You are on page 1of 20

PO-A

Door: -

NE2 Docent -

Nova College Amstelveen

Thema: Lesbianisme
Boek A: ‘’Twee vrouwen’’ Door B. Hasebroek (1840)

Boek B: ‘’Maak me blij’’ Door K. Giphart (2005)


Inhoudsopgave
Inleiding Pagina 2

Hoofd- en Deelvragen Pagina 2

Samenvatting boek A Pagina 3

Samenvatting boek B Pagina 3

Deelvraag 1 Pagina 4-5

Deelvraag 2 Pagina 5-6

Deelvraag 3 Pagina 6-7

Deelvraag 4 Pagina 7

Conclusie Pagina 8

Bronnen Pagina 9

Artikelen Pagina 10-19

1
Inleiding
De laatste jaren zijn we steeds acceptabeler geworden ten opzichte van
homosexualiteit, dit is niet altijd zo geweest. Ik heb voor het thema lesbianisme
gekozen omdat, uit de oude literatuur de romans mij het meest aanspreken. In mijn
dagelijks leven het ik connecties met de Yuri cultuur. Yuri is een liefdesverhouding
tussen twee vrouwelijke characters in een Manga (Light novel). In de loop van tijd
ben ik redelijk bekend geworden met dit genre. Ook heeft een (Lesbische) vriendin
van mij te maken gehad met een vorm van onderdrukking. Haar ouders accepteerde
haar sexualiteit, maar waren wel passief agressief. Door bijvoorbeeld te zeggen “Je
mag best iemand meenemen op vakantie, maar dan moet het wel een jongen zijn.”.
Door mijn ervaringen met Yuri en mijn vriendin het ik uiteindelijk besloten dat ik graag
een lesbische roman zou willen lezen en daar deze opdracht over ga doen. Ik ben bij
het boek Twee Vrouwen gekomen omdat er relatief weinig boeken zijn voor 1920 die
lesbianisme bevatten. Dit boek sprong eruit doordat dit thema centraal staat in het
boek, dit is iets wat zeer weinig voorkomt. Vervolgen ben ik bij Maak Me Blij
gekomen door op internet te zoeken naar lesbische boeken. Op vele forums kwam
dit boek terug omdat het boek weg doet met de taboe en het concept als normaal
beeld.

Hoofd- en Deelvragen
Hoofdvraag

Wat is het verschil tussen de inhoud van lesbianisme in hedendaagse literatuur en


oude literatuur?

Deelvragen

1. Hoe is het aanzicht op lesbianisme veranderd vergeleken met 1840 en nu (De


periode rondom boek B.)?

2. Wat is het verschil in uitvoering van een lesbische levensstijl vergeleken met
vroeger en nu?

3. Hoe komt het thema ‘’lesbianisme‘’ terug in boeken A en B?

4. Wat zijn de grootste verschillen in uitvoering van het thema tussen boek A en B?

2
Samenvatting boek A ​(Twee vrouwen)
Het verhaal volgt Alexander van Montfoort, een student. In het begin van het verhaal
loopt Alexander met zijn hond door “De schone streek te O.”, hij is hier op vakantie.
Hij wordt zich attent van een vrouw die langs loopt, kort praat hij met haar. Waarna
de vrouw snel weer verdwijnt. Een tijd later gaat Alexander naar een partijtje in
Utrecht.(De stad waarin Alexander studeert.) Hier komt hij Marie Vernon tegen, terwijl
ze op de piano speelt. Het blijkt de vrouw van de eerste ontmoeting en uiteindelijk
bloeit de relatie uit tot het huwelijk. Na enkele tijd lijkt het voor Alexander alsof Marie
minder interesse in hem gaat tonen, daarom besluit hij haar te bespieden. Hij volgt
de koets van M en ziet een twee gestalte achter het gordijn. Uiteindelijk blijkt Marie
met een andere vrouw contact te hebben genaamd Clara. Hieruit volgt de
confrontatie dat Clara de minnaar is van Marie. Na dit fragment komen er
gebeurtenissen zoals problemen met de studie en vakantie tussendoor, terwijl
Alexander en Marie de problemen met elkaar uitwerk. Marie legt uit dat Clara
emotionele behoeften voldeed waaraan Alexander niet was gekomen sinds hij meer
met zijn studie bezig was. Aan het eind kiest Marie voor Alexander en groeit de
relatie uit tot een gelukkig huwelijk.

Samenvatting boek B​ (Maak me blij)


Ziggy is een lesbienne die veel te vinden is in een lesboclub. Ze heeft een zwak hard
voor M&M-tjes (meeneemmeisjes). Ook heeft ze een goede relatie met haar moeder,
deze heeft een ernstige spierziekte en wordt vaak door Ziggy verpleegd. Samen
delen ze een passie voor de serie Star Trek, Ziggy schrijft haar eigen fanfictie voor
deze show en deelt ze met haar moeder. Via een e-mail komt Ziggy in contact met
Adisa. Er volgt een goede romantische relatie tussen Ziggy en Adisa, totdat de ex
van Adisa via een telefoontje Ziggy waarschuwt voor Adisa. Hierna breekt een ruzie
uit en verbreken ze de verkering. Een dag later vallen er vliegtickets naar
Griekenland op de deurmat van Zigga, samen met Adisa hadden ze een vakantie
geboekt. Ze besluiten om samen op vakantie te gaan, in de tussentijd krijgt Adisa
een nieuwe vriendin. Tijdens de reis en het verblijf in Griekenland beleven beiden
allemaal avonturen, waaronder coke en Ziggy heeft contact met een mooi Grieks
meisje genaamd Helen. Tijdens de reis zijn Adisa en Ziggy meer naar elkaar gaan
groeien en hebben ze meerdere keren seks. Alles gaat goed tot Ziggy bericht krijgt
dat haar moeder naar de ic is gegaan. Omdat het een storm woedt kan ze de eerste
dagen niet terug naar Nederland. Wanneer ze wel eenmaal terug kan hoort ze dat
het te laat was en is haar moeder overleden. Na enkele emotionele flash-backs en
een voor Ziggy mentaal moeilijke crematie is het boek bijna tot een eind. Na de
crematie vraag Adisa aan Ziggy of ze niet nog een week terug naar vakantie gaan.

3
Ziggy heeft er weinig zin in. Hierna eindigt het boek met Adisa die zegt: “Maak me
blij”.

Deelvraag 1:

Hoe is het aanzicht op lesbianisme veranderd vergeleken met 1840 en


nu (De periode rondom boek B).?
We weten allemaal wel dat het vroeger veel minder acceptabel was om
homoseksueel te zijn. Zelfs in het oude testament wordt deze daad een “gruwel” in
de ogen van God genoemd(1). Daardoor is het dan ook zeker niet raar dat het weinig
voorkwam. Zoals beschreven in het boek van John Boswell(2) werd sodomie door de
kerk beschouwd als een zonde, ook wordt uitgelegd dat zeker in het begin van de
middeleeuwen dit weinig voorkwam.

Hoe slaat dit over naar het lesbianisme van die tijd? Over het algemeen werden
vrouwen die homoseksuele handelingen deden niet bestraft voor sodomie, omdat dit
vooral betrekking had tot mannen(3). Dit leidde tot een maatschappij waarin
lesbianisme wel taboe was, maar het als minder problematisch gezien werd dan
homoseksualiteit onder mannen(3). Deze maatschappij wordt breed beschreven in
het boek: “Passions between Women. British Lesbian Culture” door Emma
Donoghue(4). Hierin wordt bevestigt dat lesbianisme een strafbaar iets is, maar er
wordt ook gesproken over heel weinig bestraffing voor de daad. Deze bestraffing was
vaak ook vele malen milder dan die voor mannen. Hoewel voor mannen de doodstraf
af en toe is gevallen werd er bij vrouwen vooral een corrigerende tik verleend(4). Er
is wel bewijst dat in de Zuidelijke Nederlanden er vrouwen voor sodomie zijn bestraft
met de dood. Deze bestraffingen waren veel bruter dan in de rest van Europa in die
tijd. Hoewel het gebruikelijk was dat een man op de brandstapel werd gegooid, werd
er voor vrouwen een “Subtielere/vrouwelijkere” dood gebruikt. Waaronder levend
begraven of verdronken worden. Echter, zijn hier maar weinig gevallen van bekend
en was dit alleen in het Zuiden van Nederland(3).

Nu leven we in een tijd waarin homoseksualiteit sinds 2001 is opgenomen in artikel


31 van de wetgeving en huwelijk hiermee is toegestaan. Ook blijkt uit een artikel in
het NRC(5) dat slechts 4 procent van de Nederlandse bevolking negatief tegen
homoseksualiteit staat. 29 procent zegt nog wel aanstoot te nemen bij een zoenende
man. Wat opvalt, is dat dit maar 19 procent is voor zoenende vrouwen, lesbianisme
is dus meer geaccepteerd. Over het algemeen is er is de maatschappij sprake van
goedkeuring en is lesbianisme niet langer een taboe.

4
Voor het grootste deel van vrouwen die aan lesbianisme deden waren er vroeger dus
weinig consequenties en werd er acceptabeler naar gekeken dan voor
homoseksuelen. Het lijkt nu ook het geval te zijn dat lesbianisme meer geaccepteerd
wordt dan homoseksualiteit tussen mannen. Het aanzicht is wel veranderd tussen
vroeger en nu. In het heden wordt er niet meer naar gekeken als een zonde of
strafbaar iets. Nog niet iedereen staat achter lesbianisme, maar het is “gewoon”
geworden. Is is dus wel sprake van een ander aanzicht, waar het eerst iets was wat
je verborgen hield is het nu iets geworden wat relatief goed geaccepteerd wordt en
bespreekbaar is.

Deelvraag 2:

Wat is het verschil in uitvoering van een lesbische levensstijl vergeleken


met vroeger en nu?
Tegenwoordig kunnen vrouwen samen trouwen en een gezin stichten, vroeger was
dit echter niet zo. Homoseksualiteit werd nog steeds gezien als de “crimen
nefandum” ook bekend als “De stomme zonde”(4). Hoewel duidelijk geworden is uit
deelvraag één, kreeg lesbianisme weinig aandacht. Er zijn verschillende soorten
bekend, zoals die van de “spinsters”. Dit waren ongetrouwde vrouwen die samen
leefden en een seksuele relatie hadden. Er is weinig van bekend omdat mensen er
weinig interesse in hadden(6).

Wel een bekend Nederlands voorbeeld is het duo Aagje Deken en Betje Wolf. Beiden
waren schrijfsters en leefden samen. M. Everard(7) sluit uit dat er sprake was van
een seksuele relatie en meent dat er meer een emotionele en mentale connectie
was. Op deze manier zouden ze samen een relatie hebben die gelijk qua waarden
gelijk stond aan een huwelijk. Zoals beschreven door Everard was het concept
‘’lesbish’’ nog niet aanwezig. Dingen zoals lust en vriendschap waren moralen en niet
gekoppeld aan fysiek contact. Dit wordt ondersteunt met de quote ‘Ware vriendschap
kent geen sekse’(7). In die tijd was er dus een ander beeld voor de concepten liefde
en vriendschap.

Volgens de schrijvers Rudolf Dekker and Lotte van De Pol was het onmogelijk in die
tijd om als vrouw van een vrouw te houden(6). Elke vrouw verliefd op een andere
vrouw was een man, volgens de redenering dat alleen mannen en vrouwen de
mogelijkheid hadden om van elkaar te houden. Dit leidde volgens hen tot een vrouw
dit een man werd om te trouwen met de vrouw van wie zij-hij hield. Er zijn ook
meerdere gevallen bekend waarin een vrouw de rol van een man aannam in de
relatie, en dus als travestiet door het leven ging, iets was strafbaar was in die tijd(6).

5
Dit fenomeen is onder andere beschreven in de verzameling van biografieën door
Dekker en van De Pol over 120 Nederlandse vrouwen die als man in het leger gingen
tussen vijftien honderd en achttien honderd(8). Sommige van deze vrouwen-mannen
waren ook getrouwd met een vrouw.

Tegenwoordig zijn er de mogelijkheden om te trouwen en worden lesbiennes gezien


als gewoon in de maatschappij(9). Dit leidt tot het enigszins verliezen van lesbische
levensstijl, het is nog wel aanwezig maar het is meer geïntegreerd met de
Nederlandse Cultuur. Volgens het NRC(10) zijn de huidige lesbiennes meer op
leeftijdsgenoten gaan lijken, ze gaan minder naar evenementen als Gay Pride en
gaan ook minder naar gaybars. Vaker houden ze hun eigen feesten.

Kortom de grootste verschillen in de levensstijl zijn de vrijheid die aanwezig is en de


manier waarop een lesbische relatie werd beschouwd. Vroeger waren er minder
rechten voor lesbiennes en de mogelijkheid tot huwelijk was afwezig. Ook werd er
meer gezocht naar een emotionele band over een fysieke relatie. Soms leidde dit tot
travisiteit doordat concepten als lesbienne nog niet waren gemaakt. Nu is
lesbianisme niet meer strafbaar en is huwelijk mogelijk. Ook is het iets wat
geïntegreerd is in de nederlandse maatschappij en zijn de tolerantie en acceptatie
groter geworden.

Deelvraag 3:

Hoe komt het thema ‘’lesbianisme‘’ terug in boeken A en B?


In beide boeken heeft het thema van lesbianisme veel invloed, maar staat het niet
altijd centraal. In beiden boeken hebben jaloezie ook een rieële rol. Zowel voor
Alexander is boek A als voor Adisa in boek B. Deze jaloezie heeft wel een connectie
het thema lesbianisme. In boek A is Alexander duidelijk wanhopig en jaloers over het
feit dat hij Marie betrapt met een andere vrouw. “Mijn zicht werd gedimd, alsof het
winter werd.”(P-65). In boek B wanneer Helen in het leven komt van Ziggy wordt
Adisa ook jaloers, ze verbiedt Ziggy om Helen te zien.

In beide gevallen van deze jaloezie is er dus ook sprake van lesbianisme, omdat
deze jaloezie de relatie tussen twee vrouwen betreft. In boek A komt het thema terug
doordat het vragen voor de lezer schept. Dit in vorm van een vrouw die een
emotionele relatie aangaat met een andere vrouw, omdat haar man minder aandacht
begint te geven. Hierdoor kan de lezer zichzelf afvragen: Wat is vriendschap voor
mij? Of ben ik nu gelukkig in mijn huwelijk?. In boek B is er sprake van een directere
confrontatie met het thema. Het hele verhaal gaat uiteindelijk over de lesbische
relaties van Ziggy en vooral hoe die tussen haar en Adisa tot stand is gekomen.
Hierin komen kenmerken van het lesbianisme terug, zoals duidelijke beschrijvingen
wat de relatie inhoud zowel mentaal als fysiek. Dit door het beschrijven van ruzies en
seks. Ook komt er een maatschappelijk beeld in voor, zoals de acceptatie van het

6
lesbianisme door de moeder van Ziggy en gesprekken onder lesbo’s met
elkaar(P-24).

Dus het thema komt vooral tot uiting door de interacties die de personages hebben
met elkaar. Er is een verschil aanwezig met de manier waarop het thema wordt
gebracht, maar het is zichtbaar dat het hoofdthema van de boeken lesbianisme is.
Naast het terugkomen van het thema door de interacties zijn er ook enkele
terugkoppelingen tussen de maatschappij en het thema.

Deelvraag 4:

4. Wat zijn de grootste verschillen in uitvoering van het thema tussen


boek A en B?
Elk boek is anders, dit is één van de redenen dat we boeken lezen. Elke keer weer
een nieuw verhaal om ons te vermaken. Het is dan ook niet raar dat er verschillen
aanwezig zijn tussen boeken. Dus zijn er uiteraard ook verschillen in de manier
waarop lesbianisme is geïmplementeerd in de boeken A en B.

Het grootste en belangrijkste verschil is de manier van uitvoering van het


lesbianisme. Zoals beschreven in deelvraag twee zijn er verschillen aanwezig tussen
de periode van boek A en boek B, ten opzichte van de lesbische levensstijl. In boek
A houdt Marie haar relatie verborgen, terwijl Ziggy uit boek B er open over is. Ze
gebruikt bijvoorbeeld het motto “Iedereen mag het weten, het is wie ik ben.”(P-21).
Ook zijn de verhoudingen en behoeften anders tussen de lesbische stellen. Terwijl
Marie het doet voor zoals ze zegt “Aandacht van iemand die mij lief is, iemand
hebben die er in alle getijden voor mij zal zijn.”(P-89). Doet Ziggy het voor het
concept liefde.

In boek A wordt alleen geschreven dat Marie de relatie als een sterke mentale band
ziet, hierbij wordt geen fysieke relatie genoemd. In boek B komt seks meerdere
malen voor en laat Ziggy zien een behoefte aan fysiek contact te hebben door toe te
geven dat ze M&M-etjes (meeneemmeisjes) niet kan weerstaan. Ze neemt deze
vaak mee terug naar haar huis.

De Boeken A en B laten dus een beeld zien dat overeenkomt met de “gewone”
lesbische levensstijlen zoals die in deelvraag twee staan. Terwijl in boek A meer naar
een emotionele connectie wordt gezocht en het daar ook bij blijft. Wordt er in boek B
meer een fysieke relatie gezocht. Al met al zijn er dus redelijk grote verschillen in
implementatie aanwezig en corresponderen deze verschillen redelijk met de voor de
tijd bekende algemene lesbische levensstijl.

7
Conclusie:
Het lesbianisme is tussen de periode van boeken A en B hervormt. In het begin was
er nog geen begrip voor lesbiansime en kwam het vooral tot uiting in de vorm van
een goede emotionele vriendschap en mutual respect. Door de jaren heen is het
getransformeerd tot een “normale” relatie zoals die nu aanwezig is in de Nederlandse
maatschappij.

Het maatschappelijke beeld op Lesbianisme is ook enorm veranderd. In de


tegenwoordige tijd wordt het geaccepteerd door de maatschappij en is huwelijk
mogelijk. Dit is iets wat vroeger niet te bedenken was, toen was het nog een zonde
en hoewel het relatief weinig bestraft werd, is er in enkele gevallen wel de doodstraf
gevallen. Het is zoals Lelouch Lamperouge(Oud Japanse Premier) ooit zei over de
Goblin Slayer:”Soms is iets minder aanstootgevend als je er meer mee bekend
bent”(11). Dit geeft mooi weer dat naarmate lesbianisme meer ontwikkelde het
steeds meer een plek kreeg in de maatschappij.

Beide boeken geven ook een mooi algemeen beeld dat correspondeert met de
gevonden informatie in deelvragen één en twee. De verhalen lijken dus goed
overeen te komen met de situatie zoals die in de tijd van de boeken echt was.

De grote conclusie die getrokken kan worden is dat er veel veranderd is op zowel de
acceptatie als de levensstijl van het lesbianisme. Hoewel de boeken A en B niet op
elkaar lijken geven ze wel een goede reflectie van het lesbianisme in die tijd.

8
Bronnen
1. ​Matteüs 5:17-18 NBV​, in dit deel van het oude testament wordt beschreven dat
homoseksualiteit een zonde is en afgekeurd wordt door god.

2.John Boswell, "The marriage of likeness: Same-Sex Unions in Premodern Europe"


(1994). In het boek wordt beschreven wat sodomie was en hou het betrekking had tot
lesbianisme en homoseksualiteit. P.52-60

3. Wannes Dupont, Elwin Hofman & Jonas Roelens (red.), "Verzwegen verlangen.
Een geschiedenis van homoseksualiteit in België" (2017). Hierin staat hoe in het
zuidelijk nederlanden bestraffing met de dood plaatst vond voor sodomie. Voor zowel
mannen als vrouwen. P.63-70.

4. Donoghue, Emma,””Passions between Women. British Lesbian Culture


1668-1801” (1993). Hierin wordt de stomme zonde toegelicht en wordt de oorsprong
uitgelicht. P.42-45

5. Artikel NRC “Minder Nederlanders wijzen homoseksualiteit af - acceptatie in


europa vlakt af.” door Anouk Eigenraam(2013) in dit artikel worden resultaten
getoond over de acceptatie van homoseksualiteit en lesbianisme.

6. Lia van Gemert 'Hiding Behind Words? Lesbianism in 17th-Century Dutch Poetry'
(1995) Artikel op DBNL (zie ook in kop artikelen verder in dit verslag). Dit artikel is in
de tekst meerdere keren aangehaald. Over “spinsters”,ongetrouwde vrouwen en de
interpretatie van M.Evard(zie ook bron 7). P.14-16 en over Travisiteit P.13-14

7. M. Everard “Wolff & Deken. Een biografie”(1994), Hierin wordt uitgelegd hoe en
waarom Everard de relatie tussen Deken en Wolff opvat en wordt geschreven over
hoe het vriendschap en lust vroeger een andere betekenis hadden. P.31-79

8.Rudolf Dekker & Lotte van de Pol “Vrouwen in mannenkleren. De geschiedenis van
een tegendraadse traditie, Europa 1500-1800”. In bron 6 wordt een kleine inhoud van
dit boek besproken op P.13-14

9. SCP-publicatie “Acceptatie van homoseksuelen, biseksuelen en transgenders in


Nederland 2013” (2014) In deze publicatie worden getallen gegeven uit een
onderzoek over acceptatie in Nederlands en wordt beschreven hoe dit onderzoek
plaatsvond.

10. Artikel NRC “De jonge lesbo lakt haar nagels wel” door Francisca Wals (2013). In
dit artikel wordt uitgelegd dat tegenwoordig lesbiennes minder naar parades gaan en
meer op “normale” vrouwen gaan lijken

11.Lelouch Lamperouge had deze quote tijdens het Ota Festival(1969)

9
Artikelen.
Artikel 1: Marita Mathijsen (​De maagdelijke pen) (De revisor. Jaargang 4 . DBNL)

Over ‘Twee vrouwen’ uit de 19e eeuw


Eenen Roman, uit eene maagdelijke pen gevloeid, neemt men gewoonlijk met een e
zekere vooringenomenheid in handen’. Zo begint een criticus aan het eind van de
dertiger jaren van de vorige eeuw zijn bespreking van A.L.G. Toussaints eerste
roman.​1​ Hij vertolkt de mening van het merendeel van zijn mannelijke collega's - een
pleonasme in die tijd, want de literaire kritiek was geheel in mannenhanden en een
vrouwelijke criticus vindt men nog niet in de eerste helft van de negentiende eeuw.
De recensenten van de diverse literaire bladen uit die tijd hadden niets tegen
vrouwen, maar ‘als Schrijfsters beschouwt men ze al dikwerf als indringsters op een
grondgebied, waar zij niet behooren’.​2​ Als ze al schreven, dan wenste de recensent
van De Gids, ‘dat alle Schrijfsters zich bepaalden tot hetgeen in haren kring behoort,
het huisselijke, - het gezellige, - liefde en vriendschap, - stille deugden, -
huwelijksliefde en moedertrouw, - en dat alles voorstelden met die juistheid van
opmerking, die fijnheid van gevoel, die aandoenlijkheid van ziel, die reinheid des
harten, die godvruchtige stemming des gemoeds, welke het erfdeel der vrouw zijn’.​3
Het ligt voor de hand dat dergelijke opvattingen invloed hebben op het recenseren.
Er zijn critici die een vrouw harder lijken te vallen dan een man. Anderen lijken er
eerder toe te neigen vrouwen juist welwillender te beoordelen dan mannen. Zo lezen
wij bijvoorbeeld in de Vaderlandsche Letteroefeningen: ‘Deze roman is een
eersteling, is het werk van eene Vrouw, is daarenboven een voortbrengsel van eigen
grond, en zou dus beneden alle kritiek moeten zijn, om geene aanspraak te hebben
op eene zachte beoordeeling’.​4​ Zo kan men niet stellen dat een boek van een
vrouwelijke auteur echt afwijkend beoordeeld wordt, maar er zijn toch dingen die
opvallen, zoals de nadrukkelijke vermelding van het geslacht van de auteur. De
bevallige schrijfster, de aanminnige schrijfster, de beschaafde schrijfster, in iedere
recensie van een vrouwenhoek duiken die woorden op, terwijl we van een schrijver
nooit horen of hij bevallig, schoon of welopgevoed was. We lezen ook steeds over
het echt vrouwelijke in zo'n boek, dat alleen een vrouwelijke hand meteen recht
vrouwelijke blik zo vrouwelijk kon opschrijven. Dat was zelfs een van de eisen van de
critici: vrouwelijke schrijfsters moesten de vrouwelijke geest bloot leggen. Wat stelde
men zich voor dat in de vrouwelijke ziel omging? Geen hevige aandoeningen kende
zij of werd zij verondersteld te kennen, maar wel was zij hypergevoelig, sensibel,
intuïtief en alleen een vrouw kon haar uitbeelden. Over een anonieme roman van
Betsy Hasebroek schreef een criticus: ‘[het is] bijna onmogelijk het vrouwelijke gevoel
zoo naauwkeurig in al deszelfs onderscheidene beweging te teekenen, indien niet
het penseel zelf door eene vrouwelijke hand bestuurd wordt’.​5​ Een ander vond van
hetzelfde boek dat het wel van een schrijfster móest zijn: ‘zulk een waas van
vrouwelijke teederheid, van diep gevoel en weemoedigheid ligt daarover verspreid;

10
maar het zijn vooral die fijne opmerkingen omtrent het vrouwelijk hart, omtrent de
nuances in hare neigingen en gewaarwordingen, welke eene vertrouwdheid met de
innerlijke bewegingen der vrouwelijke ziel verraden, die wij in een’ man niet alzóó
zouden vooronderstellen’.​6​ En het speet de recensent van De Gids dat hij niet de
juiste taal voor het vrouwengemoed tot zijn beschikking had: ‘Wij weten wat het ons
kost in het heiligdom van het vrouwelijk gemoed binnen te dringen: bij het schetsen
van hare gewaarwordingen is onze mannelijke taal en uitdrukking of hard en
oppervlakkig, of afgetrokken en wijsgeerig, of overdreven en sentimenteel: en
daarom hebben wij zoozeer behoefte aan vrouwelijke bekentenissen, vrouwelijke
opmerkingen, vrouwelijke voorbeelden’.​7​ Mits die bekentenissen uit een reine
christenziel voortkwamen en voorbeelden niet gehaald werden uit het
zedenbedervende Franse milieu, zoals in de roman over Madame De Maintenon, die
misprijzend werd ontvangen.​8​ Een schrijfster hoefde niet de wijsgerige geest van de
man te hebben ‘die een karakter vooraf in zijne innigste diepten opspoort en ontleedt
om het (...) naderhand zooveel schooner weder zaam te stellen. (...) Zonder over de
werking en oorzaak na te den ken, noch er toe door te dringen’, begrijpt zij de
verschijnselen met haar gevoel.​9
Hoewel de mannelijke schrijver geen toegang heeft tot de gevoelswereld die
alleen door de vrouw geopend kan worden, mag de vrouwelijke auteur haar
aandoenlijkheid niet overdrijven. Potgieter formuleerde het zo: ‘Eevenmin als in het
werkelijke leven, mogen in die nabootsingen des levens, welke ons de Roman
oplevert, aan het subjectief gevoel de hoogste regten worden toegekend. Wij
vorderen daarom geene opoffering van oorspronkelijkheid, van persoonlijke
overtuiging: wij, die de schoone sekse meermalen smeekten, en thans op nieuw
smeken,

11
dat zij ons die wereld des gevoels ontsluiten, welke voor onzen blik al te dikwijls
beneveld ligt. Wij vragen het des te dringender, omdat wij fantasie, verbeelding,
verstand genoeg bezitten, maar geen genoegzaam openen zin hebben voor die fijnere
aandoeningen, die toch eene zoo wezenlijke kracht op het raderwerk des levens
oefenen. Terwijl wij van onze zijde gaarne onze eenzijdigheid erkennen, terwijl wij van
de schoonere sekse hulp inroepen, om ons van die eenzijdigheid te bevrijden, staat het
ons te vrijer ook haar toe te roepen: ontwikkel niet te eenzijdig uw gevoel, maar laat
daarmede ook verstand en fantasie gelijken gang houden’.​10​ Al met al krijgt de
schrijfster toch als voornaamste taak het uitbeelden van het gevoel toebedeeld. Een
taak die voor Toussaint in ieder geval te gering was.
Het is niet verwonderlijk dat de criticus de vrouwenroman als een apart verschijnsel
beschouwde. Er waren verhoudingsgewijs minder schrijfsters dan schrijvers, ook als
men het enge veld van wat zich als literatuur aandiende verlaat en alle ‘leesboeken’ die
in een bepaald tijdvak verschenen meerekent. Een golf damesschrijfsters overspoelde
pas tegen 1870 de markt. In de literaire kringen van de vroege negentiende eeuw
telden vrouwen echter weinig mee. A. Romein-Verschoor verklaart in haar
Vrouwenspiegel het geringe aan tal schrijfstersin de romantiek als volgt: ‘Vrouwen zijn
zelden romantisch. Zolang de romantiek de grote Romantiek met een hoofdletter blijft,
zolang ze verheven is en somber en smeltend en mystiek en historisch, is het aantal
schrijvende vrouwen aanmerkelijk minder dan in de voorafgaande periode’.​11​ Tussen
de preromantiek van Elisabeth Maria Post (1755-1812) en 1880 vindt
Romein-Verschoor maar drie schrijfsters het noemen waard, en van die drie heeft
alleen Geertruida Toussaint ook in de eerste helft van de negentiende eeuw
gepubliceerd. Wie waren er verder? Vrouwe Bilderdijk kan niet serieus genomen
worden, Margaretha de Neufville, de schrijfster van Nederlands eerste historische
roman, is te verwaarlozen. Blijft over: Betsy Hasebroek, de zuster van dominee J.P.
Hasebroek. Deze broer, die met Betsy de pastorie in Heiloo deelde, is onder het
pseudoniem Jonathan als schrijver van oubollige stukjes bekend. Ten Brink, een goede
bron voor de eigentijdse waardering van de negentiende-eeuwse literatuur, vermeldt uit
een totaal van 199 schrijvers slechts 23 vrouwen. Maar niet meer dan twee daarvan
publiceerden vóór 1850: Hasebroek en Toussaint.​12​ Twee vrouwen in een halve eeuw
literatuur.
Wat voor rol kreeg de vrouw in de roman zelf toebedeeld? Vaak genoeg is zij
hoofdpersoon, vaak genoeg en zelfs meestal draaien de intrigues om haar. Erg vaak
fungeert de meervoudig aanbeden vrouw als rode draad in de struk tuur van de
ingewikkeld verknoopte negentiende-eeuwse roman. Maar haar rol en karakter zijn
voorspelbaar. De wereld bestond nog uit schurken en helden, en hoewel er
nuanceringen kwamen in de voorheen absolute begrippen van goed en slecht, was
men aan de psychologie van groei en wording van een gedachtenproces nog niet toe.
Bij de vrouwenrollen aan de goede kant komt men geen grote persoonlijkheden tegen,
geen fatale vrouwen, geen erotisch of sexueel geschoolden, geen vrouwen die de
omstandigheden naar hun hand willen zetten. Integendeel, ‘vrouwelijk’ schijnt een

12
synoniem van lijdzaam, passief, gevoelig, impressief, receptief. Slechte vrouwen
bestonden natuurlijk ook: heksen, furies, jaloerse medeminnaressen, verleidsters. Naar
het uiterlijk werd het de lezer eveneens gemakkelijk gemaakt: donkere vrouwen zijn
nooit te vertrouwen en blonde blauwogigen zijn hoe dan ook maagd en onschuldig.
Schrijvers van historische romans hadden het er wel eens moeilijk mee, want soms
correleerde het gangbare vrouwenbeeld niet met de vrouw die zich aandiende van uit
de historie. Jacob van Lennep schaafde Elisabeth Musch in zijn gelijknamige roman zo
bij, dat ze er voorde lezer mee door kon. Met name Fruin vond dan ook, dat Van
Lennep daarmee te ver afwas gedwaald van de historische werkelijkheid.​13
Hielden de schrijfsters zelf zich ook aan het gangbare vrouwenbeeld? A.
Romein-Verschoor keurt de vrouwenbeschrijving in de romans van Betje Wolff en
Aagje Deken af, omdat ‘haar karakters steeds gemeten worden naar de door mannen
geschapen idealen en door mannen gestelde normen der burgerlijke maatschappij. De
wereld, waarin Aagje en Betje leefden en die zich in haar werken weerspiegelt, kende,
verlangde en erkende als normaal geen andere vrouw dan de verstandige huismoeder
onder de redelijke voogdij van een verstandige echtgenoot’.​14​ Betje Wolff zelf gedroeg
zich echter allerminst conformistisch. Van Toussaint vindt Romein-Verschoor, dat het
haar aan vrouwelijke belangstelling en bewustzijn ontbrak. Dat betekent dat veel
vrouwelijke hoofdrollen bij Toussaint getekend zijn naar wat zij als het mannelijk ideaal
beschouwde, en geen eigen vrouwelijke identiteit hebben. Een man als Paul in Het
Huis Lauernesse heeft zowel uiterlijk als innerlijk alles van het lijdzame vrouwelijke
ideaal in die jaren. Eigenlijk voert Toussaint dus een travestie met haar hoofdperson en
uit, maar conformeert zich toch weer aan de normen van de tijd. In haar persoonlijk
leven is ze bepaald geen nieuwlichtster, maar het slachtoffer van een maatschappij die
niet duldde dat een vrouw op de voorgrond trad. Ze leed aan een ongelukkige liefde
voor dominee Hasebroek, had een vernederende affaire met Bakhuizen van den Brink
en werd tenslotte, na jarenlange aarzeling en een verlovingstijd waarin zij steeds
opnieuw met gretigheid de financiën aangreep als reden om de huwelijksdag uit te
stellen, het bijna veertigjarige bruidje van de teerhartige Bosboom. Zowel Hasebroek
als Bakhuizen prefereerden voor de echt een huisvrouw boven een zielsvriendin. Ook
Betsy Hasebroek verging het zo. Toch waren de twee vrouwen, zo blijkt uit brieven en
portretten, zeker geen lelijke blauwkousen. Truitje Toussaint was weliswaar onhandig
op het bal en bij het theeschenken, maar vormde een lieflijke, kleine, frêle verschijning,
en Betsy Hasebroek wordt herhaaldelijk ‘allerliefst’ genoemd. Evenals Truitje bewoog
Betsy zich in literaire kringen en ging zij op voet van gelijkheid om met mannen als
Beets, Potgieter en Kneppelhout. Door toedoen van Potgieter werd
[p. 46]

13
Toussaint in december 1838 uitgenodigd op de pastorie in Heiloo, waar broer en zus
Hasebroek een levendig literair verkeer stimuleerden. De twee begaafde jonge
vrouwen sloten meteen vriendschap en dat vonden de mannen wel amusant. ‘Een
eigenaardig, een bekoorlijk tafereel vormen die beide jonge schrijfsters op dien
winterdag van 1838 in de pastorie te Heiloo’, vond Ten Brink.​15​ J. Hasebroek zei er
het volgende over: ‘Ik geloof dat de beide inktvischjens elkaar wel genoeg bevielen,
tussen 2 haakjens, 't zijn een paar kleine genietjens. Hoe kunnen menschjens, die zoo
laag staan, zoo hoog kijken!’​16​ W. de Clercq repte van ‘de beide vriendinnen
Toussaint’. Betsy vindt hij ‘veel meer Westersch, meer hollandsch dan die geheel
exotique T.’​17
Betsy bleef haar hele leven ongehuwd. Ze had geen rijke ouders en het was niet
gemakkelijk om in die tijd als alleenstaande vrouw voor de kostwinning te moeten
zorgen. Het is dan ook niet waarschijnlijk, dat zij uit vrije keus ongehuwd bleef. Bij het
huwelijk van haar vriendin Toussaint feliciteerde ze het ‘Allerliefste Bruidje!’ in een brief
en haalde herinneringen op: ‘Wij bekenden elkander meermalen, dat de vrouw niet is
gemaakt alleen te staan, dat haar niets minder, dan de liefde kan gelukkig maken’.​18
Toch bleef Betsy alleen staan, hoewel het niet voorstelbaar is dat de liefde haar
onberoerd heeft gelaten. Beurt voor beurt zag ze haar letterkundige vrienden trouwen
met onbeduidende meisjes, meisjes zonder haar rijke ontwikkeling op het gebied der
kunsten, zonder haar vermogen met mannen op gelijk niveau te converseren. Juist
over deze problemen handelt haar derde roman, met een titel die toen nog niet garant
stond voor succes: Twee vrouwen (1840). De fraaie Byroniaanse held van het verhaal
heeft keus tussen een zachtmoedige huissloof en een spirituele minnares. Ach, en
natuurlijk wint de huissloof het dan en wordt de temperamentvolle amante een kwezel,
maar wie zal dat ‘de duivel uit de dorpspastorie’, zoals Hofdijk Betsy noemde,​19​ niet
vergeven? Het gaat er maar om dat ze zag dat een conflict mógelijk was.
Niet alleen hierdoor onderscheidt Twee vrouwen zich van de literatuur van haar tijd.
Betsy Hasebroek heeft in haar opvoeding en omgang zoveel van de buitenlandse
romantiek meegekregen, dat ze benevelder is geraakt dan haar literaire kunstgenoten.
Naast de authentieke byronic hero compleet met hond, de fragiele vrouw die aan tering
en de grote liefde wegkwijnt, treft men in haar romans kenmerkende romantische
thema's als natuuraanbidding en kunstenaarsverering aan. De tere gevoelswereld
wordt zelden doorbroken met praktische opmerkingen of nuchtere lessen van de
auctoriale verteller zoals bij andere negentiende-eeuwse romans. Wel is er een
moralistische tendens, maar altijd binnen het sensibele van de roman. Het is de moeite
waard de rol van de vrouw in Twee vrouwen​20​ eens na te gaan.

14
Artikel 2: ​ ​Artikel NRC “Minder Nederlanders wijzen homoseksualiteit af -
acceptatie in europa vlakt af.” door Anouk Eigenraam(2013) (Bron 5)

Steeds minder Nederlanders wijzen homoseksualiteit af. In 2006 stond nog vijftien
procent van de bevolking negatief tegenover homoseksualiteit, vorig jaar was dat
gedaald naar vier procent, ​meldt​ het Sociaal en Cultureel Planbureau vandaag.

Homoseksualiteit wordt in Nederland meer geaccepteerd dan in veel andere landen.


Zo heeft de bevolking volgens het SCP weinig of geen moeite met het homohuwelijk.
Ook wordt het niet als een probleem gezien als de eigen kinderen of een leerkracht
homoseksueel zijn. Wel zegt 22 procent er meer moeite mee te hebben als twee
mannen hand in hand lopen dan wanneer een man en een vrouw dat doen.

Er zijn nog meer beperkingen in de acceptatie. Zo vindt een op de vijf Nederlanders


dat homoseksuelen niet dezelfde rechten als heteroseksuelen moeten hebben. Aan
zoenende mannen zegt 29 procent aanstoot te nemen. Negentien procent stoort zich
eraan als twee vrouwen zoenen. Overigens vindt veertien procent het onsmakelijk als
een heterostel begint te zoenen.

Van de bevolking staat vier procent negatief tegenover homoseksualiteit. Er zijn


echter enkele grote uitschieters. Zo vindt driekwart van de Turkse en Marokkaanse
Nederlanders het een probleem als hun kind een relatie heeft met iemand van
hetzelfde geslacht, bij autochtonen is dat zeventien procent. Van de mensen die
minstens een keer per week naar de kerk gaan zou 26 procent negatief zijn over
homoseksualiteit. Van de PVV-stemmers is tien procent negatief.

Acceptatie in Europa vlakt af


Sinds 1981 neemt de acceptatie van homoseksualiteit in Europese landen toe. De
laatste jaren ​vlakt die acceptatie​ volgens het SCP echter af. In de Scandinavische
landen en landen als België, Duitsland en Frankrijk heeft de meerderheid van de
bevolking net als in Nederland geen problemen met homoseksualiteit. In
Oost-Europese landen zoals Polen, Bulgarije, Hongarije, de Baltische landen en
Rusland wordt homoseksualiteit juist afgekeurd.

De acceptatie was volgens het SCP in 1999 in landen als Zweden en Nederland al
op een hoog niveau, waardoor die daarna niet verder is toegenomen.

Tussen landen bestaan grote verschillen. Zo vindt in Nederland 93 procent dat


homoseksuele burgers vrij zijn om te leven zoals zij dat willen. In Rusland is slechts
29 procent het hiermee eens. In IJsland heeft zes procent van de bevolking moeite
met homoseksualiteit, in Litouwen is dat zeventig procent.

15
De cijfers over Nederland stellen homobelangenorganisatie COC niet gerust. De
organisatie wijst erop dat slechts vijf procent van de middelbare scholieren meent dat
jongeren op school open kunnen zijn over hun homoseksualiteit. Ook wijst de
organisatie op een ​onderzoek dat de International Lesbian and Gay Association
Europe vandaag​ naar buiten brengt. Daaruit blijkt dat Nederland in Europa van de
zesde naar de achtste plaats is gezakt als het gaat om gelijke rechten voor homo- en
biseksuelen.

Artikel 3: Hiding Behind Words? Lesbianism in 17th-Century Dutch Poetry


Door Lia van Gemert (1995) (DBNL) (Bron 6)

Investigating ‘the silent sin’ It is a well-known fact that in the past homosexuality was
seen as an unspeakable evil and therefore often called ‘the silentsin’. 1 This has had
consequences, especially for lesbianism: it is very difficult to trace female
homosexuality before 1800. It is no surprise that scientific research has questioned
whether lesbian lifestyles really existed in former centuries. During the last two
decades interesting studies on this subject have appeared. In 1981 Lillian Faderman
published the well-known Surpassing the Love of Men, about romantic friendship and
love between women from the Renaissance to the present. 2 This book is a
mile-stone for the study of historical lesbianism. Faderman has discovered many
examples of deep and emotionally intense female friendship in the top echelons of
society, especially in the 18th and 19th centuries. Women even lived together: for
instance, 1 About this silent sin (‘crimen nefandum’, in Dutch: ‘de stomme zonde’):
Donoghue, Emma (1993), Passions between Women. British Lesbian Culture
1668-1801, London, 8. 2 Faderman, Lillian (1991, 19811 ), Surpassing the Love of
Men. Romantic Friendship and Love between Women from the Renaissance to the
Present, London, esp. 15-20, 65-73, 103-143. Lia van Gemert, ‘Hiding Behind
Words? Lesbianism in 17th-Century Dutch Poetry’ 12 take the well-known
18th-century ‘Ladies of Llangollen’ (Eleanor Butler and Sarah Ponsonby), who
cohabited but were notseen aslesbiansin the 20th-century meaning of the word.
Faderman draws her conclusionsfrom a wide variety ofsources, from trial records to
pornographic books. Diaries, love letters and poems proved to be rich material
concerning the attitudes women took. Often, women described emotional
attachments, using erotic language and revealing passions such as tenderness and
jealousy. Faderman states that these emotions are not simply dictated by literary
conventions, but sprang from deeply-felt sensual interest. In other words: writing
seems to have become love-making and it may have prevented the women from
dealing with the sexual implications of their attachments in real life. At this point,
Faderman rightly brings up the difficulty for the 20th-century scientist of proving or
disproving a physical component in historical relationships. But she also thinks this
problem can be solved: firstly, 18th-century women like Butler and Ponsonby were
‘educated in the ideal of female passionlessness [...] and were probably happy to be

16
oblivious to their genitals’, and secondly, it is not crucial for us to know whether the
women had sex or not because they behaved asthough they were in love. 3
Meanwhile, Faderman stresses, it is important not to underestimate the passions
these women felt, and to accept the fact that, until 1900, a ‘complete’ relationship
may not have been necessarily sexual. Romantic friendships may have been
condoned, but not all female same-sex relationships were. Faderman has already
pointed to transvestite women, who dressed and often attempted to pass as men. 4
In 1988 Rudolf Dekker and Lotte van de Pol wrote a collective biography of some 120
Dutch women between 1500 and 1800, who lived as men in the army or at sea. 5
Dekker/Van de Pol argue that in early modern Europe the sexual act always included
both sexes: nature had not created the possibility of same-sex love. Strictly speaking,
any woman in love with another one was a man and could only accept her feelings by
acting as one, i.e. by dressing 3 Faderman (1991), 118-143, esp. 123 (quotation) and
142-143. 4 Faderman (1991), 47-61. 5 Dekker, Rudolf & Lotte van de Pol (1988), The
Tradition of Female Transvestism in Early Modern Europe, London & New York. I
used the Dutch edition: id. (1989), Vrouwen in mannenkleren. De geschiedenis van
een tegendraadse traditie, Europa 1500-1800, Amsterdam. In 1981 Dekker/Van de
Pol already published some of their material; referring to a popular Dutch folksong,
they used as a titleOnce upon a time a naughty girl (Daar was laatst een meisje loos,
Baarn). Lia van Gemert, ‘Hiding Behind Words? Lesbianism in 17th-Century Dutch
Poetry’ 13 as a man and literally marrying the woman she/he loved. This
transvestism was considered a crime: in the Netherlands several women were
punished for it, among them the famous ‘heroine from Breda’, Mary of Antwerp, who
was convicted twice, in 1751 and 1769. Franciscus Kersteman claimed to have
written her true biography, but it has been shown that he constructed a misleading
mixture of fact and fiction. 6 Stories like this throw up questions about the tradition of
transvestism and the impact it had on literature. A comparison between the studies of
Faderman and Dekker/Van de Pol makes clear that the issue is not whether a lesbian
life style existed before 1800, but how it was practised. Faderman thinks that we do
not need to know whether same-sex relationships had a physical sexual component,
while Dekker/Van de Pol think there wassuch a component, albeit it a distorted one.
Recently, two more studiessharpened the debate, and have come to opposing
conclusions. In Passions between Women Emma Donoghue analyses British lesbian
culture between 1668 and 1801. She argues that the sexual female relationship is
just one of the patterns of life that history shows us, as the non-sexual and the
transvestite are others. Like Faderman, Donoghue uses many kinds ofsources:
medical, religious, libertine-pornographic and literary ones. Exploring the meaning of
words like ‘tribadist’, ‘hermaphrodite’, ‘female husband’, ‘romantic friend’, ‘tommy’ and
‘Sapphist’, she concludes that a wide range of lesbian and bisexual identities existed
and that they aroused much confusion and contradiction. Donoghue thinks that it is
precisely this confusion that gives the historian the chance to discover something
new: for instance, when a woman manifested herself as a male within the

17
marriage,she crossed a forbidden border, but outside the marriage transvestism
could be a strategy amongst like-minded females. The first fact was recorded far
more often than the second of course, but both cases represent a lesbian life style.
Similarly, we may not know of other patterns, for example that of ‘spinsters’,
unmarried women living together, because no one took a sexual relationship between
them seriously, and they may never have aroused discussion. To Donoghue, this
indicates that the quest for historical lesbianism is more 6 Altena, Peter (1993), ‘14
juni 1751 [...]’, in Nederlandse literatuur, een geschiedenis, M.A. Schenkeveld-van
der Dussen (ed.), Groningen, 323-327; Kersteman, F.L. (1988), De Bredasche
heldinne, R.M. Dekker, G.J. Johannes & L.C. van de Pol (eds), Hilversum. Lia van
Gemert, ‘Hiding Behind Words? Lesbianism in 17th-Century Dutch Poetry’ 14
complicated than Faderman and Dekker/Van de Pol suggest: at least it should not
only take into account the question of sexuality, but also the question of gender.
Literature, as a reflection of all sorts of ideas, can help us focus on these problems.
The last book I want to discuss here, Ziel en zinnen (Soul and Senses) by Myriam
Everard, 7 takes the view that the lesbian identity is a 20th-century notion which
cannot be found before 1800. Until the 19th century, opinions on sexuality were
totally different from modern ones, 8 so it is impossible to apply our terminology to
former societies, Everard states. To avoid anachronism, the exact historical meaning
of words like ‘heart’, ‘soul’, ‘love’, ‘friendship’ and nicknames like ‘lollepot’ must be
investigated. The latter term, for instance, does not only mean ‘dirty dyke’; it could be
used to refer to any woman from a poor neighbourhood who seduces men or women.
Clearly, language has different connotations at different social levels. Amongst the
Dutch 18th-century middle classes, for example, ‘friendship of the soul’ was very
important: the writing couple Betje Wolff and Aagje Deken offer a famous example. 9
From the moment Wolff became a widow, they lived together and continued to do so
for many years. There has been much speculation about their sex life, but Everard
rejects the possibility of a physical relationship. She believes that the object of the
relationship wasto extinguish fleshly lust and to thereby achieve virtue; their
friendship was meant to stand for eternal values. In this way the relationship of Wolff
and Deken equalled a marriage: in the 18th-century Enlightenment man and woman
were also encouraged to curb their emotions with the power of reason. ‘True’
friendship could be embodied by men and women. Everard's analysis shows that 7
Everard, Myriam (1994), Ziel en zinnen. Over liefde en lust tussen vrouwen in de
tweede helft van de achttiende eeuw, Groningen. 8 Everard bases her ideas on:
Laqueur, Thomas (1990), Making Sex. Body and Gender from the Greeks to Freud,
Cambridge Mass. & London. Laqueur poses a ‘one-sex model’, in which male and
female represent two variations of what really is one sort: the male in a
superiorshape, the female in an inferior one. Laqueurstatesthat until the 19th century,
gender is not seen as an ontological category, but as a social one. Consequently, it
was not one's sex that was a primary condition in life, but one's gender, cultural role.
Laqueur (1990), esp. 25-62; Everard (1994), 22-23, 120-121. 9 Both experienced

18
more of these desire-filled friendships. Betje Wolff chose among others Johanna
Kops, Coosje Busken andFransje Baane, while Aagje Deken favoured Maria Bavink,
Maria Bosch and Maria Schreuder. See: Meijer, Maaike (1983),‘Pious and learned
female bosom friends in Holland in the eighteenth century’, in Among Men, among
Women, Amsterdam, 404-419; Buijnsters, P.J. (1984), Wolff & Deken. Een biografie,
Leiden, esp. 145-158; Everard (1994), 31-79. Lia van Gemert, ‘Hiding Behind
Words? Lesbianism in 17th-Century Dutch Poetry’ 15 according to middle class
people, notions like ‘virtue’, ‘lust’ and ‘friendship’ had no sexual or physical meaning,
but referred to moral categories. She concludes that it is useless to ask whether Wolff
and Deken were lesbians in the 20th-century sense, because their relationship
corresponded to a different social model. 10 This does not mean however, that
18th-century women did not make love to women: inAmsterdam, thirteen had to
appear in court for doing it. But it is doubtful whether they really wanted to have sex
with women. Everard argues that they came from a very low social level and lived in
a neighbourhood with a numerical majority of women (‘the Jordaan’). Here, having
sex with both men and women wasrelatively normal. According to Everard, this
means that the women felt no strong ‘gender identity’. 11 I think this observation is
very interesting for the notion of ‘gender’ as such: it seems to indicate that social
ranking in some way correlated to people's comprehension of their own sexual
behaviour. It should be questioned whether ideas about identity really were less
developed in the lower classes of society. Such an investigation should also include
the somewhat higher classes of the theatre world. Here, Everard found women
dressing as men to attract females as well as males. She concludes that within the
theatre milieu the borders between men and women (and masculinity and femininity)
were not absolute but fluid. Thisshows how complicated the gender question is.
Everard thinks these actresses were demonstrating their freedom: by turning the
hierarchy upside down, they could impress and seduce men. 12 The problem is, I
think, in finding out precisely which opinions were held by whom. Meanwhile, Everard
disagrees with Dekker/Van de Pol: she argues that there is no proof that transvestites
dressed up as a way of accepting their homosexual feelings

*dit is het deel van het artikel waarnaar verwezen wordt in de tekst, het artikel
zelf gaat meerdere duizenden woorden door over lesbianisme in andere
tijdvakken, iets wat niet relevant is voor dit PO. Vandaar dat het is afgekapt.*
Het hele artikel is tezien op:
https://www.dbnl.org/tekst/geme003hidi01_01/geme003hidi01_01_0001.php#010T

19

You might also like