You are on page 1of 20

DE ARCHITECTUUR

EN BELEVING VAN
DE HERMITAGE (1770-1860)
DE HUT, DE HEREMIET(POP) EN DE HANG NAAR
EENZAAMHEID IN DE NEDERLANDSE LANDSCHAPSTUIN

hAnneke ronnes, WouTer vAn elburg


en merel hAvermAn

INLEIDING mannen zijn fictieve personen uit een roman van Wil­
In het jaar 1800 schreef Govert Hendrik Godefroi ba­ lem Kist, niettemin is het geschetste beeld vrij trouw
ron van Blankenheim tot den Stronk vanaf een buiten­ aan de realiteit. De stad waar Kist op doelt is ongetwij­
plaats in de buurt van Bloemendaal aan zijn secretaris feld Amsterdam, en de bouw van een ‘heremitagie’ als
Barend van Poedelen: ‘Ik heb nog vergeeten te vertel­ tuinsieraad of folly was omstreeks 1800 in een grote
P A G I N A ’ S 41- 6 0

len, dat ik [hier] eene Heremitagie gezien heb […] dit is straal rond de hoofdstad op zijn hoogtepunt (afb. 1).2
tegenwoordig zoodanig in de smaak dat er rondom de Dit artikel presenteert nieuw onderzoek naar de her­
Stad geen tuin is van honderd voeten in het vierkant, mitage op de Nederlandse buitenplaats, op basis van
zonder eene Heremitagie.’1 De hierboven genoemde een analyse van verkoopadvertenties, primair bron­
nenonderzoek (voornamelijk reisbeschrijvingen) en
m 1. De hermitage op Velserbeek te Velsen. Tekening door literatuuronderzoek.3 De hermitage, zo zal worden
H. Numan, 1793 (Noord-Hollands Archief) aangetoond, was een wijdverbreid fenomeen in Neder­ 41
land. Met de huidige inventarisatie is het aantal be­ de heremiet en de monastieke meditatie, en daarmee
kende buitenplaatshermitages bijna verdriedubbeld ook die van de hermitage.11 Kardinalen als Odoardo
van het in 1993 vastgestelde aantal van 36 naar ruim Farnese en Flavio Chigi creëerden hermitages in
honderd (zie bijlage 1).4 Op basis van deze nieuwe da­ kloosters en bij paleizen, voortbordurend op Plinius’
taset is het mogelijk met meer precisie uitspraken te diaeta en op monnikencellen.12 Ook buiten Italië ont­
doen over de periode waarin de hermitage populair stonden nu meer hermitages. Bij Neuburg am Inn
was, de verspreiding van de hermitage in Nederland, bouwde Ernst Georg Ludwig graaf von Sinzendorf vier
de situering in de tuin, het uiterlijk en attributen zoals ‘Eremitorien’, bewoond door aangeklede poppen met
levende heremieten en poppen. Het artikel gaat boven­ ogen van glas.13
dien in op de betekenis en receptie van de hermitage, Eind zeventiende, begin achttiende eeuw volgde de
de neergang en het Nachleben van het fenomeen. profanisering van het verschijnsel, toen dit transfor­
meerde in een hoogadellijke, vaak vorstelijke, rijk uit­
LANGE PRELUDE gevoerde hermitage waarin geen plek meer was voor
De hermitage is een weinig onderzocht en begrepen religie.14 De toenmalige opdrachtgevers van kluize­
tuinsieraad, aldus tuinhistoricus Christian Hlavac.5 naarshutten waren hoge edelen en vorsten, zoals in
Uit de bescheiden bibliografie over dit onderwerp rijst Bayreuth, waar in navolging van het werk van Ligorio
het beeld van een fenomeen met een lange geschiede­ een ‘Eremitage’­paleis en een aantal kleine hermitages
nis. De hermitage als plek om je in terug te trekken werden gebouwd (1715­1718). Hierin konden de mark­
kwam voor van de Oudheid tot diep in de negentiende graaf en zijn hofhouding zich terugtrekken en ‘kluize­
eeuw, omdat deze mensen in verschillende perioden naar’ spelen (afb. 2).15 Het waren volgens Witte en
aansprak en eenvoudig kon worden aangepast aan de Campbell echter vooral vrouwelijke eigenaren die zich
specifieke eisen van de adellijke, religieuze of intellec­ alleen of met intieme vrienden heremiet waanden in
tuele eigenaar en de smaak van de tijd. Architectoni­ deze luxe hermitages, weg van het ceremoniële leven,
sche ruimtes bij Italiaanse villa’s die de mogelijkheid de huwelijkse plichten en de adellijke beleefdheidsvor­
tot afzondering boden ten behoeve van religiositeit, men.16
studie of reflectie werden volgens kunsthistoricus Onder Nederlanders was in de formele, zeventiende­
Arnold Witte al vanaf het einde van de zestiende eeuw eeuwse tuin sporadisch sprake van een hermitage. Zo
‘hermitages’ genoemd.6 Vergelijkbare gebouwtjes en bracht Johan Maurits van Nassau­Siegen (1604­1679)
ruimtes, bekend als diaetae, bestonden al vanaf het be­ de laatste jaren van zijn leven door in zijn hermitage in
gin van de Italiaanse villacultuur in de Renaissance. Bergendael bij Kleef. Op deze ‘solitaire plaets’, ‘een wil­
Ze waren gebaseerd op beschrijvingen uit de klassieke dernis’, kon hij zich terugtrekken en zich overgeven
Oudheid van onder meer Plinius de Jongere, die zijn aan de natuur, de wandeling en vooral aan gedachten
diaeta duidde als een (deel van een) gebouw bedoeld over zijn leven en de naderende dood.17 Daarbij werd
voor eenzaamheid en studie of een maaltijd in een se­ niets aan het toeval overgelaten: de hermitage zelf
lect gezelschap. mocht dan tamelijk eenvoudig zijn, de ‘natuurlijke’
De Renaissance diaeta verschilde echter wezenlijk omgeving werd ingrijpend geënsceneerd.18 Bergen­
van die in de klassieke Oudheid en dat had alles te dael, bestaande uit velden, bossen, heuvels en al eer­
maken met de invloed van de christelijke kluizenaar in der aangelegde lanen, wandelpaden, sculpturen, fon­
de woestijn (in eremo). De villa­diaeta van Francesco teinen en een cascade, werd aangevuld met Johan
Petrarca, waarin hij zich terugtrok ten behoeve van de Maurits’ grafmonument, een kapel, gebouwtjes voor
literatuur, was gebaseerd op zowel klassieke als religi­ personeel en de hermitage.19 Deze laatste – ‘een huys
euze voorbeelden van studie in afzondering.7 van plancken’, aldus Johan Maurits zelf – had een ver­
Hlavac voert de hermitage in de landschapstuin ge­ dieping en een kleine aanbouw; een inventaris spreekt
heel terug op de middeleeuwse hut of grot van de chris­ van een slaapkamer en een kamer voor de vorst met
telijke heremiet in plaats van op de klassieke diaeta.8 verschillende kabinetten.20
Volgens Gordon Campbell was het echter de Italiaan­ Johan Maurits’ hermitage lijkt het midden te hebben
se, religieus geïnspireerde Renaissance­hermitage die gehouden tussen enerzijds de diaetae uit de klassieke
B U L L E T I N K N O B 2 021

het prototype vormde voor de Engelse kluizenaarshut Oudheid en de Renaissance en anderzijds de contem­
in de tuin.9 Witte bevestigt dat idee en verwijst daarbij poraine hoogadellijke hermitages in Frankrijk, Duits­
naar het paviljoen dat Pirro Ligorio in opdracht van land en Italië. Net als Plinius en Petrarca verbleef
paus Pius IV bouwde in de tuin van het Vaticaanse pa­ Johan Maurits daadwerkelijk in zijn hermitage. Deze
leis. Opgeluisterd met zowel antieke sculpturen als Bij­ was niet zo luxueus als sommige andere laatzeventien­
belscènes moet dit ‘casino’ begrepen worden als een de­eeuwse voorbeelden – binnen twintig jaar was ze
klassieke diaeta waaraan een christelijke laag is toege­
•2

vervallen – maar toch groter en rijker dan wat later


voegd.10 gebruikelijk zou worden. Andere Nederlandse zeven­
42 Vanaf 1600 groeide de populariteit van het ideaal van tiende­eeuwse voorbeelden zijn de ‘Eremitagie’ van de
2. De hermitages op Sanspareil te Bayreuth in Duitsland. Ingekleurde prent door J.G. Köppel, 1793 (Staatsbibliothek Bamberg)

dichter Joan van Broekhuizen in de buurt van Amstel­ ving een esthetische waardering, en de grenzen tussen
veen, en de ‘kluis’ in het bos van buitenplaats Hofwijck park en natuur vervaagden, net als die tussen het park
en een viertal groene kluisjes waarin ‘sich kluijsenaers en het agrarische bedrijf. Via de in Engeland populaire
gekluijstert konden wenschen’, waarnaar Constantijn ferme ornée en de Franse hameaus – die van Marie­
Huygens verwijst in zijn gelijknamige hofdicht.21 Antoinette op Versailles, inclusief hermitage, is onge­
twijfeld de beroemdste – werden hele boerderijdorpjes
DE HERMITAGE IN DE LANDSCHAPSTUIN geïntegreerd in de landschapstuin. De hermitage deed
Met de opkomst en ontwikkeling van de landschaps­ nadrukkelijk mee aan deze nieuwe oriëntatie op be­
stijl nam in de loop van de achttiende eeuw de popula­ leving en integratie van de natuur in het park: een te­
riteit van de hermitage een vlucht. De luxe verdween ruggetrokken bestaan in de natuur werd bij uitstek
nu weer naar de achtergrond, de heremieten (meestal geschikt geacht voor reflectie. De publicatie van Marc­
mensen, soms poppen) keerden terug en natuurbele­ Antoine Laugiers Essai sur l’architecture (1753), waarin
ving werd belangrijk. Dat laatste ging niet zonder slag de ‘oerhut’ van takken en bladeren werd gepresenteerd
of stoot. De tuin was een beladen plek in een eeuw als de eerste vorm van architectuur, was een belang­
waarin Verlichtingsdenkers als Buffon, Linnaeus en rijke katalysator voor de populariteit van de hermitage
d’Holbach de natuur onttheologiseerden, en lijnrecht (ook een hut). Een terugkeer naar meer ‘pure’ vormen
tegenover een even grote groep van geleerden stonden van bouwkunst – zoals de hermitage – zou de mens tot
die de natuur nog steeds als godsbewijs beschouw­ bezinning kunnen leiden (afb. 3).
den.22 Waar het rariteitenkabinet met naturalia voor De achttiende­eeuwse hermitage is daarnaast onlos­
deze laatste groep fungeerde als ‘antidote to atheism’, makelijk verbonden met Jean­Jacques Rousseau. In
ontwikkelde de hermitage zich in een heel andere rich­ zijn politieke vertogen vergeleek Rousseau een oor­
ting, die weliswaar flirtte met religie, maar daar in fei­ spronkelijke natuurstaat waarin de solitaire natuur­
te weinig mee te maken had.23 mens centraal stond met een contemporaine, gecor­
B U L L E T I N K N O B 2 021

Nu God in de natuur steeds meer op de achtergrond rumpeerde cultuurstaat. In zijn beroemde briefroman
raakte, werd het mogelijk het landschap te reserveren Julie ou la nouvelle Heloise (1761) en in verschillende
voor meer persoonlijke emoties. Deze ruimte werd on­ autobiografische werken presenteerde hij de ‘echte na­
middellijk ingevuld door de nieuwe esthetische cate­ tuur’ en hermitages als de enige plekken waar een
gorieën van het sublieme en het pittoreske: verrassen­ mens verlossing kon vinden.25 In verschillende fasen
de doorzichten, variaties in landschappen, woeste van zijn leven bewoonde Rousseau hermitages of her­
cascades en de vele fabriques of follies, waaronder de
•2

mitage­achtige constructies, zoals aan het einde van


hermitages, zetten de wandelaar aan het denken.24 zijn leven op het landgoed Ermenonville, een van de
Een sensitieve beleving van de tuin en de natuur ver­ eerste landschapstuinen van Frankrijk. Zijn plotselin­ 43
lens van melancholie oproepen, al ging het volgens
Meulenkamp ‘om tamelijk losse sfeerassociaties’.31
Tijdens de tweede fase, ongeveer 1800 tot 1835, vond
een ‘verburgerlijking’ plaats: ook de welvarende mid­
denklasse bouwde nu hermitages. In de laatste fase,
die duurde van circa 1835 tot 1875, werd de hermitage
een bron van vermaak voor de hele bevolking.32

DE SNELLE VERBREIDING VAN DE


BUITENPLAATSHERMITAGE
Ook in de achttiende eeuw bestond een kruisbestui­
ving tussen Nederlandse fictieve kluizenaarshutten –
denk aan de briefromans van Belle van Zuylen en
Aagje Deken en Betje Wolff – en gerealiseerde hermi­
tages.33 De vroegste, nu bekende hermitage in een
landschapstuin stond vanaf 1772 op Beeckestijn bij
Velsen, hoewel er mogelijk al in 1765 een was op bui­
3. De hermitage op Frogmore te Windsor in het Verenigd tenplaats Bosch en Hoven te Heemstede. De platte­
Koninkrijk. Aquarel door Samuel Howitt, ca. 1775 (Royal grond van tuinarchitect Johann Georg Michael uit
Collection Trust) 1772 toont een rotsachtig huisje bekroond met een to­
rentje of luidklok, dat achter in het park, verscholen
ge dood op dit landgoed, waar de hermitage en de na­ onder geboomte, in de hoek van het kleine korenveld
tuurfilosofie van Rousseau zo centraal stonden, heeft stond (afb. 4).
de populariteit van het fenomeen ontegenzeggelijk Het moment van bouw van de hermitage is alleen be­
versterkt. kend in de zeldzame gevallen dat er ontwerptekenin­
gen of andere relevante primaire bronnen zijn. De
HISTORIOGRAFIE VAN DE NEDERLANDSE HERMITAGE helft van de tijdens dit onderzoek nieuw ontdekte her­
Naast ruïnes, Turkse tenten en Chinese, neogotische mitages – 51 van de in totaal 104 – is achterhaald via
en neoclassicistische bouwwerken, worden hermi­ verkoopadvertenties. Dit betekent dat de stichtingsda­
tages gerekend tot elementen van de vroege land­ tum veelal onbekend is, maar in ieder geval verder in
schapsstijl in Nederland (van circa 1750 tot circa het verleden moet hebben gelegen.34
1815).26 De Nederlandse hermitage is het onderwerp Ondanks het feit dat de meeste hermitages zich in
geweest van een gering aantal publicaties. Sommige het sterk verstedelijkte westen van het land bevonden,
daarvan beschrijven één of enkele kluizenaarshut­ is de plek van oorsprong van de hermitage in Neder­
ten, zoals de artikelen van Martin van den Broeke land diffuser: de vroege hermitages lagen zowel in het
(1994) over de hermitage op landgoed Westhove bij westen (Beeckestijn, Domburg, Huis te Manpad, Ley­
Domburg, van Lucia Albers (2003) over kluizenaars­ duin) als in enkele Gelderse parken (Twickel, Biljoen,
hutten op landgoederen in Noord­Holland en van Lisa De Oorsprong, Rhederoord). Het ontstaan van de bui­
Wiersma (2015) over de hermitage op buitenplaats tenplaatshermitage in Nederland wordt, net als de
Frankendael in de Amsterdamse Watergraafsmeer.27 oorsprong van de Nederlandse landschapstuin, vaak
Jan Holwerda schreef verschillende artikelen over het in verband gebracht met genoemde tuinarchitect
onderwerp, meest recentelijk over de toepassing van Michael.35 Hij ontwierp in 1772 de hermitage voor
boomwortels in kluizenaarshutten.28 Jacob van Boreel op Beeckestijn, en in 1781 die voor
Een uitzondering op deze doorgaans incidentele on­ diens zoon Jacob jr. op Elswout. Zowel Michael als
derzoeksprojecten vormt het werk van Wim Meulen­ Boreel had in Engeland uitgebreid kennisgemaakt
kamp, die een uitgebreid oeuvre heeft opgebouwd over met de landschapsstijl.36 Ook met hermitages, zo blijkt
tuinsieraden, waaronder hermitages.29 In ‘De cultus uit een brief van Cornelis Jansz. Backer, in 1760 op reis
B U L L E T I N K N O B 2 021

van de hermitage in Nederland’ (1993) telde Meulen­ in Engeland, aan Boreel: ‘Vergeet dog niet [...] van me­
kamp 36 hermitages, maar hij vermoedde dat er meer de te brengen eenige plans van hermitages met laan­
waren geweest.30 Hij stelde dat het moeilijk is om de tjes soo gekronkelt als of te een wurm gekroopen had;
eerste Nederlandse sierkluis aan te wijzen, maar dat en die mij gesegt sijn wel over twintig jaaren, dat in
het fenomeen vanaf 1770 populair werd. De opkomst Engeland, charmant gevonden wierden.’37 De bronnen
van de hermitage als onderdeel van de vroege land­ van Michael, die waarschijnlijk verantwoordelijk was
•2

schapsstijl in het laatste kwart van de achttiende eeuw voor meer hermitages dan die van Beeckestijn en Els­
beschouwde Meulenkamp als de ‘proto­romantische’ wout alleen, waren alle Engels.38 Ook de hermitages
44 fase. Tuinsieraden zoals hermitages moesten gevoe­ van de landgoederen Biljoen en Beekhuizen waren het
4. Gedeelte van de plattegrond voor de tuinen van Beeckestijn te Velsen, met in de rode markeringen de kluizenaarshut en de
locatie daarvan. Tekening door J.G. Michael, 1772 (Noord-Hollands Archief)
5. De hermitage op kasteel Biljoen te Velp. Voorstudie in aquarel door Christian Henning, 1790-1791 (Gelders Archief)

6. Hermitage met waterput en omheining op Paleis Soestdijk te Baarn. Tekening door Jurriaan Andriessen, ca. 1790
(Stadsarchief Amsterdam)
B U L L E T I N K N O B 2 021
•2

46
7. Pagina met modellen van hermitages uit Georges le Rouge, Details de Nouveaux Jardins à la Mode. Jardins
Anglo-Chinois, vol. 4, Parijs, 1776

8. Verkoopadvertentie van buitenplaats Meerwerck te Amsterdam, Leydse Courant van 16 september 1799

resultaat van een samenwerking van eigenaar Johan bhaber von Gärten (1796­1811), maar de hermitages in
Frederik Willem baron van Spaen met zijn land­ zijn Magazijn waren eigen ontwerpen of bestaande Ne­
schapsarchitecten (afb. 5). Van Spaen kwam geïnspi­ derlandse voorbeelden.41 Andere belangrijke inspira­
reerd terug van zijn reizen naar Duitsland (1783) en tiebronnen voor de creatie van de hermitage waren
Zuid­Engeland (1791), en vond in Michael en later Jan Franse en Duitse voorbeeldenboeken, zoals Details de
David Zocher jr. en sr. ontwerpers die op hetzelfde Nouveaux Jardins à la Mode. Jardins Anglo-Chinois
landschappelijke spoor zaten.39 Of er sprake was van (1776­1787) van Georges Louis le Rouge en Theorie der
een vergelijkbare samenwerking tussen stadhouder Gartenkunst (1779­1785) van Christian Cay Lorenz
Willem V en zijn tuinarchitect Philip Willem Schonck Hirschfeld (afb. 7).42
is onduidelijk, maar op Soestdijk verrees een hermita­ Het huidige onderzoek heeft geen zeer vroege hermi­
ge en waarschijnlijk ook op Het Loo (afb. 6).40 tages opgeleverd. Geïntroduceerd door de hoogste
Een laatste landschapsarchitect die in dit kader echelons van de samenleving op de grootste landgoe­
B U L L E T I N K N O B 2 021

moet worden genoemd is Lucas Pieters Roodbaard: deren, zijn deze veelal goed gedocumenteerd en dus
alle tot nu toe bekende Friese hermitages lagen in par­ bekend. Door de zoektocht in digitaal ontsloten histo­
ken die door hem waren aangelegd. Soms maakte rische kranten zijn vooral iets latere, kleinere exempla­
Roodbaard gebruik van het Magazijn van Tuin-sie- ren achterhaald (afb. 8). De hermitage lijkt een dalend
raden van Gijsbert van Laar (1802): de hermitage op cultuurgoed: het eerst gebouwd door de hoge adel en
Fogelsanghstate in Veenklooster is vrijwel identiek rijkste patriciërs, werd het fenomeen in de loop van de
•2

aan een exemplaar in dit voorbeeldenboek. Van Laar tijd overgenomen door eigenaren met bescheidener
had het grootste deel van zijn boek overgenomen van middelen en dito tuinen; op den duur sierden hermita­
Johann Gottfried Grohmanns Ideenmagazin für Lie- ges ook stadshuizen en herbergen (bijlage 2). Het feit 47
dat dit proces heel snel plaatsvond, doet aan deze the­ park was in een bos of op een eiland, zo ver mogelijk
se enige afbreuk. Nicolaas Meerburgh, tuinier en bota­ weg van de bewoonde wereld (afb. 9 en 10). Van Laar
nicus, merkte al in 1782 op: ‘Op meest alle Lusthoven, stelt: ‘Men kan hetzelve op een verheven eiland plaat­
al zyn deselven niet zeer uitgestrekt, zonderd men sen […] om eene eenzame gedaante aan te geven’
thans de eene of andere plaats af, om een zogenaamde (afb. 11).48 Het handboek Nederlandsche Tuinkunst on­
Hermitagie aanteleggen.’43 De hier gepresenteerde da­ derwees in 1837 een pragmatische insteek bij de crea­
taset ondersteunt dit idee: hoewel de piek in het aantal tie van een tuin: ‘In elk geval moet men zich naar de
eerste vermeldingen van hermitages rond 1800 valt, omstandigheden regelen; waar geen water bestaat,
mag op basis van het feit dat het om verkoopadverten­ kunnen geene waterpartijen worden aangebragt […];
ties gaat, worden aangenomen dat het grootste deel geene belvedères […] in het midden van hooge bos­
van deze hermitages is aangelegd in het laatste kwart schen, geene hermitages langs volkrijke wegen.’49 Her­
van de achttiende eeuw. De eerste voorbeelden van mitages moest men aanleggen ‘in het donkerste, wild­
hermitages bij stadshuizen en herbergen volgen al ste, en eenzaamste gedeelte’ van een woud, op een
snel. In 1796 werd in Haarlem een stadshuis met een kleine, natuurlijke verhoging ten behoeve van het uit­
hermitage in de tuin verkocht, en in 1793 kreeg de zicht.50 De wandelaar benaderde de hermitage ideali­
speeltuin ‘America’ bij Leiden een nieuw gemetselde ter via een sterk slingerend pad, zodat men er bij wijze
hermitage.44 Binnen korte tijd droegen tenminste drie van verrassing op stuitte.51
buitenplaatsen de naam ‘Hermitage’, naast verschil­ Hoewel niet van alle hermitages de locatie in het
lende boerderijen, twee herbergen, een weiland, een park bekend is, blijkt uit het onderzoek dat vrijwel al­
moestuin en een Surinaamse plantage. Ook waren er tijd gekozen is voor een geïsoleerde ligging. Verkoop­
hermitagekoekjes, hermitagewijnen en hermitage­ advertenties vermeldden hermitages meestal in com­
kachels. Niettemin sloeg het begrip met name op de binatie met ‘de Engelse tuin’ of ‘het Engelse bos’.52 Een
folly in de buitenplaatstuin. In 1820 klonk het verbaasd bosrijke omgeving kwam het vaakst voor, ook veel ge­
en enigszins afkeurend: ‘op welk landgoed, een kwart noemd zijn eilanden en bergen, al dan niet in combi­
morgen groot, vindt men geen heremiet?’45 natie met een bos (afb. 12). Bezoekers aan Velserbeek
Waar Gelderland met twintig buitenplaatshermita­ merkten op: ‘Nooit echter zagen wij een plek beter in
ges voorheen werd beschouwd als de voornaamste overeenstemming met zulk een eenzame kluis dan
hermitageprovincie, is dit beeld met de huidige stand deze […] aan de overzij eener beek, tegen een helling
van wetenschap gekanteld in het voordeel van Hol­ gebouwde, door het dichte groen maar half zichtbare
land, waar wij de plaats bepaalden van een derde van kluis […] aan alle zijde door hoog geboomte afgesloten
het totale aantal buitenplaatshermitages (40). In Hol­ geheel.’53 Een Engelse reiziger beschrijft een hermita­
land en Utrecht samen vonden wij bijna twee derde ge ‘buried in the woods’ op landgoed Sparrendaal bij
van alle hermitages (63). In Friesland konden wij acht Driebergen.54 Reizigers vonden op landgoed Lichten­
hermitages lokaliseren, in Overijssel twee, in Zeeland beek een ‘waterval, aan eene beek, die een eilandje
en Noord­Brabant drie, in Groningen en Limburg één vormt, dat, onder hoog geboomte, eene smaakvol aan­
en in Drenthe geen. De burgerlijke signatuur is hier­ gelegde hermitage bevat; dit eilandje grenst zeer ge­
mee versterkt: de hermitage kwam volgens de inventa­ past aan een uitgestrekt dennenbosch’.55
risatie het meest voor op de buitenplaatsen van stede­ Maar weinig Nederlandse hermitages voldeden aan
lijke regenten in de nabijheid van de stad. Daarmee de voorwaarde van vrij uitzicht vanuit de hermitage:
wijkt de Nederlandse hermitage af van de adellijke slechts één egodocument spreekt van een ‘vue solitai­
kluizenaarshut uit de ons omringende landen.46 re’.56 Een verhoogde ligging kwam vaker voor. De klui­
zenaarshut op Ubbergen lag op ‘de helling eens heu­
MISE-EN-SCÈNE: DE SITUERING VAN DE HERMITAGE vels’ en werd door de wandelaar bereikt via ‘een smal
IN HET PARK kronkelend voetpad’ en ‘door digt kreupelhout’.57 Ook
Het van 1774 daterende reisverslag van de Leidse stu­ lagen relatief veel hermitages op eilandjes, zoals op
dent Frans Cornelis Hoogvliet gaat uitgebreid in op de Vijverberg bij Arnhem. In de buurt van die hermitage
situering van de hermitage in de landschapstuin. Op lag het graf van de heremiet, net als op Lichtenbeek en
B U L L E T I N K N O B 2 021

tour met zijn ouders bezocht Hoogvliet het Hof te Vilsteren het geval was.58
Domburg in Zeeland. ‘Benieuwd naar zulke eene rari­
teit’, wandelden ze eerst door ‘een fraaien en vrugtba­ HUTTEN, HEREMIETEN EN ATTRIBUTEN
ren hof, achter welke een aangenaam bosch is met dig­ Hermitages werden in de beginjaren vooral gezien als
ten boomlommer beschaduwt’, daarna ‘leidde men rariteit en later als vast onderdeel van een landschap­
ons door verscheiden wandelpaden en kronkeldreven pelijk aangelegd park, maar ze vormden nooit het
•2

heenen tot wij na lang omloopen de woning deezes meest belangrijke tuinsieraad. De hermitage staat in
vreemdelings naderende zijne hut beschouwden.’47 verkoopadvertenties regelmatig als laatste genoemd
48 De ideale plek voor een hermitage in het landschaps­ in een lange rij van tuinelementen; de ‘enz.’ die erop
9. De locatie
van de
hermitage
op Rhederoord
te De Steeg,
op een kaart
van J.P. Post,
1797 (Gelders
Archief)

B U L L E T I N K N O B 2 021
•2

49
10. De locatie van de hermitage op het eilandje op buitenplaats Bosch en Hoven te Haarlem. Kaart toegeschreven aan
Jan van Varel, 1765 (Noord-Hollands Archief)

volgt lijkt erop te wijzen dat de hermitage nog net de hutje’ gemaakt van ‘gevlochten teenen, van buiten met
moeite van het vermelden waard was. Mogelijk heeft klimop, climatis, wijngaardranken, wilde kamperfoe­
dit te maken met de vergankelijkheid van het gebruik­ lie en rozen bekleed […]; de grond en de wanden zijn
te materiaal: echt kostbaar was de hermitage niet. In bedekt met veelkleurig mos.’62 Daniël Boissevain
het Magazijn (1802) zijn de meeste hermitages van ‘na­ noemde naar aanleiding van zijn bezoek aan Lichten­
tuurlijk ruw bemost hout’, ‘schotten van hout’ of van beek in 1807 de ‘fraaye Hermitage met Menagerie uyt
‘teenwerk gevlochten en met leem en koemest bepleis­ wortelen van Boomen zamengesteld’, Otto van Eck
terd’. De Nederlandsche tuinkunst (1837) noemt ‘ruw schreef op 22 augustus 1793 in zijn dagboek over de­
hout’, ‘stroo en biezen’, het Handboek voor den Neder- zelfde, ‘zeer aardige’ hermitage dat het ging om een
landschen tuinbouw van Theodorus Frederik Uilkens ‘huisje van mosch’.63
(1848) ‘boomwortelen, veldsteenen, turf of riet’ en Het interieur van de hermitages was sober en be­
mos.59 Een halve eeuw eerder was de aanpak van de stond idealiter uit een of meerdere stoelen, een bank
B U L L E T I N K N O B 2 021

hoge adel en rijkste patriciërs wat minder sober ge­ of bed, een doodshoofd of doodskist, een zandloper,
weest, ongetwijfeld op basis van internationale voor­ boeken en een (houten) heremietpop (afb. 13).64 Het
beelden. In 1778 werd ene Wernold Omans op Twickel ‘huiscieraad’ van de hermitage van Westhove is in
betaald voor het leveren van ‘Gilhuyser brokken’ 1786 ‘naif’.65 Negentig jaar later memoreerde Jacobus
(zandsteen uit Gildehaus) en de bouw van de hermita­ Craandijk de aankleding van de hermitage van
ge.60 Hier dus geen hutje van twijgen en mos, maar dat Schaesberg, die hij als kind met zijn klas bezocht: ‘Hoe
•2

werd een of enkele decennia later wel de standaard.61 verdrongen wij elkander voor de bestoven glasruitjes
Reisverslagen geven een nauwkeurig beeld van de ge­ om naar binnen te zien! Daar stond de tafel, met een’
50 bruikte materialen. Op landgoed Ubbergen was ‘het zandlooper er op. Daar stond de doodkist tegen den
11. Plaat clXXXi
uit het Magazijn
van Tuin-sieraden
van Gijsbert
van Laar, 1802.
‘Een Eiland met
eene fraaije doch
niet kostbare
Hermitage’. Deze
plaat komt sterk
overeen met de
hermitage op
Velserbeek te
Velsen, zie
afbeelding 1

12. De hermitage
op Ridderoord
bij De Bilt.
Getekend door
de destijds
76-jarige
Maurits Eyck
van Zuylichem,
eigenaar van
de buitenplaats,
1840 (Nationaal
Archief)
13. Plaat clXXXii uit het Magazijn van Tuin-sieraden van Gijsbert
van Laar, 1802. ‘Bij het openen van de deur ziet men hem zitten in
zijn volle costuum, met zijn brevier en paternoster, in bespie-
geling des sterfelijken levens, naar uitwijzing van zijne huis-
sieraden, Memento More, ontaar en doodkist […] De eremiet een
ledeman zijnde, kan men doen zitten, leggen, of knielen, zoo als
men begeert. Men kan hem bij mooi weder ook laten rusten, op
een’ afgezaagde stam van een’ boom, naar uitwijzing der plaat.’
14. Verkoopadvertentie van een heremietpop, Utrechtsche Courant van 20 april 1807

muur, slaapstede en “memento mori” tevens. En daar beeldhouwer’ in Den Haag, om zijn ‘ledemans’.76 Rela­
zat de hermiet, de groote houten pop met langen wit­ tief veel van de vroege heremieten en heremietpoppen
ten baard en bruine pij.’66 bewoonden hermitages in het oosten van het land.
Dat de inrichting van de hermitage sterk gestandaar­ Ook de Roodbaard­parken waren soms uitgerust met
diseerd was blijkt ook uit evaluaties van kluizenaars­ een heremiet. Op een van deze Friese buitenplaatsen,
hutten, zoals die van het echtpaar Scheltema­van Nij­ Olterterp, speelde ene ‘Ket uit Drachten’ voor kluize­
megen. Na een bezoek aan landgoed Laag Oorsprong naar, in andere gevallen vervulde het (tuin)personeel
bij Oosterbeek beperkten zij zich tot de opmerking dat deze taak.77 In 1786 werd stadhouder Willem V getrak­
het een hermitage was ‘met het geen daar in behoort’.67 teerd op een bezoek aan de hermitage op landgoed
Over de inrichting van de hermitage op Velserbeek was Westhove in Zeeland. Hij trof hier jachtopziener G.C.
hun commentaar iets minder summier: genoemd wor­ Poelman die was verkleed als kapucijner monnik. De
den de heremiet met boek in de hand, een altaar met stadhouder was gefascineerd door het schouwspel en
Christusbeeld, een paar boeken, een doodskist, een stelde de kluizenaar verschillende vragen, waar de
doodshoofd en beenderen en inscripties.68 jachtopziener quasi­naïef en met een Vlaams accent op
De eigenaar van Biljoen, Van Spaen, zag met lede antwoordde. Kennelijk had Poelman weinig zin in dit
ogen aan dat de bordjes met versjes van Elisabeth Post spelletje waartoe hij waarschijnlijk door de eigenaar
en Franse pastorale dichters langs de paden en bij de van het landgoed was gedwongen: hij weigerde de
hermitage – strofes die tot doel hadden de bezoekers muntstukken die Willem V aanbood, ondertussen
in de juiste sferen te brengen – met enige regelmaat denkend: ‘loop naar de bleksem’.78
werden vernield of voorzien van ‘onbetamelijke’ aan­ Soms was sprake van een mechanisch aangedreven
vullingen.69 Het deed hem besluiten de bordjes te ver­ heremietpop. Boissevain sprak na zijn bezoek aan
wijderen en de versjes te bundelen in een boek.70 Ver­ Lichtenbeek over een heremiet die een boek las ‘in
schillende reizigers merkten in de hermitage van eene beweegende houding’.79 Ook de heremiet van
Ubbergen een tweeregelig Frans gedichtje op: ‘Viens Frankendael in de Watergraafsmeer kon zijn hoofd
elever ton ame en ce plaisible lieu / Admire la nature et buigen (afb. 15).80 Na deze ‘hoekigen hoofdknik’ wees
adore ton Dieu!’71 Bij de hermitage van Vijverberg zag
Nicolaas Esser Meerman in 1813 een aantal ‘inscripti­ 15. Kluizenaarspop van Frankendael in de Watergraafsmeer,
en’ die ‘Gods heerlijkheid en de vergankelijkheid des met zijn doodskist (Amsterdam Museum)
menschelijken levens ter beschouwing en aandenken
voorstelden’.72 Willem de Clercq noemde in 1811 de La­
tijnse en Franse inscripties van de hermitage op kas­
teel Loenersloot.73 Een ‘paar oude borden met toepas­
selijke kluizenaarsinscripties’ waren in 1902 op
Olterterp het enige wat nog resteerde van de uitrusting
van de hermitage.74
In Domburg zat de heremiet, ‘eenen bejaarden vader
met eenen donkerbruine pijrok […] schoon van hout
gefabriceerd’, aan een tafel met daarop twee boeken:
Le song d’un ermite en La métamorphose d’Ovide.75 De
Metamorfosen van Ovidius figureerde ook al in de
vroegzeventiende­eeuwse hermitage van Palazzetto
Farnese in Rome en op Ermenonville een eeuw later.
B U L L E T I N K N O B 2 021

Dat suggereert dat de betekenis van de hermitage als


overgang (metamorfose) van cultuur naar natuur een
constante was.
Op tenminste 25 hermitages was een levende here­
miet of heremietpop aanwezig. Soms ging het slechts
om een schildering van een heremiet, meestal om een
•2

pop van hout die veelal als monnik was aangekleed


(afb. 14). In de jaren 1820­1840 roemden de kranten
meermaals ene Benjamin Adams, actief als ‘kunst­ 53
zijn ‘rechterhand deftig op een overeind staande eiland en de dood. In reisverslagen en handboeken
doodskist […] die tot kalme grafrust noodde, door het duikt het concept ‘romantisch’ regelmatig op, de term
op ’t deksel met zinkwit geschilderde “Gedenk te ster­ ‘schilderachtig’ een enkele keer.90 Sporadisch klinkt in
ven”’.81 Een notitie in een rekeningenboek van Biljoen, de evaluatie van de hermitage iets meer nuchterheid
waarin Van Spaen ‘geleend aan Hermiet Jan Gartsen en distantie door: de kluizenaarshut van Westhove bij
f 10.­’ aantekende, bevestigt dat in enkele gevallen een Domburg kon de aandacht ‘eene goede poos’ bezig­
echt persoon werd aangesteld om in het park als here­ houden, de hermitage van Rijserdaal was ‘zeer interes­
miet te leven of te acteren. Lang lijkt deze man het in sant’.91
de hermitage van Biljoen niet te hebben volgehouden; Lange tijd was van cynisme nauwelijks sprake, of het
hij werd vervangen door een pop.82 Deze heremietpop moet de discussie zijn van enkele reizigers na een be­
knikte bij binnenkomst met z’n houten hoofd en ‘wees zoek aan de heremiet van Domburg over de waarde van
vervolgens met z’n houten arm op een overeind staan­ het solitaire bestaan van de kluizenaar. Sommigen
de doodskist, waarop geschilderd stond: Memento vonden dat ‘dezen mensch zijn geluk te benijden’ was,
Mori […] De boswachter, die de deur ontsloot, bracht anderen waren van mening dat het geluk van het here­
het mechaniek in werking en hield tenslotte z’n hand mietenbestaan ‘louter schijn’ was.92 Uit de eerder ge­
op voor een drinkpenning.’83 noemde opmerking uit 1820 dat elk landgoed, ook het
kleinere, een heremiet tentoonstelde, klinkt enige
BETEKENIS EN RECEPTIE hoon door over het fenomeen, maar misschien nog wel
De manier waarop de hermitage van Biljoen werd ge­ meer over de kopieerzucht.93 Een buitenlandse gaze op
presenteerd, toont aan dat Van Spaen de romantische de Nederlandse hermitagecultuur verraadt enige laat­
symboliek van dit element in zijn park heel serieus dunkendheid: de bezoekers van de hermitage op Spar­
nam. Het is de vraag in hoeverre dat ook gold voor an­ rendaal ‘smiled at the formal bed of rushes’.94 De nega­
dere buitenplaatseigenaren en voor de toeschouwers tieve beoordeling van Willem de Clercq van de
van de hermitages. kluizenaarshut op Vijverberg had niets te maken met
Net als haar materiële verschijningsvorm, bleef de het romantische tafereel, maar alles met de wijze van
betekenis van de hermitage in de loop van de bijna presenteren en het achterstallige onderhoud: ‘zoo zeer
honderd jaar dat deze de tuin in landschapsstijl sierde mishaagde ons eene soort van hermitage met twee
vrijwel onveranderd. Een unieke Drentse fictieve her­ elendige hutjes, waarin de afbeeldsels van Menno en
mitage geeft een vrij nauwkeurig beeld van wat met dit Paracelsus een knikkende pop en een groot getal op­
tuinonderdeel werd beoogd. Deze voor de gelegenheid schriften die meer vroom als dichterlijk waren en ons
gebouwde kluizenaarshut figureerde in de zomer van om dus te spreken walgden daar deze heilige opschrif­
1785 als decorstuk in een toneelstuk in het park van ten overal als uithangborden van kroegen geplaatst
Laarwoud. Een van de zoontjes van eigenaar Sigis­ waren. Eene smerige hut waar wij uitgebrande kaars­
mund Pieter Alexander van Heiden Reinestein, kamer­ sen en een kartonnen doodshoofd vonden bekroonde
heer van Willem V, vervulde de rol van heremiet. Op dit tefreel zoo dat wij deze hermitage zochten te verge­
muziek getiteld Romance zong hij: ‘Dans ma retraite ten en verder Lichtenbeek met dankbaar genoegen ver­
obscure/ Du monde ennué, solitaire, ignoré, J’observe lieten.’95
la nature.’84 De hermitage was een plek om je terug te In de afkeur van ‘heilige opschriften die meer vroom
trekken uit de wereld en eenzaamheid te ervaren in de als dichterlijk waren’, klinkt de protestant door die De
natuur. Een erg vrolijk oord was de kluizenaarshut Clercq was; de ‘uithangborden van kroegen’ deden af­
niet, zoals blijkt uit ‘obscure’ in de zangregels hier­ breuk aan de smaak en distinctie van de buitenplaats.
boven en uit andere kwalificaties in reisverslagen. De Het einde van het fenomeen van de hermitage is ta­
hermitage van Biljoen was ‘somber’, de kluizenaars­ melijk exact te bepalen op basis van de verkoopadver­
hut van Domburg stond voor een ‘somber eenzaam le­ tenties en reisverslagen. In 1855 werd opgemerkt dat
ven’.85 Dit had veel te maken met gedachten over ‘de de hermitage ‘vroeger meer in was dan tegenwoor­
vergankelijkheid des menschelijken levens’ waartoe dig’.96 Vierentwintig jaar later werd de hermitage als
de hermitage aanzette.86 Ook anderen waren van me­ een van ‘de aardigheden onzer voorvaderen’ stevig ver­
B U L L E T I N K N O B 2 021

ning dat de hermitage ‘den wandelaar tot ernstige ankerd in het verleden.97 Bijna gelijktijdig sprak Craan­
weerspiegelingen wekt’.87 De kluizenaarshut van Ub­ dijk over de hermitages die in zijn jeugd gebruikelijk
bergen en de bijbehorende inscriptie versterkten vol­ waren.98 De hermitages die wel bleven bestaan lijken
gens een gezelschap de stemming van ‘ernst’.88 in de tweede helft van de negentiende eeuw het do­
‘Romantisch is hier het toverwoord’, schrijft Wim mein te zijn geweest van kinderen en het grote publiek.
Meulenkamp over de hermitage.89 Hij haalt Jacob Geel Frankendael in de Watergraafsmeer werd bijvoorbeeld
aan die in 1835 in zijn beroemde Gesprek op den Dra-
•2

het doel van een jaarlijkse processie van arbeiders uit


chenfels de hermitage stevig positioneerde in de Ro­ de Jordaan.99 Behalve de klas van Craandijk, arriveer­
54 mantiek, in combinatie met het klooster, de berg, het de in 1872 ook een schoolklasje op Fogelsanghstate in
Veenklooster (afb. 16). Bij de hermitage keken ze ver­
wonderd toen ze ‘daar een kluizenaar zagen zitten. ’t
Was voor de kleintjes vooral een moeilijk vraagstuk of
de kluizenaar leefde dan of hij dood was.’100 Leonard
Springer ontwierp rond 1883 voor de jonge kinderen
van jonkheer Louis Rutgers van Roozenburg een her­
mitage midden in een doolhof op de Paltz in Soester­
berg.101
Wat overbleef na het opdrogen van de verheven ge­
voelens en gedachten van de Romantiek, was de wan­
deling naar de hermitage en de rust in en om de kluize­
naarshut. ‘Wie eens in een bootje de vijvers van de
Hermitage daar ter plaatse is rondgevaren’, werd in
1905 geschreven over landgoed Olterterp, kon genie­
ten ‘van de doodsche stilte daarachter in die eeuwen­
oude bosschen van het landgoed […] een stilte slechts
verstoord door het tjilpen en kwinkelleren en zingen
van duizenden vogels’.102 De tijd van de romantische
tuinsieraden, levende heremieten en diepe reflectie
was voorbij. In 1902 verzuchtte een bezoeker van een
Friese landschapstuin die geen zin meer had in follies
en andere ouderwetse attributen: ‘gelukkig bleef ’t bij
een “hermitage”’.103 Misschien dat de hermitage nog te
billijken was, omdat de waardering voor een mooi uit­
zicht bleef bestaan en veel kluizenaarshutten hierin
voorzagen. De hermitage ging heel geleidelijk te gron­
de: de meesten vergingen zonder dat iemand zich er­
om bekommerde of verdwenen omdat ze werden geas­
socieerd met een ‘dweepzieke’ tijd. Sommigen werden
herbestemd tot kippenhok of fazanterie.104

CONCLUSIE
De uitbreiding van het aantal bekende hermitages als 16. Kluizenaarshut met kluizenaarspop op Fogelsangh State te
gevolg van deze studie biedt ons meer inzicht in de om­ Veenklooster, 1986 (foto A.J. van der Wal, Rijksdienst voor het
vang en verspreiding van het fenomeen in Nederland. Cultureel Erfgoed)

Meulenkamps fasering van drie ontwikkelingsstadia


tussen de tweede helft van de achttiende eeuw en het Het feit dat de bronnen zo weinig bewijs leveren voor
einde van de negentiende eeuw blijft grotendeels over­ cynisme ten aanzien van het fenomeen van de hermi­
eind: de twee eerste fasen, introductie door de adel en tage en de heremiet onderstreept deze these. Tegelij­
zeer rijke patriciërs en toepassing door de burgerij, kertijd voorzag de kluizenaarshut in een meer univer­
vonden vrijwel gelijktijdig plaats. De kluizenaarshut sele behoefte, in plaats van alleen een romantische:
werd al heel snel een standaardattribuut op zelfs de door de tijd heen zijn er altijd vertrekken gecreëerd
kleinste buitenplaats. De verkoopadvertenties die een waar mensen – meestal uit de elite – zich konden terug­
waslijst aan tuinsieraden noemen, tonen aan dat deze trekken. In die zin was de hermitage een pendant van
kleine tuinen en parken behoorlijk vol moeten zijn ge­ het kabinet of de studio.
weest. De hermitage bevond zich ook op deze beschei­ De kluizenaarshut in Nederland week af van die in
den landgoederen altijd ergens aan de randen, aan het landen waar vorsten en de hoge adel een belangrijker
B U L L E T I N K N O B 2 021

einde van de wandeling. Het sterk gestandaardiseerde rol speelden in de verbreiding van het fenomeen. Daar
uiterlijk van de hut, de vergankelijke materialen, de in­ werden hermitages veelal aangetroffen in uitgestrekte
scripties, het interieur, de verwijzingen naar de dood parken, die in omvang hun Nederlandse equivalent ver
en de attributen waren alle gestoeld op het romanti­ overschreden. De Nederlandse hermitage reflecteert
sche idioom. De populariteit van de hermitage sugge­ in alles de Nederlandse buitenplaats: beide waren
reert dat Nederlanders zeker niet ongevoelig waren vooral burgerlijk, wijdverbreid, stedelijk en beschei­
•2

voor de Romantiek, zoals vaak wordt aangenomen. den in omvang en aankleding.105

55
bijlage 1 nAAm buiTenplAATs/kAsTeel/lAndgoed plAATs eersTe (bekende) vermelding
Buiten- Belvedere Amsterdam 1816
plaatsen, Frankendael Amsterdam 1883
kastelen La Retraite Amsterdam 1809
en land- Meerwer(c)k Amsterdam 1799
Moscou Amsterdam 1821
goederen
Namaals Beeter Amsterdam 1803
met een Naamloos buitenplaatsje Amsterdam 1808
hermitage Naamloze heeren­hofsteede Amsterdam 1838
Wel Na Amsterdam 1803
Zorgrust Amsterdam 1806
Het Loo Apeldoorn 1793
Vijverberg (oorspronkelijk Lichtenbeek) Arnhem 1793
Hooge en Leege Oirspronk / Hoge en Lage Oorsprong Arnhem 1799
Patientia Baambrugge 1915
Soestdijk Baarn ca. 1790
Naamloze buitenplaats Beek 1823
Lyndenstein Beetsterzwaag vóór 1825
Uleput Berg en Dal 1822
Lommerlust Beverwijk 1801
Bleeck­en­Hoven Bloemendaal 1807
Huis te Bloemendaal Bloemendaal 1813
Sparrenheuvel Bloemendaal 1806
Slangevegt Breukelen ca. 1780
Voortwyk Breukelen 1785
Lagerwerf Broek in Waterland 1821
Kasteel Bronkhorst Bronkhorst 1790
Naamloze buitenplaats Bodegraven 1807
Broekhof Cuijck 1827
Ridderoord De Bilt 1840
Twickel Delden 1797
Hof te Domburg Domburg 1774
Doorwerth Doorwerth 1790
Rijserdaal Driebergen 1813
Sparrendaal Driebergen 1848
Groot Lankum Franeker 1868
Huis de Poll Gietelo 1805
Huis­Duinen Haarlem 1798
Rusthoven Haarlem 1819
Welgelegen Haarlem 1792
Huis te Manpad Heemstede begin 19de eeuw
Bosch en Hoven Heemstede mogelijk 1765
Nieuwland Heilig Landstichting 1828
Jerusalem Kralingen 1862
Drakenstein Lage Vuursche 1888
Loenersloot Loenersloot 1797
De Boomgaard Maarssen 1791
Elsenburgh Maarssen 1800
Eyckenstein Maartensdijk 1840
Middelstein Midlum 1868
De Snelle Moordrecht 1797
Rustryk Muiderberg 1799
Sterreschans Nieuwersluis 1815
Marienlust Nijmegen 1529
Naamloze buitenplaats nabij Nieuwland Nijmegen 1913
Elsbosch Nuland 1806
Stania State Oenstjerk 1905
Olterterp (voorheen Slot Boelens) Olterterp vóór 1825
Westhove Oostkapelle 1786
Jagtlust Oudeschoot 1847
Elswout Overveen 1812
Valkenstein Poortugaal 1817
Heimerstein Rhenen 1790
Leeuwendaal Rijswijk 1800
Naamloze tuin met huis aan de Hoogen Zeedijk Rotterdam 1818
Naamloze buitenplaats aan de Kruiskade Rotterdam 1817
Naamloze tuin met huis aan de Waschbeeklaan Rotterdam 1834
Struisenburg Rotterdam 1823
Rustenburg Schalkwijk 1838
Schaefsberg Schin­op­Geul 1889
Fraeylemaborg Slochteren ca. 1820­1840
nAAm buiTenplAATs/kAsTeel/lAndgoed plAATs eersTe (bekende) vermelding
Rust­Oord Soestdijk 1880
De Paltz Soesterduin eind 19de eeuw
Staverden Staverden 1851
Rhederoord De Steeg 1797
Vijversburg Tytsjerk vóór 1825
Huys te Ubbergen Ubbergen 1854
Kent U Zelven Utrecht 1787
Zwanenburg Utrecht 1801
Fogelsangh State Veenklooster vóór 1804
Beekhuizen Velp 1799
Biljoen Velp 1798
Overbeek Velp 1808
Middeloo Velsen 1807
Velseroog Velsen 1781
Beeckestijn Velsen­Zuid 1772
Velserbeek Velsen­Zuid 1783
Vilsteren Vilsteren ca. 1840
Holij Vlaardingen 1859
Leyduin Vogelenzang 1798
Beresteijn Voorschoten 1843
Vredenhoef Voorschoten 1830
Naamloze buitenplaats Voorschoten 1841
De Wildenborch (kwam van elders) Vorden 1859
Breevecht Vreeland 1845
Naamloos buitenplaatsje Vreeland 1805
Welgelegen Vreeland 1856
Naamloos heeren­huizinge Waalwijk 1856
Backershagen Wassenaar 1819
Het Park West­Souburg 1843
Lathmer Wilp 1783
Naamloze buitenplaats Zevenhoven 1805
Soelen Zoelen 1805
Stadwijk Zoeterwoude 1870
Zuylenburgh Zuilen 1804

nAAm plAATs eersTe (bekende) vermelding bijlage 2


Lokaal de Vreede Amsterdam 1813 Andere
Naamloos huis op stadsbolwerk Sloten Amsterdam 1826 huizen,
Park van Klaas Bakker Jzn Broek in Waterland 1838 tuinen en
Naamloos huis in de Begijnestraat Haarlem 1796 herbergen
Naamloos huis op het Achterom Hoorn 1867
met
America Leiden 1794
Naamloos huis in de Sint Pieterstraat 1820 hermitages
Maastricht
Stadwyk Muiden 1812
Het Echobosch Muiderberg 1903
Dee Beerenberg in de Imbosch Roozendaal ca. 1777­1779
Naamloos huis op stadsbolwerk Sint Lucas Utrecht 1844

noten artikel uit 1993, al moest het daadwer­ Spectacle. Studies in Early Modern
1 W. Kist, Het leven, gevoelens en zonder- kelijke aantal volgens hem een veelvoud Visual Culture, Melbourne 2011, 105­119;
linge reize van den landjonker Govert daarvan zijn, zie W. Meulenkamp, ‘De A. Witte, ‘Sociable Solitude. The Early
Hendrik Godefroi van Blankenheim tot cultus van de hermitage in Nederland’, Modern Hermitage as Proto­Museum’,
den Stronk, Haarlem 1800, 236. in: M. Bison e.a. (red.), Ô laage hut! Meer in: K.A.E. Enenkel en C. Göttler (red.),
B U L L E T I N K N O B 2 021

2 Synoniemen van hermitage zijn kluize­ grootsch dan vorstelyke hoven. Het Kluisje Solitudo, Spaces, Places and Times of
naarshut en kluis. van Betje Wolff en Aag je Deken te Bever- Solitude in Late Medieval and Early
3 Via Delpher, de digitale krantenbank wijk, Beverwijk [1993], 57­74. Modern Cultures, Leiden/Boston 2018,
van de Koninklijke Bibliotheek, is ge­ 5 C. Hlavac, ‘Eremitagen in frühen mit­ 405­450. Hermitages werden in de
zocht naar hermitages (verschillende teleuropäischen Landschaftsgärten’, zeventiende eeuw ook wel ‘romitorii’
schrijfwijzen) genoemd in verkoop­ Gartenkunst 32 (2020) 1, 79­94. genoemd.
advertenties. 6 A. Witte, The Artful Hermitage. The 7 Witte 2018 (noot 6), 406­410.
4 Daar komen nog tien hermitages bij Palazzetto Farnese as a Counter-refor- 8 Hlavac 2020 (noot 5), 79­80.
die niet op buitenplaatsen, maar bij mation Diaeta, Rome 2008, 106­109; 9 G. Campbell, The Hermit in the Garden.
•2

tuinen, speeltuinen, uitspanningen en A. Witte, ‘Hermits in High Society. From Imperial Rome to Ornamental
stadshuizen stonden. Het aantal van Private Retreats in Late Seicento Rome’, Gnome, Oxford 2013, 2.
36 noemt Wim Meulenkamp in zijn in: D.R. Marshall (red.), Art, Site and 10 Witte 2018 (noot 6), 408­409, 414­416. 57
11 Witte 2018 (noot 6), 417. De naam gezocht in zijn popularisering van de William [1799], Den Haag 1987, 19;
‘hermitage’ werd steeds gangbaarder in natuur als plek voor retraite. B. Wolff en A. Deken, Historie van den
plaats van diaeta. 26 A.M. Backer, E. Blok en C.S. Oldenbur­ heer Willem Leevend, zevende deel,
12 Witte 2018 (noot 6), 106­109, 417. ger­Ebbers, De natuur bezworen. Een Den Haag 1784, 370, en B. Wolff en
13 Hlavac 2020 (noot 5), 80; Volgens inleiding in de geschiedenis van de A. Deken, Historie van mejuffrouw
Wilfried Hartleb ging het om contra­ Nederlandse tuin- en landschaps- Cornelia Wildschut; of, de gevolgen der
reformatorische propaganda; W. Hart­ architectuur van de middeleeuwen tot opvoeding, vijfde en zesde deel, Den
leb, Neuburg. Gartenschloss am Inn. het jaar 2005, Rotterdam 1998, 29­32; Haag 1793, 83.
Streiflichter zur Kulturgeschichte (Kultur H.M.J. Tromp, De Nederlandsche land- 34 De meeste verkoopadvertenties dateren
im Landkreis Passau, Band iv), Salzweg schapsstijl in de achttiende eeuw, Leiden uit de periode 1800­1850.
2006, 103. 2012, 262. Volgens Tromp moet worden 35 Campbell 2013 (noot 9), 215, 219 en
14 Hlavac 2020 (noot 5); Hartleb 2006 opgemerkt dat de invloed vanuit C.S. Oldenburger­Ebbers, ‘De tuin­
(noot 13). Engeland niet rechtstreeks en dominant architectuur van Johann Georg Michael
15 Hlavac 2020 (noot 5), 80; Campbell was; voor de eerste ervaring van een (1738­1800)’, Bulletin KNOB 90 (1991)
2013 (noot 9), 12­13. ‘Engels’ park en de hermitage bezocht 3,73­79, hier 77.
16 Witte 2008 (noot 6), 112­113, 117; men veelal de Duitse baden en kastelen 36 A. van Oosterom, ‘Johann Georg
Campbell 2013 (noot 9), 52. en de tuinen in en rond Parijs; W. Gob­ Michael (1738­1800) en zijn zoon Johan
17 E. Ihne, ‘Miraculum mundi – Der Le­ bers, Jean-Jacques Rousseau in Holland. George Michael (1765­1858)’, Leden-
bensabend. Briefe aus Bergendael’, in: Een onderzoek naar de invloed van de bulletin Historisch Genootschap
G. de Werd e.a. (red.), Soweit der mens en het werk (ca. 1760-ca. 1810), Midden-Kennemerland, 33 (2010), 10­11.
Erdkreis reicht. Johann Moritz von Gent 1963. 37 Nationaal Archief (NA), FA Boreel 1.10.10,
Nassau-Siegen, Kleve 1979, 95. 27 M. van den Broeke, ‘“…naïf en wel­ inv.nr. 132: Cornelis Backer Jansz. aan
18 Johan Maurits liet onder meer architect gelijkend”. De sierhermitage bij kasteel Jacob Boreel Jansz., 8 januari 1760.
Maurits Post erbij roepen, maar die Westhove’, Cascade bulletin voor tuin- Zie ook: Albers 2003 (noot 27), 232.
stierf voordat hij kon komen; Ihne 1979 historie 3 (1994) 1/2, 18­19; L.H. Albers, 38 Designs of chinese buildings van William
(noot 17), 98. ‘Follies, bizarre architectuur in Holland. Chambers (Ned. vert. 1763), het boek
19 Ihne 1979 (noot 17), 95­100. Van houten kluizenaars en andere tuin­ Stowe (1769) met afbeeldingen en een
20 Deze kabinetten waren gevuld met sieraden op de landgoederen Beeckes­ plattegrond van het park en Observati-
brieven, mathematische instrumenten tijn, Velserbeek, Elswout en Franken­ ons on modern gardening van T. Whately
en verfspullen (om kaarten te maken); dael’, Holland Historisch Tijdschrift 35 (Duitse vert. 1771). Zie: Oldenburger­
Ihne 1979 (noot 17), 96. (2003) 3, 230­237; L. Wiersma, ‘Vreemde Ebbers 1991 (noot 35), 75­77, 79.
21 M.M. Prinsen, De idylle in de achttiende folly bij Frankendael’, Ons Amsterdam 39 Tromp 2012 (noot 26), 133­134.
eeuw in het licht der aesthetische (2015) 7, 16­19. 40 Verschillende egodocumenten
theorieën, Amsterdam 1934, 73; 28 J. Holwerda, ‘“Stompe huijsjes” en an­ (R.P.J. Tutein Nolthenius, Het geslacht
C. Huygens, Hofwijck, red. F.L. Zwaan, dere toepassingen van “boomwortelen”’, Nolthenius, Deel II, Haarlem 1930,
Jeruzalem 1977 [1651], regels 313, 1705: PorteFolly: nieuwsbrief van de Donder- 1102­1103, W.H. Nolthenius, Reis naar
dbnl.org/tekst/huyg001vita01_01/huyg­ berggroep 48 (2019), 3­5. De auteur heeft Gelderland en Cleve anno 1780 (2 en
001vita01_01.pdf (geraadpleegd 14 ten bate van ons onderzoek zijn – op het 5 juni). Noord­Hollands Archief (nhA),
maart 2021). moment nog ongepubliceerde – artikel 139, Familie Nagtglas, inv.nr. 111, Dag­
22 L. Daston, Biographies of Scientific ‘Hermitage, heremiet, ledeman’, versie 3 register van een Kleijn Reysje gedaan
Objects, Chicago 2000; E. Sparry, april 2019, gedeeld. door C.J. N(agtglas) in den jaare 1791.
Utopia’s Garden. French Natural History 29 W. Meulenkamp, ‘G. van Laars Magazijn Het Utrechts Archief (HUA), 32, Familie
from Old Regime to Revolution, Chicago van tuin­sieraden als een voorbeelden­ Van Boetzelaer, inv.nr. 556­a, Reisverslag
2000. Niet alleen natuurwetenschappers boek voor Nederlandse tuingebouwen’, door Willem Jan Both Hendriksen van
hielden zich bezig met de natuurlijke Bulletin KNOB 82 (1983) 3­4, 124­141; een reis naar Gelderland en Bentheim,
wereld, de hoogste echelons van de W. Meulenkamp en G. Headley, Follies. 1793) spreken van het bezoek aan een
samenleving raakten massaal bedwelmd A Guide to Rogue Architecture in England, hermitage in het park van Het Loo,
door de ‘cult of nature’; D. Edelstein, Scotland and Wales, Londen 1986; maar er is geen hermitage bekend.
The Terror of Natural Right. Republica- W. Meulenkamp, ‘“Eene schilderachtige Mogelijk ging het om een zeer tijdelijke
nism, the Cult of Nature and the French hermitage”. Een inventarisatie van sier­ hermitage die met de wijzigingen van
Revolution, Chicago 2009. hermitages en kluizenaarspoppen in Lodewijk Napoleon alweer verdwenen
23 G.M. Roemer, ‘From vanitas to venera­ Nederland’, Antiek 21(1986) 5, 297­301; is. Wellicht was Schonck ook actief op
tion. The embellishments in the ana­ Meulenkamp 1993 (noot 4); W. Meulen­ andere adellijke buitenplaatsen; het is
tomical cabinet of Frederik Ruysch’, kamp, ‘Kluizenaars, boeren en daglo­ ook mogelijk dat de heren als die van
Journal of the History of Collections 22 ners. Levende en quasi­levende stoffe­ Twickel of De Oorsprong de hermitage
(2010) 2, 1­18, hier 9. ring in de landschapstuin’, in: C. van Eck afkeken van de vorstelijke parken.
24 A. Heumakers, De esthetische revolutie, e.a. (red.), Het Schilderachtige. Studies 41 Meulenkamp 1986 (noot 29), 299.
Amsterdam 2015, 36­86; E. Burke, Een over het schilderachtige in de Nederlandse 42 M. Steenbergen, ‘“De dood is toch de
filosofisch onderzoek naar de oorsprong kunsttheorie en architectuur 1650-1900, schrik der natuur…”; C.C.L. Hirschfeld
van onze denkbeelden over het sublieme Amsterdam 1994, 75­84; W. Meulen­ Theorie der Gartenkunst (1799­1795),
en het schone, red. W. Krul, Groningen kamp, Follies. Bizarre bouwwerken in G. van Laar, Magazijn van Tuinsieraden
B U L L E T I N K N O B 2 021

2004 [1757], 25­26. Nederland en België, Amsterdam 1995; (1802) en E.M. Post, ‘Het Land, in
25 N.J.H. Dent en T. O’Hagan, ‘Rousseau W. Meulenkamp en G. Headley, The brieven (1788) en De Dood’, punt/komma
on “Amour propre”’, Proceedings of the English Folly. The Edifice Complex, Liver­ 3 (2002). In de eind­zestiende­eeuwse
Aristotelian Society 99 (1999) 1, 91­108, pool 2020. Antwerpse prentenreeks Solitvdo Sive
hier 106; N. Dent, Rousseau, Abingdon 30 Meulenkamp 1993 (noot 4), 57. Vitae Patrvm Eremicolarum (1586) staan
2005, 14; T. O’Hagan, ‘JJ Rousseau 31 Meulenkamp 1993 (noot 4), 63; Meulen­ hermitages die weer direct als voorbeeld
(1712­1778). The novel of sensibility’, kamp 1986 (noot 29), 297. gediend kunnen hebben voor deze
in: M. Bell (red.), The Cambridge 32 Meulenkamp 1986 (noot 29), 300; Meu­ boeken.
Companion to European Novelists, lenkamp 1993 (noot 4), 66­71; Meulen­ 43 N. Meerburgh, Naamlyst der boom en
•2

Cambridge 2012, 89­106, hier 89. De kamp 1994 (noot 29), 79. heestergewassen dienstig tot het aan-
invloed van Rousseau op de hermitage­ 33 Zie bijvoorbeeld B. van Zuylen/I. de leggen van lustboschjes of zogenaamde
58 rage in Nederland moet vooral worden Charrière, Sir Walter Finch et son fils hermitagien, Leiden 1782.
44 De kasteleins van ‘Stadwyk’ en ‘Lokaal dat zij wel van steen en iets rijker aan­ Meerman beschrijft deze bewegende
de Vreede’ bij Amsterdam adverteerden gekleed waren. Zo bezaten de hermita­ heremiet ook in 1813, zie: Snoeck 1933
al in 1812 en 1813 dat hun herbergtuinen ges van Beresteijn en Rhederoord een (noot 58).
hermitages bevatten. koepelkamer, had de hermitage van 80 Meulenkamp 1993 (noot 4), 70; Wiersma
45 Het graauwe mannetje of de dwaasheden Vredenhoef een gestukadoorde kamer 2015 (noot 27), 19.
den dag, Amsterdam 1820, 67. en was de hermitage van Frankendael 81 J. van Maurik, Amsterdam bij dag en
46 De hermitage raakte in zwang op het in steen opgetrokken. nacht, Amsterdam 1882, 138. Ook ge­
moment dat de rol van de adel in Neder­ 62 Van Meerten 1823 (noot 57), 140­141. citeerd in Wiersma 2015 (noot 27), 19.
land, hoewel niet uitgespeeld, ten aan­ 63 Stadsarchief Amsterdam (SA), 394 In­ 82 De hermitage van Biljoen/Beekhuizen
zien van het bezit van landgoederen ventaris van het archief van de Familie lijkt op basis van de omschrijving van
toch minder dominant was dan voor­ Boissevain en aanverwante families, omstreeks 1800 een inspiratie te zijn
heen: eind achttiende, begin negentien­ inv.nr. 27: Verslag van een reis naar geweest voor de prent uit Van Laar.
de eeuw waren de meeste buitenplaatsen Kleef door Daniël Boissevain (1772­1834), 83 Een onbekende bron uit ca. 1800 ge­
in handen van de niet­adellijke elite. Carel Faber en echtgenotes; A. Bagger­ noemd door H. Kerkkamp, Kasteel
47 J.H. Kluiver, ‘een reis door Zeeland in man en R. Dekker, Kind van de toekomst, Biljoen en daar rondom, Rheden/
1774’, Archief. Mededelingen van het de wondere wereld van Otto van Eck Roozendaal 1964, 86. Ook geciteerd in
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der (1780-1798), Amsterdam 2005, 216. Tromp 2012 (noot 26), 157.
Wetenschappen (1980), 134­154. Ook Holwerda koppelt het citaat van Otto 84 Drents Archief (DA), 0185, De Milly van
geciteerd in Meulenkamp 1993 (noot 4), van Eck aan de buitenplaats Vijverberg Heiden Reinestein, inv.nr. 443, Gedich­
64. bij Lichtenbeek: Holwerda 2019 (noot ten en toneelstukjes van S.P.A. van
48 G. van Laar, Magazijn van Tuin-sieraden, 28), 3. Heiden Reinestein ter gelegenheid van
Amsterdam 1802, 114, biodiversitylibra­ 64 Meulenkamp 1986 (noot 29), 300. verjaardagen van gezinsleden, met
ry.org/bibliography/35984 (geraadpleegd 65 H. Arends, Het verheugd Zeeland, bijbehorende tekening; 1776­1805:
december 2020). Amsterdam 1787, 69. Toneelstuk 1785.
49 Nederlandsche Tuinkunst. Handboek 66 J. Craandijk, Wandelingen door Neder- 85 Kluiver 1980 (noot 47), 143; Van Sandick
voor beoefenaars der plantenkunde, be- land met pen en potlood, Deel 2, Haarlem 1902 (noot 56), 335.
zitters van tuinen en buitenverblijven, 1876, 344. 86 Snoeck 1933 (noot 58).
boom en bloemkweekers, hoveniers en 67 Citaat uit Holwerda 2019 (noot 28), 1. 87 Sonstral 1854 (noot 71), 39.
warmoezeniers, eerste deel, Amsterdam 68 Holwerda 2019 (noot 28), 5. 88 Thieme 1830 (noot 71), 160.
1837, 22. 69 I.A. Nijhoff, Geldersch Arkadia, of wan- 89 Meulenkamp 1986 (noot 29), 300.
50 Nederlandsche Tuinkunst 1837 (noot 49), deling over Bilioen en Beekhuizen, 90 Sonstral 1854 (noot 71), 39; W.H. de
55. Arnhem 1820, 27; E. Blok, ‘Wandelen Vriese, Tuinbouw-flora van Nederland
51 Meulenkamp 1994 (noot 29), 76. in het Gelderse paradijs. Tuin en park en zijne overzeesche bezittingen: bevat-
52 Bijvoorbeeld: ‘de Engelse tuin met zijn van Biljoen en Beekhuizen’, in: J. Jas en tende de geschiedenis en afbeeldingen
hermitage’ (buitenplaatsen Meerwerck C. Gietman (red.), Biljoen, Kasteel, be- van nieuwe of merkwaardige planten,
en Voortwijck). woners, landgoed, Zwolle 2020, 239­257, bloemen, vruchten, mededeelingen om-
53 ‘Een regendag’, Sieboldia. Weekblad hier 248­249; Tromp 2012 (noot 26), 164. trent de kultuur in haren geheelen om-
voor den tuinbouw in Nederland 5 (1879) 70 Nijhoff 1820 (noot 69). vang, in betrekking tot Nederland en
35, 274­275. 71 J.H. Sonstral, ‘Herinneringen van een zijne overzeesche bezittingen, Eerste
54 Flying Sketches of the Battle of Waterloo, uitstapje naar Kleef, gedaan in augustus deel, Leiden 1855, 240­241. Meulenkamp
Brussels, Holland, &c., Londen 1852, 74. 1854’, Het leeskabinet, mengelwerk tot 1986 (noot 29), 300­301 [zie citaat Pot­
55 I.A. Nijhoff, Wandelingen in een gedeelte gezellig onderhoud voor beschaafde gieter 1838].
van Gelderland, of Geschiedkundige en kringen, 21 (1854) 4, 39; J.F. Thieme, 91 SA, 394, inv.nr. 112, Reisverslag Gelder­
plaatsbeschrijvende beschouwing van de Het reisje naar Gelderland, of De vervul- land van Gideon Jeremie Boissevain
omstreken der stad Arnhem, Arnhem ling van Herman’s wenschen, Nijmegen (1796­1875), 1813; Arends 1787 (noot 64),
1828, 83. 1830, 160. 69.
56 H.W. van Sandick, ‘Reisje naar het 72 Snoeck 1933 (noot 58). 92 Kluiver 1980 (noot 47), 143.
Stadhouderlijk Hof in 1787’, De Navor- 73 Bijzondere Collecties van de Universiteit 93 Het graauwe mannetje 1820 (noot 45), 67.
scher 52 (1902) II, 328­342, hier 335. van Amsterdam (BCUvA), Hs. rA F ii, 94 Flying Sketches 1852 (noot 54), 74­76.
57 Brief, Beek bij Nijmegen, van Henriette Dagboek Willem de Clercq, 1811­1844, 95 BCUvA, Hs. RA F II, Dagboek Willem de
van Wildenstein aan Sophia Bergman, Deel ii (1811­1812), 173. Digitale versie Clercq 1811­1844, Deel II (1811­1812), 208.
in: A.B. van Meerten, geb. Schilperoort, resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/ 96 De Vriese 1855 (noot 90), 240­241.
Reis door het Koningrijk der Nederlanden declercq (geraadpleegd 18 april 2020). 97 ‘Een regendag’ 1879 (noot 53), 274­275.
en het Groothertogdom Luxemburg: voor 74 G. de Voogt, ‘Een Friese parel’, Eigen 98 Craandijk 187 (noot 66), 344.
jonge lieden, tweede deel, Amsterdam Haard 27 (1902) 42, 659­662, hier 662. 99 Wiersma 2015 (noot 27), 19.
1823, 140­141. 75 Uilkens 1848 (noot 59), 374­375. 100 Anoniem, ‘Een gelukkige dag’, De wek-
58 Deventer Dagblad, 15 augustus 1927 76 Zie bijvoorbeeld krantenartikelen in ker. Weekblad voor onderwijs en school-
[tav Vilsteren]; M.W. Snoeck, ‘Een uit­ Dagblad van ’s-Gravenhage, 10 april 1829 wezen 39 (1872) 47.
stapje in de environs van Arnhem, sep­ en 16 januari 1846 en Algemeen Handels- 101 Meulenkamp 1993 (noot 4), 70.
tember 1813 door N. Essen Meerman’, blad 29 januari 1846. Hoewel deze vooral 102 Kruseman, ‘Beetsterzwaag en omstre­
Bijdragen en mededelingen, deel XXXVI, bedoeld waren voor schilderacademies ken’, De Aarde en haar volken (1905),
B U L L E T I N K N O B 2 021

van Gelre, vereniging tot beoefening van is het niet ondenkbaar dat hij ook pop­ 247­248, hier 248.
Gelderse geschiedenis, oudheidkunde en pen maakte voor hermitages op buiten­ 103 G. de Voogt, ‘Een Friese parel’, Eigen
recht 36 (1933), 145­158. plaatsen. Haard 42 (1902), 659­662.
59 T.F. Uilkens, Handboek voor den Neder- 77 A. Bos en J.J. Spahr van de Hoek, Beet- 104 ‘Een regendag’ 1879 (noot 53), 274­275.
landschen tuinbouw, Groningen 1848, sterzwaag in oude ansichten, Zaltbommel 105 H. Ronnes, Bij nader inzien, de Neder-
374­375. 1987, 37. landse buitenplaats. Tussen herinnering,
60 A. Brunt en L. Wessels, ‘Een wandeling 78 Broeke 1994 (noot 27), 19. vergetelheid en ongemak, Oratie uit­
door het vroeg­romantische landschaps­ 79 SA, 394 Inventaris van het archief van gesproken 26 november 2019, Rijks­
park van Twickel’, Overijsselse histori- de Familie Boissevain en aanverwante universiteit Groningen 2020, rug.nl/
•2

sche bijdragen 131 (2016), 51­62, families, inv.nr. 27, verslag van een reis research/portal/files/132148810/Ron­
hier 58. naar Kleef door Daniël Boissevain nes_Hanneke_Bij_nader_inzien_web_.
61 Van verschillende hermitages is bekend (1772­1834), Carel Faber en echtgenotes. pdf (geraadpleegd december 2020). 59
ProF.dr. h. ronnes is historicus, archeoloog en antro­ W. vAn elBurg MA is architectuurhistoricus en schrijft
poloog en werkt bij Cultuurwetenschappen aan de Uni­ momenteel een proefschrift over woonhuistypologie
versiteit van Amsterdam en als bijzonder hoogleraar bij de afdeling Kunstgeschiedenis aan de Universiteit
(leerstoel Van der Wyck­de Kempenaer) bij Kunstge­ van Amsterdam. Daarnaast is hij in dienst als onder­
schiedenis en Landschapsgeschiedenis aan de Univer­ zoeker bij Vereniging Hendrick de Keyser.
siteit Groningen. (h.ronnes@uva.nl; h.ronnes@rug.nl) (w.m.vanelburg@uva.nl)

M. hAverMAn MA studeerde kunstgeschiedenis en erf­ De auteurs deden gezamenlijk onderzoek naar de


goedstudies aan de Universiteit van Amsterdam en is hermitages in Nederland en schreven dit artikel in
als historicus werkzaam bij Stichting In Arcadië, on­ samenspraak. Merel Haverman richtte zich op de ego­
derzoekscentrum en planbureau voor groen erfgoed. documenten, Wouter van Elburg op de krantenbank
(haverman@stichtinginarcadie.nl) en dataset en Hanneke Ronnes op de historiografie en
theorie. Ronnes was daarnaast verantwoordelijk voor
de hoofdopzet en eindversie van het artikel.

THE ARCHITECTURE AND PERCEPTION OF THE HERMITAGE (1770-1860)


THE HUT, THE HERMIT (DOLL) AND THE PENCHANT FOR SOLITUDE IN THE DUTCH
LANDSCAPE GARDEN
hAnneke ronnes, Wouter vAn elBurg And Merel hAverMAn

The hermitage is a little researched and understood garded as a rarity, later as a regular feature of land­
garden ornament. The hermitage as a place of solitary scape­style private parks, although they were never the
retreat occurs from antiquity to the late nineteenth most important ornament of such parks. Research has
century because it appealed to people in different peri­ revealed that the location was nearly always isolated.
ods and could be easily adapted to the specific wishes The interior was austere, usually consisting of one or
of the noble, religious or intellectual owner and the more chairs, a bench or bed, a skull or coffin, an hour­
taste of the age. This article presents new research into glass, books and a (wooden) hermit doll. Evidence sug­
the hermitage on Dutch country estates, based on an gesting that the hermitage design was highly stan­
analysis of for sale notices, primary source research dardized can also be found in descriptions of hermit’s
(mainly travellers’ tales) and a review of the literature. huts in travel reports.
The hermitage was a widespread phenomenon in the Contrary to what is often assumed, the popularity of
Netherlands. The current inventory has almost tripled the hermitage suggests that the Dutch were not im­
the number of known country­estate hermitages from mune to Romanticism. The fact that the sources pro­
36 to over a hundred. Thanks to this new, larger data vide so little evidence of cynicism vis­à­vis the phenom­
set it was possible to make more accurate statements enon of the hermitage and the hermit supports this
about the period in which the hermitage was popular, thesis. However, the hermit’s hut satisfied a more uni­
about its distribution in the Netherlands, its location versal need than mere romanticism: throughout histo­
in the garden, its appearance and its significance. ry rooms have been created to which people – usually
A search through digitally accessible newspapers led members of the elite – could withdraw. In that sense
to the discovery of many slightly later, smaller hermit­ the hermitage was a counterpart of the cabinet or
ages. And whereas Gelderland had previously been re­ study. What remained after the exalted emotions and
garded as the foremost hermitage province, in light of ideas of Romanticism had subsided, was the walk to
current knowledge that perception has now swung in the hermitage and, upon arrival, the tranquillity and
B U L L E T I N K N O B 2 021

favour of Holland. This has also served to accentuate the view. The Dutch hermitage is in every respect a re­
the bourgeois character of the hermitage: it was most flection of the Dutch country estate: both were primar­
prevalent on the country estates of urban regents, lo­ ily bourgeois, widespread, urban, and modest in size
cated close to the city. Hermitages were initially re­ and furnishing.
•2

60

You might also like