Professional Documents
Culture Documents
Door: -
NE2 Docent -
Thema: Lesbianisme
Boek A: ‘’Twee vrouwen’’ Door B. Hasebroek (1840)
Deelvraag 4 Pagina 7
Conclusie Pagina 8
Bronnen Pagina 9
1
Inleiding
De laatste jaren zijn we steeds acceptabeler geworden ten opzichte van
homosexualiteit, dit is niet altijd zo geweest. Ik heb voor het thema lesbianisme
gekozen omdat, uit de oude literatuur de romans mij het meest aanspreken. In mijn
dagelijks leven het ik connecties met de Yuri cultuur. Yuri is een liefdesverhouding
tussen twee vrouwelijke characters in een Manga (Light novel). In de loop van tijd
ben ik redelijk bekend geworden met dit genre. Ook heeft een (Lesbische) vriendin
van mij te maken gehad met een vorm van onderdrukking. Haar ouders accepteerde
haar sexualiteit, maar waren wel passief agressief. Door bijvoorbeeld te zeggen “Je
mag best iemand meenemen op vakantie, maar dan moet het wel een jongen zijn.”.
Door mijn ervaringen met Yuri en mijn vriendin het ik uiteindelijk besloten dat ik graag
een lesbische roman zou willen lezen en daar deze opdracht over ga doen. Ik ben bij
het boek Twee Vrouwen gekomen omdat er relatief weinig boeken zijn voor 1920 die
lesbianisme bevatten. Dit boek sprong eruit doordat dit thema centraal staat in het
boek, dit is iets wat zeer weinig voorkomt. Vervolgen ben ik bij Maak Me Blij
gekomen door op internet te zoeken naar lesbische boeken. Op vele forums kwam
dit boek terug omdat het boek weg doet met de taboe en het concept als normaal
beeld.
Hoofd- en Deelvragen
Hoofdvraag
Deelvragen
2. Wat is het verschil in uitvoering van een lesbische levensstijl vergeleken met
vroeger en nu?
4. Wat zijn de grootste verschillen in uitvoering van het thema tussen boek A en B?
2
Samenvatting boek A (Twee vrouwen)
Het verhaal volgt Alexander van Montfoort, een student. In het begin van het verhaal
loopt Alexander met zijn hond door “De schone streek te O.”, hij is hier op vakantie.
Hij wordt zich attent van een vrouw die langs loopt, kort praat hij met haar. Waarna
de vrouw snel weer verdwijnt. Een tijd later gaat Alexander naar een partijtje in
Utrecht.(De stad waarin Alexander studeert.) Hier komt hij Marie Vernon tegen, terwijl
ze op de piano speelt. Het blijkt de vrouw van de eerste ontmoeting en uiteindelijk
bloeit de relatie uit tot het huwelijk. Na enkele tijd lijkt het voor Alexander alsof Marie
minder interesse in hem gaat tonen, daarom besluit hij haar te bespieden. Hij volgt
de koets van M en ziet een twee gestalte achter het gordijn. Uiteindelijk blijkt Marie
met een andere vrouw contact te hebben genaamd Clara. Hieruit volgt de
confrontatie dat Clara de minnaar is van Marie. Na dit fragment komen er
gebeurtenissen zoals problemen met de studie en vakantie tussendoor, terwijl
Alexander en Marie de problemen met elkaar uitwerk. Marie legt uit dat Clara
emotionele behoeften voldeed waaraan Alexander niet was gekomen sinds hij meer
met zijn studie bezig was. Aan het eind kiest Marie voor Alexander en groeit de
relatie uit tot een gelukkig huwelijk.
3
Ziggy heeft er weinig zin in. Hierna eindigt het boek met Adisa die zegt: “Maak me
blij”.
Deelvraag 1:
Hoe slaat dit over naar het lesbianisme van die tijd? Over het algemeen werden
vrouwen die homoseksuele handelingen deden niet bestraft voor sodomie, omdat dit
vooral betrekking had tot mannen(3). Dit leidde tot een maatschappij waarin
lesbianisme wel taboe was, maar het als minder problematisch gezien werd dan
homoseksualiteit onder mannen(3). Deze maatschappij wordt breed beschreven in
het boek: “Passions between Women. British Lesbian Culture” door Emma
Donoghue(4). Hierin wordt bevestigt dat lesbianisme een strafbaar iets is, maar er
wordt ook gesproken over heel weinig bestraffing voor de daad. Deze bestraffing was
vaak ook vele malen milder dan die voor mannen. Hoewel voor mannen de doodstraf
af en toe is gevallen werd er bij vrouwen vooral een corrigerende tik verleend(4). Er
is wel bewijst dat in de Zuidelijke Nederlanden er vrouwen voor sodomie zijn bestraft
met de dood. Deze bestraffingen waren veel bruter dan in de rest van Europa in die
tijd. Hoewel het gebruikelijk was dat een man op de brandstapel werd gegooid, werd
er voor vrouwen een “Subtielere/vrouwelijkere” dood gebruikt. Waaronder levend
begraven of verdronken worden. Echter, zijn hier maar weinig gevallen van bekend
en was dit alleen in het Zuiden van Nederland(3).
4
Voor het grootste deel van vrouwen die aan lesbianisme deden waren er vroeger dus
weinig consequenties en werd er acceptabeler naar gekeken dan voor
homoseksuelen. Het lijkt nu ook het geval te zijn dat lesbianisme meer geaccepteerd
wordt dan homoseksualiteit tussen mannen. Het aanzicht is wel veranderd tussen
vroeger en nu. In het heden wordt er niet meer naar gekeken als een zonde of
strafbaar iets. Nog niet iedereen staat achter lesbianisme, maar het is “gewoon”
geworden. Is is dus wel sprake van een ander aanzicht, waar het eerst iets was wat
je verborgen hield is het nu iets geworden wat relatief goed geaccepteerd wordt en
bespreekbaar is.
Deelvraag 2:
Wel een bekend Nederlands voorbeeld is het duo Aagje Deken en Betje Wolf. Beiden
waren schrijfsters en leefden samen. M. Everard(7) sluit uit dat er sprake was van
een seksuele relatie en meent dat er meer een emotionele en mentale connectie
was. Op deze manier zouden ze samen een relatie hebben die gelijk qua waarden
gelijk stond aan een huwelijk. Zoals beschreven door Everard was het concept
‘’lesbish’’ nog niet aanwezig. Dingen zoals lust en vriendschap waren moralen en niet
gekoppeld aan fysiek contact. Dit wordt ondersteunt met de quote ‘Ware vriendschap
kent geen sekse’(7). In die tijd was er dus een ander beeld voor de concepten liefde
en vriendschap.
Volgens de schrijvers Rudolf Dekker and Lotte van De Pol was het onmogelijk in die
tijd om als vrouw van een vrouw te houden(6). Elke vrouw verliefd op een andere
vrouw was een man, volgens de redenering dat alleen mannen en vrouwen de
mogelijkheid hadden om van elkaar te houden. Dit leidde volgens hen tot een vrouw
dit een man werd om te trouwen met de vrouw van wie zij-hij hield. Er zijn ook
meerdere gevallen bekend waarin een vrouw de rol van een man aannam in de
relatie, en dus als travestiet door het leven ging, iets was strafbaar was in die tijd(6).
5
Dit fenomeen is onder andere beschreven in de verzameling van biografieën door
Dekker en van De Pol over 120 Nederlandse vrouwen die als man in het leger gingen
tussen vijftien honderd en achttien honderd(8). Sommige van deze vrouwen-mannen
waren ook getrouwd met een vrouw.
Deelvraag 3:
In beide gevallen van deze jaloezie is er dus ook sprake van lesbianisme, omdat
deze jaloezie de relatie tussen twee vrouwen betreft. In boek A komt het thema terug
doordat het vragen voor de lezer schept. Dit in vorm van een vrouw die een
emotionele relatie aangaat met een andere vrouw, omdat haar man minder aandacht
begint te geven. Hierdoor kan de lezer zichzelf afvragen: Wat is vriendschap voor
mij? Of ben ik nu gelukkig in mijn huwelijk?. In boek B is er sprake van een directere
confrontatie met het thema. Het hele verhaal gaat uiteindelijk over de lesbische
relaties van Ziggy en vooral hoe die tussen haar en Adisa tot stand is gekomen.
Hierin komen kenmerken van het lesbianisme terug, zoals duidelijke beschrijvingen
wat de relatie inhoud zowel mentaal als fysiek. Dit door het beschrijven van ruzies en
seks. Ook komt er een maatschappelijk beeld in voor, zoals de acceptatie van het
6
lesbianisme door de moeder van Ziggy en gesprekken onder lesbo’s met
elkaar(P-24).
Dus het thema komt vooral tot uiting door de interacties die de personages hebben
met elkaar. Er is een verschil aanwezig met de manier waarop het thema wordt
gebracht, maar het is zichtbaar dat het hoofdthema van de boeken lesbianisme is.
Naast het terugkomen van het thema door de interacties zijn er ook enkele
terugkoppelingen tussen de maatschappij en het thema.
Deelvraag 4:
In boek A wordt alleen geschreven dat Marie de relatie als een sterke mentale band
ziet, hierbij wordt geen fysieke relatie genoemd. In boek B komt seks meerdere
malen voor en laat Ziggy zien een behoefte aan fysiek contact te hebben door toe te
geven dat ze M&M-etjes (meeneemmeisjes) niet kan weerstaan. Ze neemt deze
vaak mee terug naar haar huis.
De Boeken A en B laten dus een beeld zien dat overeenkomt met de “gewone”
lesbische levensstijlen zoals die in deelvraag twee staan. Terwijl in boek A meer naar
een emotionele connectie wordt gezocht en het daar ook bij blijft. Wordt er in boek B
meer een fysieke relatie gezocht. Al met al zijn er dus redelijk grote verschillen in
implementatie aanwezig en corresponderen deze verschillen redelijk met de voor de
tijd bekende algemene lesbische levensstijl.
7
Conclusie:
Het lesbianisme is tussen de periode van boeken A en B hervormt. In het begin was
er nog geen begrip voor lesbiansime en kwam het vooral tot uiting in de vorm van
een goede emotionele vriendschap en mutual respect. Door de jaren heen is het
getransformeerd tot een “normale” relatie zoals die nu aanwezig is in de Nederlandse
maatschappij.
Beide boeken geven ook een mooi algemeen beeld dat correspondeert met de
gevonden informatie in deelvragen één en twee. De verhalen lijken dus goed
overeen te komen met de situatie zoals die in de tijd van de boeken echt was.
De grote conclusie die getrokken kan worden is dat er veel veranderd is op zowel de
acceptatie als de levensstijl van het lesbianisme. Hoewel de boeken A en B niet op
elkaar lijken geven ze wel een goede reflectie van het lesbianisme in die tijd.
8
Bronnen
1. Matteüs 5:17-18 NBV, in dit deel van het oude testament wordt beschreven dat
homoseksualiteit een zonde is en afgekeurd wordt door god.
3. Wannes Dupont, Elwin Hofman & Jonas Roelens (red.), "Verzwegen verlangen.
Een geschiedenis van homoseksualiteit in België" (2017). Hierin staat hoe in het
zuidelijk nederlanden bestraffing met de dood plaatst vond voor sodomie. Voor zowel
mannen als vrouwen. P.63-70.
6. Lia van Gemert 'Hiding Behind Words? Lesbianism in 17th-Century Dutch Poetry'
(1995) Artikel op DBNL (zie ook in kop artikelen verder in dit verslag). Dit artikel is in
de tekst meerdere keren aangehaald. Over “spinsters”,ongetrouwde vrouwen en de
interpretatie van M.Evard(zie ook bron 7). P.14-16 en over Travisiteit P.13-14
7. M. Everard “Wolff & Deken. Een biografie”(1994), Hierin wordt uitgelegd hoe en
waarom Everard de relatie tussen Deken en Wolff opvat en wordt geschreven over
hoe het vriendschap en lust vroeger een andere betekenis hadden. P.31-79
8.Rudolf Dekker & Lotte van de Pol “Vrouwen in mannenkleren. De geschiedenis van
een tegendraadse traditie, Europa 1500-1800”. In bron 6 wordt een kleine inhoud van
dit boek besproken op P.13-14
10. Artikel NRC “De jonge lesbo lakt haar nagels wel” door Francisca Wals (2013). In
dit artikel wordt uitgelegd dat tegenwoordig lesbiennes minder naar parades gaan en
meer op “normale” vrouwen gaan lijken
9
Artikelen.
Artikel 1: Marita Mathijsen (De maagdelijke pen) (De revisor. Jaargang 4 . DBNL)
10
maar het zijn vooral die fijne opmerkingen omtrent het vrouwelijk hart, omtrent de
nuances in hare neigingen en gewaarwordingen, welke eene vertrouwdheid met de
innerlijke bewegingen der vrouwelijke ziel verraden, die wij in een’ man niet alzóó
zouden vooronderstellen’.6 En het speet de recensent van De Gids dat hij niet de
juiste taal voor het vrouwengemoed tot zijn beschikking had: ‘Wij weten wat het ons
kost in het heiligdom van het vrouwelijk gemoed binnen te dringen: bij het schetsen
van hare gewaarwordingen is onze mannelijke taal en uitdrukking of hard en
oppervlakkig, of afgetrokken en wijsgeerig, of overdreven en sentimenteel: en
daarom hebben wij zoozeer behoefte aan vrouwelijke bekentenissen, vrouwelijke
opmerkingen, vrouwelijke voorbeelden’.7 Mits die bekentenissen uit een reine
christenziel voortkwamen en voorbeelden niet gehaald werden uit het
zedenbedervende Franse milieu, zoals in de roman over Madame De Maintenon, die
misprijzend werd ontvangen.8 Een schrijfster hoefde niet de wijsgerige geest van de
man te hebben ‘die een karakter vooraf in zijne innigste diepten opspoort en ontleedt
om het (...) naderhand zooveel schooner weder zaam te stellen. (...) Zonder over de
werking en oorzaak na te den ken, noch er toe door te dringen’, begrijpt zij de
verschijnselen met haar gevoel.9
Hoewel de mannelijke schrijver geen toegang heeft tot de gevoelswereld die
alleen door de vrouw geopend kan worden, mag de vrouwelijke auteur haar
aandoenlijkheid niet overdrijven. Potgieter formuleerde het zo: ‘Eevenmin als in het
werkelijke leven, mogen in die nabootsingen des levens, welke ons de Roman
oplevert, aan het subjectief gevoel de hoogste regten worden toegekend. Wij
vorderen daarom geene opoffering van oorspronkelijkheid, van persoonlijke
overtuiging: wij, die de schoone sekse meermalen smeekten, en thans op nieuw
smeken,
11
dat zij ons die wereld des gevoels ontsluiten, welke voor onzen blik al te dikwijls
beneveld ligt. Wij vragen het des te dringender, omdat wij fantasie, verbeelding,
verstand genoeg bezitten, maar geen genoegzaam openen zin hebben voor die fijnere
aandoeningen, die toch eene zoo wezenlijke kracht op het raderwerk des levens
oefenen. Terwijl wij van onze zijde gaarne onze eenzijdigheid erkennen, terwijl wij van
de schoonere sekse hulp inroepen, om ons van die eenzijdigheid te bevrijden, staat het
ons te vrijer ook haar toe te roepen: ontwikkel niet te eenzijdig uw gevoel, maar laat
daarmede ook verstand en fantasie gelijken gang houden’.10 Al met al krijgt de
schrijfster toch als voornaamste taak het uitbeelden van het gevoel toebedeeld. Een
taak die voor Toussaint in ieder geval te gering was.
Het is niet verwonderlijk dat de criticus de vrouwenroman als een apart verschijnsel
beschouwde. Er waren verhoudingsgewijs minder schrijfsters dan schrijvers, ook als
men het enge veld van wat zich als literatuur aandiende verlaat en alle ‘leesboeken’ die
in een bepaald tijdvak verschenen meerekent. Een golf damesschrijfsters overspoelde
pas tegen 1870 de markt. In de literaire kringen van de vroege negentiende eeuw
telden vrouwen echter weinig mee. A. Romein-Verschoor verklaart in haar
Vrouwenspiegel het geringe aan tal schrijfstersin de romantiek als volgt: ‘Vrouwen zijn
zelden romantisch. Zolang de romantiek de grote Romantiek met een hoofdletter blijft,
zolang ze verheven is en somber en smeltend en mystiek en historisch, is het aantal
schrijvende vrouwen aanmerkelijk minder dan in de voorafgaande periode’.11 Tussen
de preromantiek van Elisabeth Maria Post (1755-1812) en 1880 vindt
Romein-Verschoor maar drie schrijfsters het noemen waard, en van die drie heeft
alleen Geertruida Toussaint ook in de eerste helft van de negentiende eeuw
gepubliceerd. Wie waren er verder? Vrouwe Bilderdijk kan niet serieus genomen
worden, Margaretha de Neufville, de schrijfster van Nederlands eerste historische
roman, is te verwaarlozen. Blijft over: Betsy Hasebroek, de zuster van dominee J.P.
Hasebroek. Deze broer, die met Betsy de pastorie in Heiloo deelde, is onder het
pseudoniem Jonathan als schrijver van oubollige stukjes bekend. Ten Brink, een goede
bron voor de eigentijdse waardering van de negentiende-eeuwse literatuur, vermeldt uit
een totaal van 199 schrijvers slechts 23 vrouwen. Maar niet meer dan twee daarvan
publiceerden vóór 1850: Hasebroek en Toussaint.12 Twee vrouwen in een halve eeuw
literatuur.
Wat voor rol kreeg de vrouw in de roman zelf toebedeeld? Vaak genoeg is zij
hoofdpersoon, vaak genoeg en zelfs meestal draaien de intrigues om haar. Erg vaak
fungeert de meervoudig aanbeden vrouw als rode draad in de struk tuur van de
ingewikkeld verknoopte negentiende-eeuwse roman. Maar haar rol en karakter zijn
voorspelbaar. De wereld bestond nog uit schurken en helden, en hoewel er
nuanceringen kwamen in de voorheen absolute begrippen van goed en slecht, was
men aan de psychologie van groei en wording van een gedachtenproces nog niet toe.
Bij de vrouwenrollen aan de goede kant komt men geen grote persoonlijkheden tegen,
geen fatale vrouwen, geen erotisch of sexueel geschoolden, geen vrouwen die de
omstandigheden naar hun hand willen zetten. Integendeel, ‘vrouwelijk’ schijnt een
12
synoniem van lijdzaam, passief, gevoelig, impressief, receptief. Slechte vrouwen
bestonden natuurlijk ook: heksen, furies, jaloerse medeminnaressen, verleidsters. Naar
het uiterlijk werd het de lezer eveneens gemakkelijk gemaakt: donkere vrouwen zijn
nooit te vertrouwen en blonde blauwogigen zijn hoe dan ook maagd en onschuldig.
Schrijvers van historische romans hadden het er wel eens moeilijk mee, want soms
correleerde het gangbare vrouwenbeeld niet met de vrouw die zich aandiende van uit
de historie. Jacob van Lennep schaafde Elisabeth Musch in zijn gelijknamige roman zo
bij, dat ze er voorde lezer mee door kon. Met name Fruin vond dan ook, dat Van
Lennep daarmee te ver afwas gedwaald van de historische werkelijkheid.13
Hielden de schrijfsters zelf zich ook aan het gangbare vrouwenbeeld? A.
Romein-Verschoor keurt de vrouwenbeschrijving in de romans van Betje Wolff en
Aagje Deken af, omdat ‘haar karakters steeds gemeten worden naar de door mannen
geschapen idealen en door mannen gestelde normen der burgerlijke maatschappij. De
wereld, waarin Aagje en Betje leefden en die zich in haar werken weerspiegelt, kende,
verlangde en erkende als normaal geen andere vrouw dan de verstandige huismoeder
onder de redelijke voogdij van een verstandige echtgenoot’.14 Betje Wolff zelf gedroeg
zich echter allerminst conformistisch. Van Toussaint vindt Romein-Verschoor, dat het
haar aan vrouwelijke belangstelling en bewustzijn ontbrak. Dat betekent dat veel
vrouwelijke hoofdrollen bij Toussaint getekend zijn naar wat zij als het mannelijk ideaal
beschouwde, en geen eigen vrouwelijke identiteit hebben. Een man als Paul in Het
Huis Lauernesse heeft zowel uiterlijk als innerlijk alles van het lijdzame vrouwelijke
ideaal in die jaren. Eigenlijk voert Toussaint dus een travestie met haar hoofdperson en
uit, maar conformeert zich toch weer aan de normen van de tijd. In haar persoonlijk
leven is ze bepaald geen nieuwlichtster, maar het slachtoffer van een maatschappij die
niet duldde dat een vrouw op de voorgrond trad. Ze leed aan een ongelukkige liefde
voor dominee Hasebroek, had een vernederende affaire met Bakhuizen van den Brink
en werd tenslotte, na jarenlange aarzeling en een verlovingstijd waarin zij steeds
opnieuw met gretigheid de financiën aangreep als reden om de huwelijksdag uit te
stellen, het bijna veertigjarige bruidje van de teerhartige Bosboom. Zowel Hasebroek
als Bakhuizen prefereerden voor de echt een huisvrouw boven een zielsvriendin. Ook
Betsy Hasebroek verging het zo. Toch waren de twee vrouwen, zo blijkt uit brieven en
portretten, zeker geen lelijke blauwkousen. Truitje Toussaint was weliswaar onhandig
op het bal en bij het theeschenken, maar vormde een lieflijke, kleine, frêle verschijning,
en Betsy Hasebroek wordt herhaaldelijk ‘allerliefst’ genoemd. Evenals Truitje bewoog
Betsy zich in literaire kringen en ging zij op voet van gelijkheid om met mannen als
Beets, Potgieter en Kneppelhout. Door toedoen van Potgieter werd
[p. 46]
13
Toussaint in december 1838 uitgenodigd op de pastorie in Heiloo, waar broer en zus
Hasebroek een levendig literair verkeer stimuleerden. De twee begaafde jonge
vrouwen sloten meteen vriendschap en dat vonden de mannen wel amusant. ‘Een
eigenaardig, een bekoorlijk tafereel vormen die beide jonge schrijfsters op dien
winterdag van 1838 in de pastorie te Heiloo’, vond Ten Brink.15 J. Hasebroek zei er
het volgende over: ‘Ik geloof dat de beide inktvischjens elkaar wel genoeg bevielen,
tussen 2 haakjens, 't zijn een paar kleine genietjens. Hoe kunnen menschjens, die zoo
laag staan, zoo hoog kijken!’16 W. de Clercq repte van ‘de beide vriendinnen
Toussaint’. Betsy vindt hij ‘veel meer Westersch, meer hollandsch dan die geheel
exotique T.’17
Betsy bleef haar hele leven ongehuwd. Ze had geen rijke ouders en het was niet
gemakkelijk om in die tijd als alleenstaande vrouw voor de kostwinning te moeten
zorgen. Het is dan ook niet waarschijnlijk, dat zij uit vrije keus ongehuwd bleef. Bij het
huwelijk van haar vriendin Toussaint feliciteerde ze het ‘Allerliefste Bruidje!’ in een brief
en haalde herinneringen op: ‘Wij bekenden elkander meermalen, dat de vrouw niet is
gemaakt alleen te staan, dat haar niets minder, dan de liefde kan gelukkig maken’.18
Toch bleef Betsy alleen staan, hoewel het niet voorstelbaar is dat de liefde haar
onberoerd heeft gelaten. Beurt voor beurt zag ze haar letterkundige vrienden trouwen
met onbeduidende meisjes, meisjes zonder haar rijke ontwikkeling op het gebied der
kunsten, zonder haar vermogen met mannen op gelijk niveau te converseren. Juist
over deze problemen handelt haar derde roman, met een titel die toen nog niet garant
stond voor succes: Twee vrouwen (1840). De fraaie Byroniaanse held van het verhaal
heeft keus tussen een zachtmoedige huissloof en een spirituele minnares. Ach, en
natuurlijk wint de huissloof het dan en wordt de temperamentvolle amante een kwezel,
maar wie zal dat ‘de duivel uit de dorpspastorie’, zoals Hofdijk Betsy noemde,19 niet
vergeven? Het gaat er maar om dat ze zag dat een conflict mógelijk was.
Niet alleen hierdoor onderscheidt Twee vrouwen zich van de literatuur van haar tijd.
Betsy Hasebroek heeft in haar opvoeding en omgang zoveel van de buitenlandse
romantiek meegekregen, dat ze benevelder is geraakt dan haar literaire kunstgenoten.
Naast de authentieke byronic hero compleet met hond, de fragiele vrouw die aan tering
en de grote liefde wegkwijnt, treft men in haar romans kenmerkende romantische
thema's als natuuraanbidding en kunstenaarsverering aan. De tere gevoelswereld
wordt zelden doorbroken met praktische opmerkingen of nuchtere lessen van de
auctoriale verteller zoals bij andere negentiende-eeuwse romans. Wel is er een
moralistische tendens, maar altijd binnen het sensibele van de roman. Het is de moeite
waard de rol van de vrouw in Twee vrouwen20 eens na te gaan.
14
Artikel 2: Artikel NRC “Minder Nederlanders wijzen homoseksualiteit af -
acceptatie in europa vlakt af.” door Anouk Eigenraam(2013) (Bron 5)
Steeds minder Nederlanders wijzen homoseksualiteit af. In 2006 stond nog vijftien
procent van de bevolking negatief tegenover homoseksualiteit, vorig jaar was dat
gedaald naar vier procent, meldt het Sociaal en Cultureel Planbureau vandaag.
De acceptatie was volgens het SCP in 1999 in landen als Zweden en Nederland al
op een hoog niveau, waardoor die daarna niet verder is toegenomen.
15
De cijfers over Nederland stellen homobelangenorganisatie COC niet gerust. De
organisatie wijst erop dat slechts vijf procent van de middelbare scholieren meent dat
jongeren op school open kunnen zijn over hun homoseksualiteit. Ook wijst de
organisatie op een onderzoek dat de International Lesbian and Gay Association
Europe vandaag naar buiten brengt. Daaruit blijkt dat Nederland in Europa van de
zesde naar de achtste plaats is gezakt als het gaat om gelijke rechten voor homo- en
biseksuelen.
Investigating ‘the silent sin’ It is a well-known fact that in the past homosexuality was
seen as an unspeakable evil and therefore often called ‘the silentsin’. 1 This has had
consequences, especially for lesbianism: it is very difficult to trace female
homosexuality before 1800. It is no surprise that scientific research has questioned
whether lesbian lifestyles really existed in former centuries. During the last two
decades interesting studies on this subject have appeared. In 1981 Lillian Faderman
published the well-known Surpassing the Love of Men, about romantic friendship and
love between women from the Renaissance to the present. 2 This book is a
mile-stone for the study of historical lesbianism. Faderman has discovered many
examples of deep and emotionally intense female friendship in the top echelons of
society, especially in the 18th and 19th centuries. Women even lived together: for
instance, 1 About this silent sin (‘crimen nefandum’, in Dutch: ‘de stomme zonde’):
Donoghue, Emma (1993), Passions between Women. British Lesbian Culture
1668-1801, London, 8. 2 Faderman, Lillian (1991, 19811 ), Surpassing the Love of
Men. Romantic Friendship and Love between Women from the Renaissance to the
Present, London, esp. 15-20, 65-73, 103-143. Lia van Gemert, ‘Hiding Behind
Words? Lesbianism in 17th-Century Dutch Poetry’ 12 take the well-known
18th-century ‘Ladies of Llangollen’ (Eleanor Butler and Sarah Ponsonby), who
cohabited but were notseen aslesbiansin the 20th-century meaning of the word.
Faderman draws her conclusionsfrom a wide variety ofsources, from trial records to
pornographic books. Diaries, love letters and poems proved to be rich material
concerning the attitudes women took. Often, women described emotional
attachments, using erotic language and revealing passions such as tenderness and
jealousy. Faderman states that these emotions are not simply dictated by literary
conventions, but sprang from deeply-felt sensual interest. In other words: writing
seems to have become love-making and it may have prevented the women from
dealing with the sexual implications of their attachments in real life. At this point,
Faderman rightly brings up the difficulty for the 20th-century scientist of proving or
disproving a physical component in historical relationships. But she also thinks this
problem can be solved: firstly, 18th-century women like Butler and Ponsonby were
‘educated in the ideal of female passionlessness [...] and were probably happy to be
16
oblivious to their genitals’, and secondly, it is not crucial for us to know whether the
women had sex or not because they behaved asthough they were in love. 3
Meanwhile, Faderman stresses, it is important not to underestimate the passions
these women felt, and to accept the fact that, until 1900, a ‘complete’ relationship
may not have been necessarily sexual. Romantic friendships may have been
condoned, but not all female same-sex relationships were. Faderman has already
pointed to transvestite women, who dressed and often attempted to pass as men. 4
In 1988 Rudolf Dekker and Lotte van de Pol wrote a collective biography of some 120
Dutch women between 1500 and 1800, who lived as men in the army or at sea. 5
Dekker/Van de Pol argue that in early modern Europe the sexual act always included
both sexes: nature had not created the possibility of same-sex love. Strictly speaking,
any woman in love with another one was a man and could only accept her feelings by
acting as one, i.e. by dressing 3 Faderman (1991), 118-143, esp. 123 (quotation) and
142-143. 4 Faderman (1991), 47-61. 5 Dekker, Rudolf & Lotte van de Pol (1988), The
Tradition of Female Transvestism in Early Modern Europe, London & New York. I
used the Dutch edition: id. (1989), Vrouwen in mannenkleren. De geschiedenis van
een tegendraadse traditie, Europa 1500-1800, Amsterdam. In 1981 Dekker/Van de
Pol already published some of their material; referring to a popular Dutch folksong,
they used as a titleOnce upon a time a naughty girl (Daar was laatst een meisje loos,
Baarn). Lia van Gemert, ‘Hiding Behind Words? Lesbianism in 17th-Century Dutch
Poetry’ 13 as a man and literally marrying the woman she/he loved. This
transvestism was considered a crime: in the Netherlands several women were
punished for it, among them the famous ‘heroine from Breda’, Mary of Antwerp, who
was convicted twice, in 1751 and 1769. Franciscus Kersteman claimed to have
written her true biography, but it has been shown that he constructed a misleading
mixture of fact and fiction. 6 Stories like this throw up questions about the tradition of
transvestism and the impact it had on literature. A comparison between the studies of
Faderman and Dekker/Van de Pol makes clear that the issue is not whether a lesbian
life style existed before 1800, but how it was practised. Faderman thinks that we do
not need to know whether same-sex relationships had a physical sexual component,
while Dekker/Van de Pol think there wassuch a component, albeit it a distorted one.
Recently, two more studiessharpened the debate, and have come to opposing
conclusions. In Passions between Women Emma Donoghue analyses British lesbian
culture between 1668 and 1801. She argues that the sexual female relationship is
just one of the patterns of life that history shows us, as the non-sexual and the
transvestite are others. Like Faderman, Donoghue uses many kinds ofsources:
medical, religious, libertine-pornographic and literary ones. Exploring the meaning of
words like ‘tribadist’, ‘hermaphrodite’, ‘female husband’, ‘romantic friend’, ‘tommy’ and
‘Sapphist’, she concludes that a wide range of lesbian and bisexual identities existed
and that they aroused much confusion and contradiction. Donoghue thinks that it is
precisely this confusion that gives the historian the chance to discover something
new: for instance, when a woman manifested herself as a male within the
17
marriage,she crossed a forbidden border, but outside the marriage transvestism
could be a strategy amongst like-minded females. The first fact was recorded far
more often than the second of course, but both cases represent a lesbian life style.
Similarly, we may not know of other patterns, for example that of ‘spinsters’,
unmarried women living together, because no one took a sexual relationship between
them seriously, and they may never have aroused discussion. To Donoghue, this
indicates that the quest for historical lesbianism is more 6 Altena, Peter (1993), ‘14
juni 1751 [...]’, in Nederlandse literatuur, een geschiedenis, M.A. Schenkeveld-van
der Dussen (ed.), Groningen, 323-327; Kersteman, F.L. (1988), De Bredasche
heldinne, R.M. Dekker, G.J. Johannes & L.C. van de Pol (eds), Hilversum. Lia van
Gemert, ‘Hiding Behind Words? Lesbianism in 17th-Century Dutch Poetry’ 14
complicated than Faderman and Dekker/Van de Pol suggest: at least it should not
only take into account the question of sexuality, but also the question of gender.
Literature, as a reflection of all sorts of ideas, can help us focus on these problems.
The last book I want to discuss here, Ziel en zinnen (Soul and Senses) by Myriam
Everard, 7 takes the view that the lesbian identity is a 20th-century notion which
cannot be found before 1800. Until the 19th century, opinions on sexuality were
totally different from modern ones, 8 so it is impossible to apply our terminology to
former societies, Everard states. To avoid anachronism, the exact historical meaning
of words like ‘heart’, ‘soul’, ‘love’, ‘friendship’ and nicknames like ‘lollepot’ must be
investigated. The latter term, for instance, does not only mean ‘dirty dyke’; it could be
used to refer to any woman from a poor neighbourhood who seduces men or women.
Clearly, language has different connotations at different social levels. Amongst the
Dutch 18th-century middle classes, for example, ‘friendship of the soul’ was very
important: the writing couple Betje Wolff and Aagje Deken offer a famous example. 9
From the moment Wolff became a widow, they lived together and continued to do so
for many years. There has been much speculation about their sex life, but Everard
rejects the possibility of a physical relationship. She believes that the object of the
relationship wasto extinguish fleshly lust and to thereby achieve virtue; their
friendship was meant to stand for eternal values. In this way the relationship of Wolff
and Deken equalled a marriage: in the 18th-century Enlightenment man and woman
were also encouraged to curb their emotions with the power of reason. ‘True’
friendship could be embodied by men and women. Everard's analysis shows that 7
Everard, Myriam (1994), Ziel en zinnen. Over liefde en lust tussen vrouwen in de
tweede helft van de achttiende eeuw, Groningen. 8 Everard bases her ideas on:
Laqueur, Thomas (1990), Making Sex. Body and Gender from the Greeks to Freud,
Cambridge Mass. & London. Laqueur poses a ‘one-sex model’, in which male and
female represent two variations of what really is one sort: the male in a
superiorshape, the female in an inferior one. Laqueurstatesthat until the 19th century,
gender is not seen as an ontological category, but as a social one. Consequently, it
was not one's sex that was a primary condition in life, but one's gender, cultural role.
Laqueur (1990), esp. 25-62; Everard (1994), 22-23, 120-121. 9 Both experienced
18
more of these desire-filled friendships. Betje Wolff chose among others Johanna
Kops, Coosje Busken andFransje Baane, while Aagje Deken favoured Maria Bavink,
Maria Bosch and Maria Schreuder. See: Meijer, Maaike (1983),‘Pious and learned
female bosom friends in Holland in the eighteenth century’, in Among Men, among
Women, Amsterdam, 404-419; Buijnsters, P.J. (1984), Wolff & Deken. Een biografie,
Leiden, esp. 145-158; Everard (1994), 31-79. Lia van Gemert, ‘Hiding Behind
Words? Lesbianism in 17th-Century Dutch Poetry’ 15 according to middle class
people, notions like ‘virtue’, ‘lust’ and ‘friendship’ had no sexual or physical meaning,
but referred to moral categories. She concludes that it is useless to ask whether Wolff
and Deken were lesbians in the 20th-century sense, because their relationship
corresponded to a different social model. 10 This does not mean however, that
18th-century women did not make love to women: inAmsterdam, thirteen had to
appear in court for doing it. But it is doubtful whether they really wanted to have sex
with women. Everard argues that they came from a very low social level and lived in
a neighbourhood with a numerical majority of women (‘the Jordaan’). Here, having
sex with both men and women wasrelatively normal. According to Everard, this
means that the women felt no strong ‘gender identity’. 11 I think this observation is
very interesting for the notion of ‘gender’ as such: it seems to indicate that social
ranking in some way correlated to people's comprehension of their own sexual
behaviour. It should be questioned whether ideas about identity really were less
developed in the lower classes of society. Such an investigation should also include
the somewhat higher classes of the theatre world. Here, Everard found women
dressing as men to attract females as well as males. She concludes that within the
theatre milieu the borders between men and women (and masculinity and femininity)
were not absolute but fluid. Thisshows how complicated the gender question is.
Everard thinks these actresses were demonstrating their freedom: by turning the
hierarchy upside down, they could impress and seduce men. 12 The problem is, I
think, in finding out precisely which opinions were held by whom. Meanwhile, Everard
disagrees with Dekker/Van de Pol: she argues that there is no proof that transvestites
dressed up as a way of accepting their homosexual feelings
*dit is het deel van het artikel waarnaar verwezen wordt in de tekst, het artikel
zelf gaat meerdere duizenden woorden door over lesbianisme in andere
tijdvakken, iets wat niet relevant is voor dit PO. Vandaar dat het is afgekapt.*
Het hele artikel is tezien op:
https://www.dbnl.org/tekst/geme003hidi01_01/geme003hidi01_01_0001.php#010T
19