Deel 3: Landschapsvorming + duurzame ingrepen (p L 1 - L 21)
1. Wat bedoelt men met erosie? Beschrijf de 3 werkingen van erosie. Verwering: kapot breken Transporteren sedimentatie 2. Duid op de foto’s ( p L 1 tot L 3) de werkingen van erosie die je op de foto ziet + geef er uitleg bij (welke werking kan je waar juist op de foto waarnemen)? 1/2/1,2,3/3 3. De toepassingsoefeningen die bij de foto’s staan kunnen antwoorden en uitleggen. ja 4. Leg uit door welke werking normaal gezien: “een zandstrand” of “natuurlijke” duinen” ontstaan. 5. Leg het dynamisch evenwicht van opbouw en afbraak uit dat aan de kust ontstaat. Maak een schets bij je uitleg, geef uitleg en markeer in kleur waar je dat aspect van je uitleg kan merken op je tekening (markeer je uitleg in dezelfde kleur als het bijpassende deel in je tekening). 6. Wat is een adaptatieplan? Leg uit waarom het kustbeschermingsplan “ De Vlaamse baaien” een adaptatieplan is. 7. Door welke invloed van de mens werd het adaptatieplan steeds meer nodig? Leg kort uit. 8. Welke duurzame wijziging aan de kust stelt men voor in het plan “De Vlaamse Baaien”. Waarom? Wat wil men daarmee bereiken? 9. De foto’s van p 5 onderaan: welk proces zie je op die foto’s? Welke ingreep heeft de mens gedaan, wat was de bedoeling er van ? Is het een duurzame ingreep? Leg uit waarom wel of niet. 10. Op welke manier houdt het plan “de Vlaamse Baaien” rekening met de 3 aspecten van duurzaamheid. Leg uit per aspect en duid ook concreet met vbn aan op het plan p 6. 11. Welk verschil is er tussen de bodems in Vlaanderen en die in Wallonië? 12. Teken een dwarsdoorsnede van België van N naar Z, markeer er de 3 verschillende gronden op aan in kleur. 13. Welke omstandigheden waren er nodig om die 3 verschillende grondsoorten te laten ontstaan daar? (de algemene omstandigheden kunnen aanduiden op kaartje p 7) 12. Waar zijn er leemgronden kunnen ontstaan in België? Leg uit waarom daar, met een tekening er bij (dwarsdoorsnede België). Markeer iets van je uitleg in kleur op je tekening. 13. Waar zijn er vooral zandgronden te vinden in België? Leg uit waarom daar, met een tekening er bij (dwarsdoorsnede België). Markeer iets van je uitleg in kleur op je tekening. 14. Leg uit hoe uit een gesteente een bodem ontstaat. Welke aspecten maken een bodem vruchtbaarder? 15. Wat is de invloed van de bodem op het klimaat? Leg uit. 16. Wat kan je afleiden uit de proef op de foto p 10 bovenaan? Leg uit en beschrijf hoe je dat op de foto kan waarnemen. 17. Wat is de invloed van chemische bestrijding op bodemerosie? Leg uit. 18. Wat is de invloed van grootschalige monocultuur op bodemerosie? Leg uit. 19. Wat is de invloed van de manier van bodembewerking (bvb. ploegen) op bodemerosie? Leg uit. 20. Wat is de invloed van het gebruik van kunstmest op bodemerosie? Leg uit. 21. Waarom is het belangrijk om vooral erosie van de leemgronden in België tegen te gaan? Leg uit. (extra info die nog bij de foto p 11 onderaan zou moeten staan: vooral de leemstreken van het heuvelige midden België zijn gevoelig voor erosie) 22. Duid de duurzame erosiemaatregelen aan op de foto p 12 en leg per maatregel uit waarom die kan helpen. 23. Waarom is er zoveel overstromingsgevoelig gebied in Vlaanderen? Leg uit (met tekening erbij). 24. Wat bedoelt men met “een alluviale vlakte”. Leg uit + ook kunnen aanduiden op een foto (zoals bvb op p 14). 13. Waar in België komen de meeste alluviale vlaktes voor + waarom daar? (op de bodemkaart van België de alluviale vlaktes kunnen terugvinden) 14. Wat wordt er bedoeld met de “watertoets” + waarom werd die verplicht. 15.a. Waarom heeft het zo lang geduurd voor dat de overheid in Vlaanderen beslist heeft dat er niet meer mag gebouwd worden in overstromingsgevoelig gebied? Leg uit. (geef 2 verschillende soorten redenen) 15.b. Wat is “planschade”, leg uit en geef een concreet vb. 16.a. “Dorpspolitiek kan de gemeenschap veel belastinggeld kosten”. Leg uit met als voorbeeld de situatie ivm de “watertoets”. 16.b. Welke oplossing kan daaraan verhelpen? Leg kort uit waarom. 17. Wat bedoelt men met “de regularisatie van de rivier”. Leg uit en geef enkele concrete voorbeelden van regularisatie. 18. Welke gevolgen heeft de regularisatie van rivieren op de waterkwaliteit? Leg uit. 19. Welke gevolgen heeft de regularisatie van rivieren op het algemene overstromingsgevaar? Leg uit. 20. Welke gevolgen heeft het gewijzigd bodemgebruik gehad op het algemene overstromingsgevaar? Leg uit. 21. Welke gevolgen heeft het gewijzigde bodemgebruik gehad op de drinkwater- voorraden ? Maak een tekening bij je uitleg. 22. Wat is de invloed van het gewijzigde bodemgebruik op de watervoerende laag en de watertafel? Leg uit met een tekening. 23. Geef 2 duurzame oplossingen die helpen tegen het algemene overstromingsgevaar. Leg helemaal uit waarom ze er tegen helpen. 24. Geef 2 duurzame oplossingen die helpen om drinkwatertekort in België te vermijden. Leg helemaal uit waarom ze er tegen helpen. 25. Geef 2 duurzame oplossingen die helpen om de waterkwaliteit in België te Verbeteren. Leg uit waarom ze helpen 26. Leg uit wat men bedoelt met “het systeem van vertraagde afvoer”? Leg ook uit waarvoor het een duurzame oplossing kan zijn. 27. Op de foto’s van p 18-19 kunnen aanduiden welke duurzame oplossing wordt getoond en kunnen uitleggen waartegen die helpt + waarom. 28. Nieuwe bouwvoorschriften als “verplichte opvang van regenwater”, of verplicht een “hergebruiksysteem voor grijs water” installeren helpen tegen welke problemen? Leg uit waarom ze daar tegen helpen. 30. Wat bedoelt men met “het sigmaplan Vlaanderen” ? Leg uit + ook waarom dat plan nodig was. 31. Wat bedoelt men met “de dijkparadox” ? + Leg de paradox ook uit. 32. Wat zijn GOG’s? Wat is het nut ervan? Leg uit. 33. De GOG + de soorten dijken kunnen aanduiden op de foto’s en figuren p 20 + op het kaartje p 21 bovenaan. 34. Wie protesteerde tegen de GOG van Kruibeke en waarom? Leg kort uit. 35. Welke extra functies kunnen GOG’s nog hebben (naast hun “overstromings- remmende functie)?