Professional Documents
Culture Documents
JSTOR is a not-for-profit service that helps scholars, researchers, and students discover, use, and build upon a wide
range of content in a trusted digital archive. We use information technology and tools to increase productivity and
facilitate new forms of scholarship. For more information about JSTOR, please contact support@jstor.org.
Your use of the JSTOR archive indicates your acceptance of the Terms & Conditions of Use, available at
https://about.jstor.org/terms
Brill is collaborating with JSTOR to digitize, preserve and extend access to Bijdragen tot de
Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië
I\.T. Tawating
? ^M^^^ .
^^^^^ ^' ,,,,.,,,: v""**,,.r;w. ^jf^-* Kajoemali\
?V^\V^^~"^
ff^fes?* ^Kahoe?
./T. Patakean^ J ?- '^./'|
1 SV- ':;v
%?\
This content downloaded from
114.4.219.114 on Sat, 27 Jun 2020 13:07:22 UTC
All use subject to https://about.jstor.org/terms
T. Topong # " ' \ ..?Wim.
r "f i .?. %
Mamoedjoe. J^T
.s ^ .?'*' s
M 4 ?^^^V?/
f p Ji?da
<? I h/
W"ri ]>!
f * / /\/rf"?
T^feaf|oemandang f
This content downloaded from
114.4.219.114 on Sat, 27 Jun 2020 13:07:22 UTC
All use subject to https://about.jstor.org/terms
Tg. Doengkait
Schetskaart
van
TAPALANG
Schaal 1: 100.000
.voetpad.
-+_+_grens maradiaschap.
- Tt^Salataroeng
bgrf?n a ft /?t+kalakal ang
i^esodengenj
^1!,, ? '1?,,,'? ;) .#"'' "Hl
S3 _, J? atoe - asaka
I+?
?/y
^ABa1bo??aoeloeKi?<
' folt ""'V^'\,(,,/ /!/, / ?+7T. Takatioe-tioe
?j..naar Taioepi
i\%
Kasambang T. Pakaloang
(ladang) S. Karamati
M Eano
Taan */
'?II (ladang) t +1
\ + ^
-S.9H
+ ? T. Mamas a
EERSTE GrEDEELTE.
Geografie.
TWEEDE GEDEELTE.
Ethnographie.
Tobpelawan bl?ef het hoofd der b ven-, Bon? dat der beneden
streken, en wel omdat Landobeloewe, de zuster van Pongko Padang,
gehuwd was met Miudoerana, den vorst van Bon?!
Een der elf bovengenoemde kinderen, Daeng Mangana, vestigde
zieh in Tapalang (een andere lezing is dat de zoon van Daeng
Mangana, genaamd Tambalibasi, zieh voor het eerst in Tapalang
vestigde en dat Ta boenga boenga diens docht er was) ; di ens dochter
Ta boenga boenga huwde met den Maradia van Kaloekoe (het tegen
woordige Tapalang).
Deze vorst was gehuwd met drie vrouwen. Uit het huwelijk met
Ta boenga boenga sproten: Maradia Boelomelala (thans Orobatoe).
Maradia Oedoeng besi (stamvader van den Pabitjara kapala en den
Poenggawa Tapalang).
Toahi.
Maradia Kalaoesan (thans Djajangina).
Tasiopana (vr.) welke huwde met een zoon van den Maradia van
Tjemana, den Maradia van Doengkait en Toebo. (Een broeder van
Tambalibasi, genaamd Ta Boenia, zou zieh gevestigd hebben te
Doengkait en de stamvader zijn der to Doengkait).
Uit de tweede vrouw van Maradia Kaloekoe werd ??n zoon
geboren, de Maradia Patir? (thans Djanangan), uit de derde vronw
eveneens een zoon, de Maradia van Kadjoeangin (thaus Pasaboe).
(Zie verder Bijlage IV).
De Maradia van Kaloekoe bepaalde dat zijn zoons ieder een deel
van zijn gebied zouden erven en besturen als Maradia, doch dat
later het oude rijk weer vereenigd zou worden onder een Maradia,
en hun kinderen in het rijksbestuur zouden zitting nemen als
Pabitjara kapala en Poenggawa.
Opmerkelijk in deze geschiedenis is dat hiervan thans nog een
weerklank gevonden wordt in de bestuursinrichting, in zooverre
dat aau de afstammelingen van Ta boenga boenga, dus uit het
geslacht van Toboelawan in den Hadat van Tapalang een hoogere
plaats is toegekend dan aan de nakomelingen der andere vrouwen.
Dit spiegelt zieh vooral sterk af in de verdeeling der gerechts
kosten en onder de Hadatsleden, zooals nader zal blijken.
De derde zoon, Toahi, werd geen Maradia, omdat hij naar
Toboelawan terugkeerde en daar huwde.
Maradia Patir?, de zoon uit het tweede huwelijk, kreeg de
bescheiden opdracht bij Djanangan aan de monding der Anoesoe
rivier te waken over de eieren van de maleo's, een vogelsoort,
Het besluipen van den argeloozen vijand van achteren uit een
hinderlaag en het suelten, zelfs van vrouwen en kinderen worden
als heldendaden beschouwd. (De sluike, lange h?ren hangen dan vrij
om het hoofd , waarop de voorvechter ? de moedigste ? een eigen
aardig gevormden en met veeren en kralen versierden vechthoed
gedrukt heeft).
Energie, ondernemingsgeest zijn verre te zoeken, een gevolg ver
moedelijk van de eeuwenlange onderdrukking der bevolking door de
hoofden en hunne trawanten. Als de vruchten van meer inspanning
de prooi worden van anderen, gaat de lust tot arbeiden verloren
en bepaalt de kleine man er zieh toe alleen te voorzien in de meest
noodige behoeften. Te hopen is, dat de orde en rust, welke thans
heerschen niet te laat gekomen zijn om de sluimerende krachten,
welke in dit volk schuilen, weder op te kunnen wekken tot nieuwe
ontwikkeling.
Tot de deugden behoort zeker de gastvrijheid. Voorts behoort
diefstal tot de uitzonderingen. Voorheen waren daarentegen wel
roofpartijen onder leiding van voormannen aan de orde van den dag.
De bergbewoners, die het waagden hun waren naar de kust ten
verkoop te brengen, liepen veel kans van alles beroofd en bij protest
bovendien nog als slaaf verkocht te worden.
Sedert lang tot den Islam bekeerd, wonen de bergbewoners niet
meer als de eigenlijke Toradja's in reuzenhuizen, doch bou wen zieh
kleinere, afzonderlijke woningen. Dit neemt niet weg, dat het familie
leven nog sterk ontwikkeld is.
Bij ladangbouw is het weer anders gesteld. Bij het verlaten van
de ladangs behoudt de ontginner eenige rechten ; zoo mag niemand
binnen een tijd van 7 oogstjaren de ladang in gebruik nemen zon
der toestemming van den eersten aanlegger. Heeft deze bij het oor
spronkelijke openkappen met veel moeilijkheden te kampen gehad
door het vellen van gro?te boomen, dan heeft hij het recht van zij
opvolger f 2.50 te eischen.
In het algemeen wordt dus de grond niet in eigendom bezeten,
alleen de beplanting, terwijl tevens bij ladangbouw een soort ge
bruiksrecht blijft bestaan.
Slechts een uitzondering maakt het ondermaradiaschap Doengkait.
In het gebied der to Tinaoengan n.l. is een groot stuk bosch
grond, dat het uitsluitend eigendom is van de Maradia's vau
Doengkait.
Niemand mag in dat deel ladangs aanleggen, tenzij met toe
stemming van den Maradia. Van welken oorsprong deze afwij
king van het bezitrecht is, weet het tegenwoordige geslacht niet
mede te deelen.
Hoewel ieder zoo veel grond kan annexeereu als hij zelf verkiest,
en het daardoor mogelijk zou worden dat enkelen verstoken
zouden worden van veiden, geeft deze regeling in de practijk geen
aanleiding tot moeilijkheden, daar het in bezit genomen stuk moet
bewerkt worden en er dus spoedig handen tekort zouden komen ;
bovendien is de bevolking zoo dun gezaaid, dat ieder een ruim
aandeel kan machtig worden.
loop der Salo Anoesoe ; hij krijgt een deel van de vangst. Verder
ontvangt hij bij net Vellen van mooie 7 zware boomen door lieden buiten
den stam, ten gebruike bij woning- en prauwenbouw, ??n gulden
per boom.
De benedenloop der Salo Anoesoe behoort aan Djajangina, welks
Poenggawa eveneens daarop vischrechten heeft.
De maleo-eieren, gevonden aan het strand nabij de monding dezer
rivier, behooren den Maradia van Tapalang Aoe.
Het hoofd der to Ta?n heeft vischrecht op de Salo Ta?n en
Sambaleka.
Voorts behooren de handelaren, die hun waren in zijn gebied
aan den man wensehen te brengen, hem kleine geschenken aan
te bieden.
Bij de to Tarandana ontvangt de tomakaka een derde deel van
de pitara en de zaka; gebruikt hiervan echter weinig ten eigen
bate, het grootste deel is bestemd voor de armen en voor hen, die
in schulden steken.
De to Ta?n en to Karanamoe zijn verplicht jaarlijks na afloop
van den oogst den Poenggawa van Djajangina geschenken aan te
bieden in den vorm van roda (rijst in bamboekokers geroosterd op
het vuur). ?ezelfde verplichting rust op de To Tarandana, to
Petakean en to Pengamoan. De to Oeloe Serang zijn hiervan weder
versehoond. De to Tinaoengan en de to Kabaena brengen jaarlijks
eveneens den Kasiwiang aan den Baligao van Doengkait.
Bij de bespreking der rechtspraak zal gelegenheid zijn te wijzen
op het aandeel der hoof den in de gerechtskosten en boeten.
De inkomsten van den Maradia en Hadat zijn eveneens niet
groot, tenminste als buiten rekening gelaten wordt, hetgeen in hunne
zakken terecht kwam door afpersing en het zieh laten omkoopen bij
rechtsgedingen.
De Maradia ontving ? zooals hierboven gezegd ? de maleo
eieren van Djanangan aan de Anoesoerivier. Bij het dooden
van in het wild loopende karbouwen had hij en de Hadat recht op
een deel.
De vier districten Tapalang, Djajangina, Orobatoe en Pasaboe
moeten evenals de in de nabijheid wonende Toradjastammen,
helpen aan de ladangs van den Maradia en wel iedere kampong
telkens ??n dag, onder het genot van vrijen kost. Tevens heeft
de bevolking eene woning op te richten voor den nieuw gekozen
Maradia.
Het spreekt van zelf, dat onder deze orastandigheden geen eigen
literatuur kan ontstaan. De weinige liedereii welke gezongen worden
? meest minnezangen ? zijn van Boegineeschen of Mandharschen
oorsprong.
jongcling het meisje uit haar huis rooft, dan wel of dit vrijwillig
zieh naar haar minnaar begeeft. In het laatste geval heeft hij slechts
de pasorang te betalen en wordt het huwelijk voltrokken, zonder
veel ceremonieel. De schaking door den jongeling wordt op dezelfde
wijze besiecht, doch hij heeft bovendien een zoenoffer te brengen,
meestal in den vorm van een karbouw, welke door de kampong
bewoners gezamenlijk wordt opgegeten.
Bij zwangerschap v??r het huwelijk heeft hetzelfde plaats.
In ieder geval is het verloop der schaking zeer kalm en eindigt
niet, zooals in de Makassaarsche en Boegineesche landen dikwijls
moet voorkomen, met moord en doodslag.
Ernstiger is het misdrijf van Tomalawang, d.i. schaking eener
gehuwde vrouw, of overspel.
Bij de meeste stammen moet de schaker een bedrag, gelijk aan
tweemaal de pasorang betalen aan den beleedigden echtgenoot en
de vrouw huwen. Geschiedt de betaling niet, dan worden de over
speligen verkocht als slaven. Wordt de man aangetroffen met zijn
wapens bij zieh, dan worden deze verbeurd verklaard.
In Tapalang zelf (de vier districten dus) en Doengkait worden
de overspeligen pandelingen, de vrouw van den Maradia, de man
vau den Hadat. De familie kan hen loskoopen, de vrouw voor
40 realen, den man voor 30 realen. Bij de to Lebani en to Tapang
doeloe bestaat een soortgelijke regeling, de poenggawa krijgt de
vrouw, de tokajaog (de tweede waardigheidsbekleeder) den man.
De prijs voor het loskoopen bedraagt 20 en 15 realen.
Bij de to Pepioan en to Kata is uog voorzien in het geval, dat
de vrouw ten slotte liever haar man trouw wil blijven. De schaker
heeft alsdan 3 tai (fi5.?) zoengeld te betalen.
De beschrijving van het huwelijk zou niet volledig zijn, indien
de scheiding vergeten werd. Deze kan plaats hebben, zoowel op
verzoek van den man als van de vrouw.
In het eerste geval behoeft de pasorang niet, in het laatste wel
terugbetaald te worden.
Als bijzonderheid zij vermeld, dat der vrouw geen bepaalden tijd
na de scheiding is voorgeschreven, binnen welke zij niet huwen mag.
ten hemel gezonden zijn, wordt het lijk gewikkeld in een rotantikar.
In dien tusschentijd is een draagbaar in gereedheid gebracht en
worden de papi's (waaiers) met de pajoengs vervaardigd.
De papi is een rotancirkel met handvat en overspannen met wit
goed ; de pajoeng is op dezelfde wijze ingericht, mist echter het
handvat, doch heeft ter versterking een kruis van rotan, waaraan
de stok bevestigd wordt.
Het aantal pajoengs bedraagt de helft van dat der papi's, het
welk steeds een even getal moet zijn en weder afhankelijk is van
den stand van den afgestorvene en ook van den stam. In de kust
plaatsen vari??rt het aantal van 2 tot 12 papi's, bij de Toradja's
wordt er veel kwistiger mede omgesprongen. Een tomokaka krijgt
tot 40 papi's en 20 pajoengs.
Voor de Hadatsleden van Tapalang zijn 14, voor den Maradia
18 pahi's uitgetrokken. Nog heeft een Hadatslid recht op twee, de
Maradia zelfs op drie draagbaren.
De tweede draagbaar dient voor het vervoer van water, de derde
voor bloemen.
Onder het geweeklaag der vrouwen wordt het lijk uit het huis
neergelaten en op de baar gelegd, waarna de stoet zieh grafwaarts
begeeft. Bij het graf gekomen dalen drie mannen daarin neder,
nemen het lijk in ontvangst en leggen het op den bodem neder.
De tikar wordt eenigszins los gemaakt, zoodat gezicht en voeten
bloot komen, en een handvol aarde den doode voorgehouden. Een
plank wordt op het lijk gelegd, de mannen stijgen uit het graf en
dit wordt dichtgemaakt. De geestelijke sprenkelt water op het graf
en prevelt geb?den ; de omstanders offeren een kleine liefdegave en
de stoet keert huiswaarts, waar eten gepresenteerd wordt.
Den 3den dag na het sterven heeft het z.g. batja nasi plaats,
welke plechtigheid veel menschen trekt. Bloemen worden op het graf
neergelegd. Verder wordt nog op den 7en, 10en, 20en, 30en, enz., tot
den 100en dag geb?den, waarna het graf met steenen moet gedekt
worden, hetgeen niet kan gebeuren zonder het slachten van
een geit.
Veelal is er geen geld genoeg in kas om dit laatste op tijd te
doen, zoodat bij vele stammen 2, 3 en rneer jaren gewacht wordt.
De stam slacht dan een karbouw, en rieht een groot feest aan.
Na de begrafenis wordt het graf tijdelijk voorzien van een bamboe
of houten hekwerk en wordt bij vele stammen een bos pinanguoten
neergelegd. Bij de to Kata, Pepioan, Pengama?n, Petakean en
Tarandana bestaat het eigenaardig gebruik oui een der wanden van
de omheining van hout te maken, daarin een rond gat te sparen
en zoowel aan den binnen- als aan den buitenkant een klein bamboe
laddertje te plaatsen, om op die wijze het idee van een woonhuis
te geven. Aan de kustplaatsen en bij andere Toradj asta m men komt
dit niet voor.
Bij overlijden van man of vrouw, komt alles aan den overlevende;
na den dood van deze(n) erven de kinderen alles. Deze deelen gelijk op.
Bij huwelijken zonder kinderen gaan de bezittingen over in handen
der familie (ouders, broeders of zusters). Minderjarige kinderen komen
onder voogdij van een oom of tante ; bij hunne meerderjarigheid
(d.i. als* de jongen zijn eigen kost kan verdienen en het meisje
huwbaar is) wordt hun alles teruggegeven, voor zooveel het niet
gebruikt is voor de opvoeding der kinderen.
Deze laatste bepaling is oorzaak, dat weezen gewoonlijk niets
meer terug zien van de bezittingen hunner ouders, tenzij het poesaka
eigendommen zijn, welke veelal bestaan in krissen of goudeii sieraden.
Sagobosschen of klappertuinen van aanzienlijken blijven dikwijls
geruimen tijd ouverdeeld en wordt alleen de opbrengst gesplitst.
De drog? knol wordt tot meel gestampt en dient tot het maken
van allerlei gebakjes. De knollen moeten werkelijk goed uitgetrokken
worden in water, anders roepen zij bij het gebru?k zware vergifti
gings verschijnselen te voorschiju. Kip, geiten- en karbouwenvleesch
zijn weelde-artikelen, welke alleen bij bijzondere gelegenheden op
tafel verschijnen. Visch, gewoonlijk een klein soort, verseh gevangen,
of van grooter afmetingen in gedroogden staat, wordt daarentegen
vrij veel gebruikt. De Toradja's zijn er verzot op en kom?n,
indien hun rijst- of djagoengvoorraad het toelaat, deze geregeld
aan de kust iuwisselen.
De eenige drank, welke bij de maaltijden gebruikt wordt, is
water; thee en koffie zijn onbekend. De palmwijn, in de eigenlijke
Toradja-landen in zwang, ontbreekt, evenals andere geestrijke dranken.
Gerookt wordt er weinig, alleen nu en dan wat fijne krultabak
? tembako tjina ? uit een bamboe of houten koker, aan het eene
einde gesloten en bovenop voorzien van een klein gat waarin de
kleine kop is aangebracht. Dit rooktoestel draagt den naam van
pamodoekan. De koker is vaak versierd met snijwerk.
Zoowel vrouwen als mannen zijn verslaafd aan hun sirihpruimpje,
zeer smakelijk b?reid uit de gewone ingredi?nten, sirih, pinang,
gambir, kalk, ook wel de boewa sirih. Alles wordt gevouwen in
het sirihblad of wel fijn gestampt in een kokertje dat vooral de
ouden van dagen steeds in hun knapzak hebben. Sirihdoozen zijn
bij de meer gegoeden veel in gebruik en vervaardigd van koper,
zilver of zelfs van goud.
De kleeding der mannen bestaat uit een kort broekje , dat nauw
om het lichaam moet sluiten en op de naden gewoonlijk versierd
is met blauw of rood band, of wel met zilver- of gouddraad.
Bij de meer gegoeden is ook de stof zelf daarmede wel be werkt.
Vrij zeldzaam is het gebruik van lange pantalons. Verd er wordt
steeds een sarong gedragen van in het land geweven stof, rood of
blauw gekleurd en geruit. Evenwel stellen velen zieh tevreden met
een stuk wit of gekleurd katoen. De sarong wordt opgerold om de
heupen of en bandouli?re aan den schouder gedragen ; bij verschijning
voor hoofden wordt zij op de borst vastgeknoopt en hangt vrij
af. Zij dient als deken en als lichaambedekking bij koud weer.
Zoowel Toradja's als kustbewoners gebruiken den hoofddoek.
De meer gegoeden zijn voorts meestal in het bezit van een jasje van
Singapore model. Willen ze bijzonder deftig zijn, dan wordt een zwarte
of hei gekleurde jas met panden te voorschiju gehaald, de naden
liet huis der jonge mo?der wordt eeu rotan schominel opgehangen,
waarop zij plaats neemt. Nadat de sauroe bandaugau flink is voor
gegaau, beginnen eerst de vrouweu en ten slotte ook enkelc maunen
met bladeren vau deu klapperboom (bij gemis daarvan ook wel van
de rotanplant) in de haucl rond den schommel te menari?n. Ook met
elit feest zijn drie dagen en nachteu gemoeid en wordt in de pauzen
flink gegeten.
Iu geheel Tapalaug is het bisoefeest bekend, het wordt echter
uitsluitend gevierd bij de to Soemar? (Mamoedjoe) en to Boteng
(ook van Mamoedjoe afkomstig).
De Tapalangers moeten wel te gast gaan bij de bur?n, omdatzij
zelf geeu sanroe bisoe bezitten. Het wordt niet geregeld ieder jaar
gegeven, doch alleen bij ruimeu oogst, omdat het feest lang duurt
en vrij kostbaar is.
Tijdrekening. De tijdrekeniug bij de Tapalangers is hoogst
eenvoudig; onze of de mohammedaansche jaartelling zijn onbekeud ;
wel zijn velen op de hoogte van de Mohammedaansche maanden.
De echte Tapalanger telt alleeu de oogstjaren, d. i. de tijd noodig
voor het planten en rijpen der padie, welke gewoonlijk op 6 maan
den gesteldkan wordeu. Hij spreekt daarom steeds van zooveel eu zooveel
pariamaus, ora het tijdstip van eenige belangrijke gebeurtenis aan
te geven. Is iets werkelijk heel laug g?leden voorgevalleu , dan begint
hij met geslachten (lapies) te werken. Laat hij daarbij eeu lang
gerekt Oei hooren, dan kau men overtuigd zijn, dat de voorvaderen
hem zelfs iu deu steek laten eu het niet meer te berekeuen is.
De dagverdeeling in uren is voor hem een geheim, de tijd wordt
door hem bepaald door deu zounestaud. Om aan te geven hoe groot
eenige afstand is, wijst hij aan deu hemel het punt aau, waar de
zon zal staan als het doel bereikt is. Is de weg niet in eeu dag af
te leggen, m. a. w. moet overnacht worden, dan spreekt hij van
??u nacht loopen. Voor eeu traject, dat b.v. in 4 dagen afgelegd
kau worden, zegt hij drie nachten noodig te hebbeu, daarmede
bedoelende dat den Vierden dag de plaats van bestemmiug bereikt
zal zijn.
Bij gemis aau pasars is een berekening met pasardagen hier
uitgesloten; evenmin dienen hier, zooals wel op Java voorkomt, de
verrichtiugen van het vee tot maatstaf voor de indeeling van den dag.
DEEDE GEDEELTE.
Bestaansmiddelen.
VIERDE GEDEELTE.
schatten eu plunderden. Hier gold slechts het recht van den sterkste,
omkooperij en knevelarij waren aan de orde van den dag.
Geen wonder, dat onder deze omstandigheden ons optreden over
het algemeen met iustemming begroet werd, en de orde en rust,
die m?t ons hun iiitrede deden in dit landschap, zeer op prijs
gesteld wordt, in het bijzonder door de Toradja's. Treffeud is het
deze eenvoudige menschen te hooren vertellen van hun oude wetten ,
die merkwaardig overeenstemmen met de door ons gehuldigde begiu
selen. De tomakaka's van Taboelawan, die nog altijd door alle
ToradjVs ge?erbiedigd worden als de opperste dragers van het gezag
en aan wie kennis gegeveu wordt van het optreden van nieuwe
hoofden, herhalen bij die gelegeuheden de gulden regelen : //Gij zult
niet stelen, niet rooven, niet doodslaan,. geen ongcrechtigheden
plegen tegenover uwe onderhoorigen//, voorschriftcn, welke dag
teekenen uit het grijs v?rieden.
In geheel Tapalang is geen schot gevallen, overal werd de meeste
medewerking ondervonden ; de wegenarbeid werd zonder morren ter
hand genomen ; alleen een paar stammen, de to Ta?n en to Kaboena
toonen eenigen tegenziu, welke echter door een tactvol optreden
onzerzijds, niet behoeft te ontaarden in verzet.
De bevolking is zeer ingenomen met het aftreden van den niets
waardigen Maradia Ande Moesas en met de keuze van zijn op
volger Boestari Patana Lantang, die, verwant met de radjas
familie van Tapalang, echter in het bijzonder gewild is door
zijn huwelijk met een dochter van een der vroegere Maradia's,
Nai Soekoer, wiens naam //Soekoeiv er reeds op wijst, dat hij
een bezadigd landschapshoofd was. O m kort te gaan, kan de poli
tieke toestand op het oogeublik zeer gunstig genoemd worden.
District Lebani
Rivieren. Toppen.
S(alo) Lossa T(anette) Boerani
Mepa?n
Take
Ladoko
Tamala
Soelaho
Oewai Manjang
Nipa2
Loempatang
Padang tai
Doengkait.
S. Tinaoengan Palo
Laboean Rano Patakean
Tababoena Kande api
Patakean Taroei
Wai panao
Laboe Laboean
Talodo
Babarampau
Kalaha
Ngalo
Takonde
Panggalo
Salanaoe
Mata wai
Doengkait
Ahoeng
Pasaboe.
S. Tjenraua Boelo
Salo2 Takarapoean
Serana Rante Simoea
Ran te Boelawan
Orobatoe.
Rivieren Toppen.
S. Ser?na Takarampoeana
Tjalodo.
S. Kalidin j
Kalobang j
Tampaoehai (zijrivier
Tapalangrivier) |
Tapalang.
Geene
S. Tapalang |
Dj a j angi u a.
Geene
S. Djajangina
Anoesoe
Karanamoe
Karanamoe.
T. Takatioe-tioe
S. Tapangdoejoeng
Kasambang.
Ta?n.
S. Karanganmati
T. Serang
Maroe hindin Tohamasi
Mamasa (de hoogste
Palipi Amane
Lauda der drie)
Ta?n
Sambalika
Tad j imane
Maleaja
DISTRICT ONDERDEELEN j
OF NAAM VAN HET HOOFD. OF AANTAL PASSEN.
STAM. KAMPONGS.
DISRICT ONDERDEELEN
OF NAAM VAN IIET H00FD. OF A A NT AL PASSEN.
STAM. KAMPONGS.
Totaal 1894
gehuwd me
usa
Marad i a
m
Boelomelala Marad i a Toalri
(Orobatoe) Oedoeng besi
(sta m vad er y?
Pabi tjaj?ar^Kapal a
enj&r?nggawa Tapalang)
Poewa Gala
Todi hala batoe (stamvade^^oer
to ^repioan)
Tassi u g Tapan joe
(stamvader (stamvade
Daei$ M aba t oe to Tarandana) to Pengam
i
Polalnoe
Tobdlau
Toto djoe
Tasimanang
Poewa Roela
Deze verstrekte in hoofdzaak de
gegeveus voor dezcn stamboom.
Maradia Kaloekoe
Tagaragang
r
Pesaloean
DISTRICT , KAAM EN
STA M. GEESTELIJKEN.
Bebasi
Bekali (vr.) \ Tegira Tjatjana (vr.)
gehuwd met Poewa Tjatjo
gehuwd met Tamesoe gehuwd met Patigo/
Maradia van Tapafeng di Limba \ majoor van Kalan
kanan (Mamoedfoe)
Naip? ssa Bara Tjitji/v .gehuwd met Andi Moesoe, Padoewa Pattaio Poera Oboes (m.)
gehw a met Aba, radia Limba, Maradia van Padoewa Tanab
docht?r van Maradi
enrana\ Tapalang, gehuwd met
Mapi] ? drie vrouwen van niet
vorstelijken bloede.
-?
fanre Pitoe (vr.)
gehuwd met Nai L?tang gehuwd met
Maradia van Mamoedjoe. Manaoni
Maradia van
Doengkait.
Pejana/ ^jbhuwd met Tjolina gehuwd J?ekoer
van Tapalang.
Bboeang.Bb. 649
Madjene." 659
Pambaoeang.?668
o