurlenaars Jozef Cnudde en zijn
zonen Antoine en Adrien als echte kunstenaars op dat vlak. In
deze zandtapijten verwerkte men symbolen die verwezen naar het
Sacrament zoals de kelk met hostie of het Heilig Hart (met als
figuratie een brandend hart ofwel een bloedend, doorboord hart
gekroond met een doornenkroon, verwijzend naar het lijden van
Christus). Dit wordt prachtig gellustreerd op het schilderij van
Emile Claus, de processie, afgedrukt op de voorpagina.
Zo droeg de gemeenschap bij tot de creatie van een totaalervaring.

De kenmerken van de processie


Algemene indeling
De Sacramentsprocessie bestond uit een vrouwelijk en een
mannelijk deel. Hiermee volgde men opnieuw de (algemene
kerkelijke) onderrichtingen om zowel op fysiek, spiritueel als
liturgisch vlak de geslachten te scheiden, waarbij de liturgische
functies aan de mannen voorbehouden werden. In de processie
was het deel van het Sacrament het mannelijk deel. Ook kinderen
hadden geen liturgische functie, maar mochten wel deelnemen in
het vrouwelijk deel.
Een tweede algemeen kenmerk was de opbouw volgens
de leeftijd, met als doel aan te tonen dat de hele bevolking van
kind tot volwassene zich engageerde voor het Sacrament. De
jongste deelnemers waren de jongetjes uit de kleuterklas, gevolgd
door meisjes eerste- en plechtige-communicanten, daartussen
figureerden verschillende jongere meisjes-adolescenten als maag-
den, jezusbruidjes of engelen. Jonge volwassen vrouwen (aan-
vankelijk in maagdenkleed later in burgerkledij) droegen het
Mariabeeld.
De jongens figureerden in twee delen: de groep rond de boot
Santa Maria en de groep achter de banier van de Eucharistische

28
Kruistocht. Jonge mannen droegen de mannelijke heiligen-
beelden.
De kern van de processie was de omgeving van het baldakijn, die
enkel uit mannen bestond. De kaarsenhouders gingen voor, de
flambeeuwdragers liepen naast (maar buiten) het baldakijn. Daar-
na volgden de confrrien, de wereldlijke autoriteiten en het
gemengde publiek van de volgelingen, gelovigen. Deze volgorde
kon weleens wisselen: vooral de plaats van de deelnemende
confrrien kon net voor of achter het baldakijn zijn.
Bespreking van enkele taferelen
De opening van de processie. De oudste processies werden
voorafgegaan door een kerkbaljuw, Suisse of Pijke genoemd. Het
is een merkwaardige figuur in de kerkelijke wereld. Zoals de
bewakers van de Paus, de Zwitserse wacht, daarom Suisse, was hij
de enige die gewapend deelnam aan kerkelijke activiteiten. Zijn
wapen was een lange hellebaard, waaraan een opvallende flos hing.
Hijzelf droeg een uniform: wit hemd, zwarte vlinderdas, lang
uitgesneden ondervest, lange jas, afgeboord met goudgalon,
donkerblauwe broek, zwarte schoenen, steekhoed met pluim en
witte handschoenen. Over de rechterschouder droeg hij een
bandelier met als tekst police om duidelijk te maken dat hij een
soort politiebevoegdheid had.(foto 11)

foto 11 Een Pijke, de kerkwachter, ging de processie voor.

29
Volgens onderzoek zou een Pijke oorspronkelijk ingezet zijn om
de orde tijdens de erediensten in de kerk te handhaven: zijn
hellebaard zou gebruikt zijn om honden uit de kerk te verdrijven.
Hij begeleidde ook de processies als handhaver van de openbare
orde. Zoals blijkt uit de fotos was er geen politie aanwezig. De
Confrrie van het Heilig Sacrament betaalde de Suisse. De functie
verdween toen de laatste Suisse er mee ophield. In de processie
van 69 kwam de figuur niet meer voor.
Het processiekruis opende de processie (zie foto 12). Dit was een
bewerkt kruisbeeld op een hoge stok gedragen door een mis-
dienaar. Deze werd begeleid door twee andere misdienaars die de

foto 12 De processie werd geopend met het processiekruis, geflankeerd door


twee misdienaars die grote kandelaars droegen. Bemerk de versiering op de
grond rond het kruislievenheerke.
zware koperen kandelaars met brandende kaarsen droegen.
Daarna volgden de jongeren. In de parochie liet men hen voor-

30
gaan door twee kleine jongens die respectievelijk de figuur van
Johannes de Doper en Christus als jongeling uitbeelden (zie foto
13). Zij waren de eerste verklede personages in de processie die als
tableau vivant een thema uitbeelden. De techniek van een tableau
vivant werd veel gebruikt in processies. Oorspronkelijk gaf men de
voorkeur aan het meedragen van de heiligenbeelden, die uit de
kerk werden gehaald, omdat verkleedpartijen de inbreng van de
profane wereld vergrootten. Het was de mens die zich verkleedde
in heilige, wat afbreuk kon doen aan de heiligheid van de beelden.
Het gevaar bestond dat men zou afwijken van de oorspronkelijke
sacrale betekenis door allerlei creatieve toevoegingen, zodat men
uiteindelijk een menselijk verhaal kreeg, wat niet de bedoeling
was. Vele processies groeiden overigens uit tot gigantische
straattonelen die allerlei semi-religieuze themas uitbeelden (zie
Bloedprocessie te Brugge) en daardoor een toeristische aantrek-
kingskracht kregen. In Deurle heeft men deze weg niet gevolgd.
Bij het gebruik van de techniek van de tableau vivant, waakte men
erover dat alle details overeenstemden met de uit te beelden

foto 13 Op de eerste rij: jongentjes verkleed als kind Jezus en Johannes de Doper,
gevolgd door de bewakers van de kudde (met schopje), de kleuterklas van de
nonnekesschool.

31
thematiek (zie verder). Het tableau vivant was een uitgelezen
communicatie-instrument om een boodschap over te brengen: het
was visueel waarneembaar, zichtbaar en letterlijk levend. Met
enige verbeelding kon men de boodschap gemakkelijk begrijpen
zonder veel te moeten interpreteren. Het is n van de meest
gehanteerde technieken in de processie van Deurle om een
abstracte inhoud duidelijk te maken. We treffen deze techniek
vooral aan in het vrouwelijk deel, vooral in de omgeving van het
Mariabeeld. Het beeld zelf was het orgelpunt. De opbouw naar
deze climax gebeurde met het laten figureren van jonge meisjes,
meestal communicanten, in hun witte communiekleden als
symbool van zuiverheid en maagdelijkheid. Wat oudere meisjes,
jonge adolescenten, droegen teksten. Zij waren gekleed in witte
gewaden, meestal met een kroontje op het hoofd: het zgn. maag-
denkroontje. Men noemde hen ook wel de bruidsmeisjes, die
bereid waren als maagd de
bruid van Christus te
worden.
Voor en achter het Maria-
beeld werden de vrouwe-
lijke heiligen gedragen. De
plaatselijke gemeenschap
bepaalde zelf welke heiligen
figureerden. Elke parochie
had haar specifieke figuren,
zo ook Deurle.
De Heilige Aldegonde,
patroonheilige van de
parochie Deurle.(foto 14)
Zij is geboren te Cousolre
(Henegouwen) rond 630,
maar vluchtte naar Mau-
beuge, volgens de overle-
vering om te ontsnappen
foto 14 H. Aldegonde als patroonheilige van aan een huwelijk, maar
de parochie
vooral om als kluizenaar

32
maagd te blijven in dienst van God, weg van alle rijkdom en
materile welstand (ze was immers van adel). Ze stierf
vermoedelijk aan borstkanker en wordt sedertdien aangeroepen
tegen kanker, maar ook tegen kinderziekten, tetanus, zweren,
hoofd- en keelpijn. Aldegonde werd de patroonheilige van de
parochie Deurle. Op de zondag vr of na haar feestdag (30
januari) vond er jaarlijks een bedevaart plaats. Opmerkelijk zijn de
ex votos die nog altijd bewaard worden in het zijaltaar van Sint
Aldegonde in de kerk van Deurle. Daar kan men ook een fraaie
grisaille bewonderen met als tafereel de wonderbaarlijke
verschijning van de duif die, op het moment dat Aldegonde
aangesteld wordt tot abdis van het klooster, een sluier laat vallen
op haar hoofd, als getuigenis van de tussenkomst van de H. Geest.
Op de buitenmuren van de kerk is overigens het levensverhaal van
Aldegonde uitgebeeld in een reeks van zes bas-relifs ter
vervanging van de vroegere houten panelen. Het beeld van
Aldegonde werd meegedragen in de eerste processie na de oorlog.
Maar in meer recente is ze verdwenen. Dit is verwonderlijk gezien
haar titel als patrones van de parochie Deurle. Waarschijnlijk
houdt het verband met het feit dat zij moest gedragen worden,
waarvoor extra vrouwkracht nodig was, die later niet altijd meer
voorhanden was.
De Heilige Agnes ( 304). Haar naam verwijst naar de
Latijnse vertaling van het lam (agnus), waardoor ze meestal ook
afgebeeld wordt met een lam (symbool van onschuld) en palm
(als martelares). Zij is de patrones van kinderen, jonge meisjes,
maagden en staat symbool voor kuisheid. Volgens de legende
werd zij al op 13-jarige leeftijd martelares omdat zij als maagd haar
geloof aan Christus trouw wou blijven. Als jong meisje werd zij
eerst in een bordeel gezet, maar haar snelgroeiend hoofdhaar
bedekte haar naaktheid. Vervolgens werd ze in het vuur geworpen,
maar door haar gebed brandde ze niet. Uiteindelijk werd ze
gedood met een priem of met een zwaard. In de processie werd
ze voorgesteld in een tableau vivant: een jong meisje figureerde
met het lam in haar armen. Het lam was een teken van onschuld:
na n van haar martelingen zou ze ongeschonden en levend

33
verschenen zijn met een lam naast zich. Het tafereel is een mooi
voorbeeld van vertaling: een materieel relict (een gevuld pluchen

foto 15 H. Agnes, met lam (teken van


onschuld) en gekroond met maagden-
martelareskroon. Zuster Bertha kijkt toe of
alles volgens scenario verloopt. De zusters
namen geen deel aan de processie, maar
controleerden het verloop.
voorwerp) krijgt een spirituele inhoud, op voorwaarde natuurlijk
dat de omgevingsfactoren deze vertaling kracht bijzetten, anders
is het lachwekkend en wordt het eerder een allegorie. In het
tafereel gebruikte men als componenten: een maagdelijk
gekroond meisje, lange cape, gedragen door jonge en in wit
geklede meisjes. Gebruikte attributen zijn het lam, de kroon (van
martelaarschap en maagdelijkheid) en de lelie als teken van
zuiverheid en vruchtbaarheid (zie foto 15).

34
De Heilige Barbara ( 306).
Haar beeld had van oudsher een
plaats in de kerk. De parochie
bezit ook een relikwie van haar.
Zij is de patrones van de
opgeslotene, mijnwerkers, de
brandweerlui enz. Dit houdt
verband met haar marte-
laarschap. Als dochter van een
heidens vooraanstaand figuur
had ze zich op jonge leeftijd tot
het christendom bekeerd, maar
ze werd door haar vader
opgesloten in een toren om haar
te beschermen tegen
(christelijke) invloeden en
vooral tegen de blik van
foto 16 H. Barbara met de symbolische mannen. Zij liet in deze toren
toren met de drie ramen. een 3de venster aanbrengen om
de Heilige Drie-Eenheid binnen
te laten, tot grote woede van haar vader die haar probeerde te
vermoorden met het zwaard. Dit mislukte doordat zij plotseling
verdween en weer tevoorschijn kwam op een berg. Vervolgens
werd ze uitgeleverd aan beulen die haar naakte lichaam wonden
heelden. Zo ging het maar verder: ze werd gemarteld met bran-
dende toortsen, aan de voeten opgehangen, de borsten
afgesneden, met ossenhaken en visgaren bewerkt (foto 17) . Maar
dit had geen dodelijke gevolgen zodat haar vader haar uiteindelijk
zelf heeft onthoofd. Veel elementen van dit martelaarsverhaal
verwijzen naar het lijdensverhaal van Christus en er is twijfel of dit
werkelijk heeft plaatsgevonden. In de Deurlese processie figu-
reerde ze in een tableau vivant: een jong meisje, verkleed als een
prinses met mantel afgeboord met imitatiehermelijn, vergezeld
van vier jonge meisjes in hun eerste- communiekledij (zie foto 16).

35
foto 17 Jean Bellegambe, De marteling van de H. Barbara (1528)

Ze werd begeleid door meisjes die een palmtak als symbool van
de maagdelijkheid dragen. Barbara zelf,
gekroond als maagd en martelares, droeg de toren
met de drie ramen. Ze werd vooraf gegaan door
een meisje dat het kussen met het
martelaarswapen droeg: een krom Arabisch
zwaard met aan het handvat het kruissymbool.
De Heilige Theresia van Kindje Jezus ( Lisieux
1897), die in 1925 door paus Pius XI heilig werd verklaard. Zij is
de patrones van de missies en staat voor het onvoorwaardelijke
geloof. Al op jonge leeftijd wou zij intreden in de kloosterorde van
de Karmelietessen en verkoos zij een dood als martelares om zo
vlug mogelijk bij God te zijn. Ze stierf op 24-jarige leeftijd aan tbc.
Ze wordt afgebeeld in een bruin-witte pij van de Karmelietessen
met rozen in de handen. In de Deurlese processie was zij onder-
deel van een tableau vivant: een sober, waardig tafereel van de
Heilige, in karmelietessenpij, blootsvoets in sandalen, die een
houten kruis en rozen droeg. Zij werd begeleid door drie meisjes,

36
foto 18 H. Theresia in de pij van de karmelieten, op sandalen. Op de achtergrond de
H. Barbara met toren.

die - symbolisch de leeftijd hadden van die waarop zij in het


klooster trad. Twee meisjes droegen een hoorn des overvloeds,
gevuld met bloemen, getuigenis van de onmetelijke liefde van
God. Ze waren gekleed in een wit communiekleed met een roze
stola die accordeerde met de rozen in Theresias hand.
Ze werden voorafgegaan door een meisje in identieke kledij, dat
bloemen strooide voor de voeten van de Heilige, want die
mochten de grond niet raken. Deze opstelling was bepaald door
zuster-moeder overste die ook de figuranten zelf had aangesproken.
Het is een voorbeeld van hoe nauwgezet en punctueel men een

37
tableau vivant gebruikte als waarheidsgetrouwe uitbeelding: alle
details van het tafereel zijn bestudeerd zoals de leeftijd van de
figuranten tot en met het schoeisel die ook de expressie van de
centrale figuur bepaalde (pijnlijke voeten)(zie foto 18).

Het Mariabeeld was het hoogtepunt van het vrouwelijke


gedeelte. Maria werd afgebeeld als koningin, met op haar arm het
koningskind Jezus. Er zijn twee beeltenissen. In de meeste
processies werd het beeld
meegedragen dat uitgebreid
versierd was, onder meer met
de zilveren rozenkrans (foto
19). Dit beeld is tegenwoordig
nog te bewonderen in de kerk.
In de eerste processies
droegen vier jonge, maar
volwassen vrouwen het beeld.
Ze waren gekleed volledig in
de symboliek van het tafereel
als bruiden van Christus in een
lang wit kleed, dito hand-
schoenen en schoenen. Zij
droegen het schrijn op hun
schouders zonder het aan te
foto 19 Maria als koningin, gedragen door
jonge vrouwen, in maagdelijk wit kleed,
raken. Hun handen sloten de
handen gevouwen voor de schoot schoot. In de laatste processie
(69) (zie foto 20) zien wij dat
de profane wereld zijn invloed liet gelden: men had afstand gedaan
van de rituele kleding (wit als kleur van de maagdelijke onschuld).
Het beeld werd nu gedragen door vier volwassen vrouwen, maar
nu niet langer gekleed in een lang wit kleed als teken van
maagdelijkheid maar in gewone burgerkledij (met rok tot op de
knie). Zij droegen het schrijn met hun handen. De kleine groep

38
van vier dames die volgden, waren in gelijkaardige kledij (2-pieces,
met rok tot op de knie,
schoenen met lage hak) en
sloten wel nog de schoot met
hun handen. Zij waren de
reserveploeg om de draag-
sters te vervangen wanneer
nodig.
Het is een boeiend tafereel
omdat hier een andere
vertaaltechniek gebruikt is.
Hier dus geen tableau vivant,
wel een beeld. Maar niet een
object van gips, zoals er wel
n stond in het Maria-altaar
in de kerk, maar een
processiebeeld. Dit bestaat uit
een houten staakbeeld, waar-
van hoofd, handen en voeten
foto 20 Mariabeeld in een latere versie, nu
gedragen door jonge vrouwen in 'burgerlijke' kledij.
Zij ondersteunen het schrijn met de handen. De
godsvruchtige houding van het gevolg is onderdeel
van de uitbeelding van het tafereel.

bewerkt zijn (foto 21).26 Dit houten


voorwerp, zonder inhoud of betekenis
werd aangekleed. Het ontwerpen en
maken van deze kledij, in dit geval rijk
gedecoreerd met kleed, cape en voile, werd
beschouwd als een devotionele activiteit.
Vervolgens gaf men dit beeld enkele
foto 21 Staakbeeldje. attributen zoals de scepter en de kroon.
Dit zijn wereldlijke attributen (scepter als

26 Magry (P.J), Teedere Quaesties,2000, p.107

39
symbool van de wereldlijke macht en de (Maria-) kroon als
symbool van de alles overheersende koninklijke macht die in een
nieuwe context werden geplaatst en er daardoor een aanvullende
betekenis aan gaven. Een betekenis die voor de toeschouwer te
herkennen was: het was niet langer een beeld maar een uitbeelding
van koninklijke macht. Het Jezuskind, eveneens een staakbeeldje,
werd op een zelfde manier behandeld maar nu met eigen
attributen zoals de rijksappel, een wereldbol met verticale en
horizontale banden als teken van koninklijke macht en een kroon.
Een concrete realiteit (hout, stof) werd op deze manier vertaald
in een spirituele realiteit. In de beide taferelen werd het religieuze
aspect kracht bijgezet door de sfeeropwekking: in het ene door de
aangepaste kledij van de draagster, in het andere door de houding
van het gevolg dat getuigde van diepe godsvrucht (biddend, voor
zich uitstarend, handen gevouwen voor de schoot). Ter
confirmatie, en om toch alle mogelijke twijfel weg te nemen, werd
achter dit tafereel een tekstbord gedragen door twee meisjes, met
als tekst: koningin der engelen. De tekst is op zich een voorbeeld van
transformatie: het is geschreven in een (bijna niet te lezen) gotisch
schrift, lichtblauw op witte achtergrond.(foto 22)

foto 22 De aankondiging van het beeld van Maria

40
In dit vrouwelijke deel van de processie werd ook het tafereel van
de boot Santa Maria uitgebeeld. Maria werd hier geassocieerd
met de zee en de hemel in een schilderij met als opschrift Maria
Ster der Zee. (foto 23). Deze titel is een zeer oude, dus al langer
bestaande eretitel voor Maria, afkomstig van de H. Hironymus,
de kerkvader die de Latijnse Vulgaat-vertaling van de Bijbel

foto 23 Paneel Maria Ster der Zee

bezorgde. Op zoek naar de betekenis van de naam Maria,


Mirjam in het Hebreeuws, las hij de naam als een combinatie van
de twee Hebreeuwse woorden mar druppel, en jam zee, dus
druppel van de zee, in het Latijn stilla maris. stilla maris werd al
snel verbasterd tot stella maris, sterre der zee, en als zodanig

41
kwam deze titel terecht in de Litanie van Maria. De Mariatitel
Stella Maris komt dus eigenlijk voort uit een leesfout.27
Daarna volgde de boot Santa Maria. Deze is een miniatuur-kopie

foto 24 Jongens, verkleed als matrozen, dragen de Santa Maria, een Deurlese
invulling van het Schip van God

van de boot waarmee Christoffel Columbus Amerika heeft


ontdekt. Vier jongens, verkleed als matrozen, droegen de boot.
Een groep jongens en meisjes, ook gekleed als matrozen, bege-
leidde hen. (foto 24). Op hun matrozenpet stond: Pax, Marine.
Achter de boot figureerden nog enkele jongens met een kleiner
bootje in de hand. Het bootthema wekt verwondering, omdat het
niet direct een verband heeft met het Sacrament. In sommige
processies komt het voor in de vorm van een klein schip, We
kunnen het beschouwen als n van de figuraties waarvoor de
Kerk zo beducht was omdat de profane wereld een toevoeging
deed aan het religieuze tafereel van het Sacrament, waarmee het.

27
Zie www.sterre-der-zee.nl/geschiedenis-van-het-beeld/, die op hun beurt
verwijzen naar Beda Verbeek, De geschiedenis van de Sterre der Zee te Maastricht tot
1804 (s-Hertogenbosch 1937).

42
foto 25 De Santa Maria, kopie van het schip van Christoffel
Columbus, als symbool van het Schip van de Kerk.
eigenlijk weinig te maken had. Integendeel zelfs, het paste ook niet
in de vertaalsymboliek die zo consequent en nauwkeurig is
toegepast in heel het processiegebeuren. Waar komt het dan
vandaan? Deurlenaars, die hebben deelgenomen aan de processie,
kunnen vandaag de betekenis van de boot in de processie niet
duiden. Men komt niet verder dan een mogelijke link met de Leie
en de opdracht van de Confrrie Sint-Christoffel. Hoe dan te
verklaren? We kunnen alleen een interpretatie geven door enkele

43
verbanden te leggen. In de eerste plaats is een boot in de
katholieke godsdienst een symbool van de overgang van het
tijdelijke mens-zijn naar het eeuwige leven. Het menselijke leven
is slechts een overgang, een pelgrimstocht, een overvaren. Het
schip heeft ook de symbolische betekenis van een veilige zone
waar men buiten gevaar is, zoals in de ark van Noah. Het
middendeel van het gebouw van een kerk heet overigens het schip.
Het schip als symbool verwijst ook naar het door God bestuurde
schip der Kerk met Petrus als stuurman.
Ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus noemde zijn
schip de Santa Maria, opgedragen aan Maria, maar ook verwijzend
naar zijn religieuze opdracht: niet alleen onbekende continenten
ontdekken, maar ook heidense volkeren bekeren. De voornaam
van Columbus houdt op zijn beurt verband met Sint-Christoffel,
de man die - volgens de legende - op risico van zijn eigen leven
een kind veilig naar de overkant bracht, niet beseffende dat dit
Christus was. Deze heilige heeft in de Deurlese parochie steeds
een voorname plaats ingenomen. Al in de 19de eeuw stond hij met
zijn beeltenis in de kerk. Hij is immers, na Aldegonde, de tweede
schutsheilige. De verheerlijking kreeg nog een extra dimensie toen
ook Karel van de Woestijne, broer van kunstschilder Gustave,
toenmalige kunstpaus en letterkundige, in 1906 een verhaal
schreef over Christophorus en daarmee een nieuwe versie maakte
van een oude parabel. Alleen: deze parabel eindigde aan de Leie te
Deurle zelf. In 1926 werd dit verhaal opnieuw gepubliceerd. Laat
dit nu ook het jaar zijn dat er een nieuwe confrrie opgericht werd
te Deurle, die zich de taak toe-eigende om een autowijding in te
richten. Men nam als beschermheilige uiteraard Christoffel aan.
Sedertdien liep deze confrrie mee in de processie achter een grote
imposante vlag. Zo is de cirkel rond: de symboliek van de boot
Santa Maria van Christoffel Columbus werd gekoppeld aan de
Heilige Christoffel. Een echt Deurlese invulling dus, maar zonder
een rechtstreeks verband met het H. Sacrament. Het gebruik van
de vlag was niet helemaal volgens de processievoorschriften. Er
was voorgeschreven een banier of gonfalon (banier met flappen)
te gebruiken omdat deze door de manier van bevestigen (een

44
horizontale stok aan de bovenzijde) een kruis vormde met de
draagstok.
De kern van de processie: het Sacrament. Dit hoorde bij het
uitsluitend mannelijk deel van de processie. Men maakte de
overgang van het vrouwelijke naar het exclusief mannelijke deel
met tekstborden, gedragen door vier meisjes, met de opschriften:
kelk van zegeningen, hemelsch manna, wijn der maagden en tarwe der
uitverkoornen (zie foto 26).

foto 26 Panelen met Bijbelse teksten

Deze teksten verwijzen naar elementen uit het oude en


nieuwe testament die verband houden met de
transsubstantiatieleer van de katholieke godsdienst. Deze borden
zijn op zich een studie waard, niet alleen omwille van de
figuratieve, maar ook van de inhoudelijke concepten. Het is een
mengeling van fysieke realiteiten (tarwe, wijn, manna) met
religieuze (hemels, kelk) en diep verborgen inhoudelijke
concepten. Het is de kern van de eucharistie: brood (manna
tarwe) als het lichaam van Christus, dat samen met de wijn
(druiven, het bloed van Christus) gedronken (kelk) wordt, zeker
door reine maagden. Deze borden zijn prachtige visuele objecten
die mooi uitgevoerd zijn met borduurwerk, fijne figuratieve
elementen, aangepaste kleuren en specifiek lettertype (gotisch
schrift). Maar het zijn ook tekstborden die moeilijk te lezen zijn.
Ze zijn de perfecte overgang naar het moeilijk te vatten mysterie
van het Sacrament, nl. dat de wijn het bloed van Christus is en het
brood Zijn lichaam. Zij werden gedragen door adolescente
meisjes, niet verkleed als maagd, maar wel als bruid van Christus:

45
een wit onderkleed met daarop een goudkleurige cape. Op het
hoofd een kroon met het kenteken van de Eucharistische
Kruistocht: wit kruis met in het midden de kelk, omringd met een
rode band (foto 27).
Dat we duidelijk in een andere wereld zijn, blijkt uit de
daaropvolgende groep van tienermeisjes, die verkleed zijn als
engelen met gouden kapmantel, gekroond en met rituele vleugels.
Engelen zijn boodschappers van God. Het zijn tussenwezens
die vertoeven tussen God en de mens, en die vliegend afdalen uit
de hemel. In oorsprong waren ze geslachtsloos, maar ze verkregen
in de loop van de geschiedenis veeleer een vrouwelijke expressie.
Vliegen verwijst naar het niet gebonden zijn aan de aarde en de
mensheid. Dit is overigens geen pure katholieke symboliek. Ook
in de mythologie komen vliegende figuren voor zoals Icarus en
zijn vader. Het is opnieuw een voorbeeld van hoe men een
wereldbeeld creerde door materile elementen in een context te
plaatsen en die te koppelen aan spirituele inhouden waardoor het
geloof-waardig werd.

foto 27 Het kroontje van de Eucharistische Kruistocht

46
Deze groep van engelen bracht dus de boodschap dat de
Koning op komst was (het laatste tekstpaneel). Dit onderdeel was
nodig, want het was de opstap naar een nog veel moeilijker te
begrijpen en te geloven geloofselement, nl. de aanwezigheid van
een goddelijke entiteit (het Lichaam van Christus) in een platte
schijf deeg. Een spirituele werkelijkheid die gematerialiseerd werd
in de hostie, die veilig opgeborgen zat in een religieus voorwerp:
de monstrans.

foto 28 Vooraan een maagdelijke verschijning, met kroontje van de eucharistische


kruistocht, draagt een cryptische tekst. Zij wordt gevolgd door meisjes verkleed in
engelen (vleugels), als overgang naar het hoogtepunt het Sacrament onder het
baldakijn, het mannelijke gedeelte van de processie.
Over de opbouw van dit deel bestonden nauwkeurige
onderrichtingen, die ook in Deurle heel precies werden toegepast.
In dit tafereel maakte men zo veel mogelijk gebruik van alle zin-
tuigen. Zowel visuele, auditieve, als olfactorische (reuk) elementen

47
werden ingezet. Het tastbare werd juist omgekeerd: met
verschillende rituele elementen toonde men dat het Sacrament
werd gedragen maar niet werd aangeraakt. Het was onaantastbaar.
(zie foto 28 en 29). Het centrale element was het baldakijn. De
naam zelf verwijst naar het Italiaanse baldacchino (gordijnweefsel
van goud en zijde) en verwijst naar de kostbare zijden stoffen
afkomstig uit Bagdad.28 Het is een soort verplaatsbare draaghemel
die het verlengde was van de kerkelijke omgeving waarin het
Sacrament thuishoorde. Zo bakende men in de publieke ruimte
een territorium af dat voorbehouden werd aan het Sacrament. Dus
ook al haalde men het Sacrament uit de vertrouwde kerkelijke
omgeving, het vond opnieuw plaats in een verplaatsbare religieuze
omgeving. Onder dit baldakijn mocht alleen de priester met de
monstrans plaatsnemen. De priester had een speciaal daartoe
bestemd gewaad: een albe (wit onderkleed) met daarboven een
pluviale en een stola. Daarop droeg hij een schoudervelum: een
lange, liturgische schouderdoek met zakken zodat de priester de
monstrans kon vastnemen zonder rechtstreeks contact te hebben.
In Deurle had men aanvankelijk een houten baldakijn dat
met doeken bekleed was. Deze stabiele constructie werd in 1960
vervangen door een constructie bestaande uit vier stokken,
(bekroond met een kruis), met daartussen een hemeldoek. Dat was
lichter en beweeglijker dan het oorspronkelijke houten skelet. De
vier stokken staan ook symbool voor de vier evangelisten. Het was
een grote eer om dit doek te mogen dragen en het maakte een
bijzondere impressie op de drager zelf. Naast het baldakijn
bevonden zich de flambeeuwdragers. Flambeeuwen zijn
kaarsenhouders op een lange stok die boven het baldakijn uit--
staken. Zij belichtten het Sacrament van boven naar beneden als
licht vanuit de hemel. Deurle beschikt over een aantal fraaie
verzilverde exemplaren, geschonken door een adellijke familie.

28 Een gedetailleerde beschrijving in Meulemeester, (2015) p. 203-204.

48
Net als het dragen van het baldakijn werd het begeleiden met een
flambeeuw beschouwd als een bijzondere eer. Vr het baldakijn
liepen de kaarsendragers: leden van de confrrien, met als
symbolische betekenis dat zij het pad verlichtten. Men bekwam
een geureffect door twee misdienaars met het wierookvat te laten
zwaaien. Als auditieve elementen: zingende mannen (gregoriaanse

foto 29 Het Sacrament gaat vreemd: een ogenblik van spanning want het Sacrament
verlaat de kerkelijke grond om zich te begeven in publieke ruimte! Met een
schoudervelum houdt de priester de monstrans vast. Let op de geconcentreerde blik
van de houder van een baldakijnstok en van de flambeeuwdrager.

49
zangen) gingen voor het baldakijn. De komst werd aangekondigd
door een misdienaar die de processiebel of het tintinnabulum han-
teerde. De priester zelf fluisterde ondertussen specifieke gebeden.
Door interactie van deze verschillende elementen en ook
door de geleidelijke opbouw van de processie naar dit
climaxmoment, werd dit het meest indrukwekkende onderdeel
van de processie. Er ontstond een heilige sfeer. Het zorgde bij de
toeschouwers voor een kippenvelgevoel, een mengeling van ontzag,
angst en respect.29 Dit werd nog benadrukt door de verplichte
rituele gebaren: mannen ontblootten het gebogen hoofd en men
knielde op beide knien.

Het slot
De gelovigen, aangevoerd door de dorpsnotabelen, schaarden
zich achter het Sacrament. Men ging tot aan de kerk, waar de
monstrans terug in het tabernakel werd geplaatst. De maagden
ontdeden zich van hun witte kledij en kroontjes. De engelen
werden opnieuw jonge tieners, de vleugels werden nietige

29 Naar Meulemeester, (2015) p. 207.

50
voorwerpen die op een stapel werden gegooid en opgeborgen in
zakken. De martelaressen ontdeden zich van hun gedaante-
verwisseling en werden opnieuw jonge vrouwen. De magie was
verbroken. Een magie die alleen tot stand kon komen door de
voortdurende interactie van al die verschillende onderdelen zoals
attributen, ensceneringen, gezangen, wierook, kaarsverlichting,
houding, gebeden en zo verder. Elementaire delen van een
totaalimpressie die beladen waren met eeuwenoude symboliek en
rituele betekenissen. De interactie was het cement van het
spektakel, waarop de geloofwaardigheid was gebaseerd.
De intrinsiek conservatieve aard van deze manifestatie
zorgde voor het langzaam uiteenvallen van het geheel. Praktisch
het hele opzet, van het kleinste onderdeel tot de grotere
ensceneringen, was gebouwd op een eeuwenoude traditie en kreeg
betekenis vanuit het verleden. Sommige voorwerpen waren
tientallen jaren oud. Hun betekenis was nog ouder! Alleen de
personen die ze hanteerden, die de kledij aantrokken, waren
telkens nieuw. Maar het cement was geen bindmiddel meer
wanneer de profane wereld, de wereld buiten het geloof, nieuwe
krachtige betekenissen ontwikkelde. De processie van 69 was op
het randje: het etaleren van kuisheid, maagdelijkheid stond in
schril contrast met nieuwe waarden van de jeugd, die had kennis
gemaakt met voorbehoedsmiddelen, vrije liefde, rockcultuur, enz.
De parochiale gemeenschap heeft er niet voor gekozen
om haar processie een toeristisch karakter te geven. Het
cultuurfenomeen werd op het gepaste moment bijgezet in de kast
van het erfgoed. De studie daarvan geeft ons inzicht in het leven,
denken, handelen van een parochiale gemeenschap.

Raphal Van Lerberge

51
Beelden

52
53
54
55
56
57
Bibliografie en bronnen
Aerts (Julie), Processies in Turnhout en in de Kempen, Feestcultuur in de
Kempen, Jaarboek Centrum voor de Studie van Land en Volk van de Kempen
(Geel-Roosendaal 2016).
Ashley (Kathleen) en Hsken (Wim) (eds), Moving Subjects. Processional
Performance in the Middel Ages and the Renaissance (Amsterdam 2001).
Buysse (Cyriel), De strijd, verschenen in Verzameld werk deel 2,
(Brussel1975).
Geertz (Clifford),Religion as a cultural system, in: Geertz (Clifford),
The interpretation of cultures: selected essays (Oxford Fontana Press 1993)
87-125.
Ghesquire (Rita) en Quaghebeur (Patricia) (red.), Averbode, een uitgever
apart (1877-2002) (Leuven 2002).
Margry (Peter Jan), Teedere Quaesties: religieuze rituelen in conflict.
Confrontaties tussen katholieken en protestanten rond de processiecultuur in
19e-eeuws Nederland (Hilversum 2000).
Massimo (Leone), Transcendence and transgression in religious
processions, in: Signs and Society 2 ( 2014) 314-349.
Meulemeester (Jean Luc), Processies in West-Vlaanderen. Inleidende en
kritische beschouwingen als bouwstenen voor verder onderzoek (Kortrijk
2015).
Roelants (Nienke), Voetsporen van devotie. Processies in Vlaams-Brabant, van
1751 tot heden (Leuven 2008).
Turner (Victor), The ritual process. Structure and anti-structure (New York
1969).
Van Ackere (Vienna), Gentse processies en het collectief gebruik van de publieke
ruimte in de periode 1477-1492 (masterscript RuGent 2010).
Van den Heede (Urbain), Geschiedenis van Deurle (Sint-Martens-Latem
1992).
Van den Heede (Urbain),150 jaar Sint-Aldegondiskerk Deurle (1835-1985).
Jubileumboek (Deurle 1987).
Van de Woestijne (Karel), Christophorus. Een hertaling door Lieve Den Hert
(Deurle 2014).
Van Dijck (Maarten F.), Een strijd om sacrale ruimte en tijd. Processies en
torenschietingen in het Hageland (17de-18de eeuw) (Researchgate 2013).
Vaernewijck (Eddy), Het verhaal van de Sint-Jozefsschool in Deurle. 1853-
2009 (Deurle 2009).
Van Zanten (Mieke), Religieus erfgoed uit kerken en kloosters in de Lage
Landen. Gellustreerd lexicon van Nederlandse en Vlaamse termen
(Rotterdam 2008).

58
Archieven: Kerkarchief parochie Deurle
Mondelinge bronnen: talrijke gesprekken met deelnemers, en
groepsbespreking van fotomateriaal.
Nieuwe fotos en fotomontage: Pol Van der Plaetsen.
Actieve medewerking van Lea, Mia, Christl, Claudine, Marc, Bart, Guy,
Antoine, Pol, Raphal.

De diverse sacramentsprocessies van Deurle konden slechts gerealiseerd worden


dankzij de inzet van zovele Deurlenaars. Wij denken daarbij in de eerste
plaats aan de initiatiefnemers zoals pastoor Antoine Ptre en de zusters van
Deurle, nl. zuster Justine (zuster Overste), zuster Henriette, zuster Bertha en
zuster Leona. Zij zijn er in geslaagd zovele mensen aan te spreken en bij de
processie te betrekken, o.m. om klederen te naaien, attributen en zandtapijten
te maken, straten te versieren, enz. Hun namen zijn ons niet bekend maar
zij verdienen wel onze erkentelijkheid. Daarnaast willen wij ook burgemeester
en mevrouw Antoon de Pesseroey in onze dank betrekken die een bijzondere
inspanning hebben gedaan om na quasi 15 jaar afwezigheid de processie nieuw
leven in te blazen. Dit was het geval in 1969, weliswaar de laatste maal dat
de processie is uitgegaan. Tenslotte gaat onze dank uit naar de vele
(ex)Deurlenaars die ons fotomateriaal ter beschikking stelden, zoals Hilde
Balcaen, Maria Boone, Magda De Jaeger, mevr. De Pesseroey-Welvaert,
Rosa Onderbeke, mevr. Rn Onderbeke, Remi Claeys, Adrien Cnudde,
Norbert De Cock, Roger De Kesel, Jeroen Rotier, Etienne Van De Bossche,
en zovele anderen.

59
Inhoud
Ter inleiding .............................................................................. 1
De processie als uiting van collectieve vroomheid .................... 4
Vreemd Gaan ............................................................................ 8
Het algemene kader ............................................................... 8
De tijdslijn ...........................................................................12
De maatschappelijke verwevenheid......................................13
Het traject............................................................................24
De kenmerken van de processie...........................................28
Algemene indeling ...........................................................28
Bespreking van enkele taferelen .......................................29
Het slot ...............................................................................50
Beelden ...................................................................................52
Bibliografie en bronnen ...........................................................58

Deze uitgave kwam tot stand dankzij

60
Erfgoed Deurle
Gedrukt bij drukkerij Leieland te Deurle

You might also like