You are on page 1of 54

lOMoARcPSD|6179383

Logistiek-samenvatting

Logistiek Management (Arteveldehogeschool)

StuDocu wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit


Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)
lOMoARcPSD|6179383

Hoofdstuk 1: economisch belang van de logistiek


1.2 economisch belang van de logistiek

1.2.1 het belang in cijfers uitgedrukt


 economische parameters beïnvloeden de vraag en het aanbod
 transport zorgt dan voor economische groei en tewerkstelling
 België is centraal gelegen & heeft sterk ontwikkeld netwerk & uitstekende uitvalsbasis
voor distributiecentra
 logistics performance index = jaarlijkse ranking door de wereldbank
 externe factoren spelen ook een rol in de logistiek (politiek, wetgeving..)

1.2.2 blue banana binnen europa


 grote innovaties: in petrochemie ontwikkelde zich de havens van antwerpen & rotterdam
een havenindustrieel complex van wereldschaal = gouden delta
 value added logistics = tijdens het transport- en opslagproces waard toegevoegd
 postoned manufacturing = een laatste bewerking die producten nog moet ondergaan

De blue banana = regio in europa waar de koopkracht zich concentreert en waar dus
optimaal is om je als bedrijf te vestigen met een distributiecentrum (zone van engeland tot
Noord-Italië)

Value added logistics = tijdens transport-en opslagproces waarde toegevoegd zoals


ompakken, labelen...
Postponed manufacturing = laatse bewerking die producten nog moet ondergaan
Blue banana begint te verschuiven naast het oosten, belangrijke zones zijn Praag en
Bratislava

1.3 de logistiek en de toekomst


 innnoveren is het introduceren van vernieuwingen die nuttig zijn
1) productinnovaties = uitvinden smartphone
2) procesinnovaties = product gebruikt om logistieke processen
 innovatie zorgt voor productiteitsstijgingen die zich vervolgens vertalen in
welvaartstijgingen  WELVAART STIJGEN = blijven innoveren

1.3.1 de E-business
In B2C & B2B  denken hoe e-business toegevoegde waarde kan opleveren

E-business = de toepassing van nieuwe technologieën die de waardeketens tussen bedrijven


en consumenten (B2C) en tussen bedrijven onderling (B2B) verbindt en transparant maakt,
zodat de service verbetert, kosten dalen en nieuwe marktkanalen geopend kunnen worden

 EDI-technologie (electronic data interchange)


zorgt ervoor dat bedrijven op een elektronische wijze kunnen communiceren
vertaalt EDI-berichten nr bruikbaar formaat

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

 API (application program interfaces)


Steeds meer bedrijven kiezen hiervoor
Hiermee kunnen softwareprogramma’s onderling communiceren
Automatische toegang tot info of functionaliteiten zonder dat je exact hoeft te weten hoe
het andere programma werkt

 e-commerce vormt onderdeel van e-business

E-commerce = alle handelingen in presales, sales en aftersales die op elektronische wijze


worden uitgevoerd

 e-logistics of e-fulfilment = het gaat om de juiste levering van producten op de juiste


plaats (snelheid & klantenservice zijn belangrijk!)

 disruptie van de logistiek = evolutie van de logistiek (steeds kleinere zendingen die tot aan
deur van eindconsument worden geleverd op alle mogelijke tijdstippen)

Negatieve effecten:
e-commerce heeft enorm grote impact op de stijging van de congestie op de wegen

1.3.2 digitale transformatie en informatie


 digitale transformatie = diepgaande en versnellende transformatie van zakelijke
activiteiten , processen…
 dwingt bedrijven na te denken over hoe zij digitale technologieën gaan gebruiken

 internet of things (IoT) = tijdelijk verbinden van apparaten met het internet om gegevens
uit te wisselen
 gebruik van sensoren en embedded systems om te commmuniceren met mensen
Combinatie IoT en cognitive computing = krijgen we apparaten die informatie en omgeving
begrijpen, die redeneren en leren uit de informatie die ze aangereikt krijgen en uiteindelijk
in staat zijn om autonome beslissingen te nemen

 machine learning (ML) = de vraag voorspellen

 artificial intelligence = mogelijkheid om een volledig geautomatiseerd systeem te maken


dat beslist over de dagelijkse levering

Augmented reality (AR)


Bv. Augmented warehouse = livebeeld van de werkelijkheid in het magazijn gebruikt
waaraan de computer informatie toevoegt

 blockchain = een decentraal en open peer-to-peernetwerk dat op een veilige manier in


databases verspreidt en toegankelijker maakt

1.3.3 technologische innovatie


 innovaties kunnen zowel technologisch als niet-technologisch van aard zijn

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

DRONES
 unmanned aerial vehicle (UAV)
 oorsprong bevindt zich bij militaire toepassingen
 amazon en Ups leveren pakketjes via drones

AUTOMATISATIE VAN TERMINALS


 leidt tot hogere efficiëntie en capaciteitsvergroting om zo aan de toekomstige vraag te
voldoen
 kranen worden remote bediend in een controlecenter

ZELFRIJDENDE VOERTUIGEN
 oplossing voor stadsdistributie
 duurzame transportvorm want elektrisch aangedreven
 zoektocht naar alternatieve brandstoffen (compressed natural gas, liquid natural gas,
space elevator)

1.3.4 duurzaamheid & circulaire economie


 millennium development goals (MDG’s) met per doel vastgelegde prestatie-indicatoren
 sustainable development goals (SDG’s) vanaf 2016 dit
 triple P bottomline (de 3 P’s) people, planet en profit: gebruikt om duurzaamheid in
organisaties aan te duiden (ondertussen 5P’s: people, planet, prosperity, partnership en
peace

CO2-UITSTOOT & ALTERNATIEVE BRANDSTOFFEN


 prijs die we moeten betalen voor de wereldhandel, niet alleen in geld maar ook op het
gebied van duurzaamheid
 transportsector zal blijven groeien, moeten zoeken naar andere vervoersmodi
 logistieke sector is hiervan bewust, zijn continu op zoeken naar milieuvriendelijke
alternatieven

MODAL SHIFT EN VERKEERSCONGESTIE


 wegvervoer zeer grote vervuiler
 spoorvervoer is aanwezig, maar meer samenwerkingsverbanden en signifiacante
investeringen nodig om het op een hoger niveau te krijgen (vraagt ook samenwerking tss
verschillende overheden)
 reactivering van ijzeren rijn zou een goede zaak zijn voor de modal shift
(passagierstreinen krijgen altijd voorrang)
 binnenvaart: heel wat bestemmingen te bereiken

PARTNERSHIPS
 horizontale samenwerking
 verticale samenwerking

SOCIALE DUMPING EN SOCIALE ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN


 sociale dumping = door buitenlandse chauffeurs die voor lage lonen in europa rijden

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

CRADLE-TO-CRADLE EN CIRCULAIRE ECONOMIE (C2C)


 het einde van hun levensduur voedsel vormen voor nieuwe producten
 recycleren, hergebruiken, herbestemmen en herstellen
 zo min mogelijk restafval
 beschermde titel die niet zomaar door iedereen gebruikt kan worden
 de grondstof gaat steeds terug naar de leverancier en wordt omgezet in nieuwe
producten

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Hoofdstuk 2: logistieke concept


2.1 logistieke doelstellingen

 Het verbeteren van het customerservicelevel bij het huidige niveau van integrale
kosten;
 Of het verlagen van de integrale kosten bij het huidige customerservicelevel.

Doorlooptijd = tijd die verstrijkt tussen het moment waarop het order binnenkomt en
het moment dat het order, volledig afgewerkt, geleverd wordt.

Evenwicht zoeken tss efficiëntie en effectiviteit


Efficiëntie = doel bereiken met zo weinig mogelijk verspilling van middelen (zo snel
mogelijk pakketje leveren)
Effectiviteit = doel zo goed mogelijk bereiken (juiste pakketje op juiste plaats)

2.2 logistieke flow


“klant is koning” = nog steeds relevant, belangrijk om naar de klant te luisteren

1) Vraagvoorspelling te doen en inschatten wat ideale voorraadniveau is


2) Een verkoopplanning opstellen, juiste leveranciers kiezen
3) Starten met de productie (input tot output)
4) Distributieluik (transport..)
5) Retourlogistiek

Goederenstroom = van producent tot consument


Informatiestroom = informatie van waar het product zich bevindt
Geldstroom = doel is winstgevend

2.3 klantenorderontkoppelpunt

 concept waarmee de onderneming kan vaststellen op welke plaatsen in de


goederenstroom voorraden nodig zijn zonder dat de logistiek servicegraad wordt aangetast.
(niet klantgericht, er is anonieme productie = klant nt gekend)
Vanaf KOOP gaat men over naar klantgerichte productie

Pushsysteem = productie plaats op initiatief van de producent


Pullsysteem = klantgericht (=KOOP)

KOOP 1 MAKEN VOOR DE LOKALE VOORRAAD


 dichtst bij de klant
 Klant neemt product direct mee nr huis, zonder dat hiervoor een order geplaatst is

KOOP 2 MAKEN VOOR DE CENTRALE VOORRAAD


 voorraad niet lokaal maar centraal opgeslagen
 magazijnen of strategisch gepositioneerde distributiecentra

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

 keuze uit toonzaal

KOOP 3 ASSEMBLEREN OP ORDER


 halffabricaten die klant zelf kan samenstellen
 enkel uit beschikbaar gestelde materialen
 klantgedreven productie

KOOP 4 MAKEN OP ORDER


 op voorhand aangekocht
 heel klantgericht
 bv. fiets van wielrenner (opmeten..)

KOOP 5 INKOPEN EN MAKEN OP ORDER


 geen voorraden aangehouden
 pas aankoop wnr order
 het meest klantgericht

2.3.3 Gevolgen gelinkt aan KOOP:


1. Voorraden: KOOP 1, hoogst gemiddelde voorraad
2. Levertijden en doorlooptijden: hoe meer stroomopwaarts hoe langer de gem.
levertijd.
3. Werknemers: hoe meer stroomopwaarts hoe gespecialiseerder de werknemers.
4. Goederen en diensten: Hoe meer stroomafwaarts, hoe meer gestandaardiseerde
producten.
5. Organisatie van het productieproces: Hoe meer stroomopwaarts hoe flexibeler de
bedrijfsprocessen moeten worden.
6. Besturing van het productieproces: Voor KOOP  obv voorspellingen & na KOOP 
obv reele orders.
7. Risico’s: Voor KOOP: onverkoopbaarheid. Na KOOP: levertijd en doorlooptijd en
capaciteitsrisico.
8. Productiviteit: Voor KOOP: efficientie. Na KOOP: effectiviteit.

2.4 make-or-buy decision

 zelf gaan aansturen en beheren of we ervoor kiezen het uit te besteden


 kern zelf, niet-kernactiviteiten uitbesteden of outsourcen aan een specialist
 outsourcing maakt verandering in supply chain
 uitbesteding goedkoper

Redenen uitbesteding:
1) Beter concentreren op corebusiness
2) Je moet zelf niet de nodige investering doen in vaste activa
3) Beter inzicht in logistieke kosten
4) Deskundigheid van de logistieke dienstverlener
5) Beperking risico’s
6) Kosten variabiliseren

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Outsourcing = “logistiek aankopen”


Verladers = bedrijven die lading hebben die vervoerd, opgeslagen en of verdeeld zijn
Dienstverlener = de organisator van verschillende activiteiten inzake distributie

2.4.2 voordelen en nadelen van outsourcing

Voordelen:
1) Leidt tot kostenbesparing
2) Winnen op efficiëntie (core activity van specialist)
3) Concurrentieel voordeel

Nadelen:
1) Service die je aan klanten levert kan minder goed zijn als die uitbesteed wordt
2) Gevaar in confidentialiteit en veiligheid van je data
3) Opletten voor extra of verborgen kosten
4) Minder flexibel dan je zelf zou zijn

2.5 impact van de logistiek op het bedrijfsresultaat

 meest voorkomend: doel winst maken en de continuïteit van het bedrijf garanderen
Ook in logistieke afdeling doelstellingen, logistiek draagt dus bij aan
ondernemingsdoelstellingen.

Bijdrage logistiek aan:


1) Innoverend vermogen
2) De klantentevredenheid
3) De efficiëntie
4) De marketing

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Bedrijf wordt ook op rendement dat zij op investeringen betalen beoordeeld


Return on investment (ROI) = prestatiemaatstaf die wordt gebruikt om de efficiëntie van een
investering te evalueren of om de efficiëntie van een aantal verschillende investeringen te
vergelijken (is het een verstandige keus of niet?)

Aandeelhouders bepalen op basis daarvan en op toekomstige verwachtingen of ze willen


investeren

Voordeel:
1) Je kan goed zien of een bepaalde investering/actie genoeg zal opleveren

Nadeel:
1) er wordt geen rekening gehouden met bepaalde risico’s en andere factoren

ROI BEïNVLOEDEN
1) verhogen van de teller – omzetverhoging
omzet verhogen:
nieuwe markten aan te boren om zo afzet te vergroten
innoveren met nieuwe producten
PAS OP investeringskosten mogen niet hoger liggen dan de opbrengsten

2) verlagen van de noemer - kostenverlaging


kosten omlaag brengen:
efficiënter organiseren
drastisch: herstructuringen, ontslaan personeel

2.5.2 Key performance indicators (KPI)

Key performance indicators (KPI) = navigatie-instrumenten die managers gebruiken om te


bepalen of hun bedrijf goed bezig is of van de ingezette koers afwijkt.
Doelstellingen behaald? Voortgevloeid uit VISIE en MISSIE in ondernemingsplan

2.5.3 Dupont-analyse
 bijdrage aan ondernemingsdoelstellingen via vier hefbomen die winstgevendheid
verhogen

1) marktverbreding
huidige productassortiment aan te bieden op nieuwe markten

2) kostenverlaging
proberen de kosten terug te dringen, lagere transport- en voorraadkosten

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

3) omloopsnelheid van de voorraden


geeft weer hoe vaak de voorraad verkocht wordt en hoe vaak men moet aanvullen
door een strakker voorraadbeheer moet men minder investeren in vlottende activa,
waardoor er minder nood is aan eigen vermogen voor dezelfde winstgevendheid

omloopsnelheid = omzet / totale vermogen

4) outsourcing van logistieke activiteiten


behoefte aan kapitaal voor investeringen daalt als je delen uitbesteedt

dupont-analyse = geeft het verband tss de goederenstroom en het financiële resultaat,


uitstekende tool om supply chain te optimaliseren.

2.6 De plaats van de logistiek in de waardeketen

Value chain management = een concept dat alle stakeholders die tot eenzelfde
waardeketen behoren uitdaagt om gezamenlijk de waardepropositie van een onderneming
te verhogen

 waardeketen bestaat uit verschillende activiteiten die bijdragen tot één gezamelijke
marge, onderscheidt primaire en secundaire (ondersteunende) activiteiten

PRIMAIRE ACTIVITEITEN
 nodig zijn om klantenwaarde te creëren

1) inkomende logistiek
materialen worden in ontvangst genomen, gestockeerd en verspreid

2) operationele activiteiten
middelen worden omgezet tot het eindproduct

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

3) uitgaande logisitiek
verzamelt, verzorgt de opslag en de fysieke distributie van eindproduct tot klant

4) marketing en verkoop
de markt en potentiële klanten motiveren om goederen of diensten aan te kopen

5) service- dienstverlenende activiteiten na verkoop


installatie, onderhoud, herstelling..
SECUNDAIRE ACTIVITEITEN
 primaire activiteiten mogelijk maken en ondersteunen

1) infrastructuur
zowel fysieke als niet-tast-bare infrastructuur

2) humanresourcemanagement
rekrutering, aanwerving, training..

3) technologieontwikkeling
knowhow, procedures, technologie..

4) inkoop/verwerving
geheel van aankoopprocessen

WINST = wnr som van alle opbrengsten van alle individuele activiteiten groter is dan de som
van alle kosten van alle activiteiten samen

Toegevoegde waarde:
1) value added logistics (VAL)
2) value added services (VAS)

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Hoofdstuk 3: voorraadbeheer
 Belangrijke activiteit in een bedrijfsproces
 E-commerce nog belangrijker: wnr niet in voorraad op zoek nr andere webwinkel
 houden van stock kost geld (deel beschikbare kapitaal van bedrijf in beslag)
Risico’s:
1) voorraad niet meer up-to-date
2) schade door brand
3) alle processen worden erop afgestemd

haat-liefdeverhouding tss logistiek en uitbreiding supply chain


 kosten van voorraad liever niet, voordelen wel
 veel voorraad = klant moet niet wachten
 planning voorraad is afhankelijk van KOOP (maar ook vraagvoorspelling of gekozen
bestelniveau)

3.1 soorten voorraden


1) Grondstoffen en onderdelen
Nog niet verwerkte materialen die nodig zijn

2) Goederen in bewerking
WIP (work in progress)
Goederen in verschillende mate van afwerking die zich in het productieproces bevinden

3) Hulpstoffen
MRO’s (maintenance, repair and operating supplies)
Producten die niet rechtstreeks in het product verwerkt worden maar wel nodig zijn

In distributielogistiek:

1) Veiligheidsvoorraad
safety stock
Om onvoorziene omstandigheden op te vangen
Out of stock en dus nee-verkopen te voorkomen
Hoogte stock wordt bepaald door de hoogte van customerservice (CS %)

2) Seizoensvoorraad
Meer verkocht in het ene seizoen dan het andere

3) Speculatieve voorraad
Om mogelijke speculaties op de prijs van bepaalde producten voor te zijn

4) Strategische voorraad
Van essentieel belang voor het bedrijf

Vanuit een bedrijfseconomische context:

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

1) Economische voorraad
Voorraad die financieel risico van het bedrijf weergeeft

2) Technische voorraad
Fysieke voorraad die effectief in het magazijn te vinden is

3) Bestelde voorraad
Voorraad die nog niet fysiek aanwezig is in de onderneming

4) Beschikbare voorraad
Aanwezig in het magazijn en nog te benutten

5) Gereserveerde voorraad
Al voorbehouden voor een klant

6) Effectieve voorraad
De volledige voorraad in de administratie/boekhouding

3.2 vraagvoorspelling
 In geval van pushmodel bepaald door vraagvoorspelling
 Beslissingen in verband met voorraad en voorraadniveau worden voor het KOOP bepaald
door vraagvoorspelling of door het bestelpunt
 Na het koop, weet het bedrijf wat er gevraagd wordt en welke specifieke voorraden er
nodig zijn
 Dient om de toekomst zo correct mogelijk te voorspellen

Kenmerken:
1) Bedoeld om vast te stellen in welke richting verkopen, productie enz zullen bewegen,
ze dient niet om huidige situatie vast te stellen
2) Loopt over zeer verschillende tijdhorizons
3) Verschillende methodes
4) Keuze is afhankelijk van beschikbare data en voorspelbaarheid van de te voorspellen
hoeveelheid

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Drie belangrijke regels die je moet onthouden als je aan vraagvoorspelling doet
1) Vraagvoorspelling is per definitie fout.
2) Een geaggregeerde voorspelling zal een correcter resultaat geven dan een
voorspelling op basis van details
3) Hoe verder in de toekomst, hoe minder betrouwbaar

3.2.1 de kwalitatieve methode


 geen historische data beschikbaar of data nt relevant
 gebaseerd op expertise van mensen zoals planners, verkopers en zelfs klanten eerder dan
op basis van wiskundig model
 marktonderzoek / enquëte / interview
 Panel (Delphi)

3.2.2 de kwantitatieve methode


Twee voorwaarden:
1) Historische data beschikbaar
2) Kans is groot dat patronen uit verleden zich in toekomst zullen voordoen

Tijdreeksmodellen: onderscheid gemaakt tss tijdseries en clausule modellen


Spreken van tijdreeksmodel als data op regelmatige tijdstippen wordt verzameld
Doel: inschatten in welke mate deze data in toekomst volgens zelfde patroon wordt
voorgezet

Geen
patroon

 wnr geen patroon vast te stellen is, is het niet


mogelijk om aan vraagvoorspelling te doen

Stijgende lineaire
trend

 duidelijk trend te herkennen, evolutie


stijgend of dalend

Kwadratisch
stijgende trend

 soms kan de omzet heel snel alsmaar


stijgen, dit proces kan natuurlijk maar

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

korte tijd aangehouden worden, maar elke periode wordt er meer verkocht dan de periode
ervoor

Seizoenale
stijgende trend


modeproducten/voedsel.. worden beïnvloed
door seizoenen, wanneer het patroon
onveranderlijk terugkomt en het afhankelijk
is van de kalender

TIJDREEKSANALYSE
Tijdreeksvoorspellingen
 Geen sterk verband tss oorzaak en gevolg kan je gebruik maken van
tijdreeksvoorspellingen
De vraag naar een product zal heel vaak op deze manier worden voorspeld.
Eerst en vooral moet data uigezuiverd worden
Data best voorspellen met date vrij van incidenten, seizoensinvloeden en trends..
Eenmaal je de voorspelling hebt berekend kan je die invloeden terug toevoegen

VIER MANIEREN
1) Het voorschrijdend gemiddelde
 Meest eenvoudige manier
 Gemiddelde gemaakt van een aantal data
 We gaan er in deze methode van uit dat er geen trend in de gegevens te vinden is

Probleem deze methode: alle gemeten waarden hetzelfde belang of gewicht krijgen in de
formule, recentere data geschikter om een correctere voorspelling te maken

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

2) Het gewogen voorschrijdend gemiddelde


Afwezigheid van een trend
Meest recente waarnemingen krijgen een zwaarder gewicht toegekend dan de
waarnemingen die verder in het verleden liggen

 Beide methodes onderschatten de stijgende toekomstige vraag en overschatten de


dalende toekomstige vraag.

3) Exponentiële vereffening  Niet kennen


 Een lineaire trend in data
1. Exponentiele vereffening zonder trend

 hoe lager de geïntroduceerde alfa in de vergelijking, hoe stabieler de vraagvoorspelling


kan zijn
 lage alfa = wel stabiel maar zal minder flexibel reageren op veranderingen in gemeten
data
 hoge alfa = beter voorspelling

De voorspelkracht van een methode


 vaststellen of een model al dan niet een goede voorspellende waarde heeft
1) MAD = mean absolute deviation of de gemiddelde standaardafwijking
2) MSD = mean square deviation of het kwadraat van de standaardafwijking
3) BIAS = bias

 MAD EN MSE kunnen alleen positief zijn door het


gebruik van het kwadraat en de absolute waarde
 BIAS kan zowel positief als negatief zijn

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

3.3 Voorraadkosten
Kosten zijn afhankelijk van de waarde van de voorraad, de bedrijfsactiviteit en de
omloopsnelheid van de voorraad
Voorraadhoogte hangt af van de tijd of het product.
Kapitaal van bedrijf zit voor een deel vast in voorraden maar ook in de investeringen.
Balans vinden tussen de kwaliteit van de dienstverlening en de kosten die je er aan wil
spenderen.

Totale kosten: Bestelkosten (Cb), voorraadkosten (Cv) en nee-verkoopkosten (Kn)

3.3.1 bestelkosten (Cv)


De kosten die je maakt om goederen te bestellen, tot bij je magazijn te krijgen en ze
gecontroleerd en goedgekeurd in je magazijn te zien staan.
Hieronder vallen:
1) Loonkosten
2) De transportkosten
3) De kosten om de kwaliteit van de zending en goederen te bepalen

Hoe vaker je bestelt hoe hoger de bestelfrequentie hoe meer bestelkosten


Formule van Camp = zorgt ervoor dat bestelkosten en voorraadkosten in evenwicht blijven

Drie mogelijkheden waaruit je moment van bestellen en de bestellen hoeveelheid kan


bepalen:

1) De vraagvoorspelling
2) Werken met een bestelniveau (rekening houden met levertijd, gemiddelde vraag
gedurende deze levertijd en de optimale bestelhoeveelheid)
3) Een afwijking van de gemiddelde vraag (kan leiden tot out of stock en nee-verkopen,
dit kun op vangen door de safety stock)
4) Effectieve klantenorders (minst risico)

3.3.2 voorraadkosten
1) R1 – RUIMTE
 opslagplaats nodig (magazijn kopen/huren)
 inrichting (T°C, rekken etc)
 personeel nodig
 WMS (warhouse mgmt systeem) stuurt het orderpicking-proces en inventarisatie aan.

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

2) R2 – RENTE
 geld of % dat vastzit in voorraden / kapitaal
 Bedrag aan rente dat je misloopt doordat je geld ‘vastzit’ in de voorraad.

3) R3 – RISICO
 Kosten die risico’s vermijden (verzekering, sprinklers en alarmen)
 Kosten die problemen oplossen als ze ontstaan (kortingen op onverkochte goederen)

3.3.3 kosten van nee-verkoop


Wanneer een bedrijf niet voldoende voorraad heeft
Vermijden: veiligheidsvoorraad of safety stock (hoe hoger/lager de kosten van de safety
stock, hoe lager/hoger de kosten van de nee-verkoop)
 Hoe hoger je CS%, hoe lager je nee-verkopen

3.4 optimale bestelhoeveelheid


 Twee cruciale kosten: voorraadkosten (stijgen als er meer stock is) & bestelkosten (per
hoeveelheid daalt wanneer je meer bestelt per keer)  De kosten wil je minimaliseren

Formule van Camp ook wel economic order quantity (EOQ) genoemd

Belangrijke veronderstellingen bij model:


1) Vaste leveringstermijn
2) Op eenzelfde tijdstip afgeleverd
3) Nee-verkopen zijn onbestaande
4) Afnamen is constant en bekend
5) Bestelkosten en voorraadkosten constant en bekend
 Minimalisatie TK of optimale bestelhoeveelheid: snijpunt Kv en Kb

Totale
voorraadkosten:

Totale bestelkosten:

Totale
kosten:

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

 Cv: voorraadkosten per jaar per stuk


 Q: hoeveelheid
 Kv: totale voorraadkost
 Cb: bestelkosten per order
 V: vraag
 Kb: totale bestelkosten
 KT: totale kosten

Optimale bestelhoeveelheid:

3.5 veiligheidsvoorraad
 Voorraad die we aanhouden om onvoorziene omstandigheden te overbruggen
 Betekent extra kosten
 Hoogte kan afhankelijk zijn van CS % die we aan onze klant willen geven. (hoe hoger CS %,
hoe hoger de veiligheidsvoorraad)

3.6 bull whip


Kleine veranderingen in consumptie kunnen grote afwijkingen veroorzaken in de
vraagvoorspellingen in de supply chain.
Een kleine verandering in consumptie heeft een grote impact op de forecast.
Hoe meer schakels ertussen, hoe groter de impact.

Oplossing om dit aan


te pakken:
 Informatie delen
met elkaar

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

3.7 warehousemanagement
1) Dedicated warehouse
Magazijn volledig in dienst van één verlader (vb. Colruyt)

2) Contract warehouse
Beheer overlaten aan gespecialiseerde firma’s (vb. Kuhne+Nagel voor Nespresso)

3) Public warehouse
Magazijn dat door een bedrijf uitgebaat wordt maar waar voorraden voor
verschillende firma’s beheerd worden (vb. Fiege en ODTH voor Coca Cola of Unilever)

3.7.1 interne funties van een magazijn


1) De voorraadfunctie
Goederen bijhouden in afwachting van een bestelling

2) Replenishment functie
Continue bevoorrading van de volgende schakel in de keten

3) Overslagfunctie
Grote partijen binnenkomen en in kleine partijen het magazijn verlaten

4) Groepagefunctie
Goederen van meerdere bronnen en meerdere leveringen te combineren in een
uitgaande levering
(Ook: unbundling-functie = het ontvangen van hele vrachtwagens.. die worden dan
opgeslagen en wachten op bestellingen)

Vijf cruciale fases:


1) Goederenontvangst
Goederen ontvangen vanuit verschillende transportmodi + kwaliteitscontrole
2) Goederen naar een opslag brengen
Na kwaliteitscontrole vrijgegeven om naar opslaglocatie te gaan
3) Opslag van de goederen
Hulpmiddelen (bv. stapelaars)
4) Orderpicking
Order van klant, wordt doorgegeven aan customerservice en moet worden
samengesteld vanuit verschillende locaties van het magazijn
5) Distributie of expeditie – uitslag
Controleren of het order correct “gepickt” is

 Hoe groter assortiment, hoe complexer magazijn, want meer productlocaties


 Bulkzones: goederen worden in volle palletten opgeslagen
 Locaties met picking-zones, waar het mogelijk is producten per verpakking te picken
FIFO (first in, first out) gepickt
Crossdocking = nooit een fysieke locatie in het magazijn, direct klaargemaakt voor expeditie

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

3.7.2 werking van een magazijn


Lay-out en routing hebben een functioneel verband met werking van magazijn
Routing wordt bepaal door lay-out
Werking bevorderen: locatiesystemen, interne transportmiddelen, stapelsystemen en
orderpicking- systemen nodig

LOCATIESYSTEMEN
 De af te leggen afstand minimaliseren
Oplossing: vrije locatie: computersysteem zal plaats toewijzen afhankelijk van
beschikbaarheid en het belang van het goed

Drop down= proces waarbij goederen in grote volumes op palletten binnenkomen maar in
kleine aantallen ‘gepickt’ worden.

ABC-analyse
 Om te bepalen waar welke goederen in een magazijn worden gestockeerd.
 Fast movers: 20 % van de producten 80 % van de tijd gepickt
 Medium movers: 30 % van de producten 15 % van de tijd gepickt
 Slow movers: 50 % van de producten 5 % van de tijd gepickt

Interne transportmiddelen (foto’s in boek bekijken)


1) stapelaar
2) vorkheftruck
3) reachtruk
4) transportbanden
5) automated guided vehicles
6) grondstapeling
7) palletstelling
8) inrij-en doorrijstelling
9) draagarmstelling
10) legbordstelling
11) doorrolstelling
12) verrrijdbare stelling
13) automatisch magazijn

ORDERPICKSYSTEMEN
 “time is money”
 Zo weinig mogelijk afstand leggen, het kost tijd en geld

3.8. warehousemanagementsysteem
 Systeem dat de processen in een magazijn ondersteunt
Werkt samen met ERP-pakket (enterprise resource planning) en een
transportmanagmentsysteem (TMS)
Samenwerken met leverancier via vendor managed inventory (VMI)
Warehousemanagementsysteem belangrijkste taak:
= informatie voorzien rond de operationele afhandeling van goederen in het magazijn 
tracking & tracing van inkomende en uitgaande goederen.

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Andere taken:
1) opdrachtverwerking
2) Ordervrijgave
3) Voorraadbeheer en administratie
4) Inventarisatie
5) Managmentinformatie

3.9 Voorraadbeheer in de supply chain


Aantal manieren waarop wordt samengewerkt tss verschillende partners in de supply
chain om aan een meer geïntegreerd voorraadbeheer te doen

3.9.1 3PL of uitbesteding


Derde speler neemt het voorraadbeheer volledig of gedeeltelijk uit handen van de vragende
partij.  Meer focus op de kernbedrijfsactiviteiten.

3.9.2 Vendor managed inventory


 Koper geeft informatie en voorwaarden door aan leverancieren met die info wordt het
volledige voorraad beheer voor de koper georganiseerd.
 Optimale leveringen worden bepaald en TK wordt geminimaliseerd.

Voordelen:
1) Lagere veiligheidsvoorraad
2) Meer transparantie (vraag en voorraad)
3) Reductie transportkosten
4) Reductie transactiekosten

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Hoofdstuk 4: Inkoop
4.1 Inkoop en logistiek
4.1.1 Inkoopdefinitie
Inkoop is het beheren van de ‘externe bronnen’ van het bedrijf op een dusdanige manier
dat het leveren van alle goederen, diensten, talenten en kennis die nodig zijn voor het
uitvoeren, onderhouden en beheren van de primaire en ondersteunende activiteiten van
het bedrijf kan worden gegarandeerd en dit tegen de meest gunstige voorwaarden.

Inkopen of aankopen?
Inkopen = goederen voor wederverkoop
Aankoop = goederen en diensten voor intern gebruik
In bedrijfseconomische context spreken we over INKOOP!

4.1.2 De inkoopfunctie
Geheel van activiteiten die in organisaties vervuld worden om producten.. van externe
bronnen aan te trekken

4.1.3 Directe versus indirecte inkoop


- Directe inkoop / direct purchasing / production buying = aankoop voor primaire activiteiten
Bill of materials (BOM) = bv. Grondstoffen vr de farmaceutische industrie

- Indirecte inkoop = aankoop voor ondersteunende activiteiten


Non product related buying (NPR) en general expenses en tail spend verwijzen ook naar
indirecte inkoop

4.2 De inkooporganisatie
 Legt verdeling van taken, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de
inkoopfunctie vast

4.2.1 De inkoopniveaus
1) Strategische inkoop = Link met bedrijfsstrategie en richt op beslissingen die de
marktpositie van de onderneming op lange termijn beïnvloeden

2) Tactische inkoop = Specificeren, selecteren en contracteren, is verantwoordelijk voor


het supplier market research, de leveranciersevaluaties en opleidingen van het
inkoopteam

3) Operationele inkoop = Daadwerkelijk bestellen, dagelijkse opvolging en


troubleshooting

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

4) Ondersteunende activiteiten = Activiteiten die de inkoopactiviteiten ondersteunen,


goede uitvoering, mogelijkheden tot optimalisatie

4.2.2 Inkoop in de organisatiestructuur


1) Een decentrale inkooporganisatie
- Verschillende afdelingen zelfstandig inkopenmet eigen budgetten en bepalen dus zelf
wat ze nodig hebben, vaak zonder af te stemmen met andere afdelingen.
- Slechtste geval: afdeling elkaars concurrent bij zoektocht leverancier

2) Een centrale inkooporganisatie


Een aparte inkoopafdeling op corporate niveau waarin alle inkoop gecentraliseerd wordt.

3) Beiden
Gemeenschappelijke behoeften van verschillende afdelingen bundelen om de totale
kosten te drukken of een hogere servicegraad te bereiken bij de leveranciers.
 Juiste evenwicht vinden tussen flexibiliteit en structuur om als groot bedrijf optimaal te
kunnen blijven functioneren.

4.3 Het inkoopproces


Purchasing process model
4.3.1 Specifiëren van de inkoopvereisten
 Beslissen over inkoopvereisten (de kwaliteit, de ‘logistieke’ vereisten)
 Multidisciplinair team om samen inkoopvereisten te bepalen

4.3.2 Leveranciersselectie en- beoordeling


 Potentiële leveranciers worden gezocht, beoordeeld en geselecteerd

STAP 1 SOURCINGSTRATEGIE
De manier waarop je je als bedrijf wenst te contracteren

STAP 2 REQUEST FOR INFORMATION


Vereisten opgesomd
Lijst met leveranciers (vaak met hoge vendor-rating score of historisch goede resultaten)
die aan de specificaties kunnen voldoen
Bij niet genoeg leveranciers  supply market research
Leveranciers op longlist ontvangen RFI Zij geven informatie over eerdere projecten
Leveranciers informeren over de plannen en doelstellingen van bedrijf

STAP 3 REQUEST FOR QUOTATION


Leveranciers ontvangen RFQ, aan potentiële leveranciers gevraagd vr een gedetailleerde
offerte met prijsvoorstel in te dienen (Kan ook vragen om samples)
Zo goed mogelijk opgemaakt  makkelijker vergelijkbaar
Indien onvoldoende geschikte leveranciers: supply market research
Soms nog voor RFQ een request for proposal (RFP) = inkoop vraagt een richtofferte aan de
leveranciers

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

STAP 4 SELECTIE
Inkoopafdeling analyseert de antwoorden op de request for quotation
Resultaten komen in een vergelijkingstabel, leveranciers krijgen ranking  Per
leveranciers evaluatiecriterium en score.

4.3.3 Contracteren
Nadat leverancier geselecteerd is  contract opstellen (prijs, leveringsvoorwaarden,
betalingsvoorwaarden, boetecausules, garantie)
Uiteindelijke resultaat = overeenkomst tss bedrijf en leverancier
Service level agreement (SLA) = bevat concrete afspraken over kwaliteitsniveau en de
rechten en plichten

Doelen service leveL agreement:


1) klantenbehoeften identificeren en vastleggen
2) framework leveren
3) conflictgebieden verminderen

4.3.4 Bestellen
1)Contracten die ook een bestelorder op zich zijn + onmiddelijk uitgevoerd kunnen worden
2)De contracten die de levering van producten/diensten voor een langere periode
vastleggen
Aparte activiteit: elke bestelling wordt uitgevoerd volgens de bepalingen die in het
contract werden opgenomen

Call-of-agreements = een call voor grondstoffen is tegen een vooraf bepaald volume

4.3.5 Bewaken
Bestelling geplaatst = uitvoering bestelling volgens afgesproken voorwaarden opgevolgd.
Quality agreement; kan vereisen dat de leverancier bepaalde informatie over de
samenstelling van het product aanlevert of kan eisen dat er periodiek een testrapport wordt
doorgestuurd.

4.3.6 Nazorg en evaluatie


het afhandelen van claims, de leveranciersbeoordeling, archivering, bijhouden van
leveranciersdocumentatie..

4.3.7 Inkoopsituatie
1) nieuwe aankoop (new task) = wanneer de onderneming beslist om een totaal nieuw
product in te kopen
2) gewijzigde herhalingsaankoop (modified rebuy) = situatie waarbij de onderneming
een nieuw product bij een bekende leverancier of een bekend product bij een
nieuwe leverancier wil aanschaffen
3) rechtstreekse aankoop (straight rebuy) =gaat om het inkopen van een bestaand
product bij een bestaande leverancier

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

4.3.8 Angelsaksische terminologie


Synoniem inkoop = procurement, purchasing
1) Purchasing = essentie van de zes activiteiten van de inkoopfunctie
2) Procurement = omvat alle activiteiten die nodig zijn om het product van zijn
leverancier tot eindbestemming te krijgen
3) Sourcing = zoeken, selecteren, contracteren en managen van de best mogelijke
leverancier
4) Supply management = syn. aanvoermanagement, realisatie van aan te kopen
goederen of diensten
5) Buying = het selecteren en contracteren van leveranciers (buying komt meestal voor
bij retailers)

4.4 Strategisch inkoopmanagement – de inkoopstrategie


 Belangrijk: inkoopstrategie te formuleren die afgestemd is op de bedrijfsstrategie en de
organisatiedoelstellingen!
 Welke toegevoegde waarde levert de inkoopfunctie?

Strategische keuzes:
1) insourcen versus outsourcen
Alleen te richten op primaire bedrijfsactiviteiten, ze besteden zoveel mogelijk
ondersteunende activiteiten uit

2) global versus local sourcing


Belangrijk om voor een welbepaalde aankoop de meest geschikte sourcing-optie te
kiezen.
MAAR conclusie: noch local of global zijn beter of slechter

3) leveranciersintegratie
Leveranciers worden steeds meer en/of vroeger in bedrijfsprocessen van een
onderneming betrokken
Moderne informatietechnologiëen
Soms betrekken ondernemingen hun leveranciers ook in het orderbehandelinsproces
Snelheid waarmee nieuwe technologieën zich ontwikkelen en de kosten ervan

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

4.5 Strategisch inkoopmanagement – leveranciersdifferentiatie


Leveranciersdifferentiatie = voor verschillende producten, diensten en leveranciers een
gedifferentieeerde strategie en bijhorende acties worden ontwikkeld en uitgevoerd.

4.5.1 ABC-analyse
Leveranciers indelen op inkoopvolume
A-leveranciers = zorgen voor grootste inkoopvolume en dienen grootste deel van
inkoopbudget toegewezen

ABC analyse of 80-20 regel (gebasseerd op pareto analyse)

1) A-leveranciers: 20 % van de leveranciers zijn voor 80


% van het inkoopvolume
2) B-leveranciers: 30 % van de leveranciers zijn voor 15
% van het inkoopvolume
3) C-leveranciers: 50 % van de leveranciers zijn voor 5
% van het inkoopvolume

4.5.2 Portfolioanalyse kraljic


Matrix waarin producten en diensten worden geclassificeerd op basis van enerzijds het
toeleveringsrisico en de financiële impact op het bedrijfsresultaat
 Financiële impact:
Procentuele aandeel van een bepaald product in het totale inkoopvolume of tot kostprijs
maar ook prijselasticiteit
Toeleveringsrisico
Aandeel van leverancier in totale koopvolume speelt een rol + de marktstructuur

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

1) Hefboomproducten
Standaardproducten door verschillende leveranciers geleverd aan standaardkwaliteit
en relatief duur kunnen zijn.
Groot aandeel in kostprijs vh eindproduct. (Veel concurrentie tussen leveranciers).
“Verdeel & heers”

2) Strategische producten
Dragen bij ad realisatie van organisatiedoelstellingen, geleverd door een of enkele
leveranciers.
Grote overstapkosten
Groot aandeel in kostrpijs
Gericht op samenwerking met leveranciers

3) Routineproducten
Per eenheid lage waarde, veroorzaken weinig technische en/of commerciële
problemen
Door vele leveranciers, veel alternatieven
Uitdaging zit in handlingkosten (vaak duur)
Vereenvoudiging van inkoopproces en reductie adm. en logistieke rompslomp.

4) Knelpuntproducten
Een relatief geringe waarde, maar hoog toeleveringsrisico
Slechts bij een of enkele leveranciers (dominante partij) te verkrijgen, risicovolle markt
Veiligstellen van de levering

4.6 Tactisch inkoopmanagement – total cost of ownership


Kerntaken inkoopfunctie: kostenbeheersing en vermindering van alle inkoopgerelateerde
uitgaven
Aanvoer tegen een zo laag mogelijk kostprijs  Rekening houden met alle kosten van
aanschaf tot einde van levencyclus.

Total cost of ownership (TCO)


Een techniek die alle (on)zichtbare kosten gedurende de hele levencyclus of
gebruikscyclus aan een product of dienst in kaart brengt
Biedt oplossing om te bepalen welke kosten een impact hebben
- Rendabel
- Vergelijken van investeringen
- Winstgevenheid in de tijd te
bepalen

Total cost of ownership bestaat uit vier


kostenelementen:
1. Aankoopprijs (purchase price)
2. Aankoopkosten (acquisition
costs)
3. Exploitatiekosten (usage costs)

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

4. Kosten voor vervanging (end-of-life costs)

Het ijsbergmodel
Geeft een visuele voorstelling van alle (on)zichtbare kosten
gerlateerd aan inkoop

4.7 Operationeel inkoopmanagement – leveranciersbeoordeling


Belangrijke taak: de opvolging van de performantie van het leveranciersbestand, wat
betreft zowel het product of de dienst als het proces
Meer dan louter afvinken of een leverancier voldoet aan de materiaal- en
leveringsvereisten. Ook interne keuken als samenwerking moeten gedurende het
partnership meermaals bekeken worden.

4.7.1 Vendor rating


= Het meten en beoordelen van de prestatie van de leverancier volgens een bepaald
systeem en aan de hand van vooraf vastgelegde criteria.
Subjectief/objectief algemeen/specifiek
Is dus een KPI (key performance indicator)
Scoretabel (target score, huidige waarde, vorige maand, trendlijn, acties, RAG red-amber-
green)

Voordelen:
1) Geeft een eenduidig beeld van leveranciersprestaties
2) Knelpunten, incidenten en escalaties worden sneller gesignaleerd
3) Trends worden sneller opgepikt

4.7.2 Analysetechnieken (niet)


1) de subjectieve methode (categorical method)
 kwalitatieve methode die leveranciersperformatie evalueert voor vooraf bepaalde
categoriëen volgens een bepaalde schaal

2) de kostenratiomethode (cost ratio method)


 maakt gebruik van kostenanalyse om leveranciers te analyseren, elke leverancier krijgt
een score bij fouten verliest men punten

3) de gewogen-puntenmethode (linear weighting method)


 wegingsfactoren per criterium, onderscheid in mate van belang van criteria

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

 totaalscore wordt verkregen door som te maken van de deelscore van elk criterium maal
het respectievelijke gewicht

4.7.3 leverancierskwalificatiesysteem (niet)


 systemen waarbij leveranciers gerangschikt worden volgens hun performance
 vendor scorecard geeft per leverancier een overzicht van zijn scores en toont ook
evoluties

1) groen: de organisatie kan doorgaan met deze leverancier


2) oranje: potentiële leverancier voor de toekomst of, indien deze leverancier reeds
levert, er zijn verbeteringsacties noodzakelijk
3) rood: geen geschikte leverancier, of overeenkomst stopzetten

4.8 Ondersteunende processen – E-procurement (Electronic-procurement)


E-procurement = het automatiseren van inkoop-en supply chain processen door middel van
webgebaseerde applicaties en technologiëen
Maakt mogelijk vor inkoopprofessionals om wereldwijd met elkaar te communiceren

1) E-tendering = Offertes en kandidaatstellingen voor tenders elektronisch indienen

2) E-reverse auctioning = Inkoopbehoefte aan shortlist van leveranciers doorgeven

3) E-informing = Inkoopinformatie vergaren en verspreiden

4) E-sourcing = Online zoeken naar nieuwe leveranciers, producten en diensten

5) Web-based ERP = Bestellingen en facturen versturen (e-invoicing, e-payment)

6) E-MRO = MRO-artikelen bestellen

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Voordelen e-procurement:
1) Verminderde transactietijd
2) Leveranciersbasis is meer verspreid
3) Gemakkelijker om wereldwijd aan te kopen
4) Verhoogde standaardisatie

 Hele sytemen moeten aangepast worden, serieuze investering

4.9 Inkoop in de supply chain (lezen)


 Inkoop is bepalend voor:
1) Het design van de supply chain
2) Een efficiënte goederenbeweging door supply chain

Inkoop doet dat door onder andere in de leveranciersselectie rekening te houden met
risico’s, trends, duurzaamheid, innovatie en op zoek te gaan naar partners die mee willen
denken met de onderneming net met het oog op die veerkrachtige supply chain

4.9.1 Duurzaam inkomen


 Volgens ISO is de inkoopfunctie een van de belangrijkste drijfveren voor de
implementatie van duurzaamheid in de keten
ISO 20400-norm = richtblijn voor duurzaam inkopen

4.9.2 Circulair inkopen


 De inkopende partij zorgt ervoor dat de producent of verwerkende partij de producten,
onderdelen of grondstoffen aan het einde van de levensduur of gebruiksfase met behoud
van zo veel mogelijk waarde weer in een nieuwe cyclus zal zetten

4.9.3 Product as a service (paas)


 De creatie van “waarde’ moet losgekoppeld worden van het verbruik van grondstoffen
Product as a service-model (PaaS), verandert manier van consumeren radical

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Hoofdstuk 5: Productie
5.1 Belang en rol in de logistieke keten
Een signaal wordt naar de inkoopafdelingen gegeven om nieuwe producten te bestellen
Dus communicatie en wisselwerking belangrijk!

Productielogistiek
= Het plannen, toewijzen en uitvoeren van de taken die betrekking hebben op de
goederenstroom en de bijhorende informatiestroom, gedurende de fase dat grondstoffen,
onderdelen en afgewerkte producten, na aankoop, van vorm veranderen om aldus
meerwaarde te realiseren.

 Productie
logistiek volgt na de
inkooplogistiek en
de output gaat naar
de
distributielogistiek

5.2 Productontwerp
Uit welke grondstoffen of onderdelen het uiteindelijke resultaat zal bestaan

5.2.1 Bill of materials of stuklijst


Bill of materials (BOM) = Via een figuur duidelijk weergeven welke onderdelen nodig zijn
(volgorde en tussenstappen)  Meest courant methode om weer te geven welke
onderdelen nodig zijn.

5.3 Grondvorm productie


 Hoe zien de goederenstromen er conceptueel uit?
 Fysieke organisatie van de productiesite
 Verschillende grondvormen mogelijk

Cirkel = eind of startpunt


Rechthoek = bepaalde bewerking in productieproces
Driehoek = voorraadpunt

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

5.3.1 Serieproductie
 Opeenvolging van processen die niet of weinig werken met tussenvoorraden
 Aaneenschakeling (= niet onderbroken door tussentijdse voorraadpunten)
 Productie van slechts één product, elke productiefase is één handeling

5.3.2 Paralelle productie


Meerdere goederenstromen gelijktijdig naast elkaar zonder dat ze in aanraking komen
Meestal vanuit een gezamelijke bron dingen parallel produceren.

5.3.3 Convergente versus divergente productie

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Convergent = verschillende stromen samenkomen in een uniform eindproduct

Divergent = een grondstof leidt tot meerdere eindproducten

5.3.4 Mass customization


Klant heeft graag inspraak in eindproduct
Consument krijgt mogelijkheid om keuzes te maken ivm eindproduct binnen een vooraf
duidelijk afgelijnd kader met keuzemogelijkheden.
Combinatie massaproductie en individueel ontwerp zorgt voor bij unieke en toch
betaalbare producten.

5.4 Just-in-timeprincipe
Uitgewerkt door Toyota
Je bestelt enkel maar zaken die je echt nodig hebt en je laat ze leveren op het tijdstip dat
je ze nodig hebt
Idealiter: zero stock
Oorzaak van toenoemende vrachtverkeer
Gevoelig voor storingen = risico

5.5 Tools voor productieplanning


5.5.1 Material requirements planning (MRP I)
Hoeveel onderdelen en grondstoffen om gegeven aantal producten op tijd af te werken
Enkel onderdelen, niet arbeid of machinetijd
Gebasseerd op de bill of materials, verkoopplanning en leadtimes van de onderdelen.
Balkenplanning opmaken

5.5.2 Manufacturing resources planning (MRP II)


 MRP I + planning van productiemiddelen
• Bill of materials
• Bewerkingslijst
• Verkoopplanning
• Capaciteit productieafdeling:
- Snelheid machines
- Beschikbaarheid medewerkers
 Capaciteit vs verkoopplanning

5.5.3 enterprise resource planning


 MRP I + MRP II + koppeling naar verschillende andere bedrijfsafdelingen:

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

 Accounting
 Verkoop
 HR
 Duur en complex
 TMS en WMS
 Aansturen van het (volledige) bedrijf dmv ERP pakket

5.6 Kwaliteitsmanagement
 Stilstaan is achteruitgaan
 Doorgedreven focus op kwaliteit, volgehouden ambititie tot verbeteren

5.6.1 Plan-Do-Check-Act
 Iteratief proces
 Altijd opnieuw herhalen en nooit stoppen
EERSTE STAP plan
1) Acties
2) Waar en wanneer uitvoeren
3) Verwachte resultaten

TWEEDE STAP do
1) Effectieve uitvoering
2) Meten is weten

DERDE STAP check


1) Stemmen resultaten overeen met de
verwachtingen?

VIERDE STAP fact


1) Analyse van de afwijkingen

Opeenvolgende PDCA-cycli  Kwaliteit van de organisatie naar een hoger niveau


Door kwaliteitsborging waarborgen we kwaliteit, probleem kan niet meer terugkomen

5.6.2 Toyota productions system (TPS)


 The Toyota Way
 Continu verbeteren
Respect voor de mens
Creëren van waarde voor de klant
 Elimineren van activiteiten die geen waarde toevoegen voor de klant

5.6.3 Lean en agile


1) Agile
- Flexibele organisatie

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

- Nadruk op productontwikkeling, innovatie en crëeren


klantwaarde
 Voor bedrijven in onzekere markten die kleinere series produceren

2) Lean
- Verspilling elimineren
- Creëren van maximale toegevoegde waarde voor de klant
tegen minimale inspanning
 Organisaties die werken in een stabiele voorspelbare omgeving

5.6.4 Six sigma


Kwaliteitsverbeteringssysteem
Gestructureerd in vijf fases:
1) Define
2) Measure
3) Analyse
4) Improve
5) Control
Streven naar defectvrije processen
Six Sigma methodiek:
1) Verhogen van efficiëntie, kwaliteit en klanttevredenheid
2) Oplossen van ‘onoplosbare’ problemen
3) Kortere terugverdientijden en hogere ROI
4) Krachtig stappenplan met concrete instrumenten
 Sigmaniveau (6σ=3,4 defecten op 1,000,000 acties)
 The voice of the customer (VoC) (hoge klantentevredenheid)
 World class performance (op gebied van kwaliteit)

5.7 Industrie 4.0 en nearshoring


Maakindustrie (individuele producten) en procesindustrie (scheikundige en farmaceutische
producten)
Internet of Things (IoT)
• Uitwisseling data
• Volledige connectiviteit
• Smart cities
Nearshoring
• Dichterbij de afzetmarkt
Factories of the future
• Robots (AI) (kan verschillende taken uitvoeren)
• Mass customization

5.8 Productie in de supply chain

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

5.8.1 Blockchain
Een keten (chain) van transacties (block)
= Een grote database die toegankelijk is voor iedereen die er toelating voor gekregen heeft.
Bijdrage door elke betrokken partij
Zero inventory-warehousing
Hacken hebben ze alles
5.8.2 Artificiële intelligentie
Big data vergroot de traceerbaarheid van de producten.
Robotisering: belangrijk middel in het voorkomen van voedselverspilling
Machine learning, reasoning bots, …

5.8.3 3D-printing
Zero inventory-warehousing
Doel = om de materialen direct aan een consument te leveren zodat ze het product in hun
eigen huis of fabriek kunnen printen.

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Hoofdstuk 6: distributie
 Het is het proces dat nodig is om producten hun weg te doen vinden van producent naar
consument
 Distributie in eigen handen of uitbesteden aan logistieke dienstverlener

6.1 Distributiekanalen
 Commerciële distributie = hoe de producent zijn klanten wil bereiken
Pas hierna kunnen we nadenken over de meest geschikte distributiekanalen

6.1.1 Commerciële distributie


1) Direct kanaal
Goederen kunnen rechtstreeks van producent naar consument verstuurd worden

2) Indirect kanaal
Extra actoren aan de keten toegevoegd

1) Enkelvoudige distributie
2) Multikanaal distributie = combinatie van meerdere kanalen kiezen (Kan de omzet
verhogen maar ook conflicten veroorzaken)

6.1.2 Fysieke distributie


 Ook grondstoffen, halffabricaten moeten natuurlijk aangekocht, getransporteerd en
verdeeld en opgeslagen worden
 Uittekenen goederenstroom (uitgaande, inkomende distributie en retourstromen)
5 functies
1) Voorraadfunctie
2) Replenishment-functie
3) Groepagefuntie
4) Overslagfunctie
5) Transportfunctie

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

6.2 Soorten distributiecentra


 Distributiecentrum (DC) = locatie waar een bedrijf de ontvangst, opslag.. naar andere
locaties van goederen heeft geconcentreerd
 Overslag = overladen van de goederen van het ene naar het andere transportmiddel

2 basisdoelstellingen
1) De voorraadfunctie optimaliseren
2) De transportkosten verlagen door combineren van goederen stromen ifv optimale
belading
Verschillende types distributiecentra:
1) Opslagmagazijnen voor (langdurige) opslag
Maximale opslagcapaciteit is belangrijk
Materiaalverhandeling blijft beperkt tot laden, lossen en opslaan van goederen

2) Satellietmagazijnen
Dicht bij de klant (garantie snelle levering)
Bij E-commerce = fulfilmentcentra

3) Consolidatie of groepagemagazijn
Verschillende zendingen gegroepeerd, zoveel mogelijk deelladingen te combineren tot
volle vrachten

4) Public warehouse
Informatiefunctie van klant overnemen (goederen blijven eigendom van de leverancier,
niet van een warehouse)
NIET ALLE distributiecentra hebben een opslagfunctie, sommigen centraal platform,
transportkosten optimaliseren ( 5 & 6)

5) Crossdock magazijn
Inkomende goederen worden onmiddellijk klaargezet bij de uitgaande goederen
(tussendoor niet opgeslagen)

6) Overslagplatform
Transhipment-platform
Goederen van het ene vervoersmiddel naar een ander vervoersmiddel over te brengen

Dedicated distributiecentrum/warehouse/fulfilmentcentrum = centrum waarin een


logistieke dienstverlener activiteiten voor één enkele opdrachtgever verricht.

6.2.1 Logistieke grondvorm


Model van de structuur van de fysieke goederenstromen in een bepaalde organisatie
Weergeven van het aantal fysieke schakels tussen klant en producent.
Afbeelden van manier waarop schakels georganiseerd zijn en met elkaar in verbinding
staan
Bij intercontinentaal  ook transitplatformen zoals haventerminals.

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

6.2.2 Keuze en locatie van het distributiecentrum


 Keuze afhankelijk van de aangeboden activiteiten
1) Crossdock
2) Consolidatie
3) Overslag
4) Value added logistics
5) Value added services
 Locatie op basis van verschillende factoren
1) Nabijheid afzetmarkt
2) Aanwezigheid (transport)infrastructuur
3) Ligging nabij belangrijke globale transportroutes
4) Beschikbaarheid op de arbeidsmarkt
5) Grondprijzen en prijzen onroerend goed
6) Transportkosten

6.3 De transportfunctie
 Vervoer van goederen in de logistieke keten, op bepaalde tijdstippen naar een of
meerdere schakels in de keten
 Gebruik van verschillende transportmodi, afhankelijk van:
• De waarde, het gewicht en het volume van de goederen
• De snelheid waarmee de afstand tussen schakels overbrugd kan worden
• De bereikbaarheid van de locaties
• De afhankelijkheid van specifieke factoren (weersomstandigheden, afvaarten...)
• Met welke frequentie getransporteerd kan worden
• De totale transportkosten
• Duurzaamheid (carbon footprint)
• Multimodaliteit

6.3.1 Transportuitdagingen
1) Transportprobleem
Problemen die kunnen voortvloeien uit rechtstreekse distributie tss leverancier en
afnemer
2) Het transhipment-probleem
Betrekking op de overslag van goederen en containers via een platform, depot of
magazijn
3) Het travelling salesman-probleem
Probleem van de kortste route
4) Het knap-sackprobleem
Rekening met de maximumcapaciteit
Kortste afstand niet altijd de goedkoopste of de snelste transportoplossing.
Kosten, tijd en totale afstand zo minimaal mogelijk houden ifv de gegeven servicegraad.

6.3.2 Lege vrachten en beladingsgraad


 Twee grootste uitdagingen bij wegransport
1) De lege vrachten
2) Beladingsgraad

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Impact op files, CO2 uitstoot, verdienmodel transporteur, efficiëntie


Inzetten op groeperen/consolideren van zendingen

Full truck load (FTL)/ Less than truck load (LTL) = zendingen worden gecombineerd tot
zoveel mogelijk volle vrachten

Full container load (FCL)/ Less than container load (LCL) = om transport te optimaliseren
worden kleine zendingen met dezelfde bestemming in 1 container geladen

Twenty-foot equivalent unit (TEU) of forty-foot equivalent unit (FEU) = de afmetingen


van containers

6.3.3 Transportoptimalisatie
 Keuze van de fysieke distributiekanalen
 Type en ligging distributiecentrum
 Gebruik crossdock een enorm effect op transportkosten
 Routeplanning

1. Transportprobleem: zoeken naar een terugvracht


2. Bij consolidatie: verschillende transportopdrachten gecombineerd
3. Melkrondes = verschillende transportopdrachten gecombineerd in vaste routes met
vaste volumes
4. Co-lading = meerdere zendingen van meerdere verladers met dezelfde bestemming
5. Clusteringtechniek = afnemers verdeeld in verschillende clusters, binnen die clusters
route gepland

6.4 Transportmodi
6.4.1 Hinterlandvervoer
 Transportmodi die de oceanen niet kunnen oversteken (wegvervoer, binnenvaart,
spoorvervoer en short sea shipping (SSS))

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Modal split = een relatief getal dat aantoont hoe de transportstromen verdeeld worden over
de verschillende transportmodi

1. Wegvervoer
Voordelen:
1) Het is snel tot op een bepaalde afstand
2) Relatief goedkope en flexibel
3) Lage vaste kosten voor de klant

Nadelen:
1) Minder duurzaam dan sommige andere modi
2) Veel externe kosten (congestie, vervuiling)
3) Veel wettelijke reglementeringen (rij-en rusttijden, kilometerheffing)

2. Binnenvaart
 Steeds belangrijker ifv duurzaamheid
 Fijnmazig vaarwegennetwerk: BE, NL, DE, Noord-FR, Oost-EU (Maas, Schelde, Rijn, Donau)
 Internationaal vervoer (51.700 km bevaarbare waterwegen in Europa)
 Laagste kostprijs per tonkilometer (bij modi voor hinterlandvervoer)
 Container vervoer, bulk transport, transport van stukgoederen

Een tonkilometer is gelijk aan het aantal kilometer per vervoerde ton vermenigvuldigd met
het aantal ton vervoerde goederen.
Bijvoorbeeld: 20 ton wordt vervoerd over 500 km dan is het resultaat 1000 tonkilometer.

Voordelen:
1) Lange levensduur
2) Milieuvriendelijk
3) Veilig en betrouwbaar

Nadelen:
1) Beperkte vaarsnelheid
2) Door droogte soms geen binnenvaart mogelijk
3) Kan niet overal komen, niet zo fijnmazig

3. Spoorvervoer
Zware ladingen en grote volumes
Connecteren van gateways en knooppunten
Langere afstanden (+ 400km), maar ook kortere (LO-RO)
Zijderoute als alternatief voor zeevervoer
Alternatief voor wegvervoer en binnenvaart op ‘droge’ bestemmingen

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

EU standaard spoorbreedte

Spoorwegen zijn geschikt voor het transport van zware ladingen en grote volumes.

Voordelen:
1) Grote volumes en zware ladingen kunnen getransporteerd worden
2) Spoor is veilig
3) Duurzaam alternatief
Nadelen:
1) Verschillende spoorbreedtes en aandrijving
2) Beperkte flexibiliteit
3) Passagierstreinen krijgen altijd voorrang

4. Pijpleidingen
Petrochemische industrie (RAPL)  30 miljoen ton/jaar in de EU
Continue energie- en grondstoffenbevoorrading (Belangrijk in realisatie energietransitie:
Transport van waterstof en CO2 en warmtenetten)
Geschikt voor bepaalde goederen: aardolie, aardgas, waterstof, …
Transport tegen hoge snelheid (100-150 km/u)

Pijpleidingen zijn een van de belangrijkste transportmiddelen in de Europese


(petro)chemische industrie om bedrijven en industriële clusters te verbinden. De
Rotterdam-Antwerpen-pijpleiding (RAPL) verbindt sinds 1971 de beide havens en
transporteert ruwe petroleum naar de Antwerpse petrochemie.

Voordelen:
1) Milieuvriendelijk
2) Vervoerscapaciteit is groter dan wegtransport
3) Hoge efficientie: geen sprake van lege terugvrachten

Nadelen:
1) Aanlegkosten zijn hoog
2) Niet makkelijk om de nodige vergunningen te pakken te krijgen
3) Onvoldoende ruimte voorzien in de plannen van ruimtelijke ordening

6.4.1 Intercontinentaal vervoer


Zeevervoer
Schaalvergroting, van ULCV (14.000 TEU) naar Megamax schepen (+22.000 TEU)
Schaalvoordeel: kost per container daalt
Impact op havens, infrastructuur, transportvolume, hinterland connectiviteit, milieu
Lijnvaart vs trampvaart
Alle soorten lading: (droge en natte) bulkgoederen, projectladingen, stukgoedlading,
containers, RoRo

Voordelen:
1) Grote volumes

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

2) Lage transportprijs
3) Alle mogelijke goederen

Nadelen:
1) Geen propere vervoersmodus
2) Weinig flexibel
3) Vaak lange transitttijden

Luchtvracht
Na de Tweede Wereldoorlog
Snelste en duurste
Kostbare goederen, bederfelijke goederen, express zendingen
Complementaire rol tav zeevervoer en spoorvervoer
Compact wereldwijd luchtvrachtnetwerk
Hub and spoke principe

Voordelen:
1) Snelste modus
2) Een zeer groot bereik
3) Zijn snel op hun bestemming

Nadelen:
1) Een beperkte hoeveelheid goederen mee
2) De kosten zijn hoog
3) Geluidsoverlast

Unit load devices


Luchtvracht wordt vervoerd in zuivere vrachttoestellen of aan boord van
passagiersvliegtuigen (belly cargo). De snelheid van het vliegtuig dient aangevuld te worden
met een zo kort mogelijk verblijf op de luchthaven. Hiertoe werden transportsystemen en
gespecialiseerde laadeenheden ontwikkeld: unit load devices (ULD) of
luchtvrachtcontainers.

Hub and spoke: kleinere toestellen (feeders) brengen (meestal) passagiers naar een hub (een
belangrijke luchthaven).

6.4.3 Multimodaal transport


= Wanneer verschillende modi gebruikt worden in het transport van een goed.

 Bij multimodaal vervoer worden de goederen zelf overgeslagen en herverpakt per


overslag naar een andere vervoersmodus.
 Bij intermodaal vervoer blijven de goederen altijd op dezelfde laadeenheid gedurende het
gehele transport. Ze kunnen dus integraal van de ene op andere modus worden geladen.

6.4.4 Incoterms
 International Commercial Terms

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

 Regelen de taken, risico’s en kosten van internationaal transport tussen de verkoper en


de koper
 Bepalen wie het transport en de verzekeringen, de vergunningen en douaneformaliteiten,
heffingen en belastingen regelt en betaalt

11 Incoterms, ingedeeld in 2 groepen:


1. Groep 1: Incoterms voor alle vervoersvormen
EXW, FCA, CPT, CIP, DAP, DPU, DDP
2. Groep 2: Incoterms enkel voor zee –en binnenvaart
FAS, FOB, CFR, CIF

6.5 Value added logistics en value added services


6.5.1 Value added logistics
Combineren van productie-en logistieke activiteiten
Value added logistics: Aanvullende diensten die aan een product worden toegevoegd
gedurende het logistieke proces, als verpakken, ompakken, labellen, prijzen, assembleren.
Postponement = uitstellen van laatste stappen van het productieproces
Kitting = samenvoegen van verschillende onderdelen van een product of pakket
6.5.2 Value added services
Diensten die waarde toevoegen aan het product
Gaat meer over secundaire activiteiten die worden uitgesteld in het primaire
productieproces. Tertiaire activiteiten uitgevoerd in de logistieke keten
 Picking & packing, ordermanagement, inklaring en uitklaring, beheer retourstromen,
voorraadbeheer, customer service, …

6.5.3 Tracking & tracing (T&T)


Tracing is het bijhouden van locaties waar producten in het verleden zijn geweest en
tracking is opvolgens waar ze zich nu bevinden
Productrecall

Systemen die tracking en tracing ondersteunen:


1) Geofencing
Door logistieke verleners om snelheid, locatie en richting v/e bedrijfsvoertuig te
bepalen
Maakt gebruik en een gps-systeem en kan altijd de voertuigen controleren
Alarm  wanneer virtuele grens overschreden is

2) Transportmanagementsystemen (TMS) en warehousemanagementsystemen (WMS)


Alle data met betrekking tot respectievelijk het transport en de voorraad worden
opgeslagen

3) Radiofrequentie-identificatie (radio frequency identification RFID)


Maakt gebruik van automated date collection-technologie (ADC)
Objecten automatisch verzameld en aan computersystemen doorgegeven
Werkt met etiketten of tags die kunnen worden gelezen door gebruikt e maken van
radiofrequenties

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

6.6 Producteigenschappen en verpakking


 Eigenschappen van producten zijn belangrijk vor de keuze van transport, verpakking en
distributiekanaal

6.6.1 Producteigenschappen
1) In enge zin = directe relatie met het product en zijn meetbaar
2) In ruime zin = een indirecte relatie met het product (verder niet besproken)

Producteigenschappen in enge zin:


1) De houdbaarheid (of de periode waarin de fysieke eigenschappen die het product op
het moment van de verkoop moet bezitten, aanwezig blijven)

2) Waardedichtheid (of de waarde van een product per gehanteerde volume-eenheid


(uitgedrukt in euro/m3))

3) De volume-gewichtsverhouding van een product (= de verhouding tussen het volume


en het gewicht van een product (m3/ton of m3/kg).

4) Verpakkingsdichtheid of het aantal verpakkingen per m3.

5) De verschijningsvorm van een product (= de fysieke toestand waarin het product


voorkomt: vloeibaar, gasvormig of vast)

Indeling van de producten adhv verschillende fysieke producteigenschappen


Indeling van producten naar waarde en volume
Productgroep Waarde Volume voorbeelden
I Laag Groot Koelkast, kachel
II Hoog Groot Tv, vlees
III Hoog Klein Kleding, radio
IV Laag Klein boeken

 Wanneer een product een hoge waardedichtheid heeft  minder voorraad wegens
kosten en centraal opgeslagen
 Bij lage verpakkingsdichtheid: optimaliseren nodig

6.6.2 Dangerous goods (gevaarlijke stoffen, p301 lijst)


Eerste groep van producten waarmee voorzichtig moeten worden omgesprongen
Doel = consument, milieu en omgeving beschermen
UNECE: Europese Economische Commisie van de Verenigde Naties

6.6.3 Voedselketen en gevarenanalyse kritische controlepunten


Beperkte houdbaarheid: dus veel aandacht vereist.
Risico’s besmetten zijn aanwezig in elk bedrijf dat voeding produceert, transporteert of
verkoopt (besmette voedingsmiddelen zijn een bron van gevaar voor een voedingsproduct)

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

In elke schakel in de supply chain kan besmetting optreden  DAAROM is tracking &
tracing zeer belangrijk in de voedselketen
Via HACCP-principes kunnen deze risico’s op besmetting beheerst worden
HACCP = hazard analysis – critical control point of gevarenanalyse – kritisch controlepunten

Sinds 2000 in België: Federaal Agentschap voor Veiligheid in de voedselketen (FAVV)


Doel: voorkomen van incidenten in voedselketen

Belangrijk in voedseltransport= cold chain (koudeketen)


Doel: zo weinig mogelijk verandering van temperatuur in transport en opslag van
voedingsmiddelen (reefers = gekoelde containers)

6.6.4 Verpakkingen
Colli = individuele verpakkingseenheden waaruit een zending bestaat, komen in
verschillende maten, gewichten materialen
Eén collo is één zending (etikkettering, stapeling, verrekening gaat per colli)
Efficiëntie van de fysieke distributie en de keuze van verpakking gaan hand in hand.
Collo is NIET hetzelfde als een stock keeping unit (SKU), een collo kan wel bestaan uit
verschillende stock keeping units

6.7 Outsourcing
Uitbesteding van logistieke activiteiten of diensten aan een specialist of logistieke
dienstverlener.

Outsourcing van distributie heeft voordelen:


1. Financiële redenen: niet meer geïnvesteerd worden in eigen vloot of eigen
distributiecentra, kostenbesparing, want logistieke dienstverlener werkt efficiënter
(grotere schaalvoordelen..)
2. De deskundigheid van de logistieke verlener, gespecialiseerde diensten (VAL, VAS)
3. “Gemoedsrust” fileproblemen.. die bij uitbesteden niet meer jouw
verantwoordelijkheden zijn

Nadelen:
1. Goede flow van je supply chain in de handen van een derde leggen
2. Minder flexibel? Imago niet uitstreven?...
3. Opletten voor extra of verborgen kosten.

6.8 Distributie in de supply chain


6.8.1 Functioneel vs. innovatief
Hoe fysieke distributie zo organiseren dat ze waarde toevoegt aan supply chain
(klantenservice, veerkracht, duurzaamheid, kosten)
Innovatie kan hierin een grote rol spelen (maar is een innovatie ook altijd functioneel?)

6.8.2 Push vs. Pulldistributie


Pull = een afnemer die als het ware de goederen door de keten trekt, zal leiden tot grote
fluctuaties in bestelde hoeveelheden en bestelmomenten

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Push = een leverancier die zijn goederen door de keten duwt, biedt meer
voorspelbaarheid in elke schakel (zekere mate van onzekerheid in effectieve vraag)

6.8.3 De last mile


De laatste stap tot detaillist of eindconsument = duurste stap in het logistieke proces.
1) Moeilijk om de capaciteit van hun vloot optimaal te benutten
2) Dunne maar frequente goederenstromen (extra transportstroom)
Oplossing = minder krappe tijdsvensters die kunnen bijdragen tot een betere bundeling van
stromen en meer kans op het afleveren van het pakketje.
 Inzamel- en afhaalpunten

 Missed deliveries, re-deliveries


 flander logistics vermindert lege transporten adh van beter afstemmen van
retourstromen, terugvrachten en afvalstromen

6.8.4 Stadsdistributie
 Restricties en verkeersvrije stadscentra
 Distributiecentra aan de rand van de stad
 Inzetten van kleinere en milieuvriendelijke transportmiddelen
 Nieuwe businessmodellen

6.8.5 Modal shift is mental shift


 Nieuwe mindset met het oog op duurzaamheid, mobiliteit, hinterlandvervoer,
alternatieve transportoplossingen = om meer te investeren in een duurzame toekomst.
 Meer evenwicht tussen de verschillende modi.
 Bv. van wegtransport naar meer binnenvaart en spoorvervoer

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

Hoofdstuk 7: retourlogistiek
 Sterk gestegen door boom van e-commerce
 Retourstromen zeer belangrijk, kunnen de grondstoffen aanleveren van nieuwe
producten

7.1 Reverse logistics


Retourlogistiek of reverse logistics = een logistiek systeem dat wordt gebruikt zodat het
terugsturen van goederen en verpakkingen zo efficiënt mogelijk kan gebeuren met al sdoel
deze goederen of onderdelen ervan, te herstellen, te hergebruiken, te recycleren of weg te
gooien, bij voorkeur in een circulair proces
Refurbishment = onderdelen hergebruiken

 Retourstromen kunnen vanuit elke stap in de logistieke keten gebeuren


 In business-to-businessrelaties (B2B) zijn er zeker ook retourstromen

7.1.1 Soorten retourstromen


 Verschil retour-en groene logistiek
Groene logistiek = men bekijkt alle mogelijkheden die worden benut om de ecologische
impact van logistieke activiteiten te meten en te minimaliseren. Het doel is om een
duurzame bedrijfsactiviteit te organiseren met oog op een economische en milieu- en
klimaatvriendelijke impact.
Retourlogistiek is een onderdeel van de groene logistiek (daardoor overlapping)

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

GEMEENSCHAPPELIJKE PROCESSEN
1) Recycling (recyclage)
Verwerking en het omzetten van afvalproducten in nieuwe producten.
2) Remanufacturing (herbewerking/revisie)
Hergebruiken van onderdelen uit een afgedankt product in een nieuw product met
hetzelfde doel.
3) Re-usable packaging (hergebruikbare verpakking)
Verpakking die je opnieuw kunt gebruiken.

RETOURLOGISTIEK
1) Product returns (productretour)
Het effectief terugsturen van goederen die je hebt besteld.
2) Marketing retuns (commerciele retour)
Ontstaan als gevolg van commerciële afspraken tussen supply chain-partners.
3) Secondary returns (tweedehandsretour)
Nieuwe producten die niet meer verkocht kunnen worden op de reguliere markt.

GROENE LOGISTIEK
1) Packaging reduction (minder verpakking)
Het verminderen van verpakking
2) Air and noise emissions (luchtvervuilling en geluidsoverlast)
Stoten in meerdere of minder mate een aantal stoffen uit die niet goed zijn voor mensen
en omgeving
3) Environmental impact of mode selection (milieueffecten van modusselectie)
De ene vervoersmodus is al milieuvriendelijker dan de andere

7.1.2 Redenen voor retourstromen (lezen)


 Consumenten sturen terug omdat er fouten zijn
 Producten die niet voldoen aan kwaliteitsnormen/schade
 Producenten bij fout in productie

7.1.3 Organisator van retourstromen (p326 kijken)


 Producent zelf (glazen flesjes, statiegeld)
 Overheid (containerparken)
 Gespecialiseerde organisatie (Bebat & Recupel)

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

7.2 Retourstrategieën
Retours vermijden (bv. E-commerce support tools voor bestelling.
Efficiente retours (bv. E-commerce herbruikbare verpakking, retourlabel, retourdocument)
Retours als core business (bv. 12return)
7.2.1 Eerste strategie: doe het niet! (lezen)
 Op een constructieve manier werken om actief te vermijden producten te retourneren
1) Overtuig de klant door klantenservice en servicelogistiek
2) Betalen om retourstromen te vermijden
3) Productontwikkeling en marketing betrekken
4) Betere voorspelling van de vraag
5) Sectoren stellen alles in digitale vorm ter beschikking

7.2.2 Tweede strategie: doe het zo pijnloos mogelijk (lezen)


1) Maak het pijnloos voor de klanten (gemakkelijk en kosteloos)
2) Gebruik simpele gestroomlijnde processen
3) Automatiseer zo veel mogelijk

7.2.3 Derde strategie: maak er winst mee! (lezen)


 Key performance indicators (KPI) = meten snelheid
1) Maak van retours een activiteit
2) Maak van retours een businessmodel

7.3 Verpakkingen
7.3.1 Redenen voor verpakking
1) Gezicht van het product, herkenbaar
2) Een communicatiemiddel
3) Zich onderscheiden van concurrentie
4) Dient om het product te beschermen
5) Identiteit
6) Maakt transport, handling en opslag mogelijk

De 5 “easies” van “shelf ready packaging”


1) Easy to open = makkelijk te openen
2) Easy to shelf = gemakkelijk op het schap kunnen plaatsen
3) Easy to dispose of = gemakkelijk weg te gooien
4) Easy to identify = bepaalde kleur, bepaalde figuur, herkenbaar

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

5) Easy to shop = gemakkelijk om mee te nemen

Verpakking moet voldoen aan:


1) Een goed formaat, goede palletbezetting mogelijk, optimaal geladen
2) Compressiesterkte, verpakking moet hele supply chain overleven
3) Functionaliteit
4) Voldoen aan wetgeving
5) De smaak en de geur van het product nt beïnvloeden
6) Duurzaamheid, geen overbodig materiaal gebruiken
Value of money uitstralen = je koopt een product waaraan je geld wil uitgeven, verpakking
moet dit idee ondersteunen
Big shelf impact = gebruiksgemak vr consument

7.3.2 De opbouw van verpakking in de logistieke keten


1) Containers/trailers/bulk
2) (Euro)pallets/big bags
3) Transport unit (TRU) = “palletten gestapeld”
4) Retail sales unit (RSU) = consumentenverpakking (kookinstructies..)
5) Trading unit (TDU) (retail) = gebruikt om op de schappen te zetten
6) Product zelf

7.3.3 Verpakkingstrends voor de toekomst (lezen)


 bioplastics zijn eigenlijk geen verpakkingen want biologisch afbreekbaar
 geen concurrent doordat hoge kostprijs
 slimme verpakkingen = veranderingen vaststellen en adequaat reageren

7.4 Retourlogisitek als onderdeel van servicelogistiek


1) Installatiemanagement
Gratis installatie, klanten zien dit als extra service, zekerheid

2) Onderhoudsmanagement
Preventief onderhoud of maintenance, eventuele problemen vaststellen, reserve
onderdelen (spare parts logistiek)

3) Retourlogistiek
Bieden retour van kapotte goederen bij aankoop nieuw product (herstelling terplekke of
retour, vervanging)

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)


lOMoARcPSD|6179383

7.5 Circulaire economie in de supply chain


1) Rethink
Efficiënter gebruikt worden
2) Refuse
Productie stopzetten of vervangen
3) Re-use
Gebruikt worden door een andere
4) Repair
Hersteld worden
5) Remanufacture
Wijziging in nieuw product
6) Recycle
Recyclage
7) Recover
Terugwinning van energie uit gebruikte
materialen.

 Ladder van lansink = “ideale” manier waarop we met de creatie van afval moeten omgaan

STAP 1 voorkomen
Beter voorkomen dan genezen, zo weinig mogelijk
afval creëren
STAP 2 hergebruiken
Wnr afval toch gemaakt moet worden best zoveel
mogelijk hergebruiken
STAP 3 recyclage
Wnr hergebruik nt van toepassing is deel ervan
recycleren
STAP 4 verbranden
Niet zomaar verbranden
STAP 5 verbranden zonder recuperatie en storten
TE VERMIJDEN trap

Gedownload door Siebe De Brandt (siebe.debrandt@student.arteveldehs.be)

You might also like