You are on page 1of 7

2.

1 kloosters
Europa is rond het jaar 1000 dunbevolkt en verlaten. Kloosters en burchten liggen ver uit
elkaar. Deze geloofs-en woongemeenschappen zijn zelfvoorzienend en er is weinig onderling
contact. Adalberon (bisschop van Laon) onderscheidt 3 standen, die afhankelijk van elkaar
zijn.
1. De laboratores zijn de werkenden, zij werken voor de andere 2 standen.
2. De bellatores zijn de vechters, de landeigenaren en ridders, vrijgesteld van werk om
met wapens het grondgebied tegen indringers te verdedigen.
3. De Adalberon hoort zelf bij de derde stand, de oratores, de bidders met de taak
namens iedereen God te loven met zang en gebed.
De oratores horen bij kloosterorden, die zich in heel Europa vestigen. De kloosters delen
manuscripten, muziek en bouwtechnieken met elkaar. Dat bevordert het ontstaan van
algemeen geldende stijlkenmerken die eeuwen oude regionale verschillen overstijgen.

Laatste oordeel:
De strijd tussen goed en kwaad in het christelijke geloof. Het geloof leert dat de doden en
levenden na het ‘einde der tijden’ zullen verschijnen voor God als rechter. Alleen de goeden
worden dan beloond met een plek in de hemel en de rest komt terecht in de hel of het
vagevuur. Afbeeldingen van dit laatste oordeel maken de gelovigen bang en stimuleren hen
er alles aan te doen om de verschrikkingen van hel en vagevuur te ontlopen. Gelovigen
kunnen een aflaat verdienen door kerkdiensten te verlenen of geld te schenken. De handel in
Aflaten levert de katholieke kerk heel veel geld op. Aflaat was een soort formulier om de
zonden te vergeven.
Bid en werk
In de elfde en twaalfde eeuw ontstaat er in West-Europa een groot netwerk van kloosters.
Een klooster hoort bij een bepaalde orde met vaste voorschriften en gedragsregels. Voor de
verspreiding van religieuze kunst zijn onderlinge contacten binnen een orde van belang. Tot
de elfde eeuw voorzien de meeste kloosters in hun eigen levensbehoefte. Behalve de
leidinggevende abt, komen kloosterlingen nauwelijks buiten de muren van het klooster. De
monniken en nonnen wijden zich in afzondering van de wereld volledig aan het geloof.

Ora et labora
Rond het jaar 1000 is de benedictijner kloosterorde het invloedrijkst. Het belangrijkste
orderegel van de benedictijnen is: Ora et labora (bid en werk). Het bidden neemt zeven uur
per dag in beslag. De resterende tijd besteden monniken aan arbeid, op het land of in het
scriptorium. In deze schrijfkamer kopiëren ze boeken woord voor woord. Het overschrijven
van boeken is een manier om kennis en het geloof te verspreiden. In de manuscripten
worden de teksten verluchtigd met kleurrijke illustraties en versierde initialen. Deze
versieringen zijn oorspronkelijk bedoeld om de tekst duidelijker te maken en te structureren,
maar gaandeweg krijgen ze een steeds zelfstandigere rol.

Gregoriaans
Kerkmuziek is vooral bewaard gebleven. Op vaste tijden zijn er in de kloosters
gebedsdiensten: de getijden. Daarin worden volgens een vast jaarrooster de 150 psalmen uit
de bijbel gezongen, omlijst met andere gezangen en gebeden. De stem is volgens de kerk
gemaakt om god te loven. Er wordt gezongen in het Latijn, de voertaal van de kerk. Het
gregoriaans kenmerkt zich door een eenstemmige gezongen melodielijn in een niet
maatgebonden ritme. Veel van de psalmen worden syllabisch gezongen, goed verstaanbaar
met voor elke lettergreep één noot. Soms krijgen woorden extra nadruk door ze
melismatisch te zingen, met meerdere noten per lettergreep.
Het overschrijven van bladmuziek zorgt ervoor dat kloosters muziek kunnen uitwisselen, wat
bijdraagt aan meer culturele eenheid binnen Europa.

Luxe of sober
Klooster vergaren in de loop der jaren bezittingen en kapitaal uit schenkingen en erfenissen,
bijvoorbeeld in ruil voor aflaten. Veel kloosters leven comfortabel van dit geld en hun kerken
staan vol met kunstschatten. Dat vormt een groot contrast met de armoede van de
bevolking. In de twaalfde eeuw bekritiseert Bernardus van Clairvaux de pracht en praal van
de kerken. Voor hem schuilt schoonheid en zuiverheid in soberheid.

Cluniacenzers
De bouwstijl van deze periode wordt vanaf de negentiende eeuw romaans genoemd, naar
overeenkomsten met de Romeinse bouwstijl. De romeinse bouwstijl is herkenbaar aan
rondbogen en tongewelven. Zware massieve muren met kleine vensters dragen het gewicht
van het dak. De architectuur is sober en overzichtelijk.

Cisterciënzers
De luxe die zo kenmerkend is voor de cluniacenzers, leidt tot onvrede bij een deel van de
kloosterlingen. Rond 1100 verlaten zij de orde en stichten een nieuwe orde, waar soberheid
troef is. Het meningsverschil over pracht en praal zijn de eerste tekenen van verdeeldheid in
de katholieke kerk.

Kloostermoppen
Kenmerkend voor het kloosterleven in de elfde en twaalfde eeuw is dat het afgezonderd van
de omgeving en samenleving functioneert. Dat geldt zeker voor Cisterciënzerkloosters.
Bernardus van Clairvaux wil dat kloosters worden gebouwd in onherbergzame gebieden, ver
weg van pelgrims en bemoeizuchtige weldoeners die de kloosters overladen met luxe en
giften. In Nederland worden de Cisterciënzers schiermonniken genoemd. Vandaar
Schiermonnikoog. Het bouwen van kloosters wordt door metselen en bakstenen gedaan. de
stenen worden gebakken met klei waarop de kloosters ook gebouwd zijn en heten vanaf nu
kloostermoppen.

Oost en west
Pelgrimsreizen en kruistochten spelen een rol in het verspreiden en in stand houden van het
christendom. Een pelgrimstocht is een reis naar plekken waar belangrijke relieken worden
bewaard. Pelgrims zijn ervan overtuigd dat hun inspanning door God gewogen en beloond
zal worden. De kruistochten hebben meer een militair karakter en zijn bedoeld om terrein te
winnen op de islam.

Córdoba
In de middeleeuwen veroveren de Arabieren in het Midden-Oosten en grote delen van
Noord-Afrika. Prins Abd ar-Rahman (de immigrant) breidt dat gebied verder uit en verovert in
achtste eeuw het huidige Spanje en Portugal. Córdoba wordt de hoofdstad van zijn Spaans-
Arabische rijk. In veel Spaanse gebieden ontstaat hierdoor een kruisbestuiving tussen de
lokale en Arabische cultuur. Zo heeft Europa papier, het decimale stelsel en veel vertalingen
van klassieke bronnen te danken aan Arabieren. In 784 start Abd ar-Rahman de bouw van de
grote moskee in Córdoba, waarin Arabische stijlen gecombineerd worden. Rond het jaar
1000 begint de reconquista (de herovering) van Spanje en Portugal door christenen en
schuift de grens tussen het christendom en de islam in zuidelijke richting op tot de val van de
stad Granada in 1492.

Pelgrims en kruisvaarders
De wens Jeruzalem om de Islam te veroveren, leidt in 1096 tot de eerste kruistocht. De
oproep hiertoe brengt in Frankrijk, Duitsland en Italië enorme legers op de been die samen
naar het oosten trekken. In 1099 richten de kruisvaarders in Jeruzalem een slachting aan. In
1204 eindigt de vierde kruistocht met de plundering en inname van Constantinopel
(Istanbul).

Venetië
Venetië is onderdeel van een eeuwenoud netwerk van handelswegen die West-Europa over
zee verbinden met Constantinopel, Egypte, India en China. Langs deze zijderoute vindt
eeuwenlang handelsplaats in zijde en alles wat exotisch is. (Specerijen, dure kleurstoffen,
papieren, olifanten). De San Marco in Venetië laat de band tussen deze stad en oosterse
steden langs de handelsroute zien. Deze kathedraal wordt gebouw naar voorbeelden van
kerken in Constantinopel. Kleurrijke marmersoorten bepalen het exotische uiterlijk. Vanaf
1075 mag er geen schip uit he buitenland terugkeren zonder een geschenk voor deze kerk.
2.2 kathedralen
In de loop van twaalfde eeuw beginnen de steden te groeien. Het is dan niet meer mogelijk
al het nodige voedsel in en rond de grote steden te verbouwen. De handel en economie
worden intensiever. De bewoners die niet tot de adel of de geestelijken behoren, krijgen een
grotere rol in de steden. De bouwstijl die zich vanaf 1150 vanuit Frankrijk over Europa
verspreidt, noemen we de gotiek. Latijn blijft de voertaal, maar met meerstemmige muziek
en toneelachtige uitbeelding worden de verhalen spannender gemaakt. Christus wordt
steeds menselijker en herkenbaarder voorgesteld en niet meer als een goddelijke koning.

Saint-Denis
Suger (1081) is abt van de Saint-Denis, waar Fransen vorsten zijn begraven en relieken
worden bewaard van Dionysius.

Kantwerk van steen


In de twaalfde en dertiende eeuw bouwt bijna elke zichzelf respecterende Franse
bisschopstad een kathedraal. De steden gaan een concurrentieslag aan waarbij ze proberen
elkaar te overtreffen met een nog hoger middenschip en nog meer versieringen.

Reims
De bouw van een kathedraal wordt bekostigd door schenkingen en door de stedelingen hoge
belastingen te laten betalen. Plaatselijke gilden metselen en timmeren aan de kathedralen.
Het meer gespecialiseerde werk voor steenhouwers en beeldhouwers doen bouwloges, die
van bouwplaats naar bouwplaats trekken.
De menselijke rol van Maria, als moeder van Christus, voorziet in de behoefte van de
gelovige kerkgangers aan aansprekende en herkenbare verhalen. Ook al speelt ze in de bijbel
een minder belangrijke rol, voor het volk wordt Maria steeds belangrijker als verbinding
tussen de mens en god. Via haar bidden de gelovigen tot god, voor haar steken ze kaarsjes
aan.

Annunciatie= de aankondiging van de geboorte van Christus aan Maria.


Visitatie = Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de Doper, krijgt bezoek van de
zwangere Maria en raakt vervuld van de Heilige geest.

Prentenboek
Met alle beelden en venster is een gotische kathedraal een soort ruimtelijk prentenboek
voor gelovigen. Er worden Bijbelverhalen uitgedeeld, bijv. de geboorte van Christus in dertig
voorstellingen. Ook niet-Bijbelse of wetenschappelijke opsommingen zijn geliefd, zoals de
twaalf tekens van de dierenriem, of overzichten van de natuur. Voor dat laatste wordt er
geput uit bestiaria: geïllustreerde boeken met alle fabeldieren, echte dieren, mineralen,
planten, stenen en fabelachtige mensen.
In de kathedraal van Chartres zijn de artes liberales (de zeven vrije kunsten) te zien in het
gebeeldhouwde westportaal. De vrije kunsten zijn de basisvakken die al in de oudheid bij een
opleiding tot wetenschapper horen. Ze omvatten taalvakken, waaronder grammatica, en
wiskundevakken, zoals geometrie en muziek. Voor Chartres en Laon zijn de artes liberales
belangrijk omdat ze de basis vormen voor het onderwijs op de kathedraalscholen, voorlopers
van universiteiten.
Naaste de vrije kunsten bestaan ook de artes mechanicae (de ambachten) zoals koken of
metselen.

De liturgie
De eredienst of liturgie in een kerk is oorspronkelijk bedoeld voor priesters, monniken en
andere insiders die de rituelen en Latijnse teksten goed begrijpen. In de loop van de twaalfde
en dertiende eeuw bezoeken vooral in de steden steeds meer leken (niet ingewijden) de
erediensten. Voor hen wordt de liturgie aantrekkelijker gemaakt.

Polyfonie
Meerstemmig
De kapelmeesters van de Notre-Dame zijn hierin de voorlopers.
De oorspronkelijke gregoriaanse melodie is te horen in de langgerekte tonen van de tenor.
Zo’n vaststaand, door tenor gezongen melodisch motief van lange noten noemen we cantus
firmus. Rond deze langgerekte melodie variëren hogere stemmen (de contratenoren) met
snelle en beweeglijke melodieën.

De mis = de eredienst in een katholieke kerk


Gezongen volgorde: Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus

De meerstemmig muziek is niet de enige manier om de liturgie aantrekkelijker te maken. Bij


speciale gelegenheden krijgt de kerkganger ook liturgisch drama te zien. (manier om
voorgelezen verhalen uit te beelden voor de kerkgangers).

2.3 steden
Mede door de kruistochten in de dertiende eeuw breiden de handelsrelaties met landen ten
oosten van de middellandse zee zich uit. De handelsroutes tussen Oost en West lopen via de
havens van Venetië, Genua en Pisa. Noord-Italiaanse steden profileren hiervan en groeien.
Hier hebben rijke burgers het voor het zeggen in plaats van de kerk en de adel. Hun palazzo’s
voor het stadsbestuur worden gezichtsbepalend voor de stad. Overal in Europa ontstaan
vormen van theater op het grensvlak van religie en volksvermaak voor een breed publiek. Er
komt steeds meer ruimte voor dichters die schrijven in de eigen volkstaal. In hun werk
kondigt de renaissance zich aan.

Bedelorden
Vanaf 1200 vestigen nieuwe kloosterorden, zoals de franciscanen en dominicanen, zich in de
steden. Deze leven van de giften van de burgerij en verlenen in ruil daarvoor diensten aan de
stad, zoals onderwijs, armenzorg of ziekenzorg. Omdat ze afhankelijk zijn van giften, heten
deze kloosterorden bedelorden. De bedelorden bevorderen een wetenschappelijke,
onderzoekende houding en kunst met een levensechte uitstraling.

Franciscus
De bekendste bedelorde. Hij spreekt niet in de kerk, maar op straat. Hij spreekt het publiek
rechtstreeks aan, in de volkstaal en niet in het latijn en benadrukt de menselijke kant van
Christus.
Giotto
De San Francesco in Assisi is gebouwd op het graf van Franciscus en is soberder dan de
Franse Gotische kerken. Romaanse bouwstijl met muurfresco’s in plaats van
gebrandschilderde ramen. Het warme weer in Italië speelt hierbij een rol, want met grote
ramen zou de kerk een broeikas worden.
Giotto is de eerste middeleeuwse kunstenaar die religieuze voorstellingen weergeeft met
mensen van vlees en bloed in een natuurlijke omgeving. Hij loopt daarmee vooruit op de
renaissance.

Vermaak in de stad
Volksvermaak hoort bij de stad. De kerk is hierover niet enthousiast en beschouwt
straatartiesten als ‘minstrelen van de Satan’. Als het liturgisch drama steeds meer op
straattheater begint te lijken, wordt het uit de kerk geweerd. Buiten het kerkgebouw ontstaat
er een samensmelting tussen straattheater, processies en liturgisch drama: het mysteriespel.

Mysteriespel
Uit het liturgisch drama ontwikkelt zich het mysteriespel, dat plaatsvindt buiten het
kerkgebouw. Deze theatrale voorstellingen zijn gebaseerd op Bijbelverhalen, zoals de passie,
het lijdensverhaal van Christus.

Mirakelspel
Het mirakelspel staat wat losser van de bijbel en gaat over zondaars die op wonderbaarlijke
wijze hun leven beteren. Een bekend voorbeeld uit de zestiende eeuw is het Nederlandse
Mariken van Nieumeghen.

Wereldlijke muziek
De meeste bewaard gebleven middeleeuwse muziek is bestemd voor gebruik in de kerk. Pas
in de late middeleeuwen worden ook niet-kerkelijke liederen in notenschrift bewaard en
uitgegeven. Het gaat dan vooral om muziek die troubadours en vaganten voor de adel
spelen.

Carmina burana
Rond 1800 is een grote verzameling liedteksten uit de eerste helft van de dertiende eeuw
teruggevonden. Het zijn ruim 200 niet-kerkelijke teksten. Bij een aantal van deze teksten
staan neumen onder de woorden om aan te geven of bij die woorden de melodie stijgt of
daalt. De teksten zijn geschreven in deftig klinkend, maar niet foutloos latijn. Maar de inhoud
is vaak satirisch en plat. Veel van deze teksten zijn waarschijnlijk geschreven door vaganten.
Dit zijn de drop-outs van het klooster- of kathedraalscholen, die vaak meer studenten
opleiden dan er later nodig zijn voor banen en functies in bestuur, kerk of klooster.

Troubadours
De bloeiperiode van de troubadours die met eigen repertoire langs de adellijke hoven
trekken, ligt rond 1200 in Zuid-Frankrijk. Anders dan de vaganten, hoeven troubadours hun
geld niet met muziek te verdienen. Ze zijn vaak van Adel en niet fulltime met liedkunst bezig.
In de gedichten van en liedteksten van de troubadours is de hoofse liefde een belangrijk
onderwerp. De minnaar kan een onbereikbare geliefde niet veroveren, maar koestert het
verlangen en lijdt in stilte. In de hoofse liefde wordt de vrouw op een voetstuk geplaatst en
het is opvallend dat dit samenvalt met de christelijke Mariaverering.

Robin en Marion
Robin et Marion is een belangrijk beginpunt in de geschiedenis van de opera en het
hedendaagse theater. Wat dit verhaal anders en vernieuwend maakt is dat het hier gaat om
een niet-religieus verhaal. Toch is alles wel in dichterlijke taal vooraf uitgeschreven. Daarin
onderscheidt het zich van straattheater, waarbij meer geïmporteerd wordt. Het stuk is
geschreven ik volkstaal en de toon is humoristisch. Wat dat laatste betreft, doet het een
beetje denken aan de klassieke Griekse en Romeinse komedies.

You might also like