You are on page 1of 2

Volgens Kant is schoonheid begriploos, volgens Thomas is schoonheid een transcendentaal van elk

zijn. Hun concepties van schoonheid lijken dus sterk te verschillen. Dit essay verkent het denken over
schoonheid van beide filosofen aan de hand van de stukken van Elders en Baumeister, en sluit af met
een korte vergelijking.

Volgens Plato is al het goede schoon. Maar volgens Thomas voegt het schone iets toe aan de
goedheid: de ordening tot het kenvermogen. Het goede wordt begeerd (id quod omnia appetunt)1,
en het geeft bevrediging het goed te verkrijgen. Maar het schone bevredigt als het gekend wordt.
Schone zaken zijn namelijk quae visa placent (S. Th. 1, 5, 4, ad 1). Het zicht (en het gehoor) zijn
kenvermogens (virtus cogniscitiva), en die zijn een soort van rede. Kennis verkrijg je door assimilatie
(gelijk worden), want als je iets kent, dan bezit je in zekere zin de vorm van de gekende zaak. Als je
iets ziet, dan ontvang je de vorm van wat je ziet. Daarom ken je het schone als je het ziet, en daarom
heeft het schone betrekking op de vorm, en behoort het tot de formele oorzaak. Daarom ook
worden slechts hoorbare of zichtbare dingen schoon genoemd, omdat die zintuigen het meest
kennend zijn. Het kenvermogen komt tot rust in zaken die geordend en helder zijn. Die willen we
aanschouwend kennen.

Als iets behaagt, komt dat volgens Thomas omdat het drie eigenschappen bezit: (1.) de vereiste
proportie, (integritas sive perfectio) (2.) de harmonie van de delen (debita proportio sive
consonantia), en (3.) de helderheid (claritas). In zijn bespreking hiervan verwijst Elders o.a. naar S.
Th. 1, 39, 82, waar ik het Latijnse origineel tussen haakjes vandaan heb. In dit fragment geeft Thomas
een voorbeeld van deze drie eigenschappen, toegepast op God de Zoon, wat verhelderend kan zijn.
De integritas of perfectio bestaat in de Zoon, omdat hij volmaakt de aard van de Vader heeft. De
consonantia bestaat in de Zoon, omdat hij de afbeelding is van de Vader. Harmonie wordt hier dus
opgevat als een overeenkomen met een ander zijn. Daarom is ook een volmaakte afbeelding van iets
lelijks in zekere zin mooi, zegt Thomas. Claritas bestaat in de Zoon, want hij is het licht en de luister
van het intellect. Verder zegt de filosoof uit Roccasecca in het algemeen over de helderheid dat iets
met heldere kleuren schoon wordt genoemd. Op deze laatste eigenschap, claritas, gaat Thomas nog
dieper in. De ordening en helderheid komen voort uit de vorm. Nou is de vorm de act van de
(passieve) materie, en God is de zuivere act. Daarom kan je zeggen dat de vorm deelneemt aan God.
Hierom is de vorm een irradiatio proveniens ex prima claritate3, een straling die voortkomt uit de
eerste helderheid. De vorm is zeer goed en begerenswaardig (appetibile), want elk ding wil worden
volmaakt, en de vorm vervolmaakt4. Claritas autem est de ratione pulchritudinis5: alle vorm komt dus
voort uit de helderheid, en de helderheid is het wezen van de schoonheid is. Hiermee is dus elk zijn
tot schoon in zover het is.

Schoonheid bij Kant is begriploos. Bij een begrip heb je bepaalde regels waar iets aan moet voldoen,
maar je kan niet beredeneren waarom iets schoon is. Je moet het eerst ervaren. Het gaat hier dus
niet om het metafysisch schone van elk zijn, maar om de ervaring van schoonheid. Kant maakt
namelijk een streng onderscheid tussen oordelen over het aangename en oordelen over het goede.
Waar de eerste zuiver subjectieve ervaringen uitdrukken, zijn de laatste wel objectief, ze moeten
voldoen aan een objectieve standaard.

1
Alvira, Clavell & Melendo (2010). Metafsica. Pamplona: EUNSA.
2
Te lezen op: http://dhspriory.org/thomas/summa/FP/FP005.html#FPQ5A4THEP1
3
DN 4, 6
4
http://www.dhspriory.org/thomas/Physics1.htm#15 In 1 Physic. Lectio 15, n. 135.
5
Ibidem
Kant zegt dat kunst een doelmatigheid heeft zonder doel. Het schone is waar de verbeelding zich in
vrijheid kan ontvouwen. Maar naast de verbeelding heeft bij Kant ook het verstand een rol in de
schoonheid: het aanschouwde moet ook bevattelijkheid en eenheid bezitten. Het loofwerk op
omlijstingen heeft geen duidelijk doel. Het doel is wel schoonheid, maar het is geen concreet doel.
Het is geen objectief doel, met een duidelijk begrip of handelingsregel, en ook geen subjectief doel:
een aangenaam gevoel bewerkstelligen. Het is namelijk een algemeen geldige lust, niet slechts voor
een subject. Bij de schoonheid merk je dat in het aanschouwen van de vorm gelijk een
overeenkomen van de verbeelding en het verstand bestaat. Twee kenvermogens komen samen, en
daar ervaar je een genot.

Hoewel bij Kant het zijn op zich niet schoon is, spreekt hij wel in erg vergelijkbare termen over de
ervaring van de schoonheid: het verstand wordt erdoor behaagt. Ook spreekt hij over de eenheid van
het schone, vergelijkbaar met Aquinas ordening. Ondanks de verschillen in hun metafysische
opvattingen, lijken de denkers zich dus wel te vinden in hun reflectie over de ervaring van de
schoonheid.

You might also like