You are on page 1of 54

SF-MAGAZINE P.

02
SF-MAGAZINE P. 03

Een herinnering eerst : bewoont u een appartementsgebouw met meer


dan drie bussen, geeft u ons dan dringend uw busnummer op. ten-
einde complicaties te voorkomen.

Waarop wij overgaan tot de dagorde, en dit met een delikate woord-
speling, waarop we dan ook dadelijk de aandacht vestigen.

Een SF-fan kan dan een appartementsgebouw betrekken, wanneer je


het een buitenstaander vraagt, loop je eerder kans te horen dat
dit bijzondere ras een ivoren toren bevolkt; waarmee dan wordt be-
doeld dat de "FAN" zich bij voorkeur in een eigen wereldje terug-
trekt, met zijn geliefde lektuur, waarover hij dan liefst nog geen
kwaad woord wenst te horen.

Tot daar de buitenstaander, die zijn inspraak hierbij als beëin-


digd kan beschouwen.

Nu kan men veel kwaads omtrent onze redaktieleden beweren, doch


zeker niet dat zij geen aandacht zouden hebben voor "ander" druk-
werk of dat zij blind zouden zijn voor de vaak evidente tekortko-
mingen van SF.

En, in deze gedachtengang, deed het hen dan ook een meer dan maso-
chistisch genoegen te vernemen dat een deskundig crititus als JO
DAUTZENBERG, in het kader van Beneluxcon 2 te Amersfoort in novem-
ber van vorig jaar, een aantal bezwaren tegen SF zou naar voren
brengen.
SF-MAGAZINE P. 04

Een heldhaftig gebaar van Jo. Bedoeld wordt nl. in aanwezigheid


van zo'n honderdtal fans, aan de ivoren toren van deze volksstam
te gaan schudden, met het risico - of de bedoeling ? - enkelen
ernstig uit evenwicht en humeur te brengen.

Nu, zo'n vaart liep het allemaal niet : Jo bleek erg innemend, er-
gens iets uitdagend, grondig, doch zeker niet pedant. En de in-
houd van zijn betoog bevatte voldoende waarheid om de aanwezigen
(met uitzondering dan van een wel erg gehavende Perry Rhodan-aan-
hang) tot een hoge graad van instemming te brengen.

Daarom - en dus niet enkel om te tonen hoe breeddenkend wij wel


zijn - doet het ons genoegen u de tekst van deze lezing als hoofd-
brok van dit nummer te kunnen brengen.

Enkele bedenkingen geven wij hierbij graag ter overweging : kan


men SF beoordelen aan de hand van romans, of is het korte verhaal
in sé belangrijker in dit genre ? Of nog : gelden voor SF eventu-
eel bijzondere kritische regels ?

Stof te over voor een vruchtbare polemiek, dachten wij.

In dit nummer verder een nieuwkomer, LUC ANCIAUX, die naar hij
schrijft erg houdt van Brown en Sheckley. Druk nagevolgde auteurs,
hoewel weinig schrijvers de nodige soberheid bezitten, en het iets-
je "understatement" dat de voornaamste charme vormt van hun werk.
Iets waarin Luc o.i. wel in slaagde, doch ook hierover laten wij
de lezer oordelen.

Het tweede verhaal, FRANK ROGER's "HET SPIJT ME, ZEI DE AGENT",
was een inzending voor SFAN's 6e wedstrijd voor het korte, neder-
landstalige SF-verhaal, dat door zijn "luchtige" opbouw en wrange
nasmaak, de derde prijs wegkaapte.

Veel leesgenot en bye, bye

ROBERT SMETS
SF-MAGAZINE P. 05
SF-MAGAZINE P. 06

Het hiernavolgende is een iets beknopte, iets gewijzigde en in


stilisties opzicht gefatsoeneerde versie van een lezing gehouden
op de BENELUXCON van 10 november 1974 te Amersfoort.

1. ONDERWERP

Blijkens verscheidene aankondigingen in het fan-wereldje koes-


terden vele aanwezige fans de verwachting, dat hen hier op bij-
zonder onaangename (of juist aangename ?) wijze tegen de sche-
nen geschopt zou worden. Hoewel ik daar gemeenlijk niet te be-
roerd voor ben, is dit toch nu niet mijn bedoeling. Wel zullen
misschien enige aanwezige schrijvers een veeg uit de pan krij-
gen, maar dat is nu eenmaal het risiko van een leven in de
spotlights van de publiciteit.

Mij werd destijds door Annemarie Kindt gevraagd een lezing te


houden, waarin het fandom "zeer krities" belicht zou worden.
Dit heb ik onmiddellijk geweigerd, om verschillende redenen.
Allereerst heb ik niet de geringste interesse voor fans als
zodanig, en al hàd ik die interesse, dan beschik ik niet over
de juiste vooropleiding voor een dergelijke analyse - men neme
daarvoor liever een socioloog getraind in het "observeren van
rare volksstammen. Een belangrijker reden is echter, dat ik
weinig of niets voel voor de klassieke rol van de nar van het
establishment; ik heb geen zin drie kwartier lang een zelfge-
noegzaam grinnikend publiek te staan beledigen, waarna ieder
vrolijk overgaat tot de orde van de vermakelijke dag en de
"Pulblikumsbeschimpfung" laat voor wat ze inderdaad is : ijdel
SF-MAGAZINE P. 07

geblaat dat toch niets uithaalt.

Wel bood ik Annemarie direkt aan een lezing te houden over een
ander, hoewel verwant, onderwerp : de afkeer die de buitenwe-
reld koestert voor SF, en vooral : waarom die afkeer in zovele
gevallen terecht is.

Welaan dan !

De afkeer ten aanzien van SF is tweeledig : men verfoeit SF


omdat het genre voor 95 % triviale literatuur is, én men ver-
afschuwt SF juist inzoverre het SF is, d.w.z. inzoverre het gen-
re verankerd is (zou moeten zijn) in wetenschap en tehnolo-
gie.

Beide soorten afkeer kan men het meest geprononceerd aantref-


fen in twee maatschappelijke groeperingen, nl. bij mensen die
min of meer beroepshalve bezig zijn met literatuur en daar
soms deskundig in zijn, en bij mensen die zich toeleggen op
het krities doorlichten van de heersende westerse ideologieën
en die eveneens soms deskundig zijn. Gemakshalve zal ik voort-
aan spreken over literatoren en ideologie-kritici.
SF-MAGAZINE P. 08

2. OPMERKINGEN VOORAF

2.1. Ik ga ervan uit, dat iedereen onder SF grosso modo hetzelf-


de verstaat als ik. Met andere woorden, ik ga me niet
druk maken om allerlei boeken die "SF" op de omslag heb-
ben staan en die in feite fantasy, horror, avonturenver-
halen in de ruimte of flauwekul zijn. Duidelijker ge-
zegd : een verhaal over een monster dat zich wanstaltig
gedraagt op Thau Ceti-5 is geen SF maar horror, een roman
waarin iemand dankzij een tijdmachine gedurende het hele
boek kan meevechten in de Trojaanse Oorlog is een histo-
rische avonturenroman, een verhaal dat begint met "wij
in het jaar 21348 ... " waarna een liefdesgeschiedenis volgt
is flauwekul.

2.2. Wat betreft de aanval op SF als triviale literatuur : al-


leen sommige ideologieën-kritici verwerpen de hele ont-
spanningsliteratuur als zodanig. De literatoren gaat het
erom, dat SF bijna steeds behoort tot het meest erbarme-
lijke deel van de ontspanningsliteratuur.

2.3. Wanneer ik in het vervolg spreek van "de" SF, dan bedoel
ik daarmee een doorsnee-beeld van het genre. Mijn opmer-
kingen kunnen dus niet weerlegd worden door aan te komen
draven met een of twee boeken die zich onttrekken aan ge-
noemde bezwaren.
Daar komt overigens bij, dat het hebben van ernstige be-
zwaren tegen bepaalde boeken niet noodzakelijk inhoudt
dat men ze ook slecht vindt. Konkreet gezegd :

- ik heb talrijke literaire bedenkingen tegen "The XI-


effect" van Latham, maar het is toch wel een goed ver-
haal (min of meer ondanks zichzelf);
- bijna alle boeken van Heinlein worden bedorven door mi-
litaristische borreltafelpraat, maar de meeste zijn
goed;
- "2001" van Clarke irriteert me hevig door de reaktionai-
re en vooral onwetenschappelijke ideologie die eraan
ten grondslag ligt, maar waarschijnlijk is het een
meesterwerk. Etc.

Natuurlijk geldt het omgekeerde ook in veel gevallen :

- van Vogt is literair-technies beneden alle peil en bij-


na altijd vind ik hem afgrondelijk slecht;
- ik beschouw "Perry Rhodan" als fascistoïde smeerlapperij
en ik vind het tóch slecht. Etc.
SF-MAGAZINE P. 09

3. DE BEZWAREN VAN DE LITERATOREN

3.1. Tegen de (slechte) ontspanningsliteratuur

3.1.1. Stijl en karaktertekening

Bepaalde literaire bezwaren tegen SF zijn algemeen


bekend en worden door niemand tegengesproken; hier-
bij behoren o.m. de abominabele stijl van veel
auteurs, en de klichée-matige karaktertekening.
Talrijke kritici van het genre hebben hier al bij
herhaling op gewezen en ik zal dit niet met voor-
beelden gaan toelichten. Alleen op de slechte
karaktertekening wil ik even ingaan. Diverse kri-
tici geven deze toe, maar trachten dit bezwaar te
"weerleggen" door te stellen dat SF primair een ra-
tionalistiese ideeën-literatuur is. Inderdaad is
het zo dat hoe rationeler een genre is, hoe meer
het karakter nadert tot een type (men leze bv.
Huxley, en niet alleen zijn SF-werk). Het duide-
lijkste is dit bij het rationalistiese genre bij
uitstek, de satire, waar alle karaktertekening
haast uit den boze is. Immers als men bepaalde
menselijke eigenschappen wil aanvallen of belache-
lijk maken, dan kan dit alleen effectief geschieden
door een klichee-karakter als doelwit uit te kiezen,
want alleen een klichee kan door de lezer hart-
grondig verworpen worden. Met een werkelijk karak-
ter, d.w.z. een mengeling van goede en slechte ei-
genschappen, voelen we ons verwant; we beschouwen
SF-MAGAZINE P. 10

het als een van ons, we gaan zijn gebreken zien in


het licht van zijn goede eigenschappen en omgekeerd,
kortom : we nemen een genuanceerd standpunt in.
Maar een satire beoogt nu eenmaal niet genuanceerde
standpunten uit te beelden.

Helaas echter, ofschoon er zeldzame ideeën-SF be-


staat (Stapledon, Clarke, soms Asimov en Pohl/Korn-
bluth) is de meeste SF niets dan avonturenlitera-
tuur, vaak zelfs van een hoogst onozele soort. Want
niemand kan toch in bezit van zijn volle geestes-
vermogen volhouden, dat de doorsnee roman over in
opstand komende robots een ideeënroman is over de
gevaren van de toenemende automatisering ? Boven-
staande weerlegging lijkt hiermee voldoende weer-
legd.

3.1.2. Plot, intrige, verhaal

Essentieel voor ontspanningsliteratuur is het ver-


haaltje, want daarom worden boeken in laatste in-
stantie gelezen, en des te merkwaardiger is het,
dat SF - die toch ontspanningsliteratuur is - in
talrijke gevallen geen behoorlijke plot heeft. De
drie meest voorkomende fouten zijn waarschijnlijk
de volgende :

a Losse draden

Zeer verschrikkelijk is dit in City, dat de beste


SF-roman aller tijden had kunnen zijn, ware het
niet dat : de preciese funktie van de mutanten
in de lucht blijft hangen, de rol van de volks-
teller ofwel overbodig is ofwel onbegrijpelijk
voor mij, het manuscript van Juwain verkeerd in
het verhaal verwerkt is (want van tweeën één :
of er zijn meerdere kopieën en dan hoeven de mu-
tanten het niet te stelen, ofwel is er maar één
SF-MAGAZINE P. 11

en dan loopt een eenvoudig volksteller er niet mee op


zak) etc. Als "verontschuldiging" hiervoor wordt vaak
aangevoerd, dat vele boeken oorspronkelijk gedurende een
aantal jaren als feuilleton gepubliceerd zijn en de schrij-
ver de draad daardoor een beetje is kwijtgeraakt, maar
dat is natuurlijk een wassen neus : dan had hij voor de
boekpublikatie zijn huiswerk maar beter moeten doen.
Zo'n ramp is het nu ook weer niet je eigen werk nog eens
over te lezen. Alhoewel ...

b Verkeerd einde

Hiervan bestaan twee varianten :

- géén einde

bijna alle romans van Wyndham lijden aan dit euvel.


Zijn meest afschrikwekkende produkt op dit gebied is
The Kraken Wakes, waarin aan het slot (midden in de
handeling) pardoes meegedeeld wordt, dat een stel Jap-
anners iets heel slims heeft uitgevonden tegen de enge
zeemonsters. Einde verhaal. Van deze kwaal heeft de
hele Wyndham-school last : Cooper, Jonas, Roberts.
SF-MAGAZINE P. 12

- deus ex machina

soms heeft een auteur aan het eind helemaal geen idee
meer wat hij in godsnaam bijeen gefantaseerd heeft.
Zo bedenkt een zekere Dick in A Maze of Death een zeer
intrigerend verhaal over een aantal op een planeet ge-
dropte mensen, die daar de hoogst merkwaardige avontu-
ren beleven, zo onvoorstelbaar ingewikkeld dat de
schrijver aan het einde zijn toevlucht moet nemen tot
een ... droom. Geen gezeur en gevraag meer van wat
moet dat allemaal; gewoon, iedereen heeft alles ge-
droomd. Zelfs een tweederangsauteur als deze Dick -
die overigens in kringen van de semi-intelligentia
doorgaat voor een origineel en belangwekkend denker en
schrijver, een soort tweede Kafka maar veel diepzinni-
ger - begrijpt natuurlijk, dat dit te gek is en daarom
noemt hij het geen gewone droom, maar een "poly-ence-
phalitische droom d.m.v. een komputer" (ik citeer naar
de vertaling van Gerard Suurmeyer, over wie dadelijk
meer), waarmee hij twee vliegen in een klap slaat !
allereerst staat er weer een moeilijk grieks woord,
wat genoemde diepzinnigheid natuurlijk nog veel dieper
maakt ("Tief, wahnsinnig tief", riep de oude Nietsche
reeds in een heel ander verband vertwijfeld uit), en
bovendien doet de term erg SF-achtig aan, zodat we niet
alleen een diepzinnig maar ook nog een wetenschappelijk
boek hebben ! Het kan niet op bij onze wijsgeer.
N.B. Bij elke diskussie hierover wijst genoemde
vertaler er me telkens op, dat voor een van de
personages de droom ook werkelijkheid wordt -
alsof ik zelf niet kan lezen en alsof dat iets
afdoet aan mijn betoog. Maar gegarandeerd dat de
een of ander in deze tweede deus-ex-machina het
toppunt van literaire vindingrijkheid ziet.
Gekken heb je in alle maten en soorten in de SF-
wereld.

c de imbeciele held

De essentiële situatie van het avonturen-plot is :


de held in moeilijkheden. Hoe bereikt men dit ?
Door de held te konfronteren met iets wat hij in
eerste instantie niet aan kan - in tweede instan-
tie natuurlijk wel, anders was hij geen held. Li-
teraire eis : de penibele situatie moet logies
verantwoord zijn, anders is het geen kunst avon-
turenromans te schrijven. Nu, het is geen Kunst.
Twee voorbeelden mogen volstaan.
SF-MAGAZINE P. 13

Ruimteverkenner Mark Stevens en zijn wakkere makker


Kowalski landen op de zoveelste enge planeet. K.
stapt uit en verkent de omgeving. Wat doemt er
voor zijn trouwhartige ogen op : een donkere grot.
Natuurlijk is de brave borst (ruwe bolster, blan-
ke pit, zie boven onder 3.1.1.) zijn zaklamp ver-
geten, maar zijn nieuwsgierigheid overmant hem,
hij loopt naar binnen ... en wat gebeurt er ? Er
gebeurt wat altijd gebeurt in enge grotten op
vreemde planeten : woeste aliens met rare flaporen
pakken hem ! Net goed ! Exit Kowalski of hoe zijn
naam ook precies moge luiden, ik kan me er niet
toe brengen 't op te zoeken.
Nu zal men zeggen : nou jaaa, Mark Stevens, jeugd-
boeken, van eigen bodem nog wel, Felix bedoelde
het goed. Maar dan een zeer serieus opgezette ro-
man : Solaris van Lem. De hoofdpersoon komt aan
op een onderzoekstation op een planeet en wordt
daar gekonfronteerd met een reeks onbegrijpelijke
gebeurtenissen. Wat doet hij ? Hij gaat op zijn
bed liggen piekeren, wat het toch allemaal zou
kunnen betekenen, in plaats van zijn licht op te
steken bij de enige man daar die misschien nog
niet gek is ! (Dat die in feite óók gek is, weet
de lezer wel maar niet de hoofdpersoon).
Lem poogt hier een mens uit te beelden, die in een
volstrekt vreemde wereld zijn weg moet zien te
vinden, maar hij kan deze wereld slechts laten
ontstaan door van zijn protagonist een idioot te
maken. Zodra deze zijn verstand weer gaat werken,
SF-MAGAZINE P. 14

komt alles in orde. Sommige, zeer zeldzame schrij-


vers zijn erin geslaagd hun personen te manoevre-
ren in situaties die zij zelf niet aankonden en
waar zij niets van begrepen, maar buiten hun eigen
stomme schuld. Situaties waaruit ze zich niet
kunnen redden door na te denken - dat doen ze tot
gek wordens toe, maar de vervreemde werkelijkheid
rondom zal hen de das omdoen. Kafka was zo'n
schrijver, en is het dan vreemd dat elke niet-SF-
maniak zich dood ergert, wanneer hij de zoveelste
SF-geschiedenis doorkijkt en daar alweer Kafka
opgevoerd ziet tussen de onafzienbare grauwe rij
nulliteiten ?

3.1.3. Wetenschap

SF heeft iets met wetenschap te maken (in de beste


gevallen) en soms moet de lezer dus op de hoogte
gebracht worden van bepaalde wetenschappelijke ge-
gevens - al dan niet verzonnen. Twee fouten :
a de enorme uitlegpassages
Reeds Julee Verns beging deze zonde voortdurend
en lang na hem hebben sommigen nog steeds niets
bij geleerd. Zo is Solaris zelfs eigenlijk geen
roman met uitlegpassages, maar meer een wetenschap-
pelijke verhandeling waartussendoor per abuis van
de boekbinder fragmenten van de een of andere ro-
man zijn genaaid. De binder is inmiddels ontsla-
gen, Lem niet, die schrijft maar door. (Men kan
veel, bijna alles, van de ouwe Heinlein zeggen,
maar niet dat hij niet wist hoe wetenschap en
verhaal tot één geheel te maken.)

b de niet-adequate uitleg
Alweer Solaris : op een gegeven moment moet de le-
zer iets verteld worden over het fenomeen van de
levende oceanen. Dit wordt gedaan door een dis-
kussie te beschrijven tussen een stel deskundigen
op dat gebied, die dan een gesprek voeren, dat
omwille van de verstaanbaarheid voor de lezer in
feite ver beneden hun eigen nivo ligt. Getrans-
poneerd naar een hedendaagse situatie zou deze
scène er ongeveer als volgt uitzien : enkele as-
tronomen komen bijeen om een zeer ingewikkeld
probleem m.b.t. de protuberansen-emulsie in de
middelste corona (in verzin maar wat) te bespre-
ken. Het gesprek begint dan als volgt : "Mijne
Heren", zei de direkteur van Joddrell Bank, "Zo-
als u waarschijnlijk bekend is draait de aarde
SF-MAGAZINE P. 15

om de zon, maar nu is laatstelijk ontdekt dat de


zon zelf een baan beschrijft door de melkweg !!!"
In de kamer viel een doodse stilte. Plotseling
... Etc.

3.1.4. Aanstellerij

Enkele SF-schrijvers weten, dat er buiten de SF óók


nog boeken geschreven zijn en dat sommige daarvan
behoren tot iets heel geheimzinnigs en moois dat
men Literatuur noemt. Enige bollebozen hebben zelfs
over hun landsgrenzen gekeken, naar Frankrijk, het
mekka van de Hoge Literatuur. En daar stuitten ze op
het zgn. Surrealisme (of wat ze daarvoor aanzagen),
waar ze, hoewel ze er niets van begrepen, toch van
onder de indruk raakten. Zo zagen ze dat sommige
surrealisten hun teksten niet normaal afdrukten,
doch schuin of ondersteboven of nog gekker, en dat
ze toch beschouwd werden als Literatoren. En wat
dachten enige kiene "new-wavers" : dat gaan wij óók
doen, dan behoren wij voortaan óók tot de literatuur !
En sindsdien drukt Moorcock per flut-romannetje één
pagina ondersteboven of helemaal in hoofdletters af
(voor de nadruk, het accent en de indringendheid van
de zeggingskracht) - en soms, sóms vormen die woor-
denrijen dan weer een figuurtje en dan is Moorcock
een nog veel groter Begenadigd Kunstenaar en Bevlo-
gene dan Apollinaire. En anderen lazen nog moeilijker
boeken, of hadden er in elk geval van gehoord. Ge-
SF-MAGAZINE P. 16

hoord bv. dat een monster van beroemdheid in zijn


meesterwerk vieze woorden had gebruikt. En sinds-
dien roepen Spinrad en Ellison om het hardst, dat
zij beïnvloed zijn door James Joyce, als ze de ou-
werwetse puntjes vervangen door drie lettertjes.
Want zo gaat dat, in de literatuur die pretendeert
de toekomst te beschrijven gebeurt alles dertig jaar
later. En kenmerkend voor het nivo van de SF-kri-
tiek is dat vlerken als genoemden beschouwd worden
als de hoop van het genre. Arm genre.

3.2 Tegen SF als SF

Dit essentiële onderdeel van de literaire bezwaren tegen


SF is in de lezing slechts zeer zijdelings aan de orde
geweest. Enerzijds omdat ik er toen nog lang niet mee
klaar was, anderzijds omdat een uitvoerige uiteenzetting
hierover t.z.t. zal verschijnen in het blad Revoluon.

Kort samengevat komt de problematiek op het volgende neer :

Er heerst een enorme kloof tussen wat men noemt de alfa-


en bèta-kultuur, een kloof die vooral van alfa-zijde voort-
durend verdiept wordt. Wanneer een b-wetenschapper denkt
dat Leonardo Da Vinci een belangrijk Spaans ontdekkings-
reiziger was, dan wordt hij terecht versleten voor een
onverdraaglijke idioot. Maar wanneer een a-wetenschapper
niet het flauwste benul heeft wie of wat een kathode zou
kunnen zijn, dan wordt dat niet alleen heel normaal gevon-
den, maar zelfs is het zo, dat kennis van dergelijke zaken
een beetje verdacht is, zo in de trant van "maar zoiets
wéét men toch eigenlijk niet". Literair gezien heeft deze
mentaliteit twee gevolgen. Allereerst de opvatting, dat
b-zaken eigenlijk geen onderwerp kunnen vormen van de Li-
teratuur, wat dan tot uiting komt in uitspraken als "nou,
nee, die wetenschap in romans, dat ligt me niet zo". Na-
tuurlijk heeft de spreker nooit andere SF gelezen dan een
paar anti-utopieën en kent hij geen andere namen dan Verne
en WELLS. Dit onbegrip wordt nog versterkt - en dat is het
tweede gevolg - doordat men in veel gevallen eenvoudig
niet in staat is SF (en ik praat nu over de goede) wèrke-
lijk te begrijpen. Voor veel a-mensen bestaat er doodeen-
voudig geen verschil tussen Mars en Venus : beide zijn al-
leen maar verre plaatsen waar sommigen om onbegrijpelijke
redenen naar toe willen, ten kost ook nog van veel geld
dat beter aan de bestudering van het Urker dialect besteed
had kunnen worden. Zo durf ik er heel wat onder verwedden,
dat minstens 75 % van alle literatuurdeskundigen (de meest
uitgesproken a-mensen) niet weet wat nu eigenlijk een melk-
weg is, laat staan moeilijker zaken als een bolvormige
SF-MAGAZINE P. 17

sterrenhoop of een corona. En dan spreek ik nog alleen


maar over astronomie; de onwetendheid op gebied van fysika
of chemie is nog veelontstellender.

N.B. Wie zich interesseert voor de problematiek verwijs ik


naar het geruchtmakende, briljante geschrift The two cul-
tures van de fysikus-romancier C.P. Snow.

4. DE AFKEER VAN DE IDEOLOGIEKRITICI

4.1. Tegen ontspanningsliteratuur

Het wezenlijke kenmerk van triviale literatuur is, dat zij


de uitgebeelde wereld voorstelt als de werkelijke wereld
van de mens, én als een wereld die absoluut gegeven is,
die niet veranderd hoeft te worden, die van oudsher zo is,
die de "beste aller werelden" is. De triviale literatuur
nodigt de lezer niet uit tot een bezinning op de werkelij-
ke wereld, maar biedt uitsluitend een ontsnappingsweg uit
de realiteit van alledag naar een gratuit droomland waar
alles nog mogelijk is : de man als held, de vrouw als
dienstmeid, de van God gegeven hiërarchiese ordening van
de maatschappij, de karrière van krantenjongen tot miljo-
nair.
SF-MAGAZINE P. 18

De escapistische ontspanningsliteratuur praat de lezer een


burgerlijke moraal aan, die in een laatste analyse blijkt
te dienen om de belangen van de heersende klassen te mas-
keren. Elementen van die burgerlijke moraal zijn bv. :

- deugd wordt altijd beloond;


- armen zijn eigenlijk toch gelukkiger dan rijken;
- tenslotte wint de rechtvaardigheid toch altijd;
- mensen die de heersende orde afwijzen zijn ofwel herrie-
schoppers die op een gegeven moment tot inkeer komen (
"hun wilde haren kwijtraken") ofwel ontpoppen zich als
gewetenloze, op eigen gewin uit zijnde schurken;
- echte verstoringen van de heersende orde komen altijd
van buitenaf door sinistere indringers (bij voorkeur met
oosters aandoende namen) die gaan graven en wroeten om
onze gave wereld kapot te maken;
- religie is altijd nog beter dan een welbewust atheïsme;
Etc.
Ik geef hierbij geen voorbeelden.
Wie de voorbeelden hierbij niet zelf kan bedenken , zal de
door mij gegevene toch niet als bewijsmateriaal aksepteren
("Allemaal links gemopper, je mag niet eens meer lekker
een fijn boek lezen).

4.2. Tegen SF als SF


4.2.1. Het toekomstbeeld

(Het volgende bestaat voor een deel uit citaten uit


enkele boekbesprekingen in Holland-SF en De Groene
A'dammer. "Ik citeer graag mezelf, dat geeft pit
aan de conversatie" - G.B. Shaw)
Wanneer men afziet van satiren, anti-utopieën e.d.
die helemaal gekonsentreerd zijn op de beschrijving
van een bepaald soort toekomst en die dus buiten
beschouwing gelaten moeten worden als men het toe-
komstbeeld onderzoekt zoals dat naar voren komt in
de doorsnee-avonturenromans, dan kan men twee soor-
ten toekomst onderscheiden :
a konservatieve
De toekomst, in veel gevallen zelfs de zeer ver-
re, is gelijk aan een vereeuwigd heden, waarbij
dit heden sterk Amerikaanse, in elk geval Westers-
kapitalistiese trekken vertoont. Aan deze maat-
schappij worden slechts enkele oppervlakkige za-
ken toegevoegd om de pretentie waar te maken dat
het inderdaad in de toekomst speelt : sluwe vuur-
wapens, een ietwat rare technologie (waarbij Flash
Gordon nog steeds een zeer grote invloed heeft),
een robot, een ambassadeur van aliens e.d. De
maatschappij op de achtergrond blijft feitelijk
SF-MAGAZINE P. 19

dezelfde, alhoewel in sommige gevallen met enige


wijzigingen ten goede (een wereldregering, geen
luohtvervuiling meer o.i.d.), maar in andere ge-
vallen slechte (de militaristiese prietpraat-
verzinsels van Heinlein).

b regressieve

Veel vaker is vooral in moderne SF de toekomst


regressief uitgebeeld, d.w.z. gemodelleerd naar
een of andere periode van het verleden, waar de
auteur blijkbaar een zwak voor heeft : het land-
leven (Simak), het imperialisme (Doc Smith), de
Wild-West-situatie (tallozen), het feodalisme
(Dune van Herbert), de teocratie (Heinlein), ma-
gies-primitieve volksstammen (Vance). Telkens
wanneer ik dit te berde breng, merk ik dat men
niet begrijpt wat nu precies het bezwaar hierte-
gen is. Het bezwaar is niet, dat deze regressies
verzonnen worden, van mij mag men alles verzinnen,
maar dat niet aangegeven wordt onder welke voor-
waarden dergelijke regressieve maatschappijen
ontstaan. Of om het teoretieser te zeggen : dat
alleen een bovenbouw geschilderd wordt (de ge-
dragskode, de sociale gelaagdheid, de zeden en
gewoonten) zonder dat de eraan ten grondslag lig-
gende ekonomiese onderbouw uitgebeeld wordt. Im-
mers, regressies ontstaan niet zomaar, en àls ze
ontstaan, zijn ze het gevolg van bepaalde ekono-
SF-MAGAZINE P. 20

miese verschuivingen; of omgekeerd : de oude feo-


daliteit verdween niet omdat men er geen zin meer
in had - men had er wel degelijk nog zin in - maar
omdat de ekonomiese omstandigheden aan het einde
van de middeleeuwen veranderden; door de opkomst
van de handel en nijverheid in heel andere vormen
dan daarvoor was het oude systeem eenvoudigweg
niet houdbaar meer en moest daarom wel bezwijken.
Als men dus zo nodig een terugval in primitivisme
en magie moet schilderen, dan geve men aan hoe
iets dergelijks mogelijk is geworden. Eén van de
middelen is bv. een kleine groep beroven van alle
informatie en ze gedurende eeuwen in een moeizaam
isolement plaatsen, zo ongeveer als in Heinlein's
Orphans in the sky of Aldiss' Non-stop. Wenst
men deze oorzaken niet aan te geven, dan schrijft
men geen SF maar fantasy (Vance). De term "science"
slaat m.a.w. ook op ekonomie.

4.2.2. Wetenschapsopvatting

Hier gelden dezelfde bezwaren als boven : de bo-


venbouw van wetenschap en technologie wordt gezien
als de motor van de geschiedenis, als onderbouw
dus. Dit is het fundamentele verschil tussen SF
en utopiese literatuur : de SF ziet af van een so-
ciale teorie die de geschiedenis van de mensheid
tracht te beschrijven in termen van ekonomies-so-
ciale verschuivingen, en stelt daarvoor in de plaats
een technokratiese ideologie, d.w.z. een ideologie
die de techniek (nog niet eens de wetenschap) ver-
absoluteert tot de enig mogelijke oorzaak van maat-
schappelijke verandering.

Dat SF tevens triviale literatuur is blijkt uit het


in deze samenhang steeds weer opduikende heldensyn-
droom : achter deze kwasi-bovenbouw wordt veelal
nog een "super-bovenbouw" gekonstrueerd, een elite
van individuen die zich onledig houdt met het red-
den van de aarde, de mensheid of zelfs het hele uni-
versum. Zeer merkwaardig in dit verband is de
Foundation-trilogie; de idee achter het boek, de
psychohistorie, behoort bij de onderbouw : een soort
vergevorderde vorm van pseudomarxisme die bepaalde
wetmatigheden geformuleerd heeft volgens welke het
mogelijk is op grond van huidig sociaal-ekonimiese
gegevens de toekomstige ontwikkelingen exakt te
voorzien. Tegelijk loopt hier doorheen het helden-
SF-MAGAZINE P. 21

syndroom : op penibele ogenblikken van de geschie-


denis komt de uitvinder van de psychohistorie tel-
kens opduiken om de mensheid de juiste weg te wij-
zen. Ook in de SF geldt het principe van de uit-
gesloten derde : ofwel de wetenschap der psycho-
historie ofwel de held-uitvinder, maar niet beide.

Tenslotte over de wetenschapsopvatting nog dit :


werd in veel oudere SF de wetenschap vooral gezien
als technologie, in veel moderne SF wordt zij ge-
irrationaliseerd tot iets hogers en diepers, zodat
ze gaat lijken op teosofie, Rozenkruisers-onzin of
metafysika. Kenmerkend voor de verzonnen wetenschap
in de echte SF is dat ze analoog loopt aan de be-
staande wetenschap : een tijdmachine bestaat wel
niet, maar ze werkt volgens rationele principes net
als de stoommachine. Maar tegenwoordig reist men
liever door de tijd middels buitenzintuiglijke ge-
dachten-projectie via het astrale aura of iets der-
gelijks. Vroeger wist men nog dat transfiniete ge-
tallen gedachtenkonstrukties waren uit de verzame-
lingenleer, maar tegenwoordig reist men transfiniet
door aleph-ruimten (Kapp, Dalroi en de zwarte rid-
ders). De wiskundige termen zijn hier ontdaan van
elke mogelijke wetenschappelijke betekenis en wor-
den even leeg aan inhoud als b.v. ziel, oergrond,
doeloorzaak, even priemgetallen of een wit bruin-
brood. En wanneer in de New Wave - want daar gaat
het over - de echte wetenschap beschreven wordt,
SF-MAGAZINE P. 22

dan beschouwt men deze als slecht omdat ze ratio-


neel is, en raadt men ons aan die empieriese en ma-
terialistiese wetenschap toch de rug toe te keren
en liever te gaan speuren naar de wortels van onze
Existensie, de grond van het bestaan, de zinledig-
heid van het Zijn. Het lijkt alsof een verouderde
kwasi-filosofie als het existentialisme eindelijk
de SF bereikt heeft. Wederom gebeurt in de toe-
komstliteratuur alles dertig jaar later.

5. DE FANS

En wat is de houding van de fans t.o.v. dit alles ? Het inte-


reseert ze geen moer. SF-fans zijn echte fans, d.w.z. ze we-
ten er alles van maar hebben er geen verstand van. Echte fans
bestuderen hun onderwerp nooit serieus, hun doel is alleen es-
cape. Ze lezen geen secundaire literatuur over SF en bespre-
ken in hun blaadjes vaak alleen maar het ene pocketje na het
andere. Wel rennen ze als een gek naar Amsterdam, als daar
Forry Ackerman aankomt, de man die 's werelds grootste SF-
bibliotheek bezit en er nog nooit een verstandig woord over
heeft uitgebracht.

In hun honger naar escape verslinden ze alles wat ook maar


enigszins in aanmerking zou kunnen komen : op SF-konventies
kijken ze braaf een hele middag naar horrorfilms, en geven die
SF-prijzen, in hun blaadjes maken ze zich druk om fantasy, ze
vinden het gek wanneer iemand van Tolkien houdt en niet van
SF. En tenslotte generen ze zich niet oorlogspropaganda, en
vreemdelingenhaat, door Born b.v. geïmporteerde produkten van
de de bewustzijnsindustrie van onze oosterburen, voor zoete
koek te slikken.

Dat het hun slecht moge bekomen !

J. DAUTZENBERG
SF-MAGAZINE P. 23
SF-MAGAZINE P. 24

Een van de agenten maakte zich los uit het groepje en kwam op hem
toe, de handboeien gereedhoudend. De man in het bevuilde grijze
kostuum poogde nog eenmaal te vluchten, maar gaf het toen maar op
en stak de agent zijn beide polsen toe. De andere agenten liepen
zachtjes keuvelend terug naar de drie overvalwagens een paar hon-
derd meter verder.
"Het spijt me", zei de agent tegen Manuel Steiner, "ik kan er ook
niets aan doen".
"'k Weet het", bromde hij.
Naast elkaar lopend, verbonden door de handboeien, gingen ze lang-
zaam achter de andere agenten aan.
"Agent", begon Steiner smekend, "ik geef je tienduizend dollar
als je me ..."
De agent slaakte een diepe zucht.
"Meneer Steiner ..."
Steiner sloeg de ogen neer, en zei :
"Maar ik wil helemaal niet met dat vrouwmens trouwen, begrijp
het dan toch ! Ik ... Ik ..."
"Ik begrijp het", zei de agent, "ik begrijp het maar al te best.
Maar wat wil je dat ik er aan doe ?"
"Wat ik wil dat jij daaraan doet ? Me loslaten, verdomme !" Hij
ging hoe langer hoe luider spreken, hij schreeuwde, "WAAROM DENK
JE VERDOMD DAT IK WEGGELOPEN BEN, I-DI-OOT !"
SF-MAGAZINE P. 25

Hij kalmeerde. Het troepje agenten voor hen draaide zich om, op
hun hoede.
"Okay", mompelde hij, "Okay".
Hij liet zich gewillig met de overvalwagen meevoeren, en keek on-
dertussen dromerig door de halfbeslagen ruiten.

De rechter had een bril met een hoornen montuur. Zoals het hoor-
de. Hij droeg een pruik met lang, golvend grijs haar. Ook zo-
als het hoorde.
Dit was geen proces. Het was zelfs helemaal geen rechtbank. Het
was gewoon een formele, gerechtelijke mededeling voor de heer
Manuel B. Steiner.
Op een troep agenten na, de rechter en Steiner zelf, was de zaal
leeg. De rechter schraapte zijn keel.
"Wil de heer Manuel B. Steiner alstublieft zo goed zijn recht te
gaan staan ..."
Steiner bleef nukkig zitten; de agent naast hem gaf hem met zijn
knokige, zwartbehaarde hand een stomp in de zij. Steiner stond
recht.
"Dank u", zei de rechter. Om te beginnen : de herhaling van het
bericht dat u door de Computer van Gezin en Huisvesting op 23 ju-
li van dit jaar, verleden week dus, medegedeeld werd : - De heer
Manuel B. Steiner zal op 2 augustus van dit jaar in de echt tre-
den met zijn Ideale Echtgenote, juffrouw Clarissa E. Shillocq,
uitgekozen en goedgekeurd door ondergetekende, Computer van Gezin
en Huisvesting. Wij hopen dat de heer Steiner zich aan deze so-
ciale regeling zal houden; in het tegenovergestelde geval zal de
Gerechtelijke Computer zich genoodzaakt zien de desbetreffende
sankties te treffen. Mejuffrouw Shillocq werd reeds op de hoogte
gesteld en is na één mislukt vluchtmisdrijf ten zeerste vereerd
met de haar geboden huwelijkskans - Zo. Luistert u nog, meneer
Steiner ?"
"Val dood", zei Steiner.
"Zeer goed", vervolgde de rechter. "Gezien u gepoogd hebt vlucht-
misdrijf te plegen, maar uw toekomstige echtgenote zich naar de
omstandigheden geplooid heeft, zal u Sanktie 2-bis worden opge-
legd, die het volgende inhoudt : ik citeer - Desbetreffend Man-
lijk Persoon Zal Onder Toezicht Van Zes Agenten En Twee Robot-
wachters De Bedritus Voltrekken In Het Huis Zijner Echtgenote, In
Plaats Van Alleen In Het Huis Dat Hemzelf Toebehoort - U hebt het
gehoord, meneer Steiner. Nog vragen ?"
"Ja", zei Steiner, "wilt u ..."
De agent naast Steiner gaf hem een stomp in de maag, waarop de
rechter goedkeurend knikte en zei "U kunt allen gaan. Dank u".
SF-MAGAZINE P. 26

Terwijl de twee robotwachters hem bij de armen hielden, belde een


van de agenten aan.
Een meid opende de deur, zei "Oh !" en liet het groepje binnen.
"Juffrouw Shillocq is boven, in haar slaapkamer", zei ze met ogen
als schoteltjes. "Ze wacht op u".
Steiner werd onhandig de trap opgeduwd. De bedritus zou zich
gaan voltrekken, waarna de partners als getrouwd zouden worden
aanzien en om de drie jaar een kind zouden moeten produceren.
Steiner dacht aan het afstotende schepsel van het andere geslacht
waarmee hij direkt de ritus zou moeten voltrekken. Hij walgde,
hij kokhalsde bijna.
Het troepje schuifelde de slaapkamer binnen, en Steiner keek met
een vuile blik naar zijn toekomstige echtgenote. Hij walgde van
haar, van haar kortgeknipte, ravenzwarte haar, van haar scherpe,
spaanse gezicht, haar graatdunne armen, haar borsten als opge-
blazen ballonnen, haar magere billen, die bij zijn komst opengin-
gen.
De twee robotwachters trokken zijn armen op zijn rug, en een van
de agenten sneed met een haarfijn mes zijn kleren open die prompt
van hem afvielen. Ze trokken zijn mond open en lieten hem afro-
diaiac slikken, en toen duwden ze hem op de vrouw. Hij bleef
trillend van woede liggen, keek naar de vrouw onder hem, keek nog
eens goed, en grijnsde toen. Hij draaide zich om naar de agenten,
begon te lachen en de tepel van het vrouwmens los te vijzen, zodat
de lucht ontsnapte, en hij ging steeds luider lachen.
De agenten rukten hem het bed weer af, en sloegen hem in moes.
Terwijl de twee robotwachters het naakte, bebloede en blauwge-
stampte lichaam wegdroegen, doorzochten de zes agenten in vliegen-
de vaart het huis, een spoor van vernieling achterlatend. Ze von-
den geen levende ziel, behalve de meid wiens rechtertepel ze los-
vezen, waarop alle lucht uit haar wegfloot, en ze scheurden het
slappe omhulsel aan stukken.
Twee dagen en twee nachten duurde de jacht op een zekere Clarissa
Shillocq, waarna ze haar vonden in een houtopslagplaats, en ze
sleurden haar met de houtkrullen nog in het haar in een overval-
wagen mee.
Men haalde Steiner uit zijn cel op de derde verdieping van het
Rechtsgebouw, maar toen ze de twee eindelijk naakt en wel in een
bed gekregen hadden, rukte Shillocq Steiners penis af, en die zak-
te langzaam ineen terwijl de lucht fluitend uit het gaatje blies.
De cipier van het Rechtsgebouw werd ondervraagd. Men vond hem
thuis, netjes opgevouwen in een schoendoos. Het was om gek van
te worden. Dat werd de hoogste Computer dan ook. Hij spuwde van
louter razernij vijf kilometer print-out uit, toonde pornografi-
sche beelden op zijn schermen, en liet al zijn lampjes aan- en
uitflikkeren.
SF-MAGAZINE P. 27

Er was een ploeg van twintig cybernetici nodig om hem tot beda-
ren te brengen.
"Iedereen verdwijnt hier", keelde hij, "en in de plaats vinden we
van die stomme mechanische opblaaspoppen. DIT KAN ZO NIET VER-
DERGAAN ! HIER MOET EEN EIND AAN KOMEN ! Er moet én zàl een paar
in de echt treden, willens nillens. Ik ben hier de baas. Tegen-
woordig trouwt er niémand meer. In geen twee jaar een geboorte,
stel je voor. Waar blijven de oerinstincten ? En waar zijn al
die mensen heen ? Hé ?"

Men ging op zoek, horden politieagenten. Men vond ze, op één na,
allemaal. Na een grondig onderzoek bleek er geeneen opblaasbaar-
pop tussen te zitten. Maar toen ze twee aan twee in een bed ge-
duwd werden, ditmaal zonder voorafgaande selectie, bleek de afro-
disiac niet te werken, en de koppels lagen gewoon naar het pla-
fond te kijken onder het waakzaam oog van enkele honderden agen-
ten en robotwachters.

Er werd afrodisiac besteld, tonnen. De agenten gingen erom, maar


er kwam er maar één terug. Men vond veel geüniformeerde omhul-
sels op straat. Men zag veel mannen slechts in ondergoed ge-
kleed rondhollen. De enige agent die teruggekomen was ging met
een pil in de hand voor een van de schermen zitten en zei : "Het
spijt me, Computer". Hij bekeek de pil die hij vasthield en
slikte ze in. De mensen in de kamer holden allen naar buiten,
de agenten achterna.
SF-MAGAZINE P. 28

"Wat is er aan de gang ?", vroeg de Computer zachtjes. "Waarom


luistert niemand naar mijn bevelen ? Werkt die smog dan zó op de
geslachtsdrift ? Je ras gaat uitsterven, agent, weet je ?"
De Computer was kalm nu, hij berustte in zijn lot.

"Ik weet het", zei de agent. Hij haalde de schaar uit zijn bin-
nenzak, liet zijn broek op zijn enkels vallen en zei : "Het spijt
me, ik kan er ook niets aan doen".
Hij stak de schaar in zijn lendenen en zeeg ineen, een leeg om-
hulsel met een blauwe pet op, een opblaaspop met een apocalyptisch
lachje om de mond.

De kelder van het Computergebouw was vol met mensen. Ze duwden


de verbaasde robots uit de weg, en gingen met z'n allen aan de
Grote Stekker trekken. Toen die met een zware "Plop" uit het
Grote Stopcontact wipte, vielen alle robots te lande omver, en de
schermen van de Computer werden grijs.
Er werd feest gevierd in de straten. De verkwikkende smogdampen
wervelden rond de dansende mensen, mannen en vrouwen, en het ge-
lach was niet van de lucht. De vrouwen trokken de mannen hun
broek uit en keken naar de nu nutteloze organen daar tussen de be-
nen. Ze lachten, dronken wijn tot het langs hun kin liep, en hup-
pelden vrij en vrolijk rond over de stille, langzaam donkerder
wordende straten. De smog had zijn werk gedaan, na al die jaren.
...

Het is veel later nu. Op de derde planeet van een of ander zon-
nestelsel in de galaxis liggen de grijze ruines te wachten, af-
brokkelend. Hier en daar ligt nog een bijna-vergaan skelet. De
zon gaat onder. Ze gaat wat later weer op. Behalve dat gebeurt
er niet veel meer op deze planeet. Vroeger wel, schijnt het. Op
de hele planeet staat nog één gebouw dat nog enigszins intakt te
noemen is. Als ik de runen op de voorgevel goed kan ontcijferen,
moet er iets in de aard van "Computergebouw" op staan, maar ik
kan best mis zijn. Ik weet trouwens niet wat het zou kunnen be-
tekenen. Als het überhaupt iets betekent ...
SF-MAGAZINE P. 29
SF-MAGAZINE P. 30

Arthur Riley was een gezette vijftiger, eigenaar van een kale
schedel en een prachtige witte kat. Hij verschilde van de ande-
re kale, gezette vijftigers met prachtige witte katten door het
simpele feit dat hij alle populaire en minder populaire werkjes
over parapsychologie verslond. Om die reden werd hij in zijn -
overigens beperkte - vriendenkring als een buitenbeentje beschouwd,
zijn moeder had trouwens menigmaal beweerd dat het een vreemde
jongen zou worden, maar Arthur stoorde zich allerminst aan der-
gelijke aantijgingen.

Elke avond als hij van kantoor kwam, haastte hij zich door zijn
avondmaal en nam dan plaats in zijn geliefkoosde zetel om zijn
laatste aanwinsten door te nemen. Hoewel alles wat met parapsy-
chologie te maken had hem interesseerde, was het de telekinese
die hem het meest boeide. En zo was hij op een dag op het idee
gekomen zelf eens experimentjes uit te voeren, baat het niet,
dan schaadt het niet, dacht Riley.

Daar hij een man was die steeds uitvoerde wat hij zich voorgeno-
men had, zat hij die avond na de maaltijd niet in zijn zetel,
maar aan de vlug afgeruimde tafel. Voor hem op het tafelblad
stond een speelgoedautootje, speciaal voor dit vreemde doeleinde
gekocht. In het felle licht van de lamp boven de tafel zou iede-
re beweging onmiddellijk opvallen. Even voelde hij zich wat kin-
derachtig, maar toen hij zich voorhield dat niemand hier iets van
zou te weten komen, vermande hij zich. Hij concentreerde zich
dus op het autootje; probeerde het met gesloten ogen, vervolgens
met open ogen en uiteindelijk zelfs met één oog open, maar het
ding liet zich niet vermurwen ook maar een millimeter te bewegen.
Zoals de meeste mensen die in zulke omstandigheden verkeren werd
hij het na enkele uren moe, zond nog een vernietigende gedachte
uit naar het speeltuig en besloot te gaan slapen.
SF-MAGAZINE P. 31

De volgende morgen stond hij met frisse moed op en nam zich voor
zijn nieuwe hobby niet onmiddellijk op te geven. Volgens vele
auteurs was het trouwens een kwestie van oefening. Indien Riley
de gewoonte had gehad de krant te lezen, had hij daarin een merk-
waardig bericht gevonden van de plaatselijke correspondent van een
stadje op zo'n honderd kilometer van zijn woonplaats. Daar was
namelijk een geparkeerde auto plots door een kerkhofmuur gere-
den en met een onvoorstelbare kracht geëxplodeerd. Maar Riley
las nooit de krant omdat die haast nooit over zijn geliefkoosd
onderwerp schreven.

Zodoende bouwde hij zich die avond een torentje met metalen blok-
jes en probeerde dat met de kracht van zijn wil te laten ineen-
storten. Deze keer gaf hij het vroeger op en ging teleurgesteld
slapen.
Daar Riley niet alleen geen kranten las, maar zich ook nooit een
radio of televisietoestel had aangeschaft en daar hij de volgen-
de dag vrij had en de hele dag thuis bleef, is het te begrijpen
dat hij niets te weten kwam over de ramp die de Franse hoofdstad
trof en waarbij zij haar wereldberoemde monument en driehonderd
van haar inwoners verloor.

Onbewust van deze gebeurtenissen herlas Arthur die vrije dag al-
les wat hij bezat aangaande telekinese, en dat was heel wat.
Toen hij het laatste werk terzijde legde was het reeds duister
buiten en wist hij nog niets meer. Maar ook hierdoor liet hij
zich niet ontmoedigen; nog eenmaal zou hij trachten te ontdekken
of hij geen latente gaven had.

Deze maal at hij langzaam en bedaard en veroorloofde zich zelfs


nog een sigaartje voor zijn laatste experiment. Alleen een nieuw
object ontbrak hem nog. Zijn ogen dwaalden door de kamer en ble-
ven rusten op de wereldbol.

LUC ANCIAUX
SF-MAGAZINE P. 32
SF-MAGAZINE P. 33

Moest u een geleerde zijn in het jaar 3199, wanneer zelfs ruimte-
schepen alleen nog te bezichtigen zijn in gespecialiseerde musea,
hoe zou u dan reageren op een analyse van de balladen en songs
uit het woelige tijdperk van de ruimtevaart ? STAR SEA SONGS will
tell you !

SF-poëzie van Bob van Laerhoven, Les S. Cornwell, Julien C. Raas-


veld, Bernard Michiels, Paul Pandira, Edith Brendall, Edgar P.
Wyndham, Doriac Greysun, Eddy C. Bertin.

De eerste publikatie van DUNWICH HOUSE, september 1975 op 1/8


formaat, offset gedrukt met cover illustraties, gelimiteerde op-
lage (én genummerd) van 200 exemplaren slechts !

Prijs : BF 70 of Fl. 5, verzendingskosten inbegrepen. Te verkrij-


gen door storting op rekening 290-0091069-90 van Eddy Bertin bij
de Generale Bankmaatschappij, Kouter 8, B-9000 GENT, België of
per internationaal postmandaat.

Bundels gesigneerd door àlle auteurs slechts mogelijk bij voorin-


tekening én op aanvraag.

STAR SEA SONGS is edited ànd published by DUNWICH HOUSE : EDDY


C. BERTIN, Residentie Murillo, Dr. Van Bockstaelestraat 80, B-
9218 LEDEBERG, Belgium.

Het voortbestaan van deze reeks zal overwegend afhangen van de


reakties op deze eerste titel. Verdere titels, overwegend op
SF/horror-bibliografisch gebied, zijn in voorbereiding.
SF-MAGAZINE P. 34

BERT DAENEN
Prof. Maertensstraat 18
MAASTRICHT

Ik vind het jammer dat jullie met de verzending achter liggen,


maar verder vind ik jullie tijdschrift geweldig goed : het is sa-
mengesteld met hetzelfde enthousiasme voor SF als ik heb, dus moet
het me wel bevallen.
Op vele punten in het blad zou ik willen reageren, maar daar wacht
ik voorlopig mee ...
Toch wilde ik nog even mijn goedkeuring, wat heet : mijn verruk-
king uitspreken over het verhaal "Palus Pulchritudinis". Heer-
lijke titel ! Wie is Frank Roger ? Als het een beroepsauteur is
ga ik beslist méér van hem lezen. Ik vermoed echter eerder dat
hij een fan is, doch in ieder geval is het een veelbelovend, in-
ventief persoon.
Ik sluit maar weer, hoewel ik nog uren zou kunnen doorgaan, maar
dat is natuurlijk niet de bedoeling ...

REDACTIE : omtrent Frank Roger werd je inmiddels uitgebreid inge-


SF-MAGAZINE P. 35

licht in het april-nummer van SF-MAGAZINE, waarmee wij tevens on-


ze achterstand behoorlijk inliepen, zodat meteen aan je tweede
wens werd voldaan, niet ?
Overigens hartelijk dank voor je aanmoediging en voor je opbou-
wende voorstellen, Bert ?

HUBERT LIPPENS
Dapperheidstraat 7
GENT

... Hierbij mijn oprechte dank voor de publikaties in SF-MAGAZINE


nr. 43, zonder het "even voorstellen" te vergeten.
Hoe zal ik het "voorstellen" noemen ? "Studentikoos", "'n tikje
ontdeugend af en toe" ? Alleszins dynamisch, ontegensprekelijk,
en niet onsympathiek, verre van daar ...
Ondanks enkele typefouten kwamen mijn geesteskinderen zeer wel
door, en bovendien waren ze van puike tekeningen voorzien ...
Het bevalt me dat uw tijdschrift alle genres omvat, en ook alle
zienswijzen ... Mijn "inhaken" vergde wel enige aanpassing, doch
lang niet alle bijdragen zijn even "snijdend" als het verhaal op
blz. 38-39 van uw februari-nummer. Ten andere acht ik uw blad
even objectief en ontvankelijk voor wat het tegenovergestelde
aangaat, "nihil obstat"'s en "imprimatur"'s ten spijt ...

REDACTIE : Rest ons enkel Dhr. Lippens te danken voor de apprecia-


tie van ons werk, en hem er terloops op te wijzen dat het vermel-
den van "imprimatur" in onze voorstelling zeker geen spottende
karakter had, doch enkel een verwijzing inhield waarin wij mis-
schien iets te veelvuldig met deze vermelding werden gekonfron-
teerd.
Tja, Frank Roger, naar wiens verhaal "Het Examen" Dhr. Lippens
verwijst, durft inderdaad wel eens vrijpostig zijn, zoals de le-
zer wellicht in ons aprilnummer merkte. Uiteraard doet het ons
in dit verband genoegen dat onze openheid wordt waargenomen én
gewaardeerd ...

GUIDO EEKHAUT
Egenhovenweg 45/11
HEVERLEE

Over de nieuwe SFM-nummers : het John Brunner-nummer was veel te


beperkt, vooral de bibliografie. Waarom niet alle verschenen ver-
halen en novellen erbij vermelden zoals eerder bij van Vogt en
Vance gebeurde ?
Op grafisch en inhoudelijk gebied blijft SFM op de hoogte van de
SF-MAGAZINE P. 36

vorige nummers. Wel moeten de titels terug naar de bovenzijde


van de bladzijde, en dan met leesbare letters. Een titel als
"The Ballad of the hungry Crusader" is om de gordijnen in te klim-
men, want je moet naar de inhoudstafel terug om hem te kunnen ont-
cijferen.
Verhalen : J.P. Lewy weet ons telkens te verrassen met aardige
verhalen; stukken beter dan die van "Frank Roger". En gelukkig
zijn we al een tijd bespaard gebleven van pseudo new-wave-produk-
ten.
En dan iets dat me van het hart moet : waar zijn de Leuvense fans ?
Er schijnen er maar vier meer in leven te zijn (en geen van die
vier woont in Leuven zelf). Geen reaktie, geen brief of telefoon-
tje, geen nieuwe gezichten op samenkomsten ...

REDACTIE : Inderdaad hadden wij het "dossier John Brunner" iets


uitgebreider gewenst. Vooral een iets langere voorstelling van
de auteur had hierbij niet mogen ontbreken, dachten wij, en in-
derdaad hadden wij in dit verband een toezegging, zodat wij niet
verder aandrongen.
Tijdsgebrek beschikte hierover helaas anders.
(Merk je de zoet-bittere toon, Guido ?).
Inzake de rubriekhoofden ontvingen wij gelijklopende reacties,
maar wat is een SF-blad zonder een experiment ?
Hoe dan ook je aanmerking werd genoteerd.
Hopelijk is dit ook het geval met je pathetische oproep tot de Leu-
vense fans ! Vergeet echter niet dat de Vlaamse passiviteit een
haast institutioneel karakter heeft. Of niet ?

FRANK DE CUYPER
Voskenslaan 181
GENT

De SF-Magazines zijn er dan eindelijk toch nog gekomen. Eindelijk


eens een goed verhaal erin (J.P. Lewy's "Gloria"), en verder vond
ik ook de bijdrage over John Brunner erg interessant. Slechts één
tegenvallertje, nl. de verhalen van Hubert Lippens. Vond ik té
gedateerd klinken om nog genietbaar te zijn.
Verder ben ik nog steeds op zoek naar enkele oudere Born-pockets.
Kan je misschien eens een oproep plaatsen in SFM ?
Ziehier de titels :
SF 3 : P.J. FARMER : "De nacht van het licht"
SF 5 : B.W. ALDISS : "Monsterlijke uitdaging"
SF 6 : Jack FINNEY : "Het zaad van de ondergang"
SF 7 : James BLISH : "De goddeloze tuin van Eden"
SF 8 : P. ANDERSON : "Gok om drie werelden"
SF-MAGAZINE P. 37

SF 14 : W.F. TEMPLE : "De vleespotten van Sansato"


SF 23 : P. ANDERSON : "Kruistocht in de ruimte"

Hopelijk kun je ze nog krijgen, want zoals je wel weet zijn ze


niet meer uit. In ieder geval bedankt, al is het maar voor de
moeite.

REDACTIE : Tja, Frank, nu heb je Jean-Pierre toch echt aan het


blozen gemaakt ...
Met de publikatie van twee verhalen van Hubert Lippens dachten
wij ergens aan een nostalgieke snaar te raken en inderdaad werden
deze bijdragen door verschillende fans ook in die zin ervaren.
Zoals je overigens ook uit deze post-rubriek kan opmaken lopen
de smaken wel eens uiteen ...
Overigens veel succes met je oproep, m'n waarde Polytestis ...

THIERRY STEKKE
Rue Louis Fraigneux 1/5
LIEGE

D'abord , une nouveauté de l'administration des Postes : vu que


j'habite un "immeuble à appartements multiples", il faut désor-
mais faire suivre le nom de la rue et le n° par le n° de ma boîte
aux lettres ! Sinon : retour à l'envoyeur ! 1984 n'est plus loin,
ça ce sent ...
Plus gai : j'ai bien reçu les deux numéros de SFM. La nouvelle
présentation est chouette, même si je regrette le graphisme de
René Pauwels. Question contenu, là aucun changement. Et c'est
un compliment, car en effet la qualité des textes ne se dément
pas. J'ai fort apprécié la bibliographie de Brunner et l'arti-
cle de celui-ci.
Je suis en train de lire l'article de Simon dans le n° 42, "Het
Esseffandom ...". Pas mal dit tout cela ! Je n'ai encore fait
que parcourir le n° 43, essentiellement l'essai de définition du
genre que fait Vanheymbeeck. Il faudra que je le relise attenti-
vement.

REDACTIE : Merci, Thierry, de ta réaction sympathique, qui nous


va droit au coeur, tu sais. Comme on sait que tu aimes les arti-
cles de fond, on est curieux de connaître ton opinion quant à l'
article de Jo Dautzenberg, dans ce numéro. Entr'éditeurs, on n'
a qu'à se rehabiller, non ?
NB. Thierry Stekke is de samensteller en uitgever van het blad
BETWEEN, dat zowat de franstalige tegenhanger van SFM is in Bel-
gië. Nr. 2001, dat einde April verscheen, omvat o.a. werk van
SF-MAGAZINE P. 38

Jean-Pierre Andrevon, Michel Lhuillier, Henri Wesoly, Dominique


Warfa, F.J. Ackermann e.a., een interview met Pierre Christin en
J.C. Mézières over strips, recensies en nieuwtjes.
BETWEEN is driemaandelijks en kost 60 BF per nummer of 200 BF per
jaargang. Regeling per mandaat aan Thierry Stekke.
Een aanbevolen belegging !!!
SF-MAGAZINE P. 39

LAATSTE EN EERSTE MENSEN door Olaf Stapledon

Meulenhoff M=SF nr. 82, pbc, 280 blz., 1975, Fl. 8,90.
Oorspr. : "Last and First Men"

De auteur (1866-1950) was Dokter in de Filosofie en schreef over


dit onderwerp verschillende boeken, tevens was hij lid van de
British Interplanetary Society. De beide interessepunten en de
invloed van Eric Frank Russell zetten hem er toe aan tot SF over
te gaan. Zo verschenen van hem in de dertiger jaren naast "Odd
John" (1936, een roman over supermensen) ook de klassiek gewor-
den SF-werken "Last and First Men" (1930), later gevolgd door
"Last and First Men in London" en "Star Maker" (1937).

In "Laatste en eerste mensen" beschrijft hij de geschiedenis


van het mensenras vanaf de jaren '30 tot het einde van zijn be-
staan over ongeveer twee miljard jaar, terwijl in "Starmaker",
dit reusachtige gegeven herleid wordt tot een simpele voetnota
in de beschrijving van de geschiedenis van het ganse universum.
"Last and First Men" is ongetwijfeld een echt meesterwerk. Ei-
genlijk is het geen roman, doch wel - zoals de auteur zelf in
zijn inleiding beweert - een esthetisch verantwoorde fiktie, een
geloofwaardige mythe, een meditatie. De menselijke rassen vol-
gen elkaar op in een suite van katastrofen, zowel van menselijke
als kosmische oorsprong, om tenslotte onder te gaan door esthe-
tische oorzaken. Toch is alle hoop niet opgegeven want de Laat-
ste Mensen hebben sinthetische menselijke zaden de kosmos inge-
stuurd ...

Zekere details van het eerste deel doen nu wel wat voorbijge-
streefd aan (bv dat na de eerste wereldoorlog Duitsland het
meest pacifistische land werd en een citadel van licht !, Staple-
don schreef het boek immers vóór de opkomst van Hitler), toch
doet dit niets af van de grote kracht die van dit epos uitgaat.
Elke SF-liefhebber moet dit boek gelezen hebben. Spijtig dat de
SF-MAGAZINE P. 40

Nederlandse vertaling te wensen overlaat en dat er in het oor-


spronkelijke werk nog al duchtig werd geknipt.
ANDRE DE RIJCE

DE MOORDMACHINE ... Jack Vance, E.F. Russell, H. Harrison

Meulenhoff M=SF nr. 83, pbc, 479 blz., 1975, Fl. 19,50.

Na "Supernova" is dit de tweede herdruk-bundel van deze uitgeve-


rij en dit weer eens onder het embleem "D/D" (=duur én dik). Vol-
gende drie romans werden hier verenigd :

DE MOORDMACHINE door Jack Vance

Dit is het tweede deel (doch los leesbare vervolg) van de Kirth
Gersen-cyclus over de Duivelsprinsen, waarin de hoofdpersoon weer
eens jacht maakt op één van deze prinsen, Kokor Hekkus, die samen
met de vier andere Duivelsprinsen verantwoordelijk is voor het
uitmoorden of als slaven wegvoeren van vrijwel de ganse bevolking
van Fraaibergen. Waarom werden in deze bundel (net als voor de
"Sterrekoning") niet de drie reeds verschenen Duivelsprinsen-ro-
mans ("De Sterrekoning" + "De moordmachine" + "De Duivelsprins")
samengebracht, i.p.v. drie heterogene verhalen ?

DE GROTE UITTOCHT door Eric Frank Russell

Na vierhonderd jaar afzondering stuurt de aarde een diplomatieke


missie uit naar een groep door haar voorvaderen gekoloniseerde
planeten, dit teneinde één groot sterrenrijk te stichten. De be-
zoekers zijn echter alles behalve welkom ... Originele en humo-
ristische roman.

DOODSTRIJD OP PYRRUS door Harry Harrison

Eerste deel (evenwel afzonderlijk leesbaar) van de "Deathworld"-


cyclus, met als hoofdpersoon Jason DinAlt, een met psi-krachten
begaafd interstellair avonturier die het op de planeet Pyrrus op-
neemt tegen een menshatende flora en fauna. Specifieke Harrison-
avonturen-SF. Analoge opmerking als bij bovenvermelde "Moordma-
chine".
Oprecht aangeraden aan de nieuwe generatie SF-lezers die niet meer
de hand kan leggen op de oorspronkelijke edities M=SF, nrs. 32,
19 en 5.
ANDRE DE RIJCKE
SF-MAGAZINE P. 41

DE DRAKENRUITERS door Jack Vance

Meulenhoff M=SF nr. 84, pbc, 423 blz., 1975, Fl. 19,50.

In deze dikke bundel werden drie kleurrijke werelden van Jack


Vance samengebracht, namelijk de romans "De talen van Pao" (The
Languages of Pao, 1957) dat door sommigen als zijn beste werk
wordt beschouwd, "Grote Planeet" (Big Planet, 1952) en "De Dra-
kenruiters" (The Dragon Masters, 1962) dat vroeger reeds in ne-
derlandse vertaling verscheen bij Maraboe Pockets M6 in 1968 on-
der de titel "Steek er de draak maar mee"; met deze laatste ro-
man won Vance in 1963 een Hugo Award. Volgens het Typisch Vance-
recept kunnen we hier weer eens kennismaken met zijn bekende men-
geling van SF, Space-Opera en Heroic Fantasy en dit een tijdloze
wereld van tovenaars, poëten, narren en draken.

DE TALEN VAN PAO

Dit is een avonturenroman met sociologische ondergrond. Op de


planeet Pao wonen de afstammelingen van aardse kolonisten, ze le-
ven er nogal apatisch en kennen slechts één taal. Als de kroon-
prins Baran Panasper ontvoerd wordt door de tovenaar (lees : su-
perwetenschapsmens) Praravos van een naburige wereld, die eigen-
lijk zelf Pao wil inpalmen) en hij na enkele jaren op Pao terug-
keert, merkt hij dat er drie nieuwe talen op Pao voorkomen. Van-
ce past hier dus het - niet nieuwe - idee toe dat de tekens van
een taal in direkt verbinding staan met de sociale, morele, psy-
chologische en intellektuele strukturen van een maatschappij (den-
ken we bv. aan de "socialistische" taal in 1984 van Orwell) doch
nooit werd voordien de extrapolatie zo ver doorgedreven dat gan-
se maatschappijen er volledig door veranderd werden.

GROTE PLANEET

Een avonturenroman van de bovenste plank. Een aardse kommissie,


die een einde moest maken aan de veroveringszucht van de lokale
heerser Bajarnum, stort neer op de reuzenplaneet. Een avontuur-
lijke trektocht van 65.000 km om de aardenclave te bereiken wordt
beschreven, dit met de onvermijdelijke monsters, rare mensen,
orakels ...

DE DRAKENRUITERS

Sinds lang woedt er een felle strijd tussen de mensen van Aerlith
en de Grondvormen van de boze ster Coralyne. Aan beide zijden
worden de gevangenen aan genetische experimenten onderworpen. Zo
komen de Grondvormen, als ze de laatste maal op Aerlith landen,
te staan tegenover een leger van een soort draken, getransformeer-
de Grondvormen wiens hersenen ingesteld zijn om aan hun menselijke
meesters te gehoorzamen.
ANDRE DE RIJCKE
SF-MAGAZINE P. 42

DUIN MESSIAS door Frank Herbert

Meulenhoff M=SF nr. 86, pbc, 248 blz., 1975, Fl. 8,90.

In SF-MAGAZINE nr. 39, blz. 30-31 werden de eerste twee delen (on-
der de verzamelnaam "DUIN") besproken. We komen hierop niet meer
terug doch stippen enkel aan dat in dit derde deel de verdere
avonturen verhaald worden van Paul Atreides, heerser over de woestijn-
wereld Duin of Arrakis en die tevens een sterrenrijk gevormd heeft.
Nu krijgt hij te kampen met de vroegere machtsgroepen die tegen
hem samenspannen. Een must voor diegenen die Duin gelezen hebben.

ANDRE DE RIJCKE

VUURWATER door William Tenn

Meulenhoff M=SF nr. 88, pbc, 248 blz., 1975, Fl. 8,90.

Tenn is een Londenaar die in 1945 zijn eerste SF-story schreef;


nu bekleedt hij een leerstoel in de anglistiek aan de universi-
teit van Pensylvania. Van zijn hand verschenen reeds volgende
verhalenbundels : "Of All Possible Worlds" (1955), "The Human
Angle" (1956), "Time in Advance" (1958), "The Wooden Star" (1968),
"The Seven Sexes" (1968), "The Square Root of Man" (1968) en zijn
enige roman "Of Men and Monsters" (1968).

In ons taalgebied is Tenn praktisch onbekend en dit is spijtig.


Aan dit hiaat komt Meulenhoff nu tegemoet met deze bundel van 10
verhalen die een uitstekende selectie geven van zijn werk tussen
1947 en 1958. Satire, humor en ernst zijn hier op minutieuse
wijze dooreengeweven. Werkelijk hoog staande SF. Vermelden we
hier slechts het sublieme, lange (70 blz.) titelverhaal over han-
delsbetrekkingen met onbegrijpelijke aliens, "De Bevrijding van
de Aarde" en "De Dag van Totale Macht", twee politieke satires,
het klassieke SF-verhaal "De Ziekte" dat een overwacht immunolo-
gisch slot beschrijft van een eerste Mars-reis en "Kinderspel"
waarin men kan leren zijn eigen androïde te maken, ... kortom,
een zeer gevarieerde bundel van de hand van één der grootmeesters
van het SF-kortverhaal.
ANDRE DE RIJCKE

Al gekocht het internationaal tijdschrift "NEWSWEEK " van


22 december '75 ? Doen, want niet alleen de cover spreekt
boekdelen maar het artikel op blz. 44 is zonder meer prima !
SF-MAGAZINE P. 43

HUIS ZONDER TIJD - DE MENGMENSEN door A.E. van Vogt

Meulenhoff M=SF nr. 89, pbc, 319 blz., 1975, BF 174.

Opnieuw een dubbelroman bij deze uitgeverij, een goede keuze met
twee SF-werken uit de Golden Age of Van Vogt.

HUIS ZONDER TIJD (Oorspr. "The House that Stood Still" - 1950)

later ook onder de titel "The Mating Cry"; in het Nederlands ver-
scheen er vroeger (nu onvindbaar) reeds een bewerking van deze ro-
man bij de uitgeverij Walter Beckers als "De vrouw in de nacht".
De aarde wordt bedreigd door vijandige krachten uit de galaxy.
Per toeval stuit Allison Stephens op het twintig eeuwen oude ruim-
teschip dat begraven ligt onder het geheimzinnige "Huis" met zijn
onsterfelijke, gemaskerde bewoners. Het verlamde robotbrein van
het schip licht hem in over het dreigende gevaar. Met de hulp
van de onaards knappe Mistra Lanett brengt Allison natuurlijk al-
les tot een goed einde, zelfs zijn poging op de laatste bladzij-
de om bij Mistra - intussen zijn echtgenote geworden - een meis-
jesvijfling te verwekken !

De MENGMENSEN

Deze "Dellian-Robot"-serie verscheen voor het eerst in romanvorm


bij Gnome-press als "The mixed Men" (1952), later ook onder de
titel "Mission to the Stars" en is gebaseerd op de verhalen "Con-
sealment" (1943), "The Storm" (1943), "The mixed Men" (1945).
Ongeveer 50 blz. van de roman werden hernomen in "The Book of
van Vogt" (DAW, 1972) in het verhaal "Lost : 50 Suns".
Tijdens het Galactisch Imperium zoekt een aards verkenningsschip
tevergeefs naar de Vijftig Verloren Zonnen in de Grote Magellaan-
se Wolk, waar de afstammelingen van uitgeweken aardbewoners zich
sinds duizenden jaren ongestoord hebben ontwikkeld. Hopeloos zoe-
ken tot men op een bemande weersateliet stuit. Dit boek handelt
niet alleen over de geheimzinnige Mengmensen, doch ook over het
psychologisch gevecht tussen de beide hoofdpersonen Maltby, een
nakomeling van de Delliaanse Superwezens, en Vrouwe Gloria Laurr,
bevelvoerster van het schip "Sterrenzwerm".
Weer eens twee boeken met ontelbare van Vogtiaanse vondsten.

ZWAARDEN EN DUIVELSKUNST - ZWAARDEN TEGEN DE DOOD door Fritz Leiber

Oorspr. Swords and Deviltry en Swords against Death


Meulenhoff M=SF nr. 81, pbc, 1975, 212 blz., Fl. 8,50.
Meulenhoff M=SF nr. 90, pbc, 1975, 256 blz., Fl. 9,50.

Hebt u vroeger echt meegeleeft met de avonturen van de "Drie


Musketiers" van A. Dumas ? Indien ja, dan zal u zeker plezier be-
leven bij het lezen van deze Sword & Sorcery-verhalen die de sa-
ga verhaald van de twee zwaardvechters Fafhrd, de jonge barbaar,
en Grijze Muizer, de gesjeesde leerling-tovenaar in de witte ma-
gie, in het legendarische fabelland Remmin.
SF-MAGAZINE P. 44

Het eerste boek bevat twee verhalen over het leven van Fafhrd en
de Muizer vóór hun ontmoeting ("The Snow Woman", 1970 en "The un-
holy Grail", 1962) en een derde verhaal ("Ill met in Lankhmar")
over hun beslissende ontmoeting. Het tweede boek bevat 10 ver-
halen met verdere sluwe avonturen van deze vechtjassen in een
universum met bovennatuurlijke monsters, sluwe boosdoeners en
tovenaars, prachtige meisjes (ja, het sex-element ontbreekt niet)
en paranormale verschijnselen in een middeleeuwse sfeer.

De verdere perikelen van dit sympathieke duo zullen kunnen ge-


volgd worden in vier ander te verschijnen delen.

ANDRE DE RIJCKE
SF-MAGAZINE P. 45

WANNEER
________ : WEL OP __
15 en __________
16 MEI 1976

in de LEEUWENHORST te NOORDWIJKERHOUT
35km van AMSTERDAM, 25km van SCHIPHOL
25km van DEN HAAG , 45km van ROTTERDAM

HOE EERDER GERESERVEERD,


HOE LAGER LIDMAATSCHAPS-NUMMER!

voor slechte ƒ 7,00 of Bfrs. 100 kunt ook


u zich op de hoogte laten houden van de
ontwikkelingen.
Betaal vandaag nog. Maak over op girorekening
737451 ten name van penningmeester NCSF,
Rietgors 62, Eemnes 2670, Nederland.

Inwoners van België :


per postmandaat aan P. van Oven, NCSF,
Rietgors 62, Eemnes 2670,
Nederland.

NIET UITSTELLEN WANT:


UITSTEL IS AFSTEL!

De Beneluxcon'76 wordt in Nederland wederom


georganiseerd door het Nederlands Contactcentrum
voor Science Fiction. Ook andere verenigingen
zullen meedoen. Zeker de Belgische vereniging SFAN.
SF-MAGAZINE P. 46
SF-MAGAZINE P. 47

Een zorgvuldig uitgegeven plaquette, ca.


40 blz., waarin BOB VAN LAERHOVEN's re-
centste verhaal werd opgenomen.

"GRIJZE ALLIANTIE" speelt zich af in de


States, in een niet zoverre toekomst en
combineert moderne mythe met rauwe poli-
tieke werkelijkheid, zoals de auteur dit
reeds deed in het bekroonde "WANDELEND
ROND KENNEDY" en in het verhaal dat hier-
op aansluit, nm. "ZOU DIT MIJN OUDE VRIEND
DE PRESIDENT NIET ZIJN ?", dat eerlang in
vertaling verschijnt bij Heyne Verlag ! !

Te verkrijgen tegen de prijs van 60Frs bij


de auteur :

BOB VAN LAERHOVEN


Spoorwegstraat 72/4

2300 TURNHOUT

Een beperkt aantal gesigneerde exemplaren


van deze plaquette wordt door SFAN aan-
geboden tegen de prijs van 30Frs aan ALLE
LEDEN DIE HUN ABONNEMENT 1976 HERNIEUWEN
VOOR 31 JANUARI 1976. Hiertoe stort u
300 Frs + 30 Frs op bankrekening van SFAN -
ANTWERPEN, nummer 220-0961338-07. U krijgt
dan deze plaquette toegezonden samen met
het eerstvolgende nummer van SF-MAGAZINE !

You might also like