You are on page 1of 6

Bruna Badenes Silva

12281212
Frank Rebel
Tekst, contect en debat - Descartes

Over de lichamelijkheid van de ziel


Een herziening van de ziel aan de hand van het cogito en de anima

Inleiding
In de objecties van Gassendi op Descartes’ tweede meditatie wordt een beeld van de ziel geschetst dat
sterk afwijkt van Descartes’ ‘denkend ding’. De twee denkbeelden van de filosofen lijken algauw
onverzoenbaar, met name in betrekking tot de lichaam-geestverhouding. Volgens Descartes is de geest
(of ziel) gescheiden van al het lichamelijke, omdat er uiteindelijk niets is wat ons zekerheid geeft over
een verbinding tussen de twee. Gassendi meent daarentegen dat de ziel wel degelijk in het lichamelijke
te vinden is, aangezien er niets is dat ons erop wijst dat dit niet het geval is.1 Descartes neemt, kort
gezegd, een positie in van ‘onwaar, tot het tegendeel is bewezen’, Gassendi de positie van ‘waar, tot het
tegendeel is bewezen’. Dit wordt duidelijk uit het volgende citaat van Descartes tegen Gassendi.

Ik moet zeggen, Vlees, dat je geen idee lijkt te hebben van wat het betekent om rationeel te beargumenteren. Je
stelt dat alhoewel ik bedrogen ben geweest door mijn indrukken, het niet altijd gebeurt, en daarom de
betrouwbaarheid van mijn zintuigen niet zou moeten verdenken. Alsof het sporadisch ontdekken van een fout
niet genoeg reden is voor twijfel!2

De methode van de twijfel heeft grote consequenties gehad voor het denken over de mens. Descartes,
als overwegend rationalist, wil zekerheid verkrijgen over het bestaan van de dingen vanuit ingeboren
ideeën. Gassendi, als overwegend empirist, bouwt zijn zekerheid op de zintuiglijke ervaring, en
accepteert hierbij dat zekerheid nooit volledig is.3 In het dialoog tussen Descartes en Gassendi wordt

1 Rene Descartes, Meditations on the First Philosophy with Selections from the Objections and Replies, trans. Micheal
Moriarty (New York: Oxford Word’s Classics, 2008), 168.
2 Rene Descartes, “Fifth Objections (Gassendi) and Descartes’s Replies,” in Objections to the Meditations and
Descartes’s Replies, ed. Jonathan Bennett, trans. John Cottingham (Cambridge University Press, 1996), 89–90.(eig.vert)
3 Saul Fisher, “Pierre Gassendi,” in The Stanford Encyclopedia of Philosophy, ed. Edward N. Zalta, Spring Edition 2014,
4, https://plato.stanford.edu/archives/spr2014/entries/gassendi/.
deze tegenstelling verder doorgevoerd tot op hoogte van de ziel, waarin hun zienswijze niet enkel
afhankelijk is van een preferentie voor het materiële of het immateriële, maar volgens mij ook op hoe
ze zich verhouden tegenover de twijfel. In deze korte bespreking van de perspectieven van Descartes en
Gassendi tracht ik duidelijkheid te creëren omtrent hun verschillende visies op de ziel, en deze te
plaatsen in ons moderne wereldbeeld.

Het denkend ding en de anima


Pierre Gassendi (1592 – 1655) was een Franse filosoof die zich veelal bezig hield met Epicurus,
alhoewel het bediscussiëerd kan worden in hoeverre hij een aanhanger van het epicurisme was4. De ziel
kent volgens Epicurus twee vormen: de anima en de animus. De anima is de stoffelijke ziel, die ook in
dieren te vinden is, die levenskracht genereert en sterfelijk is zoals alles in de natuur; de animus is de
rede, die enkel in de mens te vinden is en ervoor zorgt dat ze kan reflecteren. In tegenstelling tot
Epicurus, gelooft Gassendi dat de animus onsterfelijk en buiten de stoffelijke natuur bestaat.5
Descartes is bekend met deze dubbele visie op de ziel, maar verwerpt hem: “strikt gesproken, ben ik
slechts een denkend ding – een geest, of ziel, of intellect, of rede.”6 Waarop Gassandi met reageert het
volgende:

Oh, maar nu kom ik erachter dat ik aan het dromen was! Ik dacht dat ik een menselijke ziel adresseerde, de
interne generator waardoor men leeft, sensaties heeft, beweegt en begrijpt; en nu kom ik erachter dat ik spreek
tegen niets anders dan een geest, welke zich niet enkel ontdaan heeft van zijn lichaam, maar ook van zijn ziel. 7

Wat drijft Gassandi tot het maken van een dergelijke uitspraak, vooral nadat hij Descartes zozeer heeft
geprezen op zijn intelliegentie in de inleiding tot zijn objecties8? Hij lijkt daar nog zelfs te vrezen of hij
wel legitieme objecties maken kan, maar dan is het alsof in zijn schrijven hij op iets stuit wat voor hem
op het spel staat.
Vervolgens verwijst Gassandi naar een passage uit het Discourse over de methode, waarin
Descartes de sensitieve en de rationele ziel bespreekt. Hij stelt daarin dat de functies van de
vegetatieve, sensitieve ziel kunnen worden uitgevoerd voordat de rationele ziel in kan grijpen, en
hiermee verklaart hij hoe het komt dat barbaren hun rede niet gebruiken.9

4 Monte Ransome Johnson, “Was Gassandi an Epicurean?,” 4 20 (October 2003): 339–60.


5 Johnson, 343–44.
6 Descartes, “Fifth Objections (Gassendi) and Descartes’s Replies,” 90.(eig.vert.)
7 Descartes, 90.(eig.vert)
8 Descartes, Meditations on the First Philosophy with Selections from the Objections and Replies, 83.
9 Descartes, “Fifth Objections (Gassendi) and Descartes’s Replies,” 90–91.
Descartes geeft “de onwetende”10 en de juiste betekenis van de ziel: 1. “Die waardoor we gevoed
worden, groeien, en gedachteloos allerlei handelingen uitvoeren, welke we gemeen hebben met
barbaren. 2. Die dankzij welke we denken.”
Gassendi meent, dat Descartes deze redenering maakte, omdat hij het woord ziel niet wilde
toekennen aan barbaren.11 Hier valt op, dat het hoofdpunt waarin Descartes en Gassendi van elkaar van
mening verschillen, de anima is. Ze zijn het eens over de animus: deze is onsterfelijk, rationeel en
immateriëel. Maar de anima blijkt problematisch voor Descartes. Er is niets heiligs aan de anima,
terwijl de animus, of het denkend ding, hetgeen is dat ons met God verbindt. Voor Gassendi zit hier
echter een probleem, want de anima is hetgeen dat ons animeert, ze is de levensenergie, terwijl de
animus ons enkel in staat stelt de denken. Wat voor Gassendi op het spel staat, is de vraag of denken
voldoende is voor het bestaan van de ziel.

Sum, ergo cogito


In de derde objectie op de tweede meditatie vertoont Gassendi zijn verwarring over waarom het ‘ik’
enkel een ‘ik’ is als het denkt.

Wanneer u gevoed wordt, wordt u dan niet gevoed? […] Wanneer uw lichaam groeit, groeit u dan ook
niet? […] Wanneer u kleuren ziet, bent u het dan niet die de kleuren ziet?12

Waarom maken ditsoort ervaringen geen deel uit van het ‘ik’? Gassendi trekt zijn argument verder door
Descartes te vragen of een baby in de baarmoeder al denkt. Of hoe het zit met de verdoezeling van de
geest wanneer we alcohol drinken. Descartes antwoordt hierop dat het lichaam dan simpelweg niet
afgebouwd is ofwel zich niet in de juiste staat bevindt. Het lichaam wordt hier vergeleken met een
instrument of gereedschap: “de bron van een de kennis van een ambachtsman over zijn werk is de
goede conditie van zijn gereedschap.”13
In de zesde meditatie ,echter, concludeert Descartes dat lichaam en geest nauw verbonden zijn door
het zenuwstelsel. Hij stelt hiermee dat de grenzen tussen geest en lichaam erg vaag zijn.

10 Descartes, 91–92.
11 Descartes, 91.
12 Descartes, 88.(eig.vert.)
13 Descartes, 89. (eig.vert.)
De natuur leert me dat door deze sensaties van pijn, honger, dorst, etc., ik niet in mijn lichaam verkeer als een
kapiteit op zijn schip, maar dat ik er nauw mee verbonden ben, en zozeer ermee verweven dat ik er een eenheid
mee lijk.14

De analogie van het instrument gaat hier alleen op, voor zover een instrument ‘ons’ (het denken) ook
bespelen kan. Descartes ontkent niet dat het lichaam een invloed heeft op de geest15, maar ontkent dat
de ‘impulsen van het stoffelijke’ deel zijn van de ziel. Dit blijkt echter moeilijk houdbaar, wanneer
Descartes ook andere cognitieve functies aan het denken toeschrijft

(Ik) denk
Laten we terugkomen op Descartes’ methode van twijfel; Descartes is enkel zeker over zijn geest, en
kan zichzelf daardoor niet toestaan ook maar iets anders voor waar aan te nemen. Zijn antwoord op de
vierde objectie sluit hij af door te zeggen dat hij in de zesde meditatie heeft bewezen dat lichaam en de
geest gescheiden zijn. Inderdaad heeft hij op ingenieuze wijze uitgelegd hoe lichaam, zenuwstelsel en
geest samenwerken; door middel van signalen.16 Als we Gassendi’s perspectief in dit beeld proberen te
plaatsen, kunnen we wellicht stellen dat het de anima is die de signalen (percepties) onvangt, en dat de
animus of het denkend ding er vervolgens op reflecteert. Maar wat is dat denkend ding zonder de
percepties? En waarom zou het subject enkel daarin huizen?
In The Cambridge Companion to Descartes’s Meditations stipt Lili Alanen aan dat Descartes op
gegeven moment alle cognitieve functies (begrijpen, waarnemen, voelen, voorstellen, willen)
toeschrijft aan het denken.17 Ze verwijst hierbij naar Carriero’s cogito-zijnde, als verheldering van de
gedachtegang. Er is iets dat zich bewust wordt van zijn bestaan doordat het kennis verneemt, en kennis
vernemen gebeurt door middel van al die genoemde faculteiten. Maar het gaat duidelijk om de agent,
het diepste wezen van ons zijn, het zelf. Toch blijft het ook voor haar moeilijk om te begrijpen hoe het
individu gegrond kan zijn in enkel specifiek het denken.18
De vraag die hier naar boven komt, is of Descartes zich wellicht niet over-identificeert met het
denken. Zeker in contrast met Gassendi, die spreekt over de anima als een onmiskenbaar, bijna
romantisch deel van de ziel. In zijn objectie noemt hij Descartes ‘slechts’ een geest, die blijkbaar iets

14 Descartes, Meditations on the First Philosophy with Selections from the Objections and Replies, 57.(eig.vert.)
15 Descartes, “Fifth Objections (Gassendi) and Descartes’s Replies,” 90.
16 Descartes, Meditations on the First Philosophy with Selections from the Objections and Replies, 60–63.
17 Lili Alanen, “The Second Meditation and the Nature of the Human Mind,” in The Cambridge Companion to Desctartes’
Meditations, ed. David Cunning (Cambridge University Press, 2014), 92.
18 Alanen, 97.
inherent menselijks mist. Descartes noemt hem op zijn beurt ‘Vlees’, alsof hij zich gevrijwaard voelt
van dit maar al te menselijke element. Deze kwestie over de ziel is ook vandaag de dag nog van belang,
omdat de naweeën van Descartes’ cogito nog altijd weerklinken in alle body-mind slogans. Er schuurt
iets, in het ‘ik denk’. Denken doen we, zeker, maar is ‘de agent’ wel echt een denker?

Conclusie
Gassendi problematiseert opnieuw dit nauwe verband tussen lichaam en geest, waar Descartes dacht
aan te zijn ontkomen. Descartes verzet zich hiertegen, want hij heeft denken en leven tot een begrip
versmolten. Ook na de hereniging van lichaam en geest, bij gratie van de goedheid van God, vraagt
Descartes zich namelijk nooit af of hij wellicht toch niet dat geheel is, in plaats van enkel een denker.
Dit doet hij niet, omdat hij het denken als de bodem van de oceaan, dat de uitgebreide wereld is, heeft
bereikt en is teruggekeerd. Maar had hij niet een andere weg kunnen nemen, waar hij ook op een
bodem was gestuit maar met een andere conclusie was teruggekomen? Het ‘ik denk’ komt nu eenmaal
voort uit een handeling, waarin er louter gedacht wordt. We kunnen stellen dat Descartes in zijn
meditaties zich aflsoot voor de wereld die zich aan de anima voordoet (sensaties, passies), voor zover
het kon. Wat zou er in dat geval gebeuren, als we het omgekeerde zouden doen, en in plaats van de
rede, de de anima zouden volgen, de levensenergie, zonder na te denken – zonder te twijfelen? Zou
daar ook een ‘ik’ uit op kunnen komen, of zouden we onze menselijkheid daarmee door het raam
gooien?

1642 woorden

Bibliografie
Alanen, Lili. “The Second Meditation and the Nature of the Human Mind.” In The Cambridge
Companion to Desctartes’ Meditations, edited by David Cunning, 88–106. Cambridge
University Press, 2014.
Descartes, Rene. “Fifth Objections (Gassendi) and Descartes’s Replies.” In Objections to the
Meditations and Descartes’s Replies, edited by Jonathan Bennett, translated by John
Cottingham. Cambridge University Press, 1996.
———. Meditations on the First Philosophy with Selections from the Objections and Replies.
Translated by Micheal Moriarty. New York: Oxford Word’s Classics, 2008.
Fisher, Saul. “Pierre Gassendi.” In The Stanford Encyclopedia of Philosophy, edited by Edward N.
Zalta, Spring Edition 2014. https://plato.stanford.edu/archives/spr2014/entries/gassendi/.
Johnson, Monte Ransome. “Was Gassandi an Epicurean?” 4 20 (October 2003): 339–60.

You might also like