You are on page 1of 2

Hoofdstuk 1 – Het wonder

1. Wat wil de Denker des Vaderlands agenderen


a. “Het gaat in de filosofie – en in het leven – niet om de kale feiten. Het gaat niet om de dingen die
op de een of andere manier feitelijk vast te stellen zijn”.
b. Het wonder van betekenis: “een mens kan niet naar buiten kijken zonder onmiddellijk betekenis te
zien. ‘Mooi weer’ of ‘rot weer’

2. Onderscheid tussen 2 vormen van ervaren


a. Ervaring 1 -> een persoonlijke (subjectieve) ervaring die al gedachten en een soort van kennis
(waarheidsclaim hebben) zijn.
i. Denken: Uitleggen van betekenis die wij ervaren (‘dit is echte vakantie’)
ii. Voorwerp van de filosofie (iets wat uitgelegd moet worden)
iii. De praktische omgang met de dingen (Heidegger)
b. Ervaring 2 (‘empirie’) -> een onpersoonlijke (objectieve) ervaring waarbij waarneming
geobjectiveerd en herhaalbaar is.
i. Weten: Verklaren of vaststellen van een bepaalde gebeurtenis (‘deze patiënt is dood’)
ii. Voorwerp van de wetenschap (iets dat verklaard kan worden door oorzaken te benoemen)
iii. Een reflecterende omgang met de dingen

3. Drie manieren van denken


a. Premodern denken : Eerst is er een object dan een subject/persoon die iets waarneemt
(het object drukt zich in ons af)
b. Modern denken (Descartes): Eerst is er een subject/persoon dan een object
c. Premoderne/fenomenologie manier (Husserl/Heidegger): probeert betekenis terug in de
werkelijkheid te krijgen, zonder terug te vallen in het premoderne denken. De relatie is
primair (We (subject) zijn ons altijd bewust van iets (object). Betekenis zit nergens, maar is
wel echt. Betekenis zit in onze omgang met de werkelijkheid.

4. Waarom moeten we de fenomenen (dus betekenis) redden


a. Onze ervaring (1) zit in eerste instantie vol betekenis. Je kan niet naar muziek luisteren zonder
betekenis te horen. Je kan niet enkel de noten en klanken horen, maar er geen betekenis aan
koppelen.
b. Wetenschappers doen of hun verklaring (kleur is licht dat breekt) betekenisdragend is: kleur
bestaat niet. Dit is gevaarlijk. De betekenis moet gered worden.

5. Animal politicus
a. De mens heeft een politieke gemeenschap nodig voor een menswaardig leven. Ze heeft nood om
interpretaties en betekenissen (wat is een echte vakantie) uit te wisselen. Betekenis is niet vast te
pinnen, maar debat zorgt voor consensus.
b. Consensus: zorgt dat we de permanente totale onzekerheid over betekenis achter ons laten en we
afspraken maken als gemeenschap over betekenissen.
c. En dat is politiek (het zoeken naar consensus v betekenissen, maar ook het debat blijven aangaan
over de betekenissen). Het is balanceren tussen alleen meer consensus (‘wij het ene volk’) en totale
anarchie (‘alles is interpretatie’)
d. Wetenschappers die alles objectief proberen te maken, proberen dit debat dood te maken. Om
voor eens en altijd een antwoord te formuleren op de vraag wat echte vakantie is? Of wat echte
rechtvaardigheid is? Of wat een echte crimineel is? Etc.
Hoofstuk 2 – Epifanie: Zien wat er al is

1. Recap: Het wonder van betekenis: “een mens kan niet naar buiten kijken zonder onmiddellijk
betekenis te zien. ‘Mooi weer’ of ‘rot weer’

2. Probleem van het wonder van betekenis

a) Je lijkt het wonder alleen zichtbaar te kunnen maken bij positieve betekenissen (wat zit de
natuur toch wonderlijk in elkaar).
b) Een wonder klinkt religieus (wat ook een beetje zijn bedoeling is). Door een religieus begrip
als ‘wonder’ te gebruiken voorkom je 2 dingen:
I. Dat we de vraag naar betekenis verwetenschappelijken. Dit gebeurt vaak met
religieuze concepten zoals: ‘vrije wil’ en ‘autonomie’. Een vraag als ‘zijn wij echt
vrij’ wordt wetenschappelijk beantwoord. Dit gebeurt omdat vrijheid en
autonomie ook worden gebruikt in de wetenschap.
II. Dat we het wonder binnen een wetenschappelijk denkstructuur onderbrengen.
Zo’n denkstructuur houdt in dat er een hogere autoriteit buiten ‘de mens’
bestaat (God/Rede/Milieu/Gezondheid/Wiskunde). We moeten deze hogere
autoriteit gehoorzamen. Als je het wonder van betekenis wil ervaren, moet je
afstand nemen van deze denkstructuur. Door het een wonder te noemen, neem
je automatisch afstand van deze wetenschappelijke denkstructuur.

3. Belang van religie

Betekenis is het domein van de filosofie. Maar filosofie en religie zijn met elkaar verweven. Veel
grote denkers zijn christelijk. En zelfs atheïstische denkers houden de denkstructuur van het
christendom aan. Zelfs een wetenschappelijke denkstructuur (2.b.II) is christelijk van aard: er is een
hogere autoriteit buiten ons die bepaalt of iets goed of slecht is. Om een wonder een goed te
begrijpen is religie belangrijk. Waarbij:

a) De rationalist het wonder wil oplossen/verklaren (iemand die over water loopt is illusie ...)
b) De moralist het wonder ziet als een metafoor (het is belangrijk om vertrouwen te hebben)
c) De christen het wonder ervaart als wonder maar kan het niet uitleggen

4. Epifanie (tevoorschijn komen)

a) Het gelaat van de ander is een drager van het wonder die ook voor minder religieuze mensen
toegankelijk is. We kunnen het gelaat vd ander namelijk niet categoriseren (Katègoria:
aanklacht; algemene bepaling van een object). Normale dingen kunnen we
categoriseren/toe-eigenen. Bij het gelaat van een ander kan dat niet
I. het is geen fenomeen (phainómenon: verschijning. Iets wat we kunnen
beschrijven en begrijpen)
II. maar epifanie (epiphaneia: tevoorschijn komen. Iets dat weigert om
besproken/begrepen te worden. Iets dat zich aan ons opdringt).
b) Binnen het christendom wordt epifanie gekoppeld aan de Driekoningen. Jezus is al geboren
als de drie wijzen hem bezoeken. Ze gaan achter een ster aan op zoek naar een koningszoon,
maar vinden een kind in een kribbe. Jezus komt op een andere manier tevoorschijn, dringt
zich op een andere manier op. Niet zozeer als een baby in een kribbe (fenomeen), maar als
een wonder waar een betekenis zich aan ons opdringt, iets openbaart zich (Jezus als Zoon v
God).

You might also like